ft 9 m a m mp ei 9 wm to m Si "u m in Él JJ s m IÉ ft m draaide hij zijn geweer om en stak zijn bajonet in het lichaam dat aan zijn voeten lag. Het wilde dier was niet meer te vreezen: het 6tuk bont h l hem voor eenigen tijd den muil gestopt, en voor hij er zich van had weten te ontdoen had de bajonet zijn ruggegraat gebroken en hem voor altijd onschadelijk gemaakt. Deze overwinning baatte den onge lukkige evenwel bitter weinig, want nauwelijks had hij de bajonet uit hot doode lichaam getrokken, of hij zag zich door verscheidene wolven om ringd.... liet eenige wat hij doen kon was nu met zij if geweer te manoeuvreeren dat hem spoedig uit de handen vieL Zijne oude pelsjas kraakte weldra onder de scherpe tanden. Krovtsjoek wankelde en viel onder het gewicht van de dieren d>e tegen hem op sprongen. Hij bedekte werktuigelijk zijn gezicht en riep: „Help, help!" met eene stem, die niets menschelijks meer had... Daarna smolt alles sa men tot ééne vormelooze massa; de wolven waren bezig stukken af te scheuren van de toeloepa. Nog één oo gen blik en het Russi sche leger zou een soldaat minder tellen... Opnieuw stiet Krovtsjoek een lui den angstkreet uit en... waarlijk daar gebeurde een wonder: al de wolven verlieten den ongelukkige, die half dood van schrik was, en verwijder den zich, huilende en met de landen klapperende. Daar weerklonk een luid gewirwar van stemmen: het was de wacht, die Krostv8joek te hulp kwam. De sol daten hadden de wolven hooren hui len en het laatste schot gehoord. Zij hadden zich gehaast, want zij had den begreDen. dat er onraad was, en toen zij twee wolven bij het schil derhuis ontmoeten, was hun alles duidelijk geworden. Zonder de beve len van den onderofficier af te wach ten, begroetten zij de dieren mei een gen eersalvo, zoodat verscheidene doodeliik eotroffen neerstortten en de anderen hals over kop op de vlucht sloegen. Men snelde naar Krovtsjoek toe. die buiten kennis op de sneeuw lag. Zijn pels en jas waren één vormeloo ze massa. Zijne kameraden lilden hem op en zetten hem neer: langza merhand kwam hij weer bij. Zijne dikke toeloepa had hem gered, maar als de wacht niet verschenen zouden de wolven bem toch ver scheurd hebben. De onderofficier durfde geen nieu wen schildwacht plaatsen, uit angst dat de wolven zouden terugkonten; bet geheele detachement keerde dus naar de hoofdwacht terug, met den armen Krovtsjoek en de drie gedoo- de wolven. De tweede-luitenant Ry- koff werd weer eens wakker geroe pen, en dit keer zonder de minste voorzorg, want de sergeant snelde de officierskamer binnen, met luider stemme roepende: Luitenant! luitenanti Het duurde eenige minuten voor dat Rykoff begreep wat de sergeant bedoelde; maar toon het hem duide lijk was snelde hij naar de soldaten- kamer. Daar zag hij drie doode wol ven liggen en Krovtsjoek, die, op de rustbank gezeten, niets deed dan la chen. De soldaten vertelden wat er gebeurd wa9 en Rykoff wendde zich tot Krovtsjoek met de woorden: Zeg eens vriend, hebben de wol ven Je erg te pakken gehad? Krovtsjoek gaf geen antwoord, hij lachte maar steeds. Het is de schrik, luitenant, die er nog in zit, zeide de onderofficier. Laat hem maar met rust, jongens, vervolgde Rykoff, en hij verwijderde zich om een bericht in te zenden. De sneeuw viel nog altijd in groote vlokken; de storm deed de vensters rinkelen en huilde nog harder dan te voren, als om zijne oentevreden heid te betuigen dat het drama niet op tragischer wijze geëindigd was (De Kunst). Een gevaarlijk man. Op zekeren dag in het voorjaar reisde ik ui Zwitserland van bar- guns naar Bazel, na een winter te Du vos te hebben doorgebracht, ik was gelukkig genoeg geweest, bijna het geheele traject een waggon voor mij alleen te henben, en kon dus genieten van de zuivere frissche lucht, die door het open portierraampje binnen stroomde, een weelde, waarvan iedere vreemdeling, die mijn coupé mocht hebben gedeeid, mij gestrenge- lijk zou hebben beroofd. Ik slaakte dus een bangen zucht, toeu een dikke heer. blijkbaar een Duitscher, aan een klein station, niet heel ver van Zurich, instapte, gewa pend met de noodige bagage. Na tuurlijk, zooals ik gevreesd had, was zijn oog dadelijk met bezorgdheid op mijn open raampje gericht, en hij stuk een vette hand uit uaar den trekker, maar wachtte weifelend, toen hu ruijn steeKUoudendeu blik van verontwaardiging zag. Veroorioolt u mij net raampje te sluiten zei hij, met een vra- geuden blik. Het is te koud en de thermometer teekent' geen warmte genoeg. Hij wees met een vleezigeu vinger naar den thermometer in den hoen, en begon toen hei verwarmingstoe stel te onderzoeken, een luiden ïueetscher, van teleurstelling aanheffend toenhij moorden, zag, dat de regulateur sterk tempe rend was gezet, 't geen ik aan stonds bij nujn binnentreden in den waggon had gedaan. Hij hei-stelde vlug die „vergissing" en ging toen stralend van tevredenheid naar zijn hoekje terug. Nu zijn wij beiden tevreden, merkte hij op. Gij hebt uw ojien raampje en ik mijn warmte. Ik zal u niet verder lastig vallen. verschrikkelijke, om nooit te opstand in Rritsch-Indic Ik keek hem ©enigszins ongerust aan, maar beantwoordde de vraag na eenige aarzeling, want in geschie denis ben tk nooit sterk geweest, en kan ik nauwelijks den eenen datum van den anderen onderscheiden. Lk dank u, liernam de Duit scher met een diepen zucht, en hij noteerde iets op den rand van een bladzijde van zijn boek. Is hij gek, of is hij bezig met het verzamelen van gegevens voor een geschiedkun dig boek. vroeg ik mij af. Ik hield hem nauwlettend in het oog. Hij zag er onschuldig genoeg uit, maar men kon nooit weten, en ik overwoog, of ik bijgeval hein had ontstemd over do kwestie van liet open raampje ik had wel iets beleefder kunnen we zen. Eensklaps stond de trein stil, de conducteur verscheen om ons zoggen, dat onze waggon in brand was geraakt, tengevolge van eenig gebrek aan liet verwarmingstoestel, weslialve hij ons verzocht, in ©en andoren waggon te willen plaats ne men. De man behoefde zijn verzoek niet te herhalen. In minder dan geen tijd hadden wij ons boeltje bijeengepakt en den coupé verlaten, den conduc teur volgend, die ons zoo snel moge lijk een anderen waggon aanwees. Dat had een vreeselijk ongeluk kunnen worden, zei de Duitscher plechtig, terwijl hij zijn curieuse col lectie handbagage in het net rang schikte.... en wat zal ik nu aanvan gen wat zal me overkomen de opstand in Britsch-Indiè is me van geen nut meer. Ik maakte een half gekscheerende opmerking, ofschoon ik me niet bij zonder op mijn gemak gevoelde, want we waren weder met ons bei den en de trein zou niet ophouden vóór Zurich. Maar ik zei u immers, dat het me van hoegenaamd geon nut meer is, antwoordde hij oeni.gszins boos, dat zou het niet kunnen. Natuurlijk niet, hernam ik levendig. Ik voel me erg slaperig, weet u.... en ik denk, dat ik het best doe met een uiltje te knappen. Ik zette me derhalve met vertoon in mijn hoek, en sloot mijn oogen half, doch hield mijn reisgenoot scherp in de gaten, die evenwel rus tig voortlas totdat de trein langzaam het groote station te Zurich binnen- st oo inde. Nu gaan we soupceren, zei de Duitscher met een broeden glimlach, terwijl hij op de treeplank en van daar op het perron stapte. Ik volgde hem, en zag hem staren naar den waggon, welken wij had den verlaten. Mij naar de wachtka mer begevend, om wat te gebruiken, hoopte ik van hem af te zijn. Maar spoedig stond hij naast me. 06h, zei hij angstig, zoudt u zoo vriendelijk willen zijn, mij te zeggen, welke groote gebeurtenis in het jaar 1493 heeft plaats gehad Ik deed een stap achterwaarts, vastbesloten om een anderen waggon te zoeken, ik wilde met dien gek niet langer opgescheept zitten. Wel, dat weet ik niet, zei ik haastig.... o ja, toch, Columbus ont dekte Amerika. Ik dank u, gij zijt wel vriende lijk, antwoordde de Duitscher er kentelijk. O, ik heb geen potlood bij me, maar ik zal het wel onthou den.... Columbus, Columbus, ja, ja, ongetwijfeld. Ik haalde alsnu eenigen mond voorraad aan het buffet, en ging te rug om het in don trein op te eten... Ik wilde geen tijd verliezen en ter stond van waggon verwisselen. Ik lette op de reizigers, die terugkwa men, om hun plaatsen In den trein weer in te nemen, maar mijn Duit- sche vriend was niet onder hen. Juist echter toen de trein ging ver trekken, kwam hij hijgend en bla zend aanrennen. Wild vloog zijn oog langs de wagens, en ik hoorde hem aan een conducteur, dien hij had vastgegrepenvragen Och, mijn vriend, zeg 'rei welk jaar heeft Columbus Amerika ontdekt Maar gauw, anders gaat de trein weg De conducteur beantwoordde de vraag, en het volgend oogenblik kwam tot mijn groot verdriet de Duit scher mijn waggon binnenvallen, terwijl do trein liet station uitstoom- de. Toornig keek hij om zich heen, en toen gaf hij lucht aan zijn woede door een soort van gebrul. Gij liegt, gij spreekt onwaarheid. bulderde hij. Columbus deed zijn ontdekking in 1492, niet in 1493, zooals u zei. Nu ben ik zonder baga ge, ze kan woTdon gestolen en we houden niet op voor Bazel f Met woedende oogen keek hij me aan. Ik zag in, dat het ootrenblik ee komen was, om te handelen. Met één sprong was ik bij de noodrem, trok er aan, en me vervolgens snel omkeerend, zag ik den Duitscher vlak naast me. Geen oogenblik aarzelde ik. Ik „schepte" hem, zette hem ver volgens mijn knie op de borst, en hield miin slachtoffer in b-vjwang, totdat de conducteur en de reizigers toesnelden, om te zien wat er gaan de was. Grijpt dien man, schreeuwde ik, toen verschrikte gezichten zich voor het geopend portier vertoonden, 't Is een gevaarlijke krankzinnige lk verzeker u, dat hij gek is, stapelgek.... antwoordde de Duit hij heeft getracht me tevar- Er valt hier mets uiteen te zetten, ging hij voort, in ant woord op do vraag van oen conduc teur om verklaringen. lk ben een vreeselijk verstrooid inensch. Het nummer van don waggon b.v., waar in ik zit, kan ik me, wanneer ik ben uitgestapt, nooit herinneren, tenzij het in mijn geheugen is blijven han gen door eeiuge gebeurtenis van ge wicht. De waggon, welken ik van- genummerd 1 was 1492. Daardoor ben lk ln een verkeerden waggon gestapt, mijn ba gage is weg en hij heeft me aange vallen. Ik verzoek u, hem vast grijpen, want hij ls govaarlljk Ik begon nu te begrijpen, dat lk me bespottelijk had aangesteld; dat, hoe excentriek en verstrooid de Duit scher ook was, hij evengoed b!' zijn verstand was als ik. Het spijt me erg, zei lk op kalmeerenden toon, het spijt me erg, 't is allemaal te wijten aan het feit, dat ik niet sterk in de geschie denis ben.... Ik... ik hoop, dat ik niet heb bezeerd. Instappen, gelastte de conduc teur kortaf. Gij hebt den trein te lang vertraagd. Gij zult het mij vergevon, hoop ik, voegde ik den Duitscher nog in alle nederigheid toe. Het is vergeven, zei de strooide grootmoedig, maar, vriend lief, leg u voortaan wat