HAARLEM'S DAGBLAD. üiaarlemsche Baodelsvereensging (Goedgekeurd bij Koil Besl. van 12 Nov. 1899.) De Haarleinsche Handelsvereenl- ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft In den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, Is zij opgetreden en dikwijls met groot succes. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereeni ging toe te treden. Er zijn wel meer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moestea lid worden, om ten minste te laten ge voelen, dat men het werk op prijs stelt, dat de Ilaarlemsche Handels- vereeniging steeds opneemt, nis doen de, wat bare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan- b.edt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover do geringe jaarlijksche contributie van f 8.50, die gevraagd wordt. De Ilaarlemsche Handelsvereeni- ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en informatiën voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht het hun gratis te verstrek ken advies der Vereeniging te vragen d.e ook in proceduren en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half Jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad f 1 75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver een.ging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens, Spaarue 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 2—4 uur des na- middas zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pCt. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar nu ten de stad woonachtige personen bedragen 60 ets. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tiën naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt Pretenliën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer n.et 10 ets. voor porto- vergoed.ng .s toegevoegd. Ruim 1748 information en rechts geleerde adviezen werden in het af- geloopen jaar gegeven. In de maanden Mei en Juni 1911 rijn 56 vorderingen tot een bedrag van f 1570.85 betaald; 14 vorderingen worden afbetaald, 11 vorderingen zijn uitgesteld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. In verband met de wijziging van arti.kel 11 vun het huishoudelijk'regle ment van den Nederiandschen Bond van Onderlinge Informatie- en Schuld'invordering bureaux en Han- delsvereonlgngen, gevestigd te Haar lem, moet in hot vervolg voor elke informatie die op vertoon van legl.tl- matiekaarten wordt gegeven, 25 cent worden betaald. Alle brieven, aanvragen, reolamea of wat ook, moeten worden geadres- seert aan het Bureau', dat geopend is dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men 30ms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toen van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Greeples uit bet Gemeenteverslag In den tijd, dat 1 eene deel der Haarlemmers langs het strand fla neert, in de bosschen luiert, of over bergreuzen klautert, wordt het thuis blijvende deel, als ware het bij wijze van schavergoeding. verrast met een lijvig boekdeel: 't Haarlemsche Ge meenteverslag. En terwijl de vacan- tie-genietenden al hun best er toe doen, om de herinneringen aan 't voorbije te laten verwaaien uit hun hersencellen, zitten wij ons juist te verdiepen in 't naaste verleden, d.w heel naast is dat verleden niet. want in eind Augustus, is voor ons mo- dern-eeuwers 't jaar 1910 nu juist niet het naaste verleden. Maar de zwaarlijvigheid van 't boekwerk en het omvangrijke werk der samenstel ling blijken nu eenmaal niet een vroe ger verschijnen toe-te-laten, dan wan neer 't volgend jaar alweer voor drie kwart voorbij is. Overigens is dat oogenblik-van-uitkomen een mysterie. Een journalist mag nu eenmaal niet weten, of dit Gemeenteverslag nu vandaag of morgen zal verschijnen. „Anders zet u i weer in de krant werd mi> dezer dagen geantwoord, toen 'k argeloos naar 't verslag