gan. En je lieve nichtje gaat trouwen mot oen man uit Limerick. Hij nam haar beide handen in de rljne. Cecil, je bont een engel. Je bent te gV-ed, te edelmoedig! Je spreekt Lij na alsof jij je slecht gedragen had en niet ik Maar ik zal het nooit vergeten Zie zoo. dat Is in orde. Ik ben blij dat het zoover is. Laten we nu gaan en Maggie ophalen. Samen gingen zij naax de verlichte salon. Maggie is naar bed gegaan met hoofdpijn, zcide mrs. Murphy, in ant- w< ord op de vraag van haar zuster. O'Hagan stond bij het geopende ven ster en do heerlijke sterrenhemel was boven zijn hoofd. Vreugde was zijn deel geworden, doch hij moest wach ten tot dan volgenden morgen. Het zonlicht stroomde de wit-en- xoze ontbijtkamer binnen. En waar is Maggie? riep mrs. Murphy, als gewoonlijk gekleed In haar tennispak en reed3 met een hoed op. ze zou met mij in de auto ver trekken om half elf. Shine, waar is miss Taverner? riep zij den ouden bottelier toe. Zij is weggegaan, mevrouw. Van morgen om zes uur. ze zei mij deze brieven op uw bord te leggen. Zij 1 ad haar vaders verjaardag vergeten of zoo iets. Ze scheen vreeselfjk haast te hebben in elk geval. Mrs. Murphy opende vlug haar brief. Het spijt mij. las zij, maar het is vandaag vaders verjaardag en ik had het vergeten. Ik meende dat ik gaan moest. Ik dank u nog wel voor al uw vriendelijkheid. En lady Der- went opende ook haar brief, las het één maal en toen nog eens. „Beste lady Derwenl Wees niet boos op hem. Hij be mint u toch niettegenstaande alles, denk ik hjj heeft nooit van mij ge houden, want dan zou hij mij niet zoo lxxlrogen hebben. Ik ben voor hem alleen een voorbijgaande fanta sie geweest Het spijt mij zoo dat ik onwetend u verdriet veroorzaakt hebt, maar het was niets dan zomer dwaasheid. Vergeef het uw kleine vriendin. Maggie Taverner." Mrs. Murphy keek haar zuster aan. Hé Cec. ze zag jou gisteren pas voor het eerst. Wat een dwaas klein ding om iedereen afscheidsbrieven te schrijven. Tim. heb jij er ook één ge kregen. toen O'Hagan de kamer bin nentrad. Ik zou er werkelijk niet verbaasd over zijn. Neen, zei hij grimmig, maar ter wijl hij sprak, sloten zich zijn vin gers om den brief, dien hij in zijn jaszak had. Hij had hem op zijn thee blad gevonden. O. Tom lieveling, luidde het briefje, bedekt met tra nen, mijn liefste, wees niet treu rig. Wees dapper en je zult mij spoe dig vergeten. Zij is zoo goed en zacht. Goeden nacht. Goedennaeht Lady Derwent keekt naar O'Hagan en fronsde haar wenkbrauwen. Zij kon er zich niet zoo kalm bij neer leggen dat haar droomen in rook op gingen. Waar woont ze? Ver weg? zei ze tenslotte. Te Ballysoaton, een kort eindje in den trein, en als men over de heu vels rijdt, nog dichter bij. Lady Derwent glimlachte-, maar ze zei niets meer totdat haar zuster en haar slaperige echtgenoot vertrokken ,waren. Toen ging ze naar O'Hagan. Waarom zouden we niet naar haar toegaan en haar terughalen, jij en ik. Wij gebruiken den lunch daar en zijn weer thuis vóór het middag maal. O Tim. kijk niet zoo treurig. Ze zal je vergeven Zij waren geheel alleen. Hij kreun- 8e luid, toen hij plotseling zijn hoofd op zijn armen legde. De schitterende zon, die de kamer instroomde, viel op zijn donker haar, als een ironie van zijn smart Lady Derwent lei haar hand op zijn schouder. Ik wist niet dat je zóó veel om haar gaf. zei ze geroerd. Kom mee. We zullen spoedig bij haar zijn. Maggie was bozig gevallen appels ©p te rapen, toen een paar ruiters kwamen aangereden od den met mos begroeiden rijweg. Haar gelaat was bleek door een alapeloozen nacht zij was veranderd van een aardig kind in een bekoorlijke vrouw En ze had 'net huis ledig gevonden, behalve 'dan