HAARLEM'S DAGBLAD.
üiaarlemsche
Baodelsvereensging
(Goedgekeurd bij Koil Besl. van 12
Nov. 1899.)
De Haarleinsche Handelsvereenl-
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heeft In den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, Is zij
opgetreden en dikwijls met groot
succes. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereeni
ging toe te treden. Er zijn wel meer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moestea lid
worden, om ten minste te laten ge
voelen, dat men het werk op prijs
stelt, dat de Ilaarlemsche Handels-
vereeniging steeds opneemt, nis doen
de, wat bare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan-
b.edt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover do geringe jaarlijksche
contributie van f 8.50, die gevraagd
wordt.
De Ilaarlemsche Handelsvereeni-
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en informatiën voor hen in te
winnen. Bovendien hebben de leden
het recht het hun gratis te verstrek
ken advies der Vereeniging te vragen
d.e ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half Jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad f 1 75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
een.ging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens,
Spaarue 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 2—4 uur des na-
middas zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pCt. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
nu ten de stad woonachtige personen
bedragen 60 ets. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Informa
tiën naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt
Pretenliën op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer n.et 10 ets. voor porto-
vergoed.ng .s toegevoegd.
Ruim 1748 information en rechts
geleerde adviezen werden in het af-
geloopen jaar gegeven.
In de maanden Mei en Juni 1911
rijn 56 vorderingen tot een bedrag
van f 1570.85 betaald; 14 vorderingen
worden afbetaald, 11 vorderingen
zijn uitgesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
In verband met de wijziging van
arti.kel 11 vun het huishoudelijk'regle
ment van den Nederiandschen Bond
van Onderlinge Informatie- en
Schuld'invordering bureaux en Han-
delsvereonlgngen, gevestigd te Haar
lem, moet in hot vervolg voor elke
informatie die op vertoon van legl.tl-
matiekaarten wordt gegeven, 25 cent
worden betaald.
Alle brieven, aanvragen, reolamea
of wat ook, moeten worden geadres-
seert aan het Bureau', dat geopend is
dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook
verdere inlichtingen zijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
30ms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V., toen van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Greeples uit bet Gemeenteverslag
In den tijd, dat 1 eene deel der
Haarlemmers langs het strand fla
neert, in de bosschen luiert, of over
bergreuzen klautert, wordt het thuis
blijvende deel, als ware het bij wijze
van schavergoeding. verrast met een
lijvig boekdeel: 't Haarlemsche Ge
meenteverslag. En terwijl de vacan-
tie-genietenden al hun best er toe
doen, om de herinneringen aan 't
voorbije te laten verwaaien uit hun
hersencellen, zitten wij ons juist te
verdiepen in 't naaste verleden, d.w
heel naast is dat verleden niet. want
in eind Augustus, is voor ons mo-
dern-eeuwers 't jaar 1910 nu juist niet
het naaste verleden. Maar de
zwaarlijvigheid van 't boekwerk en
het omvangrijke werk der samenstel
ling blijken nu eenmaal niet een vroe
ger verschijnen toe-te-laten, dan wan
neer 't volgend jaar alweer voor drie
kwart voorbij is. Overigens is dat
oogenblik-van-uitkomen een mysterie.
Een journalist mag nu eenmaal niet
weten, of dit Gemeenteverslag nu
vandaag of morgen zal verschijnen.
„Anders zet u i weer in de krant
werd mi> dezer dagen geantwoord,
toen 'k argeloos naar 't verslag infor
meerde. En de ambtenaar, die mij
dat toevoegde had een mengeling van
ongekunstelde verstoordheid en na-
angst in ziin gezicht, toen hij dit ont
zaglijk stadsgeheim beveiligd had voor
aanrandingspogingen.
Maar nu is de verrassing dan ver
schenen en de lezers hebben van den
inhoud reeds kenni3 kunnen nemen
door het uitvoerig uittreksel, dat in
dit blad werd afgedrukt.
