BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
tumi"«AAUDt» KKS&ffi GROOTE HOUTSTRAAT 55.
No. 8704
DE ZATERDAGAVOND
in haarlem's dagblad Z'.Üi
OF 10 CENT Pi» WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. °nze ann°^Lj opgemerkt.
Het Rijke Natuurleven
1IERFSTWEELDE.
Het is buiten niet altijd zoo Idyl
lisch en sprookjesachtig als de dich
ters eu natuur-enthousiasten ons wil
len doen gelooven. Als snerpende
windvlagen ons het loopen bemoeilij
ken en eentonige regenbuien ons kil
on huiverig maken, dan zijn ook het
boscli en het duin. de weide en de ak
ker triest en somber en de eenzame
wandelaar, hoe optimistisch ook van
natuur, voelt zich bij iederen voetstap,
dien hij vorder zet, meer en meer dooi
de onzichtbare urmen aangegrepen.
Die kille, klamme omhelzing der na
tuur ontneemt hom zijn vroolijkheid
en een niet le overwinnen afkeer drijft
hem terug naar huis. waar warmte en
gezelligheid hem wachten, waar de
droefgeestigheid, die over de velden
en door de bosschen waait, spoedig is
vergeten. Zoo is ook het herfstland
schap niet altijd saaingeweven uit
gouden bladoren en lichtsprankelendo
zonnestraaltjes, die spelen in dc vcel-
vervigo twijgen, stoeiend met hen, al
vorens voor goed afscheid te nemen.
Ook liet najaar is van deze aarde, dus
onvolmaakt. Maar toch, die gouden
zonnestraaltjes zijn niet geheel denk
beeldig en heel wat dagen biedt de
herfst volop te genieten, zelfs meer
dan de zomer.
Het is on een van die dagen, dat
wij een wandeling door het bosch of
liet lage hout maken, om de veelkleu
rige najaarsschatten te bewonderen.
De zou heeft bijna haar culminatie
punt bereikt, de lucht is blauw en een
Irisch windje blaast door het steeds
ijler wordend geboomte.
Opvallend regelmatig dwarrelen de
bladeren neer. Het is. alsof een stille
kracht hen dwingt, gelaten hun lot te
ondergaan. Ze weerstreven niet meer
zooals enkele weken t^rug. ze dwalen
niet ver weg, als wilden ze hun ver
blijf in de lucht nog wat rekken zo
komen omlaag en legereu zich bij die
legioenen, die reeds vóór hen uittrok
ken en vormen daarmee het warm ge
tinte najaarskleed, dat nog dagen aan
een den bodem bedekt en verlevendigt.
Nu het zonnetje koestert «r do wind
niet nijdig blaast is er vrede in het
herfstlandschap.
De vogels zijn do stormen van den
vorigen dag vergelen en hameren de
laatste eikels of beukenootjes omlaag.
De insecteneters vinden, dat het na-'
jaar nog zoo slecht niet is. nu heel
wat poppen en eieren bloot komen, dio
eerst zoo meesterlijk waren verborgen.
Daar fladdert zelfs een late vlinder
rond. In gewone omstandigheden is hij
geen zeldzaamheid, deze levendig ge
kleurde Atalanta, muur te midden de
zer gulden bladerpracht valt hij als
enkeling zoo op, dut we hem onge
merkt oven volgen.
Voor wie scherp kijkt, is het duide
lijk te zien, dat het jaargetijde dozer
bloemclfen voorbij is. De vleugeltjes
lijn wel even mooi gevormd en even
schitterend gekleurd als die der vroe
ger uitgekomen zonnekinderen, maar
de koesterende warmte van den zo
mer ontbreekt en dit gemis is mork-
baar aan al de bewegingen. Wel gaat
het diertje soms even zitten, de vleu
gels zoo ver mogelijk uitgespreid, om
zooveel mogelijk warmte te ontvan
gen, maar als het even latei- weer
wegfladdert, zoekend naar een opval
lend gekleurd honigschoteltje, is het
even zwak, en daar het niets kan ont
dekken dan rozenknoppen, die zich
niet meer openen en vochtig neerhan
gende dahlia's, besluit, het maar weer
een oogeribliltjè te rusten. Zoo dwaalt
het diertje een paar dagen rond,
steeds zwakker wordend, steeds lang
zamer van beweging en eindelijk
vormt het een kleurig stipje op liet
reeds zoo rijk getinte bladtapijt.
