7
c.'
m
1
SS
1
n
8
i§
men eene speld had kunnen hooren
vollen, l)a meeaten der aanwezigen
luisterden met nieuwsgierige verba-
zing: doch enkelen waren er. die den
toestand klaarblijkelijk begrepen en
onder hen mijnheer aSlmond, die voor
over boog In zijn stoel met aschgrauw
gelaat.
De arme jongen had nog be
wustzijn genoeg om mii te vertellen,
wat hem was overkomen, zoc ging de
man op de estrade voort. Hij had drie
kwart van zijn rapport opgemaakt en
tot zoover was het ongunstig. Doch
op zekeren morgen ontdekte hij aan
do voorzijde van de mijn, grenzende
tegen het eigendom van eena andere
Compagnie, iets, dat hij beschreef als
de prachtigste laag, welke hij ooit ge
zien had. iets, dut volgens hem mil-
liocnen waard moest zijn. Hij maakte
er zich ietwat opgewonden over, en
verloor zön gewone voorzichtigheid.
Hij sprak over zijn vondst met een
opzichter vau de belendende mijn, die
juist twee leden van het syndicaat op
bezoek had. Denzelfden avond kreeg
Bendon een kogel in den rug, en ik
weet wie dat gedaan heeft
Een zacht gemompel ging door de
zaal, doch niemand sprak. Op de ver
hevenheid zaten de mannen als stee-
nen beelden.
Brendon, zoo vervolgde de jonge
man. drong er bij mij op aan, dat ik
zou terugkeeron naar Europa, want
naar zijne meening was er een toeleg
in liet spel. om u van uwe mijn te be-
rooven. Daar wilde ik echter niet van
hooren, zoolang er nog kans bestond,
hem 't leven te redden. Ik bracht hem
met moeite naar de naaste statie,
op weg daarheen werd er tweemaal
op ons geschoten. Later werden we
aangevallen door drie schurken. Ik
joeg' er een van een kogel door het
hoofd en toen wis'-,. Ze het gerecht
op hun hand te krijgen, zoodat er een
bevel tot inhechtenisneming tegen mij
werd uitgevaardigd. Ik kwam even
wel te New-York aan en Brendon
leefde nog. Nauwelijks had ik hem
veilig in het hospitaal gebracht of ik
vernam, dat de politie me zocht. Ik
aou natuurlijk liever mijne aanvallers
afgewacht en hunne aanklacht ont
zenuwd hebben, doch Brendon hield
niet op, tot ik hem beloofd had naar
Engeland te gaan en den voorzitter
de geheele waarheid mee te declen.
Jk verschalkte de politie en stak den
iceaan over in een kaj uit tweede klas
vermomd in de kleeren van mun be
diende. Te Plymouth stonden detec
tives op den uitkijk met een bevel tot
inhechtenisneming. Allemaal slechts
om tijd te winnen, geloof ik. Om kort
te gaan. ik verborg me onder de
bank in een sneltrein naar Londen,
sprong uit den wagen bij de eerste
gelegenheid en liet me met een auto
naar de woning van uw president
brengen. Daar hoorde ik, dat hij zich
in uwe vergadering bevond. Ik zal u
niet zeggen, hoe ik hier in de zaal
ben gekomen, maar het kostte me een
papiertje van tien pond, maar ik ge
loof wel, dat het goed besteed is. Nog
iets. Ik ontving vanmorgen een ka-
belbericht van den dokter uit het hos
pitaal. Brendon is aan de beterband
en zal in 't leven blijven. Ge zult dus
binnenkort de geheele geschiedenis
van hem zelf kunnen hooren. Ik ge
loof, dat het slot van het rapport val-
schelijk is opgemaakt, met het doel,
u te nopen, de mijn over te doen. Nu
kunt ge zonder twijfel de schurken
ontmaskeren, die dachten u te slim
af te zijn..
De jonge man hield op en sprak
iets op zachten toon tot Lord Bei-
field. De verkropte gevoelens van de
'aanwezigen gaven zich lucht in de
meest onzinnige handelingen. Stoe
len werden -ebroken, gefluit en gesis
klonk allerwegen.
Lord Belfield stond op en het ge
lukte hem, zich boven het tumult te
doen hooren.
Dames en heeren, ik meen uit
uwe houding te mogen opmaken, dat
ge deelt in mijn onvoorwaardelijk ge
loof aan 't geen we daareven verno
men hebben. Ik behoef u niet te zeg
gen, dat we de noodige inlichtingen
zullen trachten te verkrijgen, betref
fende deze verdachte aanbieding van
wege een zeker syndicaat. Ik vrees
dat ge gegronde reden tot klagen zult
hebben tegen eenigen van ons. in wie
gij vertrouwen hebt gesteld, maar....
zoo brak hij eensklaps af, terwijl hij
omkeek en met een veelzeggend ge
baar achter zich wees, die leege
zetels moeten voor zichzelf spreken.
Een oorverdoovend gejoel volgde.
Op de estrade stonden vijf leege stoe
len.
Het meisje stond op om haar vader
en zijn gast te ontvangen en 'n eigen
aardige glans flikkerde in hare oogen
toen ze zag, wie deze laatste was.
Esther, zei de oude heer, ik moet
u dezen heer voorstellen den zoon
van een mijner oudste vrienden
aan wien ik de grootste verplichtin
gen heb en die in den laatsten tijd
allerlei vreemde avonturen beleefd
heeft. Raymond mijne dochter Es
ther, die pos gisteravond met de boot
uit Amerika is aangekomen.
Ze stak glimlachend de hand uit.
Ik ben zoo blij u terug te zien,
mijnbeer Raymond. Ik ben bang, dat
die spoordijk vreeselijk hard moet ge
weest zijn.
Niet half zoo hard, zeide hij,
haar de vingers kussende, als de
vloer van mijne cel zou geweest zijn,
indien gij me niet gered hadt.
Ze waren wel genoodzaakt eenige
opheldering te geven aan Lord Bel
field, die in zichzelf lachend de ka
mer uitging.
Ze bracht den jongen man naar een
•cfa.
Ga daar zitten en vertel mij eens
alles, zei ze. Of zoudt ge liever op
den vloer liggen?
Beter zoo, antwoordde hij la
chend. Onder die bank was me te
veel stof.
Ik heb de avondbladen gelezen.
Wat 'n kranig man zijt gij. Weet ge,
dat ik vijfhonderd aandeelen aandee-
len heb in de Anna-mijn?
Ze staan al op tien boveh pari en
guan nog steeds in de hoogte, zei hij.
Ik zal nog rijk worden, murmel
de zij als voor zich heen. Hij schoof
een weinig dichter naar haar toe.
Ik zou gaarne die aandeelen van
u onder mijne bewaring willen ne
men, zei hij zachtkens. En... u zelf
er bij, liet hij er na een oogenblik op
.volgen.
Ze keek hem aan, een schelmsch
lachje in liet oog, en hij kuste haar.
Een geheimzinnige
diefstal.
Het gebeurde op een zeereis, dat Ik
do boodschap kreeg „De complimen
ten van mevrouw Melhurst, mijnheer,
en ze vraagt, of ge eens onmiddellijk
in haar hut zoudt willen komen."
Nadat ik de geldzaken in orde had
gebracht, had ik mij juist naar mijn
kantoortje op het dek begeven, om
daar het verdere van den avond, door
te brengen. Het doet zich aau land
voor, dat het postje van beheerder op
een boot al zeer gemakkelijk is, maar
ia werkelükheid is dat niet zoo, en
gedurende de liaele reis heeft men
handen vol werk. Nu weer had ik mij
nauwelijks op mijn gemak neergezet
om de rekeningen te gaan nazien,
toen ik werd opgeschrikt door een
zacht kloppen aan de deur. Ik stond
dadelijk op om open te doen en bevond
mij toen tegenover de Canadeesche
meid van mevrouw Melhurst. Haar
gelaat was rood en zij scheen zeer
zenuwachtig.