meer geschiedenis toe. (Centr.) Het ovale portoet. Uit het Engelsch van Edgar Allan Poe. morgen instapte, '1857, den datum van den opstand in vrij koeltjes, 't is...., 't is niet koud Britsch-lndië, maar ill vergat het en vandaag, j verzocht dezen jongen man, mij den Ben boeJi uit zijn reiskoffer halend, datum te zeggen, wat hij gedaan keek de Duitscher ietwat vaag naar heeft. Toen we verplicht waren, van mij.... allengs trok hij zijn voorhoofd waggon te verwisselen, zag ik, te in een broeden plooi en zagen zijn Zürich aankomend, dat het nummer ontroering was daardoor Het kasteel, waartoe mijn bediende zich met geweld toegang had ver schaft, liever dan mij, zwaar gewond als ik was, een nacht onder den biooten hemel te laten doorbrengen, was een van die vermengingen van droefgeestigheid en grootheid, die zoo langen tijd donker op de Appcn- nijnen neergekeken hebben Het scheen pas kort verlaten te zijn. Wij nestelden ons in een der kleinste en minst-weelderig ingerich te vertrekken, dat in een afgelegen toren van het gebouw lag. De portières en gordijnen waren weeJderig, maar oud en gehavend, de wanden waren met gobelins «-han gen en bedekt met latrijke wapens, afgewisseld door een bijzonder gi-oot aantal moderne schilderijen in rijk- vergulde eu gebeeldhouwde lijsten. ln deze schilderijen, die aan de 'anóen hingen, niet alleen op de groote vlakken, maar ook in de vele hoeken, die de grillige uiChiteotiur van het kasteel had doen ontslaan, tuig ik, wellicht door mijn ijlende koorts, groot beiang stellen. Ik ver zocht Podro de zware vensterluiken te sluiten want het was reeds nacht de pitten aan te stoken van een hooge candelaber, die aan het hoofdeind van mijn bod stond, en de zwartfluweelen gordijnen, die het ledikant hingen, wijd open schuiven. Ik wilde, dat dit gebeurde, opdat ik mij zooal niet tot slapen, dan toch zou kunnen neerleggen om beurte lings deze schilderijen te beschou wen en in een klein boekje te lezen, dat we op het kussen gevonden had den en waarm eene beoordeelmg en beschrijving van deze doeken stond. Lang, lang las ik en aandach tig, aandachtig keek ik. Vlug en ze ker snelden de uren voorbij en mid dernacht naderde. Do candelaber stond niet zooals ik wensckte en niet moeite mijn hand uitstrekkend om dat ik mijn bediende niet in zijn slui mer wilde storen plaatste ik haar zóó, dat het licht beter op het boek viel. Maar die beweging had een geheel onverwacht gevolg. Het licht der tal rijke kaarsen (want er waren er vele) viel nu in een nis der kamer, die tut nu toe in donkere schaduw gehuld •was geweest door een der bedstijlen. Ik zag dus in het heldere licht een schilderij, dat ik tevoren in het ge heel niet gezien had. Het was een portret van een jong meisje, bijna een vrouw. Ik wierp een vluchtigen blik od het schilderij en sloot toen mijn oogen. Waarom ik dit deed, begreep ik zelf niet goed, maar terwijl mijn oogleden gesloten bleven, trachtte ik de reden daarvan op te sporen. Het was een onwillekeurige beweging ge weest om tijd te winnen voor den ken om mij ie overtuigen, dat mijn oogen mij met bedrogen hadden om mijn verbeelding tot rust te Dron gen en met bedaarder en zekerder blik te kunnen kijken. Kort daarna keek Lk reeds weer strak naar bel doek. Dat ik nu juist zag, daaraan kon en wilde ik met twijfelen, want liet eerste flikkeren der kaarsen op het schilderij scheen de droomerige dof heid, die mijn zinnen besJopeu had, te vervangen, en mij ineens klaar wakker te maken. Het poitret, ik zei het reeds, was dat van een jong meisje. Het was een borstbeeld de armen, borst en ook de glanzende haren gingen onmerk baar