BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 8 «AARDEN adim^trato GROOTE HOUTSTRAAT 55. advertentien doeltreffend.,
Ï9cj«»rg«ng. ZA.TKRDAG SO SEPTEMBER 1911 No. 8674
haarlem's d/.ofllad KOST IN HAARLEM'S dagblad ZU*
OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0NZE ann<^en opgemerkt.
Het Rijke Natuurleven
DE MEIDOORN IN HET NAJAAR.
Hoewel het niet goed kan zijn, al
tijd de licht- en nooit de schaduwzij
de te bekijken, zoo willen wij dezen
keer toch eens niet aan weemoedige,
sombere najaursgedachten den vrijen
loop laten.
De overgang van den Indischen zo
mer naar de echt-llollandsehe herfst-
nevels is al groot genoeg. Wij behoe
ven de a.chtbare teekenen niet tot in
bijzonderheden na te gaan, om
scherp te voelen, dut ons klimaat zijn
buitensporigheden heeft afgelegd en
nu weer volkomen ,-ansluit bij on
ze. geograplnsehe ligging.
Voor een oogenblik doen wij, of wij
de verschrompelde seringen en de on
heilspellende wiingerdkleuren niet
zien, zetten wij bulten een gezicht als
of het heele vogelleger nog door de
takken manoeuvreert en de zwaluwen
aan hun studeerende kleinen op eea
telegraafdraad wat versterking toe
dienen.
Vandaag letten wij alleen op de
weer- ol nog bloeiende heesters en
kruiden.
Ziet gij daar d.e meidoornheg met
zijn puur glimmend roede vruchtjes?
Hel duig heeft er geen schuld aan dat
het zoo wenng karmijnbolletjes leveit.
Zoolang de schaar ol het mes van den
tuinman op zijn stekeltakken worden
beproefd; zal dat wel zoo blijven,
maar wal zijn daar prachtige bloe
men voor m de. plaats gekomen.
Groote witte windekelken steken
h.er en daar tusschen de glimmend
groene blaadjes uit, als om een ver
goeding te schenken voor het gemis
der steenvruchtjes, d.e anders bij bos
jes aan do meidoorns bengelen.
Vooral, nu zooveel bloemen zijn,
verdord of afgevallen doen die witte
wonderbekerljes nog prettiger aan.
's Avonds, als do stil schitterende
sterrenlucht aan w.imtergeflonker
doet denken eu, na de zonnewarmte
des daags, witte, wazige nevelsluiers
de boom en/én heesters, de planten en
de laatste bloemen in hun kille om
helzing bijna geheel doen verdwij
nen, sidderen ook de windebloemen.
Zij zijn kinderen van de zon. Onder
haar koesterendo stralen voelen zij
zich zoo dankbaar, dat zij hun bloe
menhart gelieol voor de luchtgoden
openen.
Dan is de geheele meidoornhaag
plotseling getooid met het teèrste wit
en in stille verbazing staren al die
kelken in één richting, naar do bezie
lende, levenwekkende kracht, daar
ver, heel ver weg in onbekende sfe
ren.
De bijen, die nu op de heide niet
veel moer vinden, half bruin half
paars als zij zich daar uitstrekt ach
ter donkere dennengroepen, worden
onvermijdelijk naar de meidoorns ge
dreven. D.e witte oogen in dat donke
re groen lokken hen tot een bezoek
uit.
Maar poëtisch zijn deze diertjes
met aangelegd, al worden zij door do
diehteis aak -bezongen. Zij maken
geen bélcefdlieidsvisite. llun komst is
louter egoisme al zijn zij dan ook
onbewust nuttig voor de bloem.
Daar komt zoo'n „voorbeeld van
ijver' aangevlogen.
Meen met, dat hij in stomme be
wondering zal neerzitten op den wijd
uilgcsprciden bloomrand. Een mijn
werker bekommert zich niet om hot
uiterlijk van den berg, hij daalt in
do schacht neer en zoekt in het hart
wuir de zwarte schatten, die hij met
moeite los werkt eu wegvoert.
Juist zoo doet ons bijtje. Het ziet
geen gouden zonneschiitarrng in de
dauwbeparelde bloemen, vlug, wild
bijna werkt liet diertje zich omlaag.
Wat staan hem die zes paaltjes in
den weg. Als schildwachten, bescher
mend liet paleis van hun vorst, zoo
staan daar do vijf helmdradcn om
den stamper.