Naar aanleiding van 't meegedeelde
in dat verslag valt er nog het een-en-
ander op te merken, waartoe het op
genomen excerpt geen gelegenheid
bood.
Verleden jaar heb ik na de verschij
ning van 't. Gemeenteverslag over 1909
er in een artikeltje op gewezen, dut de
bevolkingscijfers der laatste 40 jaren
een zeer belangrijke en voortdurende
daling van het aantal geboorten aan-
tGonden. Die daling hield ook in 't
jaar 1910 aan.
Dit jaar werden weer 105 kinderen
minder geboren dan in 1909. Er had
den namelijk 1395 geboorten plaats,
tegen 1500 in het jaar 1909
Uit de cijfers van de Volkstelling
valt, in verband met de cijfers om
trent het verloop der bevolking in
1909, af te leiden, dat het aantal in
gezetenen op 1 Januari 1909 bedroeg
69.457. (1)
Het getal geboorten per 1000 be
ft) Het Provinciaal blad No. 59
stelde de bevolking van Haarlem op
dat tijdstip op 70.348 inwoners, op ge
zag der bevolkingsregisters.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
De loting voor de Nationale Militie
heeft ditmaal een vreedzaam verloop
gehad. Of liever gezegd het gedrag
der lotelingen na de loting had een
vreedzaam verloop. Noch de lage,
noch de hooge nummers schenen dit
maal aanleiding te geven tot huiten-
gewoon vreugdebetoon. Behalve de
bekende briefjes op hunne hoeden,
onderscheidden de lotelingen zich
niet door eenig bijzonder gedrag.
Mijn neef Wouter ergerde zich
hieraan Natuurlijk. In het omge
keerde geval zou hij zich eveneens
geërgerd hebben, maai- nu vond-ie
t een droevig verschijnsel, dat hij
na een wandeling van een uur dooi
de stad bij tante Koosje was terug-
gekeei-d, zonder dat-ie 'n enkelen
dronken of zelfs inaor schreeuwen
den loteling had gezien.
„In mijn tijd", zei neef Wouter,
„was dat anders. Ik ging, nu juist
acht-en-twintig jaar geleden, naai
de loting met het veilige gevoel, dat
m'n vader 'n remplacant zou betalen
voor het geval ik een laag nummer
trok. Nu, miju nummer was niet
hoog, maai- er waren 'r toch, die het
ir slechter hadden afgebracht dan ik.
Na afloop ben ik dan ook gezellig op
stap geweest, dai verzeker ik je. ik
was een vroolijke jongen.'
Deze laatste woorden leken me be
slist onwaarschijnlijk, terwijl het ver-
lere betoog van mijn neef vrij licht
zinnig leek voor iemand van zijn ge-
poseerden leeftijd.
Maar hii was nu op z'n praatstoel,
hi boomde door. ,,Ja", zei-die, „ik
>eb toen een joligen dag gehad.
'k Had nummer 3 geloot, en ik ben
uit geweest met een paar lui die nog
lager nummers dan ik hadden getrok
ken. Ze kregen allebei vrijstelling van
dienst: nr. 1 was kippig en nr. 2 had
broederdiensL Maar ik verzeker je
dat het genoegelijk was.
Tusschcn twee haakjes heb jij
al geloot
Ik moest erkennen dat dit al ge
schied was, en wel met gevolg van
vrij loting.
„Jammer", zei Wouter, ,,'n Poosje
geleden heb ik juist eens het probate
middel gehoord om een hoog nummer
uit de kom te halen. Eén van m'n
kennissen heeft dat met succes toege
past. Hij heeft drie zoons. Nou. drie
jaar geleden moest z'n oudste jongen
naar de loting. „Piet", zei z'n vader,
„je mot me in den winkel helpen, en
dus is het beter dat je vrïjloot". „Ja
vader", zei de jongen.
Mijn vriend gaf hem toen een ouwe
parapluie, zoo'n groene besteedster
van z'n grootmoeder. „Jongen", zei
hij, „neem deze parapluie mee-, en Je
zult zien dat je van den dienst vrij
blijft".
