zij door een tralieraam kijkt naar
don kerstboom in de verte, kreeg ik
mijn eerste medaille. Mijn kerstaven
tuur heeft dus een groote rod in mijn
levdn gespeeld. N:ct alleen, dat de
vogel bij mij bleef maa'r mijn moeder
nam de zorg voor Do'rette op zich, en
na eenig© jaren werd zij mijn dienst
meisje en is dat trouw gebleven. Nu
is zij verloofd met Willi Hansen. Zij
hebben elkander lang genoeg liefge
had; maar daar hij voor zijn ouden
vader en moeder den kost moest ver
dienen, kon er van trouwen niets ko
men. Het is haar gegaan met het
luk, als vroeger met den kerstboom,
langen tijd heeft zij er alleen uit de
verte naar mogen kijken.
Als Dorette weggaat, zult gij het
erg eenzaam hebben! zeide ik onwil
lekeurig.
De schilderes gaf niet dadelijk ant
woord. Zij hief bet hoofd op, en luis
terde naar 't luiden der kerstklokken
dn bet zingen van de kinderen.
Op Kerstmis mag men niet al
leen aan zichzelf denken, zeide zij
glimlachend. En het was toch
aardig kerstavontuur, al is het ook
dertig jaar geleden, niet waar, Lorre?
De kakatoe sloeg met zijn witte
vleugels en floot vergenoegd.
(Hbld.).
Een kleia wolkje.
(Eene Kerstvertelling).
Gusta, zei Leo van Echten, ter
wijl hij de courant, waarin hij had
zitten lezen, langzaam dichtvouwde,
en van de ontbijttafel opstond, Gusta,
van middag begint mijn vacantie, zoo
als je weet; zal je er om danken, mijn
valies in orde te brengen? Ik
graag voor morgenochtend op reis
gaan, dan stoor ik tante Kerstmor
gen niet in haar kerkgang.
-- Hé! was het op ©enigszins prui
lenden toon gegeven antwoord, ga je
dan toch werkelijk weer uit met de
Kerstdagen en laat mij alleen? Ik be
grijp niet, Leo, wat er toch voor je
aan is, om bij dat oude mensch te zit
ten; als het nu nog een erftante was,
maar nu!... Als je thuis bleeft, konden
wij het zoo gezéllig hebben.
-- Hoor eens. Gusta, je moet daar
nu niet meer over praten; jij denkt nu
auders over tante dan ik; vooreerst
vind ik het werkelijk heel aardig om
eens bij haar te zijn; je weet niet half
hoe gezellig z'. is, maar daarenboven,
de goede vrouw rekent er nu eenmaal
op. Ik heb tot nog toe altijd de Kerst
dagen bij haar doorgebracht, en ik
hoop dit te doen zoolang zij leeft.
Zoo? en je denkt er niet aan, hoe
ongezellig dit voor mij is, hè? Ande
re menschen krijgen met de feestda
gen logees of hebben gezellige par
tijtjes, en ik kan daarbij altijd toe
zien. liet iS pleizierig!
Maar kind, geen mensch verhin
dert je ook eene logee to vragen, en
als je uit wilt ol visite wilt hebben,
dan heb je toch hier je familie e'n
kennissen, je behoef* dus niet alleen
te zijn, en je hebt in a"e gevallen nu
onze bébé, die geeft in huis gezellig
heid genoeg.
Nu ja, maar uitgaan of visite
hebbeu, als jij van huis zijt, daar heb
ik geen pleizier in, dan zit je toch
net of je niet bij het gezelschap be
hoort; maar het is waar, bébé zal rne
dan maar moeten vertroosten: die
loopt ten minste nog niet weg. En
fin, mijnheer van Echten, voegde het
vrouwtje er met eenige ironie bij: Ik
zul zorgen, dat uw valies
wordt en uwe reisbenoodigdheden in
orde zijn.
Wel, wel, wordt mijne Gusta nu
bitter? Dit zou mij spijten. Kom,
te, geef me een zoen, en misgun mij
ne oude tante het genoegen niet,
„haar jongen", zooals zij mij nog al
tijd noemt, bij zich te zien. Och, de
oude vrouw heeft het zoo eenzaam, en
wie weet, hoe kort liet nog duurt dat
ik haar bezoeken kan; al is ze nog
kras, is ze toch reeds zeventig jaar
en zal zoo heel lang niet meer leven,
maar van mijn vrouwtje vertrouw ik,
dat ze me nog lang gezelschap houdt,
en ik nog menig Kerstfeest met haar
vieren zal... Maar ik moet naar mijn
school, kind, er is vandaag nog heel
wat proefwerk na te zien; het kan wel
wat later worden dan anders,
groet! tot van middagl
Leo van Echten was leeraar aan
eene Hoogere burgerschool in het
stadje G. Hij genoot er aller achting,
want hij was een degelijk mensch met
een open en vriendelijk gelaat, een
helder hoofd en een warm hart, en
op wiens levenswandel niemand een
smet wist aan te wijzen. Het had
hem dan ook geen moeite behoeven te
kosten om een der bevalligste en be
schaafdste meisjes uit zijne woon
plaats tot vrouw te krijgen. Want of
schoon de mooie Gusta van der Wilp
al een paar aanzoeken had afgesla
gen, kon men ten opzichte van Leo
van Echten zeggen: Hij kwam, hij
zag, en overwon.
Het jeugdig paar leefde in de groot
ste harmonie met elkander en hun
geluk werd nog verhoogd door de ge
boorte van een allerliefst dochtertje.
Slechts één punt was er, dal som
tijds een wolkje^ aan hun helderen
huweüjksbemel te voorschijn riep, en
dat was: verschil van inzicht omtrent
tante Truus.
Tante Truus, of Truitje, was eene
oude ongehuwde tante van Leo. Zij
was voor hem echter meer: zij was
zijne pleegmoeder. Toen zijne eigene
moeder gestorven was, had tante
Truus aan den laatsten wensch der
stervende gehoor gegeven en de zorg
op zich genomen voor den toen nog
maar negenjarigen knaap; en zij had
zich van die taak gekweten op eene
wijze, die haar de dankbaarheid van
haar broeder, Ixjo's voder, en tevens
de hartelijke liefde van Leo zelf ver
zekerd had.
Ook toen de hoer Van Echten over
leden was, bleef tante Truus eene
moeder voor den jongeling (toen reeds
student), zij bleef hem leiden en ra
den, en als hij in de vacantie bij haar
kwam, vond hij altijd en gezellig te
huis en zag hij immer oen vriendelijk
gelaat, dat getuigde van belangstel
ling, dat hem zeide, dat hij ook toen
meer was dan een neef... een zoon.
Vaak was het een droom van den
jongen man geweest, om, als hij een
maal op zijne bestemming was, met
zijne pleegmoeder to zamext te gaan
wonen en haar al de liefde te \ergel-
den, die hij van haar had ondervon
den; doch de goede vrouw had, toen
hij naar G. ging en het haar voorstel
de, gezegd: Neen, Leo, dat moest ik
niet doen, dunkt inij. Het is beter, dat
je een lief vrouwtje zoekt, jong hoört
bij jong, en als ik bij je inwoonde,
zou dit misschien een hinderpaal zijn
voor je geluk.
Zoo was Leo dan alleen naar G.
gegaan, en toen was het gekomen, dat
hij liefde opvatte voor Gusta van der
Wilp en diie liefde beai twoord werd.
Natuurlijk had hij haar gesproken
van zijn tante en hadden zij te zamen
bij de oude vrouw een bezoek ge
bracht. Tante was allerhartelijkst,
maar toch... toen zij 's avonds weer
met den trein naar huis gangen, had
Gusta gezegd: Hé, wat een leelijk ou-
derwetsch patroontje is die tante van
je, en wat simpel gekleed, ik weet
wel, dat ik haar nooit te logeeren zal
vragen. Leo had even de wenkbrau
wen gefronst, maar er niet verder
over gesproken; hij daélit, dat als ze
maar eerst getrouwd waren, Gusta
er wel anders over zou gaan donken,
doch daarin zag hij zich bedrogen.
In het begin had hij er wel eens over
gesproken, maar Gusta had er niet
van willen liooren. Zoo'n ouderwetsch
mensch, en zoo burgerlijk gekleed, de
menschen zouden ons uitlachen
zoo'n logee; jij ziet dat niet, omdat
je aan haar gewend zijl; neen, heusch
Leo, daar heb ik geen zin in.
Dat was dan de oorzaak, dat Leo
het eerste Kerstfeest na zijn huwelijk
bij tante Truus had gevierd en ook
weer plan had er heen te gaan. Hij
wist, dat hij de oude vrouw een groot
genoegen deed niet alleen, maar hij
verlangde ook werkelijk er al
naar, eens vertrouwelijk met haar te
praten; hij vond het heerlijk, naast
haar te zitten en zich door haar „mijn
jongen" te hooren noemen,
vroegere jaren.
Aan Gusta vragen, tante bij zich
te logeeren, dat wilde hij niet
hij wist nu eenmaal, dat zij er tegen
was en wilde, zooals hij bij zichzelf
opmerkte, er niet meer over kibbelen.
Gusta had in ieder geval ha're fami-
t« G., en zou die Kerstdagen wel
doorkomen.
Nadat haar man was uitgegaan,
oelde Gusta zich tamelijk ontstemd.
Zij wist zeer goed, dat het haar maar
enkele woorden behoe'le te kosten,
om te maken, dat hij niet op reis ging;
doch z ehad geen plan, die woorden
te spreken. Tante Truus luier Vragen,
foei! daar had zo geen lust in... dan
konden zo toch geen gezellig avondje
met de familie hebben.
Zij ging aan hare morgenbeiziighe-
den, en de uren vlogen wel voorbij.
Straks zou Leo thuis komen, c
fie te drinken. Zij zou zorgen, dat de
leamer lekker wa'rm was; hij moest
niet denken, dat ze humeur toonde.
Gusta keek eens naar buiten. Wat zag
het weer er onaangenaam uit; het
ijzelde, de menschen liepen zoo voor
zichtig. het was zeker glad... Was
Leo maar thuis
Daar klonk de schel. Wat was dat?
een brancard voor de deuT; men was
zeker verkeerd en moest bij dokter
Gerlings zijn... Hemel, 'neen, men was
te"recht, het was Leo, die thuis
bracht werd; hij was door de gladheid
gevallen en had een heen gebroken;
de dokte'r was reeds gewaarschuwd,
hij zou zoo komen.
Daar lag hij dan nu, haar beste
man! Hij leed veel pijn, doch hield
zich ferm. De dokter, die gekomen
was, om het been te zetten, gaf goe
den moed. Mijnheer van Echten had
een gezohd gestel, het zou wel
recht komen, maar men moest ge
duld hebben.
Zie zoo, Gusta, zei Leo met een
pijnlijken lach, toon zijn vrouwtje
diep bedroefd bij zijn rus(W zat, nu
hebt ge je zin, nu blijf ik bij je met
de Kerstdagen.
0, Léo, gaf zij ten antwoord, zóó
weet je wel, dat ik mijn zin niet heb,
Ik had liever gezien, dat je uitgegaan
was en ik alleen had moeten blijven,
dan dat dit gebeurd is.
Het is nu niet anders, vrouwtje,
het zul wel weer terecht komen; mij
spijt het nog het meest om tante, die
zich vast al verheugd had op mijn
komst. Wil je me straks dat kleine
tafeltje eens bij me geven, dan zal ik
beproeven haar te schrijven; zij moet
toch weten, wat er aan hapert,
Kan ik het ook voor je doen, Leo?
Neen, kind, dat zou haar nog
meer verontrusten; jij maakt het na
tuurlijk veel erger. Ik zal maar in
een vroolijken toon schrijven, en daar
bij, daar moet je niet jaloersch om
zijn., tante heeft ook liever een brief
van haar jongen dan va'n zijn vrouw.
Leo had den brief geschreven en
Gusta nam dien mede om hem te la
ten bezorgen. Waarom aarzelde zij
even? Wat wil ze doen?
Zij staat met den brief in baar
hand... heel goed gesloten is die niet,
de gom laat gemakkelijk los...
Gusta, is dat reoht, den brief van
je man openmaken? fluistert een
stem daar binnen...
Wat klopte haar hart ontstuimig,
terwijl zij de hartelijke woorden las,
die Leo schreef aan zijne oude tante!
Jo moet niet jaloersch worden, had
hij gezegd; of zo het nu bijna wor
den zou? Daar zet zij zich neer, in de
koude kamer, en met bevende hand
schrijft zo een paar regels onder die
van haar man.
Nu spoedig de meid geroepen, den
brief gauw in de bus gebracht...
zoo, dat is gebeurd...
Leo lag op zijn rustbed te denken
aan zijn ongeval, toen Gusta gekleed
met hoed en mantel oven om den hoek
der kamer kwam.
Ga jo uit, kind? vroeg hij
wonderd.
Ja, Leo, ik heb een boodschap...
nu je bij me-thuis blijft, wil ik je een
Kerstgeschenk koopen; tot straks!
Een Kerstgeschenk, denkt Leo,
ik had liever, dat ze rustig bij me
kwam zitten; maar och, ze meent hot
goed; we moeten nu ook nog maar
van de feestdagen maken wat wij
kunnen; het spijt mij altijd maar
die goede tante; zij heeft nu mijn
brief al... wie weet, hoe bezorgd en
verdrietig zij is. Wat zal zij het
eenzaam hebben, met de Zondagen!
Zoo peinzende was Leo een beetje
ingedommeld, hoe lang, dat wist hij
niet. Hij werd wakker doordat hij
een 'rijtuig hoorde. Zeker de dok
ter, dacht hij... gek, dat Gusta nu
nog niet thui3 isl
Daar klonken voorzichtige voetstap
pen in den gang, da kamerdeur werd
zachtjes open gedaan...
Dag, Leo; wel mijn arme jon
gen, hoe gaat het'?
Tante Truus! U hier? Is mijn
lief pleegmoedertje in 't hartje van
den winter op reis gegaan, enkel om
mij te bezoeken?
Ik ben gekomen op uitnoodiging
van je v'rouw, Leo; zij schreef mij,
of ik de Kerstdagen hier kwam door
brengen, nu jij niet naar mij kondet
komen!
In Leo's oog welde een traan.
Goddank! zeide hij, terwijl hij de
hand der oude vrouw tusschen de
zijne nam, nu zullen wij eens heer
lijk Kerstfeest met elkaar vieren.
Gusta kwam binnen. Nu, Leo,
Vroeg ze met een stralend gezichtje,
hoe vindt ge nu mijn Kerstge
schenk?
Lieveling, zei Leo, ge maakt
dit Kerstfeest tot het schoonste, dat
ik ooit heb gevierd; want nu weet ik
eerst recht, dat mijn vrouwtje mij
liefheeft en, voegde hij er fluisterend
bij,, terwijl hij haar tot zich trok,
dat zij oen engel is.
O fooi, zei Gusta, wat moet
tonton wel van ons denkan... Maar
kom, tantetje, laat ik u eens ontlas
ten van uw mantel en hoed, en dan
moet u het u hier maar gemakkelijk
maken, maar niet al te veel Vrijen
met'mijn man, hoor! voegde zij er on
deugend bij, want dan word ik ja-
loerschl
Op zoo'n oude vrouw als ik ben,
zei tante goedig, nu, daar zal wel
geen gevaar voor zijn. Ik geloof, dat
Leo nog net zoo verliefd op zijn vrouw
tje is als vóór zijn huwelijk, en... ik
kan mij dat ook best begrijpen.
Gaat u mij nu ook nog vleie!n?
Neen, maa'r dat wordt te erg. Kom, ik
zal mijn kleine meid eens halen, dan
kunt u diie bewonderen, en dan moet
ik eens kijken, hoe liet in de keu
kon gesteld is. U zult nu Leo wel -een
beetje gezelschap houden.
Recht gezellig werden de Kerstda
gen in het huis van Leo van Echten
nu doorgebracht. Op aandrang van
Gusta bleef tante Truus zelfs oude-
en nieuwjaar over. Ja, zij moest het
thans erkennen, dat tante, al zag zij
ook wat ouderwetsch en eenvou
dig uit, toch eene zeer aardige, be
schaafde vrouw was, voor wie zij
zich tegenover niemand behoefde te
schamen. Na dien tijd maakte Leo
ook geen plan meer om met, de Kerst
dagen van Jiuds te gaan. Want tanbe,
die nog vele jaren leefde, bracht
voortaan de feestdagen altijd bij
haar neef ein nicht doo'r; ja, toen ze
meer hulpbehoevend begon te worden,
kwam ze zelfs, op voorstel van Gusta,
geheel bij hen inwonen en zag Leo
alzoo de illusie van zijne jongensja
ren vervuld, haar al de liefde en zor
gen, die zij hem had betoond, te ver
gelden. Hoe vaak zegende hij, nog in
later jaren, zijn gebroken been, dat
zeer goed weer hersteld was, en dat
do aanleiding was geworden om de
ednige wolk te verdrijven aan zijn
huw'lijks hemel. Maar ook Gusta
dacht nog menigmaal aan het Kerst
feest, toen zij ter liefde van haar man
zich zelf had overwonnen, eon offer
had gebracht, dat haar latei' geen of
fer moer toescheen. Ja, ook het Kerst
feest had haaSr ook in „haar huis en
in haar hart vrede gebracht".
D. v. d. V.
De tafel metgondstakken
Het hier volgende gebeurde in het
begin der 17de eeuw. Pieter Paulus
Rubens, de beroemde Vlaamsche
schilder, vervulde de wereld nog niet
met zijn faam en woonde in een een
voudige herberg te Parijs, niet ver' van diezelfde soort, als zij u bevalt,
van het Paleis zijner beschermvrou-kunt ge haar krijgen,
wo Maria de Medicis. Nadat de Fngolschman het oogbe-
Nu eens goed bij kas, en levend als driegend schilderwerk had gezien,
een groot, heer, dan weor doodarm, t verklaarde hij, dat hij het. op staan-
betaaïde hij zijn herbergier gewoon-, den voet zou laten halen. En meteen
lijk heel slecht. gaf hij den herbergier in goed
Deze, al heel ongevoelig voor de Fransch goud evenveel geldstukken
eer, dat hij den grootsten schilder als er op tafel waren geschilderd,
van zijn tiid mocht herbergen, legde Men begrijpt, dat de herbergier het
de opperste minachting aan den dag aanbod terstond aannam en do zoo
voor al wat kunst was, welk© iederen 1 welwillend geboden kronen blij- op-
goeden koopman karakteriseert, en streek. Zoo was hij van de tafel met
ontzag zijn'huurder volstrekt niet-1 goudstukken af en op zolder was er
Eens zelfs dreigde hij hein als een ge- j w®?r een Dlaatsj© open.
mcenen landiooper op straat te zet-1 Vermoedde hij er ook maar iets
ten, als hii niet dadelijk zijn schul- van* Rubens inderdaad woord
den betaalde j ha<i gehouden en do allesbehalve:
Nu wilde liet toeval, dat Rubens vriendelijke gastvrijheid ruimschoots
dien avond zoo arm was als Job, hij ^ad betaald?
- - Onze herbergier dacht wis meer
aan den intrest, want hij had nogal
lang op z'n geld moeten wachten.
De herbergier weigerde beslist nog
langer geduld te hebben. Hij moest
zijn geld hebben en dat zonder uit
stel.
De kunstenaar, ten einde raad,
neemt een klein doek van den muur,
schrijft een briefje aan een zijner
kennissen, vraagt dezen 1200 francs
DE GEUR VAN HET LICIIAAM ALS
RAS-KENMERK.
KJ»
steller naar het aangegeven adres.
Vijf minuten later "komt de loop
knecht met het schilderstuk ten»
francs v
niet
dr. Attilio Clemente een studie over
den eigonaardigen lichaamsgeur, die
aan de tot zekere rassen behoorende
individuen schijnt eigen te zijn,
meer dn
voor geven. waardoor zij voor met een goed reuk-
Verontwaardigd. dat men zijn werk orf?aan b^aafden van tot andere
m - a., ll?,=en'1 sc ,lr'. V v rassen behoorenden te onderkennen
schilderij uit elkander en trapt hot zjjn_ j,[Rt sterkst is de lichaamsgeur
v,ln. ,f ?arr' Rubens voor der nogcrS) die ook voor weinig ge
acht-honderd francs t Is eon voe]jn;e reukorganen duidelijk waar-
schandaal I neembaar is en door velen met den
Do herbergier, niet begrijpend, dat geur van een geitebok vergeleken
Rubens zulk een groot bedrag afwees wordt. Ook de Mongolen en Maleiers
en ziende, dat zijn hoop op afbetaling munten uit in dit opzicht. Van hun
plotseling te niet ging en dat enkel kant beweren zij echter, dat van den
en ulleen door een gril van zijn huur- Europeaan een voor hen wcerzimvek-
der, raakt in vuur en vlam. i kende lijklucht uitgaat. Van blon-
Acht-honderd francs weigeren voor de vrouwen wordt beweerd, dat zij
een prullig stuk doek 't Is gekken- dikwijls naar amber en muskus rui-
werk I en hij verzoekt zijn huurder ken, terwijl aan de donkerharige
zich op staande voet weg te pakken, j vrouwelijke individuen een geur van
Rubens echter belooft plechtig hem viooltjes eigen moet zijn.
binnon acht dagen tot den laatsten j De oorzaken van deze typische
cent toe te zullen afbetalen. En zon- geur-verscheidenheid zijn volgens dr.
der het antwoord van den onhandel- Clemente op meerdere gebieden te
baren herbergier af te wachten, be- zoeken. Voor zoover de rassen en
geeft hij zich naar zijn kamer en groote volkengroepen aangaat, ko-
doet de deur op slol. Gedurende den men hier hoofdzakelijk de bel an g-
door hem vastgestelde» termijn van rijke verschillen in voeding, in func-
acht dagen gaat Rubens weinig uit tioneoring der spijsverteringsorganen
Men ziet hem nauwelijks eenmaal en in de mate van zweten in verband
merking, terwijl ook de aard der in
de lucht dominee- ende bacteriën op
deze verschillen van geur van in
vloed schijnt te zijn.
(V. v. d. D.)
Nu moet ik Je eens wat vertel
len, sprak do vtouw tot haar man.
Dezen heelen winter zal ik geen kle©
ren of hoeden noodig hebben!
Zoo, sprak de echtgenoot. Je heb
toch wel iets noodig?
Volstrekt niet Ik heb het nieuw*
modeboekje, dat je voor mo mee»
bracht hebt. nagezien, en ik heb lx>
merkt, dat de modellen niets veran
derd zijn sedert verleden jaar.
En de echtgenoot, blij met het suc
ces, dat hij heeft, door oen on:slag
van dit jaar om 'een boekje van 't vo
rig© jaar to doch, zit achter zijn cou
rant te lachen.
.Zeg, man, dio visch, die je me
gisteren verkocht liebt, was niet
ve'rsch.
Ja, mevrouw, dat is uw eigen
schuld. Ik wou zo u al Maandag vdr-
koopen, maar toen wou u zo niet heb
ben.
Twee kranten jongens vochtén. Jan
was er heel slecht afgekomen en vo'r-
ijderdo zich al schreiend, toen hij
een medelijdenden heer ontmoette,
die hem een kwartje gaf, hem troost
te, en hem zei, niet moor te huilen.
Toen de heer zich verwijderd had,
kwam Piet aangeloopen, zeggend
Jan, ik moet de helft van je kwartje
hebben, want als ik je niet geslagen
had, had je in 't geheel niets gehad.
IN DEN TREIN.
De trein houdt stil aan ©en kleit
stationnetje.
Waarom voor den drommel hou
den ze hie'r toch op? vraagt oen prik
kelbare oude heer.
Om mij er uit te laten, ant
woordt een ongegeneerde kerel op
norschen toon, en hij staat op.
O, dan heeft het toch zijn voor-
daags naar beneden komen, en iede
ren koer, dat hij komt en uitgaat,
neemt hij zorgvuldig zijn kamersleu
tel mee.
Toon de termijn was verstreken en
de dag van afbetaling daar was,
kwam Rubens naar boneden met een
koffertje in de hand.
Ui heb woord gehoudenzei
de hij. zijn huisheer strak aanziende,
ga maar naar boven, op tafel ligt
het sreld, dat ik schuldig ben. Goeden
dag 1
En zijn hand aan z'n villen hoed
brengend, verliet de beroemde kun
stenaar als een groot seigneur, die
juist een aanzienlijke som heeft ge
geven, de herberg, waar hij 7.00 wei
nig gastvrijheid had gevonden.
De herbergier snelt onverwijld hol-
der-de-bolder de trap op, naar Ru
bens' oude kamer.
Do deur stond open. En warempel,
de tafel lag vol met goud- en zilver
stukken door eikaar. Louis, dubbele
louis, kronen, halve kronen lagen er
te blinken.... en blijkbaar veel raeoi
dan hij er schuldig wus.
Het oog van onzen herbergier lx
gon te glanzen. Met een glimlach van
voldoening ging hij de kamer binnen,
cm het geld, waaraan hij zoo lang
had gewanhoopt, eindelijk in veilig
heid te brengen.
Maar.... wat 'n ontgoocheling
wachtte hem.
Nauwelijks heeft hij zijn hand naar
hot geld uitgestoken, of hij deinst te
rug....
Alles was op tafel geschilderd!
Al die goud- en zilversluitken waren
niets dan een meesterwerk van den
kunstenaar I....
Razend van woede stormt ons ge
fopt herbergierlje nu naar de kasten,
waar Rubens zijn lcleeron borg. Do
artist hod ze niet meegenomen, en
nu zou hii zo verkoopen en zich zoo
doende wel BChadeloos weten te stel
len.
De haken waren gelukkig flink
voorzien fluweelen en satijnen wam
buizen van allerlei kleur, mantels,
franjes, vilten .hoeden met groote
veeren, hoogo laarzen, degens... niets
ontbrak er.
Reeds maakte hij aanstalten, om er
een mooi, kers-kleurig wambuis van
den kapstok te nemen, als hij plotse
ling .ontdekte, dat heel die rijk-voor
ziene garderobe.... schilderwerk was!
't Was één en ai bedrog!
Hemel en aarde Die kladschilder,
die hongerlijder, had hom er leelijk
laten inloopen I
En toch had de groote Rubens
woord gehouden en zijn schuld
royaal afgedragen.
Do goedhals van 'n herbergier bad
al die schilderingen wel dadelijk wil
len wegnemen, want in zijn oog was
het al slechts een groote oplichterij.
Helaas de schilderingen waren op
den muur uitgevoerd. Hij zou het huis
heelemaal moeten afbreken om zo
weg te krijgen en dat geneesmiddel
was erger dan de kwaal.
De tafel wekte nog grootere veront
waardiging bij hem op. Hij liet haar
dadelijk oppakken, zooal3 zij daar
stond en naar den zolder dragen.
Het gebeurde was spoedig geheel
de st.ad door bekend, en het lijdt geen
twijfel of alle hoteliers en kooplieden
beklaagden den armen drommel, die
er zoo leelijk was ingeloopen, De fa
meuze kamer kreeg weldra een ze
kere vermaardheid en veel reizigers
stelden or een eer in, de kamer, door
den artist beschilderd, te betrekken.
Zooals men wol denkon kan, be
greep de herbergier niets van deze
manie en vertelde aan ieder, die er
maar kwam, dat Rubens hem niet
had betaald.
Op zekeren dag vroeg ©en Engolsch-
man, enthousiast over uitsteken
den schilder, den herbergier, of hij
al die schilderstukken niet voor klin
kende munt zou willen afstaan.
Sedert lang was het antwoord
als dat kladwerk niet op den
muur zat, zou ik het 0ogenblikkelijk
naar den zolder hebben verwezen. Op
met het verschillende klimaat in aan- deel, me'rkt de oude heer koel op.
DAMRUBRIEK.
IIAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek be-treffende, gelieve men te richten aan
den heer J. Meyer, Kruisstraat 34,Tclephoon 1513.
Probleem No. 319
van A. Payette (La Patrie.)
Zwart
H
5
8
m
16
1
SP
n
8
i.
25
1 p
8
s
Ëf
n
jgf
35
n
m
s
1
SI
M.
1
45
t
Zwart schijven op 3, 7, 8,
""Wit schijven op: 20, 24, i
10, 13, 17, 18, 22 en dam op 46
29, 30, 32, 33, 34, 39, 40, 42, 44, 45 en 49
Probleem No. 320
van Napoleon Brochu (La Patrio.)
in
Éi
8
1
1
8
/J
M;'yf
st
m
8
jjj
üP
m
m
Él
g§>
J5§
Zwart schijven op 6, 8. 9, 13, 18, 37 ©n dam op 14
Wit schijven op 16, 22, 24, 29, 33, 38, 39, 40, 43 en 47
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 2
Januari 1912.
Oplossing van probleem No. 315„
van don auteur Wit 48 - 42, 15 - 10,
38 - 32, 50 - 44, 26 - 21. 4-4 - 39.
46-41, vervolgens..
Wit 14 - 9, 9
Zwart 6 - 11, 11 - 17, 17
- 4, 4 - 10 10 - 28, 28 - 37 1
21 21 - 26A. 26 - 31
A, indien Zwart 21 - 27, don wit
1 - 32 enz, een bijzonder mooie op
sluiting.
Oplossing van probleem No. 316,
van den uuteur Wit 37 - 32, 34 23,
•56 - 41, 30 - 24, 43 - 38. 41 - 37, 36 9,
25 5 I
De problemen 315 en 316 zijn goed
opgelost door de beeren -. P. Uen.it,
P. J. Eype, J. Jacobson Azn., W. J. A.
Matla, C. Serodini.
Probleem No. 316 is goed opgelost
door do hoeren R. Bouw, D. G. Ko
ning, P. Mollema.
H. H. Leden van de Haarlemsche
Damclub worden er aan herinnerd,
(dat in plaats van Maandag (len
de vliering ligt ook nog 'n brok tafel I Kerstdog), de wiekelijksche speel
avond zal gehouden worden op
Woensdagavond, 27 December a. s..
van 8 tot 12 uur in liet gewone Club
lokaal.
De compotitie-wodstrijd van deci
Nederlandschen Dambond zal aan
vangen op Dinsdag 26 dezer (2cu
Kerstdag) en hier te Haarlem in do
bovenzaal van „De Kroon" tusschen
de volgendo clubs„Ilaarlemscho
Damciub", Damclub „Haarlem", „V.
A. van Amsterdam, ,,D. I. O.",
van Den Haag.
De strijd zal aanvangen des mor
gens te 10 uur, zoodat den deelnemers
verzocht wordt, minstens een kwar
tier vóór dan aanvang aanwezig te
zijn.