BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
29a Jaargang.
ZATERDAG 5 JANUARI 1912
Mo 8765
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
DE SO CENT PER WEEK.
ADMNKTTRATIB GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIEN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
liet Rijke Natuurleven
EEN WANDELING DOOR „ARTIS".
Graag ga ik oen paar keer per jaar
docr het zwaar tikkend tourniquet
van den Amsterdamschen wor.dertuin,
waar vertegenwoordigers van de
meeste diergroepen zijn verzameld,
waar wij dicht onder ons bereik heb
ben, wal anders slechts vaag in ons
schemert, waar de lust in ons wo'rdt
gewekt, tot uitvoeriger bestudeering
'der waargenomen dier- en planten
soorten.
Over het algemeen ben ik geen
Vriend van kooien en hokken, ik weet
ook, dat het vormen van een bordeel
over een of ander dier, alleen door
bot in Artis te bestudeeren gelijk staat
met het bespreken van een boek, na
een eukel fragment te hebben gele
zen, maar als hulpmiddel is een Ar-
tiswandeling van onschatbare waar
de. Zelfs geef ik toe, dat het kooi sys
teem ecu langzaam werkend gif, een
oubioedige vivisectie is, maar het is;
onbotwistbuar dat dit systeem groote
voordeelen geeft bij de studie van on
ze wereldfauna.
Daarom nog eens, ik maak graag
een wandeling door onzen Zoölogi-
Bchen tuin. Ook in het koude jaarge
tijde is er heel wat te zien.
Geen veelkleurige «erewacht, sa
mengesteld uit schel sehreeuwe'nde
tra s en deftig doende kakatoe's
groet ons bij het binnentreden, geen
vroolijke k.nderstoet begeleidt ons en
juicht en joelt om ons heen, maar des
te rustiger kunnen wij de dieren
kijken en hun bewegingen volgen.
liet nieuwe vogelpaleis is een groo
te aanwinst In de buiten volières
vliegen onze boschbewoners bij tien
en twintigtallen rond, en de verguis-
do musch is er de collega van den
xcldzamen notenkraker.
Ik was blij, dat ik dezen laatsten
sinjeur eens in levenden lijve kon
z.eu. Jaren geleden kwamen ze hier
ia menigte op bezoek. Ze waren op
den najaarstrek en stoeiden voor af
wisseling enkele weken in onze bos-
sclien. Ook dit jaar zijn weer heel wat
van deze zonderlinge vogels waarge
nomen, maar daar ik zelf niet iot de
gelukkigen behoorde, was ik blij, on
zer. vogel ten minste in A'rtis aan ie
treffen.
Do beschrijvingen konden de verge
lijking goed doorstaan. Het is een
druk, vrooiijk dier, dat met veel pa
thos zijn onwelluidende stem doet
hooreu. Terwijl ik er was zat h;j heel
hoog op een boomtak te Llosophecren
over het wisselvallige van het
Zijn zwartbruin pakje met de witte
sp kkelplekken werd nu en dan eens
geschud, de lange hamei-snavel werd
vooruit gestoken, maar juist als hij
wild© opvliegen, scheen hij z.ch te be
denken en do gevangen eikelvriend
verviel weer in zijn vorig gepeins.
Dinnen wus hot rumoeriger. Daar
zaten do zooeven genoemde pape
gaaien vreedzaam op hun kruk, de
parkieten drongen tegen elkaar aan,
de groote paradijsvogel bewoog zich
niet, maar liet gekrijsch was op
mige momenten zoo sterk, dat zelfs
do kalongs of vliegende houden, aan
het eind der galerij, wakker werden.
Met opzet wijd ik maar geen be
schouwing aan de godroclitelijke
apenbende.
De grimassen on zotheden dezer die
reu kennen we beter, dan al bet an
dere in Arti3. Liever gaan we naar
de groote roofdieren.
Iedere onttrooude koning dien we
zien op onze wandel.ng langs de
kooien, kijkt ons met vlammende oo.
gen na. De leeuw loopt onrustig langs
de tralies, de tijger schurkt zijn huid
aaü de spijlen die hem gevangen
houden, de leeuwin speelt met haar
.welpen.
Er is weinig idyllisch in een roof
dier-galerij, maar hier konden we 't
dan toch genieten.
