BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 8 «AARDEN adim^trato GROOTE HOUTSTRAAT 55. advertentien doeltreffend., Ï9cj«»rg«ng. ZA.TKRDAG SO SEPTEMBER 1911 No. 8674 haarlem's d/.ofllad KOST IN HAARLEM'S dagblad ZU* OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0NZE ann<^en opgemerkt. Het Rijke Natuurleven DE MEIDOORN IN HET NAJAAR. Hoewel het niet goed kan zijn, al tijd de licht- en nooit de schaduwzij de te bekijken, zoo willen wij dezen keer toch eens niet aan weemoedige, sombere najaursgedachten den vrijen loop laten. De overgang van den Indischen zo mer naar de echt-llollandsehe herfst- nevels is al groot genoeg. Wij behoe ven de a.chtbare teekenen niet tot in bijzonderheden na te gaan, om scherp te voelen, dut ons klimaat zijn buitensporigheden heeft afgelegd en nu weer volkomen ,-ansluit bij on ze. geograplnsehe ligging. Voor een oogenblik doen wij, of wij de verschrompelde seringen en de on heilspellende wiingerdkleuren niet zien, zetten wij bulten een gezicht als of het heele vogelleger nog door de takken manoeuvreert en de zwaluwen aan hun studeerende kleinen op eea telegraafdraad wat versterking toe dienen. Vandaag letten wij alleen op de weer- ol nog bloeiende heesters en kruiden. Ziet gij daar d.e meidoornheg met zijn puur glimmend roede vruchtjes? Hel duig heeft er geen schuld aan dat het zoo wenng karmijnbolletjes leveit. Zoolang de schaar ol het mes van den tuinman op zijn stekeltakken worden beproefd; zal dat wel zoo blijven, maar wal zijn daar prachtige bloe men voor m de. plaats gekomen. Groote witte windekelken steken h.er en daar tusschen de glimmend groene blaadjes uit, als om een ver goeding te schenken voor het gemis der steenvruchtjes, d.e anders bij bos jes aan do meidoorns bengelen. Vooral, nu zooveel bloemen zijn, verdord of afgevallen doen die witte wonderbekerljes nog prettiger aan. 's Avonds, als do stil schitterende sterrenlucht aan w.imtergeflonker doet denken eu, na de zonnewarmte des daags, witte, wazige nevelsluiers de boom en/én heesters, de planten en de laatste bloemen in hun kille om helzing bijna geheel doen verdwij nen, sidderen ook de windebloemen. Zij zijn kinderen van de zon. Onder haar koesterendo stralen voelen zij zich zoo dankbaar, dat zij hun bloe menhart gelieol voor de luchtgoden openen. Dan is de geheele meidoornhaag plotseling getooid met het teèrste wit en in stille verbazing staren al die kelken in één richting, naar do bezie lende, levenwekkende kracht, daar ver, heel ver weg in onbekende sfe ren. De bijen, die nu op de heide niet veel moer vinden, half bruin half paars als zij zich daar uitstrekt ach ter donkere dennengroepen, worden onvermijdelijk naar de meidoorns ge dreven. D.e witte oogen in dat donke re groen lokken hen tot een bezoek uit. Maar poëtisch zijn deze diertjes met aangelegd, al worden zij door do diehteis aak -bezongen. Zij maken geen bélcefdlieidsvisite. llun komst is louter egoisme al zijn zij dan ook onbewust nuttig voor de bloem. Daar komt zoo'n „voorbeeld van ijver' aangevlogen. Meen met, dat hij in stomme be wondering zal neerzitten op den wijd uilgcsprciden bloomrand. Een mijn werker bekommert zich niet om hot uiterlijk van den berg, hij daalt in do schacht neer en zoekt in het hart wuir de zwarte schatten, die hij met moeite los werkt eu wegvoert. Juist zoo doet ons bijtje. Het ziet geen gouden zonneschiitarrng in de dauwbeparelde bloemen, vlug, wild bijna werkt liet diertje zich omlaag. Wat staan hem die zes paaltjes in den weg. Als schildwachten, bescher mend liet paleis van hun vorst, zoo staan daar do vijf helmdradcn om den stamper. Met wringen en stooten dringt de honilngvnend tot in het hart der bloem door en vindt daar diep in den bloembodem een cirkelrond kanaaltje tot aan den rand gevuld met bet zoe te vocht waarnaar hij zocht. 