de bediende, want haar vader die dacht dat zij veilig en wel bij de Murphy's was, was voor een paar Üugen op reis gegaan nuar een oud schoolkameraad. Zij keek op toen de paarden voorbijgingen en een hevig rood klourde haar wangen en voor hoofd. O'Hagan en lady Derwent. Wat konden zij van haar willen? Zij had geen tijd zich te verbazen, maar ging vlug op hen af en groette hen kalm en vriendelijk. Hoe vriendelijk van u beiden om t» komen. Het spijt mij zoo, dat va der van huis is. Lady Derwent kuste haar. O. o! lachte zij. Hij was jarig hé? Nu, wij zijn gekomen om bij je den lunch te gebruiken. Zeg dus niet noen. want wij zijn hier nu eenmaal er. wij blijven ep zij wierp haar hand schoenen en rijzweep op de sofa. Natuurlijk! Heel graag be gon Ma""ie En al dien tijd was O'Hagan's blik niet van haar gelaat Ga eons naar de paarden kijken Tim, zei lady Derwent en toen ver telde zij alles aan Maggie. Zoo dat alles zal eindigen met huwelijken en bloemen, eindigde zij vroolijk; en die arme goeie Tim zul zich zelf weer zijn. Kom eens hier, zei ze tot Tim die juist binnen kwam. Maggie zegt dut ze jo wil vergeven, en zij drong het meisje naar hem toe terwijl zij zelf de deur uitging. O'Hagan klemde haar vast in zijn «rmen. 0 mijn lieveling! En ik dacht dat ik je verloren had. Waarom ging je weg? Haar eenige antwoord was een kus temidden van tranen van geluk. De Piano. Avond aan avond zat Frans d. Meer in zijn kleine kamer te cijferen en le tellen, uren echtereen. Hij was kassier in een groot magazijn, doch zijn verdiensten waren niet naar ver houding van de groole verantwoor delijkheid die op hem rustte en daar door zag hij zich genoodzaakt, met behulp van bijwerk, dat zijn avonden ir. beslag nam. het hoofd boven wa ter te houden. Weer zette hij cijfer na cijfer en, al optellende, verslond hij kolom na kolom. Plotseling hield hij op: op de ver dieping vlak boven zijn hoofd d een forsch aangeslagen accoord de snaren van een piano trillen en weer klonk door het geheele huis. Daar begint „zij" weer. En dat eiken avond... goed om krankzinnig to worden... 't is onmogelijk om zóó te werken! Woedend liep de jonge man zijn kamer op en neer. Een maand geleden had een nieuwe huurster haar intrek genomen en sedert was het iederen avond hetzelfde liedje: Zoodra^v. d. Meer begon te cijferen, begon de piano te spelen. Bn of hij zijn ooren al dicht stopte, de heldere klanken drongen door tot in zijn her senen. Hij verwenschte zijn buur vrouw ïr> den grond van zijn hart. Maar daar geen enkele verordening hem gelegenheid gaf, zijn beklag in te dienen, vatte bij telkens zijn arbeid opnieuw op. zoo goed en zoo kwaad het ging. en zijn optellingen werden voltooid, op de maten der muziek. Echter eerlijk gezegd, was het van daag toch wat al te slim de reke ningen, die hem waren toevertrouwd, waren vol buitengewone moeilijkhe den en liet werk moest beslist af zijn tegen den volgenden dag. Hoe kon hij zijn taak afleveren onder deze onafgebroken regenbui van muziek noten I Frans ging weer voor zijn bureau zitten de piano klonk immeir fortis simo. Hij klom op een stoel en tikte tegen de zoldering. De piano zweeg een oogenblik, begon daarna van vo ren af aan, eerst aarzelend, toen forscher dan ooit. De rekenaar verkeerde in zulk een opgewonden toestand, dat hij zich niet'meer meester was hij vloog met groote sprongen de trap op. Met een hond, die beefde van woede, belde hij aan de bovenverdieping. Uit het halfduister, nadat de deur geopend was, klonk hem een lieve stem tege moet Wat is er van uw dienst, mijn heer Hij wilde ©en stortvloed van ver ontwaardigde woorden uiten, maar de lieflijkheid en het jeugdige dezer stem brachten zijn toorn tot beda ren. Hij stamelde Ik kom.... ik wilde... 