gan. En je lieve nichtje gaat trouwen
mot oen man uit Limerick.
Hij nam haar beide handen in de
rljne.
Cecil, je bont een engel. Je bent
te gV-ed, te edelmoedig! Je spreekt
Lij na alsof jij je slecht gedragen had
en niet ik Maar ik zal het nooit
vergeten
Zie zoo. dat Is in orde. Ik ben
blij dat het zoover is. Laten we nu
gaan en Maggie ophalen.
Samen gingen zij naax de verlichte
salon.
Maggie is naar bed gegaan met
hoofdpijn, zcide mrs. Murphy, in ant-
w< ord op de vraag van haar zuster.
O'Hagan stond bij het geopende ven
ster en do heerlijke sterrenhemel was
boven zijn hoofd. Vreugde was zijn
deel geworden, doch hij moest wach
ten tot dan volgenden morgen.
Het zonlicht stroomde de wit-en-
xoze ontbijtkamer binnen.
En waar is Maggie? riep mrs.
Murphy, als gewoonlijk gekleed In
haar tennispak en reed3 met een hoed
op. ze zou met mij in de auto ver
trekken om half elf. Shine, waar is
miss Taverner? riep zij den ouden
bottelier toe.
Zij is weggegaan, mevrouw. Van
morgen om zes uur. ze zei mij deze
brieven op uw bord te leggen. Zij
1 ad haar vaders verjaardag vergeten
of zoo iets. Ze scheen vreeselfjk haast
te hebben in elk geval.
Mrs. Murphy opende vlug haar
brief.
Het spijt mij. las zij, maar het
is vandaag vaders verjaardag en ik
had het vergeten. Ik meende dat ik
gaan moest. Ik dank u nog wel voor
al uw vriendelijkheid. En lady Der-
went opende ook haar brief, las het
één maal en toen nog eens.
„Beste lady Derwenl
Wees niet boos op hem. Hij be
mint u toch niettegenstaande alles,
denk ik hjj heeft nooit van mij ge
houden, want dan zou hij mij niet
zoo lxxlrogen hebben. Ik ben voor
hem alleen een voorbijgaande fanta
sie geweest Het spijt mij zoo dat ik
onwetend u verdriet veroorzaakt hebt,
maar het was niets dan zomer
dwaasheid. Vergeef het uw kleine
vriendin.
Maggie Taverner."
Mrs. Murphy keek haar zuster aan.
Hé Cec. ze zag jou gisteren pas
voor het eerst. Wat een dwaas klein
ding om iedereen afscheidsbrieven te
schrijven. Tim. heb jij er ook één ge
kregen. toen O'Hagan de kamer bin
nentrad. Ik zou er werkelijk niet
verbaasd over zijn.
Neen, zei hij grimmig, maar ter
wijl hij sprak, sloten zich zijn vin
gers om den brief, dien hij in zijn
jaszak had. Hij had hem op zijn thee
blad gevonden. O. Tom lieveling,
luidde het briefje, bedekt met tra
nen, mijn liefste, wees niet treu
rig. Wees dapper en je zult mij spoe
dig vergeten. Zij is zoo goed en zacht.
Goeden nacht. Goedennaeht
Lady Derwent keekt naar O'Hagan
en fronsde haar wenkbrauwen. Zij
kon er zich niet zoo kalm bij neer
leggen dat haar droomen in rook op
gingen.
Waar woont ze? Ver weg? zei ze
tenslotte.
Te Ballysoaton, een kort eindje
in den trein, en als men over de heu
vels rijdt, nog dichter bij.
Lady Derwent glimlachte-, maar ze
zei niets meer totdat haar zuster en
haar slaperige echtgenoot vertrokken
,waren. Toen ging ze naar O'Hagan.
Waarom zouden we niet naar
haar toegaan en haar terughalen, jij
en ik. Wij gebruiken den lunch daar
en zijn weer thuis vóór het middag
maal. O Tim. kijk niet zoo treurig.
