BIJBLAD VAN HAARLEMS DAQBLAD
29e Jaargang.
ZATERDAG 30 DECEMBER 1911
No 8750
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADWMSTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
IETS OVER ONZE VISSCHEN.
Bijna allo die'ren, d.e lovend in de
handen van den menach kwamen,
hebben zijn lieerschappij gevoeld en
door den nood gedrongen, zich er aan
onderworpen.
Do koningen der wildernis, zoowel
als het kleine viervoetige dier do
muis, hebben gebukt voor do geeste
lijke meerderheid van hem, die zich
do koning vun al het lovende waant,
die het ook is, zoolang lichaamskracht
niet op den voorgrond treedt.
De huisdieren gehoorzamen slaafs,
de woudbewoners uit vrees of dooi
den honger gedreven, hooi velen doen
het uit gewoonte, weinigen uit g<
genheid.
De inensch temde de nbrecdgeschou-
derden olifant en dwong hem zich te
voegen naar de wensahon van den
kornak, dien li ij vele malen in kracht
overtreft, den vlamoogigen leeuw
deed hij sidderendin oen hoedt van
zijn kooi kruipen, den tijger hullen
van woede over zijn machte loosheid.
Slangen en schildpadden, ja zelfs
boomkikkers en vlinders, kwamen
een gegeven toeken te voorschijn en
leerden zelfs bepaalde bewegingen
maken.
Een diergroop echter heeft zich nog
maar weinig gegeven. Onze heer
schappij over hen reikt niot ver. Dat
zijn do visschen. Zij leven in een an
der element dan het onze. Hun bouw
en bun levensfuncties wijkeu zoo ver
van de onze af, dat het moeilijker
gaat, hen Ie betudeeren. Ze zijn niet
dagelijks onder ons bereik. Waarop
reageeren ze? Zijn ze gevoelig voor
sterk licht, nemen ze onze geluiden
waar; kennen ze ons?
Ai die vragen op te lossen valt,
juist waar het den visschen betreft,
zeer moeilijk. Iieel wat onderzoekers
- hebben getraclit moer daarvan te we
ten te komen, lieeil veel hebben zij
reeds gevonden, maar uit iedere op
lossing ontstonden n.ouwe raadsels.
Uit ondervinding weet ik, dat vis
schen evenals onze landdieren er ge
makkelijk toe zijn te brengen, vaste
gewoonten aan te nemen.
Indertijd hebben wij er eens op ge
let, of onz© aquariumbevvoners be
paalde personen leerden kennen.
lederen dag werden zo op denzelf
den tijd gevoerd en geruwncn tijd
achtereen door denzelfden leerling.
Deze bracht het zoover, dat de die'ren
een stukje wurm uit zijn hand aan
namen en zelfs den kop een eindje
boven water uitstaken.
Zelf joeg ik de visscheu in dien tijd
uit hun schuilhoekjes tusschen het
groen, ik bracht liet water vaak in
beroering cu rnaakie ze onrust.g. Na
eenige dagen hield ik plotseling een
wurmpje boven het water en zonder
eenige vrees namen do dieren liet
voedsel aan.Ze zagen, ten minste
naar do Uitingen to oordeelen, geen
verschil tusschen weldoener en ver
volger.
Dezelfde proef nam ik een paar jaar
geleden met een ringmusch, die ik uit
het nest had opgekweekt met dit ver
schil, dat ik zelf als vriend optrad,
liet diertje kwam op mijn liand z.t-
ten, ook al waren er meer personen
in de kamer, maar als een familielid,
die het vogeltje een paar maal hacl
willen pakken, in do kamer was, kon
ik bet niet uit zijn kooi lokken.
Den tijd van voedering schenen de
visschen intusschen goed te onthou
den.
We hadden een bepaald hoekje van
hot aquarium voor voederplaats be
stemd. Togen elf uur schurkten ze
daar samen, ten nimste do grooteren.
De kleinoreu zwommen e'r telkens on
derdoor en schenen to wachten op de
kruimpkes, d.e woldra vun de tafel
der machtige aquariumdespoten zou
den neerdwarrelen. Word er een paar
dagen n.ct gevoerd (in den winter
eten de visschen niet hot tiende deel,
van wat zo in het voorjaar verorbe
ren) dan verschenen zo niet meer op
het bepaalde uur en moesten weer
worden gelokt.
Geheugen kon dus niot worden ge
constateerd, wol aannemen van een
zekere gewoonte.
Heel goed schijnen vissclion ook
hun meerde'ren dn kracht te kunivon
onderscheiden.
Een goudvisch, die roeds ongeveer
teven jaren zijn zwaarwichtig karper-
lichaam door het aquarium had ge
rooid, werd steeds met zichtbare tce-
kenen van ontzag ontweken.
Stekels, die anders niet gauw op
Be vlucht slaan, gingen eerbiedig uit
den weg. als de commandant lang
zaam voorbij trok.
Er waren nog twee andoro goud-
visschen, bijna ©ven groot als de oaid-
sto bewoner..
Voor hen hadden do nijd'igo roover-
tjes wel wat, maar toch niet zooveel
ontzag. Deze dieren waren wellicht
minder vlug, sterk en strijdlustig,
doordat ze nog niet zoo aan hot dier
lijk voedsel waren gewend. Na de va-
canties, als er niet zoo geregeld ge
voerd werd, misten do laatst aange
komen siörvisschen vaak stukjes uit
do staartvin. De grooto aanvoerder
was met 'rust gelaten en was nog in
het volle bezit van het sierlijk gol
vende roer.
Niet juist om de overmadht van
den mensch over de gevinde water
bewoners te loeren kennen, maar
meer om hun leven te bestudeeren,
heeft men nog heel wat proeven ge-
nomem. De onderzoekers zijn hot er
nog niet over eens, of visschen kun-'
nen hooren.
Langen tijd had jnen in de groot©
v isohkweekor ij eu i een klok dii© op de
voedertijden werd geluid. Wei-kol ijk
kwamen de dieren te voorschijn en
hapten In dem wilde bond. Door ver
schillende proeven heeft men echter
vast kunnen stellen, dat niet het ge
luid, maar wel de irilling van het
water werd overgebracht, zoodat dit
bewijs voor de aanwez.ghe.d van eon
goed werkend gehoororgaan n iet erg
steekhoudend bleek. Nu is het eon
feit, dat d© visschen in den kop een
z.g.n. inwendig oor hebben, een or
gaan dat vaak met de zwemblaas m
verbinding staat.
Langen tijd was men er van over
tuigd, dat visschen konden hooren,
maar het reageeren op geluidstnllin-
gen werd evengoed waargenomen bij
dieren, wier gehoororgaan werkeloos
was gemaakt, zoodat ook niot kon
worden aangetoond do oir deze proe
ven, of do niet behandeld© dieren c>p
bewegiugs- of geluidstriJiliuiigen af
kwamen. De behandelde Visschen
zwommen minder regelmatig wat
weer op een heel ander terrein voer
de Toen hoeft men heolc art Kelen go-
schreven over de bekende z ijst reep,
die we bij b na al onzo zoetwater
isschen aantreffen.
Anatomisch kent men den bouw
daarvan tot in bijzonderheden. Deze
streep wordt gevormd door schubben,
dile ieder twee openingen hebben. Do-
zo staan in verband met een doonioo-
pend kanaal onde'r de opperhuid, dat
met een zeker vocht is gevuld. Uit een
groote zenuwstreng loopen fijne dra
den naar dit kanaal, zoodat de waar
nemingen kunnen worden overge
seind.
De functie is echter wiet zoo goed
bekend. Is het de druk van het water
waarvoor vissohen zeer govoehg zijn,
of is het de geluid-golf, d.e het orgaan
in beroering brengt? Men weet het
uil et met zekerheid, maar dat men 't
tot meerder klaarheid zal brengen,
daarvoor staan d© onderzoekers borg.
H. PELSENS.
Rubriek voor Vrouwen
De vrouw in Britsch-Indië.
Vóór we den toestand der vrouw iti
Britsch-Indië nader kunnen ve'rkla-
©11, moeiten we eerst erven stilstaan
bij de historisch© ontwikkeling van
dit land.
De beschavingsgeschiedenis in In die
gaat vel© duizenden jaren terug. De
oudste godsdiensten bestonden in na
tuur- en slangenaanbidding. Maar
voor meer dan 2000 jaren leefde en
wórkte hier de groote godsdieiiststich.
ter van het Oosten: Boeddlia, cle een
zedeleeï heeft gepredikt, zóó rein, dat
de meesten zijner belijders ze niot
eens vatten. Reeds in d© eerste eeuw
na Christus moest het Boeddhisme in
vele streken van Indië voor liet Hin
doeïsme wijken en in do 14de eeuw
drongen de Mohammedanen steeds
verder voort, die er hun Islam brach
ten. En zooals we weten is de plaats
der vrouw volgens deze leer, al zeer
laag, zoodat het ons niet verwonde
ren kan dat de toestand nu nog, na
zoo-veel eeuwen er zoo ontzettend veol
te wenschen öve'rlaat.
Europeesohe beschaving heeft reeds
veel bewe'rkt in Inde. Zo heeft er niet
alleen spoorwagen aangelegd en
bruggen gebouwd, maar zo heeft er
ook groote zegeningen aangebracht op
sociaal gebied: scholen, ziekenhuizen
en de veel omvattende zendingswer
ken hebben reeds veel ellende ver
zacht, maar nog is nagenoeg niets
gedaan om den beklagenswaardigen
toestand der vrouw, vooral in het
Noovden en Midden van Brltsch-In-
d!ic, eenig'szins te ve'rboteren. Britsoh-
iudië heeft 300 millioon inwoners; d.
li. één vijfde van de geheele bevolking
der aarde. En van da 150 mtlliioen
vrouwen leven er over de negentig
procent zonder eenige kennis, in die
vrouwenafdeeling, een saai, eentonig
bestaan; steeds hetzelfde dag in, en
dag uit!
Slechts tien procent van alle vrou
wen en meisjes kan lezen. Wel zijn
do boerenvrouwen niet zoo aan hare
vertrokken gebonden als de bevolking
in de sleden, en lijden zij ten minste
een gezonder bestaan, doordat ze
moer in de lucht komen, maar ze zijn
ook schrikbarend onwetend. Vertoont
zich oodt een vreemdeling in baai-
dorp, dan moet de fatsoenlijke Hin-
doerv'rouw haai' gz.cht bedekken, hem
den rug toekeeren en zóó blijven staan
tot hij weg is. Het zou als de grootste
schaamteloosheid gelden als een
vrouw een man ooit aanzag of wilde
hooien wat hij tot haar zei.
De vrouwen der hoogste standen of
kasten wonen in apart© v'rouweniwo-
ningen. die geheel zijn afgesloten van
de buitenwereld. Een welgesteld In-
dier, woont meestal in een prachtig
huis, met meer of minder ruime, luch-
t go vertrekken, die o© kzeeï luxueus
zijn ingericht. Maar deze dienen al
leen maar voor den ©genoaï zelve en
zijn mannelijke bloedverwanten,
vrienden of kennissen. Vader en zoon
etcn apart en worden door do vrou
wen bediend. Hebben zij z.cii verza
digd aan het maal, dan eerst mogen
de vrouwen eten van hetgeen er over
gebleven os... Heerlijke tuinen omge
ven in den regel het woonhuis. Voor
do vrouwen staat dan in den hof een
ruime hut, uit leem gebouwd, waar
enkele luchtgaten in zijn. Een gordijn
van bamboe sluit deze won.ng aan
den .oenen Kaut. Eu in deze rinmte
loven'alle vrodwön bij clhu.ui«r, iw
staan, dikwij'Is nog voel droeviger,
dan bij ons do vrouwen in de gevan
genissen. Heeft een moeder nu veel
zoons, dan brengen deze allen hun
jonge vrouwen bij haar, na hun hu
welijk. En al naarmate de vrouw een
meer of minder ruimen bru.dsschat
heeft meegebracht al naar d:eu maat
staf is haar behandeling; zoodat dc
armsten e'r natuurlijk het slechtst aan
too zijn en het meest te lijden heb
ben van dc booze buien der schoon
moeders of der schoonzusters; ja zcilfs
goheel als een assohepoetster behan
deld wo'ixlen. Krijgt zij 1111 een zoon,
dun wordt haar toertand iets beter;
wordt zij echter moeder over een docb
ter, dan verergert haar toestand nog.
De man toch kan volgens het geloof
vuimlen Hindoe niet zalig worden, als
niet een zoon na zijn dood voor hem
bidt; ook een neef of een aangeno
men zoon kan echter d.e plaats ver
vuilen. De vrouw echter heeft dus
slechts waard© in het oog van den
man, als zij hem één of mee'r zoons
gesel lonken heeft.
De plaats der Indische vrouw, staat
dus nagenoeg gelijk met die van het
De verachting voor de vrouw in
het algemeen, blijkt ook ten duidelijk
st© in den meisjesmoord, de weduwen-
nvishandeling en weduwenwi "lau
ding.
Geen wonder, dat de huwelijken bij
wijz© van koop gesloten wórden. Ed
nu zou men zoo oppervlakkig mee-
nen., dat dit heel makkelijk was, daar
er looli genoeg mannen voorhanden
zijn! Maar men moet niet vergeten,
dat het meisje in haar stand moet
trouwen, en dat het de plicht is van
den vader, om zijn dochter ook een
uitzet te geven passende aan haar
rang en stand. Die bruidschat bestaat
in een uitzet, dus kleeren en sieraden,
benevens een ruime som gelds, w aar
door d© vader van vale dochters, dus
cel gevaar loopt te verarmen. Van-
aai' dat sedert vele eeuwen de meis
jesmoord zooveel voorkomt, ofschoon
do Engedsche regeering er eon zware
straf op heeft gezet. Reeds in de wieg
worden de kinderen dikwijls met el
kaar ve'rloofd en een meisje van vijf
A zes jaren moet reeds bidden om een
„goeden" man, en dat haar man geen
tweed© vrouw neemt, óf dat awkrs
allerlei rampen op die tweede vrouw
zullen neeirdalen! Op veertiienjaHigen
leeftijd is het Indische meisje voJwas-
11. Een man kan ricli bovendien om
elke kleinigheid van zijn vrouw laten
scheidon; een vrouw echter scheidt
nooit; onder geenerlei voorwaarde!
Haar eenige levensregel Is, dat zij
haar man en echtgenoot volkomen ge-
hoórzaamt, in alles zijn zin doet!
MARIE VAN AMSTEL,
Het genie van de familie
(Naar het Engelsch).
Het kan zijn, dat zij geen genie
was, maar enkel een eenvoudig meis
je, door de natuur begiftigd met een
heel mooi© stem. Maar haar familie
geloofde in haar, en de ouders ont
zegden zich bijna het noodigst© om
haar een -oede opleiding te doen ge
ven, en goedgeloovige, eenvoudige lie
den als ze waren, hielden ze in 't ge
heel geen rekening met een mogelijke
mislukking.
Zij waren overtuigd, dat Mary rijk
zou oogsten van wat zij zaaiden. Aan
liet meisje lag het zeker nietzij deed
liaan-best. en haar onderw ijzers had
den niet te klagen over gebrek aan
ijver of volharding. Het minst gerust
van allen was de débutante zelve
zij hud den innexdijken angst, eigen
aan het nerveuze artistieke tempera
ment, en soms drukte al het geld,
aan haar opleiding besteed, haar als
een zware last.
Gaf zij soms uiting aan haar vrees,
dan word er vriendelijk gelachen, en
men zei ouder elkaar, hoe aardig het'
was. dat Mary met al haar talent zoo
bescheiden en onbedorven bleef. De
goede menschen begrëpfeu niet, dot
z:j. de studeerende herhaaldelijk in
aanraking kwam met menschen. w ier
schitterende toekomstbeloften in het
geheel niet waren vervuld.
De tijd naderde voor haar debuut,
en zij die verantwoordelijk waieu
voor haar opleiding, zorgden er voor,
dat het een goed debuut zou zijn,
zooals zelden '11 jonge, onervaren ar
tiste had.
Do witte japon werd thuis met groo
te zorg vervaardigd door moeder eu
zuster, opdat die geen oneer zou
doen aan de gewichtige gebeurtenis.
Eu terwijl moeder en zuster er aan
werkten, babbelden ze vróolijk over
hun „geniale" zuster, die zich willig
naar aller ivenschen voegde en aan
de anderen niet verried, door welken
VI oiscnjlveii lons-'l Zij \vcr<i -gekweld.'
Doch slechts enkele dagen voor de
belangrijke gebeurtenis werd Mary'3
vader, de kostwinner van het gezin,
ziek De dokter, die geroepen werd,
gaf niet veel hoop, en de zieke zelf,
die vermoeid en uitgeput was door
een veeljarigen strijd om het bestaan,
dacht "iet, dut hij van zijn bed weer
zou opstaan. Zei: verlangde hij naar
rust, 'en wat zijn gezin betrof, was hij
vol vertrouwen. Mary s schoone stem,
zóo zorgvuldig ontwikkeld, zou voor
de familie een fortuin blijken.
Hij zei haar dat ook. toen zij
scheid van hem kwam nemen, on be^
val de andereu, voor wie bij mis-
sclüen nonit meer iets zou kunnen
doen, in haar goede zorgen aan.
Zij luisterde zwijgend, en" zijn oogen
verduisterd door lichamelijke smart,
zacen enkel haar schoonheid en niet
de bleeke wangen, waarvan de blos
verdwenen was. Hij vermoedde niet,
dat hij dit kostbare kleine scheepje
te zwaar geladen had en dat, be
zwaard met aller verwachtingen, haar
zelfvertrouwen wankelde en week.
Toen zij stond voor het publiek was
zij niet opgewonden door liet moge
lijke succes, veeleer terneergedrukt
door vrees. Buitendien was haar ze
nuwachtigheid niet van de soort,
welke vereenigd met jeugd en
schoonheid hel publiek sympathiek
en toegevend stemt.
Haar gelaat was strak en streng:
zij voelde zich als tegenover vijanden,
wier nieedoogenloos vonnis zij moest
afwachten. Wat wisten die menschen
er van. wat kon 't hun schelen, d it
er zooveel afhing van hun opinie? O,
zij haatto hen, omdat ze zooveel
macht over haar hadden, en zij zelf
machteloos stond tegenover hun kou
de, kritische gezichten e.11 vijandige
houding. Want haar eigen strak,
hard gezicht had het zoo noodzakelij
ke contact tusschen haar en haar
auditorium verbroken.
Die menschen waren niet ongevoe
lig, maar ze wisten niets van het te
zwaar bevrachte scheepje; ze zagen
enkel een koude, glimlachlooze débu
tante. die blijkbaar niet in staat was,
hun gunstige ineening tc winnen.
Het werd een fiasco, daar viel niet
aan te twijfelen, cn de rijke, heldere
stem klonk streef cn mat.
Er was misschien onder het talrijke
publiek éeu, die tenminste iets ge
voelde van de liuop en de vrees, die
haar had doen falen. Hij zelf was
musicus, een violist, wiens naam hem
overal in Londen toegang gaf.
Hij ging naar den artistenfnyer, hij
wilde zïeui hoe zij 't maakte, en zoo
mogelijk haar wat moed inspreken.
Het mocht haa'r aan routine ontbre
ken, hij voeilcte, dat zij rneéa' kon dan
had gegeven 't meisje had op
zijn impulsief gemoed indruk ge
maakt.
't Artistenvertrek binnentredend,
waar vele bekenden hem groetten,
zag hij haar alleen staan. Zij zag ©r
zoo verslagen uit, dat hij, met al zijn
Vriendelijke bedoelingen, niet den
moed hud haar aan te spreken.
li ij was nu meer dan ooit overtuigd,
dat haar mislukking minder te wij
ten was aan gebrek aan talent, maar
dat iets haar drukte, zij zag er vol
strekt'wanhopig uit. ALs verwezen
staard© zij voor zich heen; zij zag
niet do omgeving, zij zag enkel haar
rieken vader en haar angstige fa
milie, die allen nu bedrogen waren
in hun blind v irlrouwen op haar.
Werktuigelijk sloeg zij den ouden
bontmantel van haar moeder om en
verliet de kamer als een slaapwan
delaarster. Zij vond haar weg naar
de straat, waar zij voortging, zonder
dat iemand haai- lastig viel, wijl tra-,
gedie naast haar ging. Doch 't was
niet de weg naar huis. Daarheen
durfde zij niet, 0111 t© vertellen, dat
alle opofferingen aan haar noodeloos
verspild waren en dat zij in de harde
dagen welke te wachten waren,
slechts een lastpost meer zou zijn.
Geld was er thuis bitter noodig
geld voor verzorging van den zieke,
die zonder dat misschien nooit zou
verrijzen van zijn ziekbed. Geld moest
er zijn die gedachte prikkelde
haar, en een vreemde inval drong
zich aan haar op en beiheórschte haar.
Zij wilde tenminste niet zond/er geld
thuis komen; wellicht kón zij de haas
tige menigte een poos boeien door de
macht d e in haar was.
Zij vieesde nu niets eu bovem het
schelle licht der Londensche nachl-
straat fonkelden sterren.
Met haar gelaat naar die sterren,
den ouden mantel half van de tenge
re schouders glijend, stond zij daar
en zong voor het volk. Nu verheven
boven uLte zenuwachtige aarzeling,
zong zij, zooals de itomel wilde dat
zij zong, en de men.gte werd getrof
fenvervuld met on tag; waai In hei
helle gusLcht klonk plotseling echte,
goddelijke muz.ek. Zij kon enkel zin
gen, w ut 't hart haai- naar de lippen
dreef, een lied van Mendelssohn.
Ontroering bratuld© in haar als eon
wit vuur, rein en door geen passie
'vertroebeld.
Zij zong, en velen bleven staan om
te luisteren; dorh niemand kwam na
der of richtte een woord tot haar. Zij
stond alloon zooals zij gestaan had
in do concertzaal maar hoe ge
heel andeis! 11.er was zij een inspi
ratie, eon niacin ten goede.
Voor luttele oogonblikkcn was zij
cje engel, d e menig© ziel deed ontroe
ren en bot inkeer komen.
Toen bet lied u.t was. bleef het stil
een uituoodiging 0111 voort te gaan.
En zij zong nog eon lied, een Enge
lenzang, het eerst© wat haar voor den
geest kwam. Nooit smolten woord en
toon zóó saam; nooit waren de vrouw
en de kunstenares zóó volmaakt één.
Een der luisterenden een heer
collecteerde voor haar, en hij was "t
ook, die haar tot de w-erkelijkhe:d
bracht door zijn woord.
't Spijt mij, maar eï komen te
veel menschen; wij mogen ïiiör nliot
blijven.
Zo schrikte als een uit den Slaap
go wok to; met droomoogen keek zo
hom aan en dan naar de menigte, die
zij gobooid had met de groote mag
netisch©. kracht van den kunstenaar,
die haar nu angstig maakte.
Do heer riep een rijtuig aan en
Vroeg:
Mag ik u naar huis geleiden? U
kont mij misschien wel, mijn naam
is Tristan.
Mogelijk was zij te ontdaan om den
vermauixlon naam te herkennen,
maar zij was te jong om het instinc
tieve, kinderlijke vertrouwen in wa
re vriendelijklie d t© hebben verloren;
zij let zich willig in hot rijtuig hel
pen en gaf haar ad'res op, aarzelend,
of 't gefleurde in minder dan twoo
uren zelfs haar geheugen had ver
duisterd.
Zwijgend zat ze naast hem; bezorgd
trok >1 ij den mantel over haar schou
ders, want zij hoofde van opwindiing,
en hij stortte do opbrengst der col
lecte in haar sohöot.
Laten wij 't eens overtellen, zoi
hij vrooiijk; ik dacht met dat een
jong moisje zoo dapper kon zijn.
De toehoorders waren Vrijgevig ge
weest, ouder deu .ndruk humoer ont
roering; waarschijnlijk had ook Iris-
tan zelf een zeer royale bijdrage ge
geven; hoe t zij, ze bracht-meer thuis
dan oen concert-agent liaar, cou be
ginnende, voor een avond zou hebben
gegeven.
Zij hielp hem niet tollen, maar zag
zwijgend toe, met dankbaarheid in
deu droeven blik.
Hij stak het geld in een taschje, dat
aan haar zijde hing, eu zij drukte het
vast tegen zich aan, heel vast, want
dit was althans iets voor haar Leven
vader, wiens vei trouwen zij had be
schaamd.
Eon vriendelijk wóórd van Tristan
bruclit haar tot smeken; zjj vertelde
hein, wat haar ziel vervulde, zo voel
de, dat ze tot hem kon spreken als tot
een vriend. De geschiedenis was zoo
eenvoudig on gauw verteld; en hij
begreep zoo goed, het ontroerde hom,
maar hij vond woorden van troost en
den rechten toon daarbij. Hij vroeg
haar, hoe oud zij was en glimlachte
vriendelijk, toen ze 't hem zegde.
- Achttien! Dat is te jong voor hui
selijke zorgen, als men een carrière
voor z.ch heeft. Maar u kunt wel wat
eerder vooruit komen dan een ander;
want uw stem is buitengewoon en
uitstekend gevormd.
Ze keek hem aan, als twijb
aan zijn ernst; maar hij knikte zeer
geruststellend.
Ik vei'zoker het u en ik weet er
iets van. Ik ben tweemaal achttien.
- Maar begrijpt 11 niet, dat ik mijn
kans verloren heb'? Zo zullen mij nooit
meer vragen om te zingen.
Hij lachte nog eens, nu we'rkelijk
teeder.
Niets kan werkelijk verloren zijn
als men achttien is, en „nooit'' is
een woord, dat niet in ons levens-
woordenboek staat.
Zijn vertrouwen gaf haar een wei
nig hoop terug, maar 't hart zonk
haar weer in de schoenen, toen ze do
straat in reden, waar zij woonde cn
zij er ann dacht, wat ze thuis vertel
len moest. Zij wendde zich tot den
man naast haar, en haar jong, bleek
gericht was betraand.
Zo hebben toch zooveel opoffe
ringen voor mij gedaan. Ik durf 't hun
niet vertellen.
Toen vatte hij haar beide handen,
die t taschje omklemden; hij voelde
dat hij een kameraad moest helpen, in
wier kunst hij vast geloofde, en hij
sprak als een oudere broeder:
Laat mij 't hun dan vertellen.
Laat mij hun zeggen, dat ik Tristan,
de violist ben, dat tk jo gehoord heb
en dat je mij hebt beloofd, do
gendo maand met mij me© te gaan op
oen concertreis. Ik heb met -mijn
tou'rnées gelukkig succes, en ik kan u
een goed honorarium betalen. Zoo'11
reis met elkein avond oen ander pu
bliek, zul een goede oefening en in
troductie voor u zijn. U heeft groote
gaven, en u zult ontdekken zooals
u feitelijk dezen avond al heeft ont
dekt hoe geestdriftig een gehoor
kan zijn en hoe edelmoedig jegeiiis
hen, die in de gunst zijn.
Tristan, zei een vriend een paar
maanden later, na een concert jo
wilt mij toch niet wijsmaken, dat dit
do koele, stugge debutante is, die w ij
toen hoorden? Zij lijkt er niets op!
Succes verandert de menschen
ais een levenselixer, lachte Tristan.
En jij durfde haar engageeren
na zoo'n fiasco? Je hebt goed gaaien
maar 't was een kolossaal risico!
Volstrekt niet! Jij hebt nu ge
hoord, h©e zij zingt, maar ik heb haar
hooren zingen, goddelijik, zooals ik
haar nooit weer hoop t© hooren
want sommige schoone ervaringen
worden te duur gekocht. En bovenal
wil ik, dat zij een gelukkige vrouw
wordt.
De vriend zag zijn tintelende oogen
en meende te begrijpen.
Aiial Staat t zuo? Mag ik je fedi-
oiteeren?
Ik hoop 't maar nu nog niet.
t Zou wreed zijn, haar nu al te ont
trekken van haar geluk als artiste.
Wij kunnen wachten, allebei; want e'r
kan geen ander tusschen ons komen.
Dat weet ik best.
U. D.
Uit het leven van een
Spa&nsche vlieg.
door E 1 k a.
Toon ik nog een kleino jongen was,
speelde ik met mijn vriendjes en
vriendinnetjes vaak comedie.
We waren Hof-artisteu, want in de
zpmor-vueantie sloegen we ons too-
neel meestal in den appelhof op.
We voelden nooit veel vour kLuder-
stukkon, maar legden ojqs meer toe
op heldenrollen anet forsche knevels
en lange baarden, en daar er nog
heel wat, tijd moest verloopen voor dit
mannelijk sieraad onzo bovenlip zou
beschaduwen, behielpen we ons met
eigengemaakte baarden, die we met
lijm vastplakten.
Op een mooien zomeravond, dat er
een vrij groot aantal kinderen bit el
kaar waren, en wc dus op oen uitge
zocht publiek konden rekenen, wer
den fluks de baarden te voorschijn
gehaald. Maar, de voorstelling was
a Timpromptu en we hadden geen lijm
Geen nood. Een der buurmeisjes, een