BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 29« Jaargang. ZATERDAG 23 DECEÜBEB 1911 No 8713 HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 HAANDEN CF 10 CENT PER WEEK. ADMNKTRATTE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. in haarlem-s dagblad ZIJN advertentiEn doeltreffend. onze annonces worden OPGEMERKT- Het Rijke Natuurleven 'AFWIJKINGEN IN DE PLANTEN WERELD. Evenals de tanden aan de uurwerk- kaderen, zoo grijpt ook in de natuur veel in elkaar en gemis van het een© heeft vaak den ondergang van het andere tengevolge. Regelmaat is de groote natuurwet, waaraan veel is onderworpen. Toch komen op ieder gebied een groot aantal afwijkingen voor ©n inte ressant is het vaak, deze na te gaan. Ook merken we dikwijls op, dat af wijkingen tot rogel werden verheven, zoodat, zonder onderlinge vergelij king, het bijzondere niet mee'r opvalt. In bijna ieder boerentuintje prijken In den zomer tientallen bruingele le lies. Mooie teruggeslagen bloembladen, van verre reeds opvallend door het prachtig gekleurd© honingme'rk, schij nen bijen, hommels en ander bestui vend gedierte te lokken. Statig wiegelt hel gouden hart op den krachtigen d-epero-enen stengel. Het vlies- en sehubvl^pe.lig v-v'itje weerstaat d'en drang niet en zet zich aeer, om honing te likken en stuif meel te verzamelen. Komen we dan later terug, om de Uitwerking van die egoïstische visites te zien. dan vinden wij heel niet, we zochten. Rijpe, gegroefd© vruchten dachten we te vinden, zwaar vaji ingehouden weelde, en wat zien we? Afgevallen of verdrogende stampers, die, trots alle bepneierïng, toch niet zijn uitge groeid. Er komt geen zaadje terecht. Maar de plant is niet geheel werkloos gebleven. In de eerste plaats is er veel reservevoedsel naar de onder- aardsohe bolle'n verhuisd. De oude le verde den rijkbeknopteu stengel, niaar de nieuwe zal de soort in stand ten houden, en daan-oor is kracht noodig, die eerst moet worden vast gelegd. Zoo zou echter het verspreidingsge bied onzer lelies niet groot zijn, juist de uitbreiding daarvan is een eerste levensvoorwaarde. Maar daar zien we plotseling bladoksels kleine blauwzwarte bolle tjes glinsteren. De dingen zijn niet grooler dan een erwt en het groote aantal, waarmee ze aan alle, in den omtrek staande planten voorkomen, wijst niet op eenige zeldzaamheid ais plantenformat'.e. Toch zijn ze bij zonder merkwaardig. Knijpt men de ze glimmende kraaltjes van de plant af, dan hebben wij zelfstandige bol letjes, die ieder een jong plantje kun nen leveren. In de natuur raken ze tegen het jaar los, de stengel slingert z© een ©ind weg het water voert ze me©, kortom, se krijgen ©en andere stand plaats en als z© een paar jaa'r ouder zijn, en bloeiende planten kunnen le veren, zullen ook zij weer voorposten uitzenden, die voor vergrooting van het gebied zorg dragen. Het bekende speenkruid heeft een wen opvallende voortplantkigswijze. Over bloemen on onderaardscbe knol len schrijf Uc uit principe niets. Bij na iedere schrijver van een leerboek der botanie schijnt deze gele lentebo de boven aan op zijn programma te zetten, zoodat we er tot vervelens toe over kunnen lezen. Eigenaardig is het echter, dat die 'duisende bolersterretj.es zoo weinig vruchten geven. Onmogelijk is hot heet, maar als go er in hot voorjaar eens op gaat let ten zal u die. geringe Vruchtbaarheid opvallen. Gedachtig aan onze bóeren- lelie, zoeken we nu maar weer in