Ia den storm, Zachtkens 'daalde 'do milde zomer nacht op aarda neer, verademing brengend den door het dagwerk in de brandende zon uitgeputten mensch Langzaam, een voor een, begon een ontelbare menigte sterren aan het firmament ie schitteren, gietend zacht licht in de avondschemering. De maan troonde nog niet aan den hemel, maar toch spoedig zou zij haar zilveren stralen werpen over t vredig avondlandschap. De oude, trouwe gezellin der aarde zou betee- kenisvol glimlachen als zij zag het formeel, dat de tuin van den rijken reedet Van der Dijk bood. Het eenige dochtertje van 'den schatrijken roeder stond, ©enigszins door vlierstruiken verborgen bij lage heining van den tuin en tuurde in do avondschemering. Zij had haar waarnemingspost nog niet lang be trokken, toen vlugge voetstappen weerklonken. Leon's hartje klopte hevig, want, dien zij verwachtte, kwam afscheid nemen. Morgen, heel vroeg reeds, zou zijn schip het ruime sop kiezen en het kon wel eenlgr ren duren, eer stuurman Staal, wien in Lena's hartje een liefdevuur ontgloeid was, zijn vaderland w zou zien. Dat zou voor beiden zodr langen tijd zijn, want zij hielden zoo innig veel van elkaar Snel was Staal de plaats genaderd waar het meisje stond, dat haren geliefde stormachtig begroette. Hij drukte de slanke gestalte aan zijn breede borst, waartegln Leentje, o zoo graag rust te; teeder omarmde hij het teerbemin de meisje. Dan fluisterde hij: Als ik deze reis maar eerst ach ter den rug heb, lieve, dan hoop ik een plaatsje als kapitein te kunnen krijgen, zoodat ik je ouders om je hand kan vragen; nu zouden ze mij eenvoudig uitlachen, want stuurman Staal, de zoon van arme buren, die niets anders bezit dan een beschei den huisje, dat deze hem nalieten, is helaas niets in de oogen van je ou ders. O, teerbemind Leentje ik dank je voor je trouwe liefde, blijf mij ook nog dezen tijd trouw. Ja Frons, fluisterde het jonge meisje, in tranen uitbarstend, ik zal op je blijven wachten. Jaren waren voorbij gegaan. Lena van der Dijk was een volmaakte schoonheid gewordene die elke man gaarne tot de zijne begeerde, want daar de oude v. d. Dijk een der rijkste menschen van het kuststadje was, gold zij voor eene zeer goede partij, Onophoudelijk omgeven door een zwerm ijverige vereerders, was het haar wel opgevallen, toen deze plot seling het ouderlijk huis meden, maar toch zou zij er minder acht op hebben geslagen, had zij 'tegelijker tijd ook in haars vaders wezen een plotselinge verandering waargeno men. Hij scheen bedrukt en ging ie der bijna schuw uit den weg. Of schoon Lena het zeer prettig vond, dat zij van de laffe vleierijen van haar vroegere vereerders ontslagen was, baa'rde haar de toestand haars vaders toch ernstiger zorg. Hij we>rk- te nu bijna geregeld tot diep in den nacht en begon er steeds slechter uit te zien. Ook haar moeder zag er deernlis- waardig uit. Endelijk echter zou zij de oplossing van bet raadsel erva- 'ren. Haar vader had door mislukte speculatiën zijn geheele vermogen verloren en stond nu voor een crisis waaruit hij nauwelijks enkele gul dens zou kunnen redden. Deed reeds dit bericht het jonge meisje, dat tot dusver zorgeloos geleefd had, ineen krimpen, de verdere mededeel mg der ouders schokten haar tot in 't diepst harer ziel. De rijke kolenhandelaar Pieters, een reeds bejaarde man, wil de liaar vader helpen, mits Lena er in toestemde zijn vrouw te worden. Het bloed kookte Lena in de aderen. Zij kon dezen man niet trouwen, ter wijl zij de liefde voor een ander in haar hart ronddroeg. Onmogelijk! Stormachtig woelden de gedachten in liaar brein. Toen haar vader met - looine schreden de kamer verlaten had, wierp zij zich aan de horst ha- 'rer moeder en beleed onder hartver scheurend snikken dat zij Frans Staal voor eeuwig beminde. Wel ging de smart van haar kind de moeder aan 't hart, maar zij had rich dezen uitweg reeds als zoo zeker voorge steld, dat zij van geen terugkeeren Wilde weten. Zij troostte haar doch ter en wees er op, dat Staal haar stellig reeds lang vergeten zou zijn, anders zou hij toch in die jaren van lange afwezigheid wel eens iets van zich hebben laten hooren. Nu zij door haar eigen moeder zoo werd toege sproken, nu ook begon Lena aan haar gediefde te twijfelen. Maar toch, toen haar moeder er bij haar op aaïi drong, om den kolenhandel aar haar hand te schenken antwoordde zij vast besloten „neen", begaf zich naar liaar kamer en wierp zich snikkend op haar bed. Lo'na zag dat heur ouders er van dag tot dag slechter begonnen uit te zien; in hun verwijtende blikken las zij een stomme aanklacht, dat zij haar hand er niet toe wilde leenen om de catastrophe van het huis af te wenden. Een versclirikkelijken twee strijd streed zij in haar binnenste. Haar trots beweerde, dat haar gelief de de trouw had verbroken en ach, Lena gevoelde dat haar hart hem nog altijd toebehoorde. En dan zag Lena weer, hoe h'aaï oudera leden, hoe het verderf steeds nauwere kringen om heb beschreef, zoodat ten slotte alles welbeschouwd toch beter was dan volslagen armoe de on t armenhuis. Neen, zoo ver mocht het niet komen. Zij moest 't of fer brengen. Met een bloedend hart verklaarde zij op zekeren dag, dat zij mevrouw Pieters wilde worde'n, om haar oudora te redden. Hun dank echter wees Lena terug, want haar oude'rs konden immers niet weten, dat zij haar levensgeluk opgeofferd had. Pieters, een goede vijftiger, drong op een spoedige bruiloft aan. Werk tuigelijk gaf Lena haar toestem ming. Terwijl de hooge gestalte van den, van geluk stralenden bruidegom dien men in weerwil van zijn grij zende haren en baard, z'n 50 jaren nog niet kon aanzien, nog scheen te groeien, slonk de gestalte van de bruiid moor en meer, hoe dichter de .trouwdag naderde. Haar wangen waren bleek. Haren bruidegom had zij alles gezegd en Pietera, die Lena hartelijk lief had, had hau'r geroerd in z'n armen ge drukt, en haar beloofd een trouwe echtgenoot te zullen worden, tenein de zich ook Lena's liefde waardig te maken. Feestelijk was de kerk van het klei ne stadje op den huwelijksdag, met groen eu bloemen versierd. Toen de rijtuigen het jonge paar en de genoo- digden naar de kerk brachten, had z ch hiervoor een gTOote menigte kijk lustigen verzameld. Verwonderd aanschouwden de nieuwsgierigen de schrikaanjagend bleeko vrouw, welker spookachtige bleekheid door de prachtige witte zij der bruidsjapon nog meer opviel. Voorwaar een schoone bruid mompel de een uit de menigte, zij ziet er uit als een wandelend lijk. Hetzelfde dacht ook een vreemdeling, die juist hel kerkportaal bereikt had en met groote oogen, verschrikt de jonge vrouw aanstaarde. En 't was alsof de ze blik de gedachten der jonge vrouw tot zich trok. Vlak voor 't kerkportaal keek zij op: een schok voer door haar leden, en zij zou gevallen zijn, wan neer haar echtgenoot haar niet met zijn krachtigen arm had ondersteund. Zij geraakte in een toestand van ver- dooving en als in een droom ging de gansche trouwplechtigheid voor haar voorbij. Langzaam stroomde het Godshuis leeg, bezo"rgd sloeg de echtgenoot zijn vurig beminde vrouw gade, die de vragen van zijn en haar ouders naar den toestand met een vermoeid lach je beantwoordde: hij zag de toekomst niet rooskleurig in, want Lena had bij den kerkdeur haren geliefde zien, en diens dieptreurigen verwij tenden blik opgevangen. Hij was to laat gekomen. De tanden op elkaar klemmen en geduldig en vrijwillig de opgenomen ketens te dragen, was nu de boodschap. De zonneschijn was voor altijd uit haar leven verdwenen, en 't was alsof het in haar zieJ storm de en onweerde. Pieters droeg zijn jonge vrouw als het ware op de handen, hij ve'rvulde al de wenschen, die hij slechts in hare oogeh kon lezen. Lena wist het en moest het dank baar erkennen, hoewel zij niet kon verhinderen, dat hu re