Met wringen en stooten dringt de
honilngvnend tot in het hart der
bloem door en vindt daar diep in den
bloembodem een cirkelrond kanaaltje
tot aan den rand gevuld met bet zoe
te vocht waarnaar hij zocht.
1 Het kleine zuigertje verricht zijn
■werk en in weinige oogenblik ken ia
tie bloem beroofd van haar schatten,
maar gelukkig terzelfder tijd ook be
stoven. Over dat vreemde wérk, ge
heel willoos verricht, maakt de nec-
tardief zich niet druk.
Vlug vliegt hij naar een ander kelk
je en als dc honingmaag goed ge
vuld en do korfjes aan de poolen inet
stuifmeel volgeladen zijn, spoedt hij
zich naar zijn zeshoekige kamertjes
om daar den buit af te geven.
ZooaJs ik reeds zei, iis des avonds
alles veranderd. Als ge dan naor de
hagen kijkt ziet ge slechts bloem
knoppen, maar dan nog zijn ze zoo
kunstig gevouwen, dal overal waai
den volgenden dag windekelken zul
len pronken, nu windestorretjes hun
lichtglansen over het donkere groen
doen schijnen.
De kruisspinnen, die met wel
gedaan uiterlijk toch nog altijd naar
meer verlangen, schuilen achter- de
blaadjes weg en als we 'b morgens
vóór de zon een bezoek aan do mei-
doo'rns brengen zijn ze geheel door
weven met lange snoeren van minia-
tuurpareltjes, te:rwijl hier en daar
een volledig web ons in den waan
brengt, dat kleine kunstige kantwerk
sters des nachts in alle stilto hun
wonderweefsels hebben vastgehecht
tusschen witte sterren en groene bla
doren.
B ij ons enthousiasme voor dio ge
heimzinnige pracht zouden wij Bever
do practische zijde met bekijken. Het
is met alles bloemenweelde en zonue-
pracht. De windeomhelzing heeft voor
do meidoorn ook zijn schaduwzijde.
Zijn uiterlijk gaat er sterk door voor
uit, maar waar wtndebladeren en
windebloemen zijn worden de minder
vlugge meidoornsteiigels in het nauw
gebracht. D.e snelgroerende slange
tjes kronkelen om alles heem, tukken
eu bladeren worden omkranst en
omslingerd door de indringsters en
rzoo vangen zij ook bet zonlicht op,
dat een levensbehoefte voor bijna al
le planten is.
Als de slingerplanten dan ook niet
zoo sterk omhoogstreefden, zou na
enkele zomers de meidoorn vergeten
zijn knoppen te openen en de pracht-
lio\ endheid had het van den ernst ge-
Nu het zoover wiet komt, zien wij
do winde graag in onze heggen, ge
meten wij van haar mooie bloemen
en bladeren, gunnen wij haar graag
do zonnestralen, die voor do mei
doorns waren bestemd.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Najaarsmodes. Mantels.
Stoffen. Kleuren.
Blouses. Hoeden.
De laatste weken is er in de groote
mode-ateliers liard gewerkt om aan
dc nieuwe herfstmodes de laatste
hand te leggen. De meeste mode-maga
zijnen zijn reeds vuu een complete
collecte nouveauté's voorzien, die in
do a.s. herfstdagen gedragen zuilen
worden, terwijl nog dagelijks goede
ren ontvangen worden voor het ei
genlijke winter-seizoen.
Het eerste kleedingstuk waaraan
we vooral in de kille morgen- en
avonduren behoefte* hebben, is een
warme mantel. Een reeks van jaren
waren die practische, lange mantels
door do tailleur-cosiuums van hot
tooueel verdrongen, doch sedert cl.t
voorjaar zijn ze weer m eere hersteld.
Dezen zomer was liet de slappe sa
tijnen mantel, die zoowel m liet mid
daguur ais voo'r avondmamol benut
werd, doch nu die dunne kioeding-
stukken eerstens ie koud en ten twee
de te teea- Zijn voor wind en weder,
zijn het de moderne ulsters die zich
in den guust der mode-dame komen
verheugen.
