zij door een tralieraam kijkt naar don kerstboom in de verte, kreeg ik mijn eerste medaille. Mijn kerstaven tuur heeft dus een groote rod in mijn levdn gespeeld. N:ct alleen, dat de vogel bij mij bleef maa'r mijn moeder nam de zorg voor Do'rette op zich, en na eenig© jaren werd zij mijn dienst meisje en is dat trouw gebleven. Nu is zij verloofd met Willi Hansen. Zij hebben elkander lang genoeg liefge had; maar daar hij voor zijn ouden vader en moeder den kost moest ver dienen, kon er van trouwen niets ko men. Het is haar gegaan met het luk, als vroeger met den kerstboom, langen tijd heeft zij er alleen uit de verte naar mogen kijken. Als Dorette weggaat, zult gij het erg eenzaam hebben! zeide ik onwil lekeurig. De schilderes gaf niet dadelijk ant woord. Zij hief bet hoofd op, en luis terde naar 't luiden der kerstklokken dn bet zingen van de kinderen. Op Kerstmis mag men niet al leen aan zichzelf denken, zeide zij glimlachend. En het was toch aardig kerstavontuur, al is het ook dertig jaar geleden, niet waar, Lorre? De kakatoe sloeg met zijn witte vleugels en floot vergenoegd. (Hbld.). Een kleia wolkje. (Eene Kerstvertelling). Gusta, zei Leo van Echten, ter wijl hij de courant, waarin hij had zitten lezen, langzaam dichtvouwde, en van de ontbijttafel opstond, Gusta, van middag begint mijn vacantie, zoo als je weet; zal je er om danken, mijn valies in orde te brengen? Ik graag voor morgenochtend op reis gaan, dan stoor ik tante Kerstmor gen niet in haar kerkgang. -- Hé! was het op ©enigszins prui lenden toon gegeven antwoord, ga je dan toch werkelijk weer uit met de Kerstdagen en laat mij alleen? Ik be grijp niet, Leo, wat er toch voor je aan is, om bij dat oude mensch te zit ten; als het nu nog een erftante was, maar nu!... Als je thuis bleeft, konden wij het zoo gezéllig hebben. -- Hoor eens. Gusta, je moet daar nu niet meer over praten; jij denkt nu auders over tante dan ik; vooreerst vind ik het werkelijk heel aardig om eens bij haar te zijn; je weet niet half hoe gezellig z'. is, maar daarenboven, de goede vrouw rekent er nu eenmaal op. Ik heb tot nog toe altijd de Kerst dagen bij haar doorgebracht, en ik hoop dit te doen zoolang zij leeft. Zoo? en je denkt er niet aan, hoe ongezellig dit voor mij is, hè? Ande re menschen krijgen met de feestda gen logees of hebben gezellige par tijtjes, en ik kan daarbij altijd toe zien. liet iS pleizierig! Maar kind, geen mensch verhin dert je ook eene logee to vragen, en als je uit wilt ol visite wilt hebben, dan heb je toch hier je familie e'n kennissen, je behoef* dus niet alleen te zijn, en je hebt in a"e gevallen nu onze bébé, die geeft in huis gezellig heid genoeg. Nu ja, maar uitgaan of visite hebbeu, als jij van huis zijt, daar heb ik geen pleizier in, dan zit je toch net of je niet bij het gezelschap be hoort; maar het is waar, bébé zal rne dan maar moeten vertroosten: die loopt ten minste nog niet weg. En fin, mijnheer van Echten, voegde het vrouwtje er met eenige ironie bij: Ik zul zorgen, dat uw valies wordt en uwe reisbenoodigdheden in orde zijn. Wel, wel, wordt mijne Gusta nu bitter? Dit zou mij spijten. Kom, te, geef me een zoen, en misgun mij ne oude tante het genoegen niet, „haar jongen", zooals zij mij nog al tijd noemt, bij zich te zien. Och, de oude vrouw heeft het zoo eenzaam, en wie weet, hoe kort liet nog duurt dat ik haar bezoeken kan; al is ze nog kras, is ze toch reeds zeventig jaar en zal zoo heel lang niet meer leven, maar van mijn vrouwtje vertrouw ik, dat ze me nog lang gezelschap houdt, en ik nog menig Kerstfeest met haar vieren zal... Maar ik moet naar mijn