BIJBLAD VAN HAARLEMS DAQBLAD 29e Jaargang. ZATERDAG 30 DECEMBER 1911 No 8750 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADWMSTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Rijke Natuurleven IETS OVER ONZE VISSCHEN. Bijna allo die'ren, d.e lovend in de handen van den menach kwamen, hebben zijn lieerschappij gevoeld en door den nood gedrongen, zich er aan onderworpen. Do koningen der wildernis, zoowel als het kleine viervoetige dier do muis, hebben gebukt voor do geeste lijke meerderheid van hem, die zich do koning vun al het lovende waant, die het ook is, zoolang lichaamskracht niet op den voorgrond treedt. De huisdieren gehoorzamen slaafs, de woudbewoners uit vrees of dooi den honger gedreven, hooi velen doen het uit gewoonte, weinigen uit g< genheid. De inensch temde de nbrecdgeschou- derden olifant en dwong hem zich te voegen naar de wensahon van den kornak, dien li ij vele malen in kracht overtreft, den vlamoogigen leeuw deed hij sidderendin oen hoedt van zijn kooi kruipen, den tijger hullen van woede over zijn machte loosheid. Slangen en schildpadden, ja zelfs boomkikkers en vlinders, kwamen een gegeven toeken te voorschijn en leerden zelfs bepaalde bewegingen maken. Een diergroop echter heeft zich nog maar weinig gegeven. Onze heer schappij over hen reikt niot ver. Dat zijn do visschen. Zij leven in een an der element dan het onze. Hun bouw en bun levensfuncties wijkeu zoo ver van de onze af, dat het moeilijker gaat, hen Ie betudeeren. Ze zijn niet dagelijks onder ons bereik. Waarop reageeren ze? Zijn ze gevoelig voor sterk licht, nemen ze onze geluiden waar; kennen ze ons? Ai die vragen op te lossen valt, juist waar het den visschen betreft, zeer moeilijk. Iieel wat onderzoekers - hebben getraclit moer daarvan te we ten te komen, lieeil veel hebben zij reeds gevonden, maar uit iedere op lossing ontstonden n.ouwe raadsels. Uit ondervinding weet ik, dat vis schen evenals onze landdieren er ge makkelijk toe zijn te brengen, vaste gewoonten aan te nemen. Indertijd hebben wij er eens op ge let, of onz© aquariumbevvoners be paalde personen leerden kennen. lederen dag werden zo op denzelf den tijd gevoerd en geruwncn tijd achtereen door denzelfden leerling. Deze bracht het zoover, dat de die'ren een stukje wurm uit zijn hand aan namen en zelfs den kop een eindje boven water uitstaken. Zelf joeg ik de visscheu in dien tijd uit hun schuilhoekjes tusschen het groen, ik bracht liet water vaak in beroering cu rnaakie ze onrust.g. Na eenige dagen hield ik plotseling een wurmpje boven het water en zonder eenige vrees namen do dieren liet voedsel aan.Ze zagen, ten minste naar do Uitingen to oordeelen, geen verschil tusschen weldoener en ver volger. Dezelfde proef nam ik een paar jaar geleden met een ringmusch, die ik uit het nest had opgekweekt met dit ver schil, dat ik zelf als vriend optrad, liet diertje kwam op mijn liand z.t- ten, ook al waren er meer personen in de kamer, maar als een familielid, die het vogeltje een paar maal hacl willen pakken, in do kamer was, kon ik bet niet uit zijn kooi lokken. Den tijd van voedering schenen de visschen intusschen goed te onthou den. We hadden een bepaald hoekje van hot aquarium voor voederplaats be stemd. Togen elf uur schurkten ze daar samen, ten nimste do grooteren. De kleinoreu zwommen e'r telkens on derdoor en schenen to wachten op de kruimpkes, d.e woldra vun de tafel der machtige aquariumdespoten zou den neerdwarrelen. Word er een paar dagen n.ct gevoerd (in den winter eten de visschen niet hot tiende deel, van wat zo in het voorjaar verorbe ren) dan verschenen zo niet meer op het bepaalde uur en moesten weer worden gelokt. Geheugen kon dus niot worden ge constateerd, wol aannemen van een zekere gewoonte. Heel goed schijnen vissclion ook hun meerde'ren dn kracht te kunivon onderscheiden. Een goudvisch, die roeds ongeveer teven jaren zijn zwaarwichtig karper- lichaam door het aquarium had ge rooid, werd steeds met zichtbare tce- kenen van ontzag ontweken. Stekels, die anders niet gauw op Be vlucht slaan, gingen eerbiedig uit den weg. als de commandant lang zaam voorbij trok. Er waren nog twee andoro goud- visschen, bijna ©ven groot als de oaid- sto bewoner.. Voor hen hadden do nijd'igo roover- tjes wel wat, maar toch niet zooveel ontzag. Deze dieren waren wellicht minder vlug, sterk en strijdlustig, doordat ze nog niet zoo aan hot dier lijk voedsel waren gewend. Na de va- canties, als er niet zoo geregeld ge voerd werd, misten do laatst aange komen siörvisschen vaak stukjes uit do staartvin. De grooto aanvoerder was met 'rust gelaten en was nog in het volle bezit van het sierlijk gol vende roer. Niet juist om de overmadht van den mensch over de gevinde water bewoners te loeren kennen, maar meer om hun leven te bestudeeren, heeft men nog heel wat proeven ge- nomem. De onderzoekers zijn hot er nog niet over eens, of visschen kun-' nen hooren. Langen tijd had jnen in de groot© v isohkweekor ij eu i een klok dii© op de voedertijden werd geluid. Wei-kol ijk kwamen de dieren te voorschijn en hapten In dem wilde bond. Door ver schillende proeven heeft men echter vast kunnen stellen, dat niet het ge luid, maar wel de irilling van het water werd overgebracht, zoodat dit bewijs voor de aanwez.ghe.d van eon goed werkend gehoororgaan n iet erg steekhoudend bleek. Nu is het eon feit, dat d© visschen in den kop een z.g.n. inwendig oor hebben, een or gaan dat vaak met de zwemblaas m verbinding staat. Langen tijd was men er van over tuigd, dat visschen konden hooren, maar het reageeren op geluidstnllin- gen werd evengoed waargenomen bij dieren, wier gehoororgaan werkeloos was gemaakt, zoodat ook niot kon worden aangetoond do oir deze proe ven, of do niet behandeld© dieren c>p bewegiugs- of geluidstriJiliuiigen af kwamen. De behandelde Visschen zwommen minder regelmatig wat weer op een heel ander terrein voer de Toen hoeft men heolc art Kelen go- schreven over de bekende z ijst reep, die we bij b na al onzo zoetwater isschen aantreffen. Anatomisch kent men den bouw daarvan tot in bijzonderheden. Deze streep wordt gevormd door schubben, dile ieder twee openingen hebben. Do- zo staan in verband met een doonioo- pend kanaal onde'r de opperhuid, dat met een zeker vocht is gevuld. Uit een groote zenuwstreng loopen fijne dra den naar dit kanaal, zoodat de waar nemingen kunnen worden overge seind. De functie is echter wiet zoo goed bekend. Is het de druk van het water waarvoor vissohen zeer govoehg zijn, of is het de geluid-golf, d.e het orgaan in beroering brengt? Men weet het uil et met zekerheid, maar dat men 't tot meerder klaarheid zal brengen, daarvoor staan d© onderzoekers borg. H. PELSENS. Rubriek voor Vrouwen De vrouw in Britsch-Indië. Vóór we den toestand der vrouw iti Britsch-Indië nader kunnen ve'rkla- ©11, moeiten we eerst erven stilstaan bij de historisch© ontwikkeling van dit land. De beschavingsgeschiedenis in In die gaat vel© duizenden jaren terug. De oudste godsdiensten bestonden in na tuur- en slangenaanbidding. Maar voor meer dan 2000 jaren leefde en wórkte hier de groote godsdieiiststich. ter van het Oosten: Boeddlia, cle een zedeleeï heeft gepredikt, zóó rein, dat de meesten zijner belijders ze niot eens vatten. Reeds in d© eerste eeuw na Christus moest het Boeddhisme in vele streken van Indië voor liet Hin doeïsme wijken en in do 14de eeuw drongen de Mohammedanen steeds verder voort, die er hun Islam brach ten. En zooals we weten is de plaats der vrouw volgens deze leer, al zeer laag, zoodat het ons niet verwonde ren kan dat de toestand nu nog, na zoo-veel eeuwen er zoo ontzettend veol te wenschen öve'rlaat. Europeesohe beschaving heeft reeds veel bewe'rkt in Inde. Zo heeft er niet alleen spoorwagen aangelegd en bruggen gebouwd, maar zo heeft er ook groote zegeningen aangebracht op sociaal gebied: scholen, ziekenhuizen en de veel omvattende zendingswer ken hebben reeds veel ellende ver zacht, maar nog is nagenoeg niets gedaan om den beklagenswaardigen toestand der vrouw, vooral in het Noovden en Midden van Brltsch-In- d!ic, eenig'szins te ve'rboteren. Britsoh- iudië heeft 300 millioon inwoners; d. li. één vijfde van de geheele bevolking der aarde. En van da 150 mtlliioen vrouwen leven er over de negentig procent zonder eenige kennis, in die vrouwenafdeeling, een saai, eentonig bestaan; steeds hetzelfde dag in, en dag uit! Slechts tien procent van alle vrou wen en meisjes kan lezen. Wel zijn do boerenvrouwen niet zoo aan hare vertrokken gebonden als de bevolking in de sleden, en lijden zij ten minste een gezonder bestaan, doordat ze moer in de lucht komen, maar ze zijn ook schrikbarend onwetend. Vertoont zich oodt een vreemdeling in baai- dorp, dan moet de fatsoenlijke Hin- doerv'rouw haai' gz.cht bedekken, hem den rug toekeeren en zóó blijven staan tot hij weg is. Het zou als de grootste schaamteloosheid gelden als een vrouw een man ooit aanzag of wilde hooien wat hij tot haar zei. De vrouwen der hoogste standen of kasten wonen in apart© v'rouweniwo- ningen. die geheel zijn afgesloten van de buitenwereld. Een welgesteld In- dier, woont meestal in een prachtig huis, met meer of minder ruime, luch- t go vertrekken, die o© kzeeï luxueus zijn ingericht. Maar deze dienen al leen maar voor den ©genoaï zelve en zijn mannelijke bloedverwanten, vrienden of kennissen. Vader en zoon etcn apart en worden door do vrou wen bediend. Hebben zij z.cii verza digd aan het maal, dan eerst mogen de vrouwen eten van hetgeen er over gebleven os... Heerlijke tuinen omge ven in den regel het woonhuis. Voor do vrouwen staat dan in den hof een ruime hut, uit leem gebouwd, waar enkele luchtgaten in zijn. Een gordijn van bamboe sluit deze won.ng aan den .oenen Kaut. Eu in deze rinmte loven'alle vrodwön bij clhu.ui«r, iw staan, dikwij'Is nog voel droeviger, dan bij ons do vrouwen in de gevan genissen. Heeft een moeder nu veel zoons, dan brengen deze allen hun jonge vrouwen bij haar, na hun hu welijk. En al naarmate de vrouw een meer of minder ruimen bru.dsschat heeft meegebracht al naar d:eu maat staf is haar behandeling; zoodat dc armsten e'r natuurlijk het slechtst aan too zijn en het meest te lijden heb ben van dc booze buien der schoon moeders of der schoonzusters; ja zcilfs goheel als een assohepoetster behan deld wo'ixlen. Krijgt zij 1111 een zoon, dun wordt haar toertand iets beter; wordt zij echter moeder over een docb ter, dan verergert haar toestand nog. De man toch kan volgens het geloof vuimlen Hindoe niet zalig worden, als niet een zoon na zijn dood voor hem bidt; ook een neef of een aangeno men zoon kan echter d.e plaats ver vuilen. De vrouw echter heeft dus slechts waard© in het oog van den man, als zij hem één of mee'r zoons gesel lonken heeft. De plaats der Indische vrouw, staat dus nagenoeg gelijk met die van het De verachting voor de vrouw in het algemeen, blijkt ook ten duidelijk st© in den meisjesmoord, de weduwen- nvishandeling en weduwenwi "lau ding. Geen wonder, dat de huwelijken bij wijz© van koop gesloten wórden. Ed nu zou men zoo oppervlakkig mee- nen., dat dit heel makkelijk was, daar er looli genoeg mannen voorhanden zijn! Maar men moet niet vergeten, dat het meisje in haar stand moet trouwen, en dat het de plicht is van den vader, om zijn dochter ook een uitzet te geven passende aan haar rang en stand. Die bruidschat bestaat in een uitzet, dus kleeren en sieraden, benevens een ruime som gelds, w aar door d© vader van vale dochters, dus cel gevaar loopt te verarmen. Van- aai' dat sedert vele eeuwen de meis jesmoord zooveel voorkomt, ofschoon do Engedsche regeering er eon zware straf op heeft gezet. Reeds in de wieg worden de kinderen dikwijls met el kaar ve'rloofd en een meisje van vijf A zes jaren moet reeds bidden om een „goeden" man, en dat haar man geen tweed© vrouw neemt, óf dat awkrs allerlei rampen op die tweede vrouw zullen neeirdalen! Op veertiienjaHigen leeftijd is het Indische meisje voJwas- 11. Een man kan ricli bovendien om elke kleinigheid van zijn vrouw laten scheidon; een vrouw echter scheidt nooit; onder geenerlei voorwaarde! Haar eenige levensregel Is, dat zij haar man en echtgenoot volkomen ge- hoórzaamt, in alles zijn zin doet! MARIE VAN AMSTEL, Het genie van de familie (Naar het Engelsch). Het kan zijn, dat zij geen genie was, maar enkel een eenvoudig meis je, door de natuur begiftigd met een heel mooi© stem. Maar haar familie geloofde in haar, en de ouders ont zegden zich bijna het noodigst© om haar een -oede opleiding te doen ge ven, en goedgeloovige, eenvoudige lie den als ze waren, hielden ze in 't ge heel geen rekening met een mogelijke mislukking. Zij waren overtuigd, dat Mary rijk zou oogsten van wat zij zaaiden. Aan liet meisje lag het zeker nietzij deed liaan-best. en haar onderw ijzers had den niet te klagen over gebrek aan ijver of volharding. Het minst gerust van allen was de débutante zelve zij hud den innexdijken angst, eigen aan het nerveuze artistieke tempera ment, en soms drukte al het geld, aan haar opleiding besteed, haar als een zware last. Gaf zij soms uiting aan haar vrees, dan word er vriendelijk gelachen, en men zei ouder elkaar, hoe aardig het' was. dat Mary met al haar talent zoo bescheiden en onbedorven bleef. De goede menschen begrëpfeu niet, dot z:j. de studeerende herhaaldelijk in aanraking kwam met menschen. w ier schitterende toekomstbeloften in het geheel niet waren vervuld. De tijd naderde voor haar debuut, en zij die verantwoordelijk waieu voor haar opleiding, zorgden er voor, dat het een goed debuut zou zijn, zooals zelden '11 jonge, onervaren ar tiste had. Do witte japon werd thuis met groo te zorg vervaardigd door moeder eu zuster, opdat die geen oneer zou doen aan de gewichtige gebeurtenis. Eu terwijl moeder en zuster er aan werkten, babbelden ze vróolijk over hun „geniale" zuster, die zich willig naar aller ivenschen voegde en aan de anderen niet verried, door welken VI oiscnjlveii lons-'l Zij \vcr<i -gekweld.' Doch slechts enkele dagen voor de belangrijke gebeurtenis werd Mary'3 vader, de kostwinner van het gezin, ziek De dokter, die geroepen werd, gaf niet veel hoop, en de zieke zelf, die vermoeid en uitgeput was door een veeljarigen strijd om het bestaan, dacht "iet, dut hij van zijn bed weer zou opstaan. Zei: verlangde hij naar rust, 'en wat zijn gezin betrof, was hij vol vertrouwen. Mary s schoone stem, zóo zorgvuldig ontwikkeld, zou voor de familie een fortuin blijken. Hij zei haar dat ook. toen zij scheid van hem kwam nemen, on be^ val de andereu, voor wie bij mis- sclüen nonit meer iets zou kunnen doen, in haar goede zorgen aan. Zij luisterde zwijgend, en" zijn oogen verduisterd door lichamelijke smart, zacen enkel haar schoonheid en niet de bleeke wangen, waarvan de blos verdwenen was. Hij vermoedde niet, dat hij dit kostbare kleine scheepje te zwaar geladen had en dat, be zwaard met aller verwachtingen, haar zelfvertrouwen wankelde en week. Toen zij stond voor het publiek was zij niet opgewonden door liet moge lijke succes, veeleer terneergedrukt door vrees. Buitendien was haar ze nuwachtigheid niet van de soort, welke vereenigd met jeugd en schoonheid hel publiek sympathiek en toegevend stemt. Haar gelaat was strak en streng: zij voelde zich als tegenover vijanden, wier nieedoogenloos vonnis zij moest afwachten. Wat wisten die menschen er van. wat kon 't hun schelen, d it er zooveel afhing van hun opinie? O, zij haatto hen, omdat ze zooveel macht over haar hadden, en zij zelf machteloos stond tegenover hun kou de, kritische gezichten e.11 vijandige houding. Want haar eigen strak, hard gezicht had het zoo noodzakelij ke contact tusschen haar en haar auditorium verbroken. Die menschen waren niet ongevoe lig, maar ze wisten niets van het te zwaar bevrachte scheepje; ze zagen enkel een koude, glimlachlooze débu tante. die blijkbaar niet in staat was, hun gunstige ineening tc winnen. Het werd een fiasco, daar viel niet aan te twijfelen, cn de rijke, heldere stem klonk streef cn mat. Er was misschien onder het talrijke publiek éeu, die tenminste iets ge voelde van de liuop en de vrees, die haar had doen falen. Hij zelf was musicus, een violist, wiens naam hem overal in Londen toegang gaf. Hij ging naar den artistenfnyer, hij wilde zïeui hoe zij 't maakte, en zoo mogelijk haar wat moed inspreken. Het mocht haa'r aan routine ontbre ken, hij voeilcte, dat zij rneéa' kon dan had gegeven 't meisje had op zijn impulsief gemoed indruk ge maakt. 't Artistenvertrek binnentredend, waar vele bekenden hem groetten, zag hij haar alleen staan. Zij zag ©r zoo verslagen uit, dat hij, met al zijn Vriendelijke bedoelingen, niet den moed hud haar aan te spreken. li ij was nu meer dan ooit overtuigd, dat haar mislukking minder te wij ten was aan gebrek aan talent, maar dat iets haar drukte, zij zag er vol strekt'wanhopig uit. ALs verwezen staard© zij voor zich heen; zij zag niet do omgeving, zij zag enkel haar rieken vader en haar angstige fa milie, die allen nu bedrogen waren in hun blind v irlrouwen op haar. Werktuigelijk sloeg zij den ouden bontmantel van haar moeder om en verliet de kamer als een slaapwan delaarster. Zij vond haar weg naar de straat, waar zij voortging, zonder dat iemand haai- lastig viel, wijl tra-, gedie naast haar ging. Doch 't was niet de weg naar huis. Daarheen durfde zij niet, 0111 t© vertellen, dat alle opofferingen aan haar noodeloos verspild waren en dat zij in de harde dagen welke te wachten waren, slechts een lastpost meer zou zijn. Geld was er thuis bitter noodig geld voor verzorging van den zieke, die zonder dat misschien nooit zou verrijzen van zijn ziekbed. Geld moest er zijn die gedachte prikkelde haar, en een vreemde inval drong zich aan haar op en beiheórschte haar. Zij wilde tenminste niet zond/er geld thuis komen; wellicht kón zij de haas tige menigte een poos boeien door de macht d e in haar was. Zij vieesde nu niets eu bovem het schelle licht der Londensche nachl- straat fonkelden sterren. Met haar gelaat naar die sterren, den ouden mantel half van de tenge re schouders glijend, stond zij daar en zong voor het volk. Nu verheven boven uLte zenuwachtige aarzeling, zong zij, zooals de itomel wilde dat zij zong, en de men.gte werd getrof fenvervuld met on tag; waai In hei helle gusLcht klonk plotseling echte, goddelijke muz.ek. Zij kon enkel zin gen, w ut 't hart haai- naar de lippen dreef, een lied van Mendelssohn. Ontroering bratuld© in haar als eon wit vuur, rein en door geen passie 'vertroebeld. Zij zong, en velen bleven staan om te luisteren; dorh niemand kwam na der of richtte een woord tot haar. Zij stond alloon zooals zij gestaan had in do concertzaal maar hoe ge heel andeis! 11.er was zij een inspi ratie, eon niacin ten goede. Voor luttele oogonblikkcn was zij cje engel, d e menig© ziel deed ontroe ren en bot inkeer komen. Toen bet lied u.t was. bleef het stil een uituoodiging 0111 voort te gaan. En zij zong nog eon lied, een Enge lenzang, het eerst© wat haar voor den geest kwam. Nooit smolten woord en toon zóó saam; nooit waren de vrouw en de kunstenares zóó volmaakt één. Een der luisterenden een heer collecteerde voor haar, en hij was "t ook, die haar tot de w-erkelijkhe:d bracht door zijn woord. 't Spijt mij, maar eï komen te veel menschen; wij mogen ïiiör nliot blijven. Zo schrikte als een uit den Slaap go wok to; met droomoogen keek zo hom aan en dan naar de menigte, die zij gobooid had met de groote mag netisch©. kracht van den kunstenaar, die haar nu angstig maakte. Do heer riep een rijtuig aan en Vroeg: Mag ik u naar huis geleiden? U kont mij misschien wel, mijn naam is Tristan. Mogelijk was zij te ontdaan om den vermauixlon naam te herkennen, maar zij was te jong om het instinc tieve, kinderlijke vertrouwen in wa re vriendelijklie d t© hebben verloren; zij let zich willig in hot rijtuig hel pen en gaf haar ad'res op, aarzelend, of 't gefleurde in minder dan twoo uren zelfs haar geheugen had ver duisterd. Zwijgend zat ze naast hem; bezorgd trok >1 ij den mantel over haar schou ders, want zij hoofde van opwindiing, en hij stortte do opbrengst der col lecte in haar sohöot. Laten wij 't eens overtellen, zoi hij vrooiijk; ik dacht met dat een jong moisje zoo dapper kon zijn. De toehoorders waren Vrijgevig ge weest, ouder deu .ndruk humoer ont roering; waarschijnlijk had ook Iris- tan zelf een zeer royale bijdrage ge geven; hoe t zij, ze bracht-meer thuis dan oen concert-agent liaar, cou be ginnende, voor een avond zou hebben gegeven. Zij hielp hem niet tollen, maar zag zwijgend toe, met dankbaarheid in deu droeven blik. Hij stak het geld in een taschje, dat aan haar zijde hing, eu zij drukte het vast tegen zich aan, heel vast, want dit was althans iets voor haar Leven vader, wiens vei trouwen zij had be schaamd. Eon vriendelijk wóórd van Tristan bruclit haar tot smeken; zjj vertelde hein, wat haar ziel vervulde, zo voel de, dat ze tot hem kon spreken als tot een vriend. De geschiedenis was zoo eenvoudig on gauw verteld; en hij begreep zoo goed, het ontroerde hom, maar hij vond woorden van troost en den rechten toon daarbij. Hij vroeg haar, hoe oud zij was en glimlachte vriendelijk, toen ze 't hem zegde. - Achttien! Dat is te jong voor hui selijke zorgen, als men een carrière voor z.ch heeft. Maar u kunt wel wat eerder vooruit komen dan een ander; want uw stem is buitengewoon en uitstekend gevormd. Ze keek hem aan, als twijb aan zijn ernst; maar hij knikte zeer geruststellend. Ik vei'zoker het u en ik weet er iets van. Ik ben tweemaal achttien. - Maar begrijpt 11 niet, dat ik mijn kans verloren heb'? Zo zullen mij nooit meer vragen om te zingen. Hij lachte nog eens, nu we'rkelijk teeder. Niets kan werkelijk verloren zijn als men achttien is, en „nooit'' is een woord, dat niet in ons levens- woordenboek staat. Zijn vertrouwen gaf haar een wei nig hoop terug, maar 't hart zonk haar weer in de schoenen, toen ze do straat in reden, waar zij woonde cn zij er ann dacht, wat ze thuis vertel len moest. Zij wendde zich tot den man naast haar, en haar jong, bleek gericht was betraand. Zo hebben toch zooveel opoffe ringen voor mij gedaan. Ik durf 't hun niet vertellen. Toen vatte hij haar beide handen, die t taschje omklemden; hij voelde dat hij een kameraad moest helpen, in wier kunst hij vast geloofde, en hij sprak als een oudere broeder: Laat mij 't hun dan vertellen. Laat mij hun zeggen, dat ik Tristan, de violist ben, dat tk jo gehoord heb en dat je mij hebt beloofd, do gendo maand met mij me© te gaan op oen concertreis. Ik heb met -mijn tou'rnées gelukkig succes, en ik kan u een goed honorarium betalen. Zoo'11 reis met elkein avond oen ander pu bliek, zul een goede oefening en in troductie voor u zijn. U heeft groote gaven, en u zult ontdekken zooals u feitelijk dezen avond al heeft ont dekt hoe geestdriftig een gehoor kan zijn en hoe edelmoedig jegeiiis hen, die in de gunst zijn. Tristan, zei een vriend een paar maanden later, na een concert jo wilt mij toch niet wijsmaken, dat dit do koele, stugge debutante is, die w ij toen hoorden? Zij lijkt er niets op! Succes verandert de menschen ais een levenselixer, lachte Tristan. En jij durfde haar engageeren na zoo'n fiasco? Je hebt goed gaaien maar 't was een kolossaal risico! Volstrekt niet! Jij hebt nu ge hoord, h©e zij zingt, maar ik heb haar hooren zingen, goddelijik, zooals ik haar nooit weer hoop t© hooren want sommige schoone ervaringen worden te duur gekocht. En bovenal wil ik, dat zij een gelukkige vrouw wordt. De vriend zag zijn tintelende oogen en meende te begrijpen. Aiial Staat t zuo? Mag ik je fedi- oiteeren? Ik hoop 't maar nu nog niet. t Zou wreed zijn, haar nu al te ont trekken van haar geluk als artiste. Wij kunnen wachten, allebei; want e'r kan geen ander tusschen ons komen. Dat weet ik best. U. D. Uit het leven van een Spa&nsche vlieg. door E 1 k a. Toon ik nog een kleino jongen was, speelde ik met mijn vriendjes en vriendinnetjes vaak comedie. We waren Hof-artisteu, want in de zpmor-vueantie sloegen we ons too- neel meestal in den appelhof op. We voelden nooit veel vour kLuder- stukkon, maar legden ojqs meer toe op heldenrollen anet forsche knevels en lange baarden, en daar er nog heel wat, tijd moest verloopen voor dit mannelijk sieraad onzo bovenlip zou beschaduwen, behielpen we ons met eigengemaakte baarden, die we met lijm vastplakten. Op een mooien zomeravond, dat er een vrij groot aantal kinderen bit el kaar waren, en wc dus op oen uitge zocht publiek konden rekenen, wer den fluks de baarden te voorschijn gehaald. Maar, de voorstelling was a Timpromptu en we hadden geen lijm Geen nood. Een der buurmeisjes, een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 21