De drie jonge roovers sjokten op
bun dikke, logge pooten over de glad
de planken der kooi, bonsden tegen
elkaar aan en boten dan weer in de
pooten van de woestijnkoningin, die
ie met een luid gebrul uiteen joeg.
Jaguars en panters dommelden op
hun planken en achtten onze aanvve-
tigheid niet belangrijk genoeg, om
van hun verhevenlieid j f te dalen.
Buiten wus het didn dag guur en
een eentonig regentje versomberde en
vergrijsde alles, wat anders nog al
Vrooiijk is. Do vijvers waren bevolkt
■net honderd© zwemvogels.
Luid snaterende oenden en gan
zen. deftig wiegclendo zwanen, meou-
wen en waterhoentjes roeiden hier
vreedzaam dooreen. Zij alle waren
bijna even luidruchtig als in den zo
mer, maar des te scherper stak daar
bij af, de tragische houding van ooie
vaars en reigers.
Nu zijn deze laatste vogels niet zoo
heel bang voor ons klimaat lu
weiden langs de Amsterdamsche vaart
had ik er 's morgens nog twee zien
staan, aan den kant van een sloot,
maar do ooievaars hadden het blijk
baar te kwaad met wind en regen. De
lange roode snavel ging geheel schuil
lri de dik opgeizetto borstveeren, do
geknipte vleugels hingen weemoedig
neer, de pootein wa'ren klam en voch
tig. De treurige, sombere houding de
zer die'ren trof me nog meer daar die
der roofvogels, die wat verder op
staroogend naar buiten zaten te tu
ren.
Meer dan een dozijn stednuiltjes ke
ken ons met de groote ronde oogen
aan, alsof ze 6r niets van begrepen, do
kerkuilen waren in een hoek gekro
pen en wachtten het nachtelijk duis
ter af, de hertoguden hadden den kop
ver terug getrokken in liet zachte
derkleed en scbene'n volkomen met
de govangcnschap te zijn verzoend.
Dit was niet het geval met de kie
kendieven. Deze vlogen onrustig te
gen de kooien, klemden de scherpe
klauwen om de spijlen, rukten en
I trokken en schenen weg te willen
1 naar de groote wouden waar zij
heerscliten naast sperwer en valk, uil
cn buize'rd. Het was duidelijk te zien,
dat deze dieren zich moe iel ijk in hun
gevangenschap konden schikken.
Dut konden de dertig veertig par
kieten d e wat verder op in bun kooi
rondstoeiden, beter. Zij zaten gezel
lig te kirren, stijf tegen elkaar aan
gedrukt, of vlogen het ee'ne nestkast-
jo in, het andere uit. De roofvogels
zouden o'ns een afkeer doen krijgen
van alle artiskooien, deze smaragd-
rokjes \erzoeriden ons er weer
en met deze gedachte g.ngen wij naar
het tooveipalels der vissch-en, waar
over ik biniiehiko'rt nog eons een ar
tikeltje hoop te schrijven.
H. PEüSENS.
Rubriek voor Vrouwen
„LA SAISON MORTE". KINDER-
KLEEDING.
Nu we in de mode wederom „la
saison inorte" beleven; d.w.z. het tijd
stip, waarop geen nieuwe créaties het
daglicht z.en, doch slechts modellen
uitkomen die als fantasies op de be
staande mode beschouwd moeten
worden, kwam mij de gelegenheid
gunstig voor om eens over het toilet
onzer lieve kleinen te praten.
De kindermode toch, alhoewel
min of meer beïnvloed duör die der
volwassenen is niet zóózeer aan
verandering onderhevig, zooilat men
niet ongerust hoeft te zijn, dat het
kind ouderwetsch gekleed is, v
neer hot model van jurk of mantel
u.et precies aan de laatste modeplaat
ontleend Is. De moeders kunnen der
halve hot toilet ha're'r kleine meisjes
gereedheid brengen, terwijl zij
zelve afwachten wat de voorjaars
mode haar brengen zal.
Zoowel kleine als grootere meisjes
ku'nnen tot de Meimaand in het land
komt, haar fluweelen jurken dragen,
hetzij dan mèt of zonder mantel, al
naar gelang der temperatuur, doch
daarna krijgt men den overgang, die
d.kv.-ijls uiterst moeiehjk is. Men
moet dan oonigo jurken in gereedheid
hebben, de, alhoewel nog niet be
paald licht \aQ kleur, toch van dun-
ïe, soepele stoffen vervaardigd zijn.
