NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
VORST EN VRIENDSCHAP
22© Jaargang. No. S670
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DINSDAG 26 SEPTEMBER 1911 B
HAARLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlemf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)„1.30
Franco per post door Nederland
Afzonderlijke nummers
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem
„de omstreken en franco per post
1.65
0.02li
0.37 4
0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ƒ1.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing;
50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant
Redactie en Administratie: Gróote Houtstraat 53.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
Buitenlandse!] Overzicht
Se strijd om Tripolis.
Nu 't spannende element de kans
op oorlog uit de Marokko-zaak
voorloopig (helaas vo'orloopig,
want 't is te brutaal om te veronder
stellen, dat alle verwikkelingen om
en in 't land van den Sultan ook voor
de toekomst voorkomen zijn verdwe
nen is. wordt de publieke belangstel
ling meer en moer getrokken door den
strijd op Tripolis. Ook daar veel span
ning, w ant de oneenigheid dreigt uit
te loopen op
EEN OORLOG TL'SSCHEN ITALIë
EN TURKIJE,
en wat daaraan dan nog meer
vast zal zitten
Beide partijen willen er blijkbaar
alles op zetten. Italië koesterde reeds
long een "root verlangen naar 't be
vit van Tripolis. Nu andere mogend
heden (Frankrijk en Spanje) wat van
de Marokko-kluif. cf van den Congo
(Duitscliland) hebben, mogen wij toch
wel 't oog op Tripolis laten vallen
zoo redeneeren de Italianen blijkbaar.
Maar Turkije wil zijn aanspraken
op Tripolis niet opgeven. Geen won
der, 't is voor den Turk een hard ge
lag te zien. dat zijn laatste Afrikaan-
sche bezit op t spel staat, 't Eens zoo
machtige Turksehe rijk is geducht
aan 't afbrokkelen en nu wil men ook
nog Tripolis inpalmen, 't Is te begrij
pen, dat de Turk boos is. Heel boos
zelfs....
Maar met boosheid alleen wordt
zoo'n land-inpalming niet tegengehou
den. Do Turk staat voor een besliste
keus Tripolis aan Italië af
staan, of oorlog met 11a-
l i Beide kansen zijn kwaad
Een journalist heeft 't oordeel ge
vraagd van den Turkschen zaakgelas
tigde te Rome, die o. a. zeiMen kan
Tripolis Turkije mogelijk met geweld
ontnemen, maar niet afkoopen. Met
Bosnië was dat een ander geval. In
Tripolis is de geheele bevolking Mo-
hammedaansch. Als men het ons wil
ontnemen, dan zullen we ons verwoed
verdedigen. De geheele bevolking in
Tripolis is gewapend. Zij zal als één
man opstaan. Als Italië troepen mocht
willen ontschepen in Tripolis, dan zal
liet er heel wat anders te doen vin
den, dan een militaire wandeling.
Ik herhaal en zeg het officieel
le. Geen transactie is mogelijk over
een openlijk of bedekt afstand doen
van Tripolis.
2e. Als er moet gevochten worden,
don zullen we (de Lurken) verwoed
vechten.
Wo hopen dus, dat do Italiaansche
regeering over de ernstige gevolgen
van onberaden stappen zal nadenken.
Een Italiaansche expeditie naar Tripo
lis zou leiden, tot een oorlog met Tur
kije of een Europeescli conflict.
Italië schijnt de kans te willen wa
gen. Men weet reeds, dat
ALLE VOORBEREIDINGEN VOOR
EEN OORLOG DOOR ITALIë
GETROFFEN ZIJN
een gedeelte der oorlogsvloot is tot
uitstoomen en vechten klaar, boven
dien zijn verschillende transportsche
pen al door de militaire autoriteiten
gecharterd, voor 't vervoer van tree-
pen. Dat ItaUé groote plannen heeit,
getuigt 't feit, dat ook bestuurders
van luchtschepen en vliegmachines
hevel gekregen hebben zich gereed te
houden, om zoo noodig onmiddellijk
te vertrekken, 't Roede Kruis is even
eens gewaarschuwd.
Ook is een strenge regeeringscen-
suur op telegrammen voor t buiten
land afgekondigd, 't. Is daarom niet
na te gaan. of 't bericht juist is. dat
d oorlogsvloot reeds vertrekken is en
koers zet naar Tripolis.
De Engelsche kustwacht op Malta
heeft reeds oorlogsschepen naar Tri
polis zien varen. Natuurlijk zijn dit
Italiaansche vaartuigen geweest. Een
ander bericht zegt, dat er reeds zeven
oorlogsschepen in de buurt van Tripo
lis gezien zijn.
Enkele vakorganisaties in Italië
houden betoogingen
TEGEN DEN OORLOG.
Te Milaan is o.a. Zondag een pro-
testmeeting gehouden, die door 15000
personen bezocht was.
Ook Turkije neemt oorlogsmaatre
gelen. Troepen worden in gereedheid
gebrahet, ook schepen om munitie en
andere oorlogsbenoodigdhedeu naar
Tripolis te zenden.
Met zijn vloot kan Turkije niets te
gen Italië doen, want alle schepen zijn
afgedankte beestjes van andere mo
gendheden. speciaal van Duitschland.
Komt 't tot een oorlog, dan zal 't een
treffen op 't land zijn en waarschijn
lijk nog wel een gucnlla-krijg komen.
Dit zou voor Italié nog een lastige
zaak worden, want wat zoo'n guerilla-
ocrlog beteekent, hebben de Engel-
schen in Zuid-Afrika kunnen onder
vinden.
Turkije kan in Tripolis 25.000 sol
daten brengen, maar de strijdmacht
der eigen bevolking is veel grooter.
Turkije schijnt hoop te hebben, dat
er een ige redding komt door
DE HOUDING DER MOGENDHEDEN,
want wel is beweerd, dat Italic van
te voren verzekerd is, dat. de mogend
heden zich niet verzetten zullen tegen
do annexatie-plannen op Tripolis,
maar gezien de zich steeds openba
rende verdeeldheid onder de Europoe-
sclie machten lijkt deze bewering
niet heel aannemelijk.
Engeland schijnt zich to scharen
aan de zijde van Italië en de Fransche
minister van bmincnlandsche zalien
moet Italië reeds zijn toestemming
hebben te kennen gegeven. Het nete
ligst is weer Duitschland's positie tus-
schen den Turkschen vriend en den
Italiaanschen bondgenoot.
Een Berlijnsch diplomaat zei tot
een journalist, dat een Turksch-Ita-
liaansche oorlog
EEN GEVAAR VOOR DEN EURO-
PEESCI1EN VREDE
zal zijn, omdat do haat van enkele
Balkan-volkeren (Bulgaren en Grieken
en natuurlijk de Krelensers) tegen
Turkije complicaties doet vreezen. De
mogendheden trachten dan ook in en
om Konstantinopel kalmeerend te
werken. En er is dus nog eenige hoop,
dat de partijen door onderliandelin-
gen tut inkeer te brengen zijn, maar
groot lijkt die kans niet.
De Duitsehe bladen bespreken de
vraag
WELKE HOUDING DUITSCHLAND
IN DIT CONFLICT ZAL
AANNEMEN.
Het Berliner Tageblatt
schrijft, dat Engeland de gebeurtenis
sen met bevrediging volgt. De Engel-
schen hebben met leede oogen gezien,
dat de Jong-Turken vriendschap slo
ten met Duitscliland, dank zij do actie
van den Duitseken gezant te Konstan
tinopel. Nu kunnen de Bngelschen
zeggen tot do Jong-Tuiken „Daar is
jelui Duitsehe vriend, hij heeft jelui
niet beschermd tegen de Oostenrijk-
Hongaarsche veroveraars van Bosnië
en nu houdt hij den anderen bondge
noot niet van Tripolis terug.'' En
treedt Duitschland niet niet al zijn in
vloed op voor Italië, dan zou Enge
land tot do Italiaansche zeggen
„Dat hebben jelui van je bondgenoo-
ten."
Deze redenen tot blijdschap pelden
ook oenigszins voor Frankrijk. Bo
vendien vindt Frankrijk het niet on
aangenaam, dal. nu ook Tripolis defi
nitief voor Duitschland gesloten blijft.
