B 6 81 i 15 S3 ft 25 C|* .--.-j. üi iü 35 H a l5 a ft zeker dat tientje met 'r pootje nas toegehaald en ja wel, dat zat madame l»oven op 't ding. boven op 't goud geld. terwijl wij mekaar bijna aan 't worgen waren. En as do hond van den dokter nie gekomen was en mijn blazende poes nie had wcgge-blaft, dan lag ze er nog. - En toen'' vroeg een der luisteraars. Wel toen wipte ze van 't mar merblad af en zag hier dokter Lan drechts t goudtientje op den vloer rollen. Daar heb je ze... - Castor, pak ze. En de poes met dikken hoogplui- menden staart, schiet, over 't buffet heen, do huiskamer in. G. v.'d. WALD. (Prov. N. Gr. Ct.) Haar nieuwe betrekking Door Karl N e e. Waklemar Schiikort, burg» meester. Zoo stond het op de blanke koperen naamplaat. Voordat zij aan dc bel trok, liet zij nog eenmaal den blik oude 1 zoekend o\er haar kkeding glijden. Het grijze reiscostuum stond haar voortreffelijk. Zorgvuldig streek zij liet keurig slui tende jacket glad, veegde haastig even over de verlakto neuzen van haar schoenen en haalde haar zakspiegel- tje uit haar relstasclijc. Zóó kan 't wel, glimlachte zij, de paar weerspannige lokjes onder den rand van haar hoed ter ugstr ijkend. Zoo, en nu er op los! Waartoe toch eigenlijk altijd dat lastige presentoeren, dacht zij, wan neer men het zwart op wit heeft: Wij zijn op uw sollicitatie naar de voorloopig voor oen half jaar nood zakelijke vervanging van een. onge stelde leerares ingegaan, waarom dan altijd nog: Du verzoeken u. vóór het aanvaarden uwer functie, u bij den heer burgemeester hier te willen presenteoren? Dat was nu in den loop van de tien jaren, dat zij in functie was, al zoo vaak voorgekomen; me nigmaal had zij dezen plicht vervuld. Weliswaar had zij reeds lang geleden in haar geboorteplaats aangesteld kunnen zijn, maar dat wilde zij niet en haar lieve moedertje was hei ook zóó goed. Zij konden beiden op deze wijze het van vroeger gewende reis- leven als een glans van schoonere da gen voortzetten en werden daardoor getroost over liet verlies van het aan zienlijke vermogen, dut haar vader nog juist kort voor zijn dood had moe ten beleven. En in een eerlijk beroep geld te gaan verdienen was nu plicht, zij kende --een anderen uitweg. Zij trok krachtig aan de bel. Binnen ging een deur open. Vra gende kinderstemmen drongen tot haar door. Het dienstmeisje deed open on verzocht haar. in den salon te guan. Na vriendelijk den groet te heb ben beantwoord, liep zij over het zach te tapijt mede naar het aangeduide vertrek. Het wus een allerliefste, ge zellige ruimte, waaraan de bezitter geheel het stempel van zijn ei gen a a r- digen, persoonlijken smaak had we ten te geven. Zulk een ontvangkamer had zij bij eon juist niet overvloedig bezoldigd gemeente-ambtenaar nog* niet gevonden. De smaakvolle rang schikking van kostbare kunstvoorwer pen verried den kenner. Dat deed de fijngevoelige Helena Waldenburg on- c-indis goed. Met welbehagen nam zij dankend- op den stoel plaats, dien het nat gekleede dienstmeisje haar aan bood, om ondertussehen den burge meester in zijn studeerkamer te gaan waarschuwen. De leerares bekende zlchzelve eer lijk, dat haar verwachting zich nooit op de persoon van den burgemeester gericht had, eu bekende zich verder, dat het dezen keer merkwaardiger wijze anders was. Met eenige verwar ring constateerde zij, dat zij naar den beer dezer omgeving nieuwsgierig was. Lang behoefde zij haar gedachte en gevoelens niet na le gaan. waait door de middendeur kwam hij zelf binnen, Waldemar Schückert, het hoofd van het vriendelijk stadje. Een statige man. wien de lichtblonde baard heel goed stond. Men zag het don burgemeester niet aan, dat hij reeds spoedig aan do vier kruisjes was. De zwaarmoedige trek, welke als een afschaduwing van doorgestane zorgen over zijn gelast lag, viel He- leno Wablenburg dadelijk