BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 2 MAART 1012 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.28 PER 8 KAAMDEN EF 10 CENT PER WEER. ADfflINKTRATO GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUH ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OFQEMERRT üst Rijke i-iuiuuneven HOE WE DE DIEREN SOMS ZIEN. Het bestudeeren van de gewoonten der dieren, die van de gulden vrij heid genieten, is een lastig, tijdroo- vend maar interessant werk. Ga een half uurtje naar do duinen, op een mooien zomeravond, zoo tusschcn licht en donker. Daar wordt, tegen de hellingen en in do duinkommen focsl gevierd, daar wordt pret. gemaakt op jongensmanier, door dc meest ver volgde bewoners onzer golvende zee weringen, de dartele duinkonijnen. Dan herkennen wc in ben niet de angstier springers, die voor een Hin ken meikever op de vlucht slaan. On der elkaar zijn hot helden, die oogen- schijnliik heel wat aandurven. Zorge loosheid spreekt uit iedere beweging. Het schijnt, dat ze spelletjes doen. Zoodra ze uit het kreupelhout komen, om zich bij dc reeds aanwezigen aan te sluiten, moeten ze hun vroolijkheid toonen, door een dwazen sprong. Op konijnenmanier naar de vergadering gewipt, rustig en met den groolstcn ernst. Dan, plotseling eon geheel ver anderde houding. „Is hier feest schijnen de nieuw-aangekomenen te vragen, „dan doen we mee', en wip, vliegt het deel waaraan «Ie staart is bevestigd, plus een paar sokkerige achterpooten, de lucht in, twee-, driemaal achtereen. De dieren buite len om, springen nog een paar keer hoog op en voegen zich dan bij.... do overige, denkt ge Mis, er is nl. niets meer te zien. In het lage hout hoeft een buitelaar een dood takje gebro ken. Even kraakte het ding, direct gingen twintig lepels tegelijk verti caal omhoog, en het volgend ©ogen blik was heel de dappere schare van het tooueeL verdwenen. Jongensvroo- lijkhoid noemde ik het. We herinne ren liet ons uit onze schooljaren. Ha zen, do deftiger familieleden van on ze duiubcdervers, zijn in liet stoeien al even sterk. Als het 's nachts heeft geregend, kunt ge in de vroegte altijd hcele troepjes van deze dieren midden op de weiden of de akkers zien spelen. Dat voortdurend gedruppel op hun pels, na een rcgcnachtigen nacht, be valt hun. niet. Ze ontvluchten het vochtig struikgewas en trekken naai de open vlakte. Nu zijn zo niet zoo gezellig aangelegd als de konijnen, maar drie of vier hazen zijn toch al gauw bii elkaar en dat is genoeg, om wat te spelen. Ook zii vergeten dan spoedig do ge varen .die hen bedreigen en zoo wor den zij eemakkeliik een prooi van den jager, die er zoo vroeg in den mor gen een paar natte voeten en een nat pak voor over heeft, als hij de kans hééft een vroolïjken springer neer te leggen. Van de vrijheid naai- de gevangen schap is maar een klein sprongetje. Dit gekit voor vele dieren en zoo kun nen wij. de dieren besprekend, ook gemakkelijk'van de hazen en konij nen naar hun gevangen soortgenoo- ten overwippen. Nu heli ik nog maar zelden oen haas in gevangenschap gezien. Zelf heli ik er eenmaal een gehad. Heel klein kwam het diertje, dat zich had laten verschalken, in mijn bezit en hoewel hel de gewoonte van jonge hazen schijnt te zijn. zich liever te laten doodhongeren, dan dc toege worpen koolblaadjes te verwerken, begon mijn kleine kostganger toch een enkel stukje te gebruiken. Het dicrtïe nt, maar had bliikbaar zoo weinig lust in het leven, dat het ver gat te gi-oeien, iets waarom het niij juist te doen was. Het beest lvid ver driet, en al was liet dan h.izensinari de gevolgen waren hetzelfde als bii dc rnonschen Het dier was en bleef mager. Op een mooien dag heb ik het laten