Hiervoor komen aHlereerst in aan
merking duir laken, fijn serge of che
viot, cachemire en eindelijk mousse
line de lame en wollen voiles.
De modellen der kinderjurken mun
ten uit door grooten eeinvoud. De tail-
lelijn wordt nog steeds door- liet
„genre empire" beïnvloed, d.w.z.
dal do oointures boven de normale
piaals worden aangebracht. De lijf
jes zijn bijna zonder uitzondering in
k.iiiono-vorm gesneden, terwijl de tu-
nique veolal door het aanbrengen
van een tros of biais gevormd wordt.
Grootere meisjes dragen de Marle-
Antoinetto, doch voor de kleintjes
maakt men liever gebro-k van kanten
inzetstukje, of een korden kraag. We
willen thans ©enige modellen wat 'na
der bepreken.
Voor meisjes van vier tot acht jaar
maakt men een allerliefste Jurk van'
effen of ger.bd katoen fluweel. Men
snijdt eefn kort lijfje in kimonovo'rm
met half lange mouwen. Aan den hals
knipt men het fluweel ro'nd weg en
werkt op de voering een wit. kanten
iln zetstuk je met staande boordje; om
het stukie wordt een dikke kant ge
garneerd, terwijl de onder-mouwtje:
gelijk moeten zijn aan de kant of
tule van tiet inzetstukje. Het rechte
rokje wo'rdt met weinig ruimte op
het lijfje genaaid en men bedekt
rimpels door een cordel.ère. die in
ongelijke einden op het rokje afhangt.
De rokrand kan naar verkiezing met
een broeden biais of soutache-rand
ve'rsierd worden.
Voor meisjes van acht tot twaalf
ijaar zag ik deze'r dagen een aller
liefste gekleede jurk, die vervaardigd
was uit gestreept cachemire in oud
rose. Het rechte rekje was aan de Ifn-
tóeJraijd© (van de -voorbaan cq*>ngo-
knipt en vertoonde daar een smalle
Ingezette baan van etof, doch waar
van de streepjes dwars liepen. Ook
voor de lange, nauw aansluitende
mouwen had men de stof dwars
nomen, hetgeen een alleraardigst ef
fect maakte. Het platte inzetstuk,
waarop deze jurk gewerkt was, ver
dween bijna geheel onder een fichu
Marie-Antoinette van ivoorkleurige
guipure. De rokrand, de fichu en de
mouwen waren ajgewerkt met een
smal 'randje marabout. Het mara
bout onder op het "rokje eindigde bij
het ingezette baantje. De fichu moet
mcln niet op de jurk vastuaaien, voor
het geval, dat de jurk onder «en man
tel gedragen moet worden.
Onmisbaar in de kinder-garderebo
is de lang© gekleede mantel, die
wel over een gekleed© jurk gedragen
kan w-ordeïr ais over d© eenvoudigste
school- of huisjurk. Voor schoolkin
deren is vooral het machinaal geplet
te mantelpluche aan te raden, daar
het sterk is en tevens warm kleedt.
Men brengt het in wit, zwart en
bïuln. Het wit is de aangewezen
dracht voor baby's, doch bruin en
zwart is moer practisch voor groo
tere kinderen. Laken wo'rdt eveneens
veel gedragen, doch is minde'r ge
schikt voor een alledaagsch gebruik.
De mantels w orden in rechten vorm
gesneden en ingericht met pelerines
of ronde en vierkante kragen. De pe
lerines, die op de borst over elkander
vallen zijn het meest aan te bevelen,
omdat daarbij bontjes of dassen over
bodig zijn. Men weet, dat de hygiënis
ten sterk gekant zijn tege'n het dra
gen van bont; omdat he' 1© veel
broeit en daardoor vatbaar maakt
voor verkoudheid en keelaandoenin
gen 1
MARIE VAN AMSTEL..
De Damescoupé.
Naar hot Fransch van
LU CI EN VERNAT.
Tijdens het vervullen van mijn mi
litairen dienst dien ik waarnam in
een bataljon Alpenjagers kreeg ik
eens achtenveertig uur verlof, die ik
gebruikte om een oude niclrt te Lo
ire eken. -Zij ontving m© uitstekend,
tracteerd© me royaal, en vergat niet,
mo bij mijn terugkeer naar mijn
garnizoensplaats wat hartigs mee te
geven.