de bladoksels, en werlcel'zitten daar de eivormige knolletjes, die, als de stengels en bladeren afsterven, op den bodem belanden en nieuwe •verster kingen voor het toch al zoo groote le ger geven. Lelies en speenkruid le veren intusschen slechts toekomst plaatjes. Heel groot is het aantal soorten, dat up deze manier de vorming van vruchten en zaden overbodig maakt. Er zijn ook soorten, die het nog verder hebben gebracht in deze vivi- pariteit. Bij de kweekers kan men voor een kleinigheid een moedérvorentje koo- pen. De Aspleniumsoorten zijn niet moor zoo in trek als de kroesvarens, de polipodiums en het venusliaar, maar ais eigenaardigheid worden z© toch nog wel gekweekt. De mooie gedeelde bladeren vertoo- nen lange'n tijd niets bijzonders, maar plotseling treedt de plant uit de sfeer van het aUedaagsch© door het vormen van nieuwe plantjes mid den op de oudere bladeren. Varens kweeken is naet ieders werk, maar deze miniatuurplaatjes ontstaan even goed in onze kamers als in de heer lijke vochtige kassen der kweekers. Wilt g© zoo in 1 bezit komen van een gVoot aantal bébé-varens, dan kunt go de plantjes van de bladeren afne men en in kruimeligen wilgengrond, dien ge op do Rampelaan uit de ver molmde stammen der knotwuilgen kunt haleh, uitplanten. Als g© dan bet teer© ding v nachtelijke koude en kamer-droogt© behoedt, door er een glas ove'r te plaatsen, zult ge woldra zien, dat het voor zoo'n voedzamen, warmen grond erg dankbaar is, en door flink te groeie'n bewijst bet plantje, dat het in de eerste jeugd een goede verzor ging had. Ook de begonia's worden wel op deze manier vermenigvuldigd, ten minste de breedtriadigo soorten, die meer als blad begonia's in den handel komen. Aan de onderzijde der bladeren worden in de dikke nerven kleine insnijdingen gemaakt en daarna wordt het blad op lossen, vochtigen grond gelegd. Voor uitdroging moet natuurlijk worden gezorgd. Na eend- gen tijd ontstaan dan op verschillen de plaatsen toevallige knoppen, die, onder gunstige omstandigheden, jon ge plantjes leveren. Wat hier bij de gekweekte pla'nten wordt opgemerkt komt, zij het dan onder anderen vorm, ook wel bij wilde planten voor. Langs wegen en tusschen het gras in de weiden staan vaak klein© wilde uitjes. Kraailook wordt het wed ge noemd. Tusschein de hooge pïjpvormige bladeren staan dan op lange stellen do bekende bolletjesgroepen, dio we zonder nadere beschouwing bij de vruchten indeelen. Het dunne vliesje, dat aan één kant is ingescheurd, geeft echter geJegcn- lieid, wat meer van die vreemde knotsjes te weten te komen. Dicht opeengedrongen zien we dan tien tot twintig kleide bolletjes, peer vormig en heel klein, maar ieder van hen heeft toch al een klein groen blaadje, niet dikker dan een naald, naar buiten gestuurd. Onder het strakke vliesje hebben deze groene sprietjes nog te weinig ruimte, om flink uit te groeien, maar als z© groot genoog zijn, worden ze vrij gelaten en de aa'rde waarin ze, als het lot hun gunstig is, aanlan den, zal wel voor verdere ontwikke ling zorgen. Meestal komt van de kleine bloempjes, dio ook wel heel gemeenzaam naast de concurreeren- de bolletjes voorkomen, niets terecht, naar dat is ook overbodig. Ook andere wilde uisoörten vertoo- nen deze merkwaardigheid cm zoo sterk is deze afwijkeinde eigenschap, dat het don kweekers gelukt is vaste soorten te krijgen, die onder den naam van luchtuien bekend staan en regelmatig bollen in plaats van bloe men levérën. H. PELSENS. Rubriek voor Vrouwen Een praatje over Bont en Bontwe'rken. Als we slechts de voornaamste lan den wille'n noemen., waar bont van daan komt, dan wordt dit alreeds een heel© opsomming; want vermeid die nen dan te worden: Siberië, Alaska, Canada, Peru, Pe'rzië, China, Groen land, Skandinavië, Jutland, Seeland en Frankrijk! Het pelswerk toch is tot een dc'r ge wichtigste handals- en modeartikelen geworden. Geen élégante vrouw kan er meer buiten bet eeu ol ander „ech- te bobt'; ofschoon haar dikwijls ge noeg slechts een imitatie in handen zal worden gestopt, wel drie dubbel maal te veel betaald door dien schro- uieJijk hoogen prijs. I-Iet bont is nu oeiimaal in trek bij de dames; schenkt haar warmte, be hagelijkheid en een zeer éléga'nt© kleedij; nu eens in den vorm van een lang paletot, ©en kort jaquet, een baléro met hermelijnen kraag, dan weer als toque als eenvoudig© bont muts, als breede écharpe, of als rand om de korte, tamelijk nauwsluitende rok; of als mof, waar tegenwoordig oen aardig lapje bont aangaat, de afmetingen in aanmerking genomen van de moderne reuzenmodellen. Het is eigenaardig, maar dit tegen woordig zoo typisch vrouwelijk© klee- dimgstuk werd aanvankelijk slechts door de mannen gedragen: reeds om streeks het jaar 1400 warmde de Ve- netiaansche Patriciërs zich de handen in moffen uit zijde en brocaat. In den loop der tijden is bij de mannen deze gewoonte van de mof te gebrui ken weer ve'rloren gegaan, behalve Avontuur op Kerstmis. door CHARLOTTE NIESE. Vandaag is het dertig jaar gele den zeide de schilderes. Daarbij streek zij over haar witte haren bij de jagers, bij wie de jachtmoJ fei- j keek uit het raam. Het sneeuwde, heel lelijk deel uitmaakt van het typische zacht en dicht, alsof eeu witte sluier jaohtcostuum. zich over de aarde Jegde. In den In do achttiende «u> ra-daa dol,"»»™1 Klapperde vuur, cn de trti- vrouwcunCton ai druk gezien en j waren dan bij voorkeur van sabel- j oerfig JaaP herhaalde de schil- bont, hermelijn, ottervel, wolfsh-uid deres. En zij keek naar den kakatoe, of blauwvossen vel. Tegelijkertijd wei'-1 die op zijn stokje zat en onbewegelijk den ze toen ook al veel gebruikt voor 1 voor zich uit staarde. Het was een pelskragen en randen en opslagen vogel met oen prachtigs kuil aan allerlei kleedingstukken. Behal ve do genoemde dieren leveren tegen- woordiig ook nog: d© marter, de das, losch, bever, haas, konijn, kat, schaap, zeehond, rob en aap alle meer of minder pelsmateriaal. Nu wordt er haast op geen ander gebied zoo fijn geknoeid als op het gebied van bontwerken; dat geven alle bomthandelaren zelf grif toe. In sluwheid van bedriegen concurreei'en hier de Siberiër en de Tartaar, en sneeuwwitte veeren. 'Maar hij was oud, en praatte niet graag, al kende hij wel enkele woorden. Toen hij zag, dat zijn meesteres hem aankeek, stapte hij langzaam van zijn stok af en klauterde op haar schouder. Zij streelde hem. Weet je nog van ons Kerst-avon tuur, Lorre De vogel zette zijn kuif op. Doiette, Dorette riep hij. Zijn meesteres gaf hem een klontje suiker. t vi.i. )a ei Ja. zeker, je hebt gelijk Dorette op de Februari-markt te Irbhak SFwas 00k bijl Zij w.s zelfs oen berië de hermelijnen, eekhoorntjes, j hoofdpersoon bij het avontuur. Maar Tartaa'rsche marters en Poolvossen vandaag zal zij daar wel niet aan aan de Duïtsche en Fransehe hande- denken, nu zij pas verloofd is met laars omzetten. Intéressant is het ook, om iets af te weten van do wijze, waarop d© jacht op pelsdieran daar plaats heeft in het hooge Noorden. In Noord-Azië, wordt de pelsjacht hoofdzakelijk be- oefe'nd door di© volkeren, die hun ne derzettingen midden in de wouden ön aan de oevers van de Noordelijke IJs- hobben: de Samojeden, Toengoezen Willi Hansen. Oud© liefde roest niet, en die twee zijn na heel veel hinder nissen bij elkander gekomen. Wij zijn er blij om, niet waar, Lorr© Maar wij voelen ons toch een klein beetje eenzaam. De vogel gaf geen antwoord. Met zijn zwarte oogen keek hij mij ern stig aan, klauterde weer op zijn stok, en borg z:jn kop tusschen de vleu gels. Nu wendde de schilderes zich tot Jakoeten. Dikwijls ondernemen de-mij, zat bij den haard en keek stoute Pool jagers tochten, die nog i beurtelings in de vlammen en naar vrij wat gevaarlijker zijn, dan die J de vallend© sneeuw buiten. van hun Amerikaansche collega's. Maar heel zelden maken ze gebruik van geweren; meest schieten ze met pijl e'n boog; soms vangen ze de pels dieren in vallen. Ieder van hen draagt behaJve een geweer of andere schietbenoodigdhe- den oen zak op den 'rug, sneeuwschoe- nen aan de voeten, ©en bijl op de schouders en een zweep in den gordel. In dien zak bevindt zich behalve do noodige hoeveelheid brood, spek en thee ook nog kookgoreedschap. De zweep dient, om marters en eekhoorn tjes eerst dioor hc-t klappende geluid op t© jagen, om ze later des te ge makkelijker onder schot te krijgen. Vie'r tot zes honden begeleiden den optocht van drie tot vijf jagers, die zich op weg begeven met den eersten sneeuwval. De ho'nden krijgen al heel licht de boommarters en eekhoorntjes in het gezicht, blaffen ze aan en hou den zo dan nel zoo lang door schrik aan do plek gebonden, tot de jager na bij is. l'n Mantsjoerije wordt op de zelfde wijze het sabeldier gesnapt: met pijl en boog. In Nisjinofgo'rod heeft daai jaar lijks de hoofdmarkt plaats van dan pedshandel. Vooral de Chineezon zijn hier druk vertegenwoordigd, want het is echt een handel voor bén, daar list en handigheid er in zoo groote mate bij te pas komen. Alleen het bont van den kroonmarter is onmogelijk na te maken of te vervalschen. Vahdaar dan ook, dat het dragen van elk stuk bont, uit" deze vellen vervaardigd, nog monopolie is van do Russische keizersfamiiie en dat elk stuk kroon- Gij liebt mij reeds dikwijls ge vraagd, hoe wij toch bij elkander ge- koineu zijn, mijn dienstmeisje Do'ret- te, mijn kakatoe en ik. Op een Kerstavond hebben wij el kander gevonden, en dat is vandaag juist dertig jaar geleden. Een lange tijd, en toch schijnt het mij kort toe. Vooral nu Dorette van mij weggaat. Wij wenschen haar het beste, niet waar, Lo'rre? Lorre shep, en de schilderes gi'ng naast mij bij den haard zitten. De geschiedenis begint met den kakatoe, omdat de witte vogel in de sneeuw voor mij uit hyppelde, toen ik uit den trein was gestapt, slaperig het kleine station uitging dn een straatweg op wandelde, die naar ik dacht naar de stad moest voeren. Ik kwam uit Parijs, waar ik sinds drie jaa'r schilderen leerde. Even voor Kerstmis liad ik mijn eerste schilde rijtje verkocht, en was meteen in den trein gestapt om mijn familie te ver rassen. Was ik verstandig geweest, dan had ik voor die driehonderd francs een nieuwen regenmantel en een hoed gekocht, en was te Parijs gebleven. Want mij'n uitwendige mensch mocht wol wat opgeknapt worden, en over mijn hoed met die rare veer hadden mijn studiekamera den te Parijs al dikwijls pret gehad. Maar als ik naar huis wilde, mocht ik mij geen andere uitgaven veroor loven. Zo'nde'r een oogenbKk te denken over mijn armoedig voorkomen, eh 't hart vervuld van kerstvreugde, Let ik mij dus veertig uren in den trein door elkander schudden in dien marterbont, «lal <lwr het Sibwfcch tijd ïepen d0 vcol lafis2j,mer gouvernement aan de Russische re- geering wordt afgeleverd cok nog vóór het prepareeren het keizerlijk stempel krijgt. Een bijzondere huis wet be paalt nog bovendien, dat kroonmar- terbont slechts aan vorstelijke perso nen ten geschenke mag gegeven wor den. Overigens slaat w© kunnen ge rust zeggen iedere bontsoort aan vervalsching bloot: zilvervossen wor den geïmiteerd door grijs geverfde poolvossen, terwijl ook konijnenvel len tot dit doel dienen. Het zoo zeer gezochte Chinchilla moet zich aller lei vervaischingen luten welgevallen. Niiet het minst door de eenvoudige dakhazen-vellen, die dus waa'rlijk veel minderwaardiger zijn als men den hoogen prijs bedenkt, die dik wijls besteed wordt aan de chincilla- vellen. Uit al deze veredelingskunst blijkt dus wel, wat ©en belangrijk marktartskel tegenwoordig het bont is en wij moeten ook erke'nnen, dat bont: een sierlijke, rijke dracht is, die alle andere ga'rneering overbodig maakt. MARIE VAN AMSTEL. dan tegenwoordig en rolde toen in een toestand van halve onbewust- lieid uit den coupé, op het station van het stadje, waar mij'n moeder en mijn broeder sinds een paar maan den woonden. Mijn broeder was pas kantonrechter geworden, en mijn moede'r, die weduwe was, bezo'rgde zijn huishoudilng. Ik Lad met geschre ven dat ik zou komen; ik was nog op den leeftijd, dat men dol is op ver rassingen en bovendien was ik over tuigd, dat iedereen mij in de kleine 6tad, waar ik geheel vreemd was, te recht zou helpen. Dat zou ook wel gebeurd zij'n, maar ik moest eerst een beetje op mijn verhaal komen, eör ik om mij heen kon kijken; en toen ik eindelijk bij mijn bezinning was, liep ik ach- te"r een paar menschen, die een straat weg insloegen, waar men in de verte lichten zag branden. Maar het sneeuwde even dicht en stil, als van daag; opeens waren d© mdnschen weg, en al mijn aandacht was ge vestigd op een vogel, die vóór mij door de sneeuw waggelde. Ik ben altijd een dierenliefhebster geweest en had Juist te Parijs ©en papegaai verzorgd tot aan zijn dood. Toen ik 'nu dien kleinen kakatoe met zijn vleugels vol sneeuw zoo hulpeloos daar zag, bleef ik natuurlijk kijken, en dacht bij mijzelf, waar dat arme dier vandaan kon komen. En toen het beestje op mijn lukken bleef staan, met den kop knikte, en zich gedwee door mij liet oppakken, werd ik aan gedaan. Voorzichtig nam ik het dier in de armen, droogde zijn natte vee- ren af em sprak het vriendelijk toe. En het vleide zich tegen mij aan, vér- telde mij klagend, dat het Lorre heet te, en wilde, als bij een oud© beken de, op mijn schouder klimmen, toen een sterk© hand mij bij den arm greep. In naam der wet! sprak een gro ve stem. Wat bedoelt gij? vroeg ik ver baasd, terwijl ik mij trachtte los te maken. Maar de hand hield mij nog steviger vast In naam der wet! En geen kun stenmakerij! Anders zit er wat voor je op! Maar nogmaals bood ik te genstand. Doch nu pakt© zijn andere hand mij bij den 'nek. Als je nog een woord durft zeg gen, zul j© eens wat zien. Jou