NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. VORST EN VRIENDSCHAP 22© Jaargang. No. S670 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DINSDAG 26 SEPTEMBER 1911 B HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTEN PER DRIE MAANDEN: Voor Haarlemf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)„1.30 Franco per post door Nederland Afzonderlijke nummers Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem „de omstreken en franco per post 1.65 0.02li 0.37 4 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels ƒ1.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing; 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant Redactie en Administratie: Gróote Houtstraat 53. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. Buitenlandse!] Overzicht Se strijd om Tripolis. Nu 't spannende element de kans op oorlog uit de Marokko-zaak voorloopig (helaas vo'orloopig, want 't is te brutaal om te veronder stellen, dat alle verwikkelingen om en in 't land van den Sultan ook voor de toekomst voorkomen zijn verdwe nen is. wordt de publieke belangstel ling meer en moer getrokken door den strijd op Tripolis. Ook daar veel span ning, w ant de oneenigheid dreigt uit te loopen op EEN OORLOG TL'SSCHEN ITALIë EN TURKIJE, en wat daaraan dan nog meer vast zal zitten Beide partijen willen er blijkbaar alles op zetten. Italië koesterde reeds long een "root verlangen naar 't be vit van Tripolis. Nu andere mogend heden (Frankrijk en Spanje) wat van de Marokko-kluif. cf van den Congo (Duitscliland) hebben, mogen wij toch wel 't oog op Tripolis laten vallen zoo redeneeren de Italianen blijkbaar. Maar Turkije wil zijn aanspraken op Tripolis niet opgeven. Geen won der, 't is voor den Turk een hard ge lag te zien. dat zijn laatste Afrikaan- sche bezit op t spel staat, 't Eens zoo machtige Turksehe rijk is geducht aan 't afbrokkelen en nu wil men ook nog Tripolis inpalmen, 't Is te begrij pen, dat de Turk boos is. Heel boos zelfs.... Maar met boosheid alleen wordt zoo'n land-inpalming niet tegengehou den. Do Turk staat voor een besliste keus Tripolis aan Italië af staan, of oorlog met 11a- l i Beide kansen zijn kwaad Een journalist heeft 't oordeel ge vraagd van den Turkschen zaakgelas tigde te Rome, die o. a. zeiMen kan Tripolis Turkije mogelijk met geweld ontnemen, maar niet afkoopen. Met Bosnië was dat een ander geval. In Tripolis is de geheele bevolking Mo- hammedaansch. Als men het ons wil ontnemen, dan zullen we ons verwoed verdedigen. De geheele bevolking in Tripolis is gewapend. Zij zal als één man opstaan. Als Italië troepen mocht willen ontschepen in Tripolis, dan zal liet er heel wat anders te doen vin den, dan een militaire wandeling. Ik herhaal en zeg het officieel le. Geen transactie is mogelijk over een openlijk of bedekt afstand doen van Tripolis. 2e. Als er moet gevochten worden, don zullen we (de Lurken) verwoed vechten. Wo hopen dus, dat do Italiaansche regeering over de ernstige gevolgen van onberaden stappen zal nadenken. Een Italiaansche expeditie naar Tripo lis zou leiden, tot een oorlog met Tur kije of een Europeescli conflict. Italië schijnt de kans te willen wa gen. Men weet reeds, dat ALLE VOORBEREIDINGEN VOOR EEN OORLOG DOOR ITALIë GETROFFEN ZIJN een gedeelte der oorlogsvloot is tot uitstoomen en vechten klaar, boven dien zijn verschillende transportsche pen al door de militaire autoriteiten gecharterd, voor 't vervoer van tree- pen. Dat ItaUé groote plannen