BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
29« Jaargang. ZATERDAG 23 DECEÜBEB 1911 No 8713
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 HAANDEN
CF 10 CENT PER WEEK.
ADMNKTRATTE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
in haarlem-s dagblad ZIJN
advertentiEn doeltreffend.
onze annonces
worden OPGEMERKT-
Het Rijke Natuurleven
'AFWIJKINGEN IN DE PLANTEN
WERELD.
Evenals de tanden aan de uurwerk-
kaderen, zoo grijpt ook in de natuur
veel in elkaar en gemis van het een©
heeft vaak den ondergang van het
andere tengevolge.
Regelmaat is de groote natuurwet,
waaraan veel is onderworpen.
Toch komen op ieder gebied een
groot aantal afwijkingen voor ©n inte
ressant is het vaak, deze na te gaan.
Ook merken we dikwijls op, dat af
wijkingen tot rogel werden verheven,
zoodat, zonder onderlinge vergelij
king, het bijzondere niet mee'r opvalt.
In bijna ieder boerentuintje prijken
In den zomer tientallen bruingele le
lies.
Mooie teruggeslagen bloembladen,
van verre reeds opvallend door het
prachtig gekleurd© honingme'rk, schij
nen bijen, hommels en ander bestui
vend gedierte te lokken.
Statig wiegelt hel gouden hart op
den krachtigen d-epero-enen stengel.
Het vlies- en sehubvl^pe.lig v-v'itje
weerstaat d'en drang niet en zet zich
aeer, om honing te likken en stuif
meel te verzamelen.
Komen we dan later terug, om de
Uitwerking van die egoïstische visites
te zien. dan vinden wij heel niet,
we zochten.
Rijpe, gegroefd© vruchten dachten
we te vinden, zwaar vaji ingehouden
weelde, en wat zien we? Afgevallen
of verdrogende stampers, die, trots
alle bepneierïng, toch niet zijn uitge
groeid. Er komt geen zaadje terecht.
Maar de plant is niet geheel werkloos
gebleven. In de eerste plaats is er
veel reservevoedsel naar de onder-
aardsohe bolle'n verhuisd. De oude le
verde den rijkbeknopteu stengel, niaar
de nieuwe zal de soort in stand
ten houden, en daan-oor is kracht
noodig, die eerst moet worden vast
gelegd.
Zoo zou echter het verspreidingsge
bied onzer lelies niet groot zijn,
juist de uitbreiding daarvan is een
eerste levensvoorwaarde.
Maar daar zien we plotseling
bladoksels kleine blauwzwarte bolle
tjes glinsteren. De dingen zijn niet
grooler dan een erwt en het groote
aantal, waarmee ze aan alle, in den
omtrek staande planten voorkomen,
wijst niet op eenige zeldzaamheid
ais plantenformat'.e. Toch zijn ze bij
zonder merkwaardig. Knijpt men de
ze glimmende kraaltjes van de plant
af, dan hebben wij zelfstandige bol
letjes, die ieder een jong plantje kun
nen leveren.
In de natuur raken ze tegen het
jaar los, de stengel slingert z© een
©ind weg het water voert ze me©,
kortom, se krijgen ©en andere stand
plaats en als z© een paar jaa'r ouder
zijn, en bloeiende planten kunnen le
veren, zullen ook zij weer voorposten
uitzenden, die voor vergrooting van
het gebied zorg dragen.
Het bekende speenkruid heeft een
wen opvallende voortplantkigswijze.
Over bloemen on onderaardscbe knol
len schrijf Uc uit principe niets. Bij
na iedere schrijver van een leerboek
der botanie schijnt deze gele lentebo
de boven aan op zijn programma te
zetten, zoodat we er tot vervelens toe
over kunnen lezen.
Eigenaardig is het echter, dat die
'duisende bolersterretj.es zoo weinig
vruchten geven.
Onmogelijk is hot heet, maar als go
er in hot voorjaar eens op gaat let
ten zal u die. geringe Vruchtbaarheid
opvallen. Gedachtig aan onze bóeren-
lelie, zoeken we nu maar weer in de
bladoksels, en werlcel'zitten daar
de eivormige knolletjes, die, als de
stengels en bladeren afsterven, op den
bodem belanden en nieuwe •verster
kingen voor het toch al zoo groote le
ger geven. Lelies en speenkruid le
veren intusschen slechts toekomst
plaatjes.