ken ik, en den vogel ken ik ook! En de groote man, dien ik nu pas zag, e'n dio, zooals ik bemerkte, hlinkende knoopen aan zijn jas droeg, en iets blinkends aan zijn zijde, greep naar den kakatoe op mijn schouders. De vogel pikte naar hem, e'n de man gaf een schreeuw. Dat is verzet! Wil je dat we] eens laten! Andere zul je wat zien! Ik verzette mij beelemaal niet Ik was doodmoede en doodelijk ver schrikt Ik geloof wel, dat ik half schreiend iets zeide van mijn broeder cn van mijn moeder, maar de mala luisterde niet naar mij. Zijn vinger bloedde en hij was erg boos. Ruw duwde hij mij vooruit door de natte sneeuw, terwijl de avond begdn te vallen. Toen ik uitgeput en buiten adem op eon houten ba uk neerviel, werd achter mij een zware deur in het slot gegooid. Een grendel knarste, en i©maud lachte honend. Dat was de kakatoe, dieto men rustig op mijn schouder had laten zitten en die zich J nu op mijn schoot liet glijden, om zijn natte veeren t© drogen. Nog half verbijsterd keek ik om mij heen. Ik bevond mij in een half donker© ruimte, waar een flauw lichtschijnsel binnenkwam door een traliéraam, en toen ik de vochtige, duffe lucht een paar minuten had in geademd, begon ik bitter te 3chreien. Dat was dus mijn Kerstfeest. Daar voor had ik de lange reis van Parijs gemaakt, om in een Dintsche gevan genis gestopt te worden! En wat had ik misdaan? Ik wist het niet, en kon het ook niet gissen. Opeens werd een hand op mij'n knie gelegd. Huil maar niet, zeide een kin derstem, wij krijgen rijstenbrei, omdat het Kerstmis is! Vóór mij stond ©on klein, armoedig gekleed meisje, wier gezicht ik bij het schemerlicht niet duidelijk kon I onderscheid em Huil maar niet! herhaalde zij. Het is hier niet kwaad. Oom Stam is eein beetje brommig, maar tante is goed. Ik ben hier al zoo dikwijls in bewaring geweest, omdat vader zit ten moet, en moeder dood is. En waar d© stad mij heeft uitbesteed, wil Lk niet wezen. En tante Stanim heeft tegen mij gezegd, als je met Kerstmis h.er komt, krijg je rijstenhrei. En toen ben ik natuurlijk gekomen. Onwillekeurig luisterde ik naar het kinderstemmetje, dat zoo vroo- lijk babbelde, en mijn kakatoe klom op mijn scboude'r en zeide: Lorre! O, daar is hij! riep het kind ver heugd. Lorre van den Landraad. Wat zaj hij blij zijn, als hij hem terug krijgt, en ook zijn horloge en zijn zil veren suikerpot. Heb je alles bij je'? Het schijnsed door het raam werd iets helderder en ik zag, hoe het kind mij aandachtig aankeek. Gestolen heb ik niet! 'riep ik ont steld. Wal je ontkennen? vroeg het meisje, terwijl zij zich vertrouwelijk tegen mij aan drong. Doe dat maar liever niet. Oom Starnm is zoo vree- selijk slim. Di© merkt het dadelijk, als iemand eon dief is. Daar steekt toch ook niets in. Als ik groot ben, ga ik ook steden. Daar verdient men toch wat mee, nietwaar? Maar ik zal heel slim wezen, en niet altijd den zelfden hoed opzetten, zooals jij. En het heeft nog wel in de krant ge staan, dat de dievegge van mijnheer den Landraad een zwarten hoed op had met een groote verbogen veer. Haastig rukte ik mijn hoed van het hoofd. Ja, mooi was hij niet, maar het was toch ha"rd, om daarvoor in de gevangenis getzet to worden. 