Zij was op het punt, mij een lange
verklaring te gaan doen, maar plot
seling scheen zij zich te bezinnen,
went zonder een woord verder te spre
ken keerde zij zich om en verdween
op het dek.
Ik haastte mij haar te volgen,
de hut van mevrouw Melhurst geko
men, zag ik al dadelijk, dat er iets
gebeurd was, wat haar schrik kon
aanjagen. Op den vloer en zelfs op 't
bed lag de inhoud uitgespreid van
koffers en handtasschen. Te midden
van die verwarring stond mevrouw
zij zag er angstig en verward uit
Het is vreemd, mijnheer Morse,
sprak zij, terwijl zij met de hond op
een juweelkistje wees. dat leeg op
den grond lag. Mijn diamanten sie
raden zijn verdwenen.
Hoe kan dat gebeurd zijn vroeg
ik ontsteld.
Ik zou het u onmogelijk kunnen
zeggen. Vanmiddag aan tafel vertel
de ik aan mevrouw Lationner. dat
ik zulk een schoone diamanten broche
bij mij had. Zij drukte den wensch
uit die te zien. Toen het middagmaal
was afgelooj?en, begaf ik mij hier
heen, nam de broche en liet het ju
weelkistje in de hut liggen, en toen
ik terug kwam, was het ledig.
Hoe lang zijt ge afwezig ge
weest
Stellig niet langer dan een half
uur.
Weet ge zeker, dat ge den sleu
tel van uw hut gedurende al dien tijd
In uw zak hadt
Stellig. Zoolang ik in de zaal
was, is hij geen oogenblik uit mijn
hand geweest.
Ik onderzocht nauwkeurig het slot,
maar er waren volstrekt geen sporen
te ontdekken, dat het gebroken of los
zou zijn, waarna ik mij verwijderde.
Ik had juist do bovenste trede van
de salontrap bereikt, toen ik iemand
achter mij aan hoorde komen, die twee
of drie treden tegelijk deed. Ik keek
om en zag mijnheer Carter, die al
verscheidene keereu met ons de reis
heen en weer had gemaakt.
Luister eens, mijnheer Morse,
sprak hij, terwijl hij mij vertrouwe
lijk bij den arm nam, gij hebt de
zen keer al bijzonder vreemde gas
ten aan boord.
Hoe zoo?
Wel, de een of andere is er van
door gegaan met mijn zilveren siga
rettenkoker, een paar ringen en een
gouden
Leg mij duidelijk uit, wat er ge
beurd is
Maar. waarde heer. hoe kan ik
dat? Ik weet er net evenveel van als
gij. Gij moet weten, dat ik na afloop
van het middagmaal naar mijn hut
ging daar kon ik op zweren en
ik herinner mij, dat ik mijn sigaret
tenkoker, ringen en gouden horloge
ketting op een plank wierp. Toen ont
deed ik mii van mijn jas, strekte mij
behaaglijk op het bed uit en deed een
lekker dutje. Toen ik wakker werd,
ongeveer vijf minuten geleden, kwam
ik tot de minder aangename ontdek
king, dat al ir.';n kostbaarheden ver
dwenen waren.
Ik vond dat de zaak hoe langer hoe
ernstiger begon te worden en ik ver
loor dus geen tijd om mij naar den
kapitein te begeven en hem op de
hoogte der zaken te brengen. Hij be
greep er evenmin wat van als ik. Toe
vallig hadden wij als passagier aan
bcord een Braziliaan, de Castro ge
naamd, wiens handelingen mij gedu
rende de geheele zeereis zeer geheim-
zinni"' hadden toe geschenen. Als ik
ook maar oen zeer klein bewijs van
zijne schuld in handen had kunnen
krijgen, dan had* ik hem stellig door
den kapitein laten ondervragen, maar
mijn onderzoek bracht aan het licht,
dat hij den geheelen avond, toen de
diefstal had plaats gehad, op het dek
was geweest.