De vogels, die niet zullen vertrek
ken, hebben voor het grootste gedeelte
een monsterverbond gesloten. Een mei-
rel. die in den zomer geen musch zal
bekijken, stoeit nu met het brutale
gedoe onder gindsehe heesters. Mee
zeil van „diverse pluimage" en vinken,
sijsjes en kneutjes trekken nu vage-
bondeerend door de struiken.
Een winterkoning, die zich in die
elzenhaag oppermachtig voelt, zoolang
de elzenpcoppen alleen het rijk met
hem deelcu, voelt al zijn majesteit
slinken, als zoo'n heterogeen boeven-
troepje stoeiend eu vechtend in zijn
domein komt vallen. Dat volkje is hom
te wild en te luidruchtig. Er spreekt
geen aristocratie uit. Kwajongens zijn
het, die een elzenprop niet van onder
lot boven bcstudeeren om het kleinste
eitje op to sporen, maar die er tien,
twintig achter elkaar wild afrukken,
louter en .alleen om ze te laten vallen
en er hun baldadigheid aan bot te
-vieren.
Uit nieuwsgierigheid vliegt ons mi
niatuurkoninkje nog wel eens een
paar meters achter dat wildo volkje
aan, maar liij is toch blij, ais do joe
lende troop verder trekt en hem weer
voor oen huif uurtje in den waan laat,
een eigen domein te bezitten.
„Spaar, Spaar", roept uit dien Imo
gen boom een zwarte kraai. Als we
niet beter wisten, zouden we denken,
dat die donkere sinjeur zich het recht
wil aanmatigen, ons in dezen duren
tijd eens een lesje te geven. Maar stel
u gerust, lxij heeft geen slechte bedoe
lingen. De anatomen deelen hem om
zijn stemorganen bii de zangvogels in,
en nu acht hij zich misschien ver
plicht, hen daarvoor met een diep sen
timenteel gekras te bedanken. Ook is
het mogelijk, dat hij tegen zoo'n onbe
grijpelijke systematiek wil protestee
ren, door van zijn hooge zitplaats af
zijn onwelluidend geschreeuw te doen
weerklinken, ver over bosschen en vel
den. Maar hoe het zij, hij past in ons
landschap, hij vormt geen contrast
met donkere takken, en groen-be-
mostc stammen, hij is hier heter thuis
dan in een jong, vroolijk lenteland
schap vol kleuren en bloemenweelde.
Mei zijn neef, den bonten vriend
van don winter, en de zoolang mo
gelijk hier verblijvende kievit vormt
hij weldra het drietal, dat onze wei
don en hossc.lion nog wat opvroolijkt
door breed wiekgcklep en levendige
bewegingen.
Die bonte 'familieleden zijn al weer
eeu paar weken hier. Uit hot Noor
den en Oosten hierheen gekomen,
vindon ze het in dezen tijd hier nog
hartje zomer. Er is voor hen nog
overvloed van voedsel od de velden,
nog overdaad in het bosch. Hun ware
kraaiennaiuur komt pas boven, als
een wit kleed het gouden tapijt heeft
vervangen of gure oostenwinden al
les verstijven. Dan zijn zo de een
zame, ernstige denkers, die te mid
den van zooveel kilte e.n eenzaam
heid den ernst de.s levens schijnen
te begrijpen. Tot zoolang nemen we
nog afscheid van hen om onze pret
tige herfststemming niet te bederven
door liet beeld van den barren win
tertijd.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
IS IIET NOG VAN BELANG VOOR
DE MODERNE VROUW, OM
ZELF HAAR COSTUUMS TE
MAKEN
„I>o vrouw moet altijd bezig gezion
worden", heette het nog niet lang
geléden ern al wat „zelf gemaakt"
was, weid met veel meer bewonde
ring beschouwd, dan wat „gemaakt"
gekocht was. Nu, practisch genomen
zien we heel geen reden voor deze
bijzondere waardeerlng; me dunkt,
daar is alleen grond voor, als het
„eigen werk" iets tot stand brengt,
wat geen machine of geen fabriek
nog kan afleveren.