infor meerde. En de ambtenaar, die mij dat toevoegde had een mengeling van ongekunstelde verstoordheid en na- angst in ziin gezicht, toen hij dit ont zaglijk stadsgeheim beveiligd had voor aanrandingspogingen. Maar nu is de verrassing dan ver schenen en de lezers hebben van den inhoud reeds kenni3 kunnen nemen door het uitvoerig uittreksel, dat in dit blad werd afgedrukt. Naar aanleiding van 't meegedeelde in dat verslag valt er nog het een-en- ander op te merken, waartoe het op genomen excerpt geen gelegenheid bood. Verleden jaar heb ik na de verschij ning van 't. Gemeenteverslag over 1909 er in een artikeltje op gewezen, dut de bevolkingscijfers der laatste 40 jaren een zeer belangrijke en voortdurende daling van het aantal geboorten aan- tGonden. Die daling hield ook in 't jaar 1910 aan. Dit jaar werden weer 105 kinderen minder geboren dan in 1909. Er had den namelijk 1395 geboorten plaats, tegen 1500 in het jaar 1909 Uit de cijfers van de Volkstelling valt, in verband met de cijfers om trent het verloop der bevolking in 1909, af te leiden, dat het aantal in gezetenen op 1 Januari 1909 bedroeg 69.457. (1) Het getal geboorten per 1000 be ft) Het Provinciaal blad No. 59 stelde de bevolking van Haarlem op dat tijdstip op 70.348 inwoners, op ge zag der bevolkingsregisters. Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. De loting voor de Nationale Militie heeft ditmaal een vreedzaam verloop gehad. Of liever gezegd het gedrag der lotelingen na de loting had een vreedzaam verloop. Noch de lage, noch de hooge nummers schenen dit maal aanleiding te geven tot huiten- gewoon vreugdebetoon. Behalve de bekende briefjes op hunne hoeden, onderscheidden de lotelingen zich niet door eenig bijzonder gedrag. Mijn neef Wouter ergerde zich hieraan Natuurlijk. In het omge keerde geval zou hij zich eveneens geërgerd hebben, maai- nu vond-ie t een droevig verschijnsel, dat hij na een wandeling van een uur dooi de stad bij tante Koosje was terug- gekeei-d, zonder dat-ie 'n enkelen dronken of zelfs inaor schreeuwen den loteling had gezien. „In mijn tijd", zei neef Wouter, „was dat anders. Ik ging, nu juist acht-en-twintig jaar geleden, naai de loting met het veilige gevoel, dat m'n vader 'n remplacant zou betalen voor het geval ik een laag nummer trok. Nu, miju nummer was niet hoog, maai- er waren 'r toch, die het ir slechter hadden afgebracht dan ik. Na afloop ben ik dan ook gezellig op stap geweest, dai verzeker ik je. ik was een vroolijke jongen.' Deze laatste woorden leken me be slist onwaarschijnlijk, terwijl het ver- lere betoog van mijn neef vrij licht zinnig leek voor iemand van zijn ge- poseerden leeftijd. Maar hii was nu op z'n praatstoel, hi boomde door. ,,Ja", zei-die, „ik >eb toen een joligen dag gehad. 'k Had nummer 3 geloot, en ik ben uit geweest met een paar lui die nog lager nummers dan ik hadden getrok ken. Ze kregen allebei vrijstelling van dienst: nr. 1 was kippig en nr. 2 had broederdiensL Maar ik verzeker je dat het genoegelijk was. Tusschcn twee haakjes heb jij al geloot Ik moest erkennen dat dit al ge schied was, en wel met gevolg van vrij loting. „Jammer", zei Wouter, ,,'n Poosje geleden heb ik juist eens het probate middel gehoord om een hoog nummer uit de kom te halen. Eén van m'n kennissen heeft dat met succes toege past. Hij heeft drie zoons. Nou. drie jaar geleden moest z'n oudste jongen naar de loting. „Piet", zei z'n vader, „je mot me in den winkel helpen, en dus is het beter dat je vrïjloot". „Ja vader", zei de jongen. Mijn vriend gaf hem toen een ouwe parapluie, zoo'n groene besteedster van z'n grootmoeder. „Jongen", zei hij, „neem deze parapluie mee-, en Je zult zien dat je van den dienst vrij blijft". Piet nam de besteedster mee. kwam er mee in de lotingszaal en werd har telijk uitgelachen om deze antkjuiteit. 