Ze zal je vergeven
Zij waren geheel alleen. Hij kreun-
8e luid, toen hij plotseling zijn hoofd
op zijn armen legde. De schitterende
zon, die de kamer instroomde, viel
op zijn donker haar, als een ironie
van zijn smart
Lady Derwent lei haar hand op zijn
schouder. Ik wist niet dat je zóó
veel om haar gaf. zei ze geroerd.
Kom mee. We zullen spoedig bij haar
zijn.
Maggie was bozig gevallen appels
©p te rapen, toen een paar ruiters
kwamen aangereden od den met mos
begroeiden rijweg. Haar gelaat was
bleek door een alapeloozen nacht
zij was veranderd van een aardig
kind in een bekoorlijke vrouw En ze
had 'net huis ledig gevonden, behalve
'dan de bediende, want haar vader
die dacht dat zij veilig en wel bij de
Murphy's was, was voor een paar
Üugen op reis gegaan nuar een oud
schoolkameraad. Zij keek op toen de
paarden voorbijgingen en een hevig
rood klourde haar wangen en voor
hoofd. O'Hagan en lady Derwent. Wat
konden zij van haar willen? Zij had
geen tijd zich te verbazen, maar ging
vlug op hen af en groette hen kalm
en vriendelijk.
Hoe vriendelijk van u beiden om
t» komen. Het spijt mij zoo, dat va
der van huis is.
Lady Derwent kuste haar.
O. o! lachte zij. Hij was jarig
hé? Nu, wij zijn gekomen om bij je
den lunch te gebruiken. Zeg dus niet
noen. want wij zijn hier nu eenmaal
er. wij blijven ep zij wierp haar hand
schoenen en rijzweep op de sofa.
Natuurlijk! Heel graag be
gon Ma""ie En al dien tijd was
O'Hagan's blik niet van haar gelaat
Ga eons naar de paarden kijken
Tim, zei lady Derwent en toen ver
telde zij alles aan Maggie.
Zoo dat alles zal eindigen met
huwelijken en bloemen, eindigde zij
vroolijk; en die arme goeie Tim
zul zich zelf weer zijn. Kom eens
hier, zei ze tot Tim die juist binnen
kwam. Maggie zegt dut ze jo wil
vergeven, en zij drong het meisje
naar hem toe terwijl zij zelf de deur
uitging.
O'Hagan klemde haar vast in zijn
«rmen. 0 mijn lieveling! En ik
dacht dat ik je verloren had. Waarom
ging je weg?
Haar eenige antwoord was een kus
temidden van tranen van geluk.
De Piano.
Avond aan avond zat Frans d.
Meer in zijn kleine kamer te cijferen
en le tellen, uren echtereen. Hij was
kassier in een groot magazijn, doch
zijn verdiensten waren niet naar ver
houding van de groole verantwoor
delijkheid die op hem rustte en daar
door zag hij zich genoodzaakt, met
behulp van bijwerk, dat zijn avonden
ir. beslag nam. het hoofd boven wa
ter te houden.
Weer zette hij cijfer na cijfer en,
al optellende, verslond hij kolom na
kolom.
Plotseling hield hij op: op de ver
dieping vlak boven zijn hoofd d
een forsch aangeslagen accoord de
snaren van een piano trillen en weer
klonk door het geheele huis.
Daar begint „zij" weer. En dat
eiken avond... goed om krankzinnig
to worden... 't is onmogelijk om zóó
te werken! Woedend liep de jonge man
zijn kamer op en neer. Een maand
geleden had een nieuwe huurster
haar intrek genomen en sedert was
het iederen avond hetzelfde liedje:
Zoodra^v. d. Meer begon te cijferen,
begon de piano te spelen. Bn of hij
zijn ooren al dicht stopte, de heldere
klanken drongen door tot in zijn her
senen. Hij verwenschte zijn buur
vrouw ïr> den grond van zijn hart.
Maar daar geen enkele verordening
hem gelegenheid gaf, zijn beklag in
te dienen, vatte bij telkens zijn arbeid
opnieuw op. zoo goed en zoo kwaad
het ging. en zijn optellingen werden
voltooid, op de maten der muziek.
Echter eerlijk gezegd, was het van
daag toch wat al te slim de reke
ningen, die hem waren toevertrouwd,
waren vol buitengewone moeilijkhe
den en liet werk moest beslist af zijn
tegen den volgenden dag. Hoe kon
hij zijn taak afleveren onder deze
onafgebroken regenbui van muziek
noten I
Frans ging weer voor zijn bureau
zitten de piano klonk immeir fortis
simo. Hij klom op een stoel en tikte
tegen de zoldering. De piano zweeg
een oogenblik, begon daarna van vo
ren af aan, eerst aarzelend, toen
forscher dan ooit.
De rekenaar verkeerde in zulk een
opgewonden toestand, dat hij zich
niet'meer meester was hij vloog met
groote sprongen de trap op. Met een
hond, die beefde van woede, belde
hij aan de bovenverdieping. Uit het
halfduister, nadat de deur geopend
was, klonk hem een lieve stem tege
moet
Wat is er van uw dienst, mijn
heer
Hij wilde ©en stortvloed van ver
ontwaardigde woorden uiten, maar
de lieflijkheid en het jeugdige dezer
stem brachten zijn toorn tot beda
ren. Hij stamelde
Ik kom.... ik wilde... 't is ever
de piano, weet u I
Over de piano Maar kom dan
even binnen, dan kunnen we rustig
praten.
Hij gaf aan de uitnoodiging ge
hoor daar in een der hoeken, zwak
verlicht door een lamp, stond de ver
wenschte piano, als glimlachend,
open, met al haar witte tanden.
Neem plaats, als 't u blieft 1
Zijn plaaggeest bleek twintig jaar
te zijn, op z'n hoogstde jongedame
had kastanjebruine haren, goudge-
tint onder het schijnsel der lamp en
heel haar wezen had iets aantrekke
lijks. Om het stilzwijgen te verbre
ken vroeg het meisje
Ik hinder u misschien, mijnheer,
door 's avonds muziek te maken,
maar u moet het me maar niet kwa
lijk nemen. Ik zit den geheelen dag
op kantoor. Wanneer ik vrij ben, en
alleen, op mijn kleine kamer, dan
heb ik maar één vriendin, maar één
afleiding, mijn piano....
Hebt u dan geen ouders
Die wonen in de provincie. Maar
als mijn muziek u hindert, moet u
het zeggen, dan zal ik ophouden. Dat
vindt u wel goed, nietwaar
Frans kon niet over zich verkrij
gen, aan dit jonge meisje te vragen,
afstand te doen van haar genoegen.
Hij kleurde en zocht verlegen een
uitvlucht.
Ge vergist uik houd juist heel
veel van muziek en vooral van het
stuk van daarstraks.... ik ben boven
gekomen, om u den titel te vragen.
t Is een sonate van Beethoven.
Als u mij een groot pleizier wilt
doen, moet u haar nog eens spelen.
Het jonge meisje gevoelde zich ge
vleid, lachte, en zette zich weer voor
hel klavier.
Eenige weken zijn verloopen en
Frans van der Meer is de vriend ge
worden van zijn aardige buurvrouw.
Wanneer hij haar op de trap tegen
komt, groet hij haar opgewekt
Dag Juffrouw Luciel
En zij antwoordt niet mander vroo
lijk.
Dag mijnheer v. d. Mearl
En zij geven elkander de hand, ais
oude kameraden.