De trein die mo naar G. moest te
rugvoeren vertrok om 9 uur van 't
kleine station, on ik kwam juist op
het perron toen hij binnenstoomde.
Er was maar heel weinig tijd. en ik
stapte haastig, op goed geluk, op een
coupé derde klasse af. De eenige rei
ziger die duarin zat was een stevige,
corpulente man, die me toeriep:
„Kom binnen, soldaat We zullen me
kaar niet hinderen".
Beleefd nam hij mijn city-bag aan,
en ik w erkte me juist haastig omhoog,
in de coupé, toen plots een stem
klonk; „Hei daar! U stapt in een da
mescoupé! Wilt u er maar weer uit
komen?" 't Was de hoofdconduc
teur. Ik wilde dadelijk aan zijn ver
zoek voldoen, maar de gezette reizi
ger zei kortaf en duidelijk: „Blijf 1"
lk bleef. De hoofdconducteur, woe
dend, klom op de treeplank on zag
toen eerst den tweeden reiziger .„En
u? wat hebt u in deze coupé te ma1
ken'?"
Ik gebruik do plaats die me toe
komt!", antwoordde de dikke man
zeer kalm.
„Dat zullen we eens zien aan het
volgende station't Is uw geluk dat
we hier maar een minuut sloppen".
Toen wendde de hoofdconducteur
zich tot den stationschef: „Wilt u een
militair- en een burger signaleeren,
die de dameseoupée in waggon nr.
13907 innemen?"
Een fluitsignaal weerklonk, en de
trein zette zich weer in beweging. Ik
bekeek mijn reisgenoot eens. Hij was
verdiept in do lectuur van een of an
der tijdschrift, cn zijn uiterlijk maak
te deh indruk van groote kalmte, op
't onverschillige af.
„We zullen misschien verstandig
doen met aan 't volgende station uil
te stappen", zei ik, na een kort© stil
te. Hij hief liet hoofd op en antwoord
de, mot 'n ironisch glimlachje: „Wei-
neen, jongmenscli! Stoor u toch niet
aan zoo'n onbeduidend incidentje".
Weer stopte de trein aan een
station. Weer verscheen do hoofdcon-
ductour, gevolgd door den stations
chef: „Wilt u er nu uitkomen, hoe
ren?"
Mijn medereiziger zweeg: voorzich
tigheidshalve deed ik hetzelfde als
hij.
„Nu dan zal ik proces-verbaal
tegen u opmaken... Uw namen alstu
blieft?"
„Ik heb geen visitekaartjes bij me",
zoi de dikke reiziger op sarcastlschen
toon.
„En u?" „Ik ook niet!"
De stationschef klom nu op de tree
plank en zeide meteen stem, den man
des gezags passend: „U verzet u te
gen de handhavers der orde op de
spoorwegen! Kom uit de coupé!"
„Uw domme stijfhoofdigheid zal
kostbaar genoeg voor u worden, ge
loof dat maar! Ik zul u signaleeren
bij het volgende station".
„Signaleer ons!" mompelde mijn
mctgozeL „Dat is uw recht'.
De trein was al in vertraging, er
was geen tijd meer om langer te
wachten, 't Portier onzer coupé werd
dichtgesmeten en we vervolgden onze
reis.
Eigenlijk voelde ik mij volstrekt
niet op m'n gemak, en 'k hield mij
bezig met het overdenken der gevol
gen die een dergelijke doorgevoerd
verzet tegen de autoriteiten van den
spoorweg zou kunnen hebben. Toen
koek ik nog eens naar m'n metgezel.
Rustig las hij altijd nog maar door in
zijn tijdschrift....
.,'t Is wellicht niet verstandig, dat
we dit doen!" zei ik „Best mogelijk,
dat we er een strafvervolging door
krijgen!"
Mot .weer dienselfden vaderlijken
glimlach kwam 't antwoord: „Weest
u ©r maar gerust op.... Ik zeg u nog
oens dat het een onbeduidend inci
dentje is".
Zijn flegma maakte op mij een ge
ruststellenden indruk. Het avontuur
begon werkelijk pikant te worden
Och als je twintig jaar bent, trot
seer je moedig de macht der justitie.
„Basta!" zei ik tot mezelf. „Wat
waag je er eigenlijk mee? 'n Honderd
francs boete misschien?"
Weer een nieuwe halte. Hetzelfde
toonecd dat bij de vorig© luid plaats
gehad herhaalde zich, ©n dat ge
boorde hierna nog driemaal. Mijn
vreemde reisgezel venvaaixligde zich
niet meer te antwoorden op do aan
merkingen en bedreigingen die ons
werden toegevoegd; met ernstige aan
dacht las hij in zijn tijdschrift en zijn
tevreden gelaat vertoonde geen trek
van ongeduld of weerstrevendhc-id
„U zult u te verantwoorden hebben
tegenover den „commissaire spécial!"
Wacht rnaar'es even dan zult u
eens zien waar "t u op te staan komt!"
De fluitstoot weerklonk weer, en
we reden verder. „Dit is zeker", zei-
de de dikke reiziger „Die hoofd
conducteur kan er zich op beroemen
dat hij een volmaakt man is... admi
nistratief althans!"
„G. G.l Vijf-en-dertig minuten
wachten!
Nauwelijks stond de trein stil of
een krachtig© hand rukte liet portier
van onze coupé open en er verscheen
een in 't zwart gekleede meneer met
*n keurige uniformpet.
„Zijt u het, heeren, die verzet
pleegt door in een damescoupé te
blijven zitten?"
Achter onzen nieuwen bezoeker za
gen we de witte pet van den onder-
stationschef en de képi's van tweo
gendarmes. Mijn reisgenoot vouwde
zorgvuldig zijn tijdschrift op, stak
het m aen binnenzus van in overjas
en vroeg toen, scnijnbaar-verrust, en
zeer waardig: „Wut wenscht u, me
neer?"
„Kom or uiti Ik beschuldig u van
't plegen van verzet. Zeg rmj uwe na
men en qualsieiten!"
..Pardon! Zou ik eerst de uwe mo
ge weten?"
,,lk ben den „commissaire special
van het station".
„Dat is iets dat me volkomen koud
laat".
commissaris wond zich op
zijn gezicht werd vuurrood. „Writ u
uitstappen, ja of neen? Of wenscht u
dat ik geweld laat gebruiken?"
„Pardon! Ik heb een kaartje voor
Enrbrun, en het is niet alleen mijn
rocht maar ook mijn plicht» dat ik
uitstap aan dat station... Wat den
soldaat betreft die m© gezelschap
hoeft gehouden ik meen aan 't
r van zijn bataljon te zien dat
hij hier moet uitstappen! Wees zoo
goed even opzij ie gaan. om hem te
luten passeeren. Hij behoeft toch niet
te laat op t appél te komonl"
lk had mijn city-bag al uit het net
genomen en sprong op het perron.
De commissaris belastte de twee gen
darmes met de zorg voor mij, en ging
daarna opnieuw in 't portier staan:
„Ik sommeer u voor de laatste maal,
meneer, om uit te stappen!"
„Voor mij op een dergelijke wijze
toe to spreken, meneer de commissa
ris, zoudt u goed doon met oens naar
de andere zijde van don trein te wan
delen ©n me uwe sommatie door het
ander© portier te komen doon. Onze
waggon is de achterste van den trein
en 't gaat hi©r slechts om een kort©
en voor u geenszins gevaarlijke wan
deling!"
„U spot met de autoriteiten, me
neer!" brulde de commissaris. „Uw
verzetpleging wordt ernstiger, door
dat u een ambtenaar, in de rechtma
tige uitoefening zijner bediening, be-
leedigt".
„Nu", antwoordde de dikke reizi
ger, „als u niet naar den anderen
kant van den trein wilt wandelen,
kom dan even in de coupé en kijk
eens wat er op het andere portier
staat!"
De commissaris klom -werkelijk in
de coupé, ging haastig naar 't por-
ti<BP aan de tegenovergestelde zijde
der coupé, boog zich uit het portier
raampje, las... en bleef toen staan,
perplex terwijl de dikke reiziger
ditmaal zijn bedaarden ernst niet
langer bewaren kon en schudde in een
onbedaarl ijken lachbui- Toen ging hij
't uitleggen: „In Grenoble ben ik
rookcoupé ingestapt. U hebt het
bordje op het portier gezien, meneer
de commissaris! Is het mijn schuld?
als de spoorwegmaatschappij op 'teene
portier van een coupé laat zetten:
R o o k e n, en op bet andeie: D a-
m e s.
„1 Is merkwaardig!" bekende de
„commissaire spécial". „Maar u had
dat toch aan den hoofdconducteur
kunnen vertellen?
,Neem me nu niet kwalijk maar
dat heeft de man mij immers niet ge-
Toen wendde de dikke, humoristi
sch© reiziger zich tot mij ©n schudde
m'n hand terwijl hij afscheid nam
met de woorden: „Zie-je nu wel, Jong-
mensch, dat ik gelijk had, en w© hier
slechts te doen hadden met een
(beduidend trein-incidentje!"
Mathiote.
EEN AVOND.
Op e«n avond wandelde Ma
thiote. tegen het vallen van den nacht
naar het hoerenhuis Plessis Moram-
bert, zonder zich te bekommeren om
het sohoorsteenvegerspakje dat hij
aan had. Het toeval, dat er juist een
schoorsteen moest geveegd worden,
had hem op een zekeren avond
daar gebracht, terwijl graaf de
Morambert bij den haard een stapel
speelgoed en lekkernij gereed maak
te voor zijn zoon Jacques. Mathiote
was even oud als de zoon vuil den
graaf, die, toen hij den blik van den
jongen schoorsteenveger, niet vol af
gunst, maar vol bewondering, op al
die mooie dingen zag rusten en aan
getrokken door het verstandige en
fatsoenlijke snuitje van den jongen
werkman, eenige oogenblikken met
hem had staan praten. Hij gaf hem
daarop een goudstuk en lret hem eon
middagmaal in de keuken voorzetten.
De aangename heriiürering aan deze
gift bracht den jongen schoorsteenve
ger. al drie jaar, telkens op denzelf-
den datum daar, waar hij iederen
keer dat goudstuk en die lekkere soep
weer vond, die hem. dat moet erkend,
zoowel uit «laakbaarheid als uit eigen
belang en snoeplust telkens deden
terugkeer en.
Maar dien avond was hij niet weinig
teleurgesteld toen hij het huis geslo
ten vond: geen enkel lichtje was er
achter de ruiten te zien; verscheidene
malen trok hij aan de bel, zonder
dat hem opengedaan werd. Hij stond
reeds op het punt ontstemd weder
heen te gaan, toon hij aan den ande
ren kant van de straat, in de steeds
donker wordende schaduw, de beel
den zag van een kind en een man,
die snel op het huis afkwamen. Ma
thiote herkende Jacques de Moram
bert en liep hem te gemoet.
Ben jij het, arme Jongen? riep de
jong© edelman ontroerd uit kom
er.nw me©, dan zullen w© binnen
gaan....
Zoodra ze in huis waren, barstte
Jacques in tranen uit.
Acht dagen geleden, begon hij,
is mijn vader gearresteerd: het revo-
lutionnaire comité van dez© buurt
heeft hem verraden binnen en
kele dagen «al hij voor d©
Rechtbank moeten verschijnen..
Arme Mathiote, mijn vader is verlo
ren!
En opnieuw begon de Jongen te
snikken. Onlsteld vernam Mathiote.
die in het ticheel den invloed van het
schrikbewind niet gemerkt had. dat
de graaf beschuldigd werd van: ge
brek aan burgerdeugd, ivat in dien
tijd een verschrikkelijk© misdcad was
en dat liet schavot hem wachtte.
Sedert een we© kgüng Jacques iede
ren avond naar de gevangenis: de
troost om zijn vader te sproken, was
hem ontnomen, maar door de jjzorear
tralies van een raampje, dat op de
straat uitkwam, zag hij den graaf, dio
hom kushandjes toewierp; de jongen
bleef daar, totdat het do'nker werd en
in do gevangenis het licht opgesto
ken werd Hij had juist afsche.d van
zijn vader genomen, toen hij Mathiote
ontmoette.
Troost u je maar, mijnheer Jac
ques, zei de het schoorsteenvegertje,
dat totaal uil de lijn geraakt was door
hetgeda hem verteld was, die slechte
menscben zullen toch mijnheer de
graaf niet laten stenen, die zoc goed
en liefdadig is...
Helaas., dat zelfs zal hem in liet
ongeluk helpen...
Houd maar moedlaat u mij
maar begaan.
Wat zou je kun'nen próbce'ren?...
Elk© poging zou zijn veroo'rdc-eling
maar verhaasten.
En Jacques begon opnieuw te wee-
nen. Mathiote troostte hem zoo
goed mogelijk: de heide jongdns ble
ven wel een uur bij elkaar. Toen het
schoorsteenvegertje daa'rop het huis
verliet, was het al naoht. Opgewekt,
bijna Vrooiijk ging hij op weg naar t
middelpunt van Parijs.