't is ever de piano, weet u I Over de piano Maar kom dan even binnen, dan kunnen we rustig praten. Hij gaf aan de uitnoodiging ge hoor daar in een der hoeken, zwak verlicht door een lamp, stond de ver wenschte piano, als glimlachend, open, met al haar witte tanden. Neem plaats, als 't u blieft 1 Zijn plaaggeest bleek twintig jaar te zijn, op z'n hoogstde jongedame had kastanjebruine haren, goudge- tint onder het schijnsel der lamp en heel haar wezen had iets aantrekke lijks. Om het stilzwijgen te verbre ken vroeg het meisje Ik hinder u misschien, mijnheer, door 's avonds muziek te maken, maar u moet het me maar niet kwa lijk nemen. Ik zit den geheelen dag op kantoor. Wanneer ik vrij ben, en alleen, op mijn kleine kamer, dan heb ik maar één vriendin, maar één afleiding, mijn piano.... Hebt u dan geen ouders Die wonen in de provincie. Maar als mijn muziek u hindert, moet u het zeggen, dan zal ik ophouden. Dat vindt u wel goed, nietwaar Frans kon niet over zich verkrij gen, aan dit jonge meisje te vragen, afstand te doen van haar genoegen. Hij kleurde en zocht verlegen een uitvlucht. Ge vergist uik houd juist heel veel van muziek en vooral van het stuk van daarstraks.... ik ben boven gekomen, om u den titel te vragen. t Is een sonate van Beethoven. Als u mij een groot pleizier wilt doen, moet u haar nog eens spelen. Het jonge meisje gevoelde zich ge vleid, lachte, en zette zich weer voor hel klavier. Eenige weken zijn verloopen en Frans van der Meer is de vriend ge worden van zijn aardige buurvrouw. Wanneer hij haar op de trap tegen komt, groet hij haar opgewekt Dag Juffrouw Luciel En zij antwoordt niet mander vroo lijk. Dag mijnheer v. d. Mearl En zij geven elkander de hand, ais oude kameraden. Des avonds rekent de jongeman zijn boeken na en boven zijn hoofd hoort hij immer het pianospel van de jonge dame. Hij maakte zich nog al tijd boos en heft zijn vuist dreigend naar het plafond. Maar onmiddellijk herinnert hij zich de groote, mooie oogen, het goudachtig bruine haar zijner buuTvTouW. Zlfn vuist valt te rug, zijn booshe'.d gaat voorbij en de cijfers vullen de bladzijden zijner dikke kantoorboeken. Met den schrik voor de muziek aan de oene en zijn sympathie voor de speelster aah de andere zijde, is de kassier afwisse lend blijmoedig en wanhopig gestemd Is zijn taak volbracht, dan gaat hij vaak tot peinzen ovefr, en bedenkt hoe treurig fe&telijk zijn eenzaam heid is, hoe weldadig de tegenwoor dig he'd een ér lieve vriendin op hem werken zou, die met haar stem en haar lach vreugde zou brengen In zijn eenzelvig leven. Tot op een avond, zonder er zich geheel en al rekenschap van te ge ven, Frans zijn kamer verlaat, de tra popgaat en de kamer van zijn Vriendin binnentreedt, en bij haar ge komen, spreekt hij, gedempt, doch haastig: Juffrouw Lucie, u bent alleen, ik ben alleen. Als wij onze eenzaamheid eens samen deelden... wilt ge m'n vrouw worden? Zij stemde toe... Twee maanden later kwam Frans laat thulis. Vlug, riep hij zijn vrouw toe, la ten we gauw eten. Ik ben overladen met werk en het moet vanavond nog af! Lucie haastte zich. Ze hadden n kleine woning gehuurd in hetzelfde huis van vroeger. In de huiskamer stond, eenzaam en veriaten, de pia no, stom, onaangeroerd. Zij hielden veel van elkaar en waren gelukkig. In weinige minuten was het mid dagmaal geëindigd: de tafel werd snel afgeruimd en Frans zette zich neder voor zijn groote boeken, nam zijn pen en: 27 en 4 is 31, en 6 is 37, en is 45... Luc e, om haar man vooral nöet te storen, liep voorzichtig op haar teenen, durfde zich nauwelijks bewe gen en Frans kon ongehinderd Zich aan zijn werk wijden. Ik ben goed af, dacht hij; ik lieb een lief vrouwtje en bovendien, ik heb de piano het zwijgen opgelegd! Hoe het kwam, wist hij echter nfiet, d'ien avond dansten de cijfers voor zijn oogen en wel twee- of driemaal moest hij opnieuw zijn tellingen ver richten. Zijn gedachten werden afge trokken en zijn lippen murmelden: 45 en 9 is 53, neen 54! en 8 is 61, neen 63. 