BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD tumi"«AAUDt» KKS&ffi GROOTE HOUTSTRAAT 55. No. 8704 DE ZATERDAGAVOND in haarlem's dagblad Z'.Üi OF 10 CENT Pi» WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. °nze ann°^Lj opgemerkt. Het Rijke Natuurleven 1IERFSTWEELDE. Het is buiten niet altijd zoo Idyl lisch en sprookjesachtig als de dich ters eu natuur-enthousiasten ons wil len doen gelooven. Als snerpende windvlagen ons het loopen bemoeilij ken en eentonige regenbuien ons kil on huiverig maken, dan zijn ook het boscli en het duin. de weide en de ak ker triest en somber en de eenzame wandelaar, hoe optimistisch ook van natuur, voelt zich bij iederen voetstap, dien hij vorder zet, meer en meer dooi de onzichtbare urmen aangegrepen. Die kille, klamme omhelzing der na tuur ontneemt hom zijn vroolijkheid en een niet le overwinnen afkeer drijft hem terug naar huis. waar warmte en gezelligheid hem wachten, waar de droefgeestigheid, die over de velden en door de bosschen waait, spoedig is vergeten. Zoo is ook het herfstland schap niet altijd saaingeweven uit gouden bladoren en lichtsprankelendo zonnestraaltjes, die spelen in dc vcel- vervigo twijgen, stoeiend met hen, al vorens voor goed afscheid te nemen. Ook liet najaar is van deze aarde, dus onvolmaakt. Maar toch, die gouden zonnestraaltjes zijn niet geheel denk beeldig en heel wat dagen biedt de herfst volop te genieten, zelfs meer dan de zomer. Het is on een van die dagen, dat wij een wandeling door het bosch of liet lage hout maken, om de veelkleu rige najaarsschatten te bewonderen. De zou heeft bijna haar culminatie punt bereikt, de lucht is blauw en een Irisch windje blaast door het steeds ijler wordend geboomte. Opvallend regelmatig dwarrelen de bladeren neer. Het is. alsof een stille kracht hen dwingt, gelaten hun lot te ondergaan. Ze weerstreven niet meer zooals enkele weken t^rug. ze dwalen niet ver weg, als wilden ze hun ver blijf in de lucht nog wat rekken zo komen omlaag en legereu zich bij die legioenen, die reeds vóór hen uittrok ken en vormen daarmee het warm ge tinte najaarskleed, dat nog dagen aan een den bodem bedekt en verlevendigt. Nu het zonnetje koestert «r do wind niet nijdig blaast is er vrede in het herfstlandschap. De vogels zijn do stormen van den vorigen dag vergelen en hameren de laatste eikels of beukenootjes omlaag. De insecteneters vinden, dat het na-' jaar nog zoo slecht niet is. nu heel wat poppen en eieren bloot komen, dio eerst zoo meesterlijk waren verborgen. Daar fladdert zelfs een late vlinder rond. In gewone omstandigheden is hij geen zeldzaamheid, deze levendig ge kleurde Atalanta, muur te midden de zer gulden bladerpracht valt hij als enkeling zoo op, dut we hem onge merkt oven volgen. Voor wie scherp kijkt, is het duide lijk te zien, dat het jaargetijde dozer bloemclfen voorbij is. De vleugeltjes lijn wel even mooi gevormd en even schitterend gekleurd als die der vroe ger uitgekomen zonnekinderen, maar de koesterende warmte van den zo mer ontbreekt en dit gemis is mork- baar aan al de bewegingen. Wel gaat het diertje soms even zitten, de vleu gels zoo ver mogelijk uitgespreid, om zooveel mogelijk warmte te ontvan gen, maar als het even latei- weer wegfladdert, zoekend naar een opval lend gekleurd honigschoteltje, is het even zwak, en daar het niets kan ont dekken dan rozenknoppen, die zich niet meer openen en vochtig neerhan gende dahlia's, besluit, het maar weer een oogeribliltjè te rusten. Zoo dwaalt het diertje een paar dagen rond, steeds zwakker wordend, steeds lang zamer van beweging en eindelijk vormt het een kleurig stipje op liet reeds zoo rijk getinte bladtapijt. De vogels, die niet zullen vertrek ken, hebben voor het grootste gedeelte een monsterverbond gesloten. Een mei- rel. die in den zomer geen musch zal bekijken, stoeit nu met het brutale gedoe onder gindsehe heesters. Mee zeil van „diverse pluimage" en vinken, sijsjes en kneutjes trekken nu vage- bondeerend door de struiken. Een winterkoning, die zich in die elzenhaag oppermachtig voelt, zoolang de elzenpcoppen alleen het rijk met hem deelcu, voelt al zijn majesteit slinken, als zoo'n heterogeen boeven- troepje stoeiend eu vechtend in zijn domein komt vallen. Dat volkje is hom te wild en te luidruchtig. Er spreekt geen aristocratie uit. Kwajongens zijn het, die een elzenprop niet van onder lot boven bcstudeeren om het kleinste eitje op to sporen, maar die er tien, twintig achter elkaar wild afrukken, louter en .alleen om ze te laten vallen en er hun baldadigheid aan bot te -vieren. Uit nieuwsgierigheid vliegt ons mi niatuurkoninkje nog wel eens een paar meters achter dat wildo volkje aan, maar liij is toch blij, ais do joe lende troop verder trekt en hem weer voor oen huif uurtje in den waan laat, een eigen domein te bezitten. „Spaar, Spaar", roept uit dien Imo gen boom een zwarte kraai. Als we niet beter wisten, zouden we denken, dat die donkere sinjeur zich het recht wil aanmatigen, ons in dezen duren tijd eens een lesje te geven. Maar stel u gerust, lxij heeft geen slechte bedoe lingen. De anatomen deelen hem om zijn stemorganen bii de zangvogels in, en nu acht hij zich misschien ver plicht, hen daarvoor met een diep sen timenteel gekras te bedanken. Ook is het mogelijk, dat hij tegen zoo'n onbe grijpelijke systematiek wil protestee ren, door van zijn hooge zitplaats af zijn onwelluidend geschreeuw te doen weerklinken, ver over bosschen en vel den. Maar hoe het zij, hij past in ons landschap, hij vormt geen contrast met donkere takken, en groen-be- mostc stammen, hij is hier heter thuis dan in een jong, vroolijk lenteland schap vol kleuren en bloemenweelde. Mei zijn neef, den bonten vriend van don winter, en de zoolang mo gelijk hier verblijvende kievit vormt hij weldra het drietal, dat onze wei don en hossc.lion nog wat opvroolijkt door breed wiekgcklep en levendige bewegingen. Die bonte 'familieleden zijn al weer eeu paar weken hier. Uit hot Noor den en Oosten hierheen gekomen, vindon ze het in dezen tijd hier nog hartje zomer. Er is voor hen nog overvloed van voedsel od de velden, nog overdaad in het bosch. Hun ware kraaiennaiuur komt pas boven, als een wit kleed het gouden tapijt heeft vervangen of gure oostenwinden al les verstijven. Dan zijn zo de een zame, ernstige denkers, die te mid den van zooveel kilte e.n eenzaam heid den ernst de.s levens schijnen te begrijpen. Tot zoolang nemen we nog afscheid van hen om onze pret tige herfststemming niet te bederven door liet beeld van den barren win tertijd. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen IS IIET NOG VAN BELANG VOOR DE MODERNE VROUW, OM ZELF HAAR COSTUUMS TE MAKEN „I>o vrouw moet altijd bezig gezion worden", heette het nog niet lang geléden ern al wat „zelf gemaakt" was, weid met veel meer bewonde ring beschouwd, dan wat „gemaakt" gekocht was. Nu, practisch genomen zien we heel geen reden voor deze bijzondere waardeerlng; me dunkt, daar is alleen grond voor, als het „eigen werk" iets tot stand brengt, wat geen machine of geen fabriek nog kan afleveren. Voor de tegenwoordige huisvrouw geldt meer een bewuste centralisatie van krachten, waardoor zij haar, huishouden systematisch bestuurt, volgens een goed overdacht en over legd plan maar niet het klei,.geestig zich verdiepen m allerlei worktuige- 1 ij kon arbeid, waar ze üever haar bekwame menschel! voor moest weten te kiezen. Na deze beschouwing in het alge meen. willen wij eens even nader stil staan bij het spéciale belang der moderne huisvrouw, om haar eigen costuums te maken en daarvoor weer zal het noodig zijn, eens evon na te gaan, waar onze garde-robe al zoo vandaan komtdat wil zeggen zoo wel confectiegoederen als het werk van naaisters en coupeuses. Bij een oppervlakkige beschouwing zou men aJ heel gauw geneigd zijn, onmiddellijk liet „eigen werk"' te ver- oordeelon, om de overgrooto keuze van gemaakte kleeren, in alle kwali teiten en prijzen, lot de schande lijk goedkoopste toe En om het overgroot aantal tttilleuses, ja zelfs tailleurs, die zich ook al bezig hou den met ome vrouwenkleeduig Nu is het volstrekt niet ïüijp bedoe ling, om iets af te dingen op de ver diensten en de verdienstelijkheid van deze werkkrachten integendeel, maar natuurlijk blijven er altijd örnigo bezwaren aan verbonden Bij confectiegood is het bijv. een totale onmogelijkheid, dat men Iets vinden zou, wat volkomen past «n goed zit. Geen twee dames toch heb ben geheel dezelfde figuur en de fijne puntjes ontbreken dus aun een gemaakt gekochte robe, rok of blou se. Zijn we nu zelve „handig", dan veranderen we dit en hebben althuns heel wat minder tijd noodig, dan we gebruiken zouden, om een custuum geheel en al te maken. Dikwijls; neemt het magazijn o°k de verbete ringen op zich, maar alweer niet m uitvorkooptijd, of ook niet bij de goedkoopero confectie, enz. Veel kan er ook nooit veranderd worden aan zulk „koopgoed", want bedenk wel, dat er geen lapje van de stof voorradig is. En nu over de „modiste" van de eerste ateliers tot de allernederigste huisnaaister. Het ia waar, er zijn" kunstenares sen onder haar artisten van smaak on meesteressen van technische vaar digheid; maarei- is haast geen vak, waarbij <lo uitspraak zoozeer gelddg ia, dat „er velen geroepen, maar weinigen uitverkoren zijn 1" Do „goede" naaister, die haar vak verstaat, is in den regel schreeuwend duur 1 De eenvoudige huisnaaister, die niet veel pretentie heeft, ver staat dan ook maai- al te dikwijls baar vak niet. En dikwijls nog zou de huisvrouw geen tijd hebben om zelf te naaien, ook al verstond zjj het costuum vak nog zoo goed Dit staat intusschen boven alle verdenking verheven het jonge meisje moest per se leeren cos tuum maken, dit is immers iets, wat haar vooral als ongetrouwde vrouw, die dan dikwijls over zeer geringe middelen beschikt, ten zeerste te pas komt I Ten opzichte van dit vak heerscht er een overgrooto lauwheid om niet te zeggen luiheid Het jonge meisje van tegenwoordig weeft nog eerder hoele heerenvesten, maar weet. voor zichzelve niet de eenvoudigste verandering in het toilet te brengen; voor elke nieuwe