gedachten zeer dikwijls verpoosden in de verte, bij don beminde harer jeugd. Enkele we ken na de bruiloft kwam Pieters ver moeid en huiverig van een kleine reis thuis. Hij zou 't huis niet levend erlaten, want een hevige longaan doening greep den krachtigen man én sleepte hem na weinige dagen, hoewel zijn vrouw hem met opoffe rende liefde verpleegde, ten grave. Bij de opening van het testament bleek zijn vrouw universeele erfge naam. Bulderend kookt de zee. Met don derend geraas klotsen de kokende golven op liet strand. In bruisende fanfares en krachtige accoorden klonk de ouverture door den hevigen orkaan reeds eenige dagen voor de kustliewoners opgevoerd en het schijnt alsof de ontketende elementen nog altijd niet tot rust zullen komen. Hoewed liet nu juist geen aangename tijd is om buiten te zijn, is toch een deel der bevolking va"n het kuststadje op de duintoppen verzameld en staart angstig langs de wijde watervlakte. Een schip in nood! Men riet duide lijk, hoe het, als in een draaikolk op een zandbank getold wordt. De take- lage is verbroken; een deel van de raas en masten heeft de zee reeds ver zwolgen; reddeloos schijnt het schip den ondergang gewijd. Ademloos staart der menschenmenigte naar het wrak. De kanonschoten die van bet schip gelost we'rden, waren niet noodig ge weest, want reeds naderde hulp. Een krachtig sleepbootje.ls met de red dingsboot in zee gegaan. Er verloo- peïi enkele bange uren eer liet do reddingsboot gelukt, in den vrcese- 1 ijken storm de manschappen van het wrak over te brengen op de stoom-1 boot, die dan sleepend de 'reddings boot, de haven binnenstoomt, waur de dappere redders met luide hoera's begroet worde'n. Onder de toeschouwers, die de lan ding der redders en geredden bij wonen, bevinden zich ook Lena en haar vader, die nu hij ontheven is van zijn zotge'n, zich weer geheel do oude voelt. P.ecds willen beiden zich verwij doren, als Lana plotseling stil blijft staan; een der geredden baant, dwars 'door de menigte zich" bon weg naar de plaats, waar vader en doch ter slaan. Slechts weinige schreden is hij nog van haar verwijderd, als zijn blik die der jong® Vrouw ontmoet, op wier wangen zich blosjes beginnen te ver- toonen en in wier oogen een zeldza me glans licht. „Frans", roept izij bewogen uit, en Ln dat cene woord ligt heel haar gievoel, al haar lefde voor hem. „Lena" Is het jubelend antwoord. Dan omarmen zij elkaar zich niet storend aan de verbaasde fluisteren de menigte. Die bestaat niet voo'r hen. Zij waren gelukkig, zij hadden elkaar teruggevonden in den storm, om nimmer meer te scheiden. U. C. Z'a Vrachtje. Door HUGO PLEINER. Zal je er goed op passen? Voor zichtig loopen, hoor, want het Is eeói cue, zei mevrouwv toen ze hem den cello aangaf, warm in 't b'ruine over trek gepakt. Op z'n ruig-oud gezicht grijnsde 'n ongeloovige lach. Ja zeker, zei mevrouw nog eens nadrukkelijk, denk er om, hoor! Meneer heeft hem te leen gehad en zoo'n oude cel is een boel geld waard! Nou, nou, lachte hij goedig te rug. 'n Oue? As 't nou nog 's 'n nieuwe was... Maar afijn, 'k zal d'r wel op passé. Hij nam den bultigen zak voorzich tig onder z'n arm en stapte er lang zaam mee weg. 'n Best karreweitje, dacht hij glun der; z'n kameraads waren vandaag met piano's an 't sjouwe... dood wer- h'ad, straks, toén hij rteï. Nee, nee, snauwde hij niks noodig, me naam, eeks kijke! Hij drong de menschen om zich op elj wurmde on handig met z'n stroeve eeltvingers den zak los, waar hij den cel uittrok bang hem bevoelend. Het was geen cel meer t' was 'n vreemde houtmassa geworden, 'n spLinterige open gaping, waar slap- ongespannen de snaren over hingen. HIJ schrok er eerst wel van; maar toen hij de snaren heel zag, de twee zilveren heelemal ongeschonden en de twee andere ook, zuchtte hij van verluchting, Hè hè. steunde hij,, ik doch al dat de heele zaak keduuk was maar het ie gelukkig alleen