ft
9
m
a
m
mp
ei
9
wm
to
m
Si
"u
m
in
Él
JJ
s
m
IÉ
ft
m
draaide hij zijn geweer om en stak
zijn bajonet in het lichaam dat aan
zijn voeten lag. Het wilde dier was
niet meer te vreezen: het 6tuk bont
h l hem voor eenigen tijd den muil
gestopt, en voor hij er zich van had
weten te ontdoen had de bajonet zijn
ruggegraat gebroken en hem voor
altijd onschadelijk gemaakt.
Deze overwinning baatte den onge
lukkige evenwel bitter weinig, want
nauwelijks had hij de bajonet uit hot
doode lichaam getrokken, of hij zag
zich door verscheidene wolven om
ringd....
liet eenige wat hij doen kon was
nu met zij if geweer te manoeuvreeren
dat hem spoedig uit de handen vieL
Zijne oude pelsjas kraakte weldra
onder de scherpe tanden. Krovtsjoek
wankelde en viel onder het gewicht
van de dieren d>e tegen hem op
sprongen. Hij bedekte werktuigelijk
zijn gezicht en riep: „Help, help!"
met eene stem, die niets menschelijks
meer had... Daarna smolt alles sa
men tot ééne vormelooze massa; de
wolven waren bezig stukken af te
scheuren van de toeloepa.
Nog één oo gen blik en het Russi
sche leger zou een soldaat minder
tellen...
Opnieuw stiet Krovtsjoek een lui
den angstkreet uit en... waarlijk daar
gebeurde een wonder: al de wolven
verlieten den ongelukkige, die half
dood van schrik was, en verwijder
den zich, huilende en met de landen
klapperende.
Daar weerklonk een luid gewirwar
van stemmen: het was de wacht, die
Krostv8joek te hulp kwam. De sol
daten hadden de wolven hooren hui
len en het laatste schot gehoord. Zij
hadden zich gehaast, want zij had
den begreDen. dat er onraad was,
en toen zij twee wolven bij het schil
derhuis ontmoeten, was hun alles
duidelijk geworden. Zonder de beve
len van den onderofficier af te wach
ten, begroetten zij de dieren mei een
gen eersalvo, zoodat verscheidene
doodeliik eotroffen neerstortten en
de anderen hals over kop op de
vlucht sloegen.
Men snelde naar Krovtsjoek toe.
die buiten kennis op de sneeuw lag.
Zijn pels en jas waren één vormeloo
ze massa. Zijne kameraden lilden
hem op en zetten hem neer: langza
merhand kwam hij weer bij. Zijne
dikke toeloepa had hem gered, maar
als de wacht niet verschenen
zouden de wolven bem toch ver
scheurd hebben.
De onderofficier durfde geen nieu
wen schildwacht plaatsen, uit angst
dat de wolven zouden terugkonten;
bet geheele detachement keerde dus
naar de hoofdwacht terug, met den
armen Krovtsjoek en de drie gedoo-
de wolven. De tweede-luitenant Ry-
koff werd weer eens wakker geroe
pen, en dit keer zonder de minste
voorzorg, want de sergeant snelde de
officierskamer binnen, met luider
stemme roepende:
Luitenant! luitenanti
Het duurde eenige minuten voor
dat Rykoff begreep wat de sergeant
bedoelde; maar toon het hem duide
lijk was snelde hij naar de soldaten-
kamer. Daar zag hij drie doode wol
ven liggen en Krovtsjoek, die, op de
rustbank gezeten, niets deed dan la
chen. De soldaten vertelden wat er
gebeurd wa9 en Rykoff wendde zich
tot Krovtsjoek met de woorden:
Zeg eens vriend, hebben de wol
ven Je erg te pakken gehad?
Krovtsjoek gaf geen antwoord, hij
lachte maar steeds.
Het is de schrik, luitenant, die
er nog in zit, zeide de onderofficier.
Laat hem maar met rust, jongens,
vervolgde Rykoff, en hij verwijderde
zich om een bericht in te zenden.
De sneeuw viel nog altijd in groote
vlokken; de storm deed de vensters
rinkelen en huilde nog harder dan
te voren, als om zijne oentevreden
heid te betuigen dat het drama niet
op tragischer wijze geëindigd was
(De Kunst).
Een gevaarlijk man.
Op zekeren dag in het voorjaar
reisde ik ui Zwitserland van bar-
guns naar Bazel, na een winter te
Du vos te hebben doorgebracht, ik was
gelukkig genoeg geweest, bijna het
geheele traject een waggon voor mij
alleen te henben, en kon dus genieten
van de zuivere frissche lucht, die
door het open portierraampje binnen
stroomde, een weelde, waarvan
iedere vreemdeling, die mijn coupé
mocht hebben gedeeid, mij gestrenge-
lijk zou hebben beroofd.
Ik slaakte dus een bangen zucht,
toeu een dikke heer. blijkbaar een
Duitscher, aan een klein station, niet
heel ver van Zurich, instapte, gewa
pend met de noodige bagage. Na
tuurlijk, zooals ik gevreesd had, was
zijn oog dadelijk met bezorgdheid op
mijn open raampje gericht, en hij
stuk een vette hand uit uaar den
trekker, maar wachtte weifelend,
toen hu ruijn steeKUoudendeu blik
van verontwaardiging zag.
Veroorioolt u mij net raampje
te sluiten zei hij, met een vra-
geuden blik. Het is te koud en de
thermometer teekent' geen warmte
genoeg.
Hij wees met een vleezigeu vinger
naar den thermometer in den hoen,
en begon toen hei verwarmingstoe
stel te onderzoeken, een luiden ïueetscher,
van teleurstelling aanheffend toenhij moorden,
zag, dat de regulateur sterk tempe
rend was gezet, 't geen ik aan
stonds bij nujn binnentreden in den
waggon had gedaan. Hij hei-stelde
vlug die „vergissing" en ging toen
stralend van tevredenheid naar zijn
hoekje terug.
Nu zijn wij beiden tevreden,
merkte hij op. Gij hebt uw ojien
raampje en ik mijn warmte. Ik zal u
niet verder lastig vallen.
verschrikkelijke, om nooit te
opstand in Rritsch-Indic
Ik keek hem ©enigszins ongerust
aan, maar beantwoordde de vraag
na eenige aarzeling, want in geschie
denis ben tk nooit sterk geweest, en
kan ik nauwelijks den eenen datum
van den anderen onderscheiden.
Lk dank u, liernam de Duit
scher met een diepen zucht, en hij
noteerde iets op den rand van een
bladzijde van zijn boek. Is hij gek,
of is hij bezig met het verzamelen
van gegevens voor een geschiedkun
dig boek. vroeg ik mij af. Ik hield
hem nauwlettend in het oog. Hij zag
er onschuldig genoeg uit, maar men
kon nooit weten, en ik overwoog,
of ik bijgeval hein had ontstemd over
do kwestie van liet open raampje
ik had wel iets beleefder kunnen we
zen.
Eensklaps stond de trein stil,
de conducteur verscheen om ons
zoggen, dat onze waggon in brand
was geraakt, tengevolge van eenig
gebrek aan liet verwarmingstoestel,
weslialve hij ons verzocht, in ©en
andoren waggon te willen plaats ne
men.
De man behoefde zijn verzoek niet
te herhalen. In minder dan geen tijd
hadden wij ons boeltje bijeengepakt
en den coupé verlaten, den conduc
teur volgend, die ons zoo snel moge
lijk een anderen waggon aanwees.
Dat had een vreeselijk ongeluk
kunnen worden, zei de Duitscher
plechtig, terwijl hij zijn curieuse col
lectie handbagage in het net rang
schikte.... en wat zal ik nu aanvan
gen wat zal me overkomen
de opstand in Britsch-Indiè is me van
geen nut meer.
Ik maakte een half gekscheerende
opmerking, ofschoon ik me niet bij
zonder op mijn gemak gevoelde,
want we waren weder met ons bei
den en de trein zou niet ophouden
vóór Zurich.
Maar ik zei u immers, dat het
me van hoegenaamd geon nut meer
is, antwoordde hij oeni.gszins boos,
dat zou het niet kunnen.
Natuurlijk niet, hernam ik
levendig. Ik voel me erg slaperig,
weet u.... en ik denk, dat ik het best
doe met een uiltje te knappen.
Ik zette me derhalve met vertoon
in mijn hoek, en sloot mijn oogen
half, doch hield mijn reisgenoot
scherp in de gaten, die evenwel rus
tig voortlas totdat de trein langzaam
het groote station te Zurich binnen-
st oo inde.
Nu gaan we soupceren, zei de
Duitscher met een broeden glimlach,
terwijl hij op de treeplank en van
daar op het perron stapte.
Ik volgde hem, en zag hem staren
naar den waggon, welken wij had
den verlaten. Mij naar de wachtka
mer begevend, om wat te gebruiken,
hoopte ik van hem af te zijn. Maar
spoedig stond hij naast me.
06h, zei hij angstig, zoudt
u zoo vriendelijk willen zijn, mij te
zeggen, welke groote gebeurtenis in
het jaar 1493 heeft plaats gehad
Ik deed een stap achterwaarts,
vastbesloten om een anderen waggon
te zoeken, ik wilde met dien gek niet
langer opgescheept zitten.
Wel, dat weet ik niet, zei ik
haastig.... o ja, toch, Columbus ont
dekte Amerika.
Ik dank u, gij zijt wel vriende
lijk, antwoordde de Duitscher er
kentelijk. O, ik heb geen potlood
bij me, maar ik zal het wel onthou
den.... Columbus, Columbus, ja, ja,
ongetwijfeld.
Ik haalde alsnu eenigen mond
voorraad aan het buffet, en ging te
rug om het in don trein op te eten...
Ik wilde geen tijd verliezen en ter
stond van waggon verwisselen. Ik
lette op de reizigers, die terugkwa
men, om hun plaatsen In den trein
weer in te nemen, maar mijn Duit-
sche vriend was niet onder hen.
Juist echter toen de trein ging ver
trekken, kwam hij hijgend en bla
zend aanrennen. Wild vloog zijn oog
langs de wagens, en ik hoorde hem
aan een conducteur, dien hij had
vastgegrepenvragen
Och, mijn vriend, zeg 'rei
welk jaar heeft Columbus Amerika
ontdekt Maar gauw, anders
gaat de trein weg
De conducteur beantwoordde de
vraag, en het volgend oogenblik
kwam tot mijn groot verdriet de Duit
scher mijn waggon binnenvallen,
terwijl do trein liet station uitstoom-
de. Toornig keek hij om zich heen,
en toen gaf hij lucht aan zijn woede
door een soort van gebrul.
Gij liegt, gij spreekt onwaarheid.
bulderde hij. Columbus deed
zijn ontdekking in 1492, niet in 1493,
zooals u zei. Nu ben ik zonder baga
ge, ze kan woTdon gestolen en we
houden niet op voor Bazel f
Met woedende oogen keek hij me
aan. Ik zag in, dat het ootrenblik ee
komen was, om te handelen. Met
één sprong was ik bij de noodrem,
trok er aan, en me vervolgens snel
omkeerend, zag ik den Duitscher vlak
naast me. Geen oogenblik aarzelde
ik. Ik „schepte" hem, zette hem ver
volgens mijn knie op de borst, en
hield miin slachtoffer in b-vjwang,
totdat de conducteur en de reizigers
toesnelden, om te zien wat er gaan
de was.