Des avonds rekent de jongeman
zijn boeken na en boven zijn hoofd
hoort hij immer het pianospel van de
jonge dame. Hij maakte zich nog al
tijd boos en heft zijn vuist dreigend
naar het plafond. Maar onmiddellijk
herinnert hij zich de groote, mooie
oogen, het goudachtig bruine haar
zijner buuTvTouW. Zlfn vuist valt te
rug, zijn booshe'.d gaat voorbij en de
cijfers vullen de bladzijden zijner
dikke kantoorboeken. Met den schrik
voor de muziek aan de oene en zijn
sympathie voor de speelster aah de
andere zijde, is de kassier afwisse
lend blijmoedig en wanhopig gestemd
Is zijn taak volbracht, dan gaat hij
vaak tot peinzen ovefr, en bedenkt
hoe treurig fe&telijk zijn eenzaam
heid is, hoe weldadig de tegenwoor
dig he'd een ér lieve vriendin op hem
werken zou, die met haar stem en
haar lach vreugde zou brengen In
zijn eenzelvig leven.
Tot op een avond, zonder er zich
geheel en al rekenschap van te ge
ven, Frans zijn kamer verlaat, de
tra popgaat en de kamer van zijn
Vriendin binnentreedt, en bij haar ge
komen, spreekt hij, gedempt, doch
haastig:
Juffrouw Lucie, u bent alleen, ik
ben alleen. Als wij onze eenzaamheid
eens samen deelden... wilt ge m'n
vrouw worden?
Zij stemde toe...
Twee maanden later kwam Frans
laat thulis.
Vlug, riep hij zijn vrouw toe, la
ten we gauw eten. Ik ben overladen
met werk en het moet vanavond nog
af! Lucie haastte zich. Ze hadden n
kleine woning gehuurd in hetzelfde
huis van vroeger. In de huiskamer
stond, eenzaam en veriaten, de pia
no, stom, onaangeroerd. Zij hielden
veel van elkaar en waren gelukkig.
In weinige minuten was het mid
dagmaal geëindigd: de tafel werd
snel afgeruimd en Frans zette zich
neder voor zijn groote boeken, nam
zijn pen en:
27 en 4 is 31, en 6 is 37, en is 45...
Luc e, om haar man vooral nöet
te storen, liep voorzichtig op haar
teenen, durfde zich nauwelijks bewe
gen en Frans kon ongehinderd Zich
aan zijn werk wijden.
Ik ben goed af, dacht hij; ik lieb
een lief vrouwtje en bovendien, ik
heb de piano het zwijgen opgelegd!
Hoe het kwam, wist hij echter nfiet,
d'ien avond dansten de cijfers voor
zijn oogen en wel twee- of driemaal
moest hij opnieuw zijn tellingen ver
richten. Zijn gedachten werden afge
trokken en zijn lippen murmelden: 45
en 9 is 53, neen 54! en 8 is 61, neen
63. 62...
Woedend h'ield hij op, dacht een
oogenblik na en sprak tot zijn vrouw:
Lucrïe, zou je me een groot ge
noegen willen doen?
Heel graag!
Ga voor je piano zitten, en speel
dan die sonate van Beethoven, je
weet wel, die van toen!
Moet ik spelen, terwijl je wefrkt?
Ja, ik geloof dal... het is oen ge
woonte geworden, van den tijd, toen
Ik nog onder je woonde, zonder je te
kennen!Ik geloof, dat ik be tér zal
kunnen rekenen, wanneer jij er pia
no bij speeltl
En de eenmaal „verwenschte' plano
zong de sonate...
(Pr. Gron. Gt.)
Het geluk.
Célestln Dubois heeft nooit geluk
gehad. Naar welken kant hij zich op
't levensschaakbord ook beweegt, hij
is altijd schaakmat. Allerlei ongeluk
ken heeft hij doorgemaakt, verloren
fortuin, gedwarsboomde liefde, enz.
Waar hij ook komt, overal heeft hij
pechl
Het volhouden in den nood heeft
aan zijn gezicht, van nature zacht, een
valschen trek, als van een geslagen
hond, gegeven, en een voorkomen, dat
overeenstemt met zijn dikke lippen
en zijn zeldzainen baard van peper en
zout kleur.
Zelfs zijn houding duidt zijn geeste
lijke gesteldheid aan: licht gebogen,
schijnt hij zijn rug uit testrekken on
der een altijd woedenden storm, ter
wijl zijn weifelende gang gelijk is aan
van een mensch. die onophou
delijk vreest in een of anderen af
grond te vallen.
Gedurende dertig jaar is hij klerk
op een kantoor.
Zijne oollega'8 klimmen langzaam
maar zeker op tot de hoogste plaats,
die zij kunnen bereiken, worden ach-
tereenvolgns; expediteurs, onderchefs,
enz.... hij blijft surnumerair, surau
merair, for ever.
Zijn chefs zijn eenparig in hun no
ta's. Goed beambte, stipt, vreed
zaam en oprecht maar heeft totaal
gebrek aan verstand en energie.
Sedert langen tijd heeft Célestin ver
loochend eerzuchtig te zijn. Hij schikt
zich in zijne omstandigheden met
een zachte wijsbegeert en leidt zon
der innerlijken opstand het eentonige
bestaan van den ongehuwden kan-
toorbeld.
Op zekeren avond, een mooien len
teavond, maakte de Tuilerieënstraat
hem half dol, da kastanjehoomen za
gen er mooi uit, de vroolijk sjilpende
mussche® schreeuwden zich heesch,
groepen lachende menschen gingen
voorbij, en dat alles was zóó frisch,
zóó jong en zóó verschillend met het
sombere en stoffige kantoor, waar
Célestin was, dat hij in een droom
verzonk.
Hij droomde twintig jaar later; nog
niet moedeloos, rijk tegen de verwach
tingen, gezetop in een grooten fau
teuil van tappisserie naast een oude
os "iftt irriia haar - iHn tcrooL-
moeder, en een lief Jong blond meisje
zijn nlclil Yvetle, wier blauwe oogen
verwarring stichtten bij den armen
neef.
In een hoek. een piano, sierlijk be
kleed, de artistieke klanken van
Yvetle weergevend, in den tegenover-
gestolden hoek. een gebeeldhouwd
houten knielhankje. waarop een groot
ivoren beeld, dat de diopste kunstge-
voelens van gTOotmoedr weergaf.
Célestin herinnert zich met ontroe
ring die uitnemende gesprekken, die
te korte uren. dut minnedicht, ge
schetst in de groote kamer, 't Einde
was het huwelijk van Yvette.... met
oen ander.
Het kleine blonde «ichtje bad nooit
gedacht wat het hart vol teederheid.
van haar neef behelsde.
En Célestin zelf mat niet af. hoeveel
hij van Yvette hield, sedert den dag
van het huwelijk.
Altijd tegenspoed, had de arme jon
gen gezegd met een gemaakten spot
tend en glimlach, die echter vreeselijk
droevig was.
Daarna was de grootmoeder ge
storven. de fauteuil van tappisserie,
de piano, het gebeeldhouwd houten
knielbankja. het ivoren beeld waren
aan Yvette. die zonder twijfel geluk
kig in het midden dezer aardige her
inneringen leefde vermaakt.
Die jaren waren vervlogen, en nooit
had Célestin zijn nicht meer gezien....
Droomende is hij voor zijn beschei
den verblijf gekomen.
Machinaal volbrengt hij weer de
gewoonten van elke® dag, handelin
gen door de gewoonten, een soort van
weerkaatsing geworden; hij veegt zijn
voeten op een mat. klimt naar zijn
vierde verdieping op. opent de deur,
treedt binnen, hier zit zijn knecht Ja
cob, die hem in den salon en in de
eetzaal tegelijk bedient.... en treedt
verwonderd achteruit op het gezicht
van een bezoeker.
Neem mij niet kwalijk, mijn
waarde Célestin. daar ik u zeer ern
stig te spreken heb, heeft uw bedien
de mij aangeraden te wachten en-
Maar ge schijnt me niet meer le her
kennen?
Célestin herkent hem zeer vlug.
Hij heeft deze sluwe nnge® niet ver
geten. evenals dat voorhoofd, te groot
voor een uitvinder? te klein voor een
dwaas en dien gebogen neus. Het is
Jacques, de man van Yvette.
Maar deze verschijning valt zoo
vreemd samen met de dadelijke ge
dachten van Célestin. dat deze van-
weg, eone door onoverkomelijke aan
doening gesmoorde keel, slechts met
een hoofdbeweging antwoordt.
Ik lean me uwe verwondering wel
verklaren, wij zagen elkander nim
mer te voren, het is de eerste maal
dat ik bij u kom... Maar ik heb u een
grooten dienst te vragen.
En in één adem. zonder ophouden,
als met haast zich le ontlasten van
een vernederende opdracht, voegt hij
er roodwordende bij:
Ik verkeer op het oogenblik in
een lastig geval. Het regent kwitan
ties bij mii... Kortom, indien ik niet
binnen de vier-en-twintig uur vijfhon
derd francs stort, worden al mijn
meubelen verkocht.
Célestin antwoordt niet dadelijk, hij
denkt na. Vijfhonderd francs I Hij
heeft wel daar in een la3e een obli
gatie van de stad Parijs, die zijn ge
ringe besparingen uitmaakt. Maar
over eenige dagen is het trekking,
dat blauwe papier, dat no. 1164,893
draagt, zal misschien met een fortuin
betaald worden en de gelukkige per
soon kan op zijn beurt gelukkig zijn,
trouwen en eindelijk leve®.
Andere denkbeelden komen hem
voor de oogen Yvette, diep bedroefd,
tevergeefs smeekend tegen de brutale
menschen, die haar huisraad meene
men. De inbeelding geeft het juist
weer. Célestin ziet de fauteuils van
tappisserie en de piano, daarna het
knielbankjo vap grootmoeder en het
groote ivoren beeld, hij ziet hoe deze
dure voorwerpen door anderen be
geerd worden, in openbare veiling
verkocht worden.
Hij hoort de stem van den deur
waarder ,,Een gebeeldhouwd houten
knielbankjeprijsinzet".... En het
lijkt hem. dat de kleine hamer, dien
de beambte ln de band houdt, al het
heerlijke huiselijke verleden tot stof
breekt en vernielt. „Vijfhonderd
francs."
Juist zooveel als mijn obligatie kost.
Neen, dat zal niet gebeuren 1 En
hij glimlacht, gelukkig, een beslissing
te hebben genomen, en met luide stem
herhaalt hij Dat zal niet gebeuren";
morgen zult gij de som hebben.
Jaques. opgewonden van ongerust
heid, bedankt met eerbied. Hij legt
hem uit, dat het slechts een le&ning is
van korten duur. dat de uitvinding,
waardoor hij geruïneerd is. op het
punt staat merkwaardige resultaten
te geven, geeft zelfs eenige technische
bijzonderheden over deze fameuse uit
vinding aan zijn „waarden neef', en
de waarde neef hoort hem beleefd
terwijl hij aan Yvette denkt.
Den volgenden morgen begaf Cé
lestin zich naar een bank en a
kocht de obligatie no. 1164,893. En
heel gelukkig ging hij" zelf deze enke
le, zoo'nuttige Louis, aan den man van
Yvette brongen.
Zijn hart klopte vroolijk, toen hij
zijn nicht zagwat was zij veranderd.
Haar wannen waren intra vallen 'door
de kwellingen en 3e verliezen, en aan
iederen kant van den mond hadden
de tranen een voor uitgehold.
