NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON KONINGIN HELENA 28e Jaargang. No. 8558 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DINSDAG 16 MEI 1911 B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN PER DRIE MAANDEN: Voor Haarlem1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)„1.30 Franco per post door Nederland„1.65 Afzonderlijke nummers0.02 K Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PËEREB00M. AD VERTENTIËN: Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels ƒ1.elke regel meer 0.20. Reclames 30 Cent per regeL Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing; 50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant. Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van bulten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. I860. Penslonesrlog van de Politie. Er waait een goede wind voor onze politie. Wel heeft zij lang moeten wachten op een beschikking op haar in Augustus van het vorige jaar al ingediende requesten, maar de voor stellen, die nu door B. en W. aan den Raad worden gedaan, zijn dan ook een stap in de goede richting, al zul len adressanten niet alles verkrijgen wat zij vragen. Het zijn vooreerst de agenten van politie der 4de klasse, die hun loon van 20 op 22 cts. per uur gebracht zulffin zien. Belangrijker nog is even wel de kans op een vrijen dag om de 9 dagen (tot dusver om de 14 dagen) en vooral het voorstel betreffende de pensioneering. Ik heb in een vorig artikel de gele genheid geluid, te doen opmerken, dat er een verband bestaat tusschen den tijd van pensioneering en de vrije dagen en dat het ten slotte voor een mensch niet de vraag moet wezen, hoe kort, maar wel hoe lang hij zijn arbeid zal kunnen blijven verrichten. De politie is eenmaal een eigenaardi ge instelling, die met andere takken van gemeentedienst niet kan worden vergeleken, zoodat ook de rustdagen niet op dezelfde wijze kunnen worden bepaald. Het ideaal van den vrijen Zondag is daarom nooit te bereiken, maar nu voorgesteld wordt een vrije dag om de 9 dagen, is al veel verbete ring verkregen. Ik kan mij niet goed voorstellen, dat de Raad, al kost de maatregel geld, daarop niet in zou gaan. Minder eenvoudig is de pensioen- quaestie. In het Raadsstuk worden feitelijk drie systemen ontvouwd. Dat van de Haarlemsche Politievereeni- ging gaat het verst. Zij wenscht, dat de agenten op 55-jarigen leeftijd en met 30 dienstjaren aanspraak op vol ledig pensioen kunnen laten gelden, welke termijnen nu 65 jaar en 40-ja- rige leeftijd zijn. En de Bond van gemeente-politiebeambten in Neder land ondersteunt dat verzoek. Het tweede stelsel, dat van B. en W., wijkt hiervan belangrijk af. Het schrijft niet gebiedend voor, dat agenten van politie in elk geval op hun 55ste jaar zuilen worden gepen sioneerd, maar opent daartoe de mo gelijkheid, wanneer na het bereiken van dien leeftijd uit een verklaring van twee geneeskundigen blijkt, dat zij door vermindering van ziels- of lichaamsvermogens (of beide) onge schikt geworden zijn. Het derde stelsel is dat vun de min derheid van B. en W., die het maken van bijzondere bepalingen voor de pensioneering van politiedienaren on- j gewenscht acht. Men kan dus zeggen, j dat het voorstel der meerderheid van het College het midden, ik zou er wil len bijvoegen het juiste midden, houdt. In het algemeen la het zeker hoogst moeilijk te bepalen, hoeveel slijtage, om het zoo te noemen, een bepaald vak bij den beoefenaar daarvan ver oorzaakt. Ook dus bij den politie man. Men kan, als indertijd een po- litie-autoriteit deed, den arbeid van den agent luchtiglijk omschrijven al dus „hij let een beetje op en wan delt wat", men kan ook in het andere uiterste vervallen en een somber tafe reel ophangen van de inspanning, die lichaam en geest zich moeten ge troosten, om de afwisselende dag- en nachttaak naar behooren te vervul len. Het is hier zoo geheel en al een zaak van persoonlijke waardeering, dat ik mij iemand voorstellen kan, die wanneer hem op het vermoeiende van de surveillance gewezen