Het sproekl vanzeif, dat deze man
tels zeen- lang gedingen worden, zoo-
dut nauwelijks een zoom van den rok
z.clubaar blijft. Ze omhullen de go-
iieele gestalte en klceden daardoor
bijzonder slank en jeugdig! lil den
rug zijn de bedoelde modellen iets
moer aansluitend dan bij de satijnen
mantels het geval was, doch van vo
ren blijven ze reclit en zijn met oen
dubbele rij kmoopen gesloten.
Men brengt deze mantels in zeer
verschillende stoffen en kleuren, doch
het zijn bijna zonder uitzondering
losse soepele weefsels, zoodal de
kleedingstukken naar gelang van
hunne grootte niet zwaai- zijn. Hel
zijn de breede diagonaals en Engel-
scho homespuns, d.e om den voorrang
vragen, doch in de eerste plaats
komt het nieuwe rutiaó met double-
face binnenzijde. Grijs, bruin of
blauw van buiten en van binnen
scliolsche ruiten zijn de mantels dio
het meest in aanmerking komen.
Voor de kragen, revers en mouwojisla
gon bezigt men de geruite binnenzij
de van de stof. De overige garneering
bestaat uitsluitend uit opgestikte na
den, d c zeer willekeurig worden aam
gebracht. Nieuw is de staande kraag,
met capuchon of matrozenkraag.
Voor geklec-de toiletten wordt zeer
veel fluweel en velvet gebracht, in
effen en gestreept, zwart on gekleurd.
De rokken zijn over het algemoon iets
wijder geworden en voor gelegen
heids-japonnen ziet men kleine vier
kante sleepjes; d. w. z, een losse
smalle achterbaan., die ongev'oer t.en
a vijftien c.M. is aangeknipt, doet
als zoodanig dienst. Op ..mooi" kan
deze nouveauté mijns inziens geen
aanspraak maken.
Als zwart of gekleurd fluweel voor
een gelegenheids-tolet gekozen wordt
past men bijna uitsluitend den hoog
opgesneden ,.empiïe-rok" toe, die dan
rijk met passement gegarneerd wordt.
Voor het korte lijfje maakt men ge
bruik van de prachtige goud- en zil
verweefsels, die door gase de soie. of
doffe, slappe moussol.no oversluierd
wordenDe hulsinzet, het boord en de
korte oudermouwtjes moeten van
ivoorkleurige kant zijn.
Voor jonge meisjes brengt de mode!
fluweeleu tailleur-costuuins. Men
ziet effen «wart en b'ruin, inert zijden
tresband gegarneerd, of wel zwart
fluweel met flauwe witte streepjes.
Als avondtoiletten brengt men in
hoofdzaak -wiitte nopjestule ovorklee-
den en licht kleurige zijden onder ja
ponnen, als blauw, rose, lilas en
ma uwe.
Voor blouses is het wit nog steeds
doininee'rend. Voor gekleed, brengt
men de witte kanten blouse, terwijl
witte zijde, satijn, laken en cachemi-
'res voor meer eenvoudige soorten
d'.enst doen. Het wit is trouwens in
de mode overheerschend, hetgeen
weer eens als een exentrieko gril van
Madame Mode kan geboekstaafd wor
den. Nu Natuur zich met de wel is
waar schoone, maar tocli sombere
najaa'nstinten tooit, komt het mij wat
tegen-natuurlijk voor, zich in "t wit
te kleeden. Behalve de tricot man
tels en mutsen, worden de witte cas
toren, vilten en satijnen hoeden met
witte struisveeren gegarneerd, zeer
aanbevolen. Ik moet hier echter aan
toevoegen, dat vele van die witte
hoeden een zwart flmveelen binnen
rand' hebben.
Do modellen' zijn over het algemeen
kie n; mén ziet. veel toques, capelin.es
en vorm-Niniche.
De garneeriugen zijn zeer sober eu
doen minder ter zake dan het model
van den hoed Zwart bandfluweel en
een aigrette of wol een enkele struis
veer maken hét garnituur uit, terwijl
de sierlijke touffen van wuivende
stru.sveoren en marabout opnieuw ge
laiieeerd worden.
MARIE VAN AMSTEL.
Het gouden haar.
Ik stond met mijn vriend Douglas
op de brug vun do kleine stoomboot,
welke ons naar Rocbcs-üouvro zou
bi ongeil. Een weimg terzijde was de
mooie vrouw van Douglas verdiept
in een gesprek met den inspecteur
Pierre Lemalle.
Mijn vriend had ik sinds jaren niet
gezien, en ik was ook niet bij de vol
trekking van zijn huwelijk tegen
woordig geweest.