ga.vneering, voor iedere eenvoudige verandering aan blouse of rok, heeft ze de naaister noodig I K» waarom toch eigenlijk Is het costuum naaien haar dan te min Hier is andere ruim baan voor technische vaardigheid, zoowel als voor artistieke uitvoering. Met kleu ren on lijnen kunnen ook hiér «le schoonste effecten verkregen worden en nooit wordt een japon m'-t grooter voldoening gedragen en kan ze keu riger zitten, dan wanneer de draag ster d-e zelve maakte De eerste ar tiesten achten hel immers niet bene den zich om zich te verdiepen in het vraagstuk der vrouwenkleeding. De hygiëne ei'scht zoovele herzieningen, dus zoo ©enigszins de tijd kan af gezonderd w,orden, gij moeders: laat uw dochters dan haar costuums lee ren naaien, veel liever dan dat knoeien op piano of teekenblad, waar soms niet dé minste aanleg voor aan wezig is. MARIE VAN AMSTEL. De goedkoope ichoenen Een reisherinnering. Jansen kwam bij mij inloopen met een vrij lijvig pukje onder don arm. Bij zette het familiaar op de tafel dut is zoo zijn manier en haalde er 'n paar molière schoenen uit. Zo wa ren keurig netjes, dat inoet ik zeggen: fijn leer en elegant model. Jammer 1 zei Jansen. jammer 1 Wat? Och, Ik heb die dingen voor een koopje gekocht tien pop maai- zo bevuilen mijn vrouw niet. en je weet: als 'n vrouw eenmaal iets iegen een artikel hoeft, dan helpt geen praten.. Jammer, dat jij zulke groote voeten hebt. anders.... Ik heb zulke groote voeten mei, antwoordde ik. 'n beetje gepii|ucerd. Enfin, de rest laat zich raden ik koop de schoenen van bom voor drie rijksdaalders. Dien eigen middag moest ik naar Bosehdijk. om een paai- dagen te lo- geeren bij de Kruïsbergs, en lk dacht zoo bii mii zelf. dat een paar nette, gloednieuwe schoenen, wel eenigen in druk zouden maken op Mejuffrouw Jeanne Kruisberg. Met behulp vau een horentje raakte ik vlot in do molières, van een paar nieuwe schoenen moet je 'n klein beetje ongemak verdragen, niet waar? lk had vrii hard te loopen naar 't sta tion, en zoo lang de voeten in bewe ging waren, ging 't nog al; maar pas Li de coupé begon ik te merken, dat 't mis was. Ik had eerste klas geno men als je gaat loseeren bij men- schen met een eigen buitentje, moet je wat voor den dag komen en dus het geluk, een coupé alleen te krijgen. Erg lang bedacht ik mij niet. Floepl de schoenen uit. Ik legde zo op de bank tegenover mij en mijn voeten er naast, en ik genoot een dier ©ogenblik ken van volmaakt geluk, dio zeldzaam zijn in een menschenieven. Jk had, in mijn zaligheid, geen erg' er in, dat de trein stopte aan een klein station, en eer lk tijd had iets te doen, stapte haaf^ig een dame in en viel neer op m n molières. Ik bracht haastig mijn voeten ter plaatse, waar die behoorden, en waag de, na eenig aarzelen de opmerking: Pardon.. u zit op mijn schoe nen.... Ge had eens moeten zien, hoe zo op sprong en hoe ze mij aankeek! Zij zag do schoenen, zij zag mijn voeten, en ze begreen tenminste gedeeltelijk. Wij waren al een heel eind van 't sta tion anders had ze zeker om hulp ge roepen. Zii stond op en wankelde naar het andere eind van de coupé, hield haar zakdoek aan mijn zijde bescher mend tegen haar gezicht, dut onafge wond naar het raampje was gekeerd. Zij was een jong-ding, misschien voor t eerst alleen op reis, een fijn poppetje, aristocratisch van top tot teen. Ik begreep, welke de gevoelens moesten zijn van