wordt, ten antwoord geeft, dat de politieman in elk geval het voordeel heeft van in de open lucht te verblijven. Persoon lijk gevoel ik het meest voor de ge matigde opinie van B. en W., „dat zoowel de voortdurende werkzaam heid, des nachts zoowel als overdag, bij verschillende weersgesteldheid in de open lucht, als de onafgebroken oplettendheid en tegenwoordigheid van geest, die van den politiebeambte worden gevraagd, zware eischen stel len aan diens physieke krachten." Mits, mag er aan toegevoegd wor den, onderscheid wordt gemaakt tus schen de verschillende personen. Niet gelijkelijk werkt de vermoeienis op de enkelingen in. De een "zal op zijn 55ste jaar nog frisch en ferm. de ander op dienzelfden leeftijd op en versleten zijn. Waarom zou dan de eerste den dienst met vol pensioen verlaten? Ver geten mag ook niet worden, dat hot toeval hier een belangrijke rel kan spelen. De eene agent kan fortuinlij ker wezen, dan de andere. Terwijl A. meermalen in sterk spannende moei lijkheden komt, loopt B. vrij van der gelijke bezwaren. Daarom schijnt de regeling door de meerderheid van B. en W. voorgesteld inderdaad, de ware Ontsla den man, die niet meer kan, op 55-jarigen leef tijd met vol pensioen, houd den stevi ger klant, die nog zeer goed mee kan, in dienst. Alleen heb ik in het stuk niet gevonden, op welke manier B. en W. dit punt wenschen to regelen. Zal elke politieman ongevraagd op zijn 55ste jaar worden gekeurd? Of moet hij dat zelf aanvragen? Zal, wanneer hij na het 55ste jaar eenmaal is goedgekeurd, geen nader onderzoek meer plaats hebben en deze keuring dus voor tien jaar gelden? Dat zal toch zeker niet de bedoeling zijn. Misschien zou het overweging verdienen, dat na het 55ste jaar de keuring, ongevraagd, van jaar tot jaar wordt herhaald. In het request van den Bond van gemeente-politiebeambten komt een zinsnede voor. die in verband met deze quaestie wel de aandacht verdient. Het is deze. dat politicbeambten nim mer op zoo jeugdigen leeftijd worden aangesteld, als zulks met andere ambtenaren en beambten kan gescliie- den, waardoor zij ook op lateren leef tijd dan deze worden gepensioneerd. De opmerking is juist, maar wijst ook op een fout, namelijk dat de poli tie tot dusver nog te weinig als een vak wordt beschouwd. Jonge mannen kiezen het niet zoo als zij kiezen om timmerman, metse laar of stucadoor te worden. Ik wil niet zeggen, dat de menschen alleen politieagent worden om het vaste loon, het pensioen en om werkloosheid te ontgaan, maar allen zijn eerst wat an ders geweest en eén agent van politie van 25 jaar is stellig een witte raaf. Waarschijnlijk zal de bepaling die B. en Wi nu voorstellen, de liefhebbe rij in het vak als zoodanig wel ver- grooten. Zij kan aldus een begin wor den van een beteren toestand. Met de opleiding van den rustbewaarder lieeft de openbare meening zich tot dusver weinig bemoeid. Zij vindt het heel natuurlijk, dat er vakscholen zijn voor bouwvakken, maar laat aan de politiedienaren over. zichzelf te ont wikkelen. En wel nadat zij in dienst zijn getreden. Ni ij dunkt, dat het vak belangrijk genoeg is om daar voor cursussen op te richten, vóórdat de menschen in dienst komen. Zij hebben dan meer tijd voor studie en ook grooter geschiktheid, dan op ouderen leeftijd. Indien nu de Raad ae belangrijke concessie doet, door B. en W. voor gesteld, zal hij wellicht tevens maat regelen beramen, om wat „zuiniger" op den politiedienaar te zijn. Nog al tijd kunnen wij de ergerlijke worste lingen zien, die de politie nu en dan gedwongen is te houden met rustver stoorders en gevolgd door wanorde lijke optochten roet weerspannige ar restanten naar het bureau in de Srae- destraat. Zulke tooneelen zijn zeker voor lichaam en ziel van den politie man hor- nadeelig. Indertijd heb ik een middel aan de hand gedaan, om daaraan een einde te maken. J. C. P. Buitenlandsch Overzicht Men weet het reeds, dat DE KEIZER VAN DU1TSCHLAND IN ENGELAND is aangekomen. Gistel-middag had de ontmoeting tusschen de vorsten plaats, op hel Victoria-station