BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD t f 1.20 PER 8 MAANDEN GROOTE HOUTSTRAAT 55. ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. No 8740 HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD OF lü CENT PER WEEK. DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 0mze ANNCSÜÜBJ opgemerkt Het Rijke Natuurleven TWEE EIGENAARDIGE VLINDERS. Als wij in dezen tijd, zelfs met het zonnigste weer, buiten loopen lijkt 't- ons toch vaak, dat het insectc'nvolkje is uitgestorven. Geen gonzende lioningVriendjes op do bloemen, geen helgekleurde vlin ders meer in de lucht. liet eigenaar dige geluid van den zomer, het mono toon gegons der myriaden insecten ontbreekt. Dit zwaar zoemend geluid is een onmisbaar deel van het com plex van geluiden dat ons des zomers buiten on in huis voortdurend doet denken aan warmte en zonneschijn. Do weeldezangen vari vogels en in secten zijn nu verstomd, dit veroor zaakt, met het ontbreken van groen en bloemen, de winterslemming waar aan sve nooit gehoed ontkomen zelfs al is de winter luw en vol zonnewarmte. Nu is liet buiten stil. Alleen de korte geluidjes dei- kleine zangvogels, <lo helle tonen der merels en het ge kras der kraaieufamilie herinneren ons aan vroegere veelde. Thuis is al les verstomd. Enkele iliegen, stijf en stram, en llier til daar een ei-geel spinnenestje is alies wat ons van d«. merfauna is overgebleven en d.t is nu juist niet liet mcesL gewenschte deeL Toch is er één diertje, dat ons ook in den winter trouw blijft en zeker wel eens in uw huis gastvrijheid heeft gevraagd. Ëeh kleine vlinder ruun twee cM. lang, komt nu van de kamerwanute profiteeren en tracht op een verborgen plekje het voorjaar af te wachten. Overal is hij bekend, die kleine win- iergast. In do eorstc plaals, omdat in dezen tijd de \liu.ders tot de zeldzaamhe den behooren eu/dan ook om het moo.e pakje dat hij draagt. Gewoonlijk zit deze kleine sinjeur met aaneengesloten vleugels tegen muicu of deuren, een stand, die hein dadelijk als naclitvLinder doet her kennen. lu zoo'n houding heeft hij een groot doel v8n zijn kleurige schatten heel bescheiden onder- de brcedo vleugels verborgen, maar het zichtbare ge deelte, wondermooi van teekening, komt er te beter door uit. Do schouders cu een gedeelte van den rug herinneren ons aan de rijk gekleurde mantels uit den riddertijd. Mooie oranjevlelcken vormen door hun symmetrie een zoo mooie teeke ning, dat de vlinder daardoor geheel is getypeerd en er zijn naam, roost- vlindertje aan heeft te danken. Vier helderwitte vlekjes eai tweo grijze dwarsbanden zorgen voor af wisseling en maken de kleurcombina tie nog mooier. Zoo, van boven gezien is onze win- tervrmnd een miniatuur'ridder wiens pakje wedijvert met dat der mooiste dagvlinders. De Duïlschers hebben meer oog ge had voor het zonderlinge model van dit merkwaardige diertje. Bc-kijken \vo het van terzijde, dan verandert de riddermantel plotseling in een bruin monnikskleed. De bovenkant, juist onder den kop, is getooid met een driehoekig bruin haarbosje, dat on middellijk aan een kap doet denken. Geen wonder dan ook, dat onze ooste lijke buren ons diertje Capucijncï- Vilindcr hebben genoemd. liet mooist van alies zijn de fijnge- vorinde pootjes. Nu ik het diertje hier voor ine zie, kom ik in de verleiding ook daarvan een korte beschrijving te geven, maa'r er zou dan geen ruimte overblijven voor verdere bijzonderheden van do levenswijze. De reinwitto haarbosjes aan de poolen en de schitterende witte vlek jes, die aan kleine diamantjes doen denken zijn intusschen het bekijken dubbel waard. Het is onbegrijpelijk, hoo zoon nietig natuurobject sohit- tert tot in de fijnste onderdeel en en een wonder van kleur en teokening kan worden genoemd. Wat dat vreemde vlindertje in ons huis doet? Eigenlijk niets. Hij zit stiJ en bemoeit zich met niets. Hij is een kluizenaar in monnikspij, die toch uit het wereldsche leven nog wat juwee- len heeft meegenomen. Hij is een zon derling, die zonder bloemen en