Zouden intusschen zoo zegt het
Berliner Tageblatt de leiders der
Duitsehe politiek onder den Last der
ingewikkelde Tnpolis-aaugeleigenhe-
den zuchten, dan kan men hen er me
de troosten, dut zij die toch alle wel
voorzien zullen hebben vóór de reis
naar Agadir. Onze steeds goed inge
lichte diplomatie heeft toch ongetwij
feld geweten, dat Italië besloten was
uit de nieuwe regeling van de Marok-
ko-quaestie de Tripolituanschc con
sequentie te trekken en zij was stellig
daarop reeds voorbereid.
„Om de waarheid te zeggen wij
vertrouwen voor het 'overwinnen van
de nieuwe en niet geringe moeilijk
heid minder op de staatsmunswijs-
hcid, die te Berlijn resideert, maar
wij hebben een krachtig vertrouwen
in den Dultschen gezant to Konstan
tinopel."
De G e r m a n i a schrijft„Onze
houding in Marokko heeft ons prestige
bij
DE MOHAMEDANEN
reeds zeer doen wankelen. Nu komt
Tripolis daarbij en men kan het den
Mohamednnen niet kwalijk nemen,
wanneer zij zich afvragen of het niet
beter en nuttiger is, wanneer zij op
goeden voel leven met de mogendhe
den, die door een doelbewust optreden
zich een plaats verzekeren in de we
reld .dun verder mei ons samen te
gaan.
Aan den anderen kant mogen wij
Italië niet afvallen, dat anders met
wapperende banieren zal overgaan
naar het kamp van het westelijk ver
bond.
Wij moeten toekijken
MET 'T GEWEER AAN DEN VOET.
Do heer Von Kiderlin-W&chter is
niet te benijden. Moge 't hem gelukken
een oplossing in dit dilemma te vin
den. een oplossing die wij lot nu ver
geefs zochten."
DE MAROKKAANSCIIE
QUAESTIE.
Het eerste onderhoud na het over
handigen van de jongste Fransche
nota tussclien Cambon en Kiderlen
heeft gisteravond plaats gehad. Bij
zonderheden daarover worden niet
gemeld.
SPANJE IN MAROKKO.
Volgons de laatste berichten sneu
velden in het gevecht aan de Keit
een luitenant en 40 soldaten en wer
den 13 officieren en 50 man gewond.
DE DUITSCIIE VLOOT.
In Kassei had een vergadering
plaats van de afdeeling van dc Duit
sehe vloolvereeuiging. De groot-admi
raal Von Koster sprak over het pro
gram van de Duitsehe vlootuitbrei-
ding .Hij drong zeer krachtig aan op
uitbreiding, grooter dan in het pro
gram vooizien is. Zijn Inziens moet
er jaarlij'ks nog een pantserkruiser
meer gebouwd worden, oin sneller te
komen tut het aantal van 20 oruikhaie
pantserkruisers. Aan het slot zei de
admiraal„lk wil van deze plaats de
vraag richten tot den minister van
marine, of hij niet het oog op de in
het rijk heerschende ernstige bezorgd
heid om de onafhankelijkheid van on
ze natie onder de groote wereldmo-
gondheden te handhaven, blijven wil
bij het program, dat niet in staal is
deze onafhankelijkheid te waarbor
gen. Ik wil den Rijksdag waarschu
wen, dut ook hij thans rekening houdt
met de stemming van het Duitsehe
volk. welks wit het is, spoediger de
vloot gereed te hebben tol het handha
ven van z' u onafhankelijkheid."
OVER DE RUSSISCHE POLITIEK
schrijft het Russische blad R o s-
s y a
„De door de pers verspreide geruch
ten omtrent een wijziging van de Rus
sische staatkunde, ten geivolge van
het overliiden van Stolypin, missen
allen grond. De bewering, dai het ab
solutisme naar aanleiding van den
moord te Kief krachtiger het hoofd
zou opsteken, heeft blijkbaar geen an
der doel dan de openbare meening te
verontrusten, liet absolutisme zal
geenszins toenemen, integendeel,
want do volksvertegenwoordiging
heeft wortel geschoten in het volksbe
wustzijn en wordt met den dug natio-
Van onzen Reizenden
Redacteur.
DE GROOTE MANOEUVRES.
In een nachtelijk kamp.
Het slaan van em ponton
brug. Het overtrekken van
een rivier. De blauwo en
roodo macht stooten nabij
TIel samen. Gevecht in de
straten van TieJ. Vervroeg
de wapenstilstand wegens we-
J .ue'rzijdscho vermoeienis der
troepen.
Generaal Neeleson had, toen hij
aan 'I veer to Rhenen den overtocht
per veerboot van de roode infanterie
(het lOö uil Gouda) 'regelde ons ge-
aegdf, dat wij 's nachts aan het veer
over den Nedcr-Rijn te Eist wal ge
wichtigs zouden te zien krijgen. Daar
om gingen wij Vrijdagavond niet te
bed, hoezeer wij dan ook na een acht-
urigen fiolstoclit ouzo acht uur slaap
meenden verdiend te hebben, doch
ons troostend met het a la guerre
coiurue it la guerre begaven wij ons
por locaalspoor naar Rhenen en be
steedden onzen avond om het atelier
te bezichtigen van den hier gevestig-
den schilder- van Assendelft. -Deze
schilder, bekwaam pasteILIst en tee-
kenaar toonde ons een aantal heer
lijke studiën van Veluwsche boeren.
Hij geeft ze weer, zooals ze 's avonds
de zeis over den schouder, huiswaarts
keerend, somber en groots, schrijden
door het stroeve landschap. Of hoe
ze de bonkige, pezige, onvermoeide
lichamen gebogen over de aarde, met
schop of riek of schoffel den strijd
van den vrede volvoeren, worstelend
met de onwillige kluit, die zijn voed
sel moet opbrengen. Het is verkeerd,
zooals dat vroeger gedaan werd,
vrede en oorlog tegenover elkaar te
stellen. Want do strijd dien de krijgs
man voert met het wapen in de hand
is niét de tegenstelling, maar de
voortzetting van uien groeten leven;
strijd, die altoos en overal weer be
gint met den boer, met den mensch,
die een vaste woonplaats heeft geko
zen, in den zomer voo'r den winter,
gaart en nu dat „vast bezit" heeft te
beschermen of te doen beschermen.
Het is één uur 's nachts. Door het
slapende, nu stille Rhenen trekken
wij, de fiets aan de hand. Wij zullen
naar Eist gaan maar voorloopig is
rijden onmogelijk. De weg van Rhe
nen tot Eist is afgezet met schild
wachtposten, d e hebben te waken,
dat blauwe verkenners geen onheil
aanrichten. Op den landweg is het
donker. Een mist is van de landen
terzijde opgetrokken en hult alles in
ee'n fijne wade. Rechts telkens groo
te, donkere gevaarten, de pakhuizen
van de tabak, die h er groeit. Links,
in de verte, achter hét struikgewas
en in het dal stroomt de rivier. Er
waait een frissche nachtbries. Van
Assendelft, die h er wel eiken steen
schijnt te kennen, hij dwaalt hier
dag- in, dag- uit om het boerenvolk
in actie te zien, dit Veluwsche boeren
volk dat hij zoo lief heeft, gaat soms
als het fe duister Is wat voor, om mij
te helpen. Plotseling in het duister
klinkt een krachtig: „Wie daar!" Wij
weten wel, dat het maar schijn-toe-
standen zijn en toch schrikken wij.
Want voor o'ns staat een infanterist,
d e ons de punt van de bajonet van
't geveld geweer tegen de borst houdt
en drie man springen te voorschijn
en stellen zich met de bajonet geveld
achter den schildwacht op. „Burgers"
antwoordt van Assendclft. „Pers"
roep ik verduidelijkend en haal mijn
door den commandant van het veld
leger geviéeerden kaart voor den dag.
„Steek op uw fietslantaarn", beveelt
de intelligente schildwacht. En bij 't
kaarslicht beziet hij ons nauwkeurig
en geeft ons dan ve'rlof te passeeren.
Wij laten nu de lantaarn branden.