1-Iet kleine meisje was naar liet raam geloopen. Nu steken ze bij Wiilli Hansen den dennenboom aan! babbelde zij. Weet je, wie Willi is? Die gaat bij mij op school en hij heeft ©en vader en een moeder. Eiken dag krijgt hij genoeg te eten, en dikwijls geeft hij mij ©en beetje mee. En nu kan ik een paar kaarsen van zijn dennenboom zien. Is dat niet prachtig? Ik stond op en kwam naast haaf staa'n. Werkelijk, van den overkant kon men voor ©en raam eon stuk of dr e lichtjes zien, en het meisje klapte :d do handen. Is het niet prachtig? herhaalde zij. Waarom zou je dan huilen? Jk schreide biet meer. Het hel dere schijnsel viel in <1© stralende kinderoogen, die het Kerstfeest in de verte zagen, en daarom zoo vroolijk keken. Ik zou mij geschaamd hebben, als ik nog geschreid had; en de kaka toe, die mijn schouder verlaten had om een onderzoekingstocht in liet donkere vertrek t© maken, klauterde nu ook voor het raam, en praatte al wat bij wist. Mijn medegevangene beschouw de hem nadenkend. Waarom wou je hem eigenlijk 6Uien? vroeg zij. - Smaakt zoo'n witte museh lek ke:'? Ik had Lever een gans genomen. W.illi Hansen heeft er eens een ge- re ten, en ik heb het in de verte gero ken. Daar lieb ik nog lang aan ge- dacht! Het meisje keek, alsof de gans vóór haar stond en smakte met de lippén. Maar toen op straat een kin derstem een kerstlied aanhief, vergat zij het gebraad, klom op de venster bank en zong mede: StiKe Nacht, heilige Nacht! De schilderes had tot dusverre op levendigen toon verteld; nu zweeg zij glimlachend. Want op het oogenbük begonnen kinderstemmen voor haar huis t© zingen, en de kakatoe werd wakker en floot zachtjes mee. Hoe Lep uw avontuur af"? vroeg ik een poosje later. e vertelster schrikt op uit haar gepeins. - Ho© het afliep? Heel goed en vol strekt niet onnatuurlijk. Ik was hee- lemaal opgevroolijkt, en toen de po- lit:eageint, oom Starnm, de mij ais dievegge had opgepakt, binnenkwam, verzocht ik hem heel bedaard, een briefje van mij te willen bezorgen aan den stedelijkon kantonrechter. Eerst had hij er niet veel lust in, maa'r toen liet hij mij'n kleine mede gevangene er toch heengaan. En toen do kantonrechter kwam, on mij, zijn bloedeigen zuster, met een schreeuw ontroering om den hals vloog, viel de arme, ijverige agent bijna in onmacht, en Eet zich slechts met moei te weerhouden, om voor mij op de knieën te vallen. Mijn broeder zeide een paar vriendelijke woorden tegen hem, en toen wij daarna samen naar .ijn huis gingen, beweerd© hij, dat hij, als hij oom Starnm geweest was, mij ook gearesteerd had. Mijn liocd ©n mijn regenmantel gaven er allo mogelijk© aanleiding toe. Broeders tijn nu eenmaal zoo onaangenaam oprecht Hij was echter heel blij over mijn komst, en ik vond dezen Korst- avo'nd bijzonder prettig. Misschien kwam ér wol bij, dat ik mijn klein lotgenootje meenam naar mijn moe der, en dat zij nog dienzelfden avond ©on kerstboom van heel nabij mocht zien, én bovendien zooveel mocht eten als zij wild©. De kakatoe was ook meegegaan, en toen de Landraad den volgenden dag vernam, wat ik door zijn vogel uit gestaan had, verzocht hij mij, het dior te behouden als ik het hebben wilde. Dat was heol aardig van hem, temeer daar de dievegge met dien zönderlingem hoed, die bij hem had ingebroken, en behalve den vogel nog allerlei dingen van waarde ontvreemd had, nooit ontdekt werd. Zij is zeker zoo slim geweest, om zich van haar hoed te ontdoen. De kakatoe is met mij naar Parijs vertrokkén; ik heb hem op menige schilderij geplaatst, die ik altijd verkocht heb. En toen ik do kleine Dorette schilderde, terwijl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 15