Grijpt dien man, schreeuwde
ik, toen verschrikte gezichten zich
voor het geopend portier vertoonden,
't Is een gevaarlijke krankzinnige
lk verzeker u, dat hij gek is,
stapelgek.... antwoordde de Duit
hij heeft getracht me tevar-
Er valt hier mets uiteen
te zetten, ging hij voort, in ant
woord op do vraag van oen conduc
teur om verklaringen. lk ben een
vreeselijk verstrooid inensch. Het
nummer van don waggon b.v., waar
in ik zit, kan ik me, wanneer ik ben
uitgestapt, nooit herinneren, tenzij
het in mijn geheugen is blijven han
gen door eeiuge gebeurtenis van ge
wicht. De waggon, welken ik van-
genummerd
1 was 1492. Daardoor ben lk ln een
verkeerden waggon gestapt, mijn ba
gage is weg en hij heeft me aange
vallen. Ik verzoek u, hem vast
grijpen, want hij ls govaarlljk
Ik begon nu te begrijpen, dat lk
me bespottelijk had aangesteld; dat,
hoe excentriek en verstrooid de Duit
scher ook was, hij evengoed b!' zijn
verstand was als ik.
Het spijt me erg, zei lk op
kalmeerenden toon, het spijt me
erg, 't is allemaal te wijten aan het
feit, dat ik niet sterk in de geschie
denis ben.... Ik... ik hoop, dat ik
niet heb bezeerd.
Instappen, gelastte de conduc
teur kortaf. Gij hebt den trein
te lang vertraagd.
Gij zult het mij vergevon, hoop
ik, voegde ik den Duitscher nog
in alle nederigheid toe.
Het is vergeven, zei de
strooide grootmoedig, maar, vriend
lief, leg u voortaan wat meer
geschiedenis toe.
(Centr.)
Het ovale portoet.
Uit het Engelsch
van
Edgar Allan Poe.
morgen instapte,
'1857, den datum van den opstand in
vrij koeltjes, 't is...., 't is niet koud Britsch-lndië, maar ill vergat het en
vandaag, j verzocht dezen jongen man, mij den
Ben boeJi uit zijn reiskoffer halend, datum te zeggen, wat hij gedaan
keek de Duitscher ietwat vaag naar heeft. Toen we verplicht waren, van
mij.... allengs trok hij zijn voorhoofd waggon te verwisselen, zag ik, te
in een broeden plooi en zagen zijn Zürich aankomend, dat het nummer ontroering was daardoor
Het kasteel, waartoe mijn bediende
zich met geweld toegang had ver
schaft, liever dan mij, zwaar gewond
als ik was, een nacht onder den
biooten hemel te laten doorbrengen,
was een van die vermengingen van
droefgeestigheid en grootheid, die
zoo langen tijd donker op de Appcn-
nijnen neergekeken hebben
Het scheen pas kort verlaten te
zijn. Wij nestelden ons in een der
kleinste en minst-weelderig ingerich
te vertrekken, dat in een afgelegen
toren van het gebouw lag.
De portières en gordijnen waren
weeJderig, maar oud en gehavend, de
wanden waren met gobelins «-han
gen en bedekt met latrijke wapens,
afgewisseld door een bijzonder gi-oot
aantal moderne schilderijen in rijk-
vergulde eu gebeeldhouwde lijsten.
ln deze schilderijen, die aan de
'anóen hingen, niet alleen op de
groote vlakken, maar ook in de vele
hoeken, die de grillige uiChiteotiur
van het kasteel had doen ontslaan,
tuig ik, wellicht door mijn ijlende
koorts, groot beiang stellen. Ik ver
zocht Podro de zware vensterluiken
te sluiten want het was reeds
nacht de pitten aan te stoken van
een hooge candelaber, die aan het
hoofdeind van mijn bod stond, en de
zwartfluweelen gordijnen, die
het ledikant hingen, wijd open
schuiven.
Ik wilde, dat dit gebeurde, opdat
ik mij zooal niet tot slapen, dan toch
zou kunnen neerleggen om beurte
lings deze schilderijen te beschou
wen en in een klein boekje te lezen,
dat we op het kussen gevonden had
den en waarm eene beoordeelmg en
beschrijving van deze doeken stond.
Lang, lang las ik en aandach
tig, aandachtig keek ik. Vlug en ze
ker snelden de uren voorbij en mid
dernacht naderde. Do candelaber
stond niet zooals ik wensckte en niet
moeite mijn hand uitstrekkend om
dat ik mijn bediende niet in zijn slui
mer wilde storen plaatste ik haar
zóó, dat het licht beter op het boek
viel.
Maar die beweging had een geheel
onverwacht gevolg. Het licht der tal
rijke kaarsen (want er waren er vele)
viel nu in een nis der kamer, die tut
nu toe in donkere schaduw gehuld
•was geweest door een der bedstijlen.
Ik zag dus in het heldere licht een
schilderij, dat ik tevoren in het ge
heel niet gezien had. Het was een
portret van een jong meisje, bijna
een vrouw. Ik wierp een vluchtigen
blik od het schilderij en sloot toen
mijn oogen.
Waarom ik dit deed, begreep ik
zelf niet goed, maar terwijl mijn
oogleden gesloten bleven, trachtte ik
de reden daarvan op te sporen. Het
was een onwillekeurige beweging ge
weest om tijd te winnen voor den
ken om mij ie overtuigen, dat mijn
oogen mij met bedrogen hadden
om mijn verbeelding tot rust te Dron
gen en met bedaarder en zekerder
blik te kunnen kijken. Kort daarna
keek Lk reeds weer strak naar bel
doek.
Dat ik nu juist zag, daaraan kon
en wilde ik met twijfelen, want liet
eerste flikkeren der kaarsen op het
schilderij scheen de droomerige dof
heid, die mijn zinnen besJopeu had,
te vervangen, en mij ineens klaar
wakker te maken.
Het poitret, ik zei het reeds, was
dat van een jong meisje. Het was een
borstbeeld de armen, borst en ook
de glanzende haren gingen onmerk
baar in de vage, maar diepe scha
duw over, die den achtergrond vorrn-
van het geheel.
De lijst was ovaal, rijk verguld en
met Moorse he motieven versierd. Als
kunstwerk kon men zich mets schoo-
denken dan dit schilderij. Maar
het kon noch de uitvoering, noch de
onsterfelijke schoonheid van het ge
laat wezen, die mij zoo -lotseluig en
zoo heftig had ontroerd. Geheel on
mogelijk was het, dat mijn verbeel
ding, uit haar halven sluimer ge
wekt, het hoofd voor levend had ge
houden.
Ik zag dadelijk, dat de eigenaar
digheden van teekening en lijst een
dergelijke gedachte onmiddellijk ver
dreven zouden •hebben zelfs het
koesteren er van voorkomen.
Ernstig denkend hierover, bleef ik
niissctueii weJ een uur, half zittend,
half liggend, met mijn oogen aan het
portret geboeid, kijken. Toen ik ein
delijk het geheim van zijn macht ge
vonden had, viel ik mijn kussens te
rug.
lk had de betoovering van het por
tret gevonden in eene bijzondere ge
lijkenis van uitdrukking, die mij
eerst verschrikte, ten slotte in de war
bracht.
Met diep en eerbiedig ontzag zotte
ik de candelaber weer op haar vorige
plaats. De oorzaak van mijn hevige
weer aan
gende wonderlijke en geheimzinnige
woorden
„Zij was een maagd van zeldzame
schoonheid, en even beminnelijk als
vrool ijk. En het uur, waarop zij den
schilder zag, beminde en huwde,
werd voor haar rampzalig. Hij,
hartstochtelijk, arbeidzaam, ernstig
en reeds een bruid bezittend in zijn
kunst zij, een maagd van zeldzame
schoonheid, en even beminnelijk
vrool ijk al licht en glimlach,
dartel als een jong hert, die van
ieder en alles liield, alleen de kunst
haatte, die haar mededingster was
alleen palet en penseeleu vreesde, die
haar het gelaat van haar geliefde ont
roofden.