in de vage, maar diepe scha duw over, die den achtergrond vorrn- van het geheel. De lijst was ovaal, rijk verguld en met Moorse he motieven versierd. Als kunstwerk kon men zich mets schoo- denken dan dit schilderij. Maar het kon noch de uitvoering, noch de onsterfelijke schoonheid van het ge laat wezen, die mij zoo -lotseluig en zoo heftig had ontroerd. Geheel on mogelijk was het, dat mijn verbeel ding, uit haar halven sluimer ge wekt, het hoofd voor levend had ge houden. Ik zag dadelijk, dat de eigenaar digheden van teekening en lijst een dergelijke gedachte onmiddellijk ver dreven zouden •hebben zelfs het koesteren er van voorkomen. Ernstig denkend hierover, bleef ik niissctueii weJ een uur, half zittend, half liggend, met mijn oogen aan het portret geboeid, kijken. Toen ik ein delijk het geheim van zijn macht ge vonden had, viel ik mijn kussens te rug. lk had de betoovering van het por tret gevonden in eene bijzondere ge lijkenis van uitdrukking, die mij eerst verschrikte, ten slotte in de war bracht. Met diep en eerbiedig ontzag zotte ik de candelaber weer op haar vorige plaats. De oorzaak van mijn hevige weer aan gende wonderlijke en geheimzinnige woorden „Zij was een maagd van zeldzame schoonheid, en even beminnelijk als vrool ijk. En het uur, waarop zij den schilder zag, beminde en huwde, werd voor haar rampzalig. Hij, hartstochtelijk, arbeidzaam, ernstig en reeds een bruid bezittend in zijn kunst zij, een maagd van zeldzame schoonheid, en even beminnelijk vrool ijk al licht en glimlach, dartel als een jong hert, die van ieder en alles liield, alleen de kunst haatte, die haar mededingster was alleen palet en penseeleu vreesde, die haar het gelaat van haar geliefde ont roofden. Het was dus verschrikkelijk voor 'leze vrouw om te hooren, dat de schilder zijn verlangen kenbaar maakte om juist zijn jonge bruid te schilderen. Maar zij was nederig en gehoorzaam en zat zachtmoedig vele woken lang in de donkere, hooge to renkamer, waar het licht slechts van boven op. haar en liet bleek© doelt vlei. Maar de schilder was trotsch op zijn werk, dat van mir tot uur, van dag tot dag vorderde. En hij was een hartstochtelijk en zwaarmoedig man, die in droouien leefde hij wilde niet zien dat het licht, dat spookachtig Ln dien eenzamen toren viel, de gezond heid en vroolijkheid van zijn bruid deed verdwijnen, wat voor ieder zichtbaar was, behalve voor hem. Toch bleef zij gelaten glimlachen, omdat zij zag dal de schilder (die een grooten naam had) met hart en ziel de taalt volbracht en dag en nacht werkte om haar te -hilderen, die hem zoo lief had, doch die dage lijks neerslachtiger en zwakker werd. En werkelijk, de enkelen, die het portret zagen, spraken over de gelij kenis op gedempten toon als van een machtig wonder en een bewijs van het talent van den schilder en zijne innige liefde voor fiaar, die hij zoo voort.reffel'ik geschilderd had. Maar ten slotte, toen het portret bijna af was, werd niemand meer tot den toren toegelaten, want de ochilder was zoo hartstochtelijk aan liet werk, dat hij enkel zijn oogen van het doek wendde om naar het gelaat zijner vrouw te kijken. En hij wilde niet zien, dat de kleuren, die hij op liet doek bracht, genomen werden van de wangen van haar, die voor hein tut. En toen vele weken voorbijgegaan waren en er nog slechts weinig te doen overbleef één streek bij den mond en één toets aan het oog flikkerde de levensgeest van het meisje nog eens op als de vlam in lamp. En toen was de streek geven en de toets gezet. Eén oogenblik stond de schilder m verrukking voor het werk, dat hij ge wrocht hadmaar daarna, terwijl hij nog keek, begon hij te beven en werd bleek. En toen hij hard uitriep: „Dit is inderdaad het leven zelf I", keerde hij zich om, om zijn geliefde te zien Zij was dood I" (Prov. Grom) GROENTEN EN VRUCHTEN EN DE GELAATSKLEUR. Groenten en vruchten kunnen veel invloed zijn op de gelaatskleur, zegt ©en Fransch geneesheer. Deze ge leerde heer verklaart, dat men, om een mooie teint te krijgen, vooral eten moet aardappelen, kool, bloem kool en druiven. Citroenen hebben ook een goeden invloed, verklaart hij. Si naasappelen zouden zeer voedzaam en verfrisschend zijn. Deze vruchten moest men vooral op de nuchtere maag eten. Men krijgt er een frissche, gelijkmatige gelaatskleur van. Kinderen moesten in den regel da gelijks een sinaasappel gebruiken en een glas kwast drinken. De mensch rnoet 's morgens vruchteneter zijn. is het voorschrift van vele hedendaag- sche gczondheidslceraars. Maar bij kinderen moet goed toegezien worden, welke vruchten ze in hun maagje stoppen, en met het eten van rauwe vruchten moet eerst op den leeftijd van drie 'nar begonnen worden, vol gens dr. Cromby, den liekenden kin derarts. Pruimen, npnelen, alle vruch ten met harde schil zi.in niet geschikt voor kinderen eon rijpe perzik is goed, mits de schil zorgvuldig verwij derd is; aardbeien zijn goed voor het &ene kind en af te keuren voor het Versch geplukte frambozen hebben doorgaans een goeden invloed; drui ven zfjn uitstekend en gekookte vruch ten. zooals jams, compótes en geleien moesten geregeld aan het kind gege ven worden. Geconfijte:vruchten daar entegen ziin uit den booze en moesten strikt buiten het bereik van kleine handjes gehouden worden. tMERIKAANSCHE HUWELIJKEN. Miss Eslella Mayers Snacks uit Philadetohia, thans mevrouw Mac. Gregor, heeft met haar vlugge huwe lijk een record gemaakt in de snol heid van trouwen. Van Atlantic City kwam zij des middags 4 uur to Phi- delphia aan. Bij het uitstappen ver liest zij haar portemonnaie en een vreemde heer op het pei-ron neemt de portemonnaie galant op en stelt ze haar ter hand. Zij dankt, zij bloost de twee zien elkander aan en er ont spint zloh een gesprek. Tien minuten vier spreekt men over trouwen ik wart over vier doet de heer Charles Mac Gregor haar een huw© lij'ksaonzoek, dat onmiddellijk aan-' genomen wordt. Zonder tijdverlies zoekt men een geestelijke, men tele foneert om den burgemeester, voor- zich van getuigen en om 5 uur 35 minuten is, na een -verlovingstijd van in 't geheel 80 minuten, het echtver bond gesloten, en onmiddellijk aan vaardt liet jonge paar de huwelijks reis. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 281, van J. J. Hubelmeijer. oogen achter zijn brilleglazen me be- was 1493. Ik vroeg denzelfden heer, 1 mijn oogen onttrokken en verlangend paald angstig aan. i om me gauw te zeggen, welke ge- greep ik nu het boekje, dat over de Kunt gij mij een jaartal zeggen wichtige gebeurtenis in dat jaar had schilderijen en haar geschiedenis vroeg hij eindelijk op klakoden plaats gehad en hij zei me „Ameri- I handelde. De bladzijde opslaande, toon. Ik heb het waarachtig ver- ka werd ontdekt". Maar dat was niet waarin over het ovale portret ge geten. Wanneer is ook weer dé zoo zoo het laar van de ontdekking schreven werd, las ik daa? de voi- ROOKEN. Op de hygiëne-tentoonstelling te Dresden is door dr. Rehield een rede over de wdïe kunst van het 'rooken gehouden. Volgens spr. is het rooken geen mode- of nabootsmgszucht, maar heeft het wel degelijk een gunstigen, eigenaa'rdigen kalmeerenden invloed op het geheele zenuwsysteem,, vooral op de smaak-, reuk- en spijsverte ringszenuwen. In tegenstelling met den alkohol