Piet nam de besteedster mee. kwam
er mee in de lotingszaal en werd har
telijk uitgelachen om deze antkjuiteit.
't Gelach nam toe toen hij nummer
elf trok. Mismoedig ging hij weg, en
sleepte de leelijke ouwe parapluie
moe. Maar op de stoep struikelde-ie
over den stok van 't ouwe ding, viel en
brak een heen. Dat been is er altijd
mank van gebleven en Piet is afge
keurd".
't Volgende jaar moest de tweede
zoon loten: Jan heette-n-ie. Die ver
gat de parapluie mee te nemen, en
merkte 't cenris pas toen het al bijna
z'n beurt was. Iiij zoo gauw-ie kon
naar huis. Toen ie hijgend met de
ouwe spuit terugkwam zag hij net den
droeg dus in 1909 21.6. In 1910, toen
er op 1 Januari 69411 inwoners wa
ren, was dat getal 20.1 per duizend.
Dit gaf dus een vermindering van
1.5 per duizend inwoners. In het Jaar
1900 werden er 29.1 kinderen per 1000
geboren. Dal is dus in 10 jaren een
afneming van 9 per duizend.
In 1879 bedroeg het getal geboorten
per duizend zelfs 37.5. Dit ixitcekent
derhalve dat 't aantal geboorten sinds
1879 met bijna de helft verminderd is.
Wil men die daling anders gety
peerd zien, dan diene, dat in 1910.
toen de bevolking 69.411 personen be
droeg, er ongeveer evenveel kinderen
geboren werden als in 1879, toen
Haarlem 36.646 ingezetenen teldte. In
1909 was het aantal geboorten nog
even groot als in 1881.
Men zou zoo denken, dat dit dikke
boek een aaneenschakeling van
droogheden was. Gelukkig weten
sommige stellers der verslagen daar
in afwisseling te brengen. Zoo ver
telt de Archivaris in zijn mededee
ling van de lange rij personen. di<>
het archief bezochten, dat Dr. H. C.
en J. P. V.... zich „vermaakten" met
de beschouwing van teekeningen uit
het hart der stad en verder, dat men.
toen een Leidenaar den naam van de
vrouw van Lourens Coster vroeg,
„verheugd (was) te kunnen melden,
dat deze luidde Catharina Andries-
dochter."
Niet zoo -vriendelijk gestemd als de
Archivaris is de bibliothecaris, hoe
wol zij toch in eikaars omgeving
werkzaam zijn. Ik bedoel niet, dat
Dr. Rutgers van der Loeff de bezoe
kers der bibliotheek minder vriende
lijk behandelt, want ik heb meerma
len het tegendeel daarvan ondervon
den. De bibliothecaris is echter niet
wol te spreken over den Raad en zijn
verslag bezit het eigenaardige, dat
het een critiek op een Raadsbesluit
inhoudt. Een gemeentenaar, die cri
tiek uitoefent op het beleid van het
souvereine bestuurscollege I En die
critiek wordt nog wel in een aller-
officieelst boek aan den Raad toege
zonden.
Deze openlijke insubordinatie geldt
de Costeriana-
Dr. Rutvers van der Loeff is er niet
ten onrechte slecht over te spreken,
dat deze alleroudste boekdrukken uit
de Stadsbibliotheek zijn weggenomen
en gesteld zijn onder beheer van den
Directeur van het Scliilderijenmu-
seum. „Deze scheiding", schrijft de
bibliothecaris, „zal door de weten
schappelijke belangstellenden meer
nog gevoeld worden als straks door de
verplaatsing van het Museum, het
uitgebreide hulp-studie-materiaal ter
Stads-bibliotheek aanwezig, bezwaar
lijker zal kunnen worden geraad
pleegd."
Men schijnt inderdaad bij de ver
plaatsing dezer stukken to weinig er
aan gedacht te hebben, dat de Coste-
11 ana ook bestudeerd worden en niet
alleen maar vluchtig worden bokeken.
De heer Hutgers van der Loeff doet
over die studie eenige meedeelingen.
Hij vertelt, dat de heer J. H. llessels
uit Cambridge elk jaar eenige weken
naar Holland komt om de Costeriana
en do daarop betrekking hebbende
boeken ter bibliotheek aanwezig, te
besiudoeren. Ook anderen komen er,
o. a. maakte verleden jaar de Direc
teur van de Kon. bibliotheek te Ber
lijn een reis naar Haarlem om de
stukken te bestudeeren.
Bij wijze van afscheid zeker, wijdt
do* bibliothecaris eenige bladzijden
aan de beschrijving van de Coster-
drukken. in 't bezit der Gemeente.
O a. wijst hij er op, dat het gebeden
boekje. het z.g. abecedarium. door ve
len, als het oudste werk der Ilaar
lemsche drukpeis beschouwd wordt,
dan op het boekje in 1428 gedrukt, dat
getiteld is „De Zeven Doodzonden in
Fnguuren met schriften daartoe die
nende".
Een in 1779 opgestelde lijst der
Costeriana houdt „Den Spiegel onzer
boh ouden isse" voor het eerste boek,
dat in Haarlem gedrukt werd. Dit
geschiedde in 1440.
Bij archivaris, en bibliothecaris
sluit zich als derde in 't Stadhuis
complex aan de Museum-directeur.
Deze zou ook kunnen klagen,
maar hij doet 't alleen over den
tocht in de groote en de middenzaal.
Zijn pogingen om dien te doen ver
dwijnen ziin niet afdoende gebleken.
Maar met 't nieuwe Museum zal alles
wel „rech" komen Over de Halsen-
geschiedenis glijdt de heer Kronig
en gelukkig! mnnr feiten-mem or ce-
rend heen. Prettiger voor den steller
van dat verslag is ongetwijfeld het
neerschrijven van de nieedeeling ge
weest. dat dat de Vei een. tot uitbrei
ding der kunstverzameling in het af-
geloopen jaar het museum roet niet
minder dan drie schilderijen verreik
te, die samen een belangrijke aan
winst voor de verzameling vormen.
Het zijn een Harmen Hals. een Van
der Vinne en een Du Bois.
JAC. C. M. Jr.
Parijsche Brieven
CCXC.
Gisterenavond, bij gelegenheid van
de opvoering van „Horace" in de
Comédie Frangai9e een schitteren
de voorstelling, niet Mounet-Sully in
de hoofdrol kwam ik, in de pauze,
den graaf Paul de C. in den foyer
tegen. Paul de C. is een omstreeks
dertigjarige jongeman van ouden
adel, behoorlijk rijk, goedhartig, vol
doende dom om erg met zichzelf in
genomen te zijn, doch genoegzaam
wei-opgevoed, om or niet bij voortdu
ring blijk van te geven. Buitendien is
hij een van do twintig toongevers op
het gebied der heereumodes.
Verrast wendde ik me tot hem met
den uitroep
U hier Niet naar buiten ge
gaan
Natuurlijk wel. Maar gisteren
moei hot hier geregend hebben, en
ioen ben ik 's avonds maar naar
Parijs teruggegaan Toch nog warm
hier. Die Mounet-Sully boft wel met
zijn licht Romeinsch kostuum.
W aar is u geweest 7
Te Trouvillc.
Veei pleizier gehad
Niet erg.
Waarom niet
Trourille, evenasl alle andere
badplaatsen trouwens, vulgariseert
zich. U weet natuurlijk wel, dat de
menschen van mijn wereld 's zomers
naar badplaatsen of elders gaan, om
er weêr te midden van hun even-
boortigen te zijn. Parijs is dan ge
woonweg onbewoonbaar door de bén-
den vreemdelingen die er neèrstrijken
als roofvogels.
Als roofvogels....? Die vreemde
lingen brengen toch geld in Parijs....
Je m'en fiche pas mal.
Goed, goed. En Trouville
Wel, sinds eonige jaren komen
ook daar de benden vreemdelingen.
Sapristi die Engelschen, Amerika
nen, Russen, Spanjaarden, Portu-
geezen, ei Jhebben toch hun eigen
badplaatsen. Maar zij wiUe» zich
zooveel mogelijk parisioniseereii. Der
halve zoeken zij 's zomers minder
Parijs op dan wel do menschen uit
onze kringen, die ze dan nareizen.
Zoo hoor je bijna geen Fransch meer
op Trouville. Daarentegen ontzagge
lijk veel vreemde talen, de eetie nog
barbaarscher dan de andere. Verve
lend Yes.
Onverdraaglijk. Jawohl.
Daar komt nog iets bij. De bad
plaatsen worden hoe langer zoo meer
serieus.
Serieus Wat bedoelt u er mee
Dat is duidelijk genoeg, mon
vieux. Een hadplaats was oorspron
kelijk een plaats van vermaak. Nooit
anders gelezen tenminste. Oorspron
kelijk dus was een badplaats een
plaats van vermaak. Maar sinds
eenige jaren vervormen de badplaat
sen zich tot.... herstellingsoorden.
Dat vind ik lam. Groote hospitalen
in de open lucht 1 Leelijke vrouwen,
misvormde mannen, uitgeteerde kin
deren zoeken er zich te genezen. Wat
een onaesthetische verzameling U
begrijpt, dat de aanblik van al die
vreemdsoortige wezens mij niet aan
staat.
Vroeger zag je tallooze lieve dames
uan het strand, die wel viermaal per
dag van toilet wisselden. Dat was
prettg om te zien, dat was chic. Dat
contingent badplaatsbozoeksters min
dert elk jaar. Daarentegen zie je nu
vele zieke katoenjuffrouwen, die dim
werkelijk ziek zijn. Welk behoorlijk
mensch gaai er nou naar een bad
plaats, als hij werkelijk ziek is? Je
bent er dus niet meer in je eigen
kring.
Ja, ik begrijp uw weerzin best.
N.etwaaY? Laten die zieken ons
geld vragen om rich elders te laten
verzorgen. Ik ben niet gierig, dat
weet iedereen. Maar laten ze dan on
ze badplaatsen niet vervormen. Is
dat billijk of nel?
Absoluut billijk.
Nou, en toen ben ik naar Ar-
mantières gevlucht, hier in de buu'rt
van Parijs. Daar is nog een oud ver
vallen kasteel, en daar heb ik mijn
intrek genomen, met een paar vrien
den.
Zoo dicht bij Parijs? Dat is toch
niet... chic.
O! ik merk, dat u ook uw tijd
ten achter is.
Ahl
Zeker. Vroeger kon men niet
zeggen, dat men naar een onbekend
plaatsje ging, tenzij dat plaatsje heed
ver wus, bijvoorbeeld in Zuid-Ame-
rika otf in China of in S.beriè. Immers
iedereen maakt weieens van die klei
ne reisjes. De automob.el heeft er
echleï verandering in gebracht Nu
kan men zeggen, dat men naar een
plaatsje In de omstreken van Parijs
zelf is gegaan, omdat men er in een
eigen auto heen is gereden Voelt u
het verschil?
Of ik het voel!... En hebt u u in
Armantièrea geamuseerd*?
BiYr! Wat een gatl
Geen mooie landschappen?
Heel mooie, naar men zegt. Maar
'Ik voel er zoo weinig voor. Wat heb
je aan de mooiste panorama's, als je
do geriefelijkheden van de samenle
ving, van je milieu mist? Maar ik had
genoeg van Trouville, ziet u, en ging
toen maar akkoord met het voorstel
van een mijner Vrienden, die in zijn
vrijen tijd gedichten maakt.
Een poëet dus?
Nou ja, geen beroepsdichter. Een
amateur, eeu fijn amateur.
Maar ook ik hield me in Arinan-
t.ères niet onledig.