te Lon den. Het moet een hartelijke begroe ting zijn geweest, zonder veel officieel vertoon. Keizer en Koning gaven el kaar echt vriendschappelijk de hand; de Keizer kuste do Koningin, de Ko ning do Keizerin. De vorsten droegen burgerkleeding zeker om moer in den geest to vallen van het Engelscbe volk, dat veel minder uniform-verheerlijkend is, dan b.v. de Duitschers. Het was toch een schitterende in tocht Langs den weg van het station naar het Buckingham Pal ace stond een zeer talrijke schare belangstellen den, die den Keizer hartelijk een „welkom toeriepen. Nu is Wilhelm in Engeland Wat zul het resultaat van dit bezoek zijn Diplomatiek is de conclusie van een der correspondenten te Londen, die beweert „Indien deze ontmoeting tusschen Keizer en Koning mag worden geacht een bewijs te zijn van de vriendelijke betrekkingen tusschen de beide na tiën, dan moeten deze ongetwijfeld schitterend zijn." Wat een voorzichtige verklaring. En toch is niet heel vee! verder te gaan. hoewel toch niet tegengespro ken kan worden, dat het bezoek in elk geval aan een meer goede ver standhouding bevorderlijk zal zijn. Europa zal er wel bij varen 1 De buitenlandsehe politiek van En geland is In de laatste jaren nogal vredelievend. Anders is het evenwel met de binnen landsche POLITIEK IN ENGELAND, want daar is het een geduchte strijd. De vetowet is m het Lagerhuis met 362 tegen 241 stemmen, onder geest driftig gejuich van de regeeri rij partijen, aangenomen. De minister-president Asquith ver klaarde in den loop der debatten, dat wanneer ooit een wet gezag had dooi de instemming van de kiezers, het de vetowet was. Het is daarom de plicht van het parlement dit voorstel tot wet te verheffen. Minister Churchill zei aan het ein de van het debat In naam van de eenheid en den vooruitgang vragen we, dat dit voorstel wordt aangeno men en we zullen er zeker voor zor gen, dat het tot wet wordt verheven. Dit zijn krasse toezeggingen van de regeeringstafel. Wat zullen de minis ters evenwel doen, om de tegenstrib belende Lords klein te krijgen Voor deze vraag, men kan zelfs zeggen voor dit vraagstuk, is in Engeland, en ook ver daarbuiten, veel belang stelling. UIT MAROKKO is nog niet veel nieuws, alleen het volgende telegram uit Tanger „In den nacht van 13 <»j> 14 Mei heeft een sterke vijandelijke troep tweemaal een aanval trachten te doen op het kamp der colonnes Brulard en Gouraud te SaJlaito. Er wei-den een aantal lijken van Marokkanen gevonden, aan Fransclie zijde werd slechts één man gedood." In de pers worden de beschouwin gen over de Marokkaansche zaken natuurlijk voortgezet. Vooral DE HOUDING DER FRANSCHEN wordt nog druk besproken. De mededeeling van de Fransclie regeering, dat zij bevel heeft gegeven tot bezetting van Fez, vindt in vele Fransclie bladen eon weinig gunstige beoordeeling. Zoo schrijft de „Nouvelles" „Generaal Meinier heeft dus bevel ontvangen Fez te bezetten. De regee- ring heeft evenwel tot dusverre steeds ontkend een zoodanige» last te heb ben gegeven en dus de openbare mee ning willens en wetens om den tuin geleid. Dit is voor alle eerlijke lieden, die- met aan de oprechtheid van mi nister Cruppi hebben getwijfeld, een ernstige teleurstelling. Frankrijk is dus op een verove ringstocht uit, terwijl wij meenden, dat er slechts sprake was van een politiemaatregel Het is nu maar te hopen, dat Cruppi zich van de goedkeuring der belanghebbende mogendheden heeft verzekerd, voor hij tiet land op dezen avontuurlijkon weg leidde De „Débats" laat zich aldus uit „Ziet de regeering zich genoodzaakt den kring van haar militaire opera ties in Marokko steeds verder uit te breiden Wanneer zij aldus voortgaat met het nemen van onvoorzichtige maat regelen, dan zal binnen korten tijd een legermacht van 30.000 man, ja, zelfs van 50.000, met meer voldoende zijn. Dan zal, wij men alle punten bezetten, een geheel leger noodigzijn. Hoe wil men dat bijeenbrengen 7 En bovendien zullen wij dan in Europa een speelbal van het toeval worden." Een Engelsch blad heeft een schrij ven