Maar haar blauwe oogen hadden
hun zachtheid en hun pracht nog niet
verloren, en toen zij de handen van
Célestin greep, ze&gende met een bij-
onverstaanbare stom Dank je 1
o, dank je rolden twee kostbare tra
nen, tranen van vreugde en erken
ning langzaam van haar mooie oogen
over de magere wangen...
Eenige dagen zijn verloopen. Cé
lestin Dubois heeft, na een ferme ver
maning van zijn chef ontvangen te
hebben, vanwege het zonder kennisge
ving op het kantoor ontbreken, zijn
dagelijksch werk hervat. Zijn hart en
zijn geest, een oogenblik opgewarmd
door een straal van poëzie en teeder
heid, zijn opnieuw gestremd door de
zouteloosheid en de eentonigheid van
zijn leve®.
Hij is weer de vreedzame, onder
worpen beambte geworden, een wei
nig ijlhoofdig als altijd.
Niets schijnt hem meer van zijn we
zenloosheid af te brengen.
Op zekeren morgen, als hij zit te
werken, wordt hij opgeschrikt,
den chef hoorende lezeiï uit zijn cou
rant „Trekking van de obligatios
van de stad Parijs 1898no. 1164,893
is betaalbaar met 200.000 francs", en
er bijvoegende „Zijn er lieden, die
het geluk hebben T'
Zoo had Célestin voor de eerste
maal van zijn leven het geluk met zijn
vingers aangeraakt, doch had het
weer laten ontsnappen.
Altijd mijn tegenspoed, dacht hij
weer. maar daarna zich de twee
vreugdetranen van Yvette weer her
innerend, terwijl ze de 500 francs van
de obligatie ontving, zeide hijHon
derdduizend francs.... Bah. dat is het
wel waard I
Zooals hem eigen, heeft hij zeer luid
gesproken, zoodat een van zijn colle
ga's lot ziin buurman zegt
Wat doet Dubois vreemd, hij
spreekt weer in zich zelf. Bepaald
wordt hij nu geheel en al geruïneerd.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 285
van N. BARUCH.
47 48 49 60
Zwart schijven op: 9, 14, 15. 16, 18, 34 en 45.
Wit schijven op: 24, 25, 27, 33, 38, 43 en dam op 42-
Probleem No. 286.
Zwart schijven op: 3, 5, 7, 8, 9, 19,26, 30 en 36.
Wit schijven op: 15, 17, 22, 27, 33, 38, 39. 41. 42 en 46.
Oplossingen van beide problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag. 5
September 1911.
Oplossing van probleem No. 281,
van den auteur; Wit 23-18, 40-34, 34-29,
39:10, 25:11
Oplossing van probleem No. 282
van den auteur: Wit 29-24. zw. 20:29
gedw., w. 19-14. zw. 10:19 gedw., w.
38-33. 44:2!
Goed opgelost door 'de heeren R-
Bouw, B. A. Koper, W. J. A. Matla
J. Siegerist.
Bladprobleem van I. WEISS.
Zwart schijven op: 2. 4, 5. 8, 17, 27,39 en dammen op 7 en 12.
Wit schijven op: 13. 18, 23. 34. 40, 41, 43 en dammen op 13 en 37.
Od to lossen van het blad, zonder
berd en schijven te gebruiken.
In de volgende rubriek geven wij de
oplossing.
In de LL Maandag gehouden ver
gadering van de Haarl. Damclub werd
besloten den onderlingen wedstrijd
te doen aanvangen op Maandag 4
September a.s. Leden, op die vergade
ring niet tegenwoordig geweest zijn
de. worden er aan herinnerd, dat zij
zich yóór genoemden datum tot deel
neming aan den wedstrijd kunnen
aanmelden bij den secretaris, den
beer J. Jacobson Azn., Anthoniestraat
48, alhier.
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het ge
bouw „De Nijverheid". Jansstraat 85,
alhier.
Liefhebbers van het damspel njo
daar steeds welkom. Zij die lid wen-
schon te worden, kunnen zich daar
toe bij het bestuur aanmelden.