't Gelach nam toe toen hij nummer elf trok. Mismoedig ging hij weg, en sleepte de leelijke ouwe parapluie moe. Maar op de stoep struikelde-ie over den stok van 't ouwe ding, viel en brak een heen. Dat been is er altijd mank van gebleven en Piet is afge keurd". 't Volgende jaar moest de tweede zoon loten: Jan heette-n-ie. Die ver gat de parapluie mee te nemen, en merkte 't cenris pas toen het al bijna z'n beurt was. Iiij zoo gauw-ie kon naar huis. Toen ie hijgend met de ouwe spuit terugkwam zag hij net den droeg dus in 1909 21.6. In 1910, toen er op 1 Januari 69411 inwoners wa ren, was dat getal 20.1 per duizend. Dit gaf dus een vermindering van 1.5 per duizend inwoners. In het Jaar 1900 werden er 29.1 kinderen per 1000 geboren. Dal is dus in 10 jaren een afneming van 9 per duizend. In 1879 bedroeg het getal geboorten per duizend zelfs 37.5. Dit ixitcekent derhalve dat 't aantal geboorten sinds 1879 met bijna de helft verminderd is. Wil men die daling anders gety peerd zien, dan diene, dat in 1910. toen de bevolking 69.411 personen be droeg, er ongeveer evenveel kinderen geboren werden als in 1879, toen Haarlem 36.646 ingezetenen teldte. In 1909 was het aantal geboorten nog even groot als in 1881. Men zou zoo denken, dat dit dikke boek een aaneenschakeling van droogheden was. Gelukkig weten sommige stellers der verslagen daar in afwisseling te brengen. Zoo ver telt de Archivaris in zijn mededee ling van de lange rij personen. di<> het archief bezochten, dat Dr. H. C. en J. P. V.... zich „vermaakten" met de beschouwing van teekeningen uit het hart der stad en verder, dat men. toen een Leidenaar den naam van de vrouw van Lourens Coster vroeg, „verheugd (was) te kunnen melden, dat deze luidde Catharina Andries- dochter." Niet zoo -vriendelijk gestemd als de Archivaris is de bibliothecaris, hoe wol zij toch in eikaars omgeving werkzaam zijn. Ik bedoel niet, dat Dr. Rutgers van der Loeff de bezoe kers der bibliotheek minder vriende lijk behandelt, want ik heb meerma len het tegendeel daarvan ondervon den. De bibliothecaris is echter niet wol te spreken over den Raad en zijn verslag bezit het eigenaardige, dat het een critiek op een Raadsbesluit inhoudt. Een gemeentenaar, die cri tiek uitoefent op het beleid van het souvereine bestuurscollege I En die critiek wordt nog wel in een aller- officieelst boek aan den Raad toege zonden. Deze openlijke insubordinatie geldt de Costeriana- Dr. Rutvers van der Loeff is er niet ten onrechte slecht over te spreken, dat deze alleroudste boekdrukken uit de Stadsbibliotheek zijn weggenomen en gesteld zijn onder beheer van den Directeur van het Scliilderijenmu- seum. „Deze scheiding", schrijft de bibliothecaris, „zal door de weten schappelijke belangstellenden meer nog gevoeld worden als straks door de verplaatsing van het Museum, het uitgebreide hulp-studie-materiaal ter Stads-bibliotheek aanwezig, bezwaar lijker zal kunnen worden geraad pleegd." Men schijnt inderdaad bij de ver plaatsing dezer stukken to weinig er aan gedacht te hebben, dat de Coste- 11 ana ook bestudeerd worden en niet alleen maar vluchtig worden bokeken. De heer Hutgers van der Loeff doet over die studie eenige meedeelingen. Hij vertelt, dat de heer J. H. llessels uit Cambridge elk jaar eenige weken naar Holland komt om de Costeriana en do daarop betrekking hebbende boeken ter bibliotheek aanwezig, te besiudoeren. Ook anderen komen er, o. a. maakte verleden jaar de Direc teur van de Kon. bibliotheek te Ber lijn een reis naar Haarlem om de stukken te bestudeeren. Bij wijze van afscheid zeker, wijdt do* bibliothecaris eenige bladzijden aan de beschrijving van de Coster- drukken. in 't bezit der Gemeente. O a. wijst hij er op, dat het gebeden boekje. het z.g. abecedarium. door ve len, als het oudste werk der Ilaar lemsche drukpeis beschouwd wordt, dan op het boekje in 1428 gedrukt, dat getiteld is „De Zeven Doodzonden in Fnguuren met schriften daartoe die nende". Een in 1779 opgestelde lijst der Costeriana houdt „Den Spiegel onzer boh ouden isse" voor het eerste boek, dat in Haarlem gedrukt werd. Dit geschiedde in 1440. Bij archivaris, en bibliothecaris sluit zich als derde in 't Stadhuis complex aan de Museum-directeur. Deze zou ook kunnen klagen, maar hij doet 't alleen over den tocht in de groote en de middenzaal. Zijn pogingen om dien te doen ver dwijnen ziin niet afdoende gebleken. Maar met 't nieuwe Museum zal alles wel „rech" komen Over de Halsen- geschiedenis glijdt de heer Kronig en gelukkig! mnnr feiten-mem or ce- rend heen. Prettiger voor den steller van dat verslag is ongetwijfeld het neerschrijven van de nieedeeling ge weest. dat dat de Vei een. tot uitbrei ding der kunstverzameling in het af- geloopen jaar het museum roet niet minder dan drie schilderijen verreik te, die samen een belangrijke aan winst voor de verzameling vormen. Het zijn een Harmen Hals. een Van der Vinne en een Du Bois. JAC. C. M. Jr. Parijsche Brieven CCXC. Gisterenavond, bij gelegenheid van de opvoering van „Horace" in de Comédie Frangai9e een schitteren de voorstelling, niet Mounet-Sully in de hoofdrol kwam ik, in de pauze, den graaf Paul de C. in den foyer tegen. Paul de C. is een omstreeks dertigjarige jongeman van ouden adel, behoorlijk rijk, goedhartig, vol doende dom om erg met zichzelf in genomen te zijn, doch genoegzaam wei-opgevoed, om or niet bij voortdu ring blijk van te geven. Buitendien is hij een van do twintig toongevers op het gebied der heereumodes. Verrast wendde ik me tot hem met den uitroep U hier Niet naar buiten ge gaan Natuurlijk wel. Maar gisteren moei hot hier geregend hebben, en ioen ben ik 's avonds maar naar Parijs teruggegaan Toch nog warm hier. Die Mounet-Sully boft wel met zijn licht Romeinsch kostuum. W aar is u geweest 7 Te Trouvillc. Veei pleizier gehad Niet erg. Waarom niet Trourille, evenasl alle andere badplaatsen trouwens, vulgariseert zich. U weet natuurlijk wel, dat de menschen van mijn wereld 's zomers naar badplaatsen of elders gaan, om er weêr te midden van hun even- boortigen te zijn. Parijs is dan ge woonweg onbewoonbaar door de bén- den vreemdelingen die er neèrstrijken als roofvogels. Als roofvogels....? Die vreemde lingen brengen toch geld in Parijs.... Je m'en fiche pas mal. Goed, goed. En Trouville Wel, sinds eonige jaren komen ook daar de benden vreemdelingen. Sapristi die Engelschen, Amerika nen, Russen, Spanjaarden, Portu- geezen, ei Jhebben toch hun eigen badplaatsen. Maar zij wiUe» zich zooveel mogelijk parisioniseereii. Der halve zoeken zij 's zomers minder Parijs op dan wel do menschen uit onze kringen, die ze dan nareizen. Zoo hoor je bijna geen Fransch meer op Trouville. Daarentegen ontzagge lijk veel vreemde talen, de eetie nog barbaarscher dan de andere. Verve lend Yes. Onverdraaglijk. Jawohl. Daar komt nog iets bij. De bad plaatsen worden hoe langer zoo meer serieus. Serieus Wat bedoelt u er mee Dat is duidelijk genoeg, mon vieux. Een hadplaats was oorspron kelijk een plaats van vermaak. Nooit anders gelezen tenminste. Oorspron kelijk dus was een badplaats een plaats van vermaak. Maar sinds eenige jaren vervormen de badplaat sen zich tot.... herstellingsoorden. Dat vind ik lam. Groote hospitalen in de open lucht 1 Leelijke vrouwen, misvormde mannen, uitgeteerde kin deren zoeken er zich te genezen. Wat een onaesthetische verzameling U begrijpt, dat de aanblik van al die vreemdsoortige wezens mij niet aan staat. Vroeger zag je tallooze lieve dames uan het strand, die wel viermaal per dag van toilet wisselden. Dat was prettg om te zien, dat was chic. Dat contingent badplaatsbozoeksters min dert elk jaar. Daarentegen zie je nu vele zieke katoenjuffrouwen, die dim werkelijk ziek zijn. Welk behoorlijk mensch gaai er nou naar een bad plaats, als hij werkelijk ziek is? Je bent er dus niet meer in je eigen kring. Ja, ik begrijp uw weerzin best. N.etwaaY? Laten die zieken ons geld vragen om rich elders te laten verzorgen. Ik ben niet gierig, dat weet iedereen. Maar laten ze dan on ze badplaatsen niet vervormen. Is dat billijk of nel? Absoluut billijk. Nou, en toen ben ik naar Ar- mantières gevlucht, hier in de buu'rt van Parijs. Daar is nog een oud ver vallen kasteel, en daar heb ik mijn intrek genomen, met een paar vrien den. Zoo dicht bij Parijs? Dat is toch niet... chic. O! ik merk, dat u ook uw tijd ten achter is. Ahl Zeker. Vroeger kon men niet zeggen, dat men naar een onbekend plaatsje ging, tenzij dat plaatsje heed ver wus, bijvoorbeeld in Zuid-Ame- rika otf in China of in S.beriè. Immers iedereen maakt weieens van die klei ne reisjes. De automob.el heeft er echleï verandering in gebracht Nu kan men zeggen, dat men naar een plaatsje In de omstreken van Parijs zelf is gegaan, omdat men er in een eigen auto heen is gereden Voelt u het verschil? Of ik het voel!... En hebt u u in Armantièrea geamuseerd*? BiYr! Wat een gatl Geen mooie landschappen? Heel mooie, naar men zegt. Maar 'Ik voel er zoo weinig voor. Wat heb je aan de mooiste panorama's, als je do geriefelijkheden van de samenle ving, van je milieu mist? Maar ik had genoeg van Trouville, ziet u, en ging toen maar akkoord met het voorstel van een mijner Vrienden, die in zijn vrijen tijd gedichten maakt. Een poëet dus? Nou ja, geen beroepsdichter. Een amateur, eeu fijn amateur. Maar ook ik hield me in Arinan- t.ères niet onledig. Dat dacht ik wel. Ik heb er In de eerste plaats een nieuwe smoking uitgedacht, die me magnif.ek kleedt en aanstaanden winter stellig Ln de mode zal komen. Laten wij het hopen. Komt u eens bij gelegenheid bij me aanloopcn; dan zal ik u de teeke- nmgen laten zien. Graag... En wat hebt u verder gedaan? Ik heb de dierenwereld zoo'n beetje geobserveerd. Curieus, curieus! Ahl Ja. Daar heb je bijvoorbeeld de kippen. Idiote dieren! Je loopt zoo op het veld. Do Augustusmaand 1911 is rijk aan Kanaalzwemmers. D'r hebben er al weer een heel rijtje 't opgegeven, en dan wacht nog een heel partijtje zwemcelebriteiten, waaronder de Hol landera Meyer en Ocms en de En- gelscbman Jarvis, om „ook eens niet te mogen slagen Merkwaardig ver maak I Inmiddels hebben de zwem mende Kanaalnienschen één troost, en dat is de daad van captain Webb, de Engelschman van wien beweerd wordt dat hij het Kanaal heeft overgezwom men. Er zijn menschen. die de waar heid van het feit durven betwijfelen, en die in captain Webb's overtocht evenveel geloof hebben als in de nooit volprezen zeeslang. Welk laatstge noemd mystiek ondier althans dit mot den Kanaalzwemmer gemeen heeft, dat beiden iederen zomer een menigte onbelangrijke „boriggies" het licht doen zien. Een tweede verschijnsel in den lieeten zomer van 1911 is de liefheb berij voor nachtelijke kampementen in de open lucht. Die interessantigheid is bepaald populair geworden, meor speciaal onder de jongeren, die hun vacantiereisjes maken en niet kunnen laten minstens één keer onder den blooten hemel te verblijven, 't Plezier is minder groot dan wel het genoegen van 't later te kunnen navertellen. Maar er zijn ook velen, die 'r niet toe te krijgen zijn, zelfs in het vooruit zicht van die napret. Al3 bewijs daar voor strekke het geval van een gezel schap P adv ijl dors uit een zeer Noor delijke stad van ons land. Laat ik da delijk zeggen, dat 't ook Pad ver kenners kunnen geweest zijn de- geon, die me de historie vertelde, was niet voldoende op de hoogte om do fijne onderscheidingen in "t vak