maar do kast, van bove. Jonge, jonge, zei de apotheker, ook kijkend, da's leelljk! Nou ja, zei hij geruststellend, maar de snare ben gelukkig heel en het is toch maar 'n ouel" Hij pakte hem weer in, nam hem on<tór z'n arm. Toen hij weer huiten kwam, sloeg het Juist twaalf uur. Sapperloot, dacht hij, daar gaat me tikkertje ajuus, hoorl en hij iiaaste zich naar den instrumentmaker. Hieïo, zei hij tegen de meid, die hem opendeed, het vreemde pak haar voorhoudend, van mevrouw Van Laan. Enne, zeg 's tege meheer, da 'k gevalle ben met dat lamme ding.". Wat ze>g je, riep toen ineens me neer achter uit de gang, wat is er? Hij kwam naar voren, 'n beetje on rustig om wat hij vaagde hoorde zeg gen. Ongelukkie gehad, meheer, zei hij, aan z'n pet tikkend, maar geluk kig is t alleen de kast maar, van bove. er- j nove roke mos je je met die zware dingo J Wat..., hijgde ineens de instru- en je ve'rdiende d'r lauw mee. Nee. j mentmaker, wat zeg je...?! Z'n dan dit, da's werk... Wat is zoo'n I stem kropte vast van schr.k, hij ruk- ding licht Dalik, as ie de straat uit te het vreemde pak uit de handen van was, nam ie 'm op z'n rug, dan had j de meid, d~e er onhandig mee stond ie fijn z'n hande vrij... D:e mevrouw te wachten, plukte aan do zakgespen, met d'r denk je er om, hij is oud... voelde onderwijl aan den buiten die dacht dat ze hèm kon neme, J kant, hakkelend van woede. O, o, maar afijn, hij had d'r lak an, hij ellen... ellen... de... ling... 'n Ja. bracht 'm weg en verder geen nieuws. Toen hij den hoek van de straat om was, zette hij zijn vrachtje neer; hoog knoopte hij z'n riem van onder z'n kiel los, bond 'm om den cello- zak. Op z'n gemak stak hij een bkiad je tabak in z'n mond en veegde met z'n stroeve werkhand over z'n hari- gen kop. Ziezoo, dacht hij, nou gaan ik van wiek. En moeizaam bukkend, lichtte hij het bruine pak op z'n rug. Langzaam stappend, z'n handen in z'n zakken, liep hij door regelmatig sjokkend, 'n beetje voor over gebogen, in z'n gewonen work- gang. Hij was een klein, verweerd man neke, als verknoerst door het werken knokelig staken in z'n beenige go- zicht de Jukbeendéren uit de warro- lige kroesing van z'n baard, die tot heel onder in zijn hal3 doorliep, aeh- te'r den blauwen, kraag van z'n kiel verdween. Schuin achter op z'n hoofd stond z'n bestellerskepi, ver fomfaaid als hij zelf, vlekkig van do onderkanten van koffe'rs en allerlei pakken, die hij op z'n nek ronddroeg dag aan dag. En om z'n middel schommelden, bij eiken stap die hij deed, de touwtrossen, die aan z'n broekriem hingen, klaar voo'r 't sjou wen. Op z'n gemak iiep hij door; hij voelde zich lekker in z'n schik de zon scheen en 't was prettig-vol op straat. Hij mompelde, knus in zich zelf: Om kwart voo'r twaalve kan ik d'r zijn... als d'r dan 'n fooitje opzit, hè 'k net tijd om 'n likkertje te nemen, voor 'k gaan schafte... 'n Slagersjongen, die hem tegen kwam, riep ineens: Hei, mot je nog ver, met je zakkie? En hij bromde terug zonder op kijken, snel gewoon: Loop héén! Onbewogen sjokte hij voort, straat na straat mee met het menschenge- loop op de trottoirs. Als hij over moest steken, stond hij even stil, keek bedachtzaam op zij, of de straat vrij was, en liep dan naar den overkant, h oog-gemoedelijk. Knus liep hij te suffen 't bleef toch maar fijn weer, nou al Novem ber en no" niks geen. winter... lekkcr- warm nog dat zonnetje, 't was waar achtig of Ie 't door dat ding heen op z'n rug voelde. En d0n weer dacht hij, ineens lekker, aan z'n potje, straks., hè, hij had nou al trek. ilij was er al haast, nog twee stra ten, hier den hoek om... Maar ineens glibberde hij onderuit, hij schrok met 'n schok op uit z'n loopend gedut, rukte z'n handen uit z'n zakken, sloeg rnet z'n aroien... maaT hij kon zich niet tegenhouden» 't was of de cello achter op z'n rug 'm zwaar achter over trok... hij maakte nog een paar dwaze sprongetjes, wit