zonne schijn zijn dagen in eenzaamheid slijt. Maar hij wacht op het voorjaar. Als buiten alles opleeft en wilgen en po pulieren met hun bekende katjes prij ken, kan het roestvlindertje onze ka- morwarmte missen en vol lioop trekt hij den zonneschijn tesreiuoet. Van de rupsen, die uit zijn eitjes kruipen, is niet veel te zoggen. In kleur en vorm steken zij niet boven anderen uit en hun vraatzucht is niets buitengewoons. Die rupsenei genschap is al vaak genoeg een voor werp onzer ergernis geweest. Anders is het met do pop. Als de groene rupsen volwassen zijn en ge noeg wilgen- en popelbladeren hebben verwerkt, worden een paar blaadjes door witte zijdeachtige draadjes ver bonden Dit dunne spinsel is de wieg voor een ridderkind, dat slechts en kele weken zal leven. Do nakomelin gen daarvan overwinteren vaak. Zoo komt het, dat wij het roestvlin dertje het geheele jaar aantreffen, maar slechts in het koude jaargetij- do zoekt hij onze woningen op, zoodat het nu bet gemakkelijkst gaat, hem te leeren kennen. Aan takken, poorten en in muur hoekjes, maar het meest op de eerst genoemde plaats kunnen we mi ook dikwijls een zwartgrijs spinsel vin den, aan één zijde met een honderd tal grijswitte eitjes bezet. Dit wollige zakje bevat innerlijk: niet veel meer voor de toekomst, maai er kan toch een heel vlinde'rlevcn uit de aanwezige resten worden opge bouwd. De opening duo naar binnen voert is vier a vijf m.M. breed. Daarach ter bevindt zich een harde rand, ont staan door de scherpe vloeistoffen die het spinsel doorboorden in daarna komen we aan een buigbaar chitine- pantser, dat langen tijd tot werkplaats diende voor de geheimzinnige natuur krachten die uit een rupsenlichaam een veel mooier gevormd vlindertje samenstelden. Het hulsel vergaat nu, evenals het zwarte rupsenhuidjé, dat nog verschrompeld in een hoekje is achtergebleven. De eitjes aan den buitenkant behoeven echter slechts wat zonnewarmte, waarvoor de lente wel zal zorgen Werkt deze op de eitjes in, dan kruipen er weldra heel kleine rupsjes uit, die nu eens veel mooier gekleurd zijn, dan het vlindertje, dat dc eitjes legde. Deze rupsen, die we vooral vaak op onze vruclitboonien en ook op den meidoorn aantreffen zijn getooid met vijf pauwblauwe haarbundeltjcs, die schitterend afsteken bij het geelgrij ze haar dat het blauw met roode li chaam losjes bedekt. Deze rupsen spinnen dc zooeven ge noemde cocons. Daaruit komen ge woon gevormde mannetjes, om een paar witte vlekjes op de vleugels witvlakvlinders genoemd, en geheel misvormde wijfjes. Deze diertjes heb ben slechts korte vleugelstompjes. De mannelijke helft is zoo sterk ,in het opsporen dezer, bijna hulpeloozc wijf jes, dat ze ze zelfs, als wij een vrou welijk exemplaar in een doosje, met gaas bedekt, in de kamen- zetten, ko men opzoeken, zoodra wij des zomers het raam openschuiven. Zoo is het ook té begrijpen, dut de wijfjes niet ver weg gaan, om ederen te leggen. Zij blijven op hun geboortegrond, vieren daar bruiloft en voor zij ster ven verzekeren zij het voortbestaan der sooit door de genoemde grijze bolletjes. Het spinsel valt nog al gemakkelijk op, zoodat deze dieren nog te bestrij den zijn. Mocicüjker gaat dit met een vlindertje dat slechts in don win ter leeft, de „Zonderling" die onze vruchtboomen vaalt geheel tc gronde richt. Ook die kunnen wij nu 's avonds vangen. liet signalement dezer booswichten en hun manier van werken zijn ech ter niet zoo gauw op tc geven, zoodat wij liever een der volgende artikelen aan dezen Winter vlinder wijden. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Hoe houden wij 002e man nen jong? De vrouw kan haar man het lang ste jong houden, als zij, door haar goede zorgen voor zijn lichamelijk en geestelijk welzijn, allo oorzaken uit den weg ruhnt, die het oud-worden te voorschijn roepen. Het spreekt van zelf, dat ook de ve'rstandigslo en moest op of lerende huisvrouw niet het oud-worden kan verhoeden, d. w. z. dat zij nüet het aantal jaren van haar man's leeftijd even kan doen stilstaan: maar wel kan zij veio gewichtige schadelijke in vloeden voorkomen en bestrijden, die het ontijdig oud-worden bij vele man nen ten gevolge hebben. Zoo heeft zij bijv. te zorgen voor een doelmatige voeding; wondt er jaar in jaar uit, altijd te veel vlecsch ge bruikt aan koffie- en middagtafel, zooals dit bij zoovele fantiJitm ge schiedt, dun ontstaat er ten slotte een ophooping van giftige stoffen in het lichaam, die juist op die organen werken, waar het >--d-worden zich het eerst en het sterkst aan openbaart: de schildklier in den hals, die vooral als zoo'n goeden ba'rometer dient van den algeheelen lichaamstoestand, de nieren, de lever. Dat komt omdat deze organen juist de ról vervullen in het manschelijk lichaam, om die giften te vernietigen, die wij met spijs en drank binnen krijgen. Hoe meer verkeerde stoffen dit n-u zijn, des te meer wefrk wordt e"r op den duur gevergd van al die klieren, die dus vroeg moe en uitge put worden, zoo ze al niet gelicel den dienst weigeren. Ook het edelste orgaan: het hart, dat geen minuut geheel mag stilstaan of we zijn er geweest, wordt ten zeerste benadeeld door zoo'n over vloedig vleeschgebruik. En heel het bloedvatenstelsel heeft veel te veel te lijden, daar die voortdurende circu latie van giftige stóffen ten laatste de gevreesde verkalking te voorschijn roept. Do voeding van allo weefsels lijdt onder dit giftproces, zij het dan ook nog zoo gering, en de tee kenen van den ouderdom beginnen zich te vertoonen: de huid trekt in rimpels, dc wangen vallen in, do ha ren worden grijs, do tanden vallen uit; ook daardoor wordt het gelaat zijn natuurlijken vorm benomen, .en wordt de heele vertering benadeeld, die gelijk wij weten, al reeds in den mond begint, met het bijten en kau wen. in de eerste plaats zorgo de huis vrouw dus voor eeu matige vleesch- voeding; vooral diene zij het vleesch niet half-rauw gebraden op; dit is iets dat alleen zijn nut kan hebben voor kinderen die sterk in hun groei zijn, of voor tuberculose-patiënten. Het is eigenaardig, hoe de voeding ook van invloed is op de schoonhe.d van den mensch in het algemeen: een eigenaardig treffend voorbeeld gaf de bekende natuurkundigo Charles Dar win daar al van, als hij vermeldt, hoe één en dezelfde Indianenstam, dien hij ontmoette op zijn reis in Pa- tagonië, in liet Noorden, waar de voeding rijkelijk, doch doelmatig was de prachtigste mannen en Vrouwen telde terwijl zo in het Zuiden, in het arctische Vuurland, waar klimaat en voeding beide, zooveel te wensclian overlieten, ook een afschuwelijk men- scheuras opleverde! Na het vooraf behandelde over een te rijke vlecschvoeding, moet men daarom nog niet deuken, dat wij oen vegetarisch menu wilden aanbevelen: Ook dit heeft zeer zeker veel tegen, daar de groote hoeveelheid eiwit, die het lichaam dan te verteren krijgt, lang niet genoegzaam den verschil lenden organen ten goede komt, om dat verschillende voedmgszouten ont breken in het vegetarisch voedsel. Maar: de gulden middelweg is alweer de beste in dezen. Een matig vleesch gebruik dus en niet te veel biefstuk, of roastbeef; dit maakt onze mannen hy pochonder en dus oud en humeurig. Vooral ook dient de huisvrouw te letten op het gebruik van alcohol, dat zoo uitermate schadelijk werkit, op de, in den aanvang van dit artikel geiüioemidc organen. Dat zij daar toch tegen waloe, en niet ophoudt e'r tegen te strijden, als dit gebruik maar ee- iiigszins in onmatigheid ontaardt. Wat dit aangaat is de getrouwde man er dus veel boter aan too dan de jong gezel, dio geen zorgende gade haast zich heeft, die tracht hem trouw ter zijde te staan in alle teleurstellingen van het leven. Sterke gemoedsbewe gingen toch, die een verhooging van den bloeddruk te voorschijn roepen, werken weer zoor bevorderend op ver kalking der bloedvaten. In don strijd tegen liet Vroeg oud- worden van haar inan, dient de zorg zame huisvrouw ook degelijk acht te geveai op het linnengoed, of dat wel poreus is, waardoor do huid voldoen de kan uitwasemen. Is dit niet het geval, dan wordt alweer te veel ge- ëischt van de werking der nieren, die dam alle ongeschikte stoffen moeten wegvoeren. Ook is het veelvuldige baden aan te raden, en liet wandcle'n, dat de spie ren jong en elastisch houdt! Het is en blijft een onloochenbare waarheid, dat de menschen door de betere sa- nitairo verhoudingen, waaronde'r ze leven veel ouder worden; maar daar om is het nog de vraag; hoe men zijn einde bereikt. Het voldoende genieten van rust en slaap is ook een groote voorwan'rde voor liet frisch en jong blijven en een ongestoord behoud der gezondheid is toch wel eenigo opoffe ring waard! MARIE VAN AMSTEI,. Soldatenstrekea Zooals u reeds bekend zal zijn, mijne heereu, houdt de commandant van de tweede legerdivisie de volgen de weck een aigemeene inspectie. Ook do veldartillerie is in die inspectie begrepen. Er is bepaald <L-t wij op 't groote exereilieteïrein in parade-ste'.- Kng zullen staan. Dc moet u er na drukkelijk aan herinneren, dat de ge neraal er bijzonder waarde aan hecht, dat do bespanningen van on geveer gelijke grootte en kleur zijn. Ik moet den heeren kapite.ns vooral verzoeken, daaraan hun speciale aan dacht te schenken. In de oerstvolgen- do dagen zullen we, na de gewone oe feningen, repetitie houdc-n voor de groote inspectie. Ik hoop dus, dat de heoren zullen zorgen, dat de zaak in orde komt. Ik dank u. Met deze woorden had dc strenge ovërstó Kraan zij:n officieren toege sproken, waarna do luitenants in korps naar de soos gingen, om zioli van de inspanning en den schrik te herstallen, terwijl de kapiteins met hun wachtmeesters zich onverwijld naar dc stallen begaven, ten einde het pa arden -materiaal aan een diep gaand onderzoek te onderwerpen en, zoo nb-odig, veranderingen to doen aanbrengen. De eenige uitzondering op dien plotseling ontwaakten ij\er maakte de dikke, gemoedelijke kapitein Van Randen, op wien „de preek" van de'n overste, zoonis hij geliefde te noemen wat de hoofdofficier verteld had niet i de minste uitwerking had. En toch 1 moest Van Randen zich de woorden 1 van den overste wel het meeste aan-i trekken, daar er niet één batterij was b het heele regiment, die zoovele op vallend gekleurde paarden had, als de zijne. Niettemin zei hij kalm tot; den op hem loet'rédeaxden wachtmees- ter: Alles blijft bij het oude, hoor! Waarna Van Randen de luitenants achterna ging naai- de soos. I'ngeyoJge de opdracht van den overste, word den volgenden morgen, na beëindiging van den gewonen dienst, de paradeopstellirig beoefend. Kerels, zei de dikke Van Randen tot zijn manschappen, jelui zit te paard zooals ge altijd zit en wee hem, dio niet zit, zooals hij altijd zit! Dit was alles, wat de kapitein zei, en verder bleef het bij het oude. En daar alles bij het oude bleef, ging alles ook bij Van Randens batterij als gesmeerd. Terwijl Van Randen al lang in stel ling stond waren de andere batterij en nog uun het scharrelen en rang- scliikken. Eindelijk echter stond de heele boel in paradestelling en dSe overste kon met de inspectie beginnen Daar zijn aandacht, in verband met de te venvachten groote inspectie, al leen op do paaiden en in het bijzon der op hun onderlinge grootte en kleur was gevestigd, werd menig foutje aan do stukken en aan de wij ze, waarop de bemanning van het ge schut haai- taak opvatte, niet opge- me'rkt. De kapiteins ook haddon slechts gelet op do paarden. De eerste batterij had de dieren goed gerangschikt. Zoo ook de twee de en de overste knikte de comman danten goedkeurend toe. Maa'r nu de derde, waarover ka pitein Van Randen het bevel voerde. Weg was de goede stemming van den overste. Met luide stom riep hij: Kapitein Van Randen, ziel u niet, dat het bijdehandsche paard van het derdo stuk meer dan vijf duim groo- ter is dan het vandehandsche? Ik verbaas er mij ten zeerste over, mijn heer, dat mijn woorden van gisteren zoo weinig uitwerking op u hebben gehad. Hoe heet het paard? Hannibal, overste! Ik moet u te vens beleefd opmerken, dat het on mogelijk is, het dier met een ander paard dan Hilda voor het stuk te spannen. Zoodra dit zou gebeuren, slaat hij. den heden boel uit eJkandel en u begrijpt, wdk een ve'rwaririnig het zou geven bij de inspectlel liet spijt me, kapitein, maar liet gaat niet, het gaat niet. Morgen ver wacht ik een bespanning, dio geen streep verschilt! Tot uw orders, overste. Onmiddellijk daarna reed Van Ran den naar den oudsten wachtmeester 1 too en zei weer lakeniek: Wachtmeester, het blijft bij het, oude! Na de oefening van den volgenden dag was er weer repetitio voor de pa rade. Alles zat magnifiek in elkaar Wat do paarden betreft, met uitzonde ring eclite'r van de derde batterij, waar Ilanuibal naast Hilda stond. Of het spande!... Mijnheer Van Randen, wat moet dat beteekenen? Heb ik gisteren niet bovole'n, dat uwe bespanningen go- lijk moeten zijn? Daar zie ik weer dien langen slungel naast het hitje! Hebt u... mij... niet... Ik-grepen'? Overste, ik moet u dringend ver zoeken Ln oogenschouw te nemen, dat.. Ach. wat! Praatjes. Dat zeg ik u, kapitein, als Maa'ndog, bij do 111- j spectie van den generaal, Hannibal niet minstens vijf duim kleiner is ge worden of Hilda even zooveel langer, dan... Ja, dan komen de gevolgen al léén op uw hoofd neer, begrepen, m nhoer? Dank ul Tot uw orders, overste. Een oogenhlik latei- tot den wacht meester: Wachtmeester, het blijft bij het oude! De gevreesde dag was aangebroken en bij alle batterijen was het, toen de zon nauwelijks boven do kim was, al een drukte van belang. Want om ne gen uren moesten de stukken opge steld staan, daar de generaal precies te half tien de inspectie zou houden. Door het jagen van den overste stonden do batterijen echter om achl uren op liet exe'rcitietc'rreiu, ofschoon do hoofdofficier zichzelf niet l,et zien. Er viel nog heel wat te scharrelen, voordat alles in de puntjes was, maar het bedrijvigst was men bij de derde in de weer, waai- heel geheim zinnig gewerkt werd. Kapitein en wachtmeesters stonden mysterieus beraadslagend b elkander 011 het re sultaat van die vergadering moest wel bevredigend geweest zijn, want lachend klopte Van Randen zijn oudsten wachtmeester op don schou der. Het liep tegen half tien, toen, als een losgelaten stier, do overste kwam aanrennen. Vóór hij rich <ten tijd gunde do batterijen langs to rijden,, brulde hij uit alle macht: Goeft acht! Alles stond als een paal, toen in de verte de generaal met groot gevolg kwam aanrijden. Stram zaten do ar tilleristen op de paarden en de stuk ken en ook da edele dieren stonden, als uit steen gehouwen, als onder den indruk van het gewichtig oogenblik. Onderzoekend g;ng de hoogo oomo de batterijen langs, doch blijkbaar vond hij geen. enkele opmerking te maken, want goedkeurend ging liet grijze hoofd op en neer. Bij iedere batterij klonk zijn groot: Goeden mor gen, mannen. Welke groet met een Êoort Indianengehuü beantwoord werd uit puur enthousiasme van do kerels, dat alles zoo van een leien dakje ging. Het hardst schreeuwden wel de jongens van de derde batterij en do generaal kon niet nalaten te zeggen tot den overste: Mijn compliment, mijnheer; stoe re degelijke, kerels! U zult er pleizicr van hebben., nietwaar? Wat door den overste ten volle be aamd werd. Na de inspectie werd, in draf, ge paradeerd voor den opperoflicier en men kon het aan hot hooggekleurde gelaat van den overste zien, dat hij met pluimpjes over do krauigo hou ding zijner troepen overstelpt werd. De generaal betuigde inderdaad zijn groote instemming met den voóï- treffohjken toestand van de verschil lende batterijen. Vooral roemde de hoogo hoer de batterij van kapitein Van Randen, zoowel om de voortref- foüjko houding van de manschappen als om do paarden, die in de bespan ning onderling geen streep verschil den. Daarop stelde de generaal efr prijs op, den kapitein in het algemeen zijn tóvredenhe.d te betuigen en Van Randen in het bijzonder, w-ien hij zelfs hartelijk de hand drukte. De Inspectie werd met een lunch in do soos besloten. Het ging er prettig, doch eeniigsains vormelijk toe door de aanwezigheid van den hoogen gast. Toen do generaal echter bij het des sert de zaal verliet, omdat hij geen tijd meer had, werd de stemming vrijer. De dikke Van Randen was wel da meest opgeruimde van allen en toc-n de overste van het station terugge keerd was, waarheen hij den gene raal begeleid had, trof hij eon joligen boel. Hij aarzelde niet nog een glas mee te dri'nken met de officieren, voor namelijk omdat hom iets op het ge moed lag, dat hij or gaarne wilde af wentelen. Zeg eens, Van Randen, zei Jiij oindolijk, vertal mij toch eens hoo ge het met Hannibal gemaakt hebt? Tot mijn groote verbazing was hot paard geen streep grooter dan Hilda en ook de andere bespanningen wa ren precies even hoog. Het lijkt wel of go do beesten met oen ze s gelijk gemaakt hadt. Los me dat geheim eens op! Een schaterlach klonk door de zaal, toen de slimme officier vertelde, dat hij den raad van zijn oudsten wacht meester had opgevolgd en de paarden, die langer waren dan hun metgezel, oen of meer duimen had doen ingra ven. Hannibal in de eerste plaats. De strenge overste kon niet anders doen dan hartelijk instemmen met het gelach. (D. Ct.) De schimmels. Humoreske door ELSE KRAFFT. Zo telde de schimmels. Geen mensch wist er van... Lieve hémel, het zou ook verschrikkelijk geweest zijn, wanneer iemand er ook maar «en flauw vermoeden van go- had had. Een zestienjarige zou men dat 11 og wel vergeven hebben, maar een meisje, dat twintig jaar oud was, een cursus in naaien en koken had gevolgd en gesch.kt was om te trou wen moest zulke ba kvisclijes-dwaashe den toch to boven zijn. Nu rekende Hannctien Liiders het schimmels tel len niet tot do dwaasheden. Het was een heerlijk orakel, oen loterijspel, een verrukkelijk opwekkende bozig heid in den tegenwoordigen over gangstijd tusscken herfst en winter, nu er werkelijk n.ets voorviel. Als het maar niet zoo langzaam ging, dat tellen. Do witte paarden sclienen uit te sterven, want zelfs in do drukste straten der stad kwamen de gewenschte eremplaren slechts en kel voor. Ilannchen was nog nooit zoo vaak alleen gaan wandelen, als in deze we ken. Ze kende een petroleum wagen, die met twee schimmels bespannen was, en een melkwagen, die door één werd getrokken. Telkens, iu het mor genuur, wanneer deze beide voertui gen het ouderlijk huis voorbij moes ten rijden, was Ilannchen stellig voor 1 het geopende venster te vinden om den stofdoek uit te klojipeu, Zes en tachtig... zeven en tach tig, telde ze reeds heel verblijd, nu behoefden nog slechts de petroleum- wagen en de melkwagen te komen, en het waren er negoutg. Ik begrijp niet, w .t je altijd zoo lang aan papa's schrijftafel te wrij ven liebt, zei baai- moeder op dezea morgen wel een weinig boos. Je komt tegenwoordig in het geheel niet meer uit dien hoek bij het venster vandaan Ilannchen. Och... u moet denkeD, die vele boeken en die groote inktpot... negen tig voegde ze er zacht bij, terwijl ze haastig een blik op straat wierp; pe troleum wagen en melkwagen gingen w juist voorbij. Spoedig, heel spoedig zou het he slist zijn. Wie haai- het eerst groette, nadat ze honderd sclrimmels had ge teld, die was het. Aan hem zou zo o zoo gaarne voor haar geheöle leven toebehooren, die was dirjct door liet lot voor haar bestemd. Och, dacht zo dikwijls, laat de apotheker mij toch na de honderdste het eerst groeten. Of, als ik dien nu bepaald niet mag hebben, dan in elk geval Walter Schmidt, die spreekt nooit tegen. Alleen Willi Krone, niet, dat mirakel, dat alles beter wil weten dan een ander, dat was haar da ge lijkscha verzuchting. Willy Krone was een jong ambte naar, een van de jonge collega's van haai- vader. Een monster. Niet galant en niet beminnelijk. Alleen maar knap. Alles vond hij aan Hannchen te berispen, elk woord noemde hij bij den rechten naam; het was letterlijk oen straf voor haar, met dien mal» eo nsesprek te moeten voeren. Dan»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13