Voor de tegenwoordige huisvrouw
geldt meer een bewuste centralisatie
van krachten, waardoor zij haar,
huishouden systematisch bestuurt,
volgens een goed overdacht en over
legd plan maar niet het klei,.geestig
zich verdiepen m allerlei worktuige-
1 ij kon arbeid, waar ze üever haar
bekwame menschel! voor moest weten
te kiezen.
Na deze beschouwing in het alge
meen. willen wij eens even nader
stil staan bij het spéciale belang der
moderne huisvrouw, om haar eigen
costuums te maken en daarvoor weer
zal het noodig zijn, eens evon na te
gaan, waar onze garde-robe al zoo
vandaan komtdat wil zeggen zoo
wel confectiegoederen als het werk
van naaisters en coupeuses.
Bij een oppervlakkige beschouwing
zou men aJ heel gauw geneigd zijn,
onmiddellijk liet „eigen werk"' te ver-
oordeelon, om de overgrooto keuze
van gemaakte kleeren, in alle kwali
teiten en prijzen, lot de schande
lijk goedkoopste toe En om het
overgroot aantal tttilleuses, ja zelfs
tailleurs, die zich ook al bezig hou
den met ome vrouwenkleeduig
Nu is het volstrekt niet ïüijp bedoe
ling, om iets af te dingen op de ver
diensten en de verdienstelijkheid
van deze werkkrachten integendeel,
maar natuurlijk blijven er altijd
örnigo bezwaren aan verbonden
Bij confectiegood is het bijv. een
totale onmogelijkheid, dat men Iets
vinden zou, wat volkomen past «n
goed zit. Geen twee dames toch heb
ben geheel dezelfde figuur en de
fijne puntjes ontbreken dus aun een
gemaakt gekochte robe, rok of blou
se. Zijn we nu zelve „handig", dan
veranderen we dit en hebben althuns
heel wat minder tijd noodig, dan we
gebruiken zouden, om een custuum
geheel en al te maken. Dikwijls;
neemt het magazijn o°k de verbete
ringen op zich, maar alweer niet m
uitvorkooptijd, of ook niet bij de
goedkoopero confectie, enz.
Veel kan er ook nooit veranderd
worden aan zulk „koopgoed", want
bedenk wel, dat er geen lapje van de
stof voorradig is.
En nu over de „modiste" van de
eerste ateliers tot de allernederigste
huisnaaister.
Het ia waar, er zijn" kunstenares
sen onder haar artisten van smaak
on meesteressen van technische vaar
digheid; maarei- is haast geen
vak, waarbij <lo uitspraak zoozeer
gelddg ia, dat „er velen geroepen,
maar weinigen uitverkoren zijn 1"
Do „goede" naaister, die haar vak
verstaat, is in den regel schreeuwend
duur 1 De eenvoudige huisnaaister,
die niet veel pretentie heeft, ver
staat dan ook maai- al te dikwijls
baar vak niet.
En dikwijls nog zou de huisvrouw
geen tijd hebben om zelf te naaien,
ook al verstond zjj het costuum vak
nog zoo goed Dit staat intusschen
boven alle verdenking verheven het
jonge meisje moest per se leeren cos
tuum maken, dit is immers iets, wat
haar vooral als ongetrouwde vrouw,
die dan dikwijls over zeer geringe
middelen beschikt, ten zeerste te pas
komt I
Ten opzichte van dit vak heerscht
er een overgrooto lauwheid om
niet te zeggen luiheid Het jonge
meisje van tegenwoordig weeft nog
eerder hoele heerenvesten, maar weet.
voor zichzelve niet de eenvoudigste
verandering in het toilet te brengen;
voor elke nieuwe ga.vneering, voor
iedere eenvoudige verandering aan
blouse of rok, heeft ze de naaister
noodig I K» waarom toch eigenlijk
Is het costuum naaien haar dan te
min Hier is andere ruim baan voor
technische vaardigheid, zoowel als
voor artistieke uitvoering. Met kleu
ren on lijnen kunnen ook hiér «le
schoonste effecten verkregen worden
en nooit wordt een japon m'-t grooter
voldoening gedragen en kan ze keu
riger zitten, dan wanneer de draag
ster d-e zelve maakte De eerste ar
tiesten achten hel immers niet bene
den zich om zich te verdiepen in het
vraagstuk der vrouwenkleeding. De
hygiëne ei'scht zoovele herzieningen,
dus zoo ©enigszins de tijd kan af
gezonderd w,orden, gij moeders: laat
uw dochters dan haar costuums lee
ren naaien, veel liever dan dat
knoeien op piano of teekenblad, waar
soms niet dé minste aanleg voor aan
wezig is.
MARIE VAN AMSTEL.
De goedkoope ichoenen
Een reisherinnering.
Jansen kwam bij mij inloopen met
een vrij lijvig pukje onder don arm.
Bij zette het familiaar op de tafel
dut is zoo zijn manier en haalde
er 'n paar molière schoenen uit. Zo wa
ren keurig netjes, dat inoet ik zeggen:
fijn leer en elegant model.
Jammer 1 zei Jansen. jammer 1
Wat?
Och, Ik heb die dingen voor een
koopje gekocht tien pop maai- zo
bevuilen mijn vrouw niet. en je weet:
als 'n vrouw eenmaal iets iegen een
artikel hoeft, dan helpt geen praten..
Jammer, dat jij zulke groote voeten
hebt. anders....
Ik heb zulke groote voeten mei,
antwoordde ik. 'n beetje gepii|ucerd.
Enfin, de rest laat zich raden ik
koop de schoenen van bom voor drie
rijksdaalders.
Dien eigen middag moest ik naar
Bosehdijk. om een paai- dagen te lo-
geeren bij de Kruïsbergs, en lk dacht
zoo bii mii zelf. dat een paar nette,
gloednieuwe schoenen, wel eenigen in
druk zouden maken op Mejuffrouw
Jeanne Kruisberg.
Met behulp vau een horentje raakte
ik vlot in do molières, van een paar
nieuwe schoenen moet je 'n klein
beetje ongemak verdragen, niet waar?
lk had vrii hard te loopen naar 't sta
tion, en zoo lang de voeten in bewe
ging waren, ging 't nog al; maar pas
Li de coupé begon ik te merken, dat
't mis was. Ik had eerste klas geno
men als je gaat loseeren bij men-
schen met een eigen buitentje, moet je
wat voor den dag komen en dus het
geluk, een coupé alleen te krijgen.
Erg lang bedacht ik mij niet. Floepl
de schoenen uit. Ik legde zo op de
bank tegenover mij en mijn voeten er
naast, en ik genoot een dier ©ogenblik
ken van volmaakt geluk, dio zeldzaam
zijn in een menschenieven.
Jk had, in mijn zaligheid, geen erg'
er in, dat de trein stopte aan een
klein station, en eer lk tijd had iets
te doen, stapte haaf^ig een dame in
en viel neer op m n molières.
Ik bracht haastig mijn voeten ter
plaatse, waar die behoorden, en waag
de, na eenig aarzelen de opmerking:
Pardon.. u zit op mijn schoe
nen....
Ge had eens moeten zien, hoe zo op
sprong en hoe ze mij aankeek! Zij zag
do schoenen, zij zag mijn voeten, en
ze begreen tenminste gedeeltelijk.
Wij waren al een heel eind van 't sta
tion anders had ze zeker om hulp ge
roepen. Zii stond op en wankelde naar
het andere eind van de coupé, hield
haar zakdoek aan mijn zijde bescher
mend tegen haar gezicht, dut onafge
wond naar het raampje was gekeerd.
Zij was een jong-ding, misschien
voor t eerst alleen op reis, een fijn
poppetje, aristocratisch van top tot
teen. Ik begreep, welke de gevoelens
moesten zijn van zulk een wezentje,
dat onbeschermd de reisgenoote wordt
van een vreemdeling zonder schoenen
Om mij te verdedigen, stamelde ik:
Excuseer, dame, maar 't zijn
nieuwe schoenen en een beetje nauw.
Ze keek mij even aan niet ccn ver
nietigende blik en sprak zenuwach-
tig-gejaagd:
- Als u tegen mij spreekt, trek lit
nou do noodrem!
Eu zo zag er uit, of ze 't werkelijk
zou doen.
Dat mocht in geen geval gebeuren;
er zou een schandaal van komen, dat
mij geheel compromitteerde.
Bevend begon lk do schoenen van
Junsen weer aan te trekken of lie
ver: ik trachtte zulks te doen. Het
bleek eenvoudig een onmogelijkheid
zonder horentje; dat zng ik duidelijk
in. En ik had in mijn ger»nge bagage
geen enkel stuk, dat het onmisbare,
werktuigje kon vervangen.
Dame, begon ik weer, teneinde
raad en brutaal door den nood,
beeft, u bijgeval ook een schoenhoren-
tjo bij n?
Zij vkio" overeind. Ik ook.
Pardon, maar die schoenen zijn
nauwer dan ik da>-ht. Ik ben 't slacht
dier van omstandigheden.
Zij liet de noodrem met rust en ging
weer zitten. Ik hervatte de worsteling
met de schoenen, zonder eenig ander
resultaat, dan dat ik een ongelukkig
figuur maakte; mijn overhemd puilde
uit, mijn das hing scheef, en mijn
bcord raakte in verdrukking; ik ver-
koerde in.' düazend vreezon, dat een
naad van mijn jas zou barsten.
'n Zijdellngsche blik overtuigde mij,
dat de jonge dame haar angst over
wonnen had en zich nu mot 't geval
bleek te amuseeren.
Gelukki-z naderden wij weer een
station en zij stapte uit. Ik haalde
vrijer adem en durfde nu met mijn
zakdoek iiot zweet drogen, dat langs
mijn gezicht stroomde. Ik besloot z<x>-
<jra we het Slation voorbij waren, jas
en vest uit te trekken, om meer op
mijn gemak den strijd te hervallen
met de schoenen, die ik weer tegen
over mij op de bank had gezet.
Maar jawel! Er stapte alweer 'n
passagier in. een soort heereboer. een
forsch man, met een allesbehalve in
nemend voorkomen. Hij trapte bijna
op mijn slechtr door een kous be
schermde teenen en volgde het voor-
beeld van de jonge dame door op mijn
ongelukkige molières te gaan zitten.
Och, meneer u zit op mijn schoe
nen.
Hij zag achter zich on de bank en
toen naar mijn voeten. Toen hij merk
te in welken onhekleeden staat deze
verkeerden, riep hij met een onbe-
schriifelijk© verontwaardiging en min
achting:
Schurk!
Hij pakte de schoenen van Jansen
op. on èer'fk vermoedde, wat hij in
zijn schild voerde, had hij dio 't por
tier uitgegooid, midden in een koren
veld. dat wij passeerden. Ik was zoo
verbouwereerd, dat ik niets kon uit
brengen dan: -
Mijnheer!... mijn schoenen!...
Ja, en als u niet oppast, gaat u
ze achterna. Hoe durft iemand 't wa
gen, zijn vuile schoenen te zetten op
ito bank van een eerste-klasse? Hoe
durft u zóó In de eerste-klasse gaan
zitten? Was u misschien van plan nog
meer kleedingstukken uit to trekken?
Dan waarschuw ik c. dat do Test de
schoenen zal volgen.
Ik deed 'n flauwe poging, den man
tot rede Le brengen, lk begon hem uit
te leggen, dal de schoenen nieuw eu
een beetje le nauw- waren....
Met de bijzonderheden van uw
garderobe heb ik niets te maken, me
neer. Wat kan 't mij schelen, dat u
ellendig koopgoed neemt! Verbeeld u,
dat in dit compartiment was geko
meneen jong meisje! Een vader of
een broeder van het meisje zouden 't
volste recht hebben gehad, u af te
ranselen... Ja, dat zouden z©!
Laten we kalm blijven, meneer..
Ik ben kalm.
Stel u in de plaats van iemand,
die gemarteld wordt dtor te nauwe
schoenen en zich een oogenblik ver
lichting wil bezorgen.
Geen verstandig mensch gaat
met zulke dingen op reis. U kan even
goed, onder voorwendsel dat uw puk
wat te nauw was de Kal verstraat voor
uw kleedkamer aanzien. Dat personen
als u in een trein worden toegelaten,
is een publiek schandaal, lk .moest
eigenlijk procesverbaal tegen u laten
opmaken.
Procesverbaal? Dat mocht ik wel
eerder tegen n laten doen, wegens het
stelen van mijn schoenen.
Stelen!?.... Hij doorboorde mij
met een blik, die mij noopte, mij in 't
verste hoekje van de coupé terug te
trekken. Zeg nog eens zoo'n woord
en ik breek mijn stok op uw rug... Iloe
durft zoo Iemand 't wogen, in de eer-
sta-klasse te komen, bij fatsoenlijke
luil
Zoo'n individu had lk nooit eerder
ontmoet, en ik hoop hem nooit weer
te ontmoeten. Hij was veel grooter en
steviger dan ik. z.nodat "t niet geraden
leek. lang met hem te kibbelen.
Gelukkig stapte hij uil bij een vol
gend station. Zoodra hij op 't perron
stond, schreeuwde hij-
Chef, daar zit iemand met bloote
vreten in een eerstc-klasso coupé. Zoo-
Iets moest niet gepermitteerd worden.
Dut kon ik toch niét verkroppen. Ik
boog mij uit 't portierraampje en
riep:
Bloote voeten!? Ik heb toch bc-
hoorlijko kousen aan! Chef, dio man
heeft 'n paar fonkelnieuwe schoenen
van mij uit den trein gegooid! Ik zal
hem leeren, vreedzame reizigers te bc-
rooven van hun schoeisell
Als u politie wil hebben, moet u
uitstappen en oen agent gaan zoeken,
zei do chef.
Uitstappen 1 Sinds een half uur was
Act beginnen le regenen, en nu goot
Ik heb geen plan uit te stappen.
Ik ga naar Bosehdijk; zoodra lk daar
ben, zal ik mijn maatregelen nemen.
Dan hebben we hier ook niets
meor met do zaak te maken. Af luiden!
De trein raakte weer in beweging.
Ik bleef zonder medepassagiers.
Bosehdijk, dat wist ik,was het eerst
volgende station; het regende emmers
vol en ik had geon schoenen aan de
voeten. Ik vvns nooit in 't plaatsje ge
weest, maar ik stelde mij voor. 't een
gat was waar het heel moeilijk zou
vallen oen paar behoorlijke schoenen
machtig te worden. Wat 'n toestand!
De Kruisbergs zouden zeker iemand
aan den trein sturen, of een rijtuig.
Als Jeanne zelf eens kwam, en ik haar
tegemoet moest treden op sokken! Het
denkbeeld alleen deed mij overwogen,
eenvoudig de plaats voorbij te sporen.
Had ik 't maar gedaan! Do vreeae-
11 j k o werkelijkheid overtrof mijn
zwartste verwachtingen.
't IIeele .station" Bosehdijk bleek to
bestaan uit één perron. Miin trein
stopte aan 't uiterste einde van het
overdekte perron, zoo ver mogelijk
van het o-ebou wtje af. Ik verloor al
mijn tegenwoordigheid van geest en
had niei 't flauwste idéé wat ik eigen
lijk moest doen. Zonder parapluie
de zon scheen fel, teen ik op reis ging
met een deftig zwart pak en ecu
nieuwen hoogen hoed, enkel kousen
aan de voeten.... en dan uitstappen op
con kletsnat plankier 't leek gekkc-
mans werk.
De conducteur liet mij echter geen
tijd om lang na te denken.
Bosehdijk, meneer! Uitstappen!
'n Beetje vlug als "t u belieft.
Ik sukkelde door de glibberigheid,
tot aan het hek aan den uitgang,
waar een jongmensch stond, de sta
tions-assistent, om het kaartje aan
te nemen IIij grijnsde genoeglijk,
tegen den regen beschut door eon
waterdichte cape.