te kennen, en 'k zou niet gaarne den Padvinder iets aanwrijven wat des Op twintig, veertig, tachtig of acht honderd pas van je vandaan schar relt een kip. Je denkt er in de eerste \erie niet aan om het beest kwaad to dten -. je loopt te mijmeren je denkt aan een salonfeest of aan een nieuwe dus, heelemaal niet aan een kip dus. Want wat is een kip eigenlijk, in je leven, behalve op tafel, niet? Maar do kip in kwestie zet het ineens op oen loopen, naar rechts, naar links, voor waarts, terug, kakelt ondertusschen, hoe langer hoe harder, dat je hooren cn zien vergaat. Dat duurt een mi nuut lang. twee minuten, vijf minu ten, totdat de kip eindelijk, uitgeput, de vlerken slap hangend langs hel hij gend lijf, Ie uit het gezicht heeft ver loren. Idiont beest Wat hebt u een scherp opmer kingsvermogen En nu mijn conclusies ter zake. In de eerste plaats concludeer ik, dat de kippen lijden ean vervolgings waanzin. wat misschien wei in ver band staat met het feit, dat een mensch kippenvel krijgt, als hij ia den angst zit Een geniale conclusie ln de tweede plaats merk ik op, dat men juister zou doen met een stommeling een „kip" dan een „ezel"* of een „gans" te noemen. Waren do ganzen van het Parthenon... Pardon, van het KapitooL Nou ja. waren de ganzen van het Kapitool zoo idioot? Beslist nie-L Dan heb ik ook nog hazen geob serveerd. Ik heb nooit zooveel hazen als ditmaal gezien. Ziet u, wanneer ik op jacht ben, zie ik altijd meer menschen, paarden en Jachthonden dan wild. Gek dat mist nooit. Wel nu, ik heb ditmaal hoopen hazen ge zien. En wanneer ze even schrikken, liei>en ze. liepen ze...Is me dat loo pen De uitdrukking moge versleten zijn. maar ze liepen als eeu haas Het allcrcurieuste is echter, dat de mees te hazen ongeveer cirkelvormige ba nen beschreven en ten slotte op hun uitgangspunt terugkwamen. Deze op merking is geloof ik, niet van -belang onthlooL Wanneer je, zou ik zeggen, op de hazenjacht bent, schiet niet op een vluchtenden haas. maar wacht kalm, totdat hij op ziju plaats is te ruggekeerd. C est ca. Daat gaat het signaal voor het tweede bedrijf. Blijft u nog? Ik ken Corneille van huiten. Een beetje ouder- wetsch, die Corneille. Ik ga 's een akte van ..La Veuve joyeuse" in hel Thé.'itre Apollo zien. A revoir. mon cher 1 OTTO KNAAP. Van de Residentie en haar bewoners. cxxnr. We staan hier aan den vooravond van een geweldigen strijd, van een strijd om den homï. Door een aantal ingezetenen is aan den Raad het ver zoek gericht losloopende honden te doen afmaken, wegens het verontrei nigen van de straat. In minder dan geen tijd volgde een tegenudres, met niet mmder dan 47*2 namen. Jammer dat ze er niet allo bij vermeld werden; het publiek had don oen schoone gelegenheid deze vele hondenliefhebbers ie leeren kennen, Deze dierenvrienden toornen natuurlijk heftig tegen de eerste on verlaten, nemen de hondjes in l>o scherming, want ze zeggen: u t de f '15.000, die voor de hon den aan belasting betaald werd, kan do noodzakelijk gewo'rden straatrc-i- Padverkonners was. De bedoelde Pad- (vinders of ver kenners) dan, zouden een tocht maken naar een of ander dorp in den om trek. Paden zouden daar worden go- vonden of verkend, en 's nachts zou men onder den blooten hemel slapen. Maar... er was een beperkende bepa ling bij. Waren er Padvinders (zoo luidde die) die niet best tegen een nachtelijk verblijf in de open lucht zouden kunnen, dan mochten die in de dorpskerk overnachten. Nu. dat was een heel goede conditie, 't Was alleen een beetje jammer, dat nlle Padvinders haar in aanmerking na men, zoodat., het gansche corps in de dorpskerk heeft geslapen Nu is de Nederlandsche Padvinders- en -verkennersbeweging nog jong. En wie weet, hoe kort de tijd is, die ons scheidt van de dagen, waarin Ncder- land's Padvinders zóó taai zijn