Heel groot is het aantal soorten,
dat up deze manier de vorming van
vruchten en zaden overbodig maakt.
Er zijn ook soorten, die het nog
verder hebben gebracht in deze vivi-
pariteit.
Bij de kweekers kan men voor een
kleinigheid een moedérvorentje koo-
pen. De Aspleniumsoorten zijn niet
moor zoo in trek als de kroesvarens,
de polipodiums en het venusliaar,
maar ais eigenaardigheid worden z©
toch nog wel gekweekt.
De mooie gedeelde bladeren vertoo-
nen lange'n tijd niets bijzonders,
maar plotseling treedt de plant uit
de sfeer van het aUedaagsch© door
het vormen van nieuwe plantjes mid
den op de oudere bladeren. Varens
kweeken is naet ieders werk, maar
deze miniatuurplaatjes ontstaan even
goed in onze kamers als in de heer
lijke vochtige kassen der kweekers.
Wilt g© zoo in 1 bezit komen van een
gVoot aantal bébé-varens, dan kunt
go de plantjes van de bladeren afne
men en in kruimeligen wilgengrond,
dien ge op do Rampelaan uit de ver
molmde stammen der knotwuilgen
kunt haleh, uitplanten.
Als g© dan bet teer© ding v
nachtelijke koude en kamer-droogt©
behoedt, door er een glas ove'r te
plaatsen, zult ge woldra zien, dat
het voor zoo'n voedzamen, warmen
grond erg dankbaar is, en door flink
te groeie'n bewijst bet plantje, dat het
in de eerste jeugd een goede verzor
ging had.
Ook de begonia's worden wel op
deze manier vermenigvuldigd, ten
minste de breedtriadigo soorten, die
meer als blad begonia's in den handel
komen.
Aan de onderzijde der bladeren
worden in de dikke nerven kleine
insnijdingen gemaakt en daarna
wordt het blad op lossen, vochtigen
grond gelegd. Voor uitdroging moet
natuurlijk worden gezorgd. Na eend-
gen tijd ontstaan dan op verschillen
de plaatsen toevallige knoppen, die,
onder gunstige omstandigheden, jon
ge plantjes leveren.
Wat hier bij de gekweekte pla'nten
wordt opgemerkt komt, zij het dan
onder anderen vorm, ook wel bij
wilde planten voor.
Langs wegen en tusschen het gras
in de weiden staan vaak klein© wilde
uitjes. Kraailook wordt het wed ge
noemd.
Tusschein de hooge pïjpvormige
bladeren staan dan op lange stellen
do bekende bolletjesgroepen, dio we
zonder nadere beschouwing bij de
vruchten indeelen.
Het dunne vliesje, dat aan één kant
is ingescheurd, geeft echter geJegcn-
lieid, wat meer van die vreemde
knotsjes te weten te komen.
Dicht opeengedrongen zien we dan
tien tot twintig kleide bolletjes, peer
vormig en heel klein, maar ieder van
hen heeft toch al een klein groen
blaadje, niet dikker dan een naald,
naar buiten gestuurd.
Onder het strakke vliesje hebben
deze groene sprietjes nog te weinig
ruimte, om flink uit te groeien, maar
als z© groot genoog zijn, worden ze
vrij gelaten en de aa'rde waarin ze,
als het lot hun gunstig is, aanlan
den, zal wel voor verdere ontwikke
ling zorgen. Meestal komt van de
kleine bloempjes, dio ook wel heel
gemeenzaam naast de concurreeren-
de bolletjes voorkomen, niets terecht,
naar dat is ook overbodig.
Ook andere wilde uisoörten vertoo-
nen deze merkwaardigheid cm zoo
sterk is deze afwijkeinde eigenschap,
dat het don kweekers gelukt is vaste
soorten te krijgen, die onder den
naam van luchtuien bekend staan en
regelmatig bollen in plaats van bloe
men levérën.
H. PELSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Een praatje over Bont en
Bontwe'rken.