Verder gebeurde er niets, dat de
gemoederen der passagiers kon ver-
oi.uusten, totdat de reis op een paar
dagen na voleind was. Toen, op zeke
ren middag, na afloop van het mid
dagmaal, werd mij de tijding ge
bracht, dat drie hutten op dezelfde
wijze waren bestolen geworden. Hor
loges, kostbaarheden en geld, alles
wtt3 verdwenen, hoewel de passagiers
stijf en strak volhielden, dat zij de
deur achter zich gesloten hadden.
deze tijding mij bereikte,
stond ik toevallig in mijn kantoortje
op het dek. Ik had een twintigtal
goudstukken in de hand die ik juist
in ruil genomen had voor Ameri-
kaansch geld, om een der passagiers
te beüeven. Ik borg het geld niet
dadelijk weg, maar liet 't op mijn
lessenaar liggen; vervolgens draaide
ik het licht uit en spoedde mij om
eg te komen. Ik was niet bevreesd
voor de veiligheid der goudstukken,
daar mijn do ir een bijzonder samen
gesteld slot ha" en ik droeg wel zorg
den sleutel om te draaien, voor ik mij
verwijderde.
Ik bleef ongeveer een uur beneden,
terwijl ik mij verdiepte in deze nieu
we klachten, maar, evenals in de an
dere gevallen, kon ik er geen touw
aan vast maken. Verdrietig en suf
van 't denken, begaf ik mij 11a ver
loop van dien tijd naar mijn kantoor
tje, ontsloot de deur. draaide den
knop van het electrisch licht om en
strekte werktuigelijk mijn hand uit
naar de goudstukken op den lesse
naar. Mijn hand bevond zich even
wel op een ledige plaats mijn sta
peltje goud was verdwenen. Geiduren-
'do een paar minuten bleef ik als we
zenloos voor mij uitstaren; ik was
zoo in de war en teleurgesteld, dat
ik nauwelijks mijn zinnen kon ver
zamelen om over de geheimzinnige
zaak na te denken. Ik deed evenwel
mijn best, mij zelf te behoerschen en
keek op mijn gemak de hut eens
rond. In den loop van mijn overpein
zingen bleef mijn oog rusten op de
patrijspoort, die wijd openstond,
daar het bijzonder warm was.
Ik bekeek de onnoozele patrijspoort
alsof ik de vermaarde geheiin-agent
Sherlock Holmes ln eigen persoon
was. Ik ging naai buiten en stak
mijn arm door de opening, maar mijn
hand bleef nog wel een meter van
den lessenaar verwijderd. Toch
was hel mijn stellige overtuiging, dat
dit «ie ecnige weg was. waarlangs de
(lief het geld kon gestolen hebben en
ik besloot er eens de proef van te
nemen.
Ik spoedde mij naar de zaal en be
gaf mij regelrecht naar een jong
Ar,i9rlkaanach heer, van wien ik wist
dat hij heel veel kostbaarheden in
zijn hut had en er niet veel zorg voor
droeg om ze behoorlijk op te bergen.
Laat ik geen verwondering blij
ken. fluisterde ik hem toe, terwijl ik
naar de andere personen in den salon
keek, maar mag ik u vragen, of
uw hut geslot?i> is?
Ja, dat is zoo.
En de patrijspoort, is die open.
Ja, stell'g. ik houd er niet van,
dat het e- des nachts zoo warm is.
Geef mij dan, als 't u belieft uw
sleutel, ik zou een kleine proef wil
len nemen.
Hij nam dadelijk genoegen met
mijn voorstel.
Ik ging naar beneden en sloot mij
op in zijn hut; ik hurkte neer op den
grond, zoodat men mij niet zien kon,
maar ik voortdurend de patrijspoort
in 't oog kon houden.
