BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
t
f 1.20 PER 8 MAANDEN GROOTE HOUTSTRAAT 55. ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
No 8740
HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD
OF lü CENT PER WEEK. DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0mze ANNCSÜÜBJ opgemerkt
Het Rijke Natuurleven
TWEE EIGENAARDIGE VLINDERS.
Als wij in dezen tijd, zelfs met het
zonnigste weer, buiten loopen lijkt 't-
ons toch vaak, dat het insectc'nvolkje
is uitgestorven.
Geen gonzende lioningVriendjes op
do bloemen, geen helgekleurde vlin
ders meer in de lucht. liet eigenaar
dige geluid van den zomer, het mono
toon gegons der myriaden insecten
ontbreekt. Dit zwaar zoemend geluid
is een onmisbaar deel van het com
plex van geluiden dat ons des zomers
buiten on in huis voortdurend doet
denken aan warmte en zonneschijn.
Do weeldezangen vari vogels en in
secten zijn nu verstomd, dit veroor
zaakt, met het ontbreken van groen
en bloemen, de winterslemming waar
aan sve nooit gehoed ontkomen zelfs al
is de winter luw en vol zonnewarmte.
Nu is liet buiten stil. Alleen de
korte geluidjes dei- kleine zangvogels,
<lo helle tonen der merels en het ge
kras der kraaieufamilie herinneren
ons aan vroegere veelde. Thuis is al
les verstomd.
Enkele iliegen, stijf en stram, en
llier til daar een ei-geel spinnenestje
is alies wat ons van d«. merfauna
is overgebleven en d.t is nu juist niet
liet mcesL gewenschte deeL
Toch is er één diertje, dat ons ook
in den winter trouw blijft en zeker
wel eens in uw huis gastvrijheid
heeft gevraagd. Ëeh kleine vlinder
ruun twee cM. lang, komt nu van de
kamerwanute profiteeren en tracht
op een verborgen plekje het voorjaar
af te wachten.
Overal is hij bekend, die kleine win-
iergast.
In do eorstc plaals, omdat in dezen
tijd de \liu.ders tot de zeldzaamhe
den behooren eu/dan ook om het
moo.e pakje dat hij draagt.
Gewoonlijk zit deze kleine sinjeur
met aaneengesloten vleugels tegen
muicu of deuren, een stand, die hein
dadelijk als naclitvLinder doet her
kennen.
lu zoo'n houding heeft hij een groot
doel v8n zijn kleurige schatten heel
bescheiden onder- de brcedo vleugels
verborgen, maar het zichtbare ge
deelte, wondermooi van teekening,
komt er te beter door uit.
Do schouders cu een gedeelte van
den rug herinneren ons aan de rijk
gekleurde mantels uit den riddertijd.
Mooie oranjevlelcken vormen door
hun symmetrie een zoo mooie teeke
ning, dat de vlinder daardoor geheel
is getypeerd en er zijn naam, roost-
vlindertje aan heeft te danken.
Vier helderwitte vlekjes eai tweo
grijze dwarsbanden zorgen voor af
wisseling en maken de kleurcombina
tie nog mooier.
Zoo, van boven gezien is onze win-
tervrmnd een miniatuur'ridder wiens
pakje wedijvert met dat der mooiste
dagvlinders.
De Duïlschers hebben meer oog ge
had voor het zonderlinge model van
dit merkwaardige diertje. Bc-kijken
\vo het van terzijde, dan verandert de
riddermantel plotseling in een bruin
monnikskleed. De bovenkant, juist
onder den kop, is getooid met een
driehoekig bruin haarbosje, dat on
middellijk aan een kap doet denken.
Geen wonder dan ook, dat onze ooste
lijke buren ons diertje Capucijncï-
Vilindcr hebben genoemd.
liet mooist van alies zijn de fijnge-
vorinde pootjes.
Nu ik het diertje hier voor ine zie,
kom ik in de verleiding ook daarvan
een korte beschrijving te geven, maa'r
er zou dan geen ruimte overblijven
voor verdere bijzonderheden van do
levenswijze.