Dat dacht ik wel.
Ik heb er In de eerste plaats
een nieuwe smoking uitgedacht, die
me magnif.ek kleedt en aanstaanden
winter stellig Ln de mode zal komen.
Laten wij het hopen.
Komt u eens bij gelegenheid bij
me aanloopcn; dan zal ik u de teeke-
nmgen laten zien.
Graag... En wat hebt u verder
gedaan?
Ik heb de dierenwereld zoo'n
beetje geobserveerd. Curieus, curieus!
Ahl
Ja. Daar heb je bijvoorbeeld de
kippen. Idiote dieren! Je loopt zoo op
het veld.
Do Augustusmaand 1911 is rijk aan
Kanaalzwemmers. D'r hebben er al
weer een heel rijtje 't opgegeven, en
dan wacht nog een heel partijtje
zwemcelebriteiten, waaronder de Hol
landera Meyer en Ocms en de En-
gelscbman Jarvis, om „ook eens niet
te mogen slagen Merkwaardig ver
maak I Inmiddels hebben de zwem
mende Kanaalnienschen één troost, en
dat is de daad van captain Webb, de
Engelschman van wien beweerd wordt
dat hij het Kanaal heeft overgezwom
men. Er zijn menschen. die de waar
heid van het feit durven betwijfelen,
en die in captain Webb's overtocht
evenveel geloof hebben als in de nooit
volprezen zeeslang. Welk laatstge
noemd mystiek ondier althans dit
mot den Kanaalzwemmer gemeen
heeft, dat beiden iederen zomer een
menigte onbelangrijke „boriggies" het
licht doen zien.
Een tweede verschijnsel in den
lieeten zomer van 1911 is de liefheb
berij voor nachtelijke kampementen
in de open lucht. Die interessantigheid
is bepaald populair geworden, meor
speciaal onder de jongeren, die hun
vacantiereisjes maken en niet kunnen
laten minstens één keer onder den
blooten hemel te verblijven, 't Plezier
is minder groot dan wel het genoegen
van 't later te kunnen navertellen.
Maar er zijn ook velen, die 'r niet toe
te krijgen zijn, zelfs in het vooruit
zicht van die napret. Al3 bewijs daar
voor strekke het geval van een gezel
schap P adv ijl dors uit een zeer Noor
delijke stad van ons land. Laat ik da
delijk zeggen, dat 't ook Pad ver
kenners kunnen geweest zijn de-
geon, die me de historie vertelde, was
niet voldoende op de hoogte om do
fijne onderscheidingen in "t vak te
kennen, en 'k zou niet gaarne den
Padvinder iets aanwrijven wat des
Op twintig, veertig, tachtig of acht
honderd pas van je vandaan schar
relt een kip. Je denkt er in de eerste
\erie niet aan om het beest kwaad to
dten -. je loopt te mijmeren je denkt
aan een salonfeest of aan een nieuwe
dus, heelemaal niet aan een kip dus.
Want wat is een kip eigenlijk, in je
leven, behalve op tafel, niet? Maar do
kip in kwestie zet het ineens op oen
loopen, naar rechts, naar links, voor
waarts, terug, kakelt ondertusschen,
hoe langer hoe harder, dat je hooren
cn zien vergaat. Dat duurt een mi
nuut lang. twee minuten, vijf minu
ten, totdat de kip eindelijk, uitgeput,
de vlerken slap hangend langs hel hij
gend lijf, Ie uit het gezicht heeft ver
loren. Idiont beest
Wat hebt u een scherp opmer
kingsvermogen
En nu mijn conclusies ter zake.
In de eerste plaats concludeer ik, dat
de kippen lijden ean vervolgings
waanzin. wat misschien wei in ver
band staat met het feit, dat een
mensch kippenvel krijgt, als hij ia
den angst zit
Een geniale conclusie
ln de tweede plaats merk ik op,
dat men juister zou doen met een
stommeling een „kip" dan een „ezel"*
of een „gans" te noemen. Waren do
ganzen van het Parthenon...