62... Woedend h'ield hij op, dacht een oogenblik na en sprak tot zijn vrouw: Lucrïe, zou je me een groot ge noegen willen doen? Heel graag! Ga voor je piano zitten, en speel dan die sonate van Beethoven, je weet wel, die van toen! Moet ik spelen, terwijl je wefrkt? Ja, ik geloof dal... het is oen ge woonte geworden, van den tijd, toen Ik nog onder je woonde, zonder je te kennen!Ik geloof, dat ik be tér zal kunnen rekenen, wanneer jij er pia no bij speeltl En de eenmaal „verwenschte' plano zong de sonate... (Pr. Gron. Gt.) Het geluk. Célestln Dubois heeft nooit geluk gehad. Naar welken kant hij zich op 't levensschaakbord ook beweegt, hij is altijd schaakmat. Allerlei ongeluk ken heeft hij doorgemaakt, verloren fortuin, gedwarsboomde liefde, enz. Waar hij ook komt, overal heeft hij pechl Het volhouden in den nood heeft aan zijn gezicht, van nature zacht, een valschen trek, als van een geslagen hond, gegeven, en een voorkomen, dat overeenstemt met zijn dikke lippen en zijn zeldzainen baard van peper en zout kleur. Zelfs zijn houding duidt zijn geeste lijke gesteldheid aan: licht gebogen, schijnt hij zijn rug uit testrekken on der een altijd woedenden storm, ter wijl zijn weifelende gang gelijk is aan van een mensch. die onophou delijk vreest in een of anderen af grond te vallen. Gedurende dertig jaar is hij klerk op een kantoor. Zijne oollega'8 klimmen langzaam maar zeker op tot de hoogste plaats, die zij kunnen bereiken, worden ach- tereenvolgns; expediteurs, onderchefs, enz.... hij blijft surnumerair, surau merair, for ever. Zijn chefs zijn eenparig in hun no ta's. Goed beambte, stipt, vreed zaam en oprecht maar heeft totaal gebrek aan verstand en energie. Sedert langen tijd heeft Célestin ver loochend eerzuchtig te zijn. Hij schikt zich in zijne omstandigheden met een zachte wijsbegeert en leidt zon der innerlijken opstand het eentonige bestaan van den ongehuwden kan- toorbeld. Op zekeren avond, een mooien len teavond, maakte de Tuilerieënstraat hem half dol, da kastanjehoomen za gen er mooi uit, de vroolijk sjilpende mussche® schreeuwden zich heesch, groepen lachende menschen gingen voorbij, en dat alles was zóó frisch, zóó jong en zóó verschillend met het sombere en stoffige kantoor, waar Célestin was, dat hij in een droom verzonk. Hij droomde twintig jaar later; nog niet moedeloos, rijk tegen de verwach tingen, gezetop in een grooten fau teuil van tappisserie naast een oude os "iftt irriia haar - iHn tcrooL- moeder, en een lief Jong blond meisje zijn nlclil Yvetle, wier blauwe oogen verwarring stichtten bij den armen neef. In een hoek. een piano, sierlijk be kleed, de artistieke klanken van Yvetle weergevend, in den tegenover- gestolden hoek. een gebeeldhouwd houten knielhankje. waarop een groot ivoren beeld, dat de diopste kunstge- voelens van gTOotmoedr weergaf. Célestin herinnert zich met ontroe ring die uitnemende gesprekken, die te korte uren. dut minnedicht, ge schetst in de groote kamer, 't Einde was het huwelijk van Yvette.... met oen ander. Het kleine blonde «ichtje bad nooit gedacht wat het hart vol teederheid. van haar neef behelsde. En Célestin zelf mat niet af. hoeveel hij van Yvette hield, sedert den dag van het huwelijk. Altijd tegenspoed, had de arme jon gen gezegd met een gemaakten spot tend en glimlach, die echter vreeselijk droevig was. Daarna was de grootmoeder ge storven. de fauteuil van tappisserie, de piano, het gebeeldhouwd houten knielbankja. het ivoren beeld waren aan Yvette. die zonder twijfel geluk kig in het midden dezer aardige her inneringen leefde vermaakt. Die jaren waren vervlogen, en nooit had Célestin zijn nicht meer gezien.... Droomende is hij voor zijn beschei den verblijf gekomen. Machinaal volbrengt hij weer de gewoonten van elke® dag, handelin gen door de gewoonten, een soort van weerkaatsing geworden; hij veegt zijn voeten op een mat. klimt naar zijn vierde verdieping op. opent de deur, treedt binnen, hier zit zijn knecht Ja cob, die hem in den salon en in de eetzaal tegelijk bedient.... en treedt verwonderd achteruit op het gezicht van een bezoeker. Neem mij niet kwalijk, mijn waarde Célestin. daar ik u zeer ern stig te spreken heb, heeft uw bedien de mij aangeraden te wachten en- Maar ge schijnt me niet meer le her kennen? Célestin herkent hem zeer vlug. Hij heeft deze sluwe nnge® niet ver geten. evenals dat voorhoofd, te groot voor een uitvinder? te klein voor een dwaas en dien gebogen neus. Het is Jacques, de man van Yvette. Maar deze verschijning valt zoo vreemd samen met de dadelijke ge dachten van Célestin. dat deze van- weg, eone door onoverkomelijke aan doening gesmoorde keel, slechts met een hoofdbeweging antwoordt. Ik lean me uwe verwondering wel verklaren, wij zagen elkander nim mer te voren, het is de eerste maal dat ik bij u kom... Maar ik heb u een grooten dienst te vragen. En in één adem. zonder ophouden, als met haast zich le ontlasten van een vernederende opdracht, voegt hij er roodwordende bij: Ik verkeer op het oogenblik in een lastig geval. Het regent kwitan ties bij mii... Kortom, indien ik niet binnen de vier-en-twintig uur vijfhon derd francs stort, worden al mijn meubelen verkocht. Célestin antwoordt niet dadelijk, hij denkt na. Vijfhonderd francs I Hij heeft wel daar in een la3e een obli gatie van de stad Parijs, die zijn ge ringe besparingen uitmaakt. Maar over eenige dagen is het trekking, dat blauwe papier, dat no. 1164,893 draagt, zal misschien met een fortuin betaald worden en de gelukkige per soon kan op zijn beurt gelukkig zijn, trouwen en eindelijk leve®. Andere denkbeelden komen hem voor de oogen Yvette, diep bedroefd, tevergeefs smeekend tegen de brutale menschen, die haar huisraad meene men. De inbeelding geeft het juist weer. Célestin ziet de fauteuils van tappisserie en de piano, daarna het knielbankjo vap grootmoeder en het groote ivoren beeld, hij ziet hoe deze dure voorwerpen door anderen be geerd worden, in openbare veiling verkocht worden. Hij hoort de stem van den deur waarder ,,Een gebeeldhouwd houten knielbankjeprijsinzet".... En het lijkt hem. dat de kleine hamer, dien de beambte ln de band houdt, al het heerlijke huiselijke verleden tot stof breekt en vernielt. „Vijfhonderd francs." Juist zooveel als mijn obligatie kost. Neen, dat zal niet gebeuren 1 En hij glimlacht, gelukkig, een beslissing te hebben genomen, en met luide stem herhaalt hij Dat zal niet gebeuren"; morgen zult gij de som hebben. Jaques. opgewonden van ongerust heid, bedankt met eerbied. Hij legt hem uit, dat het slechts een le&ning is van korten duur. dat de uitvinding, waardoor hij geruïneerd is. op het punt staat merkwaardige resultaten te geven, geeft zelfs eenige technische bijzonderheden over deze fameuse uit vinding aan zijn „waarden neef', en de waarde neef hoort hem beleefd terwijl hij aan Yvette denkt. Den volgenden morgen begaf Cé lestin zich naar een bank en a kocht de obligatie no. 1164,893. En heel gelukkig ging hij" zelf deze enke