heeit, getuigt 't feit, dat ook bestuurders van luchtschepen en vliegmachines hevel gekregen hebben zich gereed te houden, om zoo noodig onmiddellijk te vertrekken, 't Roede Kruis is even eens gewaarschuwd. Ook is een strenge regeeringscen- suur op telegrammen voor t buiten land afgekondigd, 't. Is daarom niet na te gaan. of 't bericht juist is. dat d oorlogsvloot reeds vertrekken is en koers zet naar Tripolis. De Engelsche kustwacht op Malta heeft reeds oorlogsschepen naar Tri polis zien varen. Natuurlijk zijn dit Italiaansche vaartuigen geweest. Een ander bericht zegt, dat er reeds zeven oorlogsschepen in de buurt van Tripo lis gezien zijn. Enkele vakorganisaties in Italië houden betoogingen TEGEN DEN OORLOG. Te Milaan is o.a. Zondag een pro- testmeeting gehouden, die door 15000 personen bezocht was. Ook Turkije neemt oorlogsmaatre gelen. Troepen worden in gereedheid gebrahet, ook schepen om munitie en andere oorlogsbenoodigdhedeu naar Tripolis te zenden. Met zijn vloot kan Turkije niets te gen Italië doen, want alle schepen zijn afgedankte beestjes van andere mo gendheden. speciaal van Duitschland. Komt 't tot een oorlog, dan zal 't een treffen op 't land zijn en waarschijn lijk nog wel een gucnlla-krijg komen. Dit zou voor Italié nog een lastige zaak worden, want wat zoo'n guerilla- ocrlog beteekent, hebben de Engel- schen in Zuid-Afrika kunnen onder vinden. Turkije kan in Tripolis 25.000 sol daten brengen, maar de strijdmacht der eigen bevolking is veel grooter. Turkije schijnt hoop te hebben, dat er een ige redding komt door DE HOUDING DER MOGENDHEDEN, want wel is beweerd, dat Italic van te voren verzekerd is, dat. de mogend heden zich niet verzetten zullen tegen do annexatie-plannen op Tripolis, maar gezien de zich steeds openba rende verdeeldheid onder de Europoe- sclie machten lijkt deze bewering niet heel aannemelijk. Engeland schijnt zich to scharen aan de zijde van Italië en de Fransche minister van bmincnlandsche zalien moet Italië reeds zijn toestemming hebben te kennen gegeven. Het nete ligst is weer Duitschland's positie tus- schen den Turkschen vriend en den Italiaanschen bondgenoot. Een Berlijnsch diplomaat zei tot een journalist, dat een Turksch-Ita- liaansche oorlog EEN GEVAAR VOOR DEN EURO- PEESCI1EN VREDE zal zijn, omdat do haat van enkele Balkan-volkeren (Bulgaren en Grieken en natuurlijk de Krelensers) tegen Turkije complicaties doet vreezen. De mogendheden trachten dan ook in en om Konstantinopel kalmeerend te werken. En er is dus nog eenige hoop, dat de partijen door onderliandelin- gen tut inkeer te brengen zijn, maar groot lijkt die kans niet. De Duitsehe bladen bespreken de vraag WELKE HOUDING DUITSCHLAND IN DIT CONFLICT ZAL AANNEMEN. Het Berliner Tageblatt schrijft, dat Engeland de gebeurtenis sen met bevrediging volgt. De Engel- schen hebben met leede oogen gezien, dat de Jong-Turken vriendschap slo ten met Duitscliland, dank zij do actie van den Duitseken gezant te Konstan tinopel. Nu kunnen de Bngelschen zeggen tot do Jong-Tuiken „Daar is jelui Duitsehe vriend, hij heeft jelui niet beschermd tegen de Oostenrijk- Hongaarsche veroveraars van Bosnië en nu houdt hij den anderen bondge noot niet van Tripolis terug.'' En treedt Duitschland niet niet al zijn in vloed op voor Italië, dan zou Enge land tot do Italiaansche zeggen „Dat hebben jelui van je bondgenoo- ten." Deze redenen tot blijdschap pelden ook oenigszins voor Frankrijk. Bo vendien vindt Frankrijk het niet on aangenaam, dal. nu ook Tripolis defi nitief voor Duitschland gesloten blijft. Zouden intusschen zoo zegt het Berliner Tageblatt de leiders der Duitsehe politiek onder den Last der ingewikkelde Tnpolis-aaugeleigenhe- den zuchten, dan kan men hen er me de troosten, dut zij die toch alle wel voorzien zullen hebben vóór de reis naar Agadir. Onze steeds goed inge lichte diplomatie heeft toch ongetwij feld geweten, dat Italië besloten was uit de nieuwe regeling van de Marok- ko-quaestie de Tripolituanschc con sequentie te trekken en zij was stellig daarop reeds voorbereid. „Om de waarheid te zeggen wij vertrouwen voor het 'overwinnen van de nieuwe en niet geringe moeilijk heid minder op de staatsmunswijs- hcid, die te Berlijn resideert, maar wij hebben een krachtig vertrouwen in den Dultschen gezant to Konstan tinopel." De G e r m a n i a schrijft„Onze houding in Marokko heeft ons prestige bij DE MOHAMEDANEN reeds zeer doen wankelen. Nu komt Tripolis daarbij en men kan het den Mohamednnen niet kwalijk nemen, wanneer zij zich afvragen of het niet beter en nuttiger is, wanneer zij op goeden voel leven met de mogendhe den, die door een doelbewust optreden zich een plaats verzekeren in de we reld .dun verder mei ons samen te gaan. Aan den anderen kant mogen wij Italië niet afvallen, dat anders met wapperende banieren zal overgaan naar het kamp van het westelijk ver bond. Wij moeten toekijken MET 'T GEWEER AAN DEN VOET. Do heer Von Kiderlin-W&chter is niet te benijden. Moge 't hem gelukken een oplossing in dit dilemma te vin den. een oplossing die wij lot nu ver geefs zochten." DE MAROKKAANSCIIE QUAESTIE. Het eerste onderhoud na het over handigen van de jongste Fransche nota tussclien Cambon en Kiderlen heeft gisteravond plaats gehad. Bij zonderheden daarover worden niet gemeld. SPANJE IN MAROKKO. Volgons de laatste berichten sneu velden in het gevecht aan de Keit een luitenant en 40 soldaten en wer den 13 officieren en 50 man gewond. DE DUITSCIIE VLOOT. In Kassei had een vergadering plaats van de afdeeling van dc Duit sehe vloolvereeuiging. De groot-admi raal Von Koster sprak over het pro gram van de Duitsehe vlootuitbrei- ding .Hij drong zeer krachtig aan op uitbreiding, grooter dan in het pro gram vooizien is. Zijn Inziens moet er jaarlij'ks nog een pantserkruiser meer gebouwd worden, oin sneller te komen tut het aantal van 20 oruikhaie pantserkruisers. Aan het slot zei de admiraal„lk wil van deze plaats de vraag richten tot den minister van marine, of hij niet het oog op de in het rijk heerschende ernstige bezorgd heid om de onafhankelijkheid van on ze natie onder de groote wereldmo- gondheden te handhaven, blijven wil bij het program, dat niet in staal is deze onafhankelijkheid te waarbor gen. Ik wil den Rijksdag waarschu wen, dut ook hij thans rekening houdt met de stemming van het Duitsehe volk. welks wit het is, spoediger de vloot gereed te hebben tol het handha ven van z' u onafhankelijkheid." OVER DE RUSSISCHE POLITIEK schrijft het Russische blad R o s- s y a „De door de pers verspreide geruch ten omtrent een wijziging van de Rus sische staatkunde, ten geivolge van het overliiden van Stolypin, missen allen grond. De bewering, dai het ab solutisme naar aanleiding van den moord te Kief krachtiger het hoofd zou opsteken, heeft blijkbaar geen an der doel dan de openbare meening te verontrusten, liet absolutisme zal geenszins toenemen, integendeel, want do volksvertegenwoordiging heeft wortel geschoten in het