De trein reed ons voorhij, en ik
merkte, dat de passagiers schik huil
den in mijn onbeholpen, droevige fi
guur.
Uw kaartje, mijnheer vroeg
het jonge mensch.
Kaartje riep ik, uitbarstend
in lang verkropte woede wat kan
til ij liet kaartje schelen Breng m«
in het station.
Dat wordt gesloten. Er stopt
'hier vandaag geen trein meer.
Gesloten Wat bedoel je Stuur
dadelijk don r.hef naar mij toe.
De chef is naar het dorp. Het is
kogelavond, lk ga dadelijk ook.
Waar is het dorp Is er geen
rijtuig
Ik keek rond, in de hoop iets van
de Kruisbergs te ontdekken. Er was
man noch paard te zien. Het schoot
mij nu te binnen, dat ik vergeten
had, te melden, met welken trein ik
kwam.
Er is hier geen rijtuig Mag ik
als 't u belieft uw kaartje
Waar kan ik hier een paar laar
zen krijgen?
Weet ik 't Die verkoopen wo
hier niet.
lk begreep, dat ik veroordeeld
was. Zuchtend gaf ik het kaartje
over. Of ik uit eigen beweging ging,
dan wel geduwd door den stations
assistent, weet ik niet. nuiar een se
conde later hoorde ik een hek achter
mij dichtklappen en ik stond op iets,
dat in drogen staat een weg ver
beeldde.
Weet u ook, waar dc plaats van
mijnheer Kruisberg is
Kruisberg Ja. dat is zoowat
eeu uur aan de andere zijde van le
lijn. Als u dezen weg volgt, komt u
aan een overweg. Daar gnat u over
en dan ruim een half uur tot aan een
vijver daar moet u rechts afslaan
en na een kwartier weer links... Dan
zult u hét huis in de verte wel zien.
Onder gewone omstandigheden zou
het al erg genoeg geweest zijn, don
weg te vinden. Maar nu, doorweekt
van den regen, zonder schoenen... er
viel niet aan te denken, de reis te
aanvaarden. Als ik bij de Kruisbergs
aankwam, ho« zou ik or don uitzien?
Blijven waar ik was, ging niet
Er was niets te zien, dat op een
schuilplaats geleek. Aan den eenen
kant het onherbergzame station, aan
den'anderen kant van den weg een
sloot met een heg er achter. Geen
spoor van een huis, een loods, een
schuurtje of zelfs een varkenskot
Waar de vervelende jongen geble
ven was, begreep ik niet. Zeker aan
do andere zijde van de lijn. lk riep
nog een paar keer, doch hij scheen
mij niet te hooren, nam er althans
geen notitie van.
Ik sloeg de uiteinden van mijne
broekspijpen om en zette den kraag
op, om althans eenige beschutting te
hebben, terwijl ik een zakdoek om
mijn hals bond. En zoo. sjokte ik
voort, zoo goed als barrevoets, tot do
enkels zakkende in dc modder. Bet
heette een zomeravond, maar 't leek
mij winternacht lk Iud «-en gevoel,
of het altijd zoo geweest was en
eeuwig zoo zou blijven.
Hoe men or toe gekomen is. op die
eenzame plaats een station te maken,
.begrijp ik nog niet. Geen sterveling
was te zien, geen spoor van leven te
ontdekken.
Wanhopig, doelloos sjokte ik voort,
het hoofd gebogen naar omlaag, toen
ik opeens een stem hoonde roepen
Hé wat moet u daar
Wal ik daar moest Ook een
vraag Doch ik was te zeer verheugd
een menschelijke stem te vernemen,
om mij geraakt te toonen.
Ik zag een man in een lange regen
jas, staande op het eindelooze perron,
dat ik daareven was afgewandeld.
Zacht en bedeesd antwoordde ik
Is u iemand van het spoor 1
Vergun mij dan, in het station te
blijven, tot de volgende trein komt.
Het was de stationschef, die mijn
goed gesternte mij te gemoet voerde,
liet bleek, toen ik hem had ingelicht,
dat hei jongmensch mij maar wat
voor den gek gehouden had. F.r
kwam nog wel een trein, al was het
eerst over «en uur.
