NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON
KONINGIN HELENA
28e Jaargang. No. 8558
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DINSDAG 16 MEI 1911 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)„1.30
Franco per post door Nederland„1.65
Afzonderlijke nummers0.02 K
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PËEREB00M.
AD VERTENTIËN:
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ƒ1.elke regel meer 0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing;
50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant.
Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van bulten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. I860.
Penslonesrlog van de Politie.
Er waait een goede wind voor onze
politie. Wel heeft zij lang moeten
wachten op een beschikking op haar
in Augustus van het vorige jaar al
ingediende requesten, maar de voor
stellen, die nu door B. en W. aan den
Raad worden gedaan, zijn dan ook
een stap in de goede richting, al zul
len adressanten niet alles verkrijgen
wat zij vragen.
Het zijn vooreerst de agenten van
politie der 4de klasse, die hun loon
van 20 op 22 cts. per uur gebracht
zulffin zien. Belangrijker nog is even
wel de kans op een vrijen dag om de
9 dagen (tot dusver om de 14 dagen)
en vooral het voorstel betreffende de
pensioneering.
Ik heb in een vorig artikel de gele
genheid geluid, te doen opmerken, dat
er een verband bestaat tusschen den
tijd van pensioneering en de vrije
dagen en dat het ten slotte voor een
mensch niet de vraag moet wezen,
hoe kort, maar wel hoe lang hij zijn
arbeid zal kunnen blijven verrichten.
De politie is eenmaal een eigenaardi
ge instelling, die met andere takken
van gemeentedienst niet kan worden
vergeleken, zoodat ook de rustdagen
niet op dezelfde wijze kunnen worden
bepaald. Het ideaal van den vrijen
Zondag is daarom nooit te bereiken,
maar nu voorgesteld wordt een vrije
dag om de 9 dagen, is al veel verbete
ring verkregen. Ik kan mij niet goed
voorstellen, dat de Raad, al kost de
maatregel geld, daarop niet in zou
gaan.
Minder eenvoudig is de pensioen-
quaestie. In het Raadsstuk worden
feitelijk drie systemen ontvouwd. Dat
van de Haarlemsche Politievereeni-
ging gaat het verst. Zij wenscht, dat
de agenten op 55-jarigen leeftijd en
met 30 dienstjaren aanspraak op vol
ledig pensioen kunnen laten gelden,
welke termijnen nu 65 jaar en 40-ja-
rige leeftijd zijn. En de Bond van
gemeente-politiebeambten in Neder
land ondersteunt dat verzoek.
Het tweede stelsel, dat van B. en
W., wijkt hiervan belangrijk af. Het
schrijft niet gebiedend voor, dat
agenten van politie in elk geval op
hun 55ste jaar zuilen worden gepen
sioneerd, maar opent daartoe de mo
gelijkheid, wanneer na het bereiken
van dien leeftijd uit een verklaring
van twee geneeskundigen blijkt, dat
zij door vermindering van ziels- of
lichaamsvermogens (of beide) onge
schikt geworden zijn.
Het derde stelsel is dat vun de min
derheid van B. en W., die het maken
van bijzondere bepalingen voor de
pensioneering van politiedienaren on- j
gewenscht acht. Men kan dus zeggen, j
dat het voorstel der meerderheid van
het College het midden, ik zou er wil
len bijvoegen het juiste midden,
houdt.
In het algemeen la het zeker hoogst
moeilijk te bepalen, hoeveel slijtage,
om het zoo te noemen, een bepaald
vak bij den beoefenaar daarvan ver
oorzaakt. Ook dus bij den politie
man. Men kan, als indertijd een po-
litie-autoriteit deed, den arbeid van
den agent luchtiglijk omschrijven al
dus „hij let een beetje op en wan
delt wat", men kan ook in het andere
uiterste vervallen en een somber tafe
reel ophangen van de inspanning,
die lichaam en geest zich moeten ge
troosten, om de afwisselende dag- en
nachttaak naar behooren te vervul
len. Het is hier zoo geheel en al een
zaak van persoonlijke waardeering,
dat ik mij iemand voorstellen kan,
die wanneer hem op het vermoeiende
van de surveillance gewezen wordt,
ten antwoord geeft, dat de politieman
in elk geval het voordeel heeft van in
de open lucht te verblijven. Persoon
lijk gevoel ik het meest voor de ge
matigde opinie van B. en W., „dat
zoowel de voortdurende werkzaam
heid, des nachts zoowel als overdag,
bij verschillende weersgesteldheid in
de open lucht, als de onafgebroken
oplettendheid en tegenwoordigheid
van geest, die van den politiebeambte
worden gevraagd, zware eischen stel
len aan diens physieke krachten."