van schrik en toen viel hij met een slag neer. Er kwam 'n dof gekraak uit den cello- zak onder hem, hij lag klemmend vast, schoor geknepen in de plots in gezakte bulting van z'n ruggevracht. Om hem liep 'n opstootje samen; ze moesten 'm overeind helpen, brachten 'm bibberend op z'n stramme beenen, den cello als 'n dood. vormeloos ding op z'n TU"\ naar een apotheek. Maar toen ze hem daar een glas water hadden laten drinken en het pak van z'n rug hadden gegespt, werd hij al gauw weer wat beter. Hij zag een agent bij rich staan, d'ie hem z'n naam vroeg en daarachter den apotheker en z'n bediende, met stiekeme lachgezichten... boven de rulthorren de loerende menschenge- zlchten, stijf-gedrukt tegen het glas En Ineens was hij weer bij, schoot 'm de schrik weer door z'n lijf om den col, om 't gekraak, dat hij gehoord Ja... cobs,... 'n echte Ja... ce... ce... cobs!...! S.mpel bleef het bestelle'rtje erbij slaan; goeiig dacht hij: „Da bedaart wel. as meheer maar ziet dat 't enkel de kast is... Maar eindelijk was de zak los, me neer trok den cel cr uit, zag de ver- woestng, de ruïne, de nog gapende klem, waar bet bestellertje in ge drukt had gezeten... Hij begon ineens zoo te bibberen, dat ze dachten dat hij een beroerte kreeg: hij werd vuur rood en teen wit, z'n lippen gingen op en neer, maar er kwam geen ge luid. En z'n oogen staarden al maar, wild, wijd-open, naar de Vreemde houtsplfntering, die hij in z'n hand hield. Het werd angstig, de meid en hij keken elkaar aan: O, O, wat moste ze doen? Ze moste 'm bedare, dalik bleef ie d'r in... En liet bestellertje, ineens moedig vooru.t, zei sussend, met z'n grove, schorre stem: Toe, meheer... hé, meheer, be- daa'r nou... toe, kijk nou eera 's... de snare ben allemaal nog heel... (L W.) BIJ DE JAPANSCHE OP THEE-VISITE. Het thee-uurtje, dat bij ons losjes hcenvlïedt en een tüd is van ontspan ning. is de gewichtige namiddag bezigheid der Japansche, die een lan gen leert'>d doormaken moet, eer zo naar behooren als gastvrouw kan op treden. In het land. waar de echtge noot zijn levensgezellinne teeder be titelt met namen als O Hanna San (juffrouw Bloem), O. Jacki San fjuf- frouw Sneeuw), O. Kilioe San (juf frouw Chrysanthemum), O. Notja San (juffrouw Speelgoed), lijkt het leven, vooral der hoogere standen, een ge durig spelen. Toch heeft de Japansche jenge dame heel wat te loeren, om van een goede opvoeding te mogen spre ken. Zoo is het houden van thee-visite een ware kunst. Als de Japansche gastvrouw thee zet. wil de étiquette, dat ze, om deze plechtige daad te ver richten, ongeveer tachtig nauwkeurig voorgeschreven en verschillende be wegingen uitvoeu'd door middel van vreemdsoortig ge'.Qrmde potjes en in strumenten. Dit .Dgewikkeld gema noeuvreer "aat ver jRzeld van een con versatie, waarvoor (tan groote ontwik keling gevorderd wordt. Als eerste on derwerp zijn er de kopjes, die meest j erfstukken zijn en ln haar soort kunst voorwerpen. Om deze met kennis van zaken le kunnen bespreken, moeten do dames fijne kensters zijn der ver schillende porseleinfabrikaten en op de hoogte der geschiedenis van de Japansche en Chineesche ceramiek een kennis, waarin een Japansche van goeden huize dan ook les zou kunuen geven aan Europeesche kunst- handelaren met gevestigde reputatie. Stof voor het onderhouden der con versatie leveren verder de weinige, maar kostbare vazen, met bloemen en takken, die bijna de eenige versiering uitmaken der zeer schraal gemeubi leerde vertrekken. De beleefdheid vor dert, dat de gaste haar bewondering uitspreekt over den bloemontooL Nu volgt een ©raatje over het samenvoe gen en binden der verschillende bloe men, een kunst, waarvoor we nog altijd bij de Japanners in de leer mo gen. De verschillend© scholen en stij len van het bloemenarrangement worden besproken. Daar dez© kunst eeuwenoud is en de Japanneezen ze steeds tot hooger volmaaktheid gebracht