ontvangen, waarin de oproerige Marokkaansche stammen verklaren, geenszins door haat of wrok jegens de Europeanen bezield te zijn hun eenig doel is, DEN WREEDEN SULTAN, Moclay Hafid, wiens brutale tirannie een schande is, met alken voor de Muzeliuansche wereld, maar voor de geheele nienschhcki, van den troon te stooten. „Deze barbaarsche wreedaard zoo zeggon de stamhoofden laat zonder eenige aanleiding ongelukki- gen, die hij tot slachtoffer uitgekozen lieeft, de handen afslaan en de bloe dige stompen daarna üi kokend pek dompelen. Hij laat hun tong, oogen en tanden uitrukken en hen verder op de uf schuwelijkste wijze verminken. Nu en dan werpt hij zijn slachtof fers in kuilen, waarin verscheurende dieren zijn gelaten, die de ongelukki ge n in stukken rijten. Hij is een dronkaard, een leuge naar en een woesteling. Wanneer de Christenen ook slechts bekend waren met de helft van de misdaden, aan welke hij zich sedert zijn troonsbestijging heeft schuldig gemaakt, wanneer zij wisten, dat hij zijn kaids de vrije hand laat om zijn volk te knevelen en te mishandelen, dan zouden zij, daarvan zijn wij over tuigd, ons helpen, in plaats van een expeditie uit te zenden tor ondersteu ning van dezen ellendeling, die een schande is voor de menschhcid. Wij verklaren hiermede, dat zoo ons vergund wordt een goeden sal tan, die onzen eerbied en dien' der Europeanen waaixtig is, te benoemen of zelfs als anderen dien voor ons benoemen, do ongeregeldheden on middellijk ten einde zullen zijn." Het nieuws over DE REVOLUTIE IN MEXICO is ook niet veel. Blijkens een bericht uit de stad Mexico is er weer kans, dat de vredesonderhandelingen her opend worden. Dan met meer succes De eendracht onder de rebellen is ook weer voorloopig hersteld. Blij kens de nader ontvangen berichten is deze ruzie zonder bloedvergieten af- geloopen. Het verloop van liet gebeur de was anders uan do eerste telegram men meedeelden. Orozco, de ontevreden aanvoegder, drong het bureau van Madero bin nen. Hij was gewapend mei een re volver. en op het zien hiervan nam Madcro. zonder bedenken, in allerijl de vlucht. Hij rende de deur uit en sprong in een auto. Maar Orozco zat hem op de hielen en belette hem het wegrijden, waarop Madero als de ver maarde romanheld, zijn tegenstander toeriep Hier ben ik, ik ben ongewa pend, dood mij Zooals dat in zulke omstandigheden gebruikelijk is, wierp de vervolger de revolver, weg Men hield daarop tot de verzamelde me nigte eenige geestdriftige toespraken, van edelmoedigheid overstroomend, gaf eikaar de hand, cn dc zaak was geëindigd. Van gevangen neming van Madero is dus blijkbaar geen sprake geweest In tusschen lieeft het gebeurde de verwarring in het kamp der opstan delingen doen toenemen en 't schijnt, dat dc ministers der voorloopige re- geering al vast hun ontslag hebben gevraagd. Zoo gaat het vaak, als men de huid van de:, beer al wil gaan verdeelen, voordat 't dier geschoten is DE OPSTAND IN ALBANIë. Vierhonderd opstandelingen be proefden een aanval op een Turksche afdeel ing, op de hoogten van Sjallé. Zij worden niet groote verliezen uit eengedreven. De Turken verloren 15 muii. De opstandelingen werden ook te Pouka teruggeworpen. DE OPSTAND TE YEMEN. De sjerif van Mekka is met 3000 opstandelingen slaags geweest. De opstandelingen hadden 9 doodon en 5 gewonden. Onze Lachhoek Foei, foei, wat ben je toch ondeu gend. knort oude tante ten slotte. Toen ik nog zoo n klein meisje was, wiesch ik mijn gezicht eiken dag twee keer! Elsje houdt even op met schreeu wen. Ja, zegt zij, en kijk eens hoe T er nu uitziet Ik onderstel, zei een opgewonden vriend tot den jongen vader, die hem zijn eersteling loonde, dat het kind in uw huis als een vriendelijk licht zal stralen, uw geluk verdubbelende. Ju, was het droge antwoord, de gasr eken ing is al verdubbeld. Stadsnieuws Asphaltbeslrating. Door eenige yereenigingen in onze stud was Maandagavond een verga dering belogd ter bespreking van het ongunstig prae-udvies van B. en W. inzake het verzoek oin de hoofdstra ten le