Van afstand tot afstand houden ons
de schildwachten aan en onderzoeken
ons nauwkeurig. In oorlogstijd zou
geen sterveling zonder wachtwoord
mogen passeeren. Want blauwen als
„pers" verkleed hadden hier anders
alle schildwachten kunnen overrom
pelen. Hier Vraagt ons een schild
wacht of wij ook cavalerie gezien
hebben. Want de blauwen moeten
cavalerie patrouilles hebben uitge
zonden. Zij zouden hier niets hebben
kunnen uitlichten, daar het geklik
klak der paardenhoeven te verrader
lijk is. Ook de motorfiets is onbruik
baar voor avond of nachtverkenning,
daar zij te veel rumoer maakt. De
gewone fiets is dan geschikt, maar
het beste is de onvermoeide voetgan
ger. Wij hadden gaarne gez.eu, daar
immers deze manoeuvres bij uitzon
dering den echten oorlogstoestand
willen fingeeren, dat nu ook eens
pogingen tot overrompeling van
schildwachten waren uitgevoerd. Men
heeft zich echter aan de groote lijnen
gehouden.
Tegen half twee bereiken wij, na
een gefodeerd marschje het leger
kamp te Eist. Welk een heerlijk oor
logstafereel. In den donkeren avond
onder'een -hoogen hemel vol sterren
pracht lag daar ver uitgebreid het
kauip van blanke tenten in wazi
ge schemering van de optrekkende
SCHOOLJONGENSLOGICA.
Er beslaat toch geen gereclitigheïa
op de wereld. De onderwijzers wor
den betaald en wij moeten het werk
maken.
LACOMSCH.
Huisvrouw (uit Jict venster der der
dé verdieping). Kom maar boven»
ik heb wat eten voor jet
Bedelaar (aarzelend). Lift?
LANDELIJK.
Freule. Zoo is je grootvader
honderd jaar geworden/ Waar is hij
aan gestorven?
Boer Gcrrit. 'k Weet werke
lijk niet meer. freule; maar 't was
niks van belang, lioor.
DIE KON HET.
Een goochelaar was bezig in een
schouwburg zijn kunsten ie vertoo-
nen. Nadat hij verschillende stukjes
had laten zien, vroeg hij eon der be
zoekers om een gulden en kreeg dien
ook. Hij nam den gulden tussclien
duim en wijsvinger, liet het publiek
zien, dat hij hem nog in zijn hand
had, sprak eenige geheimzinnige
woorden uit en weg was de gulden.
Even later haalde hij den gulden on
der een hoed weg, welke op een ta
feltje stond en gaf hem aan deo
eigenaar terug.
lk vind er niets aan, sprak een
bezoeker, die naast den persoon zat,
welke den gulden had gegeven, V
dat nu goochelenI
Nu! antwoordde de eerste, ik
heb nog nooit zóó mooi zien gooche
len. Ik had hem oen valse hen gul
den gegeven en ik heb een echten te
rug gekregen.
Onze Lachlioek
dauwdampen. Maar daartusschen
laaiden gouden op de vuren van de
veldkeukens, waar men nu reeds het
voedsel bereidde voor de troepen, dio
tegen, vier uur gowclit zouden wor
den om tc vijf uur in oo'rlogsrusting
niet geschut en paarden over de 120
Meter breeden Rijn te trekken, zuid
waarts, den blauwen vijand tegemoet.
Of gij wilt of niet, telkens wordt in
u de illusie gewekt, van u in.werke
lijker oorlog te bevinden. En men
voelt scherp zoowel het groolsche ala
het gruwelijke van den oorlog. Onze
passeer-kaart maakte ons het betre
den van het kamp mogelijk. Hier en
daar klonken de stemmen van do
mannen ons in d"e ooren, die bij 't ko
ken werkzaam waren, 't Klonk ver en
vreemd-angstig in de stilte, dat spre
ken der menschen. Dan soms liet
droevig hinniken van een paard. Op
eens soms kwam uit de wazige sfeer
in het kamp zoo'n hoog paard oprij
zen, dat door een bonkige, hoogop-
geschoten Vcluwschen boer, de hardo
trekken norsch onder de petklep, aan
een halster werd gelo.d. In de tenten,
velen op stroo, anderen zoo iriaar, 't
hoofd op den ransel, lagen de sol
daten, zwaar ronkend na zooveel
uren van vermoeiende marschen, de
geweren dichtbij in rotten, zóó voor
't grijpen. Maar er waren er ook
velen, die een plotseling vervroegd
oprukken verwachtend, den slaap
niet konden vatten. Zij zullen straks
de gevolgen van hun nervositeit heli-
ben te dragen als zij moeten mar-
FEUILLETON
Bewerkt naar het Engclsch.