volksbe wustzijn en wordt met den dug natio- Van onzen Reizenden Redacteur. DE GROOTE MANOEUVRES. In een nachtelijk kamp. Het slaan van em ponton brug. Het overtrekken van een rivier. De blauwo en roodo macht stooten nabij TIel samen. Gevecht in de straten van TieJ. Vervroeg de wapenstilstand wegens we- J .ue'rzijdscho vermoeienis der troepen. Generaal Neeleson had, toen hij aan 'I veer to Rhenen den overtocht per veerboot van de roode infanterie (het lOö uil Gouda) 'regelde ons ge- aegdf, dat wij 's nachts aan het veer over den Nedcr-Rijn te Eist wal ge wichtigs zouden te zien krijgen. Daar om gingen wij Vrijdagavond niet te bed, hoezeer wij dan ook na een acht- urigen fiolstoclit ouzo acht uur slaap meenden verdiend te hebben, doch ons troostend met het a la guerre coiurue it la guerre begaven wij ons por locaalspoor naar Rhenen en be steedden onzen avond om het atelier te bezichtigen van den hier gevestig- den schilder- van Assendelft. -Deze schilder, bekwaam pasteILIst en tee- kenaar toonde ons een aantal heer lijke studiën van Veluwsche boeren. Hij geeft ze weer, zooals ze 's avonds de zeis over den schouder, huiswaarts keerend, somber en groots, schrijden door het stroeve landschap. Of hoe ze de bonkige, pezige, onvermoeide lichamen gebogen over de aarde, met schop of riek of schoffel den strijd van den vrede volvoeren, worstelend met de onwillige kluit, die zijn voed sel moet opbrengen. Het is verkeerd, zooals dat vroeger gedaan werd, vrede en oorlog tegenover elkaar te stellen. Want do strijd dien de krijgs man voert met het wapen in de hand is niét de tegenstelling, maar de voortzetting van uien groeten leven; strijd, die altoos en overal weer be gint met den boer, met den mensch, die een vaste woonplaats heeft geko zen, in den zomer voo'r den winter, gaart en nu dat „vast bezit" heeft te beschermen of te doen beschermen. Het is één uur 's nachts. Door het slapende, nu stille Rhenen trekken wij, de fiets aan de hand. Wij zullen naar Eist gaan maar voorloopig is rijden onmogelijk. De weg van Rhe nen tot Eist is afgezet met schild wachtposten, d e hebben te waken, dat blauwe verkenners geen onheil aanrichten. Op den landweg is het donker. Een mist is van de landen terzijde opgetrokken en hult alles in ee'n fijne wade. Rechts telkens groo te, donkere gevaarten, de pakhuizen van de tabak, die h er groeit. Links, in de verte, achter hét struikgewas en in het dal stroomt de rivier. Er waait een frissche nachtbries. Van Assendelft, die h er wel eiken steen schijnt te kennen, hij dwaalt hier dag- in, dag- uit om het boerenvolk in actie te zien, dit Veluwsche boeren volk dat hij zoo lief heeft, gaat soms als het fe duister Is wat voor, om mij te helpen. Plotseling in het duister klinkt een krachtig: „Wie daar!" Wij weten wel, dat het maar schijn-toe- standen zijn en toch schrikken wij. Want voor o'ns staat een infanterist, d e ons de punt van de bajonet van 't geveld geweer tegen de borst houdt en drie man springen te voorschijn en stellen zich met de bajonet geveld achter den schildwacht op. „Burgers" antwoordt van Assendclft. „Pers" roep ik verduidelijkend en haal mijn door den commandant van het veld leger geviéeerden kaart voor den dag. „Steek op uw fietslantaarn", beveelt de intelligente schildwacht. En bij 't kaarslicht beziet hij ons nauwkeurig en geeft ons dan ve'rlof te passeeren. Wij laten nu de lantaarn branden. Van afstand tot afstand houden ons de schildwachten aan en onderzoeken ons nauwkeurig. In oorlogstijd zou geen sterveling zonder wachtwoord mogen passeeren. Want blauwen als „pers" verkleed hadden hier anders alle schildwachten kunnen overrom pelen. Hier Vraagt ons een schild wacht of wij ook cavalerie gezien hebben. Want de blauwen moeten cavalerie patrouilles hebben uitge zonden. Zij zouden hier niets hebben kunnen uitlichten, daar het geklik klak der paardenhoeven te verrader lijk is. Ook de motorfiets is onbruik baar voor avond of nachtverkenning, daar zij te veel rumoer maakt. De gewone fiets is dan geschikt, maar het beste is de onvermoeide voetgan ger. Wij hadden gaarne gez.eu, daar immers deze manoeuvres bij uitzon dering den echten oorlogstoestand willen fingeeren, dat nu ook eens pogingen tot overrompeling van schildwachten waren uitgevoerd. Men heeft zich echter aan de groote lijnen gehouden. Tegen half twee bereiken wij, na een gefodeerd marschje het leger kamp te Eist. Welk een heerlijk oor logstafereel. In den donkeren avond onder'een -hoogen hemel vol sterren pracht lag daar ver uitgebreid het kauip van blanke tenten in wazi ge schemering van de optrekkende SCHOOLJONGENSLOGICA. Er beslaat toch geen gereclitigheïa op de wereld. De onderwijzers wor den betaald en wij moeten het werk maken. LACOMSCH. Huisvrouw (uit Jict venster der der dé verdieping). Kom maar boven» ik heb wat eten voor jet Bedelaar (aarzelend). Lift? LANDELIJK. Freule. Zoo is je grootvader honderd jaar geworden/ Waar is hij aan gestorven? Boer Gcrrit. 'k Weet werke lijk niet meer. freule; maar 't was niks van belang, lioor. DIE KON HET. Een goochelaar was bezig in een schouwburg zijn kunsten ie vertoo- nen. Nadat hij verschillende stukjes had laten zien, vroeg hij eon der be zoekers om een gulden en kreeg dien ook. Hij nam den gulden tussclien duim en wijsvinger, liet het publiek zien, dat hij hem nog in zijn hand had, sprak eenige geheimzinnige woorden uit en weg was de gulden. Even later haalde hij den gulden on der een hoed weg, welke op een ta feltje stond en gaf hem aan deo eigenaar terug. lk vind er niets aan, sprak een bezoeker, die naast den persoon zat, welke den gulden had gegeven, V dat nu goochelenI Nu! antwoordde de eerste, ik heb nog nooit zóó mooi zien gooche len. Ik had hem oen valse hen gul den gegeven en ik heb een echten te rug gekregen. Onze Lachlioek dauwdampen. Maar daartusschen laaiden gouden op de vuren van de veldkeukens, waar men nu reeds het voedsel bereidde voor de troepen, dio tegen, vier uur gowclit zouden wor den om tc vijf uur in oo'rlogsrusting niet geschut en paarden over de 120 Meter breeden Rijn te trekken, zuid waarts, den blauwen vijand tegemoet. Of gij wilt of niet, telkens wordt in u de illusie gewekt, van u in.werke lijker oorlog te bevinden. En men voelt scherp zoowel het groolsche ala het gruwelijke van den oorlog. Onze passeer-kaart maakte ons het betre den van het kamp mogelijk. Hier en daar klonken de stemmen van do mannen ons in d"e ooren, die bij 't ko ken werkzaam waren, 't Klonk ver en vreemd-angstig in de stilte, dat spre ken der menschen. Dan soms liet droevig hinniken van een paard. Op eens soms kwam uit de wazige sfeer in het kamp zoo'n hoog paard oprij zen, dat door een bonkige, hoogop- geschoten Vcluwschen boer, de hardo trekken norsch onder de petklep, aan een halster werd gelo.d. In de tenten, velen op stroo, anderen zoo iriaar, 't hoofd op den ransel, lagen de sol daten, zwaar ronkend na zooveel uren van vermoeiende marschen, de geweren dichtbij in rotten, zóó voor 't grijpen. Maar er waren er ook velen, die een plotseling vervroegd oprukken verwachtend, den slaap niet konden vatten. Zij zullen straks de gevolgen van hun nervositeit heli- ben te dragen als zij moeten mar- FEUILLETON Bewerkt naar het Engclsch. 