kan de tabak duurzaam de werkkracht van sp.eren en zenu wen gunstig prikkelen. De oude opvattoig, dat pijprooken onschadelijker zou zijn dan sigaren rooken, deelt hij niet In een pijpe- kop krijgt de tabak maar weinig luch{ tot verbranding en daarom vormt zich daarin kolenoxyd. Bij de pijp verdwijnt maar 8 percent van den rook in de lucht, bij de sigaren 40 percent. De pijprooker zuigt dus 92 percent van alle stoffen op. Spr. geeft de volgende regels voor het pijp rooken: men verwijdere de korst in den kop n.et; deze. als slechte warm- tegeleidster, beschermt den kop voori te groote verhitting en absorbeert rookgassen, benevens nicotine. Men rooke de pijp niet heelemaal uit. Ook voor het s.garen rooken geeft spr. regels. Men snijde de punt zoo mogelijk af, opdat de rook ge makkelijk kan uittreden; men rooke noo.t „nat", menschen, die de ge woonte hebben hun sigaren te bekau- wen, moeten zich direct een pijpje aanschaffen. Men rooke nooit vóór ft ontbijt noch in bed en voere nooit rook door de longen. Kalm, langzaam en gelijkmatig rooken doet altijd goedl Een gedeeltelijk uitgegane si gaar moet men nooit aantrekken, doch door een vlam weer doen bran den Van groot belang acht spr. het kalm rooken. Men rooke niet bij e- vendige lichaamsbewegingen, zooals roe-en, loopen, rijden. Van gezoudbeidsstandpunt acht spr. tegen een matig rooken niets in te brengen. Men doe het alleen niet te veel De kwestie van te veel is zui ver individueel leder rooker moet en kan het zelf aan zijn Lichaam voe len. Doch men zij voorzichtig, want het is een bekend feit, dat twintig Jaar lang, zonder schade schijnbaar, nicotine-genot verdragen wordt, tot op zekeren dag, meest tusschen 40 en 50 jaar, plotseling hartlijden op treedt. Tabaksinisbruik tast vooral de aderen aan en doet deze verkal ken. Dat al deze beweringen voor rekening van dr. Rehfeld blij ven, behoeven we zeker niet naden aan te duidern Zwart. Schijven op 7, 8, 9, 12, 13. 14, 15, Wit. Schijven op 22, 23. 25, 30, 31, 36, 38, i, 27 en dam op 16. 40 en 44 PROBLEEM No. 282, L Put hod. Zwart. Schijven op 3, 6, 8, 10, 11, 17 en 20. Wit Schijven op 19, 22, 29, 38, 44. 48 en -50. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adree, uiterlijk Dinsdag 22 dezer. Oplossing van probleem No. 277, in den auteur Wit 2822, 22—18, 39—34, 47-41, 32—28. 43—39, 26—21!! prachtigden auteur ons compli ment Wij ontvingen alleen een goe de oplossing van den heer W. J. A. Matla. Oplossing van probleem No. 278, Zwart 1 9 van den auteur Wit 2318, 4S4£ 37—31, 31—26, 2823, 22 33, 26—21) 17 10, 25 3! Goed opgelost door den heer W. J. A. Matla. In het weekblad „de Amsterdam, mer" vinden wij het volgende mooie bladprobleem van den bekenden auteur M. Coe. Wij bevelen het on zen lezers ter oplossing aan. In de volgende rubriek zullen wij de oplos sing mededeelen 6 16 25 ■to,.. 35 ,-.v; J;v 45 Zwart Sohijven op 3, 4, 8, 12, 13, 19 en 27. Wit Schijven op 11, 20, 21, 30, 32, 34, 37 en 43. BERICHT. De vergiadering van de Hoarlem- sche Damclub op 7 dezer kon niet doorgaan, aangezien geen 2/3 van het aantal loden aanwezig was. (Zie Statuten art. 6). Thans zal die vergadering worden gehouden op Maandag 21 dézer en wekken wij de leden op, die vergade ring bij te wonen, wijl, ongeacht het aantal leden, alsdan aanwezig, alle besluiten, op die vergadering geno men, geldig zijn. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het gebouw „de Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel lijn daar steeds welkom. Zij, die lid wenschen te worden, kunnen zich daartoe bij het bestuur

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 12