81 m Ü1 |t m i i SP lp m st aardig blondinnetje van 10 j.ia dat grootmoeder in haar 1 ulsnpo theek een soort pleister had, die goed zou willen plakken. Kenige oc gen- blikken later verscheen ze al niet een rolletje, dat een eenigszins green- achtigen metaalglans had. Het plak te prachtig, en in het vuur v-.n het 6pel voelden we de eerste 10 minuten piets bijzonders. Maar al gauw voelden we dat onze knévels gloeiend heet werden; het was niet om uit te houden. Het angst zweet brak ons uit, maar do pijn werd hierdoor nog erger. De eeme held1 na den anderen liet zijn baard of knevel in zijn broekzak verdwij nen. Maar de pijn was hiermede niet verdwenen, want inplaats van hecht pleister hadden we een blaastrekken- de zalf gebruikt. Na een slapeloozen nacht, stonden we 's morgens op met groote blaren op de bovenlip; miji neef die een baarl had: gedragen, zat van de ooren af vol groote blaren. Tot op dien dag had ik me weinig om insecten bekommerd, maar sinds ik wist dat een kever de oorzaak onzer ellende, en ik, in een verzame ling het opgeprikte beestje had ge zien, voelde ik een d ep ontzag voor dut kleine schitterend groen gekleur de insect Spaansche vliegen en ook de ove rige blaast rek kende keversoorlen werden reeds in de vroegste tijden in de geneeskunde aangewend. Merkwaardig is echter dat haar le vensgeschiedenis 1 >t vóór ongeveo 30 jaren voor ons verborgen is geble ven. En deze ontwikkelmgsgeschie- den's is zoo verbazond merkwaardig, omdat de larven, zooals ze uit de eieren komen, reeds in 1775 onder een afzonderlijken naam als dier soort bekend waren, zonder dat vermoedon had, dal dit een ontwik kelingsstadium van keverla'rvcn zou zijn. Men kende toentertijd een soort luis, die in de haren der bijen gevon den werd. De Geer, die zich toen bezighield met het bestudedren der meiwormen (die na aan de Spaansche liegen verwant zijn), merkte op dat de la'r- ven hiervan, zoodra zo uit de eieren kruipen volkomen gelijk schenen zijn aan de luisjes, (lie men op de bijensoorten kende. Maar hierbij bleef het. en toen o.m a. Newport 75 jaar later zich weer met dit vraagstuk jarenlang bezig hie;d, bleef nog altiid ondenkbaar dat het mogr-lijk zou kunnen zijn dat een parasiet, nog geen millimeter lang, zich op een bij zou kunnen ont wikkelen tot de bekende engerling, waaruit zich, na verpoppen, de ke vers ontwikkelen, en die, voor de meiwormen, bijna de dubbele groot- Ie zou moeten hebben van de bij waat- ©p ze parasiteerde. Totdat het toeval, dat in de weten schap zoo v aak een rol speelde, hem to hulp kwam Terwijl hij. een wildebijennest be spiedde, zag hij eensklaps een mei worm uit een der broedgongoii krui pen. Dus zou het vermoeden, dat de bijenluis en de luisjes die zich uit de nieivvorme.ercn ontwikkelen, dezelfde diertjes zijn, toch waar zijn? Het nest werd natuurlijk zorgvul dig onderzocht, en talrijke dikke en vette engerlingen werden erin gevon den. Deze vondst wierp de pas ge maakte ontdekking weer geheel om ver. Want Newport meende volkomen zeker te weten dat uit de ïnedworm- ederen zich slechts de kleine luisjes ontwikkelen en geen engerlingen. En evenais uit het ei de rups, en na ver popping hieruit de vlinder te voor schijn komt, kende men slechts één metamorphose bij de insecten. Eerst aan den Franschen natuur- vorscher Fabre gelukte de oplossing van het raadsel. Uit de eieren komen de luisjes. Deze klimmen in. alle planten en struiken cn zoeken'hiervan de bloe men op. Zoodra nu do bloem door een insect wordt bezocht, hecht het luisje zich hieraan vast en laat zioh meevoeren. Is het een soort dat ho nig in zijn nest vergaart, en daarbij een der soorten, waarbij deze luisjes zich verder kunnen ontwikkelen, dan verlaat hij, in het nest gekomen, zijn aeroplane, zoodra dezo bij den honig- voorraad is aangekomen, en kruipt in de honigcel, waar ze den honig