De reinwitto haarbosjes aan de
poolen en de schitterende witte vlek
jes, die aan kleine diamantjes doen
denken zijn intusschen het bekijken
dubbel waard. Het is onbegrijpelijk,
hoo zoon nietig natuurobject sohit-
tert tot in de fijnste onderdeel en en
een wonder van kleur en teokening
kan worden genoemd.
Wat dat vreemde vlindertje in ons
huis doet? Eigenlijk niets. Hij zit stiJ
en bemoeit zich met niets. Hij is een
kluizenaar in monnikspij, die toch uit
het wereldsche leven nog wat juwee-
len heeft meegenomen. Hij is een zon
derling, die zonder bloemen en zonne
schijn zijn dagen in eenzaamheid
slijt.
Maar hij wacht op het voorjaar. Als
buiten alles opleeft en wilgen en po
pulieren met hun bekende katjes prij
ken, kan het roestvlindertje onze ka-
morwarmte missen en vol lioop trekt
hij den zonneschijn tesreiuoet.
Van de rupsen, die uit zijn eitjes
kruipen, is niet veel te zoggen. In
kleur en vorm steken zij niet boven
anderen uit en hun vraatzucht is
niets buitengewoons. Die rupsenei
genschap is al vaak genoeg een voor
werp onzer ergernis geweest.
Anders is het met do pop. Als de
groene rupsen volwassen zijn en ge
noeg wilgen- en popelbladeren hebben
verwerkt, worden een paar blaadjes
door witte zijdeachtige draadjes ver
bonden Dit dunne spinsel is de wieg
voor een ridderkind, dat slechts en
kele weken zal leven. Do nakomelin
gen daarvan overwinteren vaak.
Zoo komt het, dat wij het roestvlin
dertje het geheele jaar aantreffen,
maar slechts in het koude jaargetij-
do zoekt hij onze woningen op, zoodat
het nu bet gemakkelijkst gaat, hem
te leeren kennen.
Aan takken, poorten en in muur
hoekjes, maar het meest op de eerst
genoemde plaats kunnen we mi ook
dikwijls een zwartgrijs spinsel vin
den, aan één zijde met een honderd
tal grijswitte eitjes bezet.
Dit wollige zakje bevat innerlijk:
niet veel meer voor de toekomst, maai
er kan toch een heel vlinde'rlevcn uit
de aanwezige resten worden opge
bouwd.
De opening duo naar binnen voert
is vier a vijf m.M. breed. Daarach
ter bevindt zich een harde rand, ont
staan door de scherpe vloeistoffen die
het spinsel doorboorden in daarna
komen we aan een buigbaar chitine-
pantser, dat langen tijd tot werkplaats
diende voor de geheimzinnige natuur
krachten die uit een rupsenlichaam
een veel mooier gevormd vlindertje
samenstelden. Het hulsel vergaat nu,
evenals het zwarte rupsenhuidjé, dat
nog verschrompeld in een hoekje is
achtergebleven. De eitjes aan den
buitenkant behoeven echter slechts
wat zonnewarmte, waarvoor de lente
wel zal zorgen
Werkt deze op de eitjes in, dan
kruipen er weldra heel kleine rupsjes
uit, die nu eens veel mooier gekleurd
zijn, dan het vlindertje, dat dc eitjes
legde.
Deze rupsen, die we vooral vaak op
onze vruclitboonien en ook op den
meidoorn aantreffen zijn getooid met
vijf pauwblauwe haarbundeltjcs, die
schitterend afsteken bij het geelgrij
ze haar dat het blauw met roode li
chaam losjes bedekt.
Deze rupsen spinnen dc zooeven ge
noemde cocons. Daaruit komen ge
woon gevormde mannetjes, om een
paar witte vlekjes op de vleugels
witvlakvlinders genoemd, en geheel
misvormde wijfjes. Deze diertjes heb
ben slechts korte vleugelstompjes. De
mannelijke helft is zoo sterk ,in het
opsporen dezer, bijna hulpeloozc wijf
jes, dat ze ze zelfs, als wij een vrou
welijk exemplaar in een doosje, met
gaas bedekt, in de kamen- zetten, ko
men opzoeken, zoodra wij des zomers
het raam openschuiven. Zoo is het
ook té begrijpen, dut de wijfjes niet
ver weg gaan, om ederen te leggen.