De brave man bracht mij in hel
kleine station, dat ik nu een paleis
vond, en in zijn eigen kamer. Hij
dreef de naastenliefde zelfs zoo ver,
dat hij mij een pak leende. Aange
zien hij oen voet grooter was dan ik
en de proporties naar rato, had ik
nu althans geen last van knellende
schoenen.
En zoo sukkelde ik met den trein
naar huis, onder begunstiging van de
duisternis. Daar het bleef regenen,
had ik gelukkig geen last van onaan
gename ontmoetingen op weg van het
slation van aankomst naar mijn wo
ning.
Ik heb sedert geen moed gehad, de
reis naar Bosehdijk te hervatten.
Buitendien twee of drie dagen la
ter vernam ik, dat Jeanne geënga
geerd was met een man, die al lang
een oogjo op haar had.
Met Jansen ben ik na die schoe
nen gebrouilleerd.
(„De Huishoudgids").
Hoe milicien Eécasseau
anarchist werd.
Toen eenige maanden geleden 'de
mditaire dienst te Parijs op een
buitengewoon groot aantal man
schappen beslag moest leggen, was
men wel genoodzaakt, een aantal
soldaten bij den actieven dienst in te
lijven, d e op dat oogenblik bij de
huishouding, in de cantine, in dc
keuken of bij andere baantjes ge
bruikt werden.
Zoo kreeg ook milicien Bécasseau
bevel, zijn ransel weer voor den dag
te halefi, maar vóórdat bij zijn tenue
ging oppoetsen, begaf hij zich naar
de keuken, om zijn bus te zoeken,
waar.n voor de soldaten, die de
wacht moetan betrekken, "hun inid-
dagkost wordt gebracht.
Wel*een half uur was hij bezig met
zoeken onder een grooten hoop bus
sen, die op verschillende tafels op
eengehoopt lagen, zonder dat hot
hem gelukte, er .een te vinden, waar
op zijn voorletters gemerkt stonden.
Hij beklaagde zich er over bij don
kok
Wat kan ik er aan doen? ant
woordde de kok. Hoeveel maanden is
hot al, dat je de wacht niet meer
betrokken hebt! lk heb wel wat an
ders te doen, dan op jou boel te pus
sen.
Je hebt gemakkelijk praten. Ik
moet mijn eigen bus terug hebben,
antwoordde Bécasseau ongeduldig.
Dan moet je haar zelf maar op
zoeken, zei de kok.
Hoe kon ik dat doen? Je weet
toch wel, dat ik dadelijk de wacht
post bij de Nationale Bank moét be
trekken!
De kok dacht een oogenblik na, co
zei:
Komaan, daar valt me wat in!
Ik zal je soep in een kiem pannetje
met een hongsel doen, dat ik toeva.-
lig hier heb. Ik gebru k dat voor me
zelf, om van tijd tot tijd het een eu
ander klaar te maken, want mijn
maag is legen al dien militairen kost
niet bestand. Dat kan je zeker wel
aan mij zien, niet waar? Ik zal me
nu vandaag maar eens behelpen, oiu
je een genoegen te doen.
Je bent een beste kerel ant
woordde Bécasseau, terwijl hij dén
kok de hand drukte. Kom morgen
in de cant.ne, dan tracteer ik.
Zoo vertrok Bécasseau met dc pa
trouille, waarbij hij was ingedeeld,
naar de wachtpost aan de Nationale
Bank, en toen de kok 's avonds de
bussen met de soep voor de ver
schillende wachtposten uitdeelde'aan
de soldaten, die met de proviandee-
ring belast waren, vestigde hij hun
bijzonde're aandacht op een kleiu pan
netje van ongewonen vorm, en ai;:
Kijk, jongens, hier is de soep
voor Bécasseau. Die stommeling
hoeft zijn bus verloren, en daarom
heb ik hem mijn eigen pannetje voor
vandaag geleend. Pos op, dat je het
a-ui geen ander geeft!
Becasseau stond juist aan ilea
hoek vau do Rue de la Banquo Na
tionale en de Rue des Petits Champs,
toen de soldaten met de provionde©-
ring naderden.