le, zoo'nuttige Louis, aan den man van Yvette brongen. Zijn hart klopte vroolijk, toen hij zijn nicht zagwat was zij veranderd. Haar wannen waren intra vallen 'door de kwellingen en 3e verliezen, en aan iederen kant van den mond hadden de tranen een voor uitgehold. Maar haar blauwe oogen hadden hun zachtheid en hun pracht nog niet verloren, en toen zij de handen van Célestin greep, ze&gende met een bij- onverstaanbare stom Dank je 1 o, dank je rolden twee kostbare tra nen, tranen van vreugde en erken ning langzaam van haar mooie oogen over de magere wangen... Eenige dagen zijn verloopen. Cé lestin Dubois heeft, na een ferme ver maning van zijn chef ontvangen te hebben, vanwege het zonder kennisge ving op het kantoor ontbreken, zijn dagelijksch werk hervat. Zijn hart en zijn geest, een oogenblik opgewarmd door een straal van poëzie en teeder heid, zijn opnieuw gestremd door de zouteloosheid en de eentonigheid van zijn leve®. Hij is weer de vreedzame, onder worpen beambte geworden, een wei nig ijlhoofdig als altijd. Niets schijnt hem meer van zijn we zenloosheid af te brengen. Op zekeren morgen, als hij zit te werken, wordt hij opgeschrikt, den chef hoorende lezeiï uit zijn cou rant „Trekking van de obligatios van de stad Parijs 1898no. 1164,893 is betaalbaar met 200.000 francs", en er bijvoegende „Zijn er lieden, die het geluk hebben T' Zoo had Célestin voor de eerste maal van zijn leven het geluk met zijn vingers aangeraakt, doch had het weer laten ontsnappen. Altijd mijn tegenspoed, dacht hij weer. maar daarna zich de twee vreugdetranen van Yvette weer her innerend, terwijl ze de 500 francs van de obligatie ontving, zeide hijHon derdduizend francs.... Bah. dat is het wel waard I Zooals hem eigen, heeft hij zeer luid gesproken, zoodat een van zijn colle ga's lot ziin buurman zegt Wat doet Dubois vreemd, hij spreekt weer in zich zelf. Bepaald wordt hij nu geheel en al geruïneerd. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. 'Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 285 van N. BARUCH. 47 48 49 60 Zwart schijven op: 9, 14, 15. 16, 18, 34 en 45. Wit schijven op: 24, 25, 27, 33, 38, 43 en dam op 42- Probleem No. 286. Zwart schijven op: 3, 5, 7, 8, 9, 19,26, 30 en 36. Wit schijven op: 15, 17, 22, 27, 33, 38, 39. 41. 42 en 46. Oplossingen van beide problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag. 5 September 1911. Oplossing van probleem No. 281, van den auteur; Wit 23-18, 40-34, 34-29, 39:10, 25:11 Oplossing van probleem No. 282 van den auteur: Wit 29-24. zw. 20:29 gedw., w. 19-14. zw. 10:19 gedw., w. 38-33. 44:2! Goed opgelost door 'de heeren R- Bouw, B. A. Koper, W. J. A. Matla J. Siegerist. Bladprobleem van I. WEISS. Zwart schijven op: 2. 4, 5. 8, 17, 27,39 en dammen op 7 en 12. Wit schijven op: 13. 18, 23. 34. 40, 41, 43 en dammen op 13 en 37. Od to lossen van het blad, zonder berd en schijven te gebruiken. In de volgende rubriek geven wij de oplossing. In de LL Maandag gehouden ver gadering van de Haarl. Damclub werd besloten den onderlingen wedstrijd te doen aanvangen op Maandag 4 September a.s. Leden, op die vergade ring niet tegenwoordig geweest zijn de. worden er aan herinnerd, dat zij zich yóór genoemden datum tot deel neming aan den wedstrijd kunnen aanmelden bij den secretaris, den beer J. Jacobson Azn., Anthoniestraat 48, alhier. De Haarlemsche Damclub houdt hare bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het ge bouw „De Nijverheid". Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel njo daar steeds welkom. Zij die lid wen- schon te worden, kunnen zich daar toe bij het bestuur aanmelden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 12