zien, hoe de duinen er uit zagen en het beest was zoo aan zijn trou wen verzorger gehecht, dat het in tien tellen uit het gezicht, was 1 dwenen, om nooit terug te komen, Anders is hot met de konijnen. Dio zijn al sinds jaar en dag leveran ciers van een smakelijk Kerstmaal en eon flinko dosis bont. Die kennen geen heiiiiwoo meer. Met onnavolgbare kalmte liggen zo achter de dikke houten tralies te wachten op een worteltje of eon beetje haver en slechts do porpotuuim- Eachïjé-Kcug .heeft sta vroegere vlug heid van beweging holronden. Dat orgaan gaat onvermoeid op en neer. Daarin schijnt alle energie te. zijn geconcentreerd. Do rest, gelijkt op een levenden zak, die steeds vraagt dm verdere vulling. De kweekers, de vrienden van raskonijnen vinden de ze opmerking natuurlijk afschuwe lijk, maar laat ik er tot verontschul diging bijvoegen, dat ik de vc rodel - do soorten buiten beschouwing laat. Daarmee heb ik nooit gewerkt, maai bij mijn vroegere konijntjes lag er de intelligentie niet zoo dik op, dat ik mot cenig enthousiasme ovtfr hen ran schrijven. Tevreden wanen ze wel, getuige de gemcLdclijlto houding. overlangs roer de spijlen na i ei leren maaltijd. Alleen als het stroo in het luik dringend tot yêrverschmg aanspoor de, en dc dieren voor een oogenblik moesten verhuizen naar een wasch- mand. geraakten ze hun gemoedelijk heid kwijt. Nooit heeft con van mijn ibeestjles begrepen, dat ik bij zoo'n gelegenheid zijn eigen belang op het oog had en steeds keurden z> het af, dat hun ooren als handvat wc'rden gebruikt. Steeds zetten ze de bnrihgclp ach terpooten sehïap, en als ik een hand je wilde helpen, door zo te der van achter te omvatten, krabcV n ze me uit pure dankbaarheid het vel van do vingers. Nog eens, ik dweep niet met dal gedierte. Aardiger lijken mij de dikbuikige snatergrag\3 eenden. In mijn nabijheid woont een kip- penhouder, d e zijn dienen los laat Joopeii. Hoewei hij drie kilometer van de eerslla zwemplaats afwoont hooft hij toch een paar eenden in den kost genomen. Een dierenvr,end krijgt medelijden niet do snaterbek ken, die gedoemd zijn, kippenallures aan te nemen, maar do baas wcel er wel raad op. „Kwak, kwaak", roepen ze. als hij in den tuin komt. „Wat is er beest jes, willen jullie een vijver 1,'ebben? J3est hoor! en een uur daarna glin stert het leidingwater in een inge graven waschtobbe. Een paar dagen h|eb ik nu al spe ciaal op de dieren gelet en ik hel) hun aanpassingsvermogen bewon derd. 's Morgens, als het hok opengaat, waggelen ze achter elkaar aan naar hun vijvter, slurpen met den breeden, snavel over het wateroppervlak en verbeelden zich dan, dat ze te mid den van 't heerlijkste kroos tussehen dJe hoogopgaande rietpluimen onzeT pooien en moerassen ronddobberen. Dat is nog eens fantasieontwikkeling. Ze hebben heusch pieiziter. Is hot wa ter vuil beniodderd, dan gooien zo het toch over die wijd uitstaande rug- veer en en wasschen en ploeteren zoo lang, tot, zo grijs heemeend zijn. Dan gaggelen zo verder en maken geimoe- ne zaak met de kippendie elkaar 't ochtendvoer betwisten. Ook over bon zou lioel wal zijn te schrijven. Ook zij hebben hun spe ciale eigenaardigheden, d.e vaak vermakelijk genoeg zijn, om eens even in t ruwe te schetsen, maar ik wilde van een paar d eren sijeehts in 't kort iets aanstippen. De beschou wing der kippen iaat ik aan u zelf over. H. PELSENS. VRAGEN13LS. Den Heer X. te Pakje A bevatte dc zaden van Phox hybrida of over blijvende hertstsering. Men verme nigvuldigt ze meestal door scheuren of doelen, een bewerking, die in do lente, doch liefst in den herfst, na den bloeitijd kan geschieden. Het zaaien geschiedt in April of Mei in kweekbedden of in den kou den bak. Los uitzaaien gaat ook wel, maai- niet zoo goed. Pakje 13. bevatte zaden van Sca- biosa. Ze moeten een humusrijkon grond hebben. Ze moeten nu in -den bak Worden gezaaid. Een kist met turfmolm, waarover broedaardo en tiet gohcel door glas gedokt, is ook goed. In Mei worden de jonge plan ten dan in den kouden grond over gezet. De behandeling der dooï u opge noemde planten kunt u tegenwoordig in iedereu geiltustrecrdon zaadcatn- ilogus vinden. Het vermelden daar van zou veel te vee! plaats eischen. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Twee serusatiemakendie nou- veauté's: Do ohampignonrok en de panierrok. Kristal len knoopen. Kapsels. Hoeden. Men werkt niet voor niets maan den lang achter gesloten blinden in de rue do la Paix to Parijs! Al valt do heerseltend© mode ook nog zoo in den smaak der élégante vrouw de Pa- 'jusionne wil een nouveauté, onver schillig of die nouveauté ocno voubo- tering is van het bestaande. Zoo lanceert op het oogenblik een dor grootste toonaangevende mode-ate liers een bespottelijk model rok, die ons aan een champignon doet den ken en daaraan ook zijn naam onl- lcont. De onderrok van effen weef sel is nauw en recht, do tuniquo van gestreepte stof, aan de taille mot veel fijno riinpeJs opgenaaid, is even onder de knieën op den onderrok be vestigd, zooals inon bijv. de vroege re balüomn-ouwen inrichtte! Daar 't golieol veel op een paddcstcel gelijk hoeft men dit nieuws ,jupe cham pignon" gedoopt. Ik zal me eclile'r wel wachten om aan mijne geachte lezeressen deze nouveauté aan te be volen en ik betwijfel zelfs, of dit mo del, den drempel van het atelier, waar hot venaard gd werd, wel zal overschrijden, want de moderne vrouw accepteert niet willoos datge ne. wat niot in haar smaak valt, al leen omdat het een© nouveauté is. Dit •hebben wc immers nog n et lang ge ledon ondervonden met do „jupe cu- ïotte", ook wel genaamd „liarom- brook". Do tweede nouveauté die in een modernen theesalon veel opgang maakte, is als. volgt saam ges te'd: Hei was een costuum van aalbessen- rood laken; do rok recht en nauw was met een kort sleepje ingericht. Het. jaquet werd gevormd door een kort glad Hjfje, aan de linkerzijde dichtgeknoopt en gogarneerd met een kraag van Venetiaansche guipure; aan het lijfje was eon lango basque genaaid, d o tot even o\er dc knieën reikte en gtoote klokplooien vertoon de. Een ruime fluweelcn ceintuur be dekte het noaisel in de taille. Dit model werd gedragen door een lan go slanke vrouw. Op het moderne kapsel droeg ze een grac'euso mar quise, waarvan do randen met oen 'franje van struisveeren gegarneerd "waren. Toon dit' vreemde toilet ter sprake kwam wilde men beweren, dat het aJs een voorloopër der pa- niors beschouwd kon worden, doch volgens .mijn bescheiden mee-rng, 'doel. liet veeleer denken aan de lan ge jaqueitcn, die onder de regeering van Lodowij.k XIV do mode van den dag uitmaakte der amazones, diie aan do Koninklijke jaohtpnrl ij'en. deelnam er. We willen niet voorspellen, dat de ze nouveauté voor den zomer 1912 zal inslaan; doch door een en ander Zien we toch de mode der fourreaux haar einde naderen; want het h er boven beschreven model is niet het eeaigc to.let, dat met aangezette schootdoolon gebracht wordt en waar door dus do ceintuur weer op den voorgrond treedt. Een nieuw gekleed toilet van licht kleurig caohcmiro in de tint van het bekende tussor was niet een bijzon der eigen aardige tuuiqu© ingelicht; die aan de linkerzijde met kristallen knoopen was dichtgeknoopt en een goplisscerden strook liet zien. Dit toilet was met sleep ingericht en de taille met drie kwart lange mouwen, dio op moderne wijze me", een zijden