1 Het kleine zuigertje verricht zijn ■werk en in weinige oogenblik ken ia tie bloem beroofd van haar schatten, maar gelukkig terzelfder tijd ook be stoven. Over dat vreemde wérk, ge heel willoos verricht, maakt de nec- tardief zich niet druk. Vlug vliegt hij naar een ander kelk je en als dc honingmaag goed ge vuld en do korfjes aan de poolen inet stuifmeel volgeladen zijn, spoedt hij zich naar zijn zeshoekige kamertjes om daar den buit af te geven. ZooaJs ik reeds zei, iis des avonds alles veranderd. Als ge dan naor de hagen kijkt ziet ge slechts bloem knoppen, maar dan nog zijn ze zoo kunstig gevouwen, dal overal waai den volgenden dag windekelken zul len pronken, nu windestorretjes hun lichtglansen over het donkere groen doen schijnen. De kruisspinnen, die met wel gedaan uiterlijk toch nog altijd naar meer verlangen, schuilen achter- de blaadjes weg en als we 'b morgens vóór de zon een bezoek aan do mei- doo'rns brengen zijn ze geheel door weven met lange snoeren van minia- tuurpareltjes, te:rwijl hier en daar een volledig web ons in den waan brengt, dat kleine kunstige kantwerk sters des nachts in alle stilto hun wonderweefsels hebben vastgehecht tusschen witte sterren en groene bla doren. B ij ons enthousiasme voor dio ge heimzinnige pracht zouden wij Bever do practische zijde met bekijken. Het is met alles bloemenweelde en zonue- pracht. De windeomhelzing heeft voor do meidoorn ook zijn schaduwzijde. Zijn uiterlijk gaat er sterk door voor uit, maar waar wtndebladeren en windebloemen zijn worden de minder vlugge meidoornsteiigels in het nauw gebracht. D.e snelgroerende slange tjes kronkelen om alles heem, tukken eu bladeren worden omkranst en omslingerd door de indringsters en rzoo vangen zij ook bet zonlicht op, dat een levensbehoefte voor bijna al le planten is. Als de slingerplanten dan ook niet zoo sterk omhoogstreefden, zou na enkele zomers de meidoorn vergeten zijn knoppen te openen en de pracht- lio\ endheid had het van den ernst ge- Nu het zoover wiet komt, zien wij do winde graag in onze heggen, ge meten wij van haar mooie bloemen en bladeren, gunnen wij haar graag do zonnestralen, die voor do mei doorns waren bestemd. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Najaarsmodes. Mantels. Stoffen. Kleuren. Blouses. Hoeden. De laatste weken is er in de groote mode-ateliers liard gewerkt om aan dc nieuwe herfstmodes de laatste hand te leggen. De meeste mode-maga zijnen zijn reeds vuu een complete collecte nouveauté's voorzien, die in do a.s. herfstdagen gedragen zuilen worden, terwijl nog dagelijks goede ren ontvangen worden voor het ei genlijke winter-seizoen. Het eerste kleedingstuk waaraan we vooral in de kille morgen- en avonduren behoefte* hebben, is een warme mantel. Een reeks van jaren waren die practische, lange mantels door do tailleur-cosiuums van hot tooueel verdrongen, doch sedert cl.t voorjaar zijn ze weer m eere hersteld. Dezen zomer was liet de slappe sa tijnen mantel, die zoowel m liet mid daguur ais voo'r avondmamol benut werd, doch nu die dunne kioeding- stukken eerstens ie koud en ten twee de te teea- Zijn voor wind en weder, zijn het de moderne ulsters die zich in den guust der mode-dame komen verheugen. Het sproekl vanzeif, dat deze man tels zeen- lang gedingen worden, zoo- dut nauwelijks een zoom van den rok z.clubaar blijft. Ze omhullen de go- iieele gestalte en klceden daardoor bijzonder slank en jeugdig! lil den rug zijn de bedoelde modellen iets moer aansluitend dan bij de satijnen mantels het geval was, doch van vo ren blijven ze reclit en zijn met oen dubbele rij kmoopen gesloten. Men brengt deze mantels in zeer verschillende stoffen en kleuren, doch het zijn bijna zonder uitzondering losse soepele weefsels, zoodal de kleedingstukken naar gelang van hunne grootte niet zwaai- zijn. Hel zijn de breede diagonaals en Engel- scho homespuns, d.e om den voorrang vragen, doch in de eerste plaats komt het nieuwe rutiaó met double- face binnenzijde. Grijs, bruin of blauw van buiten en van binnen scliolsche ruiten zijn de mantels dio het meest in aanmerking komen. Voor de kragen, revers en mouwojisla gon bezigt men de geruite binnenzij de van de stof. De overige garneering bestaat uitsluitend uit opgestikte na den, d c zeer willekeurig worden aam gebracht. Nieuw is de staande kraag, met capuchon of matrozenkraag. Voor geklec-de toiletten wordt zeer veel fluweel en velvet gebracht, in effen en gestreept, zwart on gekleurd. De rokken zijn over het algemoon iets wijder geworden en voor gelegen heids-japonnen ziet men kleine vier kante sleepjes; d. w. z, een losse smalle achterbaan., die ongev'oer t.en a vijftien c.M. is aangeknipt, doet als zoodanig dienst. Op ..mooi" kan deze nouveauté mijns inziens geen aanspraak maken. Als zwart of gekleurd fluweel voor een gelegenheids-tolet gekozen wordt past men bijna uitsluitend den hoog opgesneden ,.empiïe-rok" toe, die dan rijk met passement gegarneerd wordt. Voor het korte lijfje maakt men ge bruik van de prachtige goud- en zil verweefsels, die door gase de soie. of doffe, slappe moussol.no oversluierd wordenDe hulsinzet, het boord en de korte oudermouwtjes moeten van ivoorkleurige kant zijn. Voor jonge meisjes brengt de mode! fluweeleu tailleur-costuuins. Men ziet effen «wart en b'ruin, inert zijden tresband gegarneerd, of wel zwart fluweel met flauwe witte streepjes. Als avondtoiletten brengt men in hoofdzaak -wiitte nopjestule ovorklee- den en licht kleurige zijden onder ja ponnen, als blauw, rose, lilas en ma uwe. Voor blouses is het wit nog steeds doininee'rend. Voor gekleed, brengt men de witte kanten blouse, terwijl witte zijde, satijn, laken en cachemi- 'res voor meer eenvoudige soorten d'.enst doen. Het wit is trouwens in de mode overheerschend, hetgeen weer eens als een exentrieko gril van Madame Mode kan geboekstaafd wor den. Nu Natuur zich met de wel is waar schoone, maar tocli sombere najaa'nstinten tooit, komt het mij wat tegen-natuurlijk voor, zich in "t wit te kleeden. Behalve de tricot man tels en mutsen, worden de witte cas toren, vilten en satijnen hoeden met witte struisveeren gegarneerd, zeer aanbevolen. Ik moet hier echter aan toevoegen, dat vele van die witte hoeden een zwart flmveelen binnen rand' hebben. Do modellen' zijn over het algemeen kie n; mén ziet. veel toques, capelin.es en vorm-Niniche. De garneeriugen zijn zeer sober eu doen minder ter zake dan het model van den hoed Zwart bandfluweel en een aigrette of wol een enkele struis veer maken hét garnituur uit, terwijl de sierlijke touffen van wuivende stru.sveoren en marabout opnieuw ge laiieeerd worden. MARIE VAN AMSTEL. Het gouden haar. Ik stond met mijn vriend Douglas op de brug vun do kleine stoomboot, welke ons naar Rocbcs-üouvro zou bi ongeil. Een weimg terzijde was de mooie vrouw van Douglas verdiept in een gesprek met den inspecteur Pierre Lemalle. Mijn vriend had ik sinds jaren niet gezien, en ik was ook niet bij de vol trekking van zijn huwelijk tegen woordig geweest. Ik wist alleen, dat zijn vrouw Maud heette, 23 jaar en do weduwe van een Nieuw-Zeel and ei*, wiens jacht aan de kust van Frankrijk strandde. Maud, die uitstekend kon zwemmen, was de ©enige van de op- va renden, die zioh had weten te roei den. Mijn vriend was op haar verliefd geraakt oil met haar getrouwd. Zij maakten hun huwelijksreis naar Frankrijk en nadat zij de grootste steden en hun omgeving hadden be zocht, wilde de jonge vrouw eemge vuurtorens aan de kust eens bezichti gen. Een vreemde gril vim een jong gehuwde vrouw, maar vrouwen zijn dikwijls vreemd en Maud was zoo knap Ze was te knap, haar schoon heid had iets belooverends. Toon ik de bewonderende blikken zag, die Pierre Lemalle op dc be koorlijke verschijning aan zijn zijde w ierp,, vreesde ik voor hem. De groe ne ondoordringbare oogen. dat raad selachtige lachje om de dunne stijf gesloten lippen, de zware goudblon de vlechten in den nek, die door drie groote scliildpadkammen nau welijks bijeen gebonden konden wor den, waren wel in staat een jong mannenhart, in vlam te zetten. Mijn vriend scheen dezelfde gedachten te hebbent, want dadelijk daarop ging bij naar de plaats, waar beide jonge lieden stonden. Wat vertelt mijnheer Lemalle jou toch wel, liefste V vroeg hij. 0, zei Maud op verwijtenden toon, je hebt mijnheer juist bij iets interessants in de rede gevallen. Dal is niet erg beleefd van ie.... Mevrouw wilde weten, wat ik de laatste jaren, dat de vuurtoren on der mijn toezicht staat, beleefd heb. Vertel u ons dat eens, zeido mijn vriend. Een nauwelijks merkbare trilling der oogloden, een licht" blosje, ver rieden alleen liet onaangename, dat de jonge vrouw ondervond bij het verzoek van haar man. Zij gaf hem een tikje op den wang. Je bent onuitstaanbaar, ik meende altijd, dat nieuwsgierigheid slechts een ondeugd der vrouwen was.... Dus, mijnheer Lemalle. II. U kent Roches-Douvres nog niet zoo begon de inspecteur. De silhouette van den vuurtoren is zelfs bij mooi weer ternauwernood van liet vasteland ai zichtbaar. Ook thans kunnen we hem eerst overeen half uur zien. Het roode gesteente, waarop de toren gebouwd is, ver dwijnt bij hoogen vloed geheel. Al leen het bovenste deel, spits en slank als een dolk, duikt uit de golven op. Thans zijn er drie wachters op den toren, maar in den tijd, waarvan ik u nu vertel, waren er slechts twee. Om de veertien dagen werden ze afgelost. Roches-Douvres is de meest eenzame en verst verwijderde vuur toren in het kanaal en natuurlijk het meest blootgesteld aan storm en on weer. In den winter is het bijzonder hard voor do menschen, daar te moeten wonen. Zoover het oog reikt, niets dan hemel en water. Alleen oudere, in het ambt vergrijsde mannen ver dragen de eenzaamheid on alleen zij worden dan ook voor de bediening van den toren aangewezen. Ongeveer drie jaar geleden woonde op den toren als hoofdwachter een zekere Quére, een oude vrijgezel, die met de zee als het ware scheen sa mengegroeid en zoo.aan zijn een zaam leven gehecht was, dat men hem dwingen moest den toren ec-ns te verlaten en naar den vasten wal te gaan. De tweede wachter, Zorduii gelieoton, was een jonge man van 20 jaar, vroolijk, levendig, krachtig ge bouwd. Hij had zijn laatsteu dienst plicht volbracht en was getrouwd.. Dit tweetal kon het uitstekend sa men vinden, de oude monterde, zoo de jongeman een beetje neerslachtig of vervelend was, hem weer op, en nooit heeft do een zich over den an der