Mits, mag er aan toegevoegd wor
den, onderscheid wordt gemaakt tus
schen de verschillende personen. Niet
gelijkelijk werkt de vermoeienis op de
enkelingen in. De een "zal op zijn 55ste
jaar nog frisch en ferm. de ander op
dienzelfden leeftijd op en versleten
zijn. Waarom zou dan de eerste den
dienst met vol pensioen verlaten? Ver
geten mag ook niet worden, dat hot
toeval hier een belangrijke rel kan
spelen. De eene agent kan fortuinlij
ker wezen, dan de andere. Terwijl A.
meermalen in sterk spannende moei
lijkheden komt, loopt B. vrij van der
gelijke bezwaren.
Daarom schijnt de regeling door de
meerderheid van B. en W. voorgesteld
inderdaad, de ware Ontsla den man,
die niet meer kan, op 55-jarigen leef
tijd met vol pensioen, houd den stevi
ger klant, die nog zeer goed mee kan,
in dienst. Alleen heb ik in het stuk
niet gevonden, op welke manier B. en
W. dit punt wenschen to regelen. Zal
elke politieman ongevraagd op zijn
55ste jaar worden gekeurd? Of moet
hij dat zelf aanvragen?
Zal, wanneer hij na het 55ste jaar
eenmaal is goedgekeurd, geen nader
onderzoek meer plaats hebben en deze
keuring dus voor tien jaar gelden?
Dat zal toch zeker niet de bedoeling
zijn. Misschien zou het overweging
verdienen, dat na het 55ste jaar de
keuring, ongevraagd, van jaar tot
jaar wordt herhaald.
In het request van den Bond van
gemeente-politiebeambten komt een
zinsnede voor. die in verband met deze
quaestie wel de aandacht verdient.
Het is deze. dat politicbeambten nim
mer op zoo jeugdigen leeftijd worden
aangesteld, als zulks met andere
ambtenaren en beambten kan gescliie-
den, waardoor zij ook op lateren leef
tijd dan deze worden gepensioneerd.
De opmerking is juist, maar wijst
ook op een fout, namelijk dat de poli
tie tot dusver nog te weinig als een
vak wordt beschouwd.
Jonge mannen kiezen het niet zoo
als zij kiezen om timmerman, metse
laar of stucadoor te worden. Ik wil
niet zeggen, dat de menschen alleen
politieagent worden om het vaste loon,
het pensioen en om werkloosheid te
ontgaan, maar allen zijn eerst wat an
ders geweest en eén agent van politie
van 25 jaar is stellig een witte raaf.
Waarschijnlijk zal de bepaling die
B. en Wi nu voorstellen, de liefhebbe
rij in het vak als zoodanig wel ver-
grooten. Zij kan aldus een begin wor
den van een beteren toestand. Met de
opleiding van den rustbewaarder
lieeft de openbare meening zich tot
dusver weinig bemoeid. Zij vindt het
heel natuurlijk, dat er vakscholen zijn
voor bouwvakken, maar laat aan de
politiedienaren over. zichzelf te ont
wikkelen. En wel nadat zij in
dienst zijn getreden. Ni ij dunkt, dat
het vak belangrijk genoeg is om daar
voor cursussen op te richten, vóórdat
de menschen in dienst komen. Zij
hebben dan meer tijd voor studie en
ook grooter geschiktheid, dan op
ouderen leeftijd.