school, kind, er is vandaag nog heel wat proefwerk na te zien; het kan wel wat later worden dan anders, groet! tot van middagl Leo van Echten was leeraar aan eene Hoogere burgerschool in het stadje G. Hij genoot er aller achting, want hij was een degelijk mensch met een open en vriendelijk gelaat, een helder hoofd en een warm hart, en op wiens levenswandel niemand een smet wist aan te wijzen. Het had hem dan ook geen moeite behoeven te kosten om een der bevalligste en be schaafdste meisjes uit zijne woon plaats tot vrouw te krijgen. Want of schoon de mooie Gusta van der Wilp al een paar aanzoeken had afgesla gen, kon men ten opzichte van Leo van Echten zeggen: Hij kwam, hij zag, en overwon. Het jeugdig paar leefde in de groot ste harmonie met elkander en hun geluk werd nog verhoogd door de ge boorte van een allerliefst dochtertje. Slechts één punt was er, dal som tijds een wolkje^ aan hun helderen huweüjksbemel te voorschijn riep, en dat was: verschil van inzicht omtrent tante Truus. Tante Truus, of Truitje, was eene oude ongehuwde tante van Leo. Zij was voor hem echter meer: zij was zijne pleegmoeder. Toen zijne eigene moeder gestorven was, had tante Truus aan den laatsten wensch der stervende gehoor gegeven en de zorg op zich genomen voor den toen nog maar negenjarigen knaap; en zij had zich van die taak gekweten op eene wijze, die haar de dankbaarheid van haar broeder, Ixjo's voder, en tevens de hartelijke liefde van Leo zelf ver zekerd had. Ook toen de hoer Van Echten over leden was, bleef tante Truus eene moeder voor den jongeling (toen reeds student), zij bleef hem leiden en ra den, en als hij in de vacantie bij haar kwam, vond hij altijd en gezellig te huis en zag hij immer oen vriendelijk gelaat, dat getuigde van belangstel ling, dat hem zeide, dat hij ook toen meer was dan een neef... een zoon. Vaak was het een droom van den jongen man geweest, om, als hij een maal op zijne bestemming was, met zijne pleegmoeder to zamext te gaan wonen en haar al de liefde te \ergel- den, die hij van haar had ondervon den; doch de goede vrouw had, toen hij naar G. ging en het haar voorstel de, gezegd: Neen, Leo, dat moest ik niet doen, dunkt inij. Het is beter, dat je een lief vrouwtje zoekt, jong hoört bij jong, en als ik bij je inwoonde, zou dit misschien een hinderpaal zijn voor je geluk. Zoo was Leo dan alleen naar G. gegaan, en toen was het gekomen, dat hij liefde opvatte voor Gusta van der Wilp en diie liefde beai twoord werd. Natuurlijk had hij haar gesproken van zijn tante en hadden zij te zamen bij de oude vrouw een bezoek ge bracht. Tante was allerhartelijkst, maar toch... toen zij 's avonds weer met den trein naar huis gangen, had Gusta gezegd: Hé, wat een leelijk ou- derwetsch patroontje is die tante van je, en wat simpel gekleed, ik weet wel, dat ik haar nooit te logeeren zal vragen. Leo had even de wenkbrau wen gefronst, maar er niet verder over gesproken; hij daélit, dat als ze maar eerst getrouwd waren, Gusta er wel anders over zou gaan donken, doch daarin zag hij zich bedrogen. In het begin had hij er wel eens over gesproken, maar Gusta had er niet van willen liooren. Zoo'n ouderwetsch mensch, en zoo burgerlijk gekleed, de menschen zouden ons uitlachen zoo'n logee; jij ziet dat niet, omdat je aan haar gewend zijl; neen, heusch Leo, daar heb ik geen zin in. Dat was dan de oorzaak, dat Leo het eerste Kerstfeest na zijn huwelijk bij tante Truus had gevierd en ook weer plan had er heen te gaan. Hij wist, dat hij de oude vrouw een groot genoegen deed niet alleen, maar hij verlangde ook werkelijk er al naar, eens vertrouwelijk met haar te praten; hij vond het heerlijk, naast haar te zitten en zich door haar „mijn jongen" te hooren noemen, vroegere jaren. Aan Gusta vragen, tante bij zich te logeeren, dat wilde hij niet hij wist nu eenmaal, dat zij er tegen was en wilde, zooals hij bij zichzelf opmerkte, er niet meer over kibbelen. Gusta had in ieder geval ha're fami- t« G., en zou die Kerstdagen wel doorkomen. Nadat haar man was uitgegaan, oelde Gusta zich tamelijk ontstemd. Zij wist zeer goed, dat het haar maar enkele woorden behoe'le te kosten, om te maken, dat hij niet op reis ging; doch z ehad geen plan, die woorden te spreken. Tante Truus luier Vragen, foei! daar had zo geen lust in... dan konden zo toch geen gezellig avondje met de familie hebben. Zij ging aan hare morgenbeiziighe- den, en de uren vlogen wel voorbij. Straks zou Leo thuis komen, c fie te drinken. Zij zou zorgen, dat de leamer lekker wa'rm was; hij moest niet denken, dat ze humeur toonde. Gusta keek eens naar buiten. Wat zag het weer er onaangenaam uit; het ijzelde, de menschen liepen zoo voor zichtig. het was zeker glad... Was Leo maar thuis Daar klonk de schel. Wat was dat? een brancard voor de deuT; men was zeker verkeerd en moest bij dokter Gerlings zijn... Hemel, 'neen, men was te"recht, het was Leo, die thuis bracht werd; hij was door de gladheid gevallen en had een heen gebroken; de dokte'r was reeds gewaarschuwd, hij zou zoo komen. Daar lag hij dan nu, haar beste man! Hij leed veel pijn, doch hield zich ferm. De dokter, die gekomen was, om het been te zetten, gaf goe den moed. Mijnheer van Echten had een gezohd gestel, het zou wel recht komen, maar men moest ge duld hebben. Zie zoo, Gusta, zei Leo met een pijnlijken lach, toon zijn vrouwtje diep bedroefd bij zijn rus(W zat, nu hebt ge je zin, nu blijf ik bij je met de Kerstdagen. 0, Léo, gaf zij ten antwoord, zóó weet je wel, dat ik mijn zin niet heb, Ik had liever gezien, dat je uitgegaan was en ik alleen had moeten blijven, dan dat dit gebeurd is. Het is nu niet anders, vrouwtje, het zul wel weer terecht komen; mij spijt het nog het meest om tante, die zich vast al verheugd had op mijn komst. Wil je me straks dat kleine tafeltje eens bij me geven, dan zal ik beproeven haar te schrijven; zij moet toch weten, wat er aan hapert, Kan ik het ook voor je doen, Leo? Neen, kind, dat zou haar nog meer verontrusten; jij maakt het na tuurlijk veel erger. Ik zal maar in een vroolijken toon schrijven, en daar bij, daar moet je niet jaloersch om zijn., tante heeft ook liever een brief van haar jongen dan va'n zijn vrouw. Leo had den brief geschreven en Gusta nam dien mede om hem te la ten bezorgen. Waarom aarzelde zij even? Wat wil ze doen? Zij staat met den brief in baar hand... heel goed gesloten is die niet, de gom laat gemakkelijk los... Gusta, is dat reoht, den brief van je man openmaken? fluistert een stem daar binnen... Wat klopte haar hart ontstuimig, terwijl zij de hartelijke woorden las, die Leo schreef aan zijne oude tante! Jo moet niet jaloersch worden, had hij gezegd; of zo het nu bijna wor den zou? Daar zet zij zich neer, in de koude kamer, en met bevende hand schrijft zo een paar regels onder die van haar man. Nu spoedig de meid geroepen, den brief gauw in de bus gebracht... zoo, dat is gebeurd... Leo lag op zijn rustbed te denken aan zijn ongeval, toen Gusta gekleed met hoed en mantel oven om den hoek der kamer kwam. Ga jo uit, kind? vroeg hij wonderd. Ja, Leo, ik heb een boodschap... nu je bij me-thuis blijft, wil ik je een Kerstgeschenk koopen; tot straks! Een Kerstgeschenk, denkt Leo, ik had liever, dat ze rustig bij me kwam zitten; maar och, ze meent hot goed; we moeten nu ook nog maar van de feestdagen maken wat wij kunnen; het spijt mij altijd maar die goede tante; zij heeft nu mijn brief al... wie weet, hoe bezorgd en verdrietig zij is. Wat zal zij het eenzaam hebben, met de Zondagen! Zoo peinzende was Leo een beetje ingedommeld, hoe lang, dat wist hij niet. Hij werd wakker doordat hij een 'rijtuig hoorde. Zeker de dok ter, dacht hij... gek, dat Gusta nu nog niet thui3 isl Daar klonken voorzichtige voetstap pen in den gang, da kamerdeur werd zachtjes open gedaan... Dag, Leo; wel mijn arme jon gen, hoe gaat het'? Tante Truus! U hier? Is mijn lief pleegmoedertje in 't hartje van den winter op reis gegaan, enkel om mij te bezoeken? Ik ben gekomen op uitnoodiging van je v'rouw, Leo; zij schreef mij, of ik de Kerstdagen hier kwam door brengen, nu jij niet naar mij kondet komen! In Leo's oog welde een traan. Goddank! zeide hij, terwijl hij de hand der oude vrouw tusschen de zijne nam, nu zullen wij eens heer lijk Kerstfeest met elkaar vieren. Gusta kwam binnen. Nu, Leo, Vroeg ze met een stralend gezichtje, hoe vindt ge nu mijn Kerstge schenk? Lieveling, zei Leo, ge maakt dit Kerstfeest tot het schoonste, dat ik ooit heb gevierd; want nu weet ik eerst recht, dat mijn vrouwtje mij liefheeft en, voegde hij er fluisterend bij,, terwijl hij haar tot zich trok, dat zij oen engel is. O fooi, zei Gusta, wat moet tonton wel van ons denkan... Maar kom, tantetje, laat ik u eens ontlas ten van uw mantel en hoed, en dan moet u het u hier maar gemakkelijk maken, maar niet al te veel Vrijen met'mijn man, hoor! voegde zij er on deugend bij, want dan word ik ja- loerschl Op zoo'n oude vrouw als ik ben, zei tante goedig, nu, daar zal wel geen gevaar voor zijn. Ik geloof, dat Leo nog net zoo verliefd op zijn vrouw tje is als vóór zijn huwelijk, en... ik kan mij dat ook best begrijpen. Gaat u mij nu ook nog vleie!n? Neen, maa'r dat wordt te erg. Kom, ik zal mijn kleine meid eens halen, dan kunt u diie bewonderen, en dan moet ik eens kijken, hoe liet in de keu kon gesteld is. U zult nu Leo wel -een beetje gezelschap houden. Recht gezellig werden de Kerstda gen in het huis van Leo van Echten nu doorgebracht. Op aandrang van Gusta bleef tante Truus zelfs oude- en nieuwjaar over. Ja, zij moest het thans erkennen, dat tante, al zag zij ook wat ouderwetsch en eenvou dig uit, toch eene zeer aardige, be schaafde vrouw was, voor wie zij zich tegenover niemand behoefde te schamen. Na dien tijd maakte Leo ook geen plan meer om met, de Kerst dagen van Jiuds te gaan. Want tanbe, die nog vele jaren leefde, bracht voortaan de feestdagen altijd bij haar neef ein nicht doo'r; ja, toen ze meer hulpbehoevend begon te worden, kwam ze zelfs, op voorstel van Gusta, geheel bij hen inwonen en zag Leo alzoo de illusie van zijne jongensja ren vervuld, haar al de liefde en zor gen, die zij hem had betoond, te ver gelden. Hoe vaak zegende hij, nog in later jaren, zijn gebroken been, dat zeer goed weer hersteld was, en dat do aanleiding was geworden om de ednige wolk te verdrijven aan zijn huw'lijks hemel. Maar ook Gusta dacht nog menigmaal aan het Kerst feest, toen zij ter liefde van haar man zich zelf had overwonnen, eon offer had gebracht, dat haar latei' geen of fer moer toescheen. Ja, ook het Kerst feest had haaSr ook in „haar huis en in haar hart vrede gebracht". D. v. d. V. De tafel metgondstakken Het hier volgende gebeurde in het begin der 17de eeuw. Pieter Paulus Rubens, de beroemde Vlaamsche schilder, vervulde de wereld nog niet met zijn faam en woonde in een een voudige herberg