32)
Er kwam een arresledo tegen den
kant van don weg opgereden, en toen
wij er voorbijgingen, trok het wapen
op het portier mijn aandacht. Toen ik
cpkeek zatr ik. dat t dezelfde slede was
waarmee ik dien middag naar het Ma-
riènkasteel gereden was en wat meer
zeggen wilde, dat de Koningin er in
stond, haar blik gericht naar don kant
van waar het geweerschot had ge
klonken.
Haar gelaat was doodsbleek en ver
toonde een uitdrukking van angstige
verwachting en toen er achter elkaar
eeoige schoten weerklonken, bewo
gen haar lippen zich met de onwille
keurige uiting van hevige aandoe-
hi«S-
Ik keek op naar den koetsier met
den rooden baard. Tot nnjn verba
zing scheen hij even aangedaan als
do Koningin zelf. Zijn lichaam was
gebogen, zijn donkere oogen schenen
uit de kassen te willen springen, ter-
♦vijl zijn rechterhand den hefboom
van de rem als in doodsangst om
klemde. Het geheele geval was mij
absoluut onbegrijpelijk.
Wat is er l vroeg ik.
Zij schieten op een schijf op liet
Nonnenmeer, zei Max. rekte zich
uit en gaapte weer.
Prinses Mathiido huiverde. Wat
het was, was ik niet bij machte te
zeggen, en ik kon alleen vertrouwen
en hopen, dat óf de uitlegging van
Max de ware was, óf dai er tegen een
of ander onschuldig mensch geweld
was gepleegd en het zijn doel had
gemist-
Langzaam gingen wij naar boven
tot voor de pc%rt van het Mariën-
kasteel en toen ons losmakend van
onze sloepsledc, maakten wij een
tweeden' tocht in ae richting van
Riefinsdoif. Ditmaal had ik evenmin
genot van de snelheid dan dat ik
angst voor mogelijk gevaar voelde.
Mijn gedachten waren van iets ge
heel anders vervuld. Het geluid van
schieten was nu opgehouden, de Ko
ninklijke slede was voortgegaan op
haar weg naar het Brun-varad terug,
maar het vizioen van de ontroering
der Koningin, de herinnering aan
den doodsangst van den koetsier,
vervolgden mij met een verkillende
verontrusting.
Dat een of ander acteur in het rus-
telooze drama der Gnmlandsche po
litiek het doelwit van deze kwaad
aardige geweerschoten was geweest, j
daarvan voelde ik mij overtuigd. Ne-
den g- of hooggeplaatst, een vriend
van Koning Karei of een vijand, dat
kon ik niet te weten komen. Was hij
ontsnapt, vroeg ik mij af, of bevlekte
hel bloed van een of anderen armen
kerel nu de maagdelijke sneeuw. Een
scherpe bocht van den weg deed hel
gelieele tafereel van den Klanigberg
voor ons oog oprijzen, een oogver
blindende verzameling van machtige
toppen, die in den violetkleurigen he
mel boorden. Iloo jammer was het,
zoo peinsde ik, dat zoo'n mooi land
bedorven werd door de gcwcleulooze
machinaties van onbeteekonde men
schen. Als do met sneeuw bedekte
toppen, die daar voor ons opdoem
den, ons iels te leereu hadden, dan
was het zeker vrede en standvastig
heid, wat zij predikten.
Toen wij tot staan kwamen, keek
de Prinses naar mij om en lachte.
U ziet heel rood in het gelaat,
zei ze.
Wij hebben allemaal een flinke
kleur, antwoordde ik, hetgeen mot
uitzondering van Max de waarheid
was.
lk zei niet, dat u een flinke
kleur had, antwoordde zij. lk
zei, dat u heel rood zag. Ik voel geen
bewondering voor mannen mot een
roode kleur.
Ik zou wel graag uw idéé om-
tient mannelijke schoonheid verne
men. zei ik. i Iets bleeks inet
sproeten er qo
Wees nu niet zoo afschuwelijk,
zei ze, toen wij naar Riefinsdoif
terugkeerden, waar wij er- op reken
den, een paard te kunnen huren, dai
de bob-sleigh naar het Mariènkasteel
terug zou kunnen trekken. Ik houd
van mannen met arendsneuzen en
groote. zwarte knevels.
Allo meisjes hebben zooiels door
te maken, zei ik bedaard, daar
zal u wei overheen komen.
O, ik haat u.
Dat zal ook wel overgaan.
Ik denk, dat u veronderstelt, dat
ik wel verliefd op u zal worden
Dat, zei ik kalmer dan ooit,
is een van do dingen, waar u niet
overheen zal komen.
De Prinses hief haar aim op, als
wilde zij mij uit gekheid een klap ge
ven, maar bedenkende, dat wij zoo
goed als vreemdelingen voor elkaar
waren, hield zij zich in.
Ik wou, dat het ging misten,
zei. ze.
Waarom
Omdat ik dan sneeuwballen kon
maken en er u moe gooien.
11c lachte om die grillige combina
tie van denkbeelden, en de Prinses,
voor wia lachen even noodzakelijk
w as als lucht en eten, lachte ook.
Plotseling hield zij echter op en
werd de uitdrukking in de schitterend
zwarte oogen star en angstig.
Ik volgde haar blik en wat ik zag
verdreef meteen de vroolijkheid .uit
mijn hart en deed de donkere en
sombere overpeinzingen terugkeereh.
Door twee boeien werd een kleine
slede langs den weg voortgetrokken,
en daarop lag iets bedekt maar niet
verborgen onder een wit laken.
Daarnaast wandelden eenige som
ber gekte ode politiebeambten met
hooge laarzen aan en ik merkte op.
dat de menschen, die er langs gin
gen, een blik van medelijden en
nieuwsgierigheid op den last wier
pen en hun hoeden afnamen.
Wij weken op z.jde om liet te laten
passeeren, en terwijl Max en ik
enze petten afnamen, trok de Prina:s
haar broeder Stcpkaa de wollen muis
van het hoofd.
HOOFDSTUK XIIL
Wij wandelden stilzwijgend tot het
paleis door. De Prinses was blijkbaar
terneergeslagen en ik was ten prn-»i
aan een depressie, dio ik niet kon
ontleden en waarvan ik mij geen
rekenschap wist te geven. Het stom
me, stijve lichaam op de slede scheen
een vreesdijk verwijt voor mijn
luchthartig gebabbel. Te midden van.
gevaar en hartstóchtelij kc n haat,
van intrigue en dreigenden dood,
had ik toegegeven aan 'n lust tot op
pervlakkige:! scherts, die alleen op
zijn plaats is in een volkomen vei
lige en overbeschaafde omgeving.
Hier, waar men van aangezicht tot
aangezicht stond tegenover de na
tuur en tegenover de primitieve
hartstochten van heftige menschen,
veelde ik mij beschaamd over mijne
oppervlakkigheid, en maakte de opi
nie van Miss Anchester omtrent mij
als een man van onstandvastig ka
rakter waar. door in een heel onnou-
dig pessimistisch gepeins te verval
len. Voor dc poort van het Brun-
varad scheidden wij met een kort
vaarwel, en na dc groote bel geluid
te hebben, werd ik ia het paleis toe
gelaten.
In een hoek van de hal was Miss
Anchester bezig den jongen Prins
van Weissheim en de Prinses les in
de Engelsche spreekleer tc geven. Bij
mijn binnen treden stond zij op en
slak de hal over, om mij tegemoet to
treden
De Koning zou u gaarne even
bij zich zien. Mr. Saunders, zei ze
bedaard! Hij is bi de zwijgkamor.
Een duidelijk gevoel van verlich
ting overviel mij bij die woorden.
Mijn gastheer was in elk geval niet
het slachtoffer gd^vorden van den be-
wusten geweerkogel, on mijn vreugde
over dit feit dcod mij inzien, dat veel
van mijn depressie moest worden toe
geschreven aan een half onbewusteu
angst voor den Koning.
(Wordt vervolgd).