koordje in het armgat genaaid wa ren. Do kimono-mouwen zijn minder overheorschend dan het vorige jaar; de ingezette mouw is, wat men noemt, de groote mode! De kristallen knoopen zijn een ei genaardige nouveauté, d;e zoowel op mantels als japonnen worden toege past. De moderne kapsels hebben nog steeds dc hulp van den posticheur noódlg al zijn do krnllenchignons ook niet meer „en vogue". Men lanceert voor soirées de z.g. „angla'sos' (hangende krullen) maar voor het aüedaagschc kapsel ge vlochten en geonduleerde chignons, het dunne ietwat gegolfde ponnyhaar en de Griekscho banden van haar of sierlijke galons. In do voorjoarshoeden merkt men een buitengewone groote verschei denheid van modellen op. De groote hoeden zijn plat en zeer breed van rand. Daar do sierlijkheid geheel in het model is gelogen, behoeven dezo hoeden zco'r weinig ga moering. Eon enkele mooie struisveer of parndijs- veer, aigrette of touffc bl.oom.cn is roods aldoonde. reen Is voldoende. Do kleino toques zijn tamelijk hoog. Men brengt zo van taga!,.of fantasie stroo, liet nieuwste is echter van changeant tufzijd© gedrapeerd en oen enkele roset als garnituur. De- zo laatsto hoedjes zijn vooral go- schikt voor het vroege voorjaar, om dat er door regenbuien of win.divla gen weinig aan bedorven kan wor den en ze op het hoofd veel lichter zijn dan do zware fluweelcn toques van dezen winter, die al spoedig gaan vervelen. MARIE VAN AMSTEL. Ruzie. 'n Lamlendige landerigheid hangt in do kleine stations-restauratic. Al les* ligt'of hangt, lummelt, dommelt, soest, dut. De trein, dc laatste, zal vijf-en-twintig minuten later komen. T Eerst opsteigcrend gemopper bij de leuk-ongegeneerde Nederlunasche inc- dedecliug, 't spoorboekje mot bijna 'n half uur beliegend, ligt al 'n kwartier plat tot *n trekschuitengelatenheid. 'n Paar reizigers rekken zich op, boren dan als lusteloose schildwach ten van 't cene eind© vim t zaaltje naar 't andere, op en neer, met fut- loozo stappen, 'n Bejaard hoertje sloft j naar do groote prent van dc Zceland- Ilijn. De berin gbnarde zeebonk op dc prent kijkt met frissche oogen naar 't slaperig gezicht van 't slachtoffer van laatst-trein-geboemel. omvadomt 't groote water, waar dc booten van VlissLngen op Queonsboroiigh op tijd afstóomen naar "t uil dc zco opbonken- dc Albion. 'n Juffrouw, eenzame, zenuwach tige theeleut, door 'n familiezaak vreemd gezet in de roezemoes der rei zende wereld, staart, genlakt tegen do nog tocè glazen-perrondou r, waarvan ze striemen wasem hoeft geveegd nu t 'n toch-vuiien zakdoek, de buitendon- kerte in. be tuurt de waaiervlam van 'n v.indbcverigen gas-lantuarn. In starre berusting vingertrommelt op 'n marmeren tafelblad 'n handelsrcizi- gertje schunnig in do kloeren, met naast z'n stoel tweedoozen en 'n city bag. Hij goeuwt gerekt met 'n knorzucht. Aan 't tafeltje links gaapt 'r nog oen achter z'n krant. Zelfs dc Jan vadsigt leunend tegen 'n bank, drenst, z'n „annéeémo" as 'r getikt wordt. Maar or wordt niet veel getikt, niot veel gevraagd om consumptie- jo kan "t nooit weten, de trein most toch is éér komen en dan had jo V nog bij, dat je je betaalde glooiende thee of koffie kon loten staan. T Ruffet heeft- rust en van den buf felhouder, die 'n dikke zestig op z'n rug heeft, stiekem 'n grocje heeft zit ten leppen bij kan toch alcoholdrin ken in z'n eigen huis' zakt met. soesknikjes achter do nikkel-glanzen de. koffiekan 't hoofd op de borst. Snorrend strijkt met fluwecligc schur king z'n poos tegen z'n toffels. nog hooger nickrommend donzig z'n kui ten heaaiend. t Gedruil der eentonige stappen houdt op. Eenige oogonhlikken volko men stille. Maar het duurt niot lang. Een der reizigers, 