hebben, moet de gastvrouw al zeer veel schoonheids- Bevoel bezitten, wil ze met haar bloe- ménarrangemeni echt® bewondering oogsten bii haar gasten. Ee» derde punt van onderhoud doorgaans de schilderkunst. Behalve de bloemen vazen zien we een kakemo no in het vertrek. Deze lange oprol bare streep papier of stof zegt ons Europeanen niet veel. aan de Japan ners des te meer. Wij ontdekken er slechts eenige vreemdsoortige teeke- ningen op. soms maar wat letters voor den Japannees kan dit schijn baar slordig neergeworpen tee kon- of schrijfwerk een kunstwerk zijn. Deze fantastische krabbels zijn incest het resultaat eener lange studie, ze zijn gemaakt door een meestor, die er zijn, vaak hoogverhevengedachten in uit drukt. De beschaafde Japansche behoort dan ook in het gesprek blijk te geven, dat ze do fijnheden en schoonheden van den kakemono snapt en weet op prijs te stellen. Men ziet. dat het snoepige Japan sche vrouwtje met haar kinderlijke manieren, naïeve vraagoogon en knus gedoe haar hoofdje met heel wat ken nis heeft vol te proppen, eer ze als salondnme haar thee-uurtje bonden mag. Het woord salondnme past haar eigenlijk niet, meer geëigend voor liaan- is de titel van huisvrouw want een huisvrouw moet ze zijn tot in de toppen harer vingers, wil ze de liefde van haar man. de achting iiarer ken nissen bezitten. De man is in Japan de kostwinner, de vrouw daarentegen moet al het mo gelijk© doen om haar echtgenoot het leven zoo aangenaam mogelijk te ma ken. De man, die zijn vrouw niet goed behandelt, de plichten tegenover zijn gezin verwaarloost, wordt aan de olgemeene verachting prijsgege ven de vrouw, die niet goed voor haar man zorgt, eveneens. DE GROOTSTE LOCOMOTIEF DER WERELD. De grootste locomotief der wereld is met het geweldige gewicht van 280 tonnen thans in Topeka klaa'r gemaakt. De machine is bestemd om goederenwagens van over de 2000 ton over een zeer bergachtig gedeelte van Arizona te brengen, waar groote en lang© stijgingen en scherpe boch ten voo'rkome'n. Daar er op de lijn nauwelijks water té krijgen is, moest ook de tendér buitengewoon groote afmetingera hebben. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 277 van JOH. H. BLOM, Wit 47 4b ÖU Zwart schijven op: 5, 6, 11, 13, 15,29, 45, en dam op 35. Wit schijven op: 20, 25, 26, 28, 30, 32, 38, 39, 43, 4-1, 47 en 49. Probleem Na 278 van L WEISS. Zwart Zwart schijven op: 1, 6, 7, 9, 11, 13,14, 15, 19, 36 eh dam op 25. Wit schijven op: 17, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 30, 37, 39, 41, 42, 48 en 50. Oplossingen van beide problemen worden gaarne ingewacht aan bo vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 8 Augustus a.s. Oplossing van probleem No. 273, van den auteur: Wit 24-19, 29:20, 34-29, 33-29, 25-20, 35-30, 40:7, 36-31, 41:51 Oplossing van probleem Nó. 274, van den auteu'r: Wit 29-24, 17-12, 38-32, 44.21 2e Oplossing: Wit 21-16, 29-23, 33-35, 38-32, 17-15, 15:21 Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren: R. Bouw, P. Bcnit, Joh. H. Blom, B. A. Koper, J. Lyckla- ma, P. Moilema, W. J. A. Matla, P. Ottolini, C. Serodini. Nogmaals moeten wij beleefd ver- zoekeu de oplossingen van proble men in verschillende rubrieken voor komende, niet op één velletje papier te schrijven, doch voor iedere ru briek een afzonderlijk stukje papier te gebruiken. BLADPROBLEEM toegezonden onder het motto: „Mijn eersteling". 4b 47 4b 49 60 Zwart schijven op: 4, 5, 8, 9, 15, 16,18 en 26. Wit schijven op: 19, 25, 28, 31, 36,39, 48 en 4a De oplossing geven wij in de vol gende rubriek. D® Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uu"r in het ge bouw, ..De Nijverheid". Jansstraat S5, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar steeds welkom. Zij die lid wen- schen te worden van de Haarlemsche Damclub kunnen zich daartoe aan melden hij het bestuur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 12