De graaf de Pless's-Morarnbcrt was
in de gevangenis de l'Abbave opge
sloten. In de eerst© uren van zijn ge
vangenschap had hij, ten prooi aan
die overspanning, die zien van all©
gevangenen meester maakt, in zijn
cel rondgeloopen als ©en wild beest in
een kooi, terwijl hij alle hoeken van
zijn kamertje doorsnuffelde, aan de
tralies voor het raampje rukte, tracht
te de deur open te maken en overal
een poging deed om te ontkomen.
Maar d© sterke ijzeren pennen voor
het raam, de dikke muren, en liet bij-
zonde'r groote slot, dat tegen ^.hou
den werd door stevige schroeven, had
den weldra zijn illusies doen verdwij
nen. Op deze onvermijdelijke opwin
ding volgde na een gen tijd de reac
tie; een soort van kalme onderwer
ping had zich van hem meester ge
maakt en dien avond, bij het sche
merlicht van het lantaarntje, dat de
c.pier aangestoken had, op den eeni-
gen houten stoel gezeten, dl© in zijn
cel te vinden was, het hoofd in de
handen en de oogen op den ledigen
haard gevestigd, gaf hij z.ch over aan
zijn droeve gedachten Deze vlogen
het hu :s dat hij zoo pas verlaten
had: hij zag ziju kiemen Jacques wee-
nen, alleen in het rei laten huis, met
gevouwen handjes biddendDe
gezellige avolnden vanvroeger kwamen
hem in de gedachte, en d© vreugde
van zijn Jacques, als hij den volgen
den morgen den schoorsteen vol met
geschenken vondt wat nooit man
keerde.
En wat zou Jacques morgen wel
denken, als hij bemerkte dat de ge-,
schenken uitbleven! Bij gedachte aan
deze onvermijdelijke teleurstelling,
rechtte de graaf ziju oogen vol tra
nen op zijn haard, waar geen vuur
in brandde. Hij was diep geroeid
door de herinnering aan d e gelukki-
avonden, waaneer hij gemischloos
in de kamer sloop, waar zijn zoon
rustig sluimerde, en dun al die ge-
sche'nken in den schoorsteen zette,
soldaatjes, de op rijen in hun
doos lagen, gouden sinaasappelen en
nagemaakte vruchten, die oen jon
gen, zoodra hij wakker werd, dede'n
schate'ren van plezier. Terwijl hij zoo
bedroefd zat t© mijmeren, lioo'rde hij
©en vreemd geluid in den schoor
steen: een groote massa roet en vuil
kwam op den steenen vloer terecht,
onmiddellijk gevolgd door «en tame
lijk groot pak, «lat stevig samenge
bonden was en zwaar op den grond
neerkwam Ten hoogste verbaasd over
d.t rare avontuur was de graaf opge
staan en zijn b:ikkcn gingen van den
schoorsteen naar liet gette.inziunige
pakket toen hij plotseling twee boe
nen uit den schoorsteen zag benge
len. Een oogenblik daarop waren de
ze voeten op «ten grond neergekomen,
een zwarte vorm wroïig z- eh uit den
schoorsteen en sprong daarop midden
in de kamer, terwijl tegelijkertijd een
stem zetoe;
Weest u maar niet bang, mijn
heer d© graaf... ik ben het,.. Mathiote.
Inderdaad was het Mathiote. Voor
den gevangene staande, met een roet
zwart gezicht en bevuilde kleeren,
glimlachte hij, terwijl hij zijn witte
tanden liet z.en de oogen in zijn pik
zwart gezicht schenen helder en
schitterden met vreemden giahs.
Mathiote? zeide de edelman, die
schijnbaar zijn geheugen raadpleegde.
Maar ik heb u ntet vergeten! lk
kom juist van uw huis. Mijnheer Jac
ques maakt het uitstekend; hij is nu
wol juist niet vrooiijk, maar daar
zullen we later wol over spreken, lk
kom u haleh!...
MSj halen?...
Ja, maar laten we geen tijd ver
liezen... spreekt u zacht. Ik heb a'.'cs
wat we noodlg hebben: dit zijn voor
eerst kleeren voor u, en de jong©
schoorsteenveger knoopte fluks het
pakje los dal het eerst uit den schoor
steen was komen vallen: