7 c.' m 1 SS 1 n 8 i§ men eene speld had kunnen hooren vollen, l)a meeaten der aanwezigen luisterden met nieuwsgierige verba- zing: doch enkelen waren er. die den toestand klaarblijkelijk begrepen en onder hen mijnheer aSlmond, die voor over boog In zijn stoel met aschgrauw gelaat. De arme jongen had nog be wustzijn genoeg om mii te vertellen, wat hem was overkomen, zoc ging de man op de estrade voort. Hij had drie kwart van zijn rapport opgemaakt en tot zoover was het ongunstig. Doch op zekeren morgen ontdekte hij aan do voorzijde van de mijn, grenzende tegen het eigendom van eena andere Compagnie, iets, dat hij beschreef als de prachtigste laag, welke hij ooit ge zien had. iets, dut volgens hem mil- liocnen waard moest zijn. Hij maakte er zich ietwat opgewonden over, en verloor zön gewone voorzichtigheid. Hij sprak over zijn vondst met een opzichter vau de belendende mijn, die juist twee leden van het syndicaat op bezoek had. Denzelfden avond kreeg Bendon een kogel in den rug, en ik weet wie dat gedaan heeft Een zacht gemompel ging door de zaal, doch niemand sprak. Op de ver hevenheid zaten de mannen als stee- nen beelden. Brendon, zoo vervolgde de jonge man. drong er bij mij op aan, dat ik zou terugkeeron naar Europa, want naar zijne meening was er een toeleg in liet spel. om u van uwe mijn te be- rooven. Daar wilde ik echter niet van hooren, zoolang er nog kans bestond, hem 't leven te redden. Ik bracht hem met moeite naar de naaste statie, op weg daarheen werd er tweemaal op ons geschoten. Later werden we aangevallen door drie schurken. Ik joeg' er een van een kogel door het hoofd en toen wis'-,. Ze het gerecht op hun hand te krijgen, zoodat er een bevel tot inhechtenisneming tegen mij werd uitgevaardigd. Ik kwam even wel te New-York aan en Brendon leefde nog. Nauwelijks had ik hem veilig in het hospitaal gebracht of ik vernam, dat de politie me zocht. Ik aou natuurlijk liever mijne aanvallers afgewacht en hunne aanklacht ont zenuwd hebben, doch Brendon hield niet op, tot ik hem beloofd had naar Engeland te gaan en den voorzitter de geheele waarheid mee te declen. Jk verschalkte de politie en stak den iceaan over in een kaj uit tweede klas vermomd in de kleeren van mun be diende. Te Plymouth stonden detec tives op den uitkijk met een bevel tot inhechtenisneming. Allemaal slechts om tijd te winnen, geloof ik. Om kort te gaan. ik verborg me onder de bank in een sneltrein naar Londen, sprong uit den wagen bij de eerste gelegenheid en liet me met een auto naar de woning van uw president brengen. Daar hoorde ik, dat hij zich in uwe vergadering bevond. Ik zal u niet zeggen, hoe ik hier in de zaal ben gekomen, maar het kostte me een papiertje van tien pond, maar ik ge loof wel, dat het goed besteed is. Nog iets. Ik ontving vanmorgen een ka- belbericht van den dokter uit het hos pitaal. Brendon is aan de beterband en zal in 't leven blijven. Ge zult dus binnenkort de geheele geschiedenis van hem zelf kunnen hooren. Ik ge loof, dat het slot van het rapport val- schelijk is opgemaakt, met het doel, u te nopen, de mijn over te doen. Nu kunt ge zonder twijfel de schurken ontmaskeren, die dachten u te slim af te zijn.. De jonge man hield op en sprak iets op zachten toon tot Lord Bei- field. De verkropte gevoelens van de 'aanwezigen gaven zich lucht in de meest onzinnige handelingen. Stoe len werden -ebroken, gefluit en gesis klonk allerwegen. Lord Belfield stond op en het ge lukte hem, zich boven het tumult te doen hooren. Dames en heeren, ik meen uit uwe houding te mogen opmaken, dat ge deelt in mijn onvoorwaardelijk ge loof aan 't geen we daareven verno