Zij blijven op hun geboortegrond,
vieren daar bruiloft en voor zij ster
ven verzekeren zij het voortbestaan
der sooit door de genoemde grijze
bolletjes.
Het spinsel valt nog al gemakkelijk
op, zoodat deze dieren nog te bestrij
den zijn. Mocicüjker gaat dit met
een vlindertje dat slechts in don win
ter leeft, de „Zonderling" die onze
vruchtboomen vaalt geheel tc gronde
richt.
Ook die kunnen wij nu 's avonds
vangen.
liet signalement dezer booswichten
en hun manier van werken zijn ech
ter niet zoo gauw op tc geven, zoodat
wij liever een der volgende artikelen
aan dezen Winter vlinder wijden.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Hoe houden wij 002e man
nen jong?
De vrouw kan haar man het lang
ste jong houden, als zij, door haar
goede zorgen voor zijn lichamelijk en
geestelijk welzijn, allo oorzaken uit
den weg ruhnt, die het oud-worden
te voorschijn roepen.
Het spreekt van zelf, dat ook de
ve'rstandigslo en moest op of lerende
huisvrouw niet het oud-worden kan
verhoeden, d. w. z. dat zij nüet het
aantal jaren van haar man's leeftijd
even kan doen stilstaan: maar wel
kan zij veio gewichtige schadelijke in
vloeden voorkomen en bestrijden, die
het ontijdig oud-worden bij vele man
nen ten gevolge hebben.
Zoo heeft zij bijv. te zorgen voor
een doelmatige voeding; wondt er jaar
in jaar uit, altijd te veel vlecsch ge
bruikt aan koffie- en middagtafel,
zooals dit bij zoovele fantiJitm ge
schiedt, dun ontstaat er ten slotte
een ophooping van giftige stoffen in
het lichaam, die juist op die organen
werken, waar het >--d-worden zich
het eerst en het sterkst aan openbaart:
de schildklier in den hals, die vooral
als zoo'n goeden ba'rometer dient van
den algeheelen lichaamstoestand, de
nieren, de lever.
Dat komt omdat deze organen juist
de ról vervullen in het manschelijk
lichaam, om die giften te vernietigen,
die wij met spijs en drank binnen
krijgen. Hoe meer verkeerde stoffen
dit n-u zijn, des te meer wefrk wordt
e"r op den duur gevergd van al die
klieren, die dus vroeg moe en uitge
put worden, zoo ze al niet gelicel den
dienst weigeren.
Ook het edelste orgaan: het hart,
dat geen minuut geheel mag stilstaan
of we zijn er geweest, wordt ten
zeerste benadeeld door zoo'n over
vloedig vleeschgebruik. En heel het
bloedvatenstelsel heeft veel te veel te
lijden, daar die voortdurende circu
latie van giftige stóffen ten laatste de
gevreesde verkalking te voorschijn
roept. Do voeding van allo weefsels
lijdt onder dit giftproces, zij het
dan ook nog zoo gering, en de tee
kenen van den ouderdom beginnen
zich te vertoonen: de huid trekt in
rimpels, dc wangen vallen in, do ha
ren worden grijs, do tanden vallen
uit; ook daardoor wordt het gelaat
zijn natuurlijken vorm benomen, .en
wordt de heele vertering benadeeld,
die gelijk wij weten, al reeds in den
mond begint, met het bijten en kau
wen.
in de eerste plaats zorgo de huis
vrouw dus voor eeu matige vleesch-
voeding; vooral diene zij het vleesch
niet half-rauw gebraden op; dit is iets
dat alleen zijn nut kan hebben voor
kinderen die sterk in hun groei zijn,
of voor tuberculose-patiënten.