Ik wist alleen, dat zijn vrouw
Maud heette, 23 jaar en do weduwe
van een Nieuw-Zeel and ei*, wiens
jacht aan de kust van Frankrijk
strandde. Maud, die uitstekend kon
zwemmen, was de ©enige van de op-
va renden, die zioh had weten te roei
den.
Mijn vriend was op haar verliefd
geraakt oil met haar getrouwd. Zij
maakten hun huwelijksreis naar
Frankrijk en nadat zij de grootste
steden en hun omgeving hadden be
zocht, wilde de jonge vrouw eemge
vuurtorens aan de kust eens bezichti
gen. Een vreemde gril vim een jong
gehuwde vrouw, maar vrouwen zijn
dikwijls vreemd en Maud was zoo
knap Ze was te knap, haar schoon
heid had iets belooverends.
Toon ik de bewonderende blikken
zag, die Pierre Lemalle op dc be
koorlijke verschijning aan zijn zijde
w ierp,, vreesde ik voor hem. De groe
ne ondoordringbare oogen. dat raad
selachtige lachje om de dunne stijf
gesloten lippen, de zware goudblon
de vlechten in den nek, die door
drie groote scliildpadkammen nau
welijks bijeen gebonden konden wor
den, waren wel in staat een jong
mannenhart, in vlam te zetten. Mijn
vriend scheen dezelfde gedachten te
hebbent, want dadelijk daarop ging
bij naar de plaats, waar beide jonge
lieden stonden.
Wat vertelt mijnheer Lemalle
jou toch wel, liefste V vroeg hij.
0, zei Maud op verwijtenden
toon, je hebt mijnheer juist bij
iets interessants in de rede gevallen.
Dal is niet erg beleefd van ie....
Mevrouw wilde weten, wat ik de
laatste jaren, dat de vuurtoren on
der mijn toezicht staat, beleefd heb.
Vertel u ons dat eens, zeido
mijn vriend.
Een nauwelijks merkbare trilling
der oogloden, een licht" blosje, ver
rieden alleen liet onaangename, dat
de jonge vrouw ondervond bij het
verzoek van haar man. Zij gaf hem
een tikje op den wang.
Je bent onuitstaanbaar, ik
meende altijd, dat nieuwsgierigheid
slechts een ondeugd der vrouwen
was.... Dus, mijnheer Lemalle.
II.
U kent Roches-Douvres nog
niet zoo begon de inspecteur.
De silhouette van den vuurtoren is
zelfs bij mooi weer ternauwernood
van liet vasteland ai zichtbaar. Ook
thans kunnen we hem eerst overeen
half uur zien. Het roode gesteente,
waarop de toren gebouwd is, ver
dwijnt bij hoogen vloed geheel. Al
leen het bovenste deel, spits en slank
als een dolk, duikt uit de golven op.
Thans zijn er drie wachters op den
toren, maar in den tijd, waarvan ik
u nu vertel, waren er slechts twee.
Om de veertien dagen werden ze
afgelost. Roches-Douvres is de meest
eenzame en verst verwijderde vuur
toren in het kanaal en natuurlijk het
meest blootgesteld aan storm en on
weer.
In den winter is het bijzonder hard
voor do menschen, daar te moeten
wonen. Zoover het oog reikt, niets
dan hemel en water. Alleen oudere,
in het ambt vergrijsde mannen ver
dragen de eenzaamheid on alleen zij
worden dan ook voor de bediening
van den toren aangewezen.
Ongeveer drie jaar geleden woonde
op den toren als hoofdwachter een
zekere Quére, een oude vrijgezel, die
met de zee als het ware scheen sa
mengegroeid en zoo.aan zijn een
zaam leven gehecht was, dat men
hem dwingen moest den toren ec-ns
te verlaten en naar den vasten wal
te gaan. De tweede wachter, Zorduii
gelieoton, was een jonge man van 20
jaar, vroolijk, levendig, krachtig ge
bouwd. Hij had zijn laatsteu dienst
plicht volbracht en was getrouwd..
Dit tweetal kon het uitstekend sa
men vinden, de oude monterde, zoo
de jongeman een beetje neerslachtig
of vervelend was, hem weer op, en
nooit heeft do een zich over den an
der beklaagd.
In het laatst van Maart ha'Wen ei-
zware omveders plaats, zoodat beide
wachters niet op lijd afgelost kon
den worden. Wij maakten ons echter
niet over hen bezorgd, daar zij voor
vier weken levensmiddelen bij zich
hadden. Toen do zee kalmeerde, zoo
dat men den overtocht kon wagen,
ging ik met de beide mannen, die de
wachters moesten aflossen, naar Ro
ches-Douvres.
Gewoonlijk stonden ze ons nabij
den toren te wachten, maar dien dag
lieten ze niets van zich hooren of
zien. Ik sprong opgewonden aan
land, gevolgd door de anderen, ik
vreesde "en ongeluk. Maar er w as
geen enkele aanwijzing. De deur
stond op oen kier. Ik riep, maar
kreeg geen antwoord. Ik stapte do
wachtkamer binnen. Alles leeg, geen
spoor van het tweetal.
Wat was er gebeurd De lamp had
den vorigeu avond nog gebrand. Van
zelf kon zij niet aangekomen zijn,
dus moesten de beide mannen nog
gisteren geleefd hebben. Er kon
slechts een ongeluk in het spel zijn,
dat gisteren had plaats gevonden.
Een der mannen zou bijv. in de zee
kunnen zijn gevallen en de andere bij
de red tuig mede verdronken.
Ik stond te peinzon, toen een der
mannen me rieo
Hierheen, mijnheer, ze hebben
elkaar gedood.
Eu werkelijk, de beide lichamen
lagen ui het water op elkaar, do
jongste had do handen om den hals
van den oudsten geslagen. Op beider
gelaat lag een uitdrukking van baat
en wildheid. Zij moesten al worste
lend in de zee gevallen zijn en onder
water den strijd voortgezet hebben.
Die moeten reeds sinds Zondag
dood zijn, zeide de mén. en
vandaag is het Donderdag.
Wie had 's avonds de lamp op den
toren aangestoken
Ik stond voor een raadsel
De boot werd teruggezonden, om de
justitie met het geval in kennis le
stellen. En daar de boot in geen gé
val vóór den anderen ochtend terug
zou kunnen zijn, besloot ik den nacht
op den toren te blijven.
Niet alleen om de wachters gezel
schap te houden bleef ik, ik hoopte
iets te ontdekken, wat me ophelde
ring over het tragische geval zou
kunnen geven. Do dood der baide
mannen lmd me zeer aangegrepen,
ik vermoedde een misdaad en wilde
alles doen om deze op te helderen.
Wanneer de sleutel van het geheim
zich ergens bevond, dan moest dit in
het dagboek zijn, waarin nauwkeu
rig wordt ingeschreven, wat er elk
uur gebeurt. Als het nu maar niet
verdwenen was
Ik ging snel weer den tonen bin
nen, liet boek lag op de tafel. Met
bevende handen opende ik het. Mijn
handteekenüng op bladzijde 84 gaf
den datum van mijn laatste Inspec
tiereis aan. De volgende bladzijden
gaven slechts wind- en weerberichten
en don kwam er plotseling een open
plek. Acht bladzijden waren er uil
gescheurd, vernietigd.
Het geheim werd nog ernstiger.
III.
Blijkbaar was er iemand in den
toren geweest, zeide mijn vriend
Douglas
De naam van den persoon in
kwestie moet in het boek hebban ge
staan en hij wilde niet, dat men de
zen vernam.
De inspecteur schudde het hoofd.
Eerst dacht ik dat ook. Iemand
zou door de wachters bij den storm
opgenomen of gered kunnen zijr.
Eenschipbreukeling, een schipper.
Maar waarom zouden die twee el
kaar gedood hebben
De onbekende had misschien
geld bij zich, veel gelduit roof
zucht.
Daaraan dacht ik ook. maar
noch in den toren, noch in de zakken
van do beide slachtoffers vond ik
een geldstuk, 's Avonds deed ik ech
ter eén eigenaardige ontdekking.
Toen ik in de kamer, welke op eiken
vuurtoren voor den ingenieur of in
specteur gereserveerd is, te bel wil-,
de gaan, vond de man, die mijn bed'
in gereedheid bracht, een haar....
Een haar
Ja, een haar, zóó lang, zóó fijn,
zóó goudglanzend, als ik nog nim
mer had gezien
Een vrouwenhaar.
Mijn wachter hield het voor totaal
uitgesloten, dat het van een vrouw
afkomstig was. Zulke gouden haren
kon, meende hij. een vrouw niet heb
ben. Het moest een haar van eon
meermin zijn I
De sirene mo*st in deze kamer in
gesloten geweest zijn, de mannen wa
ren op haar verliefd geraakt en had
den elkaar in 'n vlaag van jalocrsch-
beid gedood. Ondanks den ernst van
den toestand moest ik lachen, en
zeide
Hoe kan een man, en nog wel
een oude zeerot, aan zulkq baker
sprookjes gelooven
Maar, mijnheer, antwoordde
de man gekrenkt, als hot een
vrouwenhaar was. was ze toch hier,
of minstens haar lijk.... Terwijl een
meermin die kern den weg naar
de zee, het water is haar element. Zij
heeft er zich zachtjes laten inglijden,
toen zij van dc bc-ide minnaars ver
lost was.
IV.
Ik heb u de woorden van mijn
motgezel nauwkeurig weergegeven,
opdat u eenig denkbeeld zuudt krij
gen van het bijgeloof van sommige
zeelui. Zoo dwaas en zoo onwaar
schijnlijk zijn voorstelling ook was,
niets hadden we gevonden, geen en
kel aankiioopingspunt, geen spoortje
van een bewijs, slechts een haar
De geheele kusi is afgezocht, maar
men vond geen vrouw met goudblond
haar. Eindelijk heeft de justitie liet
onderzoek moeten staken. Thans,, na
drie jaar, ben ik ook tot de overtui
ging gekomen, dat zij niet heeft be
staan. Dus liet moet een meermin
geweest zijn.
Een waternymf vroeg Maud
met een eigenaardig glimlachje, dat
een zonderlinge tegenstelling vormde
met de koude uitdrukking van baar
groote zeegroene oogen.
Ja. een waternymf, een sirene,
of hoe u ze anders wilt noemen,
zeide do inspecteur nerveus.
En u heeft verder geen onder
zoek ingesteld vroeg mijn vriend.
Ja en neen. Alle meerminnen
eindigen niet in een visch. er zijn er
ook wel, die in vrouwenrokken ge
huld zijn
Dat begrijp ik niet recht, moen
do mijn vriend, maar heeft u dat
buitengewone haar bewaard en mug
men het ook zien
Ik heb liet zorgvuldig bewaard,
antwoordde hij, haaide een zilve
ren medaillon te voorschijn, opende
het en tuondo het ons, hier is het...
Het scheen me, of de oogen van
mevrouw Douglas op dit oogenblik
iets van bun helderheid en onschuld
hadden verloren. Een schaduw gleed
over lui ar voorhoofd, maar baarlip
pen bleven lachen. Haar man had
slechts één blik op het haar gewor
pen, toen hij verbaasd uitriep
Zie eens, Maud, ik zou zoo zog
gen. dat het de kleur van jou haar
heeftHé, dat is vreemd. Kunt u
het medaillon niet oven losmaken
Ik zou liet toch wel eens met het haar
van mijn vrouw willen vergelijken.
Zeiler. zei Pierre Lemalle, on
maakte het medaillon los.
Op dit oogenblik kreeg mevrouw
Douglas juist de ongelukkige gedach
te, den arm van haar echtgenoot to
grijpen en deze onvrijwillige of be
rekende beweging had tot gevolg, dat
mijn vriend het medaillon losliet,
zoodat het in de zee viel en voor al
tijd verdween.
Ik keek den inspecteur aan hij
was lijkbleek geworden. Do zee had
het eenig© identiteitsbewijs vorslou-
den, dat klaarheid in de doodsoor
zaak der beide wachters had kunnen
brengen. De jonge vrouw daarente
gen had haar tegenwoordigheid van
geest spoedig terug gekregen en in
haar verontschuldiging klonk iets
als van Mn uitdaging.
0. het prachtige medaillon
En door mijn onhandigheid is het
gebeurd. Je rnoet den inspecteur
schadeloos stellen.
Plotseling kwam de vuurtoren in
het zicht, slank, grijs zijn aanblik
stemde ons niet vroolijk, bij herin
nerde ons aan rouw en moord.
Ik geloof niet'aan nymfcii,
zeide mevrouw Douglas. Daar ben
ik te verstandig voor. Ik stel nie de
zaak aldus voor het is best moge
lijk, dat een jonge, schoone vrouw,
die schipbreuk heeft geleden en door
de wachters werd opgenomen, acht
dagen het leven op den toren met de
mannen heeft gedeeld. Is het do
schuld van deze vrouw, dat beiden
op haar verliefd werden en de oud
ste op den jongsten jaloersch wordt,
dat ze Vóór haar oogen beginnen te
vechten en daarbij beiden dm het le
ven komen Gebeurt zoo iets niet
dagelijks De vrouw blijft ulleen
op den toren .'s Avonds steekt ze de
lamp aan. zooals de wachters deden.
Zij wil niet, dat schepen door haar
schuld stranden. Zij wacht zonder
angst de aankomst van den inspec
teur en ook van de justitie af. Dat
«ij er ten slotte de voorkeur aan
geeft, niet in een onaangename aan
gelegenheid te worden gewikkeld, is
natuurlijk Er biedt zich gelegenheid
aan te vluchten, zij maakt er gebruik
van en verdwijnt. Ziet u, mijnheer,
zoo stel i'.t me het geval en het ge
heim van Rocbes-Douvres voor
0, het is een prachtige titel voor
een romanschrijverMaar u is geen
dichter, doch waterbouwkundige, en
dut is practischer. Men moet prac-
tisch in het leven zijn, mijnheer Le
malle
Pierre Lemalle hoog sprakeloos.
Hij scheen weinig lust te hebben, de-
zo overbodige debatten verder te voe
ren. Mevrouw Douglas begon ook
over een ander onderwerp te praten,
en vroeg haar echtgenoot of de oes
ters en de champagne, welke ze mee
genomen hadden, wel op een koele
plaats bewaard waren.
Ja. het kleine vrouwtje met het
gouden haar en de nymfen-oogen
was practïsch dat kon men niet
ontkennen.
Eenige minuten later stond de in
specteur alleen. Ik vroeg hem
lachend
Waaraan denkt u Aan de
meermin van Roches-Douvres
Ilij keck me verwijtend aan.
Is u boos op mevrouw Douglas
U moest haar dankbaar zijn. U had
een haar, dat u veel zorgen gaf, zij
heeft u daarvan bevrijd.
Ik denk, zeide de Inspecteur,
terwijl hij naar de blonde vrouw
staande, wier haar in de zon glansde,
en zijn stem klonk zacht en onvast»
dat alle misdadigsters, meermin
nen of gewone stervelingen, steeds
terugkeeren naar do plaats, waarop
door haar schuld bloed gevloeid
heeft
De twee étages.
Laatste schets van
LEO TOLSTOJ.
Hij kwam om vijf uur s morgeus
thuis en ging, uit gewoonte, naar zijn
kleedkamer; maar in plaats van zich
uit te kleeden Bet hij zich op een
stoel glijden, de handen om zijn
kmeèn eu bleef zoo onbeweeglijk vijf
minuten, t.en minuten, of een uur
zitten: hij gaf ér zich geen reken*
schap van.
Harten zeven. Verloren! dacht
hij hardop.
En hij zag in den spiegel zijn ge*
voelloos en zelfs voldaan gezicht,
alsof hij een heldendaad had ver
richt
God nog toe! zei hij zachtjes.
Do deur kraakte en op den drem
pel stond zij'n vrouw-, klein cn lief
blond, met zachte, blauwe oogen;
ze was net opgestaan en had een
nachtmusje op, een nachtjapon aan,
haar voeten in pantoffels van groeu
fluweel
Wat heb je? vroeg ze eenvoudig.
Nadat ze hem had aangekek..-:i, her
haalde ze verschrikt:
Wat heb je, Michel? Wat heb jel
Ik bén verloren.
Heli je gespeeld'?
Ja.
En?
En, wat? riep hij woedend. Vcri
loren, heb ik je toch gezegd!
En hij snoof om een snik terug te.
houden.
Ik heb je toch zoo dikwijls ge
beden en gesmeekt 1
Hij kreeg medelijden; maar zij had
het 'nog meer met zichzelf. Zij zou de
misère or van hebben; zij had den
heelen nacht slapeloos doorgebracht.
Het is al vijf uur, dacht ze, ter
wijl ze op bet horloge keek, dat op
tafel lag.
0 tiran! Hoeveel heb je verlo
ren?
Alles! riep hij. zijn armen op
heffend, niet alleen alles, maat meer
dan alles, alles wat mij toebehoort,
alles wat van de schatkist isl Sla met