men hebben. Ik behoef u niet te zeg gen, dat we de noodige inlichtingen zullen trachten te verkrijgen, betref fende deze verdachte aanbieding van wege een zeker syndicaat. Ik vrees dat ge gegronde reden tot klagen zult hebben tegen eenigen van ons. in wie gij vertrouwen hebt gesteld, maar.... zoo brak hij eensklaps af, terwijl hij omkeek en met een veelzeggend ge baar achter zich wees, die leege zetels moeten voor zichzelf spreken. Een oorverdoovend gejoel volgde. Op de estrade stonden vijf leege stoe len. Het meisje stond op om haar vader en zijn gast te ontvangen en 'n eigen aardige glans flikkerde in hare oogen toen ze zag, wie deze laatste was. Esther, zei de oude heer, ik moet u dezen heer voorstellen den zoon van een mijner oudste vrienden aan wien ik de grootste verplichtin gen heb en die in den laatsten tijd allerlei vreemde avonturen beleefd heeft. Raymond mijne dochter Es ther, die pos gisteravond met de boot uit Amerika is aangekomen. Ze stak glimlachend de hand uit. Ik ben zoo blij u terug te zien, mijnbeer Raymond. Ik ben bang, dat die spoordijk vreeselijk hard moet ge weest zijn. Niet half zoo hard, zeide hij, haar de vingers kussende, als de vloer van mijne cel zou geweest zijn, indien gij me niet gered hadt. Ze waren wel genoodzaakt eenige opheldering te geven aan Lord Bel field, die in zichzelf lachend de ka mer uitging. Ze bracht den jongen man naar een •cfa. Ga daar zitten en vertel mij eens alles, zei ze. Of zoudt ge liever op den vloer liggen? Beter zoo, antwoordde hij la chend. Onder die bank was me te veel stof. Ik heb de avondbladen gelezen. Wat 'n kranig man zijt gij. Weet ge, dat ik vijfhonderd aandeelen aandee- len heb in de Anna-mijn? Ze staan al op tien boveh pari en guan nog steeds in de hoogte, zei hij. Ik zal nog rijk worden, murmel de zij als voor zich heen. Hij schoof een weinig dichter naar haar toe. Ik zou gaarne die aandeelen van u onder mijne bewaring willen ne men, zei hij zachtkens. En... u zelf er bij, liet hij er na een oogenblik op .volgen. Ze keek hem aan, een schelmsch lachje in liet oog, en hij kuste haar. Een geheimzinnige diefstal. Het gebeurde op een zeereis, dat Ik do boodschap kreeg „De complimen ten van mevrouw Melhurst, mijnheer, en ze vraagt, of ge eens onmiddellijk in haar hut zoudt willen komen." Nadat ik de geldzaken in orde had gebracht, had ik mij juist naar mijn kantoortje op het dek begeven, om daar het verdere van den avond, door te brengen. Het doet zich aau land voor, dat het postje van beheerder op een boot al zeer gemakkelijk is, maar ia werkelükheid is dat niet zoo, en gedurende de liaele reis heeft men handen vol werk. Nu weer had ik mij nauwelijks op mijn gemak neergezet om de rekeningen te gaan nazien, toen ik werd opgeschrikt door een zacht kloppen aan de deur. Ik stond dadelijk op om open te doen en bevond mij toen tegenover de Canadeesche meid van mevrouw Melhurst. Haar gelaat was rood en zij scheen zeer zenuwachtig. Zij was op het punt, mij een lange verklaring te gaan doen, maar plot seling scheen zij zich te bezinnen, went zonder een woord verder te spre ken keerde zij zich om en verdween op het dek. Ik haastte mij haar te volgen, de hut van mevrouw Melhurst geko men, zag ik al dadelijk, dat er iets gebeurd was, wat haar schrik kon aanjagen. Op den vloer en zelfs op 't bed lag de inhoud uitgespreid van koffers en handtasschen. Te midden van die verwarring stond mevrouw zij zag er angstig en verward uit Het is vreemd, mijnheer Morse, sprak zij, terwijl zij met de hond op een juweelkistje wees. dat leeg op den grond lag. Mijn diamanten sie raden zijn verdwenen. Hoe kan dat gebeurd zijn vroeg ik ontsteld. Ik zou het u onmogelijk kunnen zeggen. Vanmiddag aan tafel vertel de ik aan mevrouw Lationner. dat ik zulk een schoone diamanten broche bij mij had. Zij drukte den wensch uit die te zien. Toen het middagmaal was afgelooj?en, begaf ik mij hier heen, nam de broche en liet het ju weelkistje in de hut liggen, en toen ik terug kwam, was het ledig. Hoe lang zijt ge afwezig ge weest Stellig niet langer dan een half uur. Weet ge zeker, dat ge den sleu tel van uw hut gedurende al dien tijd In uw zak hadt Stellig. Zoolang ik in de zaal was, is hij geen oogenblik uit mijn hand geweest. Ik onderzocht nauwkeurig het slot, maar er waren volstrekt geen sporen te ontdekken, dat het gebroken of los zou zijn, waarna ik mij verwijderde. Ik had juist do bovenste trede van de salontrap bereikt, toen ik iemand achter mij aan hoorde komen, die twee of drie treden tegelijk deed. Ik keek om en zag mijnheer Carter, die al verscheidene keereu met ons de reis heen en weer had gemaakt. Luister eens, mijnheer Morse, sprak hij, terwijl hij mij vertrouwe lijk bij den arm nam, gij hebt de zen keer al bijzonder vreemde gas ten aan boord. Hoe zoo? Wel, de een of andere is er van door gegaan met mijn zilveren siga rettenkoker, een paar ringen en een gouden Leg mij duidelijk uit, wat er ge beurd is Maar. waarde heer. hoe kan ik dat? Ik weet er net evenveel van als gij. Gij moet weten, dat ik na afloop van het middagmaal naar mijn hut ging daar kon ik op zweren en ik herinner mij, dat ik mijn sigaret tenkoker, ringen en gouden horloge ketting op een plank wierp. Toen ont deed ik mii van mijn jas, strekte mij behaaglijk op het bed uit en deed een lekker dutje. Toen ik wakker werd, ongeveer vijf minuten geleden, kwam ik tot de minder aangename ontdek king, dat al ir.';n kostbaarheden ver dwenen waren. Ik vond dat de zaak hoe langer hoe ernstiger begon te worden en ik ver loor dus geen tijd om mij naar den kapitein te begeven en hem op de hoogte der zaken te brengen. Hij be greep er evenmin wat van als ik. Toe vallig hadden wij als passagier aan bcord een Braziliaan, de Castro ge naamd, wiens handelingen mij gedu rende de geheele zeereis zeer geheim- zinni"' hadden toe geschenen. Als ik ook maar oen zeer klein bewijs van zijne schuld in handen had kunnen krijgen, dan had* ik hem stellig door den kapitein laten ondervragen, maar mijn onderzoek bracht aan het licht, dat hij den geheelen avond, toen de diefstal had plaats gehad, op het dek was geweest. Verder gebeurde er niets, dat de gemoederen der passagiers kon ver- oi.uusten, totdat de reis op een paar dagen na voleind was. Toen, op zeke ren middag, na afloop van het mid dagmaal, werd mij de tijding ge bracht, dat drie hutten op dezelfde wijze waren bestolen geworden. Hor loges, kostbaarheden en geld, alles wtt3 verdwenen, hoewel de passagiers stijf en strak volhielden, dat zij de deur achter zich gesloten hadden. deze tijding mij bereikte, stond ik toevallig in mijn kantoortje op het dek. Ik had een twintigtal goudstukken in de hand die ik juist in ruil genomen had voor Ameri- kaansch geld, om een der passagiers te beüeven. Ik borg het geld niet dadelijk weg, maar liet 't op mijn lessenaar liggen; vervolgens draaide ik het licht uit en spoedde mij om eg te komen. Ik was niet bevreesd voor de veiligheid der goudstukken, daar mijn do ir een bijzonder samen gesteld slot ha" en ik droeg wel zorg den sleutel om te draaien, voor ik mij verwijderde. Ik bleef ongeveer een uur beneden, terwijl ik mij verdiepte in deze nieu we klachten, maar, evenals in de an dere gevallen, kon ik er geen touw aan vast maken. Verdrietig en suf van 't denken, begaf ik mij 11a ver loop van dien tijd naar mijn kantoor tje, ontsloot de deur. draaide den knop van het electrisch licht om en strekte werktuigelijk mijn hand uit naar de goudstukken op den lesse naar. Mijn hand bevond zich even wel op een ledige plaats mijn sta peltje goud was verdwenen. Geiduren- 'do een paar minuten bleef ik als we zenloos voor mij uitstaren; ik was zoo in de war en teleurgesteld, dat ik nauwelijks mijn zinnen kon ver zamelen om over de geheimzinnige zaak na te denken. Ik deed evenwel mijn best, mij zelf te behoerschen en keek op mijn gemak de hut eens rond. In den loop van mijn overpein zingen bleef mijn oog rusten op de patrijspoort, die wijd openstond, daar het bijzonder warm was. Ik bekeek de onnoozele patrijspoort alsof ik de vermaarde geheiin-agent Sherlock Holmes ln eigen persoon was. Ik ging naai buiten en stak mijn arm door de opening, maar mijn hand bleef nog wel een meter van den lessenaar verwijderd. Toch was hel mijn stellige overtuiging, dat dit «ie ecnige weg was. waarlangs de (lief het geld kon gestolen hebben en ik besloot er eens de proef van te nemen. Ik spoedde mij naar de zaal en be gaf mij regelrecht naar een jong Ar,i9rlkaanach heer, van wien ik wist dat hij heel veel kostbaarheden in zijn hut had en er niet veel zorg voor droeg om ze behoorlijk op te bergen. Laat ik geen verwondering blij ken. fluisterde ik hem toe, terwijl ik naar de andere personen in den salon keek, maar mag ik u vragen, of uw hut geslot?i> is? Ja, dat is zoo. En de patrijspoort, is die open. Ja, stell'g. ik houd er niet van, dat het e- des nachts zoo warm is. Geef mij dan, als 't u belieft uw sleutel, ik zou een kleine proef wil len nemen. Hij nam dadelijk genoegen met mijn voorstel. Ik ging naar beneden en sloot mij op in zijn hut; ik hurkte neer op den grond, zoodat men mij niet zien kon, maar ik voortdurend de patrijspoort in 't oog kon houden. Plotseling, toer Ik naar de patrijs poort, keek werd mijn bloed koud en kon ik met moeite een kreet onder drukken. In het schermerlicht zag ik een langen, dunnen arm door de ope ning komen. Het volgende oogenblik 1 ad zich een kleine zwarte hand mees ter gemaakt van een lederen étui, dat dicht bij t -aam lag en zich in allerijl \erwijderde. stond op zljh knieën en de Mn steunend ln de palm van zijn hand. En op het bankje van de voiturette was zijn Jonge vrouw beug hun kleine Déuise, die net haar buikje vol gedronken had, in slaap te sussen. Altijd nog die lamme wind, gromde de mecanicien, het ls niets gedaan. Als het publiek maar kalm blijft, zuchtte Tandeau. Want hij vreesde vooral het onge duld en de woede van de menigte. Nooit had hij daarmee te maken ge had. Het waa zijn derde optreden, sinds hij voor eigen rekening werkte. Eerst had hij ais meesterknecht gewerkt. Toen had hij, aangemoedigd door zijn succes, zijn goed geluk en zijn verdiensten, gewaagd een toestel Ite koopen, ook zelfs een voiturette. En hij trok van stad naar stad, al naar gelang van de aanbiedingen der plaatselijke comités. De twee eerste koeien waa het weer hem gunstig ge weest. Stille dagen of een zachte, re gelmatige bries. Hij had op 't bepaal de uur kunnen uitvliegen. Terwijl nu... Weer gihg hij, zenuwachtig, naar buiten. De zon schitterde in een bleek-blauwan, door den wind schoon geveegdan hemel. Voor den aviateur was Juist dat zoo ongelukkig, dat effen blauw, dat felle licht. Hij kende de verontwaardigde uit roepen van al die wachtenden: Maar het ia prachtig weerl Waar om vliegt hij niet?" Zij zouden het gevaar begrepen hebben van rukwin den met onweer, regen en donkere wolken. Maar die wind met al dien zonneschijn en den blauwen hemel leek hun onschuld.g; dat telde nietl Een kleine groep jassen en hooge hoeden kwam van de tribunes af naar de loods toe. Tandeau herkende de organisa- teura van den vliegdag. De meesten behoorden tot den Geemeenteraad. Hij had meenen te raden, toen hij ogenblikkelijk op en met ^en allen sprak, dat de heeren spoedde tv- naar de gang. Ik stormde nf mow,tPT1 treden en rint 7» de trap op en begaf mij naar het tus-spoedigaf moesten treden en dat ze schendek. Daar juist op de plaats kort "óór de verkiezingen iets wilden waar ik oo-'eel<Üe dat zijn hut gele- doen om zich de goede gezindheid en gen was, bevond ik mij vlak voor den dankbaarheid van hun medeburgers Braziliaan de Castro. Nlettegenstaan- j fa verschaffen. Een er van, d.e graag de wamde, was hij gekleed in zijn aprai1 ^ep hem al uit de verte toe: lang© jos met grooten toraag. Hij keek _w staat hs« Is lijd. mij aan a,soi hij erg verwonderd was, J terwijl ik hem beschouwde met een tM u nu? Het n lemmd van lor- blik, die niet erg welwillend was. Plotseling kwim e-%n gelukkige ge dachte bij mij on Ik keerde .mij om en sprene da zaaltrap af, terwijl ik bijna tegen den hofmeester aanrolde, die onderaan stond. Geef mii een handvol noten, gauw riep ik. Toen hij ze mij ge- ook bestreden individuen, waar bracht had, spoedde ik mij naar 't j naar schijnt te luisteren, omdat dek terug. De Braziliaan had zich In j harder schreeuwen dan de ander schen bouw, die het hoofd boven zijn stijven boord hoog opdroeg, met vier kanten baard, een opwippenden neus, zware oogleden en die er dom uit zag. Hij was wethouder en heette Gilon. Een van die strijdlustige Gilon. Dan zou het te laat zijn. Ze zullen ons voor oplichters aanzien... Neen, vandaag moot u vliegen. Het is onmogelijk. Maar wij hebben gedaan, wat we beloofden, brulde de wetlioudér, doet u dan ook wat u beloofde. O dat geld, dat men hem naar 1 hoofd wierp. Als hij het nog maar terug had kiinnen geven. Maar T was reeds gebruikt om af te betalen op zijn toestel. Hij leefde van den eenen dag op den andeen. Hij moest zich dus la ten aanzien voor eeh oneerlijk man, voor een lafaard, of hij moest zijn nek breken? Een andere uitweg was er niet. En zijn vrouw, die daar ach ter het zeildoek van de tent zat, die brave kameraad van zijn goede en slechte dagen, zou zeker hooren wat ze nu bespraken en bedenken wat hij kiezen zou: de beleedlging of den dood... En opeens kwam ze naar buiten, heel klein maar dapper, de kin om hoog, met het slapende kind in haar armen. Zij liep recht op deh wethou der toe en zei kortaf: Ik ben zijn vrouw? Wilt u, dat hij zal vliegen...? Maar... U gelooft dus, dat er gevaar is? Zeker wel, mevrouw... Hij mag immers oen passagier medoiiemen, niet waar? Stap met hem in. Op die voorwaarde sta ik hem toe to vliegen. Gilon bleef onthutst met open mond staan. Toen stamelde hij: Maar... ik kan niet... ik zou Vreezen.,. Het jonge vrouwtje liet hem niet verder spreken. Goed; ik weet genoeg. U ziet, dat er gevaa'r is. Dit is voldoende. Achter den wethouder had de me nigte een oogenblik geaarzeld. Toen, plotseling, door een van die bruuske wendingen, die de foule eige'n zijn, koos zij de partij van het kleine vrouwtje tegen den tyran. En de monden, nog vertrokken voor de hoonwoorden, openden zich ih gullen oprechten lach, in zoo'n lach die Je tot in je hart doet schudden en die in 't ooghoekje even een traan brengt. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 261 van C. DE NIE. Kwart 1 8 8 4 6 7 11 j§ UP li m m S :i W>, ÜS Él We# 8 Wit dien tusschentijd eenigszins naar 't achterschip verwijderd. Ik naderde hem tot zeer dichtbij, ging toen vlak voor hem staan en begon kalm de noten te pellen. Hij zag mij aan met medelijdenden blik. Maar ik sloeg daar niet veel acht op. Al heel spoedig zag ik een slip van ziln lange jas op zijde duwen en een paar kleine schitterende oogen op mij gericht. Dat was mij voldoende. Mijn ver moeden was dus waar. Ik wierp de rest der noten in zee en recht op Castro aande zeide Lk: Ik moet u verzoeken, mij dadelijk naar de hut van den kapitein te volgen. Wat beteekent dat? vroeg hij, achteruit schuivende. Ik waa besloten, mij niet voor den gek te laten houden, en zonder zijn vraag te beantwoorden, pakte lk hem Tandeau, bescheiden van natuur en die zich gauw het intimideeren, was bang voor dat gewichtig heer schap. Toch antwoordde hij op be slisten toon: Mijnneör, ik kan met zoo'n wind niet vliegen. We moeten wachten. Gilon klapte minachtend met z'n tong: Wachten... wachten... Maar zie toch zelf. Daar zijn wol tienduizend menschen, van wed twintig kilometer In den omtrek hierheen gekomen en die ongeduldig beginnen te worden. Wat er aan te doen? antwoord de de aviateur. Laat het bekend ken. Stuur iemand rond met een bord, waarop het staat. Leg hun uit, dat het te hard waait. Het is me on- aauanellen enMijn met zijn hulp werd de schurk hut van den kapitein gebracht Toen wij een onderzoek instelden, vonden wij de diamanten van me vrouw Melhurst, den sigarettenkoker de ringen, enz., van mijnheer Carter 1q zijn bezit, benevens een groot aan tal andere voorwerpen van waarde, ln zijn hut vonden wij een kist, van gaten voorzien, waarschijnlijk be stemd voor verblijfplaats van den aap; die al even bedreven in het ste len scheen te zijn als zijn meester. (Centr.) Tusschen twee stormen Naar het Fransch van MICHEI. CORDAY. De menigte pakte zich reeds samen op de tribunes en achter de afraste ringen, maar de wind ging niet lig gen. Tandeau begon onrustig te wor den. Zou hij zijn contract kunnen na komen, en, vóór het donker werd, ee- ndge vluchten kunnen volbrengen? Het terrein zelf was niet gunstig. Het exe'rcitieveld, voor deze gelegen heid in aërodrome herschapen, wajs omgeven door militaire gebouwen en hooge populieren. De afmetingen wa ren eigenlijk te klein. Na zijn aan loop genomen te hebben, moest de aviateur nog al 3nel stijgen om boven de boomen en de daken uit te komen. Want hij zou gedn plaats en geen tijd genoeg hebben om een bocht te ma ken, vóór de grenzen van het ter rein bereikt te hebben. Drommels, bij goed weer zou hij daar naets tegen opgezien hebben. Hij had wel voor heeter vhren gestaan, Maar met zoo'n hardeh en tevens grilligen wind was je nooit van iets zeker, 't Kan mis lukken; je kunt opeens weer naar den grond geslagen worden, wan neer je er in 't minst niet op be dacht was, juist op 't oogenblik als je over de hindernissen heen wilde vliegen. O, die gaten, waarin je weg zinkt, waarin je valt, als een boot, die wegzakt in het holle van een golf... Tandeau ging weer in de tent, waar zijn toestel stond. De zeilen wandeh klapperden, als werden ze van bui ten doo"r een woedende vuist geschud. In het halfdonker zat zijn helper op een benzinebllk, somber, de ellebogen binnen vijf minuten vernield zijn. De wethouder sprak tegen. Hij zei: Zoo iets kun je niet vooruit weten. Pardon, dat is wel zoo, viel Tan deau hem in de rede. Het is jammer, heel jammer. Maar benut in ieder geval het eer ste oogenblik van windstilte. Wij heb ben vertrouwen in u gesteld. Dat heb ben we u getoond. Maak dat we er geen berouw van hebben. Gilon steunde deze woorden met een gekmp der zware oogleden. Tan deau beroep de toespeling. Om ze kerder van hem te zijn, had het co mité hem vooruit betaald... De avia teur haalde zijn schouders op. Ze behoefden hem niet aan zijn contract te herinneren. Betaald of niet be taald, hij zou vliegen, zoodra hij kon. Ondertusschen waren de organisa- teurs naar de tribunes teruggegaan en trachtten de menigte te kaimee- ren. Vergeefsche pogingen. Weidra begon mén te roepen. Er werd met armen gedreigd. De afrastering week en een donkere menschenstroom ver spreidde zich over het grasveld, na derde de loods. Tandeau liet eeh vloek hooren. Alles wat hij wel eena gehoord of gezien of gelezen had over de woede van een volksmenigte, dook in zijn geheugen op. Hij voelde er angst voor. Hij was even bang er voor, als voor den harden wind. Hij voelde zich als bekneld tusschen die twee stormen. Gevolgd door de opdringende men- sobendrommen, waarin Tandeau nij dige gezichten, schreeuwende mon den, woedende oogen zag, verschenen weer de orga'nisateurs. Heel zenuwachtig en rood liep Gi lon hem op korten toon toe, terwijl hij zijn hoed vasthield, dien de wind anders afgerukt zou hebben: U moet beginnen..., dadelijk. Ze gaan alles breken..., de tribunes, het buffet... We zijn verloren... Mijnheer, ik zeg u, dat ik niet kan. Niemand zou met zoo'n wind vliegen. Ik beloof u een anderen dag terug te komen... Een anderen 'dag.,., schreeuwde Z-wart schijven op: 5. 11, 12, 13, 14, 17, 18, 21, 22, 27, 32 en 36. Wit schijven op: 24, 25, 29. 30, 31, 34, 39, 40, 45. 46, 47, 48 en Probleem No. 262 va L WEISS. Zwart Wit Zwart schijven op: 3, 6, 7, 8, 9, 11, Wit schijven op: 21, 22, 26. 27, 30, Oplossingen worden gaarne inge wacht aan bovengenoemd adres uiter lijk Dinsdag 13 Juni a.s. Oplossing r van probleem No. 257, Oplossing van probleem No. 258, Wit speelt 35-30 en zwart laat vol Wit: 5-28, 28-23 23-7 7- Zwart: 13:35, 35-2ïa, 2-35 gedw., 35- Wit 23-19 en verder a Zwart 35-49 andere variant: Wit: 5-32, 32-38 38-24 Zwart 13:35, 35-49 gedw.. 49-35 gedw. Probleemen: 257 en 258 zijn goed opgelost door de hoeren: P. Benit. J. Eype, W. J. A. Matla, P. Mollei SLAGZET IN Zwart van den auteur: Wit 28-22 (zw. 17:39 gedw.) wit 40-35, 31-27. 29-24. 48-43, 1 30-24, 35:41 van den auteur: gen 36-13, daarna 2 2-35. 35-2. 2:11! 49 gedw. 49-16, 16:7 als voren ,24-2 2-35 enz., als bovem 35-49 gedw. Ima, P. Ottolini en F. Th. Timmer. C. Serodini. Enkel Probleem No. 257 door de heeren: R. Bouw en A. F. Kors. DE PARTIJ. 47 48 49 60 Wit In bovenstaanden stand maakte de heer K. C. de Jonge te Amsterdam, nadat zwart van 17 op 21 had gespeeld den volgenden mooien slagzet met wit: 28-22, 44-40, 43-39. 29:27, 22:4! iirr DE DAMWERELD. ,,Le Bavard", het damorgaan van Marseille, schrijft nog eens over de match Welss-IIoogland het volgende: „Wij zullen alle partijen uit de Match Weiss-Hoogland, gespeeld om het wereldkampioenschap, publiceeren. ..Onze lezers moeten zich wel reken schap geven, dat de Hollandsche Kampioen een van de meest begaafde geesten is die men kan denken, en de beste positiespeler na Weiss. .,Nor op te merken, dat de heer Hoogland, die slechts 19 jaar oud Is. zelfs een nog vlugger speler Is dan Fabre en Raphael". In „Le Bavard" vinden wij 'de vol gende studie van den heer Pane. STAND Zwart: 3, 9, 10. 11. 12, 13. 14. 17, 18, 20, 22 on 28. Wit: 26, 27, 30, 31, 34, 87. 38, 39, 44, 46, 47 en 48. Wit aan zet zijnde lokt door 27-21 te spelen, zwart tot den foutze-t 11-16 uit, waarna wit de partij als volgt beëindigt. Wit: Zwart: 34-291 16:36 37-32 28:37 29-23 18:29 26-21 17:26 47-41 36:47 30-25 47:33 89:19 14:23 25:5!!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 14