Indien nu de Raad ae belangrijke
concessie doet, door B. en W. voor
gesteld, zal hij wellicht tevens maat
regelen beramen, om wat „zuiniger"
op den politiedienaar te zijn. Nog al
tijd kunnen wij de ergerlijke worste
lingen zien, die de politie nu en dan
gedwongen is te houden met rustver
stoorders en gevolgd door wanorde
lijke optochten roet weerspannige ar
restanten naar het bureau in de Srae-
destraat. Zulke tooneelen zijn zeker
voor lichaam en ziel van den politie
man hor- nadeelig. Indertijd heb ik
een middel aan de hand gedaan, om
daaraan een einde te maken.
J. C. P.
Buitenlandsch Overzicht
Men weet het reeds, dat
DE KEIZER VAN DU1TSCHLAND
IN ENGELAND
is aangekomen. Gistel-middag had de
ontmoeting tusschen de vorsten
plaats, op hel Victoria-station te Lon
den. Het moet een hartelijke begroe
ting zijn geweest, zonder veel officieel
vertoon. Keizer en Koning gaven el
kaar echt vriendschappelijk de hand;
de Keizer kuste do Koningin, de Ko
ning do Keizerin.
De vorsten droegen burgerkleeding
zeker om moer in den geest to
vallen van het Engelscbe volk, dat
veel minder uniform-verheerlijkend
is, dan b.v. de Duitschers.
Het was toch een schitterende in
tocht Langs den weg van het station
naar het Buckingham Pal ace stond
een zeer talrijke schare belangstellen
den, die den Keizer hartelijk een
„welkom toeriepen.
Nu is Wilhelm in Engeland Wat
zul het resultaat van dit bezoek zijn
Diplomatiek is de conclusie van
een der correspondenten te Londen,
die beweert
„Indien deze ontmoeting tusschen
Keizer en Koning mag worden geacht
een bewijs te zijn van de vriendelijke
betrekkingen tusschen de beide na
tiën, dan moeten deze ongetwijfeld
schitterend zijn."
Wat een voorzichtige verklaring.
En toch is niet heel vee! verder te
gaan. hoewel toch niet tegengespro
ken kan worden, dat het bezoek in
elk geval aan een meer goede ver
standhouding bevorderlijk zal zijn.
Europa zal er wel bij varen 1
De buitenlandsehe politiek van En
geland is In de laatste jaren nogal
vredelievend. Anders is het evenwel
met de binnen landsche
POLITIEK IN ENGELAND,
want daar is het een geduchte strijd.
De vetowet is m het Lagerhuis met
362 tegen 241 stemmen, onder geest
driftig gejuich van de regeeri rij
partijen, aangenomen.
De minister-president Asquith ver
klaarde in den loop der debatten, dat
wanneer ooit een wet gezag had dooi
de instemming van de kiezers, het de
vetowet was. Het is daarom de plicht
van het parlement dit voorstel tot wet
te verheffen.
Minister Churchill zei aan het ein
de van het debat In naam van de
eenheid en den vooruitgang vragen
we, dat dit voorstel wordt aangeno
men en we zullen er zeker voor zor
gen, dat het tot wet wordt verheven.
Dit zijn krasse toezeggingen van de
regeeringstafel. Wat zullen de minis
ters evenwel doen, om de tegenstrib
belende Lords klein te krijgen Voor
deze vraag, men kan zelfs zeggen
voor dit vraagstuk, is in Engeland,
en ook ver daarbuiten, veel belang
stelling.
UIT MAROKKO
is nog niet veel nieuws, alleen het
volgende telegram uit Tanger
„In den nacht van 13 <»j> 14 Mei
heeft een sterke vijandelijke troep
tweemaal een aanval trachten te doen
op het kamp der colonnes Brulard en
Gouraud te SaJlaito.
Er wei-den een aantal lijken van
Marokkanen gevonden, aan Fransclie
zijde werd slechts één man gedood."
In de pers worden de beschouwin
gen over de Marokkaansche zaken
natuurlijk voortgezet. Vooral
DE HOUDING DER FRANSCHEN
wordt nog druk besproken.