te Parijs, niet ver' van diezelfde soort, als zij u bevalt, van het Paleis zijner beschermvrou-kunt ge haar krijgen, wo Maria de Medicis. Nadat de Fngolschman het oogbe- Nu eens goed bij kas, en levend als driegend schilderwerk had gezien, een groot, heer, dan weor doodarm, t verklaarde hij, dat hij het. op staan- betaaïde hij zijn herbergier gewoon-, den voet zou laten halen. En meteen lijk heel slecht. gaf hij den herbergier in goed Deze, al heel ongevoelig voor de Fransch goud evenveel geldstukken eer, dat hij den grootsten schilder als er op tafel waren geschilderd, van zijn tiid mocht herbergen, legde Men begrijpt, dat de herbergier het de opperste minachting aan den dag aanbod terstond aannam en do zoo voor al wat kunst was, welk© iederen 1 welwillend geboden kronen blij- op- goeden koopman karakteriseert, en streek. Zoo was hij van de tafel met ontzag zijn'huurder volstrekt niet-1 goudstukken af en op zolder was er Eens zelfs dreigde hij hein als een ge- j w®?r een Dlaatsj© open. mcenen landiooper op straat te zet-1 Vermoedde hij er ook maar iets ten, als hii niet dadelijk zijn schul- van* Rubens inderdaad woord den betaalde j ha<i gehouden en do allesbehalve: Nu wilde liet toeval, dat Rubens vriendelijke gastvrijheid ruimschoots dien avond zoo arm was als Job, hij ^ad betaald? - - Onze herbergier dacht wis meer aan den intrest, want hij had nogal lang op z'n geld moeten wachten. De herbergier weigerde beslist nog langer geduld te hebben. Hij moest zijn geld hebben en dat zonder uit stel. De kunstenaar, ten einde raad, neemt een klein doek van den muur, schrijft een briefje aan een zijner kennissen, vraagt dezen 1200 francs DE GEUR VAN HET LICIIAAM ALS RAS-KENMERK. KJ» steller naar het aangegeven adres. Vijf minuten later "komt de loop knecht met het schilderstuk ten» francs v niet dr. Attilio Clemente een studie over den eigonaardigen lichaamsgeur, die aan de tot zekere rassen behoorende individuen schijnt eigen te zijn, meer dn voor geven. waardoor zij voor met een goed reuk- Verontwaardigd. dat men zijn werk orf?aan b^aafden van tot andere m - a., ll?,=en'1 sc ,lr'. V v rassen behoorenden te onderkennen schilderij uit elkander en trapt hot zjjn_ j,[Rt sterkst is de lichaamsgeur v,ln. ,f ?arr' Rubens voor der nogcrS) die ook voor weinig ge acht-honderd francs t Is eon voe]jn;e reukorganen duidelijk waar- schandaal I neembaar is en door velen met den Do herbergier, niet begrijpend, dat geur van een geitebok vergeleken Rubens zulk een groot bedrag afwees wordt. Ook de Mongolen en Maleiers en ziende, dat zijn hoop op afbetaling munten uit in dit opzicht. Van hun plotseling te niet ging en dat enkel kant beweren zij echter, dat van den en ulleen door een gril van zijn huur- Europeaan een voor hen wcerzimvek- der, raakt in vuur en vlam. i kende lijklucht uitgaat. Van blon- Acht-honderd francs weigeren voor de vrouwen wordt beweerd, dat zij een prullig stuk doek 't Is gekken- dikwijls naar amber en muskus rui- werk I en hij verzoekt zijn huurder ken, terwijl aan de donkerharige zich op staande voet weg te pakken, j vrouwelijke individuen een geur van Rubens echter belooft plechtig hem viooltjes eigen moet zijn. binnon acht dagen tot den laatsten j De oorzaken van deze typische cent toe te zullen afbetalen. En zon- geur-verscheidenheid zijn volgens dr. der het antwoord van den onhandel- Clemente op meerdere gebieden te baren herbergier af te wachten, be- zoeken. Voor zoover de rassen en geeft hij zich naar zijn kamer en groote volkengroepen aangaat, ko- doet de deur op slol. Gedurende den men hier hoofdzakelijk de bel an g- door hem vastgestelde» termijn van rijke verschillen in voeding, in func- acht dagen gaat Rubens weinig uit tioneoring der spijsverteringsorganen Men ziet hem nauwelijks eenmaal en in de mate van zweten in verband merking, terwijl ook de aard der in de lucht dominee- ende bacteriën op deze verschillen van geur van in vloed schijnt te zijn. (V. v. d. D.) Nu moet ik Je eens wat vertel len, sprak do vtouw tot haar man. Dezen heelen winter zal ik geen kle© ren of hoeden noodig hebben! Zoo, sprak de echtgenoot. Je heb toch wel iets noodig? Volstrekt niet Ik heb het nieuw* modeboekje, dat je voor mo mee» bracht hebt. nagezien, en ik heb lx> merkt, dat de modellen niets veran derd zijn sedert verleden jaar. En de echtgenoot, blij met het suc ces, dat hij heeft, door oen on:slag van dit jaar om 'een boekje van 't vo rig© jaar to doch, zit achter zijn cou rant te lachen. .Zeg, man, dio visch, die je me gisteren verkocht liebt, was niet ve'rsch. Ja, mevrouw, dat is uw eigen schuld. Ik wou zo u al Maandag vdr- koopen, maar toen wou u zo niet heb ben. Twee kranten jongens vochtén. Jan was er heel slecht afgekomen en vo'r- ijderdo zich al schreiend, toen hij een medelijdenden heer ontmoette, die hem een kwartje gaf, hem troost te, en hem zei, niet moor te huilen. Toen de heer zich verwijderd had, kwam Piet aangeloopen, zeggend Jan, ik moet de helft van je kwartje hebben, want als ik je niet geslagen had, had je in 't geheel niets gehad. IN DEN TREIN. De trein houdt stil aan ©en kleit stationnetje. Waarom voor den drommel hou den ze hie'r toch op? vraagt oen prik kelbare oude heer. Om mij er uit te laten, ant woordt een ongegeneerde kerel op norschen toon, en hij staat op. O, dan heeft het toch zijn voor- daags naar beneden komen, en iede ren koer, dat hij komt en uitgaat, neemt hij zorgvuldig zijn kamersleu tel mee. Toon de termijn was verstreken en de dag van afbetaling daar was, kwam Rubens naar boneden met een koffertje in de hand. Ui heb woord gehoudenzei de hij. zijn huisheer strak aanziende, ga maar naar boven, op tafel ligt het sreld, dat ik schuldig ben. Goeden dag 1 En zijn hand aan z'n villen hoed brengend, verliet de beroemde kun stenaar als een groot seigneur, die juist een aanzienlijke som heeft ge geven, de herberg, waar hij 7.00 wei nig gastvrijheid had gevonden. De herbergier snelt onverwijld hol- der-de-bolder de trap op, naar Ru bens' oude kamer. Do deur stond open. En warempel, de tafel lag vol met goud- en zilver stukken door eikaar. Louis, dubbele louis, kronen, halve kronen lagen er te blinken.... en blijkbaar veel raeoi dan hij er schuldig wus. Het oog van onzen herbergier lx gon te glanzen. Met een glimlach van voldoening ging hij de kamer binnen, cm het geld, waaraan hij zoo lang had gewanhoopt, eindelijk in veilig heid te brengen. Maar.... wat 'n ontgoocheling wachtte hem. Nauwelijks heeft hij zijn hand naar hot geld uitgestoken, of hij deinst te rug.... Alles was op tafel geschilderd! Al die goud- en zilversluitken waren niets dan een meesterwerk van den kunstenaar I.... Razend van woede stormt ons ge fopt herbergierlje nu naar de kasten, waar Rubens zijn lcleeron borg. Do artist hod ze niet meegenomen, en nu zou hii zo verkoopen en zich zoo doende wel BChadeloos weten te stel len. De haken waren gelukkig flink voorzien fluweelen en satijnen wam buizen van allerlei kleur, mantels, franjes, vilten .hoeden met groote veeren, hoogo laarzen, degens... niets ontbrak er. Reeds maakte hij aanstalten, om er een mooi, kers-kleurig wambuis van den kapstok te nemen, als hij plotse ling .ontdekte, dat heel die rijk-voor ziene garderobe.... schilderwerk was! 't Was één en ai bedrog! Hemel en aarde Die kladschilder, die hongerlijder, had hom er leelijk laten inloopen I En toch had de groote Rubens woord gehouden en zijn schuld royaal afgedragen. Do goedhals van 'n herbergier bad al die schilderingen wel dadelijk wil len wegnemen, want in zijn oog was het al slechts een groote oplichterij. Helaas de schilderingen waren op den muur uitgevoerd. Hij zou het huis heelemaal moeten afbreken om zo weg te krijgen en dat geneesmiddel was erger dan de kwaal. De tafel wekte nog grootere veront waardiging bij hem op. Hij liet haar dadelijk oppakken, zooal3 zij daar stond en naar den zolder dragen. Het gebeurde was spoedig geheel de st.ad door bekend, en het lijdt geen twijfel of alle hoteliers en kooplieden beklaagden den armen drommel, die er zoo leelijk was ingeloopen, De fa meuze kamer kreeg weldra een ze kere vermaardheid en veel reizigers stelden or een eer in, de kamer, door den artist beschilderd, te betrekken. Zooals men wol denkon kan, be greep de herbergier niets van deze manie en vertelde aan ieder, die er maar kwam, dat Rubens hem niet had betaald. Op zekeren dag vroeg ©en Engolsch- man, enthousiast over uitsteken den schilder, den herbergier, of hij al die schilderstukken niet voor klin kende munt zou willen afstaan. Sedert lang was het antwoord als dat kladwerk niet op den muur zat, zou ik het 0ogenblikkelijk naar den zolder hebben verwezen. Op met het verschillende klimaat in aan- deel, me'rkt de oude heer koel op. DAMRUBRIEK. IIAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek be-treffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34,Tclephoon 1513. Probleem No. 319 van A. Payette (La Patrie.) Zwart H 5 8 m 16 1 SP n 8 i. 25 1 p 8 s Ëf n jgf 35 n m s 1 SI M. 1 45 t Zwart schijven op 3, 7, 8, ""Wit schijven op: 20, 24, i 10, 13, 17, 18, 22 en dam op 46 29, 30, 32, 33, 34, 39, 40, 42, 44, 45 en 49 Probleem No. 320 van Napoleon Brochu (La Patrio.) in Éi 8 1 1 8 /J M;'yf st m 8 jjj üP m m Él g§> J5§ Zwart schijven op 6, 8. 9, 13, 18, 37 ©n dam op 14 Wit schijven op 16, 22, 24, 29, 33, 38, 39, 40, 43 en 47 Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 2 Januari 1912. Oplossing van probleem No. 315„ van don auteur Wit 48 - 42, 15 - 10, 38 - 32, 50 - 44, 26 - 21. 4-4 - 39. 46-41, vervolgens.. Wit 14 - 9, 9 Zwart 6 - 11, 11 - 17, 17 - 4, 4 - 10 10 - 28, 28 - 37 1 21 21 - 26A. 26 - 31 A, indien Zwart 21 - 27, don wit 1 - 32 enz, een bijzonder mooie op sluiting. Oplossing van probleem No. 316, van den uuteur Wit 37 - 32, 34 23, •56 - 41, 30 - 24, 43 - 38. 41 - 37, 36 9, 25 5 I De problemen 315 en 316 zijn goed opgelost door de beeren -. P. Uen.it, P. J. Eype, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, C. Serodini. Probleem No. 316 is goed opgelost door do hoeren R. Bouw, D. G. Ko ning, P. Mollema. H. H. Leden van de Haarlemsche Damclub worden er aan herinnerd, (dat in plaats van Maandag (len de vliering ligt ook nog 'n brok tafel I Kerstdog), de wiekelijksche speel avond zal gehouden worden op Woensdagavond, 27 December a. s.. van 8 tot 12 uur in liet gewone Club lokaal. De compotitie-wodstrijd van deci Nederlandschen Dambond zal aan vangen op Dinsdag 26 dezer (2cu Kerstdag) en hier te Haarlem in do bovenzaal van „De Kroon" tusschen de volgendo clubs„Ilaarlemscho Damciub", Damclub „Haarlem", „V. A. van Amsterdam, ,,D. I. O.", van Den Haag. De strijd zal aanvangen des mor gens te 10 uur, zoodat den deelnemers verzocht wordt, minstens een kwar tier vóór dan aanvang aanwezig te zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 16