zulk een wezentje, dat onbeschermd de reisgenoote wordt van een vreemdeling zonder schoenen Om mij te verdedigen, stamelde ik: Excuseer, dame, maar 't zijn nieuwe schoenen en een beetje nauw. Ze keek mij even aan niet ccn ver nietigende blik en sprak zenuwach- tig-gejaagd: - Als u tegen mij spreekt, trek lit nou do noodrem! Eu zo zag er uit, of ze 't werkelijk zou doen. Dat mocht in geen geval gebeuren; er zou een schandaal van komen, dat mij geheel compromitteerde. Bevend begon lk do schoenen van Junsen weer aan te trekken of lie ver: ik trachtte zulks te doen. Het bleek eenvoudig een onmogelijkheid zonder horentje; dat zng ik duidelijk in. En ik had in mijn ger»nge bagage geen enkel stuk, dat het onmisbare, werktuigje kon vervangen. Dame, begon ik weer, teneinde raad en brutaal door den nood, beeft, u bijgeval ook een schoenhoren- tjo bij n? Zij vkio" overeind. Ik ook. Pardon, maar die schoenen zijn nauwer dan ik da>-ht. Ik ben 't slacht dier van omstandigheden. Zij liet de noodrem met rust en ging weer zitten. Ik hervatte de worsteling met de schoenen, zonder eenig ander resultaat, dan dat ik een ongelukkig figuur maakte; mijn overhemd puilde uit, mijn das hing scheef, en mijn bcord raakte in verdrukking; ik ver- koerde in.' düazend vreezon, dat een naad van mijn jas zou barsten. 'n Zijdellngsche blik overtuigde mij, dat de jonge dame haar angst over wonnen had en zich nu mot 't geval bleek te amuseeren. Gelukki-z naderden wij weer een station en zij stapte uit. Ik haalde vrijer adem en durfde nu met mijn zakdoek iiot zweet drogen, dat langs mijn gezicht stroomde. Ik besloot z<x>- <jra we het Slation voorbij waren, jas en vest uit te trekken, om meer op mijn gemak den strijd te hervallen met de schoenen, die ik weer tegen over mij op de bank had gezet. Maar jawel! Er stapte alweer 'n passagier in. een soort heereboer. een forsch man, met een allesbehalve in nemend voorkomen. Hij trapte bijna op mijn slechtr door een kous be schermde teenen en volgde het voor- beeld van de jonge dame door op mijn ongelukkige molières te gaan zitten. Och, meneer u zit op mijn schoe nen. Hij zag achter zich on de bank en toen naar mijn voeten. Toen hij merk te in welken onhekleeden staat deze verkeerden, riep hij met een onbe- schriifelijk© verontwaardiging en min achting: Schurk! Hij pakte de schoenen van Jansen op. on èer'fk vermoedde, wat hij in zijn schild voerde, had hij dio 't por tier uitgegooid, midden in een koren veld. dat wij passeerden. Ik was zoo verbouwereerd, dat ik niets kon uit brengen dan: - Mijnheer!... mijn schoenen!... Ja, en als u niet oppast, gaat u ze achterna. Hoe durft iemand 't wa gen, zijn vuile schoenen te zetten op ito bank van een eerste-klasse? Hoe durft u zóó In de eerste-klasse gaan zitten? Was u misschien van plan nog meer kleedingstukken uit to trekken? Dan waarschuw ik c. dat do Test de schoenen zal volgen. Ik deed 'n flauwe poging, den man tot rede Le brengen, lk begon hem uit te leggen, dal de schoenen nieuw eu een beetje le nauw- waren.... Met de bijzonderheden van uw garderobe heb ik niets te maken, me neer. Wat kan 't mij schelen, dat u ellendig koopgoed neemt! Verbeeld u, dat in dit compartiment was geko meneen jong meisje! Een vader of een broeder van het meisje zouden 't volste recht hebben gehad, u af te ranselen... Ja, dat zouden z©! Laten we kalm blijven, meneer.. Ik