Het is eigenaardig, hoe de voeding
ook van invloed is op de schoonhe.d
van den mensch in het algemeen: een
eigenaardig treffend voorbeeld gaf de
bekende natuurkundigo Charles Dar
win daar al van, als hij vermeldt,
hoe één en dezelfde Indianenstam,
dien hij ontmoette op zijn reis in Pa-
tagonië, in liet Noorden, waar de
voeding rijkelijk, doch doelmatig was
de prachtigste mannen en Vrouwen
telde terwijl zo in het Zuiden, in het
arctische Vuurland, waar klimaat en
voeding beide, zooveel te wensclian
overlieten, ook een afschuwelijk men-
scheuras opleverde!
Na het vooraf behandelde over een
te rijke vlecschvoeding, moet men
daarom nog niet deuken, dat wij oen
vegetarisch menu wilden aanbevelen:
Ook dit heeft zeer zeker veel tegen,
daar de groote hoeveelheid eiwit, die
het lichaam dan te verteren krijgt,
lang niet genoegzaam den verschil
lenden organen ten goede komt, om
dat verschillende voedmgszouten ont
breken in het vegetarisch voedsel.
Maar: de gulden middelweg is alweer
de beste in dezen. Een matig vleesch
gebruik dus en niet te veel biefstuk, of
roastbeef; dit maakt onze mannen hy
pochonder en dus oud en humeurig.
Vooral ook dient de huisvrouw te
letten op het gebruik van alcohol, dat
zoo uitermate schadelijk werkit, op
de, in den aanvang van dit artikel
geiüioemidc organen. Dat zij daar toch
tegen waloe, en niet ophoudt e'r tegen
te strijden, als dit gebruik maar ee-
iiigszins in onmatigheid ontaardt.
Wat dit aangaat is de getrouwde man
er dus veel boter aan too dan de jong
gezel, dio geen zorgende gade haast
zich heeft, die tracht hem trouw ter
zijde te staan in alle teleurstellingen
van het leven. Sterke gemoedsbewe
gingen toch, die een verhooging van
den bloeddruk te voorschijn roepen,
werken weer zoor bevorderend op ver
kalking der bloedvaten.
In don strijd tegen liet Vroeg oud-
worden van haar inan, dient de zorg
zame huisvrouw ook degelijk acht te
geveai op het linnengoed, of dat wel
poreus is, waardoor do huid voldoen
de kan uitwasemen. Is dit niet het
geval, dan wordt alweer te veel ge-
ëischt van de werking der nieren, die
dam alle ongeschikte stoffen moeten
wegvoeren.
Ook is het veelvuldige baden aan te
raden, en liet wandcle'n, dat de spie
ren jong en elastisch houdt! Het is en
blijft een onloochenbare waarheid,
dat de menschen door de betere sa-
nitairo verhoudingen, waaronde'r ze
leven veel ouder worden; maar daar
om is het nog de vraag; hoe men zijn
einde bereikt. Het voldoende genieten
van rust en slaap is ook een groote
voorwan'rde voor liet frisch en jong
blijven en een ongestoord behoud der
gezondheid is toch wel eenigo opoffe
ring waard!
MARIE VAN AMSTEI,.
Soldatenstrekea
Zooals u reeds bekend zal zijn,
mijne heereu, houdt de commandant
van de tweede legerdivisie de volgen
de weck een aigemeene inspectie. Ook
do veldartillerie is in die inspectie
begrepen. Er is bepaald <L-t wij op 't
groote exereilieteïrein in parade-ste'.-
Kng zullen staan. Dc moet u er na
drukkelijk aan herinneren, dat de ge
neraal er bijzonder waarde aan
hecht, dat do bespanningen van on
geveer gelijke grootte en kleur zijn.
Ik moet den heeren kapite.ns vooral
verzoeken, daaraan hun speciale aan
dacht te schenken. In de oerstvolgen-
do dagen zullen we, na de gewone oe
feningen, repetitie houdc-n voor de
groote inspectie. Ik hoop dus, dat de
heoren zullen zorgen, dat de zaak in
orde komt. Ik dank u.
Met deze woorden had dc strenge
ovërstó Kraan zij:n officieren toege
sproken, waarna do luitenants in
korps naar de soos gingen, om zioli
van de inspanning en den schrik te
herstallen, terwijl de kapiteins met
hun wachtmeesters zich onverwijld
naar dc stallen begaven, ten einde
het pa arden -materiaal aan een diep
gaand onderzoek te onderwerpen en,
zoo nb-odig, veranderingen to doen
aanbrengen.
De eenige uitzondering op dien
plotseling ontwaakten ij\er maakte
de dikke, gemoedelijke kapitein Van
Randen, op wien „de preek" van de'n
overste, zoonis hij geliefde te noemen
wat de hoofdofficier verteld had niet i
de minste uitwerking had. En toch 1
moest Van Randen zich de woorden 1
van den overste wel het meeste aan-i
trekken, daar er niet één batterij was
b het heele regiment, die zoovele op
vallend gekleurde paarden had, als
de zijne. Niettemin zei hij kalm tot;
den op hem loet'rédeaxden wachtmees-
ter:
Alles blijft bij het oude, hoor!
Waarna Van Randen de luitenants
achterna ging naai- de soos.
I'ngeyoJge de opdracht van den
overste, word den volgenden morgen,
na beëindiging van den gewonen
dienst, de paradeopstellirig beoefend.
Kerels, zei de dikke Van Randen
tot zijn manschappen, jelui zit te
paard zooals ge altijd zit en wee
hem, dio niet zit, zooals hij altijd zit!
Dit was alles, wat de kapitein zei,
en verder bleef het bij het oude. En
daar alles bij het oude bleef, ging
alles ook bij Van Randens batterij als
gesmeerd.
Terwijl Van Randen al lang in stel
ling stond waren de andere batterij
en nog uun het scharrelen en rang-
scliikken. Eindelijk echter stond de
heele boel in paradestelling en dSe
overste kon met de inspectie beginnen
Daar zijn aandacht, in verband met
de te venvachten groote inspectie, al
leen op do paaiden en in het bijzon
der op hun onderlinge grootte en
kleur was gevestigd, werd menig
foutje aan do stukken en aan de wij
ze, waarop de bemanning van het ge
schut haai- taak opvatte, niet opge-
me'rkt. De kapiteins ook haddon
slechts gelet op do paarden.
De eerste batterij had de dieren
goed gerangschikt. Zoo ook de twee
de en de overste knikte de comman
danten goedkeurend toe.
Maa'r nu de derde, waarover ka
pitein Van Randen het bevel voerde.
Weg was de goede stemming van
den overste. Met luide stom riep hij:
Kapitein Van Randen, ziel u niet,
dat het bijdehandsche paard van het
derdo stuk meer dan vijf duim groo-
ter is dan het vandehandsche? Ik
verbaas er mij ten zeerste over, mijn
heer, dat mijn woorden van gisteren
zoo weinig uitwerking op u hebben
gehad. Hoe heet het paard?
Hannibal, overste! Ik moet u te
vens beleefd opmerken, dat het on
mogelijk is, het dier met een ander
paard dan Hilda voor het stuk te
spannen. Zoodra dit zou gebeuren,
slaat hij. den heden boel uit eJkandel
en u begrijpt, wdk een ve'rwaririnig
het zou geven bij de inspectlel
liet spijt me, kapitein, maar liet
gaat niet, het gaat niet. Morgen ver
wacht ik een bespanning, dio geen
streep verschilt!
Tot uw orders, overste.
Onmiddellijk daarna reed Van Ran
den naar den oudsten wachtmeester 1
too en zei weer lakeniek:
Wachtmeester, het blijft bij het,
oude!
Na de oefening van den volgenden
dag was er weer repetitio voor de pa
rade. Alles zat magnifiek in elkaar
Wat do paarden betreft, met uitzonde
ring eclite'r van de derde batterij,
waar Ilanuibal naast Hilda stond.
Of het spande!...
Mijnheer Van Randen, wat moet
dat beteekenen? Heb ik gisteren niet
bovole'n, dat uwe bespanningen go-
lijk moeten zijn? Daar zie ik weer
dien langen slungel naast het hitje!
Hebt u... mij... niet... Ik-grepen'?
Overste, ik moet u dringend ver
zoeken Ln oogenschouw te nemen,
dat..
Ach. wat! Praatjes. Dat zeg ik
u, kapitein, als Maa'ndog, bij do 111- j
spectie van den generaal, Hannibal
niet minstens vijf duim kleiner is ge
worden of Hilda even zooveel langer,
dan... Ja, dan komen de gevolgen al
léén op uw hoofd neer, begrepen,
m nhoer? Dank ul
Tot uw orders, overste.
Een oogenhlik latei- tot den wacht
meester:
Wachtmeester, het blijft bij het
oude!
De gevreesde dag was aangebroken
en bij alle batterijen was het, toen de
zon nauwelijks boven do kim was, al
een drukte van belang. Want om ne
gen uren moesten de stukken opge
steld staan, daar de generaal precies
te half tien de inspectie zou houden.
Door het jagen van den overste
stonden do batterijen echter om achl
uren op liet exe'rcitietc'rreiu, ofschoon
do hoofdofficier zichzelf niet l,et zien.
Er viel nog heel wat te scharrelen,
voordat alles in de puntjes was,
maar het bedrijvigst was men bij de
derde in de weer, waai- heel geheim
zinnig gewerkt werd. Kapitein en
wachtmeesters stonden mysterieus
beraadslagend b elkander 011 het re
sultaat van die vergadering moest
wel bevredigend geweest zijn, want
lachend klopte Van Randen zijn
oudsten wachtmeester op don schou
der.
Het liep tegen half tien, toen, als
een losgelaten stier, do overste kwam
aanrennen. Vóór hij rich <ten tijd
gunde do batterijen langs to rijden,,
brulde hij uit alle macht:
Goeft acht!
Alles stond als een paal, toen in de
verte de generaal met groot gevolg
kwam aanrijden. Stram zaten do ar
tilleristen op de paarden en de stuk
ken en ook da edele dieren stonden,
als uit steen gehouwen, als onder den
indruk van het gewichtig oogenblik.
Onderzoekend g;ng de hoogo oomo
de batterijen langs, doch blijkbaar
vond hij geen. enkele opmerking te
maken, want goedkeurend ging liet
grijze hoofd op en neer. Bij iedere
batterij klonk zijn groot: Goeden mor
gen, mannen. Welke groet met een
Êoort Indianengehuü beantwoord
werd uit puur enthousiasme van do
kerels, dat alles zoo van een leien
dakje ging. Het hardst schreeuwden
wel de jongens van de derde batterij
en do generaal kon niet nalaten te
zeggen tot den overste:
Mijn compliment, mijnheer; stoe
re degelijke, kerels! U zult er pleizicr
van hebben., nietwaar?
Wat door den overste ten volle be
aamd werd.
Na de inspectie werd, in draf, ge
paradeerd voor den opperoflicier en
men kon het aan hot hooggekleurde
gelaat van den overste zien, dat hij
met pluimpjes over do krauigo hou
ding zijner troepen overstelpt werd.
De generaal betuigde inderdaad
zijn groote instemming met den voóï-
treffohjken toestand van de verschil
lende batterijen. Vooral roemde de
hoogo hoer de batterij van kapitein
Van Randen, zoowel om de voortref-
foüjko houding van de manschappen
als om do paarden, die in de bespan
ning onderling geen streep verschil
den. Daarop stelde de generaal efr
prijs op, den kapitein in het algemeen
zijn tóvredenhe.d te betuigen en Van
Randen in het bijzonder, w-ien hij
zelfs hartelijk de hand drukte.
De Inspectie werd met een lunch in
do soos besloten. Het ging er prettig,
doch eeniigsains vormelijk toe door de
aanwezigheid van den hoogen gast.
Toen do generaal echter bij het des
sert de zaal verliet, omdat hij geen
tijd meer had, werd de stemming
vrijer.
De dikke Van Randen was wel da
meest opgeruimde van allen en toc-n
de overste van het station terugge
keerd was, waarheen hij den gene
raal begeleid had, trof hij eon joligen
boel. Hij aarzelde niet nog een glas
mee te dri'nken met de officieren, voor
namelijk omdat hom iets op het ge
moed lag, dat hij or gaarne wilde af
wentelen.