Als we slechts de voornaamste lan
den wille'n noemen., waar bont van
daan komt, dan wordt dit alreeds een
heel© opsomming; want vermeid die
nen dan te worden: Siberië, Alaska,
Canada, Peru, Pe'rzië, China, Groen
land, Skandinavië, Jutland, Seeland
en Frankrijk!
Het pelswerk toch is tot een dc'r ge
wichtigste handals- en modeartikelen
geworden. Geen élégante vrouw kan
er meer buiten bet eeu ol ander „ech-
te bobt'; ofschoon haar dikwijls ge
noeg slechts een imitatie in handen
zal worden gestopt, wel drie dubbel
maal te veel betaald door dien schro-
uieJijk hoogen prijs.
I-Iet bont is nu oeiimaal in trek bij
de dames; schenkt haar warmte, be
hagelijkheid en een zeer éléga'nt©
kleedij; nu eens in den vorm van
een lang paletot, ©en kort jaquet, een
baléro met hermelijnen kraag, dan
weer als toque als eenvoudig© bont
muts, als breede écharpe, of als rand
om de korte, tamelijk nauwsluitende
rok; of als mof, waar tegenwoordig
oen aardig lapje bont aangaat, de
afmetingen in aanmerking genomen
van de moderne reuzenmodellen.
Het is eigenaardig, maar dit tegen
woordig zoo typisch vrouwelijk© klee-
dimgstuk werd aanvankelijk slechts
door de mannen gedragen: reeds om
streeks het jaar 1400 warmde de Ve-
netiaansche Patriciërs zich de handen
in moffen uit zijde en brocaat. In
den loop der tijden is bij de mannen
deze gewoonte van de mof te gebrui
ken weer ve'rloren gegaan, behalve
Avontuur op Kerstmis.
door
CHARLOTTE NIESE.
Vandaag is het dertig jaar gele
den zeide de schilderes. Daarbij
streek zij over haar witte haren
bij de jagers, bij wie de jachtmoJ fei- j keek uit het raam. Het sneeuwde, heel
lelijk deel uitmaakt van het typische zacht en dicht, alsof eeu witte sluier
jaohtcostuum. zich over de aarde Jegde. In den
In do achttiende «u> ra-daa dol,"»»™1 Klapperde vuur, cn de trti-
vrouwcunCton ai druk gezien en j
waren dan bij voorkeur van sabel- j oerfig JaaP herhaalde de schil-
bont, hermelijn, ottervel, wolfsh-uid deres. En zij keek naar den kakatoe,
of blauwvossen vel. Tegelijkertijd wei'-1 die op zijn stokje zat en onbewegelijk
den ze toen ook al veel gebruikt voor 1 voor zich uit staarde. Het was een
pelskragen en randen en opslagen vogel met oen prachtigs kuil
aan allerlei kleedingstukken. Behal
ve do genoemde dieren leveren tegen-
woordiig ook nog: d© marter, de das,
losch, bever, haas, konijn, kat,
schaap, zeehond, rob en aap alle meer
of minder pelsmateriaal.
Nu wordt er haast op geen ander
gebied zoo fijn geknoeid als op het
gebied van bontwerken; dat geven
alle bomthandelaren zelf grif toe. In
sluwheid van bedriegen concurreei'en
hier de Siberiër en de Tartaar,
en sneeuwwitte veeren. 'Maar hij was
oud, en praatte niet graag, al kende
hij wel enkele woorden.
Toen hij zag, dat zijn meesteres
hem aankeek, stapte hij langzaam
van zijn stok af en klauterde op haar
schouder.
Zij streelde hem.
Weet je nog van ons Kerst-avon
tuur, Lorre
De vogel zette zijn kuif op.
Doiette, Dorette riep hij.
Zijn meesteres gaf hem een klontje
suiker.
t vi.i. )a ei Ja. zeker, je hebt gelijk Dorette
op de Februari-markt te Irbhak SFwas 00k bijl Zij w.s zelfs oen
berië de hermelijnen, eekhoorntjes, j hoofdpersoon bij het avontuur. Maar
Tartaa'rsche marters en Poolvossen vandaag zal zij daar wel niet aan
aan de Duïtsche en Fransehe hande- denken, nu zij pas verloofd is met
laars omzetten.