'n schraal-houterig man. den krihbebijterigou smalsnoel diep in z'n ulsterkraag logt z'n krant neer. staat langzaam op, stapt naar 't buffet. Terwijl-ie Spelenderwijs met 'n goud tientje op 't marmer tikt, roept-ie, de hand voor den mond. mot 'n verstik ten geeuw: Hoeveel is 'f' Ik heb twee brood jes met kaas en 'n tas koffie gehad. I De kastelein uit z'n gesoezol ge- 1 schrikt, zegt stommelend. W'atte, meneer? Twee broodjes met kans en één koffie. O. dat is vijf-en-voertig cent. Be taal ze maar aan Jan. De kribbebijter duet of-ie dien wenk niet hoort mept 't tientje op 't buffet- marmor, waar 't ncerrirkelt met z'n goud-klankje, "t Schunnig© handels reizigertje aan T dicht-bij-staandc ta feltje kijkt even met z'n zwurto-git- oogeii naar t schijfje glmstereud- go!, trommelt dan weer, kijkt nog eens en neemt dan 'n vunzig dctectie- vo romannetje op. Ken ip terug geven? Nee, meneer, roept Jan aan z'n bank. Tien gulden! Heeft u geen kléi- nor geld, meneer? Don houdt u 't maar tc goed. De buffethouder liceft de la al ge opend. Te goed houen dat kent-ie Ja, daar komt wat van terecht. Ziet ie dien vreemden snoeshaan nog wel ooit terug! Hij schudt dan aan dit. dan aan dat bakje, woelt uchter in de la, vingert 'n naar guldeus naar zich toe. Jo, ik dacht 't wel. Ik zal achter is kijken. Hij sloft naar z'n woonkamer. Dc houterige meneer gaat in tus sehen naar de krantentafel, strijkt 'n lucifer over de potribbels. vlamt 'n versche sigaar aan. As-je-blief, roept do buffethouder. Dut was scharrelen geweest. Z n vrouw had de sleutels, maar luj had nog 'n potje enfin hij is er. Met de twee guidons, tweo rijks daalders en bijna al z'n kleingeld was io 'r toch. Wil u maai1 is zien? Do houterig© meneer lijkt 'n secure. Met den top van z'n wijsvinger tcll-io Nou zullen we is zien, dat 's tweo gulden en vijf, dat 's zeven en <Lrio kwartjes dat 's 7.75 en acht dubbeltjes 8.55 enno hier deze dubbeltjes nop. 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 dal is in orde. Dat kloot as 'n bus. Dank je. En hij strijkt 't zilvor op rammelt 't in z'n donkeren ulsterzak. Enné... vraagt dc kastelein waai* is nou uw tientje? Do puntige snoet snauwt uit den* ul sterkraag: - Dat heb je al! Ikke? Zeker. Wel noo. Wel ja. Ik zegt jo van niet. Nou nog mooier. Meneer, ik heb "t nick Heusch ik heb 't niet •»- Zoo, hèb je T niet? De kastelein, zoetsappig jo vangt beter vliegen niet honing dan met aeijn Heeft u 't soms bij vergissing met "t zilver opgestreken? Zou 't.' lacht de ander. Z'n hand duikelt in den diepen rech terzak van den ulster, haalt 't opge streken geld op, rinkelt 't geldhoopjo uit op 't marmer. Zie je 't is er niet bij. Je hebt "t zckc-r in je lade geworpen. Zou "k zóó'n ezel zijn? En de kastelein trekt de la open, doortast ze, doorkijkt ze, str ijkt n lu cifertje aan, belicht do achterhoekjes, bukt dan, steekt nog 'n lucifer aan, bukt dieper, beloert den vloer, niets, j Meneer moet 't stéllig hebben. Wei nee, vinnig! do houterig© me- neer. ik lid) "t niet! dat zeg ik je neg eens. Zio daar, dat is 'n riks en nog 'n riks en een, twee gulden en... I Ja, daar ligt t niet bij! dat zie ik ook wel. Maai' voel nog is in uw zak. Dat hoeft niet. Dat 's onnoodig. Alles ligt daar. Voel nog is in uw andere zakken. Maar. man. waarvoor? Ik had maar één tientje, en ik heb maar één I zak. waar ik geld in doe. In dezen, en daar is 't niot in, zoo je zelf ziet. Ja maar. Hè?!!! Zou jc misschien denkon, dat ik 't verstopt heb! Denken, dal precies niet. Maar ik heb 't toch niet! Nou, ik kan cr niks aan doen, maar ik heb 't gegeven. 't Heele zaallje kijkt toe. De oude juffrouw, aan de glazen-deur drente lend, beeft van d© aangroeiende her rie. 