De mededeeling van de Fransclie
regeering, dat zij bevel heeft gegeven
tot bezetting van Fez, vindt in vele
Fransclie bladen eon weinig gunstige
beoordeeling.
Zoo schrijft de „Nouvelles"
„Generaal Meinier heeft dus bevel
ontvangen Fez te bezetten. De regee-
ring heeft evenwel tot dusverre steeds
ontkend een zoodanige» last te heb
ben gegeven en dus de openbare mee
ning willens en wetens om den tuin
geleid. Dit is voor alle eerlijke lieden,
die- met aan de oprechtheid van mi
nister Cruppi hebben getwijfeld, een
ernstige teleurstelling.
Frankrijk is dus op een verove
ringstocht uit, terwijl wij meenden,
dat er slechts sprake was van een
politiemaatregel
Het is nu maar te hopen, dat
Cruppi zich van de goedkeuring der
belanghebbende mogendheden heeft
verzekerd, voor hij tiet land op dezen
avontuurlijkon weg leidde
De „Débats" laat zich aldus uit
„Ziet de regeering zich genoodzaakt
den kring van haar militaire opera
ties in Marokko steeds verder uit te
breiden
Wanneer zij aldus voortgaat met
het nemen van onvoorzichtige maat
regelen, dan zal binnen korten tijd
een legermacht van 30.000 man, ja,
zelfs van 50.000, met meer voldoende
zijn. Dan zal, wij men alle punten
bezetten, een geheel leger noodigzijn.
Hoe wil men dat bijeenbrengen 7 En
bovendien zullen wij dan in Europa
een speelbal van het toeval worden."
Een Engelsch blad heeft een schrij
ven ontvangen, waarin de oproerige
Marokkaansche stammen verklaren,
geenszins door haat of wrok jegens
de Europeanen bezield te zijn hun
eenig doel is,
DEN WREEDEN SULTAN,
Moclay Hafid, wiens brutale tirannie
een schande is, met alken voor de
Muzeliuansche wereld, maar voor de
geheele nienschhcki, van den troon
te stooten.
„Deze barbaarsche wreedaard
zoo zeggon de stamhoofden laat
zonder eenige aanleiding ongelukki-
gen, die hij tot slachtoffer uitgekozen
lieeft, de handen afslaan en de bloe
dige stompen daarna üi kokend pek
dompelen.
Hij laat hun tong, oogen en tanden
uitrukken en hen verder op de uf
schuwelijkste wijze verminken.
Nu en dan werpt hij zijn slachtof
fers in kuilen, waarin verscheurende
dieren zijn gelaten, die de ongelukki
ge n in stukken rijten.
Hij is een dronkaard, een leuge
naar en een woesteling.
Wanneer de Christenen ook slechts
bekend waren met de helft van de
misdaden, aan welke hij zich sedert
zijn troonsbestijging heeft schuldig
gemaakt, wanneer zij wisten, dat hij
zijn kaids de vrije hand laat om zijn
volk te knevelen en te mishandelen,
dan zouden zij, daarvan zijn wij over
tuigd, ons helpen, in plaats van een
expeditie uit te zenden tor ondersteu
ning van dezen ellendeling, die een
schande is voor de menschhcid.
Wij verklaren hiermede, dat zoo
ons vergund wordt een goeden sal
tan, die onzen eerbied en dien' der
Europeanen waaixtig is, te benoemen
of zelfs als anderen dien voor ons
benoemen, do ongeregeldheden on
middellijk ten einde zullen zijn."
Het nieuws over
DE REVOLUTIE IN MEXICO
is ook niet veel. Blijkens een bericht
uit de stad Mexico is er weer kans,
dat de vredesonderhandelingen her
opend worden.
Dan met meer succes
De eendracht onder de rebellen is
ook weer voorloopig hersteld. Blij
kens de nader ontvangen berichten is
deze ruzie zonder bloedvergieten af-
geloopen. Het verloop van liet gebeur
de was anders uan do eerste telegram
men meedeelden.
Orozco, de ontevreden aanvoegder,
drong het bureau van Madero bin
nen. Hij was gewapend mei een re
volver. en op het zien hiervan nam
Madcro. zonder bedenken, in allerijl
de vlucht. Hij rende de deur uit en
sprong in een auto. Maar Orozco zat
hem op de hielen en belette hem het
wegrijden, waarop Madero als de ver
maarde romanheld, zijn tegenstander
toeriep Hier ben ik, ik ben ongewa
pend, dood mij Zooals dat in zulke
omstandigheden gebruikelijk is, wierp
de vervolger de revolver, weg Men
hield daarop tot de verzamelde me
nigte eenige geestdriftige toespraken,
van edelmoedigheid overstroomend,
gaf eikaar de hand, cn dc zaak was
geëindigd. Van gevangen neming van
Madero is dus blijkbaar geen sprake
geweest
In tusschen lieeft het gebeurde de
verwarring in het kamp der opstan
delingen doen toenemen en 't schijnt,
dat dc ministers der voorloopige re-
geering al vast hun ontslag hebben
gevraagd.
Zoo gaat het vaak, als men de huid
van de:, beer al wil gaan verdeelen,
voordat 't dier geschoten is
DE OPSTAND IN ALBANIë.
Vierhonderd opstandelingen be
proefden een aanval op een Turksche
afdeel ing, op de hoogten van Sjallé.
Zij worden niet groote verliezen uit
eengedreven. De Turken verloren 15
muii. De opstandelingen werden ook
te Pouka teruggeworpen.
DE OPSTAND TE YEMEN.
De sjerif van Mekka is met 3000
opstandelingen slaags geweest. De
opstandelingen hadden 9 doodon en
5 gewonden.
Onze Lachhoek
Foei, foei, wat ben je toch ondeu
gend. knort oude tante ten slotte. Toen
ik nog zoo n klein meisje was, wiesch
ik mijn gezicht eiken dag twee keer!
Elsje houdt even op met schreeu
wen.
Ja, zegt zij, en kijk eens hoe T er
nu uitziet
Ik onderstel, zei een opgewonden
vriend tot den jongen vader, die hem
zijn eersteling loonde, dat het kind in
uw huis als een vriendelijk licht zal
stralen, uw geluk verdubbelende.
Ju, was het droge antwoord, de
gasr eken ing is al verdubbeld.
Stadsnieuws
Asphaltbeslrating.
Door eenige yereenigingen in onze
stud was Maandagavond een verga
dering belogd ter bespreking van het
ongunstig prae-udvies van B. en W.
inzake het verzoek oin de hoofdstra
ten le asplialteeren. Een honderd per
sonen heulden aan die uitnoodiging
gevolg gegeven, waaronder wij de
Raadsleden Van Rossum, Seignette,
Schreuders, Schram, Bregonje, Mo-
doo en Lasschuit opmerkten. (De hee-
ren Van de Kauip en Visser waren
aan de bestuurstafel gezeten).
De heer Van der Most van Spijk,
voorzitter der „Haarlemsche Handels-
vereenigingopent de bijeenkomst
namens do besturen van de vereeni-
gingen en coinité's, die hieronder in
de motie zijn aangeduid.
Over liet ongunstig prae-advies van
B. en sprekende, .egt de leider der
bijeenkomst, dat er na het verschij
nen een kreet van ontstem
ming was opgegaan. Asphalt is geen
luxe, betoogt spreker en merkt dan
op, dut Haarlem, wat de bestrating
betreft, bij haar zustersteden jaren
ten achter is. Kou de asphalteering
niet ineens geschieden, dan kunnen
de kosten over eenigo jaren verdeeld
worden.
Iu Amsterdam worden de straten,
die men moet opbreken, geasphal-
teerd, zgt de heer Van Spijk, ook
andere dan de hoofdstraten. Welis
waar is asphalt iets kostbaarder,
maar men moet thans hier iets doen.
Spreker hoopt, dat de besprekingen
dezen avond cr toe zouden bijdragon,
om Haarlem aan asphalt te helpen.
1)0 voorzit tor weet, dat de Burge
meester nota neemt van vergaderin-
door
Morloe Gerard.