Intéressant is het ook, om iets af te
weten van do wijze, waarop d© jacht
op pelsdieran daar plaats heeft in
het hooge Noorden. In Noord-Azië,
wordt de pelsjacht hoofdzakelijk be-
oefe'nd door di© volkeren, die hun ne
derzettingen midden in de wouden ön
aan de oevers van de Noordelijke IJs-
hobben: de Samojeden, Toengoezen
Willi Hansen. Oud© liefde roest niet,
en die twee zijn na heel veel hinder
nissen bij elkander gekomen. Wij
zijn er blij om, niet waar, Lorr©
Maar wij voelen ons toch een klein
beetje eenzaam.
De vogel gaf geen antwoord. Met
zijn zwarte oogen keek hij mij ern
stig aan, klauterde weer op zijn stok,
en borg z:jn kop tusschen de vleu
gels.
Nu wendde de schilderes zich tot
Jakoeten. Dikwijls ondernemen de-mij, zat bij den haard en keek
stoute Pool jagers tochten, die nog i beurtelings in de vlammen en naar
vrij wat gevaarlijker zijn, dan die J de vallend© sneeuw buiten.
van hun Amerikaansche collega's.
Maar heel zelden maken ze gebruik
van geweren; meest schieten ze met
pijl e'n boog; soms vangen ze de pels
dieren in vallen.
Ieder van hen draagt behaJve een
geweer of andere schietbenoodigdhe-
den oen zak op den 'rug, sneeuwschoe-
nen aan de voeten, ©en bijl op de
schouders en een zweep in den gordel.
In dien zak bevindt zich behalve do
noodige hoeveelheid brood, spek en
thee ook nog kookgoreedschap. De
zweep dient, om marters en eekhoorn
tjes eerst dioor hc-t klappende geluid
op t© jagen, om ze later des te ge
makkelijker onder schot te krijgen.
Vie'r tot zes honden begeleiden den
optocht van drie tot vijf jagers, die
zich op weg begeven met den eersten
sneeuwval. De ho'nden krijgen al heel
licht de boommarters en eekhoorntjes
in het gezicht, blaffen ze aan en hou
den zo dan nel zoo lang door schrik
aan do plek gebonden, tot de jager na
bij is. l'n Mantsjoerije wordt op de
zelfde wijze het sabeldier gesnapt: met
pijl en boog.
In Nisjinofgo'rod heeft daai jaar
lijks de hoofdmarkt plaats van dan
pedshandel. Vooral de Chineezon zijn
hier druk vertegenwoordigd, want het
is echt een handel voor bén, daar list
en handigheid er in zoo groote mate
bij te pas komen. Alleen het bont van
den kroonmarter is onmogelijk na
te maken of te vervalschen. Vahdaar
dan ook, dat het dragen van elk stuk
bont, uit" deze vellen vervaardigd,
nog monopolie is van do Russische
keizersfamiiie en dat elk stuk kroon-
Gij liebt mij reeds dikwijls ge
vraagd, hoe wij toch bij elkander ge-
koineu zijn, mijn dienstmeisje Do'ret-
te, mijn kakatoe en ik.
Op een Kerstavond hebben wij el
kander gevonden, en dat is vandaag
juist dertig jaar geleden. Een lange
tijd, en toch schijnt het mij kort toe.
Vooral nu Dorette van mij weggaat.
Wij wenschen haar het beste, niet
waar, Lo'rre?
Lorre shep, en de schilderes gi'ng
naast mij bij den haard zitten.
De geschiedenis begint met den
kakatoe, omdat de witte vogel in de
sneeuw voor mij uit hyppelde, toen
ik uit den trein was gestapt, slaperig
het kleine station uitging dn een
straatweg op wandelde, die naar ik
dacht naar de stad moest voeren. Ik
kwam uit Parijs, waar ik sinds drie
jaa'r schilderen leerde. Even voor
Kerstmis liad ik mijn eerste schilde
rijtje verkocht, en was meteen in den
trein gestapt om mijn familie te ver
rassen. Was ik verstandig geweest,
dan had ik voor die driehonderd
francs een nieuwen regenmantel en
een hoed gekocht, en was te Parijs
gebleven. Want mij'n uitwendige
mensch mocht wol wat opgeknapt
worden, en over mijn hoed met die
rare veer hadden mijn studiekamera
den te Parijs al dikwijls pret gehad.