Zeg eens, Van Randen, zei Jiij
oindolijk, vertal mij toch eens hoo ge
het met Hannibal gemaakt hebt?
Tot mijn groote verbazing was hot
paard geen streep grooter dan Hilda
en ook de andere bespanningen wa
ren precies even hoog. Het lijkt wel
of go do beesten met oen ze s gelijk
gemaakt hadt. Los me dat geheim
eens op!
Een schaterlach klonk door de zaal,
toen de slimme officier vertelde, dat
hij den raad van zijn oudsten wacht
meester had opgevolgd en de paarden,
die langer waren dan hun metgezel,
oen of meer duimen had doen ingra
ven. Hannibal in de eerste plaats.
De strenge overste kon niet anders
doen dan hartelijk instemmen met
het gelach.
(D. Ct.)
De schimmels.
Humoreske door ELSE KRAFFT.
Zo telde de schimmels.
Geen mensch wist er van... Lieve
hémel, het zou ook verschrikkelijk
geweest zijn, wanneer iemand er ook
maar «en flauw vermoeden van go-
had had. Een zestienjarige zou men
dat 11 og wel vergeven hebben, maar
een meisje, dat twintig jaar oud was,
een cursus in naaien en koken had
gevolgd en gesch.kt was om te trou
wen moest zulke ba kvisclijes-dwaashe
den toch to boven zijn. Nu rekende
Hannctien Liiders het schimmels tel
len niet tot do dwaasheden. Het was
een heerlijk orakel, oen loterijspel,
een verrukkelijk opwekkende bozig
heid in den tegenwoordigen over
gangstijd tusscken herfst en winter,
nu er werkelijk n.ets voorviel.
Als het maar niet zoo langzaam
ging, dat tellen. Do witte paarden
sclienen uit te sterven, want zelfs in
do drukste straten der stad kwamen
de gewenschte eremplaren slechts en
kel voor.
Ilannchen was nog nooit zoo vaak
alleen gaan wandelen, als in deze we
ken. Ze kende een petroleum wagen,
die met twee schimmels bespannen
was, en een melkwagen, die door één
werd getrokken. Telkens, iu het mor
genuur, wanneer deze beide voertui
gen het ouderlijk huis voorbij moes
ten rijden, was Ilannchen stellig voor 1
het geopende venster te vinden om
den stofdoek uit te klojipeu,
Zes en tachtig... zeven en tach
tig, telde ze reeds heel verblijd, nu
behoefden nog slechts de petroleum-
wagen en de melkwagen te komen,
en het waren er negoutg.
Ik begrijp niet, w .t je altijd zoo
lang aan papa's schrijftafel te wrij
ven liebt, zei baai- moeder op dezea
morgen wel een weinig boos. Je komt
tegenwoordig in het geheel niet meer
uit dien hoek bij het venster vandaan
Ilannchen.
Och... u moet denkeD, die vele
boeken en die groote inktpot... negen
tig voegde ze er zacht bij, terwijl ze
haastig een blik op straat wierp; pe
troleum wagen en melkwagen gingen
w juist voorbij.
Spoedig, heel spoedig zou het he
slist zijn. Wie haai- het eerst groette,
nadat ze honderd sclrimmels had ge
teld, die was het. Aan hem zou zo
o zoo gaarne voor haar geheöle leven
toebehooren, die was dirjct door liet
lot voor haar bestemd.
Och, dacht zo dikwijls, laat de
apotheker mij toch na de honderdste
het eerst groeten. Of, als ik dien nu
bepaald niet mag hebben, dan in elk
geval Walter Schmidt, die spreekt
nooit tegen. Alleen Willi Krone, niet,
dat mirakel, dat alles beter wil weten
dan een ander, dat was haar da ge
lijkscha verzuchting.
Willy Krone was een jong ambte
naar, een van de jonge collega's van
haai- vader. Een monster. Niet galant
en niet beminnelijk. Alleen maar
knap. Alles vond hij aan Hannchen
te berispen, elk woord noemde hij bij
den rechten naam; het was letterlijk
oen straf voor haar, met dien mal»
eo nsesprek te moeten voeren. Dan»