ge worden, dat ze bij voorkeur in de open lucht overnachten, en een dak boven hun hoofd als een lastige overbodig heid beschouwen. Dan zal de achter ste achterkleinzoon van den School meester diens werken opnieuw verbe terd uitgeven, en in het onsterflijke poccm „Voor- en Nageslacht" de volg orde der coupletten omkoeren, zoodot het laatste het nageslacht aldus bo» zingt Ruige borst en breeae schouders. Leeuwenhart en aadlaars oog Rijzig kroost van reuzen-ouders, Vorstlljk zaad, in adel hoog Vol van bouw en moed en kracht Onverbeterlijk nageslacht 1 JAN FIDELIO. ambtenaar voor 'm trekken. Iiij had het hoogste nummer: 903! Met den derden zoon. Gerrit, scheen het mis te gaan, want toen die naar de loting moest was de ouwe besteed ster nergens meer te vinden. Gerrit ging met looden schoenen naar de lo- ting, deed een wanhoopsgreep in de kem, en trok een twijfelnummer. Toen-ie wegging zag hij in een hoek van de lotingszaal de ouwe parapluie staan. Z'n broer Jan had verleden jaar in z'n blijdschap vergeten het ding mee te nemen. Natuurlijk nam Gerrit de groene parapluie mee huis toe. Een paar maanden zat-ie in angst, of hij opge roepen zou worden. Maar 't gebeurde niet. Later bleek dat zijn nummer net het laagste was van de vrijgelo- tenen. „Zoo zie je nou", eindigde neef Wou ter, „dat het met die parapluie van dien vriend-van-mij onmogelijk is in don dienst te raken. Als dat ding er maar bij is. loopt 't goed af. Als je soms 'es kennissen hebt die 'm willen gebruiken, kan ik dat wel van m'n vrind gedaan krijgen, ofschoon-ie wel erg zuinig op z'n wonderpara- pluio is". Wouter, aan 't einde van z'n ver haal grinnikte. En ik keek twijfelach tig. Mochten er evenwel soms lezers zijn die pas geloot hebben en er voor voelen de -arapluie als geluksmiddel bij de keuring te beproeven, dan ad viseer ik bun de bemiddeling van mijn neef Wouter in te roepen. Maar ik waarschuw hen vooruit voor de lengte van zijn duim. die wan neer hij daar eenmaal op zuigen gaat merkwaardig productief is... De warme zomer, die we nu vrijwel achter den rug schijnen te hebben, heeft mèt zich verschillende min of meer merkwaardige verschijnselen gebracht. Ten eerste een buitengewone deel neming aan de „Kanaaizwemmerij". Die Kanaaizwemmerij i9 een zeer bij zonder soort van sport. De aangename zijde ervan is voor een gewoon mensch onvindbaar, maar voor zoo'n Kanaalzwemmer schijnt het een heel pretje te zijn om een half etmaal met de gelven te vechten, en dan den strijd op te geven wegens vermoeidheid, of omdat het juist aan den overkant eb is, of zooiets. Aankomen doei nooit iemand, tenzij per boot, heigeen dan ook wel de verstandigste manier is om van Calais naar Dover of van Dover naar Calais te gaan. Zwemmende schijnt de overtocht vrijwel tot de on mogelijkheden te behooren, niet om dat de afstand te groot is want och, op een kilometertje meer of minder kijken do Kanaal-waterrotten niet maar omdat de stroomingen zoo lastig en zoo veelvuldig zijn. Die Ka- naalzwemmerij is altijd een kamp te gen omstandigheden, die óok altijd te sterk zijn. Inmiddels doet zich het vreemde verschijnsel voor, dat het constant-mislukken van de pogingen de heeren Kanaalzwemmers juist aan moedigt om ze telkens te herhalen. D'r zijn er bv. Holbein en Jabez Wolffe die al zóo dikwijls gefaald hebben in het bereiken van de overzijde van het Kanaal, dat zo zich een ware be roemdheid hebben vei werven als „vcl- brengers van niet-volbrachte over tochten". De heeren zwemmen maar onvervaard opnieuw, mei onverflauw de animo. Zo starten bij Dover, of bij Calais, en verschillen hoogelijk van opinie over de \oorkeur, dio de En- gelscbe of de Fransche kustplaats als startpunt verdienen. 't Geeft allemaal niets aanko men doen ze toch niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 5