ben kalm. Stel u in de plaats van iemand, die gemarteld wordt dtor te nauwe schoenen en zich een oogenblik ver lichting wil bezorgen. Geen verstandig mensch gaat met zulke dingen op reis. U kan even goed, onder voorwendsel dat uw puk wat te nauw was de Kal verstraat voor uw kleedkamer aanzien. Dat personen als u in een trein worden toegelaten, is een publiek schandaal, lk .moest eigenlijk procesverbaal tegen u laten opmaken. Procesverbaal? Dat mocht ik wel eerder tegen n laten doen, wegens het stelen van mijn schoenen. Stelen!?.... Hij doorboorde mij met een blik, die mij noopte, mij in 't verste hoekje van de coupé terug te trekken. Zeg nog eens zoo'n woord en ik breek mijn stok op uw rug... Iloe durft zoo Iemand 't wogen, in de eer- sta-klasse te komen, bij fatsoenlijke luil Zoo'n individu had lk nooit eerder ontmoet, en ik hoop hem nooit weer te ontmoeten. Hij was veel grooter en steviger dan ik. z.nodat "t niet geraden leek. lang met hem te kibbelen. Gelukkig stapte hij uil bij een vol gend station. Zoodra hij op 't perron stond, schreeuwde hij- Chef, daar zit iemand met bloote vreten in een eerstc-klasso coupé. Zoo- Iets moest niet gepermitteerd worden. Dut kon ik toch niét verkroppen. Ik boog mij uit 't portierraampje en riep: Bloote voeten!? Ik heb toch bc- hoorlijko kousen aan! Chef, dio man heeft 'n paar fonkelnieuwe schoenen van mij uit den trein gegooid! Ik zal hem leeren, vreedzame reizigers te bc- rooven van hun schoeisell Als u politie wil hebben, moet u uitstappen en oen agent gaan zoeken, zei do chef. Uitstappen 1 Sinds een half uur was Act beginnen le regenen, en nu goot Ik heb geen plan uit te stappen. Ik ga naar Bosehdijk; zoodra lk daar ben, zal ik mijn maatregelen nemen. Dan hebben we hier ook niets meor met do zaak te maken. Af luiden! De trein raakte weer in beweging. Ik bleef zonder medepassagiers. Bosehdijk, dat wist ik,was het eerst volgende station; het regende emmers vol en ik had geon schoenen aan de voeten. Ik vvns nooit in 't plaatsje ge weest, maar ik stelde mij voor. 't een gat was waar het heel moeilijk zou vallen oen paar behoorlijke schoenen machtig te worden. Wat 'n toestand! De Kruisbergs zouden zeker iemand aan den trein sturen, of een rijtuig. Als Jeanne zelf eens kwam, en ik haar tegemoet moest treden op sokken! Het denkbeeld alleen deed mij overwogen, eenvoudig de plaats voorbij te sporen. Had ik 't maar gedaan! Do vreeae- 11 j k o werkelijkheid overtrof mijn zwartste verwachtingen. 't IIeele .station" Bosehdijk bleek to bestaan uit één perron. Miin trein stopte aan 't uiterste einde van het overdekte perron, zoo ver mogelijk van het o-ebou wtje af. Ik verloor al mijn tegenwoordigheid van geest en had niei 't flauwste idéé wat ik eigen lijk moest doen. Zonder parapluie de zon scheen fel, teen ik op reis ging met een deftig zwart pak en ecu nieuwen hoogen hoed, enkel kousen aan de voeten.... en dan uitstappen op con kletsnat plankier 't leek gekkc- mans werk. De conducteur liet mij echter geen tijd om lang na te denken. Bosehdijk, meneer! Uitstappen! 'n Beetje vlug als "t u belieft. Ik sukkelde door de glibberigheid, tot aan het hek aan den uitgang, waar een jongmensch stond, de sta tions-assistent, om het kaartje aan te nemen IIij grijnsde genoeglijk, tegen den regen beschut door eon waterdichte cape. De trein reed ons voorhij, en ik merkte, dat de passagiers schik huil den in mijn onbeholpen, droevige fi guur. Uw kaartje, mijnheer vroeg het jonge mensch. Kaartje riep ik, uitbarstend in lang verkropte woede wat kan til ij liet kaartje schelen Breng m« in het station. Dat wordt gesloten. Er stopt 'hier vandaag geen trein meer. Gesloten Wat bedoel je Stuur dadelijk don r.hef naar mij toe. De chef is naar het dorp. Het is kogelavond, lk ga dadelijk ook. Waar is het dorp Is er geen rijtuig Ik keek rond, in de hoop iets van de Kruisbergs te ontdekken. Er was man noch paard te zien. Het schoot mij nu te binnen, dat ik vergeten had, te melden, met welken trein ik kwam. Er is hier geen rijtuig Mag ik als 't u belieft uw kaartje Waar kan ik hier een paar laar zen krijgen? Weet ik 't Die verkoopen wo hier niet. lk begreep, dat ik veroordeeld was. Zuchtend gaf ik het kaartje over. Of ik uit eigen beweging ging, dan wel geduwd door den stations assistent, weet ik niet. nuiar een se conde later hoorde ik een hek achter mij dichtklappen en ik stond op iets, dat in drogen staat een weg ver beeldde. Weet u ook, waar dc plaats van mijnheer Kruisberg is Kruisberg Ja. dat is zoowat eeu uur aan de andere zijde van le lijn. Als u dezen weg volgt, komt u aan een overweg. Daar gnat u over en dan ruim een half uur tot aan een vijver daar moet u rechts afslaan en na een kwartier weer links... Dan zult u hét huis in de verte wel zien. Onder gewone omstandigheden zou het al erg genoeg geweest zijn, don weg te vinden. Maar nu, doorweekt van den regen, zonder schoenen... er viel niet aan te denken, de reis te aanvaarden. Als ik bij de Kruisbergs aankwam, ho« zou ik or don uitzien? Blijven waar ik was, ging niet Er was niets te zien, dat op een schuilplaats geleek. Aan den eenen kant het onherbergzame station, aan den'anderen kant van den weg een sloot met een heg er achter. Geen spoor van een huis, een loods, een schuurtje of zelfs een varkenskot Waar de vervelende jongen geble ven was, begreep ik niet. Zeker aan do andere zijde van de lijn. lk riep nog een paar keer, doch hij scheen mij niet te hooren, nam er althans geen notitie van. Ik sloeg de uiteinden van mijne broekspijpen om en zette den kraag op, om althans eenige beschutting te hebben, terwijl ik een zakdoek om mijn hals bond. En zoo. sjokte ik voort, zoo goed als barrevoets, tot do enkels zakkende in dc modder. Bet heette een zomeravond, maar 't leek mij winternacht lk Iud «-en gevoel, of het altijd zoo geweest was en eeuwig zoo zou blijven. Hoe men or toe gekomen is. op die eenzame plaats een station te maken, .begrijp ik nog niet. Geen sterveling was te zien, geen spoor van leven te ontdekken. Wanhopig, doelloos sjokte ik voort, het hoofd gebogen naar omlaag, toen ik opeens een stem hoonde roepen Hé wat moet u daar Wal ik daar moest Ook een vraag Doch ik was te zeer verheugd een menschelijke stem te vernemen, om mij geraakt te toonen. Ik zag een man in een lange regen jas, staande op het eindelooze perron, dat ik daareven was afgewandeld. Zacht en bedeesd antwoordde ik Is u iemand van het spoor 1 Vergun mij dan, in het station te blijven, tot de volgende trein komt. Het was de stationschef, die mijn goed gesternte mij te gemoet voerde, liet bleek, toen ik hem had ingelicht, dat hei jongmensch mij maar wat voor den gek gehouden had. F.r kwam nog wel een trein, al was het eerst over «en uur. De brave man