Pardon, van het KapitooL
Nou ja. waren de ganzen van het
Kapitool zoo idioot?
Beslist nie-L
Dan heb ik ook nog hazen geob
serveerd. Ik heb nooit zooveel hazen
als ditmaal gezien. Ziet u, wanneer
ik op jacht ben, zie ik altijd meer
menschen, paarden en Jachthonden
dan wild. Gek dat mist nooit. Wel
nu, ik heb ditmaal hoopen hazen ge
zien. En wanneer ze even schrikken,
liei>en ze. liepen ze...Is me dat loo
pen De uitdrukking moge versleten
zijn. maar ze liepen als eeu haas Het
allcrcurieuste is echter, dat de mees
te hazen ongeveer cirkelvormige ba
nen beschreven en ten slotte op hun
uitgangspunt terugkwamen. Deze op
merking is geloof ik, niet van -belang
onthlooL Wanneer je, zou ik zeggen,
op de hazenjacht bent, schiet niet
op een vluchtenden haas. maar wacht
kalm, totdat hij op ziju plaats is te
ruggekeerd.
C est ca.
Daat gaat het signaal voor het
tweede bedrijf. Blijft u nog? Ik ken
Corneille van huiten. Een beetje ouder-
wetsch, die Corneille. Ik ga 's een
akte van ..La Veuve joyeuse" in hel
Thé.'itre Apollo zien. A revoir. mon
cher 1
OTTO KNAAP.
Van de Residentie en haar
bewoners.
cxxnr.
We staan hier aan den vooravond
van een geweldigen strijd, van een
strijd om den homï. Door een aantal
ingezetenen is aan den Raad het ver
zoek gericht losloopende honden te
doen afmaken, wegens het verontrei
nigen van de straat.
In minder dan geen tijd volgde een
tegenudres, met niet mmder dan 47*2
namen. Jammer dat ze er niet allo
bij vermeld werden; het publiek had
don oen schoone gelegenheid deze
vele hondenliefhebbers ie leeren
kennen, Deze dierenvrienden toornen
natuurlijk heftig tegen de eerste on
verlaten, nemen de hondjes in l>o
scherming, want ze zeggen: u t
de f '15.000, die voor de hon
den aan belasting betaald werd, kan
do noodzakelijk gewo'rden straatrc-i-
Padverkonners was.
De bedoelde Pad- (vinders of ver
kenners) dan, zouden een tocht maken
naar een of ander dorp in den om
trek. Paden zouden daar worden go-
vonden of verkend, en 's nachts zou
men onder den blooten hemel slapen.
Maar... er was een beperkende bepa
ling bij. Waren er Padvinders (zoo
luidde die) die niet best tegen een
nachtelijk verblijf in de open lucht
zouden kunnen, dan mochten die in
de dorpskerk overnachten. Nu. dat
was een heel goede conditie, 't Was
alleen een beetje jammer, dat nlle
Padvinders haar in aanmerking na
men, zoodat., het gansche corps in de
dorpskerk heeft geslapen
Nu is de Nederlandsche Padvinders-
en -verkennersbeweging nog jong. En
wie weet, hoe kort de tijd is, die ons
scheidt van de dagen, waarin Ncder-
land's Padvinders zóó taai zijn ge
worden, dat ze bij voorkeur in de open
lucht overnachten, en een dak boven
hun hoofd als een lastige overbodig
heid beschouwen. Dan zal de achter
ste achterkleinzoon van den School
meester diens werken opnieuw verbe
terd uitgeven, en in het onsterflijke
poccm „Voor- en Nageslacht" de volg
orde der coupletten omkoeren, zoodot
het laatste het nageslacht aldus bo»
zingt
Ruige borst en breeae schouders.
Leeuwenhart en aadlaars oog
Rijzig kroost van reuzen-ouders,
Vorstlljk zaad, in adel hoog
Vol van bouw en moed en kracht
Onverbeterlijk nageslacht 1
JAN FIDELIO.
ambtenaar voor 'm trekken. Iiij had
het hoogste nummer: 903!
Met den derden zoon. Gerrit, scheen
het mis te gaan, want toen die naar
de loting moest was de ouwe besteed
ster nergens meer te vinden. Gerrit
ging met looden schoenen naar de lo-
ting, deed een wanhoopsgreep in de
kem, en trok een twijfelnummer.
Toen-ie wegging zag hij in een hoek
van de lotingszaal de ouwe parapluie
staan. Z'n broer Jan had verleden
jaar in z'n blijdschap vergeten het
ding mee te nemen.
Natuurlijk nam Gerrit de groene
parapluie mee huis toe. Een paar
maanden zat-ie in angst, of hij opge
roepen zou worden. Maar 't gebeurde
niet. Later bleek dat zijn nummer
net het laagste was van de vrijgelo-
tenen.
„Zoo zie je nou", eindigde neef Wou
ter, „dat het met die parapluie van
dien vriend-van-mij onmogelijk is in
don dienst te raken. Als dat ding er
maar bij is. loopt 't goed af. Als je
soms 'es kennissen hebt die 'm willen
gebruiken, kan ik dat wel van m'n
vrind gedaan krijgen, ofschoon-ie
wel erg zuinig op z'n wonderpara-
pluio is".
Wouter, aan 't einde van z'n ver
haal grinnikte. En ik keek twijfelach
tig. Mochten er evenwel soms lezers
zijn die pas geloot hebben en er voor
voelen de -arapluie als geluksmiddel
bij de keuring te beproeven, dan ad
viseer ik bun de bemiddeling van
mijn neef Wouter in te roepen.
Maar ik waarschuw hen vooruit
voor de lengte van zijn duim. die wan
neer hij daar eenmaal op zuigen gaat
merkwaardig productief is...
De warme zomer, die we nu vrijwel
achter den rug schijnen te hebben,
heeft mèt zich verschillende min of
meer merkwaardige verschijnselen
gebracht.
Ten eerste een buitengewone deel
neming aan de „Kanaaizwemmerij".
Die Kanaaizwemmerij i9 een zeer bij
zonder soort van sport. De aangename
zijde ervan is voor een gewoon
mensch onvindbaar, maar voor zoo'n
Kanaalzwemmer schijnt het een heel
pretje te zijn om een half etmaal met
de gelven te vechten, en dan den strijd
op te geven wegens vermoeidheid, of
omdat het juist aan den overkant eb
is, of zooiets. Aankomen doei nooit
iemand, tenzij per boot, heigeen dan
ook wel de verstandigste manier is om
van Calais naar Dover of van Dover
naar Calais te gaan. Zwemmende
schijnt de overtocht vrijwel tot de on
mogelijkheden te behooren, niet om
dat de afstand te groot is want och,
op een kilometertje meer of minder
kijken do Kanaal-waterrotten niet
maar omdat de stroomingen zoo
lastig en zoo veelvuldig zijn. Die Ka-
naalzwemmerij is altijd een kamp te
gen omstandigheden, die óok altijd te
sterk zijn. Inmiddels doet zich het
vreemde verschijnsel voor, dat het
constant-mislukken van de pogingen
de heeren Kanaalzwemmers juist aan
moedigt om ze telkens te herhalen. D'r
zijn er bv. Holbein en Jabez Wolffe
die al zóo dikwijls gefaald hebben
in het bereiken van de overzijde van
het Kanaal, dat zo zich een ware be
roemdheid hebben vei werven als „vcl-
brengers van niet-volbrachte over
tochten". De heeren zwemmen maar
onvervaard opnieuw, mei onverflauw
de animo. Zo starten bij Dover, of bij
Calais, en verschillen hoogelijk van
opinie over de \oorkeur, dio de En-
gelscbe of de Fransche kustplaats als
startpunt verdienen.
't Geeft allemaal niets aanko
men doen ze toch niet