Het was dus verschrikkelijk voor
'leze vrouw om te hooren, dat de
schilder zijn verlangen kenbaar
maakte om juist zijn jonge bruid te
schilderen. Maar zij was nederig en
gehoorzaam en zat zachtmoedig vele
woken lang in de donkere, hooge to
renkamer, waar het licht slechts van
boven op. haar en liet bleek© doelt
vlei.
Maar de schilder was trotsch op
zijn werk, dat van mir tot uur, van
dag tot dag vorderde. En hij was een
hartstochtelijk en zwaarmoedig man,
die in droouien leefde hij wilde niet
zien dat het licht, dat spookachtig Ln
dien eenzamen toren viel, de gezond
heid en vroolijkheid van zijn bruid
deed verdwijnen, wat voor ieder
zichtbaar was, behalve voor hem.
Toch bleef zij gelaten glimlachen,
omdat zij zag dal de schilder (die
een grooten naam had) met hart en
ziel de taalt volbracht en dag en
nacht werkte om haar te -hilderen,
die hem zoo lief had, doch die dage
lijks neerslachtiger en zwakker werd.
En werkelijk, de enkelen, die het
portret zagen, spraken over de gelij
kenis op gedempten toon als van een
machtig wonder en een bewijs van
het talent van den schilder en zijne
innige liefde voor fiaar, die hij zoo
voort.reffel'ik geschilderd had.
Maar ten slotte, toen het portret
bijna af was, werd niemand meer
tot den toren toegelaten, want de
ochilder was zoo hartstochtelijk aan
liet werk, dat hij enkel zijn oogen van
het doek wendde om naar het gelaat
zijner vrouw te kijken. En hij wilde
niet zien, dat de kleuren, die hij op
liet doek bracht, genomen werden van
de wangen van haar, die voor hein
tut.
En toen vele weken voorbijgegaan
waren en er nog slechts weinig te
doen overbleef één streek bij den
mond en één toets aan het oog
flikkerde de levensgeest van het
meisje nog eens op als de vlam in
lamp. En toen was de streek
geven en de toets gezet.
Eén oogenblik stond de schilder m
verrukking voor het werk, dat hij ge
wrocht hadmaar daarna, terwijl
hij nog keek, begon hij te beven en
werd bleek. En toen hij hard uitriep:
„Dit is inderdaad het leven zelf I",
keerde hij zich om, om zijn geliefde
te zien Zij was dood I"
(Prov. Grom)
GROENTEN EN VRUCHTEN EN DE
GELAATSKLEUR.
Groenten en vruchten kunnen
veel invloed zijn op de gelaatskleur,
zegt ©en Fransch geneesheer. Deze ge
leerde heer verklaart, dat men, om
een mooie teint te krijgen, vooral
eten moet aardappelen, kool, bloem
kool en druiven. Citroenen hebben ook
een goeden invloed, verklaart hij. Si
naasappelen zouden zeer voedzaam en
verfrisschend zijn. Deze vruchten
moest men vooral op de nuchtere
maag eten. Men krijgt er een frissche,
gelijkmatige gelaatskleur van.
Kinderen moesten in den regel da
gelijks een sinaasappel gebruiken en
een glas kwast drinken. De mensch
rnoet 's morgens vruchteneter zijn. is
het voorschrift van vele hedendaag-
sche gczondheidslceraars. Maar bij
kinderen moet goed toegezien worden,
welke vruchten ze in hun maagje
stoppen, en met het eten van rauwe
vruchten moet eerst op den leeftijd
van drie 'nar begonnen worden, vol
gens dr. Cromby, den liekenden kin
derarts. Pruimen, npnelen, alle vruch
ten met harde schil zi.in niet geschikt
voor kinderen eon rijpe perzik is
goed, mits de schil zorgvuldig verwij
derd is; aardbeien zijn goed voor het
&ene kind en af te keuren voor het
Versch geplukte frambozen hebben
doorgaans een goeden invloed; drui
ven zfjn uitstekend en gekookte vruch
ten. zooals jams, compótes en geleien
moesten geregeld aan het kind gege
ven worden. Geconfijte:vruchten daar
entegen ziin uit den booze en moesten
strikt buiten het bereik van kleine
handjes gehouden worden.
tMERIKAANSCHE HUWELIJKEN.
Miss Eslella Mayers Snacks uit
Philadetohia, thans mevrouw Mac.
Gregor, heeft met haar vlugge huwe
lijk een record gemaakt in de snol
heid van trouwen. Van Atlantic City
kwam zij des middags 4 uur to Phi-
delphia aan. Bij het uitstappen ver
liest zij haar portemonnaie en een
vreemde heer op het pei-ron neemt
de portemonnaie galant op en stelt
ze haar ter hand. Zij dankt, zij bloost
de twee zien elkander aan en er ont
spint zloh een gesprek. Tien minuten
vier spreekt men over trouwen
ik wart over vier doet de heer
Charles Mac Gregor haar een huw©
lij'ksaonzoek, dat onmiddellijk aan-'
genomen wordt. Zonder tijdverlies
zoekt men een geestelijke, men tele
foneert om den burgemeester, voor-
zich van getuigen en om 5 uur 35
minuten is, na een -verlovingstijd van
in 't geheel 80 minuten, het echtver
bond gesloten, en onmiddellijk aan
vaardt liet jonge paar de huwelijks
reis.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 281,
van
J. J. Hubelmeijer.
oogen achter zijn brilleglazen me be- was 1493. Ik vroeg denzelfden heer, 1 mijn oogen onttrokken en verlangend
paald angstig aan. i om me gauw te zeggen, welke ge- greep ik nu het boekje, dat over de
Kunt gij mij een jaartal zeggen wichtige gebeurtenis in dat jaar had schilderijen en haar geschiedenis
vroeg hij eindelijk op klakoden plaats gehad en hij zei me „Ameri- I handelde. De bladzijde opslaande,
toon. Ik heb het waarachtig ver- ka werd ontdekt". Maar dat was niet waarin over het ovale portret ge
geten. Wanneer is ook weer dé zoo zoo het laar van de ontdekking schreven werd, las ik daa? de voi-
ROOKEN.
Op de hygiëne-tentoonstelling te
Dresden is door dr. Rehield een rede
over de wdïe kunst van het 'rooken
gehouden.
Volgens spr. is het rooken geen
mode- of nabootsmgszucht, maar
heeft het wel degelijk een gunstigen,
eigenaa'rdigen kalmeerenden invloed
op het geheele zenuwsysteem,, vooral
op de smaak-, reuk- en spijsverte
ringszenuwen. In tegenstelling met
den alkohol kan de tabak duurzaam
de werkkracht van sp.eren en zenu
wen gunstig prikkelen.
De oude opvattoig, dat pijprooken
onschadelijker zou zijn dan sigaren
rooken, deelt hij niet In een pijpe-
kop krijgt de tabak maar weinig
luch{ tot verbranding en daarom
vormt zich daarin kolenoxyd. Bij de
pijp verdwijnt maar 8 percent van
den rook in de lucht, bij de sigaren
40 percent. De pijprooker zuigt dus
92 percent van alle stoffen op. Spr.
geeft de volgende regels voor het pijp
rooken: men verwijdere de korst in
den kop n.et; deze. als slechte warm-
tegeleidster, beschermt den kop voori
te groote verhitting en absorbeert
rookgassen, benevens nicotine.
Men rooke de pijp niet heelemaal uit.
Ook voor het s.garen rooken geeft
spr. regels. Men snijde de punt zoo
mogelijk af, opdat de rook ge
makkelijk kan uittreden; men rooke
noo.t „nat", menschen, die de ge
woonte hebben hun sigaren te bekau-
wen, moeten zich direct een pijpje
aanschaffen. Men rooke nooit vóór ft
ontbijt noch in bed en voere nooit
rook door de longen. Kalm, langzaam
en gelijkmatig rooken doet altijd
goedl Een gedeeltelijk uitgegane si
gaar moet men nooit aantrekken,
doch door een vlam weer doen bran
den
Van groot belang acht spr. het
kalm rooken. Men rooke niet bij e-
vendige lichaamsbewegingen, zooals
roe-en, loopen, rijden.
Van gezoudbeidsstandpunt acht
spr. tegen een matig rooken niets in
te brengen. Men doe het alleen niet
te veel De kwestie van te veel is zui
ver individueel leder rooker moet
en kan het zelf aan zijn Lichaam voe
len. Doch men zij voorzichtig, want
het is een bekend feit, dat twintig
Jaar lang, zonder schade schijnbaar,
nicotine-genot verdragen wordt, tot
op zekeren dag, meest tusschen 40
en 50 jaar, plotseling hartlijden op
treedt. Tabaksinisbruik tast vooral
de aderen aan en doet deze verkal
ken.
Dat al deze beweringen
voor rekening van dr. Rehfeld blij
ven, behoeven we zeker niet naden
aan te duidern
Zwart. Schijven op 7, 8, 9, 12, 13. 14, 15,
Wit. Schijven op 22, 23. 25, 30, 31, 36, 38,
i, 27 en dam op 16.
40 en 44
PROBLEEM No. 282,
L Put hod.
Zwart. Schijven op 3, 6, 8, 10, 11, 17 en 20.
Wit Schijven op 19, 22, 29, 38, 44. 48 en -50.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adree, uiterlijk Dinsdag 22
dezer.
Oplossing van probleem No. 277,
in den auteur Wit 2822, 22—18,
39—34, 47-41, 32—28. 43—39, 26—21!!
prachtigden auteur ons compli
ment Wij ontvingen alleen een goe
de oplossing van den heer W. J. A.
Matla.
Oplossing van probleem No. 278,
Zwart
1 9
van den auteur Wit 2318, 4S4£
37—31, 31—26, 2823, 22 33, 26—21)
17 10, 25 3!
Goed opgelost door den heer W. J.
A. Matla.
In het weekblad „de Amsterdam,
mer" vinden wij het volgende mooie
bladprobleem van den bekenden
auteur M. Coe. Wij bevelen het on
zen lezers ter oplossing aan. In de
volgende rubriek zullen wij de oplos
sing mededeelen
6
16
25
■to,..
35
,-.v;
J;v
45
Zwart Sohijven op 3, 4, 8, 12, 13, 19 en 27.
Wit Schijven op 11, 20, 21, 30, 32, 34, 37 en 43.
BERICHT.
De vergiadering van de Hoarlem-
sche Damclub op 7 dezer kon niet
doorgaan, aangezien geen 2/3 van
het aantal loden aanwezig was. (Zie
Statuten art. 6).
Thans zal die vergadering worden
gehouden op Maandag 21 dézer en
wekken wij de leden op, die vergade
ring bij te wonen, wijl, ongeacht het
aantal leden, alsdan aanwezig, alle
besluiten, op die vergadering geno
men, geldig zijn.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het
gebouw „de Nijverheid", Jansstraat
85, alhier.
Liefhebbers van het damspel lijn
daar steeds welkom.
Zij, die lid wenschen te worden,
kunnen zich daartoe bij het bestuur