't Schunnig© handelsroizigertje kijkt plinüacherig uit 't detectieve- boekje op. Dc kastelein wordt gloeiend- Nu ho ning niet heeft geholpen dan zal-io 'nt is azijn schenken! Ja, hij zal zich laten bédotten. - Je zal, toch wel willen gelooyen, dat ik je hier ïiiet vaüdaaii laat gaan of,.. Dus -je ziet me voor Con dief aan? Dat zeg ik nie. Maai' je denk 't toch! Ik denk niks ik vraag m'n geld meer niet. Jij weet heel goed, dat ik 't tientje niet heb. Dat weet ik niet. Wel weet ik, dat -ik 't niet heb. Wol alle duivels! ik ga naar ach ter. tsrvvi*l boa jij... Loop nuar de drommel! nijdigt, z'n geel gezicht verbleekt, de houteri ge meneer. J ehebt je geld, slaapmuts, ik groet je. Het kleine handelsreizigertje doet of-ie 't detecticve-verhaaltje aan 't spellen is ,zit onbeweeglijk, lakoniek ais n Engelschman naast wien 'n huis invult zonder hém te raken... Zou dat ventje soms' dat schunnige kerel tje? en de kastelein strakt z'n oogen op dat akelig-kalm lezend manneke. Het zat dicht genoeg bij t buffet as 't z'n arm uitstrekt raakt t ventje do koffiekan maar dat kan niet, dan hud-ie om dat tientje te grissen toch motten opstaan, zoo lang zijn z'n korte armpjes niet dan hadden zo "t motten zien 't. lokaaltje is bijna vol nee maar die beenige vlegel daar zelf is de schelm, die fielt niet z'n oorwormen-gezicht maar dan mot ie toch vroeger opstaan... En hij stuift zenuwachtig "t buffel uit en loont op don houterisen me neer aan. die schijnbaar doodbedaard uan de krantentufel z'n sigaar zit tc roeken. Meneer!!! Nou?! As je ie zakken niet laat doorzoe ken, dan ben je "n schurk. De nmn-in-den-ulster, t hoofd nog altijd diep in z'n kraag, blijft, hoewel z'n sigaar in de vingors beeft muis stil. Die sarrende kalmte hitst d©n ouden kastelein tot "n felle woede. Hij slóat z'n rechterhand in een der ulster-mou wen en hij schudt, trekt, rukt en snauwt: 'n Schurk, versta jo, 'n schurk! Do magere iheelout kruipt angstig- beverig van do glazen-deur, plet zich in 't vorste hoekje. Zo mug anders wol zoo n ruzietje, daar je zoo loKker kippenvel van krijgen kunt, thuis, zoo door 'n gordijnrcotje gezien, as kla bakken tusschcn elkaai'-palscnde-sjap- pies springen; dan zit je lekker veilig, dan trillen wel jo handen as de agen ten plots do stokken trekken, as ze om van te griezelen 'r sabels uit slaan, maar zo kunnen j© niet aan, zo kunnen niet bij je cn je zit knusjes to smullen als van 'n bloedige oproer op 'n bioscope-fihn. En 't wordt mcenens, 'r Hart staat or van stil. De ulster heeft zich losgerukt. En 'n verschrikkelijke schreeuw van den houterigen meneer snijdt de oude ju frouw in 't oor. 't Kleine handelsreiziger!je kijkt lachend met 't romannetje in de hand 't tweetal aan: komiek dio twee, dio ouwe grijze, tot paars-roodo wangen verwoede man, en die leelijk© beeni- ge knul, wiens ulsterkraag aan ach terhoofd en sportpet schijnt vastgc- plukt, grappig die twee, die elkaar mot ontblooto tanden toegillen en -- toch bang voor ejknar schijnen. Do overig© reizigers kijken ook, be nieuwd hoe dit af zal Joopcn. kijken kalm, als oerfccte reizigers, wien al les kond laat, wat hun persoonlijk niet regardeert. Behalve de sidderende oude juf frouw. behalve dc tweo kemphanen, zijn ailen kalm, kalm de „Jan" zelfs, dio liever z'n handen niet vuil maakt, als 't 'm niet uitdrukkelijk gelast wordt, kalm zélfs do kat, die op 't marmeren blad van 't buffet, om 1© schilderen zoo snoezig, ineengedoken, met toogenopen oogen, onverstoorbaar te spinnen ligt. ...En jij bent 'n schoft! brult de hou terig© meneer en hij balt weer z'n vuist. Ik beo wethouder, houthande laar, grondeigenaar. Zou jij denken, kerel, dat ik mo aan 'n ellendig tien- guldcn-rtukjc.... Plotseling 't gedaver en 't gesisi van den binncnratelenden trein. De deur wordt opengerukt. Goddank, daar is-ic' roept 't kleino handelsreizigertje. hijscht de twee groote doozen op. hangt z'n city bag aan z'n arm, wringt naar de deur Do oude juffrouw, nog bevend, ang stig ©ven omkijkend naar dc twee vechtenden dringt ook naar den uitgang, doch zc moet terug, veel rei zigers kwamen aan en twee pootige jagers pletten haar tegen dc openge slagen deur. Zo kijkt nog ©ven om, want ze hoort nég schelden, 'n Rilling loopt door 'r lijfje, want z© voelt den ulster. Doch maar even, want de houterige meneer die ook door de deur. naar buiten, op 't perron, naar den trein wil, wordt teruggetrokken door den buffethou- der teruggeduwd door Jan, die nu 'n fornieelen last heeft om z'n baas to helpen. Nee, dat zou jo wel willen, roept de bediende. La me los. Ia me door! Do hijgend© locomotief, zwaar puf fend, laat stoom uit Iaat "r veiligheids klep gil-sissend blazen, 't Lawaai is bi moment oorverdoovend, doch er boven uit hoort de juffrouw, wie dc angst in de boenen zit, die, eenmaal op 't perron, laveert of zo 'n borreltje heeft gehad, daar nog 't, gegil van do mannen, van den buffotbaas en zijn knecht. Zo vraagt, van zenuwen bijna op, stamelend naar 'n dames-coupé en mot de hulp van 'n zeer-gedienstig conducteur scharrelt ze er in. Maar 'n nieuw schrikje doet haar duizelen. Wéér d© ulster. Vlak bij T coupé. Maar bedaard, dood-kalm en gegroet door 'n vriend, die-iets misschien wel dat gauw vertelt. Instaupcn, hoeren, instappen klaar daar achter? 't Fluitje - rruil! en daar gaan ze, t kleine handelsreizigertje, de houte rig© nieneor, de beverige juffrouw nu wat gekalmeerd, daar z© gezien heeft den nister, verbazend-kalin kortom, allen, die bijna getuigen zijn geweest an moord-en-doodslag. Maar binnen, in 't zeilde zaaltje waar de nagalm van 't dramatisch, tergend, sarrend moeigekakel nog hangt tussehen de muren, is er nog wat anders dan teruggekeerde kalm te; er wordt gelachen, or wordt go- drónkon, ©r wordt geklonken. Nou, meneer, daar heeft u zich toch leelijk vergaloppeerd, zegt Jan, die Castor, den hond van eon der ja gers, dokter Landrechts, dien Icehj- ken ruigen maar fijn-jagenden jacht hond, over den kop strijkt en in de licht bruine mensclielijke oogen ziet. Ja, jimot nog noodig wat zeg gen als ik je od 't laatst niks gelast had, had ie me door dien meneer op m'n gezicht laten turven. Ik zag wcJ, dut 't zoover niet ko men 20u. U was bang cu hij was bang. .Mooie smoesjes maar ik dunk jou. Castor. Ja, zonder m'n doozérigen does ja, lik jij den baas maar je bent soms 'n sul, maar vanavond beu je n fijno speurhond, dut zal je geen poli tiehond verbetoren. glimlachte de dokter. Nou, nou, zei dc andere jager dat doet iedere hond, iedere hond springt 'u kat naar 'r keel. Enfin hij woet 't Jan? vraagt do buffethouder. Ja, meneer, ik heb 't 'in nog kun- non zoggen vóór-ie den trein instapte. En wat zei-ie? Hij bromde. Ja, ik geloof toch dat die meneer do wethouder, die menoor de houthan delaar, die meneer de grondeigenaar 'n eerste isegrim van 'n kerel is. An ders luid-io er wel als wij om motton lachen, dat niemand anders dan do kat... Maar hoe kan dat dun? Aan oon van de vaste klantjes, pas binnengekomen, legt do kastelein 't ook nog eens uit: Wel. 't is heel eenvoudig, heel natuurlijk. Hij gaat naar do kranten- tafel, steekt 'u sigaar uan. terwijl ga ik naar m'n huiskamer, om zilver geld te halen, en de kat, weel jc, had bij mijii boenen zitten soezen ©n was wie let daar nou toen ik weg was op l buffet gesprongen cn hcc't

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 13