verslindt, niet één cel vol, maar liefst zooveel mogelijk. Hoe meer cellen met hooi'- ze vindt, hoe grooter ze wordt, vandaar het enorme verschil in grootte bij deze keversoorten. Nadat ze zich volkomen ontwikkeld heeft, tot een volwassen engerling, verpopt ze zich, en het was een vol wassen meiworm, die juist uit de pop was gekomen, die Newton uit bet bijennest zag komen, en niet een, die daarin eieren had gelegd, zooals hij meende. Daar ze zich slechts bij een paar soorten kunnen ontwikke len, (met bij onze honigbijen) en zich aan het eerste het beste insect vast grijpen dat de bloem bezoekt, het zij een vlieg, wesp, bij of vlinder, is liet te begrijpen, dat slechts zeer wei nigen tot vollen wasdom komen. Tot instandhouding der soo'rt zorgde de natuur hier voor enorme vruchtbaar heid, 2 tot 4 duizend eieren, die ieder wijfje legt geven misschien 24 vol wassen meiwormen. En door al deze schijnbare tegen strijdigheden was het mogelijk dat er 100 jaren van ijverig onderzoek noo- dig waren vóór het raadsel van de ontwikkeling der meiwormen en aan verwante soorten was opgelost. De luisjes dis z:ch uit de eieren der Spaansche \T *g ontwikkelen volgen in hoofdzaak denzelfdon weg, alleen laten deze zich niet door bijen naar liun best dragen, maar zoeken dit nest zelf op, waarbij natuurlijk weer het grootste gedeelte te gronde gaat. De schitterend groene Spaansche vlieg is een oneer fraaiste kevers, maaT zo verspreiden een zoo onaan- genamen reuk, dat men ze liever niet ontmoet, en ze, om hun Vraatzucht zeker niet gaarne in zijn tuin ziet. Ze vliegen in troepen van 500—1000 stuks en zijn zoodoende, ieder afzon derlijk door de bijtende, blaastrek- kende vloeistof, die ze afscheiden, en doo'r don benauwden stank die de zwerm omgeeft dubbel tegen hun vij anden beschermd. Waar zij zich ver- toonen, valt de goheele zwerm op één boom of struik aan, en niet voor dat ze verzadigd zijn, verlaten ze de ze, en blijft dus de orde in den troep goed bewaard. Ze leven in geheel Middel- en Zuid- Europa en de blaastrekkende stof, het Kantharidin, komt bij deze soort het moeste voor, vandaar dat deze ook het meest in de geneeskunde werden gebruikt En daar Spanje in vroeger tijden do grootste hoeveel heid hiervan leverde, ontleenen ze aan dit land hun naam. Ze worden in gedroogden toestand vervoerd. Ge vangen worden zo s morgens Vroeg; als ze door den achlelijke koelte nog verstijfd zijn, woorden ze van de tak ken geschud, en op uitgespreide doe ken opgevangen, waarna ze in zak ken worden verzameld, en meestal op dc plaats zelf gedood. Vroeger deed men dit meestal door ze in oen vat te sluiten en dit in ko kend water te dompolon, tegenwoor dig geschiedt het door sterke azijn- dampen of zwavelkoolstof. Ze worden hierna in de zon gedroogd, en een kilo gedroogde Spaansche vliegen be- da'n 3 tot 6 gram Kantha'ridin, welk verschil in hoofdzaak schuilt in de meer of minder snelle methode van dooden, en het meer of minder snelle drogen, daar in het laatste geval schimmel optreedt, die het Katharid n ontleedt. Bij het verzamelen moet groote voorzichtigheid in aclit worden genomen, de handen zijn door stevi ge handschoenen beschermd, sterke lucht die de verzamelde massa spreidt, prikkelt de oogen der van 's, die echter niet met de hand schoenen de oogen mogen aanraken, daar d't zeer ernstige ontsteking, zelfs blindheid na zich zou kunnen sleepen. Het leven onzer inlandsche keveT- soo'rten, dat meer direct onder onze vaarneming valt, is meer algemeen bekend; maar is, evenals de ontwik keling en levenswijze van alle kevt soorten niettemin zeer interessant. Maar van deze, door onze groot ouders meer dan door ons gewaar deerde keversoort is de ontw.kkeling toch zeer interessant, vooral omdat m een kijkje geeft in de moeilijkhe den die bij het bestudee'ren der na tuur moeten worden opgelost. (N. Cl.) Een drama