bracht mij in hel kleine station, dat ik nu een paleis vond, en in zijn eigen kamer. Hij dreef de naastenliefde zelfs zoo ver, dat hij mij een pak leende. Aange zien hij oen voet grooter was dan ik en de proporties naar rato, had ik nu althans geen last van knellende schoenen. En zoo sukkelde ik met den trein naar huis, onder begunstiging van de duisternis. Daar het bleef regenen, had ik gelukkig geen last van onaan gename ontmoetingen op weg van het slation van aankomst naar mijn wo ning. Ik heb sedert geen moed gehad, de reis naar Bosehdijk te hervatten. Buitendien twee of drie dagen la ter vernam ik, dat Jeanne geënga geerd was met een man, die al lang een oogjo op haar had. Met Jansen ben ik na die schoe nen gebrouilleerd. („De Huishoudgids"). Hoe milicien Eécasseau anarchist werd. Toen eenige maanden geleden 'de mditaire dienst te Parijs op een buitengewoon groot aantal man schappen beslag moest leggen, was men wel genoodzaakt, een aantal soldaten bij den actieven dienst in te lijven, d e op dat oogenblik bij de huishouding, in de cantine, in dc keuken of bij andere baantjes ge bruikt werden. Zoo kreeg ook milicien Bécasseau bevel, zijn ransel weer voor den dag te halefi, maar vóórdat bij zijn tenue ging oppoetsen, begaf hij zich naar de keuken, om zijn bus te zoeken, waar.n voor de soldaten, die de wacht moetan betrekken, "hun inid- dagkost wordt gebracht. Wel*een half uur was hij bezig met zoeken onder een grooten hoop bus sen, die op verschillende tafels op eengehoopt lagen, zonder dat hot hem gelukte, er .een te vinden, waar op zijn voorletters gemerkt stonden. Hij beklaagde zich er over bij don kok Wat kan ik er aan doen? ant woordde de kok. Hoeveel maanden is hot al, dat je de wacht niet meer betrokken hebt! lk heb wel wat an ders te doen, dan op jou boel te pus sen. Je hebt gemakkelijk praten. Ik moet mijn eigen bus terug hebben, antwoordde Bécasseau ongeduldig. Dan moet je haar zelf maar op zoeken, zei de kok. Hoe kon ik dat doen? Je weet toch wel, dat ik dadelijk de wacht post bij de Nationale Bank moét be trekken! De kok dacht een oogenblik na, co zei: Komaan, daar valt me wat in! Ik zal je soep in een kiem pannetje met een hongsel doen, dat ik toeva.- lig hier heb. Ik gebru k dat voor me zelf, om van tijd tot tijd het een eu ander klaar te maken, want mijn maag is legen al dien militairen kost niet bestand. Dat kan je zeker wel aan mij zien, niet waar? Ik zal me nu vandaag maar eens behelpen, oiu je een genoegen te doen. Je bent een beste kerel ant woordde Bécasseau, terwijl hij dén kok de hand drukte. Kom morgen in de cant.ne, dan tracteer ik. Zoo vertrok Bécasseau met dc pa trouille, waarbij hij was ingedeeld, naar de wachtpost aan de Nationale Bank, en toen de kok 's avonds de bussen met de soep voor de ver schillende wachtposten uitdeelde'aan de soldaten, die met de proviandee- ring belast waren, vestigde hij hun bijzonde're aandacht op een kleiu pan netje van ongewonen vorm, en ai;: Kijk, jongens, hier is de soep voor Bécasseau. Die stommeling hoeft zijn bus verloren, en daarom heb ik hem mijn eigen pannetje voor vandaag geleend. Pos op, dat je het a-ui geen ander geeft! Becasseau stond juist aan ilea hoek vau do Rue de la Banquo Na tionale en de Rue des Petits Champs, toen de soldaten met de provionde©- ring naderden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13