32) Er kwam een arresledo tegen den kant van don weg opgereden, en toen wij er voorbijgingen, trok het wapen op het portier mijn aandacht. Toen ik cpkeek zatr ik. dat t dezelfde slede was waarmee ik dien middag naar het Ma- riènkasteel gereden was en wat meer zeggen wilde, dat de Koningin er in stond, haar blik gericht naar don kant van waar het geweerschot had ge klonken. Haar gelaat was doodsbleek en ver toonde een uitdrukking van angstige verwachting en toen er achter elkaar eeoige schoten weerklonken, bewo gen haar lippen zich met de onwille keurige uiting van hevige aandoe- hi«S- Ik keek op naar den koetsier met den rooden baard. Tot nnjn verba zing scheen hij even aangedaan als do Koningin zelf. Zijn lichaam was gebogen, zijn donkere oogen schenen uit de kassen te willen springen, ter- ♦vijl zijn rechterhand den hefboom van de rem als in doodsangst om klemde. Het geheele geval was mij absoluut onbegrijpelijk. Wat is er l vroeg ik. Zij schieten op een schijf op liet Nonnenmeer, zei Max. rekte zich uit en gaapte weer. Prinses Mathiido huiverde. Wat het was, was ik niet bij machte te zeggen, en ik kon alleen vertrouwen en hopen, dat óf de uitlegging van Max de ware was, óf dai er tegen een of ander onschuldig mensch geweld was gepleegd en het zijn doel had gemist- Langzaam gingen wij naar boven tot voor de pc%rt van het Mariën- kasteel en toen ons losmakend van onze sloepsledc, maakten wij een tweeden' tocht in ae richting van Riefinsdoif. Ditmaal had ik evenmin genot van de snelheid dan dat ik angst voor mogelijk gevaar voelde. Mijn gedachten waren van iets ge heel anders vervuld. Het geluid van schieten was nu opgehouden, de Ko ninklijke slede was voortgegaan op haar weg naar het Brun-varad terug, maar het vizioen van de ontroering der Koningin, de herinnering aan den doodsangst van den koetsier, vervolgden mij met een verkillende verontrusting. Dat een of ander acteur in het rus- telooze drama der Gnmlandsche po litiek het doelwit van deze kwaad aardige geweerschoten was geweest, j daarvan voelde ik mij overtuigd. Ne- den g- of hooggeplaatst, een vriend van Koning Karei of een vijand, dat kon ik niet te weten komen. Was hij ontsnapt, vroeg ik mij af, of bevlekte hel bloed van een of anderen armen kerel nu de maagdelijke sneeuw. Een scherpe bocht van den weg deed hel gelieele tafereel van den Klanigberg voor ons oog oprijzen, een oogver blindende verzameling van machtige toppen, die in den violetkleurigen he mel boorden. Iloo jammer was het, zoo peinsde ik, dat zoo'n mooi land bedorven werd door de gcwcleulooze machinaties van onbeteekonde men schen. Als do met sneeuw bedekte toppen, die daar voor ons opdoem den, ons iels te leereu hadden, dan was het zeker vrede en standvastig heid, wat zij predikten. Toen wij tot staan kwamen, keek de Prinses naar mij om en lachte. U ziet heel rood in het gelaat, zei ze. Wij hebben allemaal een flinke kleur, antwoordde ik, hetgeen mot uitzondering van Max de waarheid was. lk zei niet, dat u een flinke kleur had, antwoordde zij. lk zei, dat u heel rood zag. Ik voel geen bewondering voor mannen mot een roode kleur. Ik zou wel graag uw idéé om- tient mannelijke schoonheid verne men. zei ik. i