van de straat Oudejaarsnacht te Londen Komaan, jongen, scheer je weg! De politieagent Barnes zeide dit p geen nijdigen toon, maar toch flink. Hij was van nature een vriendelijk an, en zelf hij had een jongen thuis, aar een Londensch politie agent is veel gewoon aan het gezicht "van een zwervend kind. om belang te stel len in zijn doen en laten, verder dan zijn ambt vereischt. Voor hem bestaat de jeugd slechts uit twee klassen de fatsoenlijke en de onfatsoenlijke, en dit was oen van de laatste soort. Zoodat het gezicht van een have loos en mersig kind in de naaste om geving van een eetwarenkraampje alleen het ambtelijk instinct van den politieagent Barnes aandeed, en hem den bovenaangehaalden uitroep deed slaken. Hot kind wierp nog een laalston, hongorigen blik op de lekkernijen in het winkeltje en sleepte zich toen loom en moede voort. agent schikte den kraag van zijn jas terecht en wisselde een vrien delijken groet met de jonge vrouw, die achter de toonbank zat. Terwijl zij sprak, kwam zij naar iren in de deuropening staan, trok haar boa dichter om de schouders en wierp een onderzoekenden blik op haar waren om te zien of deze veilig Er stonden een tonnetje met gezou ten varkenspootjes en een tonnetje met gemarioneerde haring, die naar haar meening, onweerstaanbaar de roofzucht van begeerigen moesten opwekken. Altijd zwerven er eenig© vage bonden in de buurt hier. Vier hebben wij er de vorige week te pakken ge kregen, toen zij wat wegnamen. De agent zette zijn ronde voort. Het was nauwelijks vijf uur in den namiddag, maar het was een mistige dag geweest, en do duisternis viel snel in. Groote, donkere wolken ga- ■en den hemel een loodkleurigen aan blik en een scherpe noordewind blies huiveringwekkend door de verlaten straten of lag op den loer op de hoe ken. voortgejaagde jongen had een ijstraat ingeslagen, waar hij nu stil stond bij een kraampje, waarin kas tanjes geroosterd werden, terwijl hij zich te goed deed aan de warmte van het olievuur, waarboven de groote pot hing. Maar toen hij oon anderen politie-agent in het gezicht kree; sloeg hij haastig een breede straat in met schitterend verlichte winkels en dansende vlammetjes van een lange rij straatlantaarns. Het was een tenger kind. Naar zijn grootte en voorkomen te oordeelen had mon hem nauwelijks zes jaren gegeven, maar zijn gelaatstrekken droegen onmisbaar don stempel van ouder te zijn, tenminste van langdu rig gebrek lijden en van droeve on dervinding. De jongen slenterde blijkbaar doel loos verder, de eenen voet pijnlijk- natrekkend. Zijn blik was neergeslagen als die van een afgeranselden hond, en de oogen stonden flauw en lusteloos, maar van tijd tot tijd wierp hij een flikkerenden blik in het rond, verwachtte hij iets te zien, of iemand, waar hij bang voor was. Twee dames gingen hem voorbij, in warme mantels gehuld, die een kind geleiden van omstreeks denzelf den leeftijd als do arme zwerver. Het kleine meisje week angstig op zijde, toen het rakelings den liaveloozen knaap voorbijging- Een der dames sloeg een medelij denden blik op den armen jongen. Wat een verwaarloosd kind! Ik geloof niet, dat ik een paar stuiver stukken voor hem heb. Hot is verkeerd, op straat aal moezen te geven, antwoordde haar gezellin. Die schepsels zijn ze maar al te vaak niet waard. Vreeselijk, wat is koud! Daar op den hoek is een banketbakkerswinkel Laat ons daar iets gebruiken. Zij gingen den winkel binnen; de medelijdende dame wierp nog een aarzelenden blik naar den jongen. Maar het was zoo koud! te koud om zich op te houden en naar eonige stuiverstukken in de portemonnaie te zoeken. De andere dame ging nog steeds voort met haar verzekeringen over de onwaardigheid dier schepsels. 't Is veel boter aalmoezen aan de kerkelijke instellingen of aan Lief dadigheid naar Vermogen te geven, je weet wel, waarmede men zoo dik wijls lastig gevallen wordt. Tegen acht begon de sneeuw, die reeds zoo lang gedreigd had, in dichte vlokken te vallen. Zij vielen lang zaam, als wilden zij zich verzetten te gen de verandering in modder, die hun wachtte op de straat. Het kind trok zijn lompen oiouter om liet ma gere lichaam; hij huiverde van de koude. De straat bood hem een avond eten aan de schil van een sinaas appel die zijn door den honger ver scherpte oogen in den modder had den ontdekt, en die hij zich gretig toe eigende. De voet deed hem vreeselijk pijn, want hij was hevig gebrand, en zon der verband had hij er al twee dagen op geloopen. Vorige nachten had hij in een buis van do waterleiding ge slapen, maar die was weggerold en nu wist hij niet, waar hij heen zou lan. Dit kleine schepsel was erger dan dakloos, want er bestond nog 'n dron ken furie, die hem wachtte, hem mis schien wel zocht om hem af te ne- wat hij mogelijk had kunnen bijeenbedelen en hem te ranselen, wanneer hij niets bezat, wat haar zucht naar drank kon voldoen. Maar nu scheen 't hem toe, dat hij niet meer loopen kon. Nog een hon derdtal schreden sleepte hij zich voort, toen zonk hij uitgeput neer op de trappen van een groot gebouw kerk waar hij langen tijd half verdoofd bleef liggen. Twee vrouwen hielden stil en ko ken naar hem een dikke, oudere juffrouw in een jakje en een jongere met ©en kind op don arm. Kijk is,een jongen. Vraag hem waar hij woont, Jane. Het kind knikte van neen. Vooruit nu, maakt dat je naar huis komt, drong de jonge vrouw aan. 't Is al laat, ondeugende jon gen. Ga naar huis, naar je moeder. Misschien is hij wel weggeloo- pem. Roep een agent. Jane, zei de oudere juffrouw. Op de woorden moeder cn agen keek de knaap wild om zich been, stond met inspanning van al zijn krachten op, strompelde zoo snel hij maar kon uit de Dabijheid der vrou wen en verdween in de duisternis. De vrouwen keken elkaar aan. Hé zeide Jane, wie heeft ooit zoo'n bengel van een jongen ge zien Zij riepen een voorbijgaanden po litieagent aan en vertelden hem het geval. Een haveloos kind. O, jawel, ik zal op hem loeren en meenemen, wanneer ik hem tegenkom. Hij vervolgde zijn weg en dacht niet meer aan den knaap. Toen liet kind van louter uitput ting wederom stilstond, zag hij een jong meisje. Wat doe je hier, waarom ga-je niet naar huis zei zij. Het meisje greep plotseling in haar zak "en zocht naar iels. Zij haalde een hal f stuiverstukje te voorschijn en stopte liet den knaap in do hand, hem tegelijk beduidend om heen te gaan Do knaap gehoorzaamde gewillig. Het kind liep werktuigelijk een nauwe donkore straat in die op de rivier uitkwam. Het geldstuk was hem uit de verkleumde vingers ge gleden, en al zijn pogen om het in de modderige sneeuw terug te vinden, was vruchtelooste zwak en te vermoeid om nog langer te zoeken, sleepte hij zioh verder voort, verlan gend naar een plekje uitziend, waar hij eenigszins voor het weer beschut, zou kunnen slapen. Ten laatste vond hij zoo'n plekje in het portaal van een groot officieel gebouw. Het was tenminste ©en rustig hoekje, waar hij zich neer kon leggen en de duister nis der plaats verborg hem voor de politie. Niets beschermde hem echter voor den scherpen wind, die snerpend door de straat zweepte, de sneeuw vlokken voor zich uitdrijvende, en door ae lompen van den knaap bla zend, die daardoor begon te huiveren van de koude. Zijn verkleumde boe nen optiek Kond, rolde hij zich als een bal op en kroop dieper in het por taal. Niets verstoorde de stilt©. Geen levend wezen bewoog zich, uitgezon derd een zwervende kat, die een oogenblik in zijn nabijheid stilstond en dan door een opening onder de deur van het portaal wegkroop. Het dier was misscliien wel bang gewor den voor zijn bloederig hoofd, want terwijl hij dieper in een hoek kroop, had hij het hoofd aan een ijzeren staag gestooten, waardoor oen slechts half genezen wonde weder was open gegaan. Daar lag hij nu. kampende met pijn en koude, gemimen tijd hoe lang wist hij niet toen langzame en ongewisse voetstappen in de sneeuw schuifelden, die thans het plaveisel met een dikke laag bedekte. Het was het meisje, een lucifersver koopstertje. dat van den kant der livicr kwam, evenais het kind aangetrokken door het rustige hoekje. Ik zal wel tot morgen vroeg moeten wachten, mompelde zij. Bij de rivier loopen nu te veel agen ten. Zij strompelde liet. portaal bijvnen i strékte do hand uit, die het hoofd van het kind beroerde. Lieve hemel I 't Is oen kind sta melde zij verschrikt. Opgesclirikt door haar stem en de aanraking van haar hand, hief hij den arm op, als verwachte hij een slag. liet meisje trok zijn arm weg en de knaap keek haar angstig aan. De knaap deed een poging om op te staan, maar de verstijfde ledema ten weigerden hem den dienst. Neen. neen, ik ga niet naar huis I Zij zou mij vermoorden en kreunend zonk het kind weer op den grond. Je bloedt, je hebt je bezeerd Het meisje ging naast hem op de steenen zitten. Arme jongen, ik zal Je niets doen, hoe vreeselijk, hij heeft zijn hoofd bezeerd En al het lang onderdrukte vrou welijk gevoel woelde op als een stroom van medelijden in het gemoed van het ongelukkige schepsel. Zij scheurde een strook van haar voor schoot en bond die om het hoofd van het kind. Vervolgens drukte zij zich dichter tegen hem aan, en haar ar men om hem heen slaande, beurde zij hem op haar knieën. Leg je hoofd maar tegen mij aan, zoo. Ik weet óók niet, waarheen te gaan en zal je gezelschap houden. Met z'n tweeën is het warmer. Och..., Zij sprak den zin niet uit, maar uitte een droeven snik. De knaap viijdde zich gretig tegen haar aan en zij scliikte het grootste gedeelte van haar doek om zijn huiverende leden. Waar woon-je, arme kleine Zeg 't mij maar, ik zal het jou niet vertellen waar je bent, ik ben zelf ook ongelukkig, ik durf ook niet thuis te komen. In Whitechapel, zeg-je, en je moeder, verkoopt aardnoten en ge pofte kastanjes 1 Het meisje huiverde, toen een nijdi ger windvlaag haar om de schouders snerpte en zij trok den doek dichter om het kind heen. Sloegen ze u ook met een letting thuis fluisterde hij. Bij mij thuis? Och neen, waar om stierf ik toch niet, toen ik r.og zoo'n kind was als hij, lispelde zij. Mijn zusje ging dood. zeide 't kind zij was ouder dan ik en zij was aïtijd goed voor mij. Maar nu is ze al long dood, al langer don een jaar. En ik meest bedelen en verleden Maandag heb ik het geld verloren, en toen ik thuis kwam, heeft ze me ge slagen. en ik zag, dat zij de tang heet maakte. Daarmede heeft ze mij gebrand ze wilde mij vermoorden, dat zag ik wel, en toen ben ik wegge- loopen. Zij was altoos kwaad op me, en sloeg me altoos, maar gij zijt goed, ja, dat zie ik weL Wat is uw gezicht heet, fluisterde hij. O, ik ben heel warm, zeide zij, huiverende, toen wederom een wind- g de sneeuw in bet portaal joeg. Vertel mij iets van uw thuis, toe, lispelde de knaap. De zinnen van het meisje raakten langzamerhand verdoofd door de fel le koude, en haar stem klonk a's een gelispel en droomerig. Haar jeugd zag zij terug als in een visioen groene weiden, perken met lentebloe men, het vTije leven van een kind op het land geboren en opgevoed. Ik had een betere kindsheid dan jij, arm kind, lispte zij. Mijn moeder was een brave v rouw, en vóór zij stierf woonden wij buiten wezen lijk buiten, met bloemen overal, zoo als men ze hier in de winkels ver koopt. Toen moeder stierf, raakte va der aan den drank en aan lager wal, en toen kreeg ik ook slaag en loein liep ik weg Maar nu is 't gedaan en ga ik hier andaan. Ik ga met u mee ik ben niet bang.... gij zijt zoo goed. Maar ik ga ver, ver weg, te ver voor zoo'n kind als jij maar ik zal je mijn ouden doek schenken. Neem 'm mij maar af, als je wakker wordt en ik nog slaap. Nu slaap ik al inhemel, wat valt de sneeuw dicht I Het kind sloeg zijn arm teeder om den hals van het meisje en fluisterde: Ik ga waar gij heen gaat, morgen, gij zijt wezenlijk, o, zoo goed De onvoleindigde zin stierf weg en "t hoofd van den knaap zonk tegen de borst van het meisje. Fan sloot dc oogen, en vlijde haar gezicht tegen het hoofd van het kind. Slaap wel, arme kleine. De sneeuw viel dicht en langzaam, en bedekte met baar blanken mantel de beide menschel ij ke wezens, die onbewust overgingen in dat andere leven, die zachte wieg der rust. Er stond een bericht over hun dood in de nieuwsbladen, met een vet hoofd „Gestorven van koude en uit putting", en de menschen, die geen gebrek kenden, en in gemak en weel de leefden, lazen liet en riepen een stemmig on geroerd Hoe verschrikkelijk Maar hun eetlust noch genotzucht leod er onder. En niemand van hen dacht er aan, iets te doen om in 't vervolg 'n derge lijk treurspel te voorkomen. (Huishoudgids). ÏÏEN VERGISSING. Heer. Hoor eefns. Mina, 'de koffK, is vandaag voel sterker dan gewoon lijk. Keukenmeid. O, neem me niet kwalijk, mijnheer, dan heb ik hoogst waarschijnlijk mijn koffie binnenge bracht. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCUE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te richten tan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1513. PROBLEEM No. 321. r M 9 0 Wm„ aam •U m - w% Zwart. Schijven op 7, 11, 12, 13, 15, 18, Wit. Schijven op 14, 20, 21, 22, 27, 32, 24, 29, 35. 43 en dam op 16. 41, 44, 45 en 49. PROBLEEM No. 322. Georges Defoy. Zwart. Schijven op 2, 4, 5, 8, 9, 10, 12, 15, 18 20. 22 en 25. Wit. Schijven op 16, 23, 26, 30, 31, 32, 34, 35, 39. 44 en 49. Oplossingen van beide problemen worden gaarne .ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag v, Januari 1912. Oplossing van probleem No. 317, van den auteurit 38—32, 39—34, 32—23, 45-40, 50—17, 23—18 enz.! Oplossing van probleem No. 318, van den auteurWit *27—21, 17—12, 28-23, 38-33, 40-34. 35 2! Bckle problemen zijn goed opgelost door de hi ren P. Benit, W. J. A. Matla, C. Serodini. Geen enkoio oplossing ontvingen wij van het volgende vraagstuk (zie ru briek 16 December 1911) Stand: Wit 27. 28, 30, 32. 37. 38. Zwart. 6, 9. 12. 16, 26, 29. In dezen stand was wit aan zet en werd remise gemaakt. De vraag was, op welke wijze wit had kunnen win nen. De oplossing is als volgt Wit 38—33, 32 43, 30—24, 43—38 38—32, 27 16, 28—23. 24-20. Zwart 29:38, 6-11, 11-17, 1*2—18A, 16-21, 18-22, 22—28, 28:19, 3*2—28 28 17, 17—12, 12-7 7-1 1-18, 18 4 20-14, 17—22B, 19-23, 23—28. 28-33, 33—39, 39-44, 44-50 en indien 50-28. 4—10. 10—5 5 37 wint! 28 41, 11 10. A Wit 38-32 24—19 28 17, 32-28, 27 22 Zwart 17-21, 12-18a, 18-22b, 21. 12, 12-17, 16-21 gedw. 11-7 1 18—22, ?2 It, '1-27, 28-22, 27:18 Wit 24-19, 28 17 a. Zwart. 12—17, 17—22, 21 12 f Wit. b. Zwart. 18- i men komt weer in variant A. 19-14, 2819, 19-14, 14-10, 10—5 23, 9 20, 20-25, 25-30, 30-35. 26-31 gedw. 35-40, 37:17. 17—12, 12—8 8—3wint met 4 stukken 1 40-44, 44-49, Wit 37—31, 5 46, 46 45 wint! Zwart. 35-40, 26 28, 21 32, Wit 28 19, 19—14 14 3. 37—'c B Zwart 19-23, 17—22, 22-27d, 27— 31, 31- 14—10 gevolgd door 10—4 d 9-13, g 41 :46, In den Competitie-wedstrijd, 1.1. Dinsdag alhier gehouden, kwam een stand voor als volgt Zwart. 6 8. 10, 11, 12, 13, 14, 16, 19, 21, 26. Wit. 25, 29, 32, 36, 37, 38, 39, 42, 43, 46, 48. Zwart was aan de beurt en speelde 12—18 de vraag is. hoe kon Wit thans dam halen 32—27 3-1 i, 14- 28, B. 36—410. 41—47g, 47 15, Ter gelegenheid van de a.s. jaar wisseling wcnschen wij den dam- vrienden alles goeds toe in 1912 en veel succes bij het dammen. De Haarlemsche Damclub zal, we gens den Nieuwjaarsdag op a.s. Maandag, haar speelavond houden op Woensdag 3 Januari 1912, van 8 tot 12 uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 22