Maar als ik naar huis wilde, mocht
ik mij geen andere uitgaven veroor
loven.
Zo'nde'r een oogenbKk te denken
over mijn armoedig voorkomen, eh 't
hart vervuld van kerstvreugde, Let
ik mij dus veertig uren in den trein
door elkander schudden in dien
marterbont, «lal <lwr het Sibwfcch tijd ïepen d0 vcol lafis2j,mer
gouvernement aan de Russische re-
geering wordt afgeleverd cok nog vóór
het prepareeren het keizerlijk stempel
krijgt. Een bijzondere huis wet be
paalt nog bovendien, dat kroonmar-
terbont slechts aan vorstelijke perso
nen ten geschenke mag gegeven wor
den.
Overigens slaat w© kunnen ge
rust zeggen iedere bontsoort aan
vervalsching bloot: zilvervossen wor
den geïmiteerd door grijs geverfde
poolvossen, terwijl ook konijnenvel
len tot dit doel dienen. Het zoo zeer
gezochte Chinchilla moet zich aller
lei vervaischingen luten welgevallen.
Niiet het minst door de eenvoudige
dakhazen-vellen, die dus waa'rlijk
veel minderwaardiger zijn als men
den hoogen prijs bedenkt, die dik
wijls besteed wordt aan de chincilla-
vellen. Uit al deze veredelingskunst
blijkt dus wel, wat ©en belangrijk
marktartskel tegenwoordig het bont
is en wij moeten ook erke'nnen, dat
bont: een sierlijke, rijke dracht is,
die alle andere ga'rneering overbodig
maakt.
MARIE VAN AMSTEL.
dan tegenwoordig en rolde toen
in een toestand van halve onbewust-
lieid uit den coupé, op het station
van het stadje, waar mij'n moeder en
mijn broeder sinds een paar maan
den woonden. Mijn broeder was pas
kantonrechter geworden, en mijn
moede'r, die weduwe was, bezo'rgde
zijn huishoudilng. Ik Lad met geschre
ven dat ik zou komen; ik was nog op
den leeftijd, dat men dol is op ver
rassingen en bovendien was ik over
tuigd, dat iedereen mij in de kleine
6tad, waar ik geheel vreemd was, te
recht zou helpen.
Dat zou ook wel gebeurd zij'n,
maar ik moest eerst een beetje op
mijn verhaal komen, eör ik om mij
heen kon kijken; en toen ik eindelijk
bij mijn bezinning was, liep ik ach-
te"r een paar menschen, die een straat
weg insloegen, waar men in de verte
lichten zag branden. Maar het
sneeuwde even dicht en stil, als van
daag; opeens waren d© mdnschen
weg, en al mijn aandacht was ge
vestigd op een vogel, die vóór mij
door de sneeuw waggelde. Ik ben
altijd een dierenliefhebster geweest
en had Juist te Parijs ©en papegaai
verzorgd tot aan zijn dood. Toen ik
'nu dien kleinen kakatoe met zijn
vleugels vol sneeuw zoo hulpeloos
daar zag, bleef ik natuurlijk kijken,
en dacht bij mijzelf, waar dat arme
dier vandaan kon komen. En toen het
beestje op mijn lukken bleef staan,
met den kop knikte, en zich gedwee
door mij liet oppakken, werd ik aan
gedaan. Voorzichtig nam ik het dier
in de armen, droogde zijn natte vee-
ren af em sprak het vriendelijk toe.
En het vleide zich tegen mij aan, vér-
telde mij klagend, dat het Lorre heet
te, en wilde, als bij een oud© beken
de, op mijn schouder klimmen, toen
een sterk© hand mij bij den arm
greep.
In naam der wet! sprak een gro
ve stem.
Wat bedoelt gij? vroeg ik ver
baasd, terwijl ik mij trachtte los te
maken. Maar de hand hield mij nog
steviger vast
In naam der wet! En geen kun
stenmakerij! Anders zit er wat voor
je op!
Maar nogmaals bood ik te
genstand. Doch nu pakt© zijn andere
hand mij bij den 'nek.
Als je nog een woord durft zeg
gen, zul j© eens wat zien. Jou ken ik,
en den vogel ken ik ook!
En de groote man, dien ik nu
pas zag, e'n dio, zooals ik bemerkte,
hlinkende knoopen aan zijn jas droeg,
en iets blinkends aan zijn zijde, greep
naar den kakatoe op mijn schouders.
De vogel pikte naar hem, e'n de
man gaf een schreeuw.
Dat is verzet! Wil je dat we] eens
laten! Andere zul je wat zien!
Ik verzette mij beelemaal niet
Ik was doodmoede en doodelijk ver
schrikt Ik geloof wel, dat ik half
schreiend iets zeide van mijn broeder
cn van mijn moeder, maar de mala
luisterde niet naar mij. Zijn vinger
bloedde en hij was erg boos. Ruw
duwde hij mij vooruit door de natte
sneeuw, terwijl de avond begdn te
vallen.
Toen ik uitgeput en buiten adem
op eon houten ba uk neerviel, werd
achter mij een zware deur in het slot
gegooid. Een grendel knarste, en
i©maud lachte honend. Dat was de
kakatoe, dieto men rustig op mijn
schouder had laten zitten en die zich
J nu op mijn schoot liet glijden, om
zijn natte veeren t© drogen.
Nog half verbijsterd keek ik om
mij heen. Ik bevond mij in een half
donker© ruimte, waar een flauw
lichtschijnsel binnenkwam door een
traliéraam, en toen ik de vochtige,
duffe lucht een paar minuten had in
geademd, begon ik bitter te 3chreien.
Dat was dus mijn Kerstfeest. Daar
voor had ik de lange reis van Parijs
gemaakt, om in een Dintsche gevan
genis gestopt te worden! En wat had
ik misdaan? Ik wist het niet, en kon
het ook niet gissen. Opeens werd een
hand op mij'n knie gelegd.
Huil maar niet, zeide een kin
derstem, wij krijgen rijstenbrei,
omdat het Kerstmis is!
Vóór mij stond ©on klein, armoedig
gekleed meisje, wier gezicht ik bij
het schemerlicht niet duidelijk kon
I onderscheid em
Huil maar niet! herhaalde zij.
Het is hier niet kwaad. Oom Stam
is eein beetje brommig, maar tante is
goed. Ik ben hier al zoo dikwijls in
bewaring geweest, omdat vader zit
ten moet, en moeder dood is. En waar
d© stad mij heeft uitbesteed, wil Lk
niet wezen. En tante Stanim heeft
tegen mij gezegd, als je met Kerstmis
h.er komt, krijg je rijstenhrei. En
toen ben ik natuurlijk gekomen.
Onwillekeurig luisterde ik naar
het kinderstemmetje, dat zoo vroo-
lijk babbelde, en mijn kakatoe klom
op mijn scboude'r en zeide:
Lorre!
O, daar is hij! riep het kind ver
heugd.
Lorre van den Landraad. Wat
zaj hij blij zijn, als hij hem terug
krijgt, en ook zijn horloge en zijn zil
veren suikerpot. Heb je alles bij je'?
Het schijnsed door het raam werd
iets helderder en ik zag, hoe het kind
mij aandachtig aankeek.
Gestolen heb ik niet! 'riep ik ont
steld.
Wal je ontkennen? vroeg het
meisje, terwijl zij zich vertrouwelijk
tegen mij aan drong. Doe dat maar
liever niet. Oom Starnm is zoo vree-
selijk slim. Di© merkt het dadelijk,
als iemand eon dief is. Daar
steekt toch ook niets in. Als ik groot
ben, ga ik ook steden. Daar verdient
men toch wat mee, nietwaar? Maar
ik zal heel slim wezen, en niet altijd
den zelfden hoed opzetten, zooals jij.
En het heeft nog wel in de krant ge
staan, dat de dievegge van mijnheer
den Landraad een zwarten hoed op
had met een groote verbogen veer.
Haastig rukte ik mijn hoed van het
hoofd. Ja, mooi was hij niet, maar
het was toch ha"rd, om daarvoor in
de gevangenis getzet to worden.
1-Iet kleine meisje was naar liet
raam geloopen.
Nu steken ze bij Wiilli Hansen
den dennenboom aan! babbelde zij.