Iets bleeks inet sproeten er qo Wees nu niet zoo afschuwelijk, zei ze, toen wij naar Riefinsdoif terugkeerden, waar wij er- op reken den, een paard te kunnen huren, dai de bob-sleigh naar het Mariènkasteel terug zou kunnen trekken. Ik houd van mannen met arendsneuzen en groote. zwarte knevels. Allo meisjes hebben zooiels door te maken, zei ik bedaard, daar zal u wei overheen komen. O, ik haat u. Dat zal ook wel overgaan. Ik denk, dat u veronderstelt, dat ik wel verliefd op u zal worden Dat, zei ik kalmer dan ooit, is een van do dingen, waar u niet overheen zal komen. De Prinses hief haar aim op, als wilde zij mij uit gekheid een klap ge ven, maar bedenkende, dat wij zoo goed als vreemdelingen voor elkaar waren, hield zij zich in. Ik wou, dat het ging misten, zei. ze. Waarom Omdat ik dan sneeuwballen kon maken en er u moe gooien. 11c lachte om die grillige combina tie van denkbeelden, en de Prinses, voor wia lachen even noodzakelijk w as als lucht en eten, lachte ook. Plotseling hield zij echter op en werd de uitdrukking in de schitterend zwarte oogen star en angstig. Ik volgde haar blik en wat ik zag verdreef meteen de vroolijkheid .uit mijn hart en deed de donkere en sombere overpeinzingen terugkeereh. Door twee boeien werd een kleine slede langs den weg voortgetrokken, en daarop lag iets bedekt maar niet verborgen onder een wit laken. Daarnaast wandelden eenige som ber gekte ode politiebeambten met hooge laarzen aan en ik merkte op. dat de menschen, die er langs gin gen, een blik van medelijden en nieuwsgierigheid op den last wier pen en hun hoeden afnamen. Wij weken op z.jde om liet te laten passeeren, en terwijl Max en ik enze petten afnamen, trok de Prina:s haar broeder Stcpkaa de wollen muis van het hoofd. HOOFDSTUK XIIL Wij wandelden stilzwijgend tot het paleis door. De Prinses was blijkbaar terneergeslagen en ik was ten prn-»i aan een depressie, dio ik niet kon ontleden en waarvan ik mij geen rekenschap wist te geven. Het stom me, stijve lichaam op de slede scheen een vreesdijk verwijt voor mijn luchthartig gebabbel. Te midden van. gevaar en hartstóchtelij kc n haat, van intrigue en dreigenden dood, had ik toegegeven aan 'n lust tot op pervlakkige:! scherts, die alleen op zijn plaats is in een volkomen vei lige en overbeschaafde omgeving. Hier, waar men van aangezicht tot aangezicht stond tegenover de na tuur en tegenover de primitieve hartstochten van heftige menschen, veelde ik mij beschaamd over mijne oppervlakkigheid, en maakte de opi nie van Miss Anchester omtrent mij als een man van onstandvastig ka rakter waar. door in een heel onnou- dig pessimistisch gepeins te verval len. Voor dc poort van het Brun- varad scheidden wij met een kort vaarwel, en na dc groote bel geluid te hebben, werd ik ia het paleis toe gelaten. In een hoek van de hal was Miss Anchester bezig den jongen Prins van Weissheim en de Prinses les in de Engelsche spreekleer tc geven. Bij mijn binnen treden stond zij op en slak de hal over, om mij tegemoet to treden De Koning zou u gaarne even bij zich zien. Mr. Saunders, zei ze bedaard! Hij is bi de zwijgkamor. Een duidelijk gevoel van verlich ting overviel mij bij die woorden. Mijn gastheer was in elk geval niet het slachtoffer gd^vorden van den be- wusten geweerkogel, on mijn vreugde over dit feit dcod mij inzien, dat veel van mijn depressie moest worden toe geschreven aan een half onbewusteu angst voor den Koning. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 5