53)
Toen wendde Ulriko1 zich tot Alexan
der.
De doktoren zeggen, £at het van
uw zorgen af zal hangen, of uw
vrouw herstelt of niet.
U kan op mij vertrouwen, dat
beloof ik u, antwoordde de Prins.
Dan moet u beginnen met nu te
vertrekken, Hoogheid, want mijn
patiënt lieeft nu al genoeg doorge
maakt op één avond.
Prins Alexander bukte zich en gaf
Sophie oen kus.
Mijn vrouwtje, zeihij.
Ulriko bukte zich en kuste de hand
van den Keizer.
Dit alles is aan u te danken,
sire
En lieelemaal niet nan u? glim
lachte de Keizer.
Toen trok hij den arm van zijn noef
door den zijnen, en samen verlieten
zij het vertrek.
De leden van ons huis houden
altijd htm eens gegeven woord, zei de
Keizer, toen ziji In het rijtuig stapten
om naar het Paleis te rijden. Het was
de eenige opmerking van Ferdinand
over de rij gebeurtenissen, die nu tot
een resultaat waren gebracht.
Ik hoop voor geen hunner onder
te doen, zei Alexander.
HOOFDSTUK XXIX.
De Gemaal der
Koningin.
Het was in de maand April. Eén
heerlijke lente-atmosfeer hing in de
lucht. De vogels en bloemen, alle
schepselen der natuur verheugden
zich in hun bestaan.
Koningin Helena van Amphulia met
haar gevolg en Gravin Lucic Vern-
heim waren in Gronberg aangekomen.
De Tlerteg van Longlands hield ver
blijf op het naburige jachtslot. Bij hem
logeerden de Prins van Helmburg-
Wallen en eenige Engelse he bloedver
wanten en vrienden van don gastheer.
Want er was besloten, dat het huwe
lijk tusschen den Hertog en de nicht
der Koningin in de kapel van Gron
berg zou plaats hebben.
De laatste twee maanden waren
doorgebracht met toebereidselen voor
de groote gebeurtenis. Helena had zich
met allen ijver, waartoe een vrouw in
staat is, voor dit belangrijke feit ge
ïnteresseerd en de Gravin had zich
natuurlijk niet anders voor to doen
dan zij was, om eenvoudig aan niets
anders te donken. Het speet de Ko
ningin niet, dat zij aldus gepréoccu-
peerd was. want tijd te hebben
beleokende te denken, en denken was
twijfelen. Zij had natuurlijk den
laatsten tijd den Hertog van Long-
lands en Prins Maurits heel dikwijls
ontmoet. Het herstel van den laatste
had veel langer geduurd dan de dok
toren eerst verwacht hadden. Hij was
een herstellende zieke geweest bijna
tot den tijd van vertrek van den Her
tog uit Dursdorf, dat na eon week tus-
sclienruimte gevolgd werd door dat
van Hare Majesteit. Ziekte oefent al
tijd op een vrouw groote aantrekkings
kracht uit en vooral wanneer die ziek
te liet gevolg is van een heldhaftige
daad. De Prins was zich niet bewust
van het aantrekkelijke van zijn eigen
lichamelijker! toestand, feitelijk had
het zoo op zijn zenuwen gewerkt, dat
hij er nog echroomvalliger dan vroe
ger door geworden was. .Maurits twij
felde, maar niet zooals de Koningin.
Hij twijfelde aan zichzelfaan zijn
kansen o™ succes. Zij twijfelde, om
dat zij vreesde, dat hij niét voor haar
zou voelen, wat zij geleerd had voor
hem te voelen. Want zijn schroomval
ligheid had hem verlegen en terugge
trokken gemaakt. Hij trok zich terug,
terwijl juist nu van hem geëischt werd
zich te uiten Helena legde de oor
zaak van die teruggetrokkenheid ver
keerd uit.
De week in Dursdorf, nadat de
Prins en Hertog vertrokken waren,
duurde eindeloos lang. Alle toebe
reidselen voor het huwelijk waren ge
troffen De Koningin en Gravin kud
den niets anders meer te doen don te
denken en wederkeerige verlegen
heid hield haar er van terug hardop
te denken. De kleine Gruvin was stil,
want het naderen van liet gewichtige
moment stemde haar tot ernst. Zij
had zoo innig lief en zag er toch te
genop. Do Koningin was stil, omdat
zij in haar eigen hort hud gelezen en
liet geheim zichzelf niet durfde toe
fluisteren.
Zij had gegeven, wut zij niet terug
kon nomen, wat haur niet gevraagd
was maar zelfs in gedachte wilde zij
dat niet onder woorden brengen.
Haar geheim zat veilig achter slot
en grendel in do diepste schuilhoeken
van haar hart. Zij had haar uiterste
best gedaan om den sleutel weg te
gooien, maar do wilskracht had liuar
duidelijk aangegeven grenzen.
Zwijgend dus, wederkeerig gesloten
over do roerselen van haar gemoed
gingen Helena en Lucie naar Gron
berg
Het huwelijk kwam nader. Den dag
voor de belangrijke gebeurtenis gaf dc
Koningin een lunch op het kasteel,
waartoe de Hertog en zijn gasten wa
ren uitgenoodigd.
Na don lunch werd er een wandel
rit georganiseerd. Dat was een geluk
kige gedachte, want er zijn oogenblik-
ken, die door voortdurende afwisse
ling moeten worden aangevuld.
Spoedig reden de voornaamste dee»l-
genooteu paarsgewijze bijna zond-
doel weg. De Hertog en Gravin na
tuurlijk samen. De Koningin reed
voorop met den Prins van llelmburg-
Wallen naast haar. Boven hun hoof
den ontwaakten de boomen, geholpen
door de zon, tot zichtbaar leven.
Schilderachtige groepen herten
graasden op de grasvlakten, staken
hun kop op en draafden weg, zoodra
de ruiters hun gevoelige zenuwen
kwamen storen door te dicht in hun
nabijheid te komen.
De Prins voelde het opwekkende
van de prikkelende lucht. De lichaams
zwakte was geweken en daarmee het
gevoel van minderwaardigheid, van
zelfonderschatting. Evenals de na
tuur. ontwaakte ook hij tot nieuw le
ven. De beweging van het paardrij
den bracht hier aan nog het zijne toe.
Het was toch schoon te leven. Leven
was liefhebben.
Langzamerhand werd de afstand
van de Koningin en Prins Maurits
met het overige gedeelte van liet gezel
schap grooter en grooter, totdat de
eerste, toen zij zich omkeerde geen
van haar gasten meer zag.
Prins Ik zie de overigen van
het gezelschap niet meerik denk,
dat zij zich vereist hebben en een vor-
keerde richting zijn ingeslagen, zei
Helena zenuwachtig.
De Prins vond het heelemaal niet
onmogelijk, dat als de Hertog van
Longlands hier de hand in had, er
meer reden was om aan opzet dan aan
toeval le denkenmaar hij hield dit
voor zich.
ik geloof niet. Majesteit, dat u
zich ongerust behoeft te maken. Zij
zullen wel weer op den weg komen.
Het 13 onmogelijk om in het par k ver
dwaald te raken. Ieder pad leidt naar
het Kasteed.
Maurits wist heel goed, dat Helena
van AmphuJia zich heelemaal niet
angstig maakte over haar gasten. Als
zij zich zenuwachtig voelde, dan was
het om een geheel andere reden.
Iletzij met opzet of niet, de Konigln
on de Prins reden in de richting van
dezelfde plaats, waar Helena het mos
was gaan zoeken, dat zij noodig had,
waar zij het avontuur had meege
maakt, dat zoo licht noodlottig had.
kunnen afloopcn, waar zij uit een
niet gering persoonlijk gevaar gered
was door den man, die aan haar zijde
reed.
Een merkwaardige verlegenheid
had zich van de Koningin meester ge
maakt. terwijl zij werktuigelijk haar
paard mennend, voortreed Haar le
ven was als een half uitgewisclite
schilderij, bet verleden, het heden, de
toekomst alles vloeide ineen.
(Slot volgt)