asplialteeren. Een honderd per sonen heulden aan die uitnoodiging gevolg gegeven, waaronder wij de Raadsleden Van Rossum, Seignette, Schreuders, Schram, Bregonje, Mo- doo en Lasschuit opmerkten. (De hee- ren Van de Kauip en Visser waren aan de bestuurstafel gezeten). De heer Van der Most van Spijk, voorzitter der „Haarlemsche Handels- vereenigingopent de bijeenkomst namens do besturen van de vereeni- gingen en coinité's, die hieronder in de motie zijn aangeduid. Over liet ongunstig prae-advies van B. en sprekende, .egt de leider der bijeenkomst, dat er na het verschij nen een kreet van ontstem ming was opgegaan. Asphalt is geen luxe, betoogt spreker en merkt dan op, dut Haarlem, wat de bestrating betreft, bij haar zustersteden jaren ten achter is. Kou de asphalteering niet ineens geschieden, dan kunnen de kosten over eenigo jaren verdeeld worden. Iu Amsterdam worden de straten, die men moet opbreken, geasphal- teerd, zgt de heer Van Spijk, ook andere dan de hoofdstraten. Welis waar is asphalt iets kostbaarder, maar men moet thans hier iets doen. Spreker hoopt, dat de besprekingen dezen avond cr toe zouden bijdragon, om Haarlem aan asphalt te helpen. 1)0 voorzit tor weet, dat de Burge meester nota neemt van vergaderin- door Morloe Gerard. 53) Toen wendde Ulriko1 zich tot Alexan der. De doktoren zeggen, £at het van uw zorgen af zal hangen, of uw vrouw herstelt of niet. U kan op mij vertrouwen, dat beloof ik u, antwoordde de Prins. Dan moet u beginnen met nu te vertrekken, Hoogheid, want mijn patiënt lieeft nu al genoeg doorge maakt op één avond. Prins Alexander bukte zich en gaf Sophie oen kus. Mijn vrouwtje, zeihij. Ulriko bukte zich en kuste de hand van den Keizer. Dit alles is aan u te danken, sire En lieelemaal niet nan u? glim lachte de Keizer. Toen trok hij den arm van zijn noef door den zijnen, en samen verlieten zij het vertrek. De leden van ons huis houden altijd htm eens gegeven woord, zei de Keizer, toen ziji In het rijtuig stapten om naar het Paleis te rijden. Het was de eenige opmerking van Ferdinand over de rij gebeurtenissen, die nu tot een resultaat waren gebracht. Ik hoop voor geen hunner onder te doen, zei Alexander. HOOFDSTUK XXIX. De Gemaal der Koningin. Het was in de maand April. Eén heerlijke lente-atmosfeer hing in de lucht. De vogels en bloemen, alle schepselen der natuur verheugden zich in hun bestaan. Koningin Helena van Amphulia met haar gevolg en Gravin Lucic Vern- heim waren in Gronberg aangekomen. De Tlerteg van Longlands hield ver blijf op het naburige jachtslot. Bij hem logeerden de Prins van Helmburg- Wallen en eenige Engelse he bloedver wanten en vrienden van don gastheer. Want er was besloten, dat het huwe lijk tusschen den Hertog en de nicht der Koningin in de kapel van Gron berg zou plaats hebben. De laatste twee maanden waren doorgebracht met toebereidselen voor de groote gebeurtenis. Helena had zich met allen ijver, waartoe een vrouw in staat is, voor dit belangrijke feit ge ïnteresseerd en de Gravin had zich natuurlijk niet anders voor to doen dan zij was, om eenvoudig aan niets anders te donken. Het speet de Ko ningin niet, dat zij aldus gepréoccu- peerd was. want tijd te hebben beleokende te denken, en denken was twijfelen. Zij had natuurlijk den laatsten tijd den Hertog van Long- lands en Prins Maurits heel dikwijls ontmoet. Het herstel van den laatste had veel langer geduurd dan de dok toren eerst verwacht hadden. Hij was een herstellende zieke geweest bijna tot den tijd van vertrek van den Her tog uit Dursdorf, dat na eon week tus- sclienruimte gevolgd werd door dat van Hare Majesteit. Ziekte oefent al tijd op een vrouw groote aantrekkings kracht uit en vooral wanneer die ziek te liet gevolg is van een heldhaftige daad. De Prins was zich niet bewust van het aantrekkelijke van zijn eigen lichamelijker! toestand, feitelijk had het zoo op zijn zenuwen gewerkt, dat hij er nog echroomvalliger dan vroe ger door geworden was. .Maurits twij felde, maar niet zooals de Koningin. Hij twijfelde aan zichzelfaan zijn kansen o™ succes. Zij twijfelde, om dat zij vreesde, dat hij niét voor haar zou voelen, wat zij geleerd had voor hem te voelen. Want zijn schroomval ligheid had hem verlegen en terugge trokken gemaakt. Hij trok zich terug, terwijl juist nu van hem geëischt werd zich te uiten Helena legde de oor zaak van die teruggetrokkenheid ver keerd uit. De week in Dursdorf, nadat de Prins en Hertog vertrokken waren, duurde eindeloos lang. Alle toebe reidselen voor het huwelijk waren ge troffen De Koningin en Gravin kud den niets anders meer te doen don te denken en wederkeerige verlegen heid hield haar er van terug hardop te denken. De kleine Gruvin was stil, want het naderen van liet gewichtige moment stemde haar tot ernst. Zij had zoo innig lief en zag er toch te genop. Do Koningin was stil, omdat zij in haar eigen hort hud gelezen en liet geheim zichzelf niet durfde toe fluisteren. Zij had gegeven, wut zij niet terug kon nomen, wat haur niet gevraagd was maar zelfs in gedachte wilde zij dat niet onder woorden brengen. Haar geheim zat veilig achter slot en grendel in do diepste schuilhoeken van haar hart. Zij had haar uiterste best gedaan om den sleutel weg te gooien, maar do wilskracht had liuar duidelijk aangegeven grenzen. Zwijgend dus, wederkeerig gesloten over do roerselen van haar gemoed gingen Helena en Lucie naar Gron berg Het huwelijk kwam nader. Den dag voor de belangrijke gebeurtenis gaf dc Koningin een lunch op het kasteel, waartoe de Hertog en zijn gasten wa ren uitgenoodigd. Na don lunch werd er een wandel rit georganiseerd. Dat was een geluk kige gedachte, want er zijn oogenblik- ken, die door voortdurende afwisse ling moeten worden aangevuld. Spoedig reden de voornaamste dee»l- genooteu paarsgewijze bijna zond- doel weg. De Hertog en Gravin na tuurlijk samen. De Koningin reed voorop met den Prins van llelmburg- Wallen naast haar. Boven hun hoof den ontwaakten de boomen, geholpen door de zon, tot zichtbaar leven. Schilderachtige groepen herten graasden op de grasvlakten, staken hun kop op en draafden weg, zoodra de ruiters hun gevoelige zenuwen kwamen storen door te dicht in hun nabijheid te komen. De Prins voelde het opwekkende van de prikkelende lucht. De lichaams zwakte was geweken en daarmee het gevoel van minderwaardigheid, van zelfonderschatting. Evenals de na tuur. ontwaakte ook hij tot nieuw le ven. De beweging van het paardrij den bracht hier aan nog het zijne toe. Het was toch schoon te leven. Leven was liefhebben. Langzamerhand werd de afstand van de Koningin en Prins Maurits met het overige gedeelte van liet gezel schap grooter en grooter, totdat de eerste, toen zij zich omkeerde geen van haar gasten meer zag. Prins Ik zie de overigen van het gezelschap niet meerik denk, dat zij zich vereist hebben en een vor- keerde richting zijn ingeslagen, zei Helena zenuwachtig. De Prins vond het heelemaal niet onmogelijk, dat als de Hertog van Longlands hier de hand in had, er meer reden was om aan opzet dan aan toeval le denkenmaar hij hield dit voor zich. ik geloof niet. Majesteit, dat u zich ongerust behoeft te maken. Zij zullen wel weer op den weg komen. Het 13 onmogelijk om in het par k ver dwaald te raken. Ieder pad leidt naar het Kasteed. Maurits wist heel goed, dat Helena van AmphuJia zich heelemaal niet angstig maakte over haar gasten. Als zij zich zenuwachtig voelde, dan was het om een geheel andere reden. Iletzij met opzet of niet, de Konigln on de Prins reden in de richting van dezelfde plaats, waar Helena het mos was gaan zoeken, dat zij noodig had, waar zij het avontuur had meege maakt, dat zoo licht noodlottig had. kunnen afloopcn, waar zij uit een niet gering persoonlijk gevaar gered was door den man, die aan haar zijde reed. Een merkwaardige verlegenheid had zich van de Koningin meester ge maakt. terwijl zij werktuigelijk haar paard mennend, voortreed Haar le ven was als een half uitgewisclite schilderij, bet verleden, het heden, de toekomst alles vloeide ineen. (Slot volgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 5