Weet je, wie Willi is? Die gaat bij
mij op school en hij heeft ©en vader
en een moeder. Eiken dag krijgt hij
genoeg te eten, en dikwijls geeft hij
mij ©en beetje mee. En nu kan ik een
paar kaarsen van zijn dennenboom
zien. Is dat niet prachtig?
Ik stond op en kwam naast haaf
staa'n.
Werkelijk, van den overkant kon
men voor ©en raam eon stuk of dr e
lichtjes zien, en het meisje klapte :d
do handen.
Is het niet prachtig? herhaalde
zij. Waarom zou je dan huilen?
Jk schreide biet meer. Het hel
dere schijnsel viel in <1© stralende
kinderoogen, die het Kerstfeest in de
verte zagen, en daarom zoo vroolijk
keken. Ik zou mij geschaamd hebben,
als ik nog geschreid had; en de kaka
toe, die mijn schouder verlaten had
om een onderzoekingstocht in liet
donkere vertrek t© maken, klauterde
nu ook voor het raam, en praatte al
wat bij wist.
Mijn medegevangene beschouw
de hem nadenkend.
Waarom wou je hem eigenlijk
6Uien? vroeg zij.
- Smaakt zoo'n witte museh lek
ke:'? Ik had Lever een gans genomen.
W.illi Hansen heeft er eens een ge- re
ten, en ik heb het in de verte gero
ken. Daar lieb ik nog lang aan ge-
dacht!
Het meisje keek, alsof de gans
vóór haar stond en smakte met de
lippén. Maar toen op straat een kin
derstem een kerstlied aanhief, vergat
zij het gebraad, klom op de venster
bank en zong mede: StiKe Nacht,
heilige Nacht!
De schilderes had tot dusverre op
levendigen toon verteld; nu zweeg zij
glimlachend. Want op het oogenbük
begonnen kinderstemmen voor haar
huis t© zingen, en de kakatoe werd
wakker en floot zachtjes mee.
Hoe Lep uw avontuur af"? vroeg
ik een poosje later.
e vertelster schrikt op uit haar
gepeins.
- Ho© het afliep? Heel goed en vol
strekt niet onnatuurlijk. Ik was hee-
lemaal opgevroolijkt, en toen de po-
lit:eageint, oom Starnm, de mij ais
dievegge had opgepakt, binnenkwam,
verzocht ik hem heel bedaard, een
briefje van mij te willen bezorgen
aan den stedelijkon kantonrechter.
Eerst had hij er niet veel lust in,
maa'r toen liet hij mij'n kleine mede
gevangene er toch heengaan. En toen
do kantonrechter kwam, on mij, zijn
bloedeigen zuster, met een schreeuw
ontroering om den hals vloog,
viel de arme, ijverige agent bijna in
onmacht, en Eet zich slechts met moei
te weerhouden, om voor mij op de
knieën te vallen. Mijn broeder zeide
een paar vriendelijke woorden tegen
hem, en toen wij daarna samen naar
.ijn huis gingen, beweerd© hij, dat
hij, als hij oom Starnm geweest was,
mij ook gearesteerd had. Mijn liocd
©n mijn regenmantel gaven er allo
mogelijk© aanleiding toe. Broeders
tijn nu eenmaal zoo onaangenaam
oprecht Hij was echter heel blij over
mijn komst, en ik vond dezen Korst-
avo'nd bijzonder prettig. Misschien
kwam ér wol bij, dat ik mijn klein
lotgenootje meenam naar mijn moe
der, en dat zij nog dienzelfden avond
©on kerstboom van heel nabij mocht
zien, én bovendien zooveel mocht eten
als zij wild©.
De kakatoe was ook meegegaan, en
toen de Landraad den volgenden dag
vernam, wat ik door zijn vogel uit
gestaan had, verzocht hij mij, het
dior te behouden als ik het hebben
wilde. Dat was heol aardig van hem,
temeer daar de dievegge met dien
zönderlingem hoed, die bij hem had
ingebroken, en behalve den vogel nog
allerlei dingen van waarde ontvreemd
had, nooit ontdekt werd. Zij is zeker
zoo slim geweest, om zich van haar
hoed te ontdoen. De kakatoe is met
mij naar Parijs vertrokkén; ik heb
hem op menige schilderij geplaatst,
die ik altijd verkocht heb. En toen ik
do kleine Dorette schilderde, terwijl