Plotseling, toer Ik naar de patrijs
poort, keek werd mijn bloed koud en
kon ik met moeite een kreet onder
drukken. In het schermerlicht zag ik
een langen, dunnen arm door de ope
ning komen. Het volgende oogenblik
1 ad zich een kleine zwarte hand mees
ter gemaakt van een lederen étui,
dat dicht bij t -aam lag en zich in
allerijl \erwijderde.
stond
op zljh knieën en de Mn steunend ln
de palm van zijn hand. En op het
bankje van de voiturette was zijn
Jonge vrouw beug hun kleine Déuise,
die net haar buikje vol gedronken
had, in slaap te sussen.
Altijd nog die lamme wind,
gromde de mecanicien, het ls niets
gedaan.
Als het publiek maar kalm
blijft, zuchtte Tandeau.
Want hij vreesde vooral het onge
duld en de woede van de menigte.
Nooit had hij daarmee te maken ge
had. Het waa zijn derde optreden,
sinds hij voor eigen rekening werkte.
Eerst had hij ais meesterknecht
gewerkt. Toen had hij, aangemoedigd
door zijn succes, zijn goed geluk en
zijn verdiensten, gewaagd een toestel
Ite koopen, ook zelfs een voiturette.
En hij trok van stad naar stad, al
naar gelang van de aanbiedingen der
plaatselijke comités. De twee eerste
koeien waa het weer hem gunstig ge
weest. Stille dagen of een zachte, re
gelmatige bries. Hij had op 't bepaal
de uur kunnen uitvliegen. Terwijl
nu...
Weer gihg hij, zenuwachtig, naar
buiten. De zon schitterde in een
bleek-blauwan, door den wind schoon
geveegdan hemel. Voor den aviateur
was Juist dat zoo ongelukkig, dat
effen blauw, dat felle licht.
Hij kende de verontwaardigde uit
roepen van al die wachtenden:
Maar het ia prachtig weerl Waar
om vliegt hij niet?" Zij zouden het
gevaar begrepen hebben van rukwin
den met onweer, regen en donkere
wolken. Maar die wind met al dien
zonneschijn en den blauwen hemel
leek hun onschuld.g; dat telde nietl
Een kleine groep jassen en hooge
hoeden kwam van de tribunes af
naar de loods toe.
Tandeau herkende de organisa-
teura van den vliegdag. De meesten
behoorden tot den Geemeenteraad.
Hij had meenen te raden, toen hij
ogenblikkelijk op en met ^en allen sprak, dat de heeren
spoedde tv- naar de gang. Ik stormde nf mow,tPT1 treden en rint 7»
de trap op en begaf mij naar het tus-spoedigaf moesten treden en dat ze
schendek. Daar juist op de plaats kort "óór de verkiezingen iets wilden
waar ik oo-'eel<Üe dat zijn hut gele- doen om zich de goede gezindheid en
gen was, bevond ik mij vlak voor den dankbaarheid van hun medeburgers
Braziliaan de Castro. Nlettegenstaan- j fa verschaffen. Een er van, d.e graag
de wamde, was hij gekleed in zijn aprai1 ^ep hem al uit de verte toe:
lang© jos met grooten toraag. Hij keek _w staat hs« Is lijd.
mij aan a,soi hij erg verwonderd was, J
terwijl ik hem beschouwde met een tM u nu? Het n lemmd van lor-
blik, die niet erg welwillend was.
Plotseling kwim e-%n gelukkige ge
dachte bij mij on Ik keerde .mij om
en sprene da zaaltrap af, terwijl ik
bijna tegen den hofmeester aanrolde,
die onderaan stond.
Geef mii een handvol noten,
gauw riep ik. Toen hij ze mij ge- ook bestreden individuen, waar
bracht had, spoedde ik mij naar 't j naar schijnt te luisteren, omdat
dek terug. De Braziliaan had zich In j harder schreeuwen dan de ander
schen bouw, die het hoofd boven zijn
stijven boord hoog opdroeg, met vier
kanten baard, een opwippenden neus,
zware oogleden en die er dom uit
zag. Hij was wethouder en heette
Gilon. Een van die strijdlustige
Gilon. Dan zou het te laat zijn. Ze
zullen ons voor oplichters aanzien...
Neen, vandaag moot u vliegen.
Het is onmogelijk.
Maar wij hebben gedaan, wat we
beloofden, brulde de wetlioudér, doet
u dan ook wat u beloofde.
O dat geld, dat men hem naar 1
hoofd wierp. Als hij het nog maar
terug had kiinnen geven. Maar T was
reeds gebruikt om af te betalen op zijn
toestel. Hij leefde van den eenen dag
op den andeen. Hij moest zich dus la
ten aanzien voor eeh oneerlijk man,
voor een lafaard, of hij moest zijn
nek breken? Een andere uitweg was
er niet. En zijn vrouw, die daar ach
ter het zeildoek van de tent zat, die
brave kameraad van zijn goede en
slechte dagen, zou zeker hooren wat
ze nu bespraken en bedenken wat hij
kiezen zou: de beleedlging of den
dood...
En opeens kwam ze naar buiten,
heel klein maar dapper, de kin om
hoog, met het slapende kind in haar
armen. Zij liep recht op deh wethou
der toe en zei kortaf:
Ik ben zijn vrouw? Wilt u, dat
hij zal vliegen...?
Maar...
U gelooft dus, dat er gevaar is?
Zeker wel, mevrouw...
Hij mag immers oen passagier
medoiiemen, niet waar? Stap met hem
in. Op die voorwaarde sta ik hem
toe to vliegen.
Gilon bleef onthutst met open mond
staan. Toen stamelde hij:
Maar... ik kan niet... ik zou
Vreezen.,.
Het jonge vrouwtje liet hem niet
verder spreken.
Goed; ik weet genoeg. U ziet,
dat er gevaa'r is. Dit is voldoende.
Achter den wethouder had de me
nigte een oogenblik geaarzeld. Toen,
plotseling, door een van die bruuske
wendingen, die de foule eige'n zijn,
koos zij de partij van het kleine
vrouwtje tegen den tyran. En de
monden, nog vertrokken voor de
hoonwoorden, openden zich ih gullen
oprechten lach, in zoo'n lach die Je
tot in je hart doet schudden en die
in 't ooghoekje even een traan brengt.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 261 van C. DE NIE.
Kwart
1 8 8 4 6
7
11
j§
UP
li
m
m
S
:i
W>,
ÜS
Él
We#
8
Wit
dien tusschentijd eenigszins naar 't
achterschip verwijderd. Ik naderde
hem tot zeer dichtbij, ging toen vlak
voor hem staan en begon kalm de
noten te pellen.
Hij zag mij aan met medelijdenden
blik. Maar ik sloeg daar niet veel
acht op. Al heel spoedig zag ik een
slip van ziln lange jas op zijde duwen
en een paar kleine schitterende
oogen op mij gericht.
Dat was mij voldoende. Mijn ver
moeden was dus waar. Ik wierp de
rest der noten in zee en recht op
Castro aande zeide Lk: Ik moet
u verzoeken, mij dadelijk naar de hut
van den kapitein te volgen.
Wat beteekent dat? vroeg hij,
achteruit schuivende.
Ik waa besloten, mij niet voor den
gek te laten houden, en zonder zijn
vraag te beantwoorden, pakte lk hem
Tandeau, bescheiden van natuur
en die zich gauw het intimideeren,
was bang voor dat gewichtig heer
schap. Toch antwoordde hij op be
slisten toon:
Mijnneör, ik kan met zoo'n wind
niet vliegen. We moeten wachten.
Gilon klapte minachtend met z'n
tong:
Wachten... wachten... Maar zie
toch zelf. Daar zijn wol tienduizend
menschen, van wed twintig kilometer
In den omtrek hierheen gekomen en
die ongeduldig beginnen te worden.
Wat er aan te doen? antwoord
de de aviateur. Laat het bekend
ken. Stuur iemand rond met een
bord, waarop het staat. Leg hun uit,
dat het te hard waait. Het is me on-
aauanellen enMijn
met zijn hulp werd de schurk
hut van den kapitein gebracht
Toen wij een onderzoek instelden,
vonden wij de diamanten van me
vrouw Melhurst, den sigarettenkoker
de ringen, enz., van mijnheer Carter
1q zijn bezit, benevens een groot aan
tal andere voorwerpen van waarde,
ln zijn hut vonden wij een kist, van
gaten voorzien, waarschijnlijk be
stemd voor verblijfplaats van den
aap; die al even bedreven in het ste
len scheen te zijn als zijn meester.
(Centr.)
Tusschen twee stormen
Naar het Fransch van MICHEI.
CORDAY.
De menigte pakte zich reeds samen
op de tribunes en achter de afraste
ringen, maar de wind ging niet lig
gen. Tandeau begon onrustig te wor
den. Zou hij zijn contract kunnen na
komen, en, vóór het donker werd, ee-
ndge vluchten kunnen volbrengen?
Het terrein zelf was niet gunstig.
Het exe'rcitieveld, voor deze gelegen
heid in aërodrome herschapen, wajs
omgeven door militaire gebouwen en
hooge populieren. De afmetingen wa
ren eigenlijk te klein. Na zijn aan
loop genomen te hebben, moest de
aviateur nog al 3nel stijgen om boven
de boomen en de daken uit te komen.
Want hij zou gedn plaats en geen tijd
genoeg hebben om een bocht te ma
ken, vóór de grenzen van het ter
rein bereikt te hebben. Drommels, bij
goed weer zou hij daar naets tegen
opgezien hebben. Hij had wel voor
heeter vhren gestaan, Maar met zoo'n
hardeh en tevens grilligen wind was
je nooit van iets zeker, 't Kan mis
lukken; je kunt opeens weer naar
den grond geslagen worden, wan
neer je er in 't minst niet op be
dacht was, juist op 't oogenblik als
je over de hindernissen heen wilde
vliegen. O, die gaten, waarin je weg
zinkt, waarin je valt, als een boot,
die wegzakt in het holle van een
golf...
Tandeau ging weer in de tent, waar
zijn toestel stond. De zeilen wandeh
klapperden, als werden ze van bui
ten doo"r een woedende vuist geschud.
In het halfdonker zat zijn helper op
een benzinebllk, somber, de ellebogen
binnen vijf minuten vernield
zijn.
De wethouder sprak tegen. Hij zei:
Zoo iets kun je niet vooruit
weten.
Pardon, dat is wel zoo, viel Tan
deau hem in de rede.
Het is jammer, heel jammer.
Maar benut in ieder geval het eer
ste oogenblik van windstilte. Wij heb
ben vertrouwen in u gesteld. Dat heb
ben we u getoond. Maak dat we er
geen berouw van hebben.
Gilon steunde deze woorden met
een gekmp der zware oogleden. Tan
deau beroep de toespeling. Om ze
kerder van hem te zijn, had het co
mité hem vooruit betaald... De avia
teur haalde zijn schouders op. Ze
behoefden hem niet aan zijn contract
te herinneren. Betaald of niet be
taald, hij zou vliegen, zoodra hij
kon.
Ondertusschen waren de organisa-
teurs naar de tribunes teruggegaan
en trachtten de menigte te kaimee-
ren. Vergeefsche pogingen. Weidra
begon mén te roepen. Er werd met
armen gedreigd. De afrastering week
en een donkere menschenstroom ver
spreidde zich over het grasveld, na
derde de loods. Tandeau liet eeh
vloek hooren. Alles wat hij wel eena
gehoord of gezien of gelezen had over
de woede van een volksmenigte,
dook in zijn geheugen op. Hij voelde
er angst voor. Hij was even bang er
voor, als voor den harden wind. Hij
voelde zich als bekneld tusschen die
twee stormen.
Gevolgd door de opdringende men-
sobendrommen, waarin Tandeau nij
dige gezichten, schreeuwende mon
den, woedende oogen zag, verschenen
weer de orga'nisateurs.
Heel zenuwachtig en rood liep Gi
lon hem op korten toon toe, terwijl
hij zijn hoed vasthield, dien de wind
anders afgerukt zou hebben:
U moet beginnen..., dadelijk. Ze
gaan alles breken..., de tribunes, het
buffet... We zijn verloren...
Mijnheer, ik zeg u, dat ik niet
kan. Niemand zou met zoo'n wind
vliegen. Ik beloof u een anderen dag
terug te komen...
Een anderen 'dag.,., schreeuwde
Z-wart schijven op: 5. 11, 12, 13, 14, 17, 18, 21, 22, 27, 32 en 36.
Wit schijven op: 24, 25, 29. 30, 31, 34, 39, 40, 45. 46, 47, 48 en
Probleem No. 262 va L WEISS.
Zwart
Wit
Zwart schijven op: 3, 6, 7, 8, 9, 11,
Wit schijven op: 21, 22, 26. 27, 30,
Oplossingen worden gaarne inge
wacht aan bovengenoemd adres uiter
lijk Dinsdag 13 Juni a.s.
Oplossing r van probleem No. 257,
Oplossing van probleem No. 258,
Wit speelt 35-30 en zwart laat vol
Wit: 5-28, 28-23 23-7 7-
Zwart: 13:35, 35-2ïa, 2-35 gedw., 35-
Wit 23-19 en verder
a Zwart 35-49
andere variant:
Wit: 5-32, 32-38 38-24
Zwart 13:35, 35-49 gedw.. 49-35 gedw.
Probleemen: 257 en 258 zijn goed
opgelost door de hoeren: P. Benit.
J. Eype, W. J. A. Matla, P. Mollei
SLAGZET IN
Zwart
van den auteur: Wit 28-22 (zw. 17:39
gedw.) wit 40-35, 31-27. 29-24. 48-43,
1 30-24, 35:41
van den auteur:
gen 36-13, daarna
2 2-35. 35-2. 2:11!
49 gedw. 49-16, 16:7
als voren
,24-2 2-35 enz., als bovem
35-49 gedw.
Ima, P. Ottolini en F. Th. Timmer. C.
Serodini.
Enkel Probleem No. 257 door de
heeren: R. Bouw en A. F. Kors.
DE PARTIJ.
47 48 49 60
Wit
In bovenstaanden stand maakte de
heer K. C. de Jonge te Amsterdam,
nadat zwart van 17 op 21 had gespeeld
den volgenden mooien slagzet met
wit: 28-22, 44-40, 43-39. 29:27, 22:4!
iirr DE DAMWERELD.
,,Le Bavard", het damorgaan van
Marseille, schrijft nog eens over de
match Welss-IIoogland het volgende:
„Wij zullen alle partijen uit de Match
Weiss-Hoogland, gespeeld om het
wereldkampioenschap, publiceeren.
..Onze lezers moeten zich wel reken
schap geven, dat de Hollandsche
Kampioen een van de meest begaafde
geesten is die men kan denken, en
de beste positiespeler na Weiss.
.,Nor op te merken, dat de
heer Hoogland, die slechts 19 jaar
oud Is. zelfs een nog vlugger speler Is
dan Fabre en Raphael".
In „Le Bavard" vinden wij 'de vol
gende studie van den heer Pane.
STAND
Zwart: 3, 9, 10. 11. 12, 13. 14. 17, 18,
20, 22 on 28.
Wit: 26, 27, 30, 31, 34, 87. 38, 39, 44,
46, 47 en 48.
Wit aan zet zijnde lokt door 27-21
te spelen, zwart tot den foutze-t 11-16
uit, waarna wit de partij als volgt
beëindigt.
Wit:
Zwart:
34-291
16:36
37-32
28:37
29-23
18:29
26-21
17:26
47-41
36:47
30-25
47:33
89:19
14:23
25:5!!