op. Verdriet had blijkbaar een spoor nagelaten, dat zijn overigens frisch gezicht nog interessanter maakte Wees mij heel welkom, juffrouw en blijf gerust zitten. Hij reikte haar de hand en zette zich in den hoogen leuningstoel tegenover haar. Allereerst dank ik u voor uw vriendelijkheid, ging hij voort, dat u zoo bereidwillig aan mijn wensch hebt gehoor gegeven. Ik wil uw gemoed niet bezwaren met de schildering, hoe zeer ik. en met mij de geheele ge meente. de plotseling ontstane leemte op een zeer verantwoordelijke plaats gevoeld heli en nog gevoel. In de eer ste plaats worden natuurlijk de kin deren getroffen. Het was hier niet gemakkelijk voor do kleuters, juf frouw, om den levendigen geest, de leidende hand te moeten ontberen. Hij hield een oogenblik op en tuur de nadenkend naar den grond. Holene Waldenburg verbaasde zich over de beminnelijke nauwgezetheid, w aarmede deze man voor haar de ia zijn ambt zoo vaak voorkomende leeraarsvacature scheen te behande len, hoe vaderlijk hij aan de kinderen dacht, die nu alle leiding misten, en hoe warm hij met weinige woorden de werkzaamheid van den zieken leer iar prees Een ambtenaar met een hart. Deze ontdekking deed haar coed en haar aanvankelijke verwachting veranderde in hoogachting. Maar ik wil, zoonis ik zeg. seen droeve tafereelen schilderen, liet zou niet tactisch zijn en niet passen bij wat men in do gebruikelijke :>c4eeLo in? verwelkoming noemt, juffrouw. Mij beheerscht, naast mijn dank, het bewustzijn, dat ik \au u een verre van licht offer verlangt. U heeft het plan, verschillende dingen op to offe ren, die oen mcnsch hef en dierbaar, ja dio hrin heilig zijn. Een goed mensch toch hangt met al de vezelen zijner ziel aan zijn vaderland aan de ouderlijke woning, aan alles wat hem zoo vertrouwd geworden is in Öen loop der jaren, nietwaar? Zij begreep hem niet. Hechtte hij dan aan haar tijdelijk gescheiden-zijn van haar vaderland zoo groot gewicht? Had hij dan een zóó aanhankeliike natuur, dat hij reeds de korte afwe zigheid van vertrouwd geworden plaatsen en lievo harten bijna voor con bitter noodlot hield? Zij zag hem vragend aan. Ik begrijp uw blik. geëerde juf frouw, hel is de langzame vrees voor do toekomst! Maar dit beloof ik u: wat in mijn vermogen is om u het le ven hier zoo prettig en aangenaam mogelijk to maken, dat zal ik doen. En ik ben gewoon mijn woord to hou den. U zult natuurlijk heel wat voor dcelen van het grootestadsleven In ons kleine plaatsje moeten ontberen. Natuurlijk, antwoordde zij. dat wel. Maar ik heb door mijn werkzaam heid juist het leven der kleine stad met zijn romantiek leeren liefhebben en waardeeren. Dat te hooren, doet mij bijzonder veel genoeeon. Des te gemakkelijker en des to zekerder zult u hier vinden wat u en wat ook ik hoop. Zij moest hem weder het antwoord schuldig blijven. Wat hij hoopte? Maar hij liet haar geen tijd voor nadenken en schilderde haar nu, hoe gemakkelijk het haar hier zou geluk ken om allo harten te veroveren. De families, die in aanmerking kwamen voor omgang en conversatie, zouden haar stellig met vreugde welkom hee- ten. Hij proes den goeden burgeYzin in het stadje en den gezelligen geest onder do dames on ontwierp vervol gens een zóó levendig beeld van de goede harmonie van den '-•vierlingen omgang, dat Ileleno Waldenburg be paald nieuwsgierig werd en or reeds naar verlangde, zoo spoedig mogelijk de bekoring van dit idyllische kleine stadsleven te leeren kennen. Hij vertelde verder, dat hij jaren lang militair geweest was en dat hij met geestdrift en toewijding als offi cier gediend had. Toen hij ontslag genomen had, liet de liefde tot den arbeid hem niet in werkeloosheid neerzitten. Hij solliciteerde naar do juist vacant geworden burgemeesters plaats in deze stad. Nog nooit had hij er sniit van gehad, ook zijn vrouw niet. Het was haar laatste wