BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
het Perzisch tapijt.
18« .'ï-»**rg.
ZATERDAG 8 JDLI1911
Mo. 8802
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEW3 DAGBLAD KOST
fL20 PER 3 KAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
GROOTE HOUTSTRAAT 55.
IN HAARLEM-S DAGBLAD ZUN
ADVEKTENT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Hei Rijke Natuurleven
NAALDEN VELD EN ZIJN VARENS.
In de naaste omgeving van Haar
lem ia moeilijk mooier eri intiemer
stukje natuurschoon te bedenken dan
hier waar de mooiste plekjes van ons
schilderachtig land In miniatuur
schijnen vertegenwoordigd.
De heuvelachtige, droge gronden
van onze Oostelijke provincies met
hun altijd groen geboomte vinden
hae'r in het klem hun reproductie in
de donkere dennengroepen; de mos-
rijke plekjes van onze moerassen
zijn ook hier te midden van het eiken
hakhout weer te vindein, terwijl het
romantische beekje omzoomd met
hoog op gaande lischbloemeii mot ont
breekt.
Hier op Naaldenveld roept de schol
ekster cn broedt de nachtegaal, hier
dartelt nog 't vlugge konijn en klap
wiekt de lasant, hier is, te midden
der gemoderniseerde villaterreinen
nog een bijna ongerept brokje na
tuur te bewonderen.
Vooral in deze zomermaanden ver
toont Naaldenveld een bijna tropi-
schen plantengroei en te midden daar
van wuiven de hoogopgaande varen-
veeren, met hun lichter groen zacht
afstekend tegen het donker der eiken
Aan den voet dezer knoestige ver
wrongen kinderen van den trotschen
koning des wouds vinden wij een
rijkdom van planten, klein en groot,
maar het meest sprookjesachtig, het
meest idyllisch troont daar de beken
de boomvaren.
Dit plantje, hoewel zijn naam eer
aan groote afmetingen doet denken,
is een van otizo kleme boschvarens.
De dikke, bruine stengel kruipt tus-
scben en onder de half vermolmde
boomtronken door ei zendt van ai-
stand tot afstand de betrekkelijk klei
ne bladeren omhoog.
Deze zijn ongeveer twee d.M. lang
en slechts enkelvoudig ingesneden.
Komt ge wat verder in den tijd een
kijkje nemen, dan zijn bijna alle
blaadjes aan de achterzijde dicht be
zet met bruine hoopjes, die uit hon
derden kleine bolletjes zijn opge
bouwd.
bloemen zijn er niet geweest. Geen
honingbakjes konden de zwaar gon
zende insecten lokken. Door alles wat
maar vleugels heeft wordt ons varen
tje voo'rbij gezien cn slechts een enkel
kruipend wezentje zoekt bescherming
tusschen de ruwe vliezen van den
stengel.
Zoo is ons plantje genoodzaakt,
zelf voor de voortplanting te zorgen.
Wat deert het oen rïjkbloomige
toorts of er een enkel bijtje voo'rbij
gonst, de tien- en twint.gtallen die
te midden van het viltige wereldje be
landen vergoeden ruimschoots deze
veronachtzaming van den enkeling.
Maar het varentje mag wachten,
den geheelen zomer door.
„Dan maar zelf het werk ter hand
genomen" zouden wij zeggen en on
bewust slaat ook het plantje dezen
weg in.
Als in 't najaar de stormen gieren
door de beschermende eikentakken,
als bijna al wai groen is zich moet
verdedigen tegen de naderende kou
de, dan kiest het varentje de wijste
partij.
Het trekt zich terug. De groene ar
men worden een voor een afgeworpen
nadat het bereide voedsel in den sten
gel is gedrongen en van ons plantje Is
niets meer te zien.
Maar de bruine hoopjes hebben zioh
verdeeld in m llloenen sporen en als
het voorjaar komt hebben enkele van
deze lichaampjes genoeg kracht om
uit te groeien tot heel kleine plantjes.
Maar geen varentje is er zoo ont
staan. Het is nog slechts een tus-
schcnvoriu en vóór het eigenlijke va
rentje be nt te ontwikkelen, moet 't
geheimz.i.-.i.ge werk der bijen hier
door eigen kracht worden gedaan.
Uit heel kleine doosjes op die voor-
plantjes komen microscopische we
zentjes voor den dag. Wezentjes zeg
ik, waul in werkelijkheid doen ze
evenais de bacteriën aan laag ont
wikkelde dieren denken; daar zij een
eögen beweging hebben.
Komt zoo n klein wonderding in
een dauwdrop of een andere kleine
hoeveelheid vocht, dan zwemt het rus
tig door dit vijvertje naar een andër
doosje, waarin geen soo'rtgenootjes,
maar heel kleine eicelletjes liggen te
wachten op de zwemmende avontu
riers.
Daar komt er een naar binnein,
aangetrokken door een zuurachtige
vloeistof, die in het doosje wordt af
gescheiden.
Langzaam beweegt liet zich naar
de eicel en als deze twee elkaar heb
ben gevonden smelten ze earned an
groeien nu uit tot een echt varen
plantje.
Oorspronkelijk is dit ding nog zwak,
en niet in staat zelf voor voedsel te
zorgen maar het voorplantje offert
zich gewillig op, staat al zijn voe
dingsstoffen af aan het jonge varen
rentje en is eindelijk geheel verdwe
nen.
Hoewel deae wijze van voortplan
ting heel doelmatig is hangt ze toch
teveel vad allerlei omstandigheden
af, vooral van vocht. Het is daarom
ook, dat varens het liefst op vochti-
gen boschgrond groeien, enkele uit
zonderingen, zooals het muurvaron-
tje bij het begin van de Zandvoorter-
laan, niet meegerekend. Er is water
noodig.
Wordt aan deze hoofdvoorwaarde
niet voldaan, dan werken de vernuf
tige doosjes niets uit. Hun inhoud
verdroogt en geen snel bewegend spi
raalbootje bereikt zijn doel.
Er is gelukkig nog een tweede ma
nier. De bruine stengel doorstaat ge
makkelijk de winterkoude en als liet
voorjaar den bodem wat verwarmt
en de knoppen der eiken beginnen te
zwellen, zendt ook onze stengel weer
als voorheen zijn groene bladarmp
jes omboog, als om hulp smeekend
bij de bereiding van zetmeel.
Met opzet wijdde ik het grootste
deel van mijn artikel aan dit kleine
varentje. Door zijn afmeting moest
het wat mee'r worden belicht.
Het oog -wordt, vooral nu, mee'r
geboeid door de metershooge ade-
laarsvarens.
Hieraan is Naaldenveld heel rijk.
Het kle.ne ding van zooeven, om zijn
onbedekte sporen hoopjes ook wel
Nas/ktvarcn genoemd mag «en be
scheiden naam hebben, deae Ibijna
tropische weetldeplant voert met recht
een adelaar in haar schild. Zooals de
koninklijke vogel zweeft, ver boven
heuvels en bergen, ver boven -zijn
soortgenooten, zoo verheft zich de
adelaarsvaren in korten tijd hoog
boven de kleinere planten ein wed
ijvert hij zelfs met de anders zoo
sterke eikenstruiken.
En uit een botanisch oogpunt zijn
het nog slechts bladeren, d.e wij zien,
wat wij stelngel noemen is nog slechts
bladsteel al doet de' dikte soms aan
een tak donken.
Evenals bij het Naaktvarentje leeft
de eigenlijke plant ook onder den-
grond.
Kortstondig is het leven der groene
palmetten. Vol intense kracht scho
ten zij op, snel ontplooiend de fijn
verdeelde wondervoeren, statig wui
ven zij nu, hoog hoven de groene
hosehranden maar als de koude haar
adem laat gaan door het vochlwa-
somende eikenhout verschrompelen
de krachtige kinderen des wouds en
machteloos hangt het eens zoo f.ere
hoofd neer bij den houtachtig verhar
den stengel. De adelaar, d.e nu bij
doorsnede door den bladsteel zicht
baar wordt, is dan verdwenen en de
wind speelt door de krakende resten
van deze zomerweelde.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den heer A. P. te H.
In aardbeien slakken ïs wel de Ias-
lastigste aanval. Er is maar één
middel en dat is ze zooveel mogelijk
er uit zoeken. Verder kunt u zorgen,
dat er n et meer bij komen, door om
het bed ongebluschtè kalk of zout te
strooien. Deze onttrekken het vocht
aan de slakken waardoor de dieren
sterven.
H. PEUSENS.
Rubriek voo. Vrouwen
PRACTISCHE REIS-GARDE-ROBE.
Wederom nadert de tijd voor groo
te en kleine zomerreizen en onze da
mes (hebben "het natuurlijkerwijze
zeer druk met het in orde brengen
harer garde-robe en die harer kinde
ren.
Iedereen kent uit eigen ervaring
het groote ongerief, dat reizen met
veel bagage met zich brengt, daar
om moet men te dien opzichte zoo
practisch mogelijk te werk gaan en
alleen datgene in de koffers pakken,
waaraan men beslist behoefteheeft en
wat door het pakken zoo min moge
lijk te lijden beeft. We willen titans
eens zien, wat nu eigenlijk wel tot
het beslist noodzakelijke behoort.
Natuurlijk is dat ©enigszins afhan
kelijk van de plaats van bestem
ming; tenzij men niet van plan is
zioh eendgen tijd op een bepaalde
plaats op te houden, doch er de voor
keur aan geeft van de eene plaats
naar de andere te trekken om in den
kortst mogelijken lijd zooveel moge
lijk te wen.
In het laatste geval heeft men
slechts behoefte aan een practisch
reiscostuum, dat men met eeiiigo
blouses varieert. Als men echter eeni-
gen tijd aan het strand of in een
boschrijke streek wil vertoeven om
uit te rusten van zenuwinspannenden
arbeid, dan moet men er op uit zijn,
zich het dien tijd zoo aangenaam en
gemakkelijk mogelijk te maken en
daarbij «peelt onze kleedmg een voor
name rol.
Bepaald gekleede toiletten, kan men
in de meeste gevallen wel thuis la
ten; want alhoewel reeds men'gmaal
voorspeld werd, dat de blouses ver
bannen zouden worden is 't tot he
den nog niet gelukt om aan dit prac-
tische kleedingstuk zijn heerschappij
te ontnemen en treedt de blouse te
genwoordig dan ook sterker op den
voorgrond dan'ooit het geval was. In
haar versch.llende variaties voorziet
ze in bijna alle behoeften.
Bijna alle blouses worden tegen
woordig in den kimonovorin gesne
den, waardoor de hoeveelheid stof
tot een minimum is teruggebracht
en men gemakkelijk een half dozijn
blouses kan meenemen om nog niet
te spreken van de zoowel pracüsche
als élégante voilages, die met ver
schillende onderblouses gedragen
worden.
Ook de nauwe rokken nemen in de
koffers wedn.g plaats in, terwijl van
onderrokken nauwelijks meer sproke
is. Wanneer men dus een cheviot of
homespun reistoilet heeft, dat met
verschillende waschblouses gedra
gen wordt, bovendien een zwarten,
gekleeden rok met satijnen blouse of
voilages en den gekleeden' satijnen
mantel, die in bijna elke garde-robe
voorhanden ls, heeft men vrij wel
wat voor elke gelegenheid noodig is.
Aanbeveling verdient een ulster of
stofmantel.
De reusachtige hoedenkoffers kun
nen eveneens thu.s blijven; want nu
men voor de reis algemeen stofkap-
pen benut, die de geheele coiffure
beschutten tegen stof en regen en die
aan elk strand gedragen worden,
kan men met één gekleeden hoed vol
staan, voor het geval, dat men aan
table d'hölc dineert.
Dames, die op reis de voorkeur ge
ven aan donkerkleurige taillourto let
ten verzuimen niet minstens éen wol
len costuum mee te nemen, want met
koude, regenachtige dagen maken de
l'nneu costuums niet alleen een a'r-
moed gen indruk, doch zijn met het
oog op de dunne onderkleeding spoe-
dig te kil.
Jonge meisjes en vrouwen, die aan
een of ander modestrand gaan ver
toeven raad ik de geborduurde lin
nen of bat/.sten costuums ten zeerste
aan. Ze klcoden jeugd g en frisch en
zijn hij wurme zomerdagen van on
schatbare waarde.
Voor het jonge volkje verdient een
serie katoenen of linnen wuschjur-
KCit eveneens aanbeveling, terwijl een
mar.ne of matroze..pakje van blauwe
cheviot groote d.ensten kan bewij
zen. De matrozen-rokjes moeien met
Knoopgaten inger.cht zijn en worden
op katoenen voeringlijven geknoopt,
waurdoor het kind eveneens verschil
lende blouses op hetzelfde rokje kan
dragen.
Een cover coat jasje en een regen
cape voltooien de re.s garderobe.
Onderjurken kunnen eveneens tot
een kle.n getal herleid worden, want
vele moeders hebben er het overbo-
d ge van ingezien, onder die ruime
pioo.rokjes. Een donker tricot broek
je en flinke wollen kniekousen, die
door trckclasUeken omhoog gehou
den worden, geven voor kille dagen
voldoende beschutting terwijl op
warme, zonnige dagen de sokjes
wit linnen strandschoentjes benut
worden.
MARIE VAN AMSTEL.
teu geheimzige
geschiedenis.
Het was half 11 op een warmen
morgen in Augustus, toen de agent
Saggers plechtig Felton Street bin
nentrad. Op een afstand gezien had
de verschijning van den zeer langen
agent Saggers iets zeer indrukwek
kends. Maar als men dichter bij hem
kwam, ging er wel wat van dien in
druk verloren door het frisscha, jon
gensachtige. Tonde gezicht.
Halverwege de straat keek Sag
gers onderzoekend om zich heen,
want hij naderde een herberg, „De
Harp'' genaamd, en hij moest oplet
ten of men niet tegen een der vele
bepalingen van de drankwet zondig
de.
j Toen hij vlak bij het gebouw kwam,
verscheen er een knappe jonge vrouw"
met een krnd op den arm die van
plan scheen „De Harp" binnen te
gaan.
Saggers bleef verbaasd staan en
riep haar toe: Hé, wacht een
oogenblikje juffrouw, waar gaat u
met dat kind heen?
De jonge vrouw keek haar onder
vrager aan. Ik ga naar „De Harp"
antwoordde ze
Met welk doel? ging de lange
agent voort.
Om wat te drinken, antwoordde
de ander lachend. Dacht u, dat ik
er een pond boter ging koopen?
Saggers schudde het hoofd. U
mag daar niet gaan drinken, begon
hij, als u dat kind draagt 't Is
beter, dat ik u vooruit waarschuw j
dan dat ik 't later moet zeggen. On
der het spreken rustte zijn» oog be
wonderend op een donker'1 krul, die
onder haar hoed te voorschijn kwam.
O, bedoelt u dat, antwoordde de
jonge vrouw. lk dacht eerst, dat
n van plan was me tc tracteeren.
Saggers glimlachte en trok aan,
iets, wat over eemgen tijd een kne
vel kon worden. Ik zou 't graag
doen, juffrouw, als ik niet ui mijn
dienst was, maar nu gaat 't met. j
De jonge vrouw wendde zich naar
de deur der herberg. Saggers g.ivg
voor haar staan. U mag dat kind
daar n.et b.'nnon brengen, juffrouw,
zei hij op fermen toon. lk heb u
dat iliiRi net al gezegd. De wet is
de wet en die -uoet gehoorzaamd
worden.
liet meisje trok een gezicht Ik
wou, dat zij, die de wetten maakten,
even dorstig waren als ik, riep ze
\erontwaard gd, en ik zou blij
zijn, als ze d.l zware k'nd den gehee-
len dag moesten dragen! Dit is mijn
eerste betrekking, als kindermeid,
voegde ze er bij, en t is een zware
jongen voor zijn leeftijd.
De agent lachte veelhi te. k-nend.
U zal er gauw aan wennen, sprak
hij troostend. Als u zoo lang een
kind op den arm heeft gehad als ik
soms, zal u gemakkelijk zes herber
gen voorbij kunnen gan.ii, izonder
uw durst te willen lesschen.
U? riep de jonge vrouw. U
een k nd dmaen? U heefl er natuur
lijk nooit een op den arm gehad
i i.i.,u n.et Zuo'n o.iz.n.
Ik was de oudste van veertien,
vertelde de agint, en 1 waren alle
maal jongens, behalve de jongste
Ik heb er dus hee-I wat mee omge
gaan. Dat kan u gelooven.
De jonge vrouw lachte ongeloovig.
Onzin, zei ze U heeft van uw
leven geen kind op den arm gedra
gen. Neem den jongen eens even aan
dan kan ik dadelijk zien, of ik gelijk
heb.
Ik zou 't graag doen, als ik niet
in dienst was
O, zei het meisje. ik wist wél,
dut u een verontschuldiging zou zoe
ken. Alie minuien z<jn hetzelfde.
Eerst poenen ze en t volgende oogen
bhk trekken ze zich terug.
baggers boel zich op de l.p. loen
keek hij de lange straat door cn zag
dal er niemand m was. Geef mij
het kind, zei hij. en ik zal u laten I
z.en, dat ik er mee om kan gaan.
Het meisje lachte ouueu&eud en
legde bet kind voorzicht g in de ar
men van den langen man. Toen ze
het gedaan had, r.ep ze opeens:
Kijk eens even. Een luchtschip! Het
daalt daar giuds neer!
Saggers keerde zich om Het lelie
zonlicht verblindde hem een oogen-
bhk. Toen hield hij een hand voor
de oogen em keek weer. Hij zag een
vlucht duiven, maar kon geen luclit-
sch p ontdekken. Waar ziet u het,
I jsffrouw? vroeg hij, maar kreeg geon
I antwoord. De jonge vrouw was ver
dwenen. Saggers keek de heele struat
langs. Er was niemand te z.en. Nu
merkte hij dat de deur van „De
Harp"' nog heen en weer ging en hij
begreep, dat hij in een strik geval
len was.
Wie zou gedacht hebben, dat ze
me zoo beet zou nemen, mompelde
hij. Ik zal naar binnen gaan en
haar eens vertellen, hoe ik over
haar denk. En Saggers stapte in z n
verontwaardiging de herberg jn.
B.nnengekomen, zocht hij dadelijk
'naar zijn prooi. Twee vrouwen met
witte schort em en bloote armen fca-
ten aan een tafeltje. Twee mannen
stonden bij het buffet met Brown,
den herbergier, te praten. De laatste
keek Saggers en zijfc last aan. U
mag dat kind hier niet binnenbren
gen, begon hij.
Maar ik moet de jonge vrouw
hebben van wie dit kind is, antwoord
de Saggers. Ze ging hier nog geen
minuut 'geleden binnen.
Is dit uw kind, juffrouw Putter?
vroeg de herbergier aan de oudste
der twee vrouwen, die in verbazing
zaten toe te kijken.
Ik wou, dat het waar was,
sprak de vrouw op droevigen toon.
Ik heb mijn negende kind twee
maanden geleden begraven.
Is het van u, juffrouw Hopkins?
ging de herberg er voort tot de an-|
dere. een vijftigjarige vrouw.
Wil u me beleedigen, meneer
Brown! schreeuwde ze heftig.
Denkt u, dat ik mijn kind aan zijn
lot zou overlaten. Dan zal ik u eens
zeggen, hoe ik er over denk.
U hoeft u zoo boos niet te ma
ken om een eenvoudige vraag, zei de
heer Brown kalmeerend. U had
toch wel een kind verloren kunnen
hebben.
Een van de andere bezoekers vroeg
intusschen: aar heb je dat kind
vandaan gehaaid, ouwe jongen? Lag
het op de piano, toen je thuis kwam
van je d.enst?
Geen aardigheden, alsjeblieft,
sprak de agent op waardigen toon.
Waar is de jonge vrouw, die hier
juist binnenkwam?
Ik weet niets van een jonge
vrouw, zeide de herbergier, en ik
moet u vr.endclijk verzoeken, hiér
met dat kind vandaan te gaan.
Ik moet die vrouw hebben, zei
de lange man in uniform norsch, -
en w.l haar vinden ook.
Sag.e. Keek-bijna smeekend rond
Zijn toestand was niet te benijden.
Maar wat zal ik er mee doen?
vroeg hij.
Breng 't naar het politiebureau, j
raadde. Brown.
Of naar het werkhuis, vond
juffrouw Potter.
Bied het juffrouw Hopkins aan,
ze. de eene gast.
Bewaar het tot je getrouwd bent,
sprak zijn vriend Het zal em
goeie oefening voor je zijn.
Vóór Saggers op al die raadgevin-
gen kon antwoorden, werd er een
zachte voetstap gehoord en een vrou-
w es tem riep: Waar is mijn lieve-
linc? Waar is mijn kind?
Een dame in langen mantel met
een autoslu.er om den hoed was het
vertrek binnengekomen. Ze snelde
op den agent toe en rukte hem het
kind uit de armen.
Mijn lieveling, riep ze, het kind
aan haar borst drukkend Tóen keek
ze de kamer rond en men kon haar
oogen bijna vonken zién schieten
achter haar blauwen sluier. Wie
is de man, d e mijn kind heeft ge
stolen? gilde ze bijna. Waar heb j
je hem gepakt, agent? Heb je hem I
gi-boeid? Zullen ze er hem voor op-1
hangen, denk je? Toen zwoeg ze en
keck Brown am. Maar die eerlijke
man was blijkbaar de schuldige niet. j
Vervolgens werden de twee andere
mannen aan een onderzoek onder
worpen, d e verdroegen evenwel haar
blikken ook kalm.
Waar is hij? herhaalde de moe
der. Waar heb je hem gevonden?
De kinderme.d kwam me vertellen,
dat een man het kind gestolen had
en er mee naar „De Harp" was ge
gaan. Toen v.el ze flauw en ik liet
haar aan de zorg van de werkmeid
over en snelde hierheen. Waar is de
schurk, agent? Hoe kranig, dat je
hem gepakt hebt. Saggers bloosde
hevig bij dien lof.
Ik pakte hem niet, mevrouw,
stamelde hij.
Vraag hem, mevrouw, wie het
kind van uw meid nam, raadde juf
frouw Potter.
Wie nam mijn lieveling van
zijn verzorgster? vroeg de dame.
Als je wist, wie het was, waarom
heb je hem dan met gearresteerd?
Hij moet gevangen gezet worden.
Levenslang, voegde de eene man
er bij.
De ongelukkige Saggers keek ver-
Iegener dan ooit.
M.sschien wil u de dame wel ver
tellen, wie het kind bier bracht,
sprak juffrouw Potter.
De moeder wachtte op een verkla
ring.
U moet weien, begon de agent
ten laatste wanhopig, lk sprak
een paar woorden met uw kinder
meid.
U maakte praatjes met mijn
meid, riep de dame verontwaardigd.
Neen, ik raadde haar aan, hier
niet binnen te gaan, om te drinken
en opeens legt ze het kind in mijn
armen.
Mijn meid drinken, die haar le
ven lang een geheelouthoudster ia
geweest. Als u me wat wijs wil ma
ken, moet u iets meer waarschijnlijks
bedenken.
't Is de waarheid, sprak de Jon
ge man.
De dame met den blauwen sluier
keerde zich naar de deur, als iemand
d o den genadeslag heeft ontvangen,
gen.
Ik moet naar huis, sprak ze,
het kind inpakkend. Bovendien
maakt die tabaksrook me van streek.
Als je weer eens mijn kind van de
meid afneemt, ga er dan niet de her
berg mee in. Ik wou hom liever niet
met sterken drank in aanraking
brengen, voor hij tenminste kan loo-
pen.
En voor Saggers een antwoord kon
geven, was ze de deur reeds uit.
Laat dit een les voor u zijn. Sag
gers, zoo sprak de herbergier tot den
politieagent, om u voortaan niet
meer met kindermeisjes te bemoeien.
Je bent er nu goed afgekomen. Stel je
voor dat ze eens naar den inspecteur
was gegaan. Bemoei Je niet meer
met vrouwen.
Dat zal ik niet doen, daar kar»
je zeker van zijn antwoordde de
agent somber.
Een week later was Saggers met
een van zijn collega's in een der
drukste wijken van Londen in dienst.
Hij had juist den arm opgeheven om
een auto tegen te houden, toen een
mandenwagentje, getrokken door een
pony, den hoek omsloeg. Toen hot
vlak langs hem reed, keek hij naar
de inzittenden. Een man met een
gladgeschoren gezicht mende, en
naast hem zat eem in 't wit gekleede
dame met een kind op haar schoot.
Haar bruine oogen flikkerden, toen
ze den agent zag, en ze glimlachte
onder 1 maken van een lichte hand
beweging.
De collega kwam van den overkant
der straat aanloopen.
Hoe vond je haar? vroeg hij.
Wie wie was het? stamelde
den ander.
Mollie Considine, de ster van de
Variété. En haar man zat naast
haar. Je moet haar van avond maar
eens gaan zien m haar rol van kin
derme.d. Ze speelt zoo natuurlijk.
Opeens' begon Saggers te begrij
pen.
Ik heb haar die rol eens zien
spelen, zei hij. Is ze soms familie
van Brown uit „De Harp"?
Ze is zijn schoonzuster. Waar
om? vroeg de collega.
Maar Saggers had zich al omge
draaid.
Kindje, zei de oude heer Jerons
tot zijne dochter, ge weet dat ik de
laatste man in de wereld ben om
hard te zijn tegen een jongeman die
vooruit wil komen... Ik heb dan ook
mets tegen Jacques Carteret, maar...
ik moet niet aan hem, maar in de
eerste plaats aan u denken. Alles
wat ik vau mijn aanstaanden schoon
zoon vraag, is dat hij een Vrouw kan
onderhouden... 't zij door zijn inko
men, 't zij door zijn rente. En als de
heer Carteret mij morgen kan aan-
toonen, dat hij 120.000 franken bezit,
dan mag hij u, wat mij betreft, over
morgen al trouwen, desnoods nog
denzelfden dag.
Ella's gezichtje stond pruilerig. Zij
was Zich maar al te goed bewust, dat
t eeuigszins woe.hjk was voor
iemand, d.e nog geen 120 franken
bezat, er 120.000 te laten rinkelen. Zij
keek hulpeloos op naar haar vader.
Er was mets onrechtvaard.gs cn dien
etsch, maar dat was nu juist om zoo
wanhopig onder te worden.
Hij moet dus 120.000 franken
hebben, zuchtte zo, - alleen om iets
te zeggen.
Ja. De rente van dat sommetje
kan u althans door moeilijke dagen
heenbrengen.
Toen haar vader heengegaan was,
dacht Eila na over de manier om aan
zooveel geld te komen. Zij pijmgde
haar hoofdje af, en vond er geen
weg op. Jacques was schilder, en ver
diende bijna niets... Hij had van nie
mand ook iets te doen.
O, wat ben ik toch ongeluk
kig, zuchtte Ella, en snikkend wierp