beklaagd. In het laatst van Maart ha'Wen ei- zware omveders plaats, zoodat beide wachters niet op lijd afgelost kon den worden. Wij maakten ons echter niet over hen bezorgd, daar zij voor vier weken levensmiddelen bij zich hadden. Toen do zee kalmeerde, zoo dat men den overtocht kon wagen, ging ik met de beide mannen, die de wachters moesten aflossen, naar Ro ches-Douvres. Gewoonlijk stonden ze ons nabij den toren te wachten, maar dien dag lieten ze niets van zich hooren of zien. Ik sprong opgewonden aan land, gevolgd door de anderen, ik vreesde "en ongeluk. Maar er w as geen enkele aanwijzing. De deur stond op oen kier. Ik riep, maar kreeg geen antwoord. Ik stapte do wachtkamer binnen. Alles leeg, geen spoor van het tweetal. Wat was er gebeurd De lamp had den vorigeu avond nog gebrand. Van zelf kon zij niet aangekomen zijn, dus moesten de beide mannen nog gisteren geleefd hebben. Er kon slechts een ongeluk in het spel zijn, dat gisteren had plaats gevonden. Een der mannen zou bijv. in de zee kunnen zijn gevallen en de andere bij de red tuig mede verdronken. Ik stond te peinzon, toen een der mannen me rieo Hierheen, mijnheer, ze hebben elkaar gedood. Eu werkelijk, de beide lichamen lagen ui het water op elkaar, do jongste had do handen om den hals van den oudsten geslagen. Op beider gelaat lag een uitdrukking van baat en wildheid. Zij moesten al worste lend in de zee gevallen zijn en onder water den strijd voortgezet hebben. Die moeten reeds sinds Zondag dood zijn, zeide de mén. en vandaag is het Donderdag. Wie had 's avonds de lamp op den toren aangestoken Ik stond voor een raadsel De boot werd teruggezonden, om de justitie met het geval in kennis le stellen. En daar de boot in geen gé val vóór den anderen ochtend terug zou kunnen zijn, besloot ik den nacht op den toren te blijven. Niet alleen om de wachters gezel schap te houden bleef ik, ik hoopte iets te ontdekken, wat me ophelde ring over het tragische geval zou kunnen geven. Do dood der baide mannen lmd me zeer aangegrepen, ik vermoedde een misdaad en wilde alles doen om deze op te helderen. Wanneer de sleutel van het geheim zich ergens bevond, dan moest dit in het dagboek zijn, waarin nauwkeu rig wordt ingeschreven, wat er elk uur gebeurt. Als het nu maar niet verdwenen was Ik ging snel weer den tonen bin nen, liet boek lag op de tafel. Met bevende handen opende ik het. Mijn handteekenüng op bladzijde 84 gaf den datum van mijn laatste Inspec tiereis aan. De volgende bladzijden gaven slechts wind- en weerberichten en don kwam er plotseling een open plek. Acht bladzijden waren er uil gescheurd, vernietigd. Het geheim werd nog ernstiger. III. Blijkbaar was er iemand in den toren geweest, zeide mijn vriend Douglas De naam van den persoon in kwestie moet in het boek hebban ge staan en hij wilde niet, dat men de zen vernam. De inspecteur schudde het hoofd. Eerst dacht ik dat ook. Iemand zou door de wachters bij den storm opgenomen of gered kunnen zijr. Eenschipbreukeling, een schipper. Maar waarom zouden die twee el kaar gedood hebben De onbekende had misschien geld bij zich, veel gelduit roof zucht. Daaraan dacht ik ook. maar noch in den toren, noch in de zakken van do beide slachtoffers vond ik een geldstuk, 's Avonds deed ik ech ter eén eigenaardige ontdekking. Toen ik in de kamer, welke op eiken vuurtoren voor den ingenieur of in specteur gereserveerd is, te bel wil-, de gaan, vond de man, die mijn bed' in gereedheid bracht, een haar.... Een haar Ja, een haar, zóó lang, zóó fijn, zóó goudglanzend, als ik nog nim mer had gezien Een vrouwenhaar. Mijn wachter hield het voor totaal uitgesloten, dat het van een vrouw afkomstig was. Zulke gouden haren kon, meende hij. een vrouw niet heb ben. Het moest een haar van eon meermin zijn I De sirene mo*st in deze kamer in gesloten geweest zijn, de mannen wa ren op haar verliefd geraakt en had den elkaar in 'n vlaag van jalocrsch- beid gedood. Ondanks den ernst van den toestand moest ik lachen, en zeide Hoe kan een man, en nog wel een oude zeerot, aan zulkq baker sprookjes gelooven Maar, mijnheer, antwoordde de man gekrenkt, als hot een vrouwenhaar was. was ze toch hier, of minstens haar lijk.... Terwijl een meermin die kern den weg naar de zee, het water is haar element. Zij heeft er zich zachtjes laten inglijden, toen zij van dc bc-ide minnaars ver lost was. IV. Ik heb u de woorden van mijn motgezel nauwkeurig weergegeven, opdat u eenig denkbeeld zuudt krij gen van het bijgeloof van sommige zeelui. Zoo dwaas en zoo onwaar schijnlijk zijn voorstelling ook was, niets hadden we gevonden, geen en kel aankiioopingspunt, geen spoortje van een bewijs, slechts een haar De geheele kusi is afgezocht, maar men vond geen vrouw met goudblond haar. Eindelijk heeft de justitie liet onderzoek moeten staken. Thans,, na drie jaar, ben ik ook tot de overtui ging gekomen, dat zij niet heeft be staan. Dus liet moet een meermin geweest zijn. Een waternymf vroeg Maud met een eigenaardig glimlachje, dat een zonderlinge tegenstelling vormde met de koude uitdrukking van baar groote zeegroene oogen. Ja. een waternymf, een sirene, of hoe u ze anders wilt noemen, zeide do inspecteur nerveus. En u heeft verder geen onder zoek ingesteld vroeg mijn vriend. Ja en neen. Alle meerminnen eindigen niet in een visch. er zijn er ook wel, die in vrouwenrokken ge huld zijn Dat begrijp ik niet recht, moen do mijn vriend, maar heeft u dat buitengewone haar bewaard en mug men het ook zien Ik heb liet zorgvuldig bewaard, antwoordde hij, haaide een zilve ren medaillon te voorschijn, opende het en tuondo het ons, hier is het... Het scheen me, of de oogen van mevrouw Douglas op dit oogenblik iets van bun helderheid en onschuld hadden verloren. Een schaduw gleed over lui ar voorhoofd, maar baarlip pen bleven lachen. Haar man had slechts één blik op het haar gewor pen, toen hij verbaasd uitriep Zie eens, Maud, ik zou zoo zog gen. dat het de kleur van jou haar heeftHé, dat is vreemd. Kunt u het medaillon niet oven losmaken Ik zou liet toch wel eens met het haar van mijn vrouw willen vergelijken. Zeiler. zei Pierre Lemalle, on maakte het medaillon los. Op dit oogenblik kreeg mevrouw Douglas juist de ongelukkige gedach te, den arm van haar echtgenoot to grijpen en deze onvrijwillige of be rekende beweging had tot gevolg, dat mijn vriend het medaillon losliet, zoodat het in de zee viel en voor al tijd verdween. Ik keek den inspecteur aan hij was lijkbleek geworden. Do zee had het eenig© identiteitsbewijs vorslou- den, dat klaarheid in de doodsoor zaak der beide wachters had kunnen brengen. De jonge vrouw daarente gen had haar tegenwoordigheid van geest spoedig terug gekregen en in haar verontschuldiging klonk iets als van Mn uitdaging. 0. het prachtige medaillon En door mijn onhandigheid is het gebeurd. Je rnoet den inspecteur schadeloos stellen. Plotseling kwam de vuurtoren in het zicht, slank, grijs zijn aanblik stemde ons niet vroolijk, bij herin nerde ons aan rouw en moord. Ik geloof niet'aan nymfcii, zeide mevrouw Douglas. Daar ben ik te verstandig voor. Ik stel nie de zaak aldus voor het is best moge lijk, dat een jonge, schoone vrouw, die schipbreuk heeft geleden en door de wachters werd opgenomen, acht dagen het leven op den toren met de mannen heeft gedeeld. Is het do schuld van deze vrouw, dat beiden op haar verliefd werden en de oud ste op den jongsten jaloersch wordt, dat ze Vóór haar oogen beginnen te vechten en daarbij beiden dm het le ven komen Gebeurt zoo iets niet dagelijks De vrouw blijft ulleen op den toren .'s Avonds steekt ze de lamp aan. zooals de wachters deden. Zij wil niet, dat schepen door haar schuld stranden. Zij wacht zonder angst de aankomst van den inspec teur en ook van de justitie af. Dat «ij er ten slotte de voorkeur aan geeft, niet in een onaangename aan gelegenheid te worden gewikkeld, is natuurlijk Er biedt zich gelegenheid aan te vluchten, zij maakt er gebruik van en verdwijnt. Ziet u, mijnheer, zoo stel i'.t me het geval en het ge heim van Rocbes-Douvres voor 0, het is een prachtige titel voor een romanschrijverMaar u is geen dichter, doch waterbouwkundige, en dut is practischer. Men moet prac- tisch in het leven zijn, mijnheer Le malle Pierre Lemalle hoog sprakeloos. Hij scheen weinig lust te hebben, de- zo overbodige debatten verder te voe ren. Mevrouw Douglas begon ook over een ander onderwerp te praten, en vroeg haar echtgenoot of de oes ters en de champagne, welke ze mee genomen hadden, wel op een koele plaats bewaard waren. Ja. het kleine vrouwtje met het gouden haar en de nymfen-oogen was practïsch dat kon men niet ontkennen. Eenige minuten later stond de in specteur alleen. Ik vroeg hem lachend Waaraan denkt u Aan de meermin van Roches-Douvres Ilij keck me verwijtend aan. Is u boos op mevrouw Douglas U moest haar dankbaar zijn. U had een haar, dat u veel zorgen gaf, zij heeft u daarvan bevrijd. Ik denk, zeide de Inspecteur, terwijl hij naar de blonde vrouw staande, wier haar in de zon glansde, en zijn stem klonk zacht en onvast» dat alle misdadigsters, meermin nen of gewone stervelingen, steeds terugkeeren naar do plaats, waarop door haar schuld bloed gevloeid heeft De twee étages. Laatste schets van LEO TOLSTOJ. Hij kwam om vijf uur s morgeus thuis en ging, uit gewoonte, naar zijn kleedkamer; maar in plaats van zich uit te kleeden Bet hij zich op een stoel glijden, de handen om zijn kmeèn eu bleef zoo onbeweeglijk vijf minuten, t.en minuten, of een uur zitten: hij gaf ér zich geen reken* schap van. Harten zeven. Verloren! dacht hij hardop. En hij zag in den spiegel zijn ge* voelloos en zelfs voldaan gezicht, alsof hij een heldendaad had ver richt God nog toe! zei hij zachtjes. Do deur kraakte en op den drem pel stond zij'n vrouw-, klein cn lief blond, met zachte, blauwe oogen; ze was net opgestaan en had een nachtmusje op, een nachtjapon aan, haar voeten in pantoffels van groeu fluweel Wat heb je? vroeg ze eenvoudig. Nadat ze hem had aangekek..-:i, her haalde ze verschrikt: Wat heb je, Michel? Wat heb jel Ik bén verloren. Heli je gespeeld'? Ja. En? En, wat? riep hij woedend. Vcri loren, heb ik je toch gezegd! En hij snoof om een snik terug te. houden. Ik heb je toch zoo dikwijls ge beden en gesmeekt 1 Hij kreeg medelijden; maar zij had het 'nog meer met zichzelf. Zij zou de misère or van hebben; zij had den heelen nacht slapeloos doorgebracht. Het is al vijf uur, dacht ze, ter wijl ze op bet horloge keek, dat op tafel lag. 0 tiran! Hoeveel heb je verlo ren? Alles! riep hij. zijn armen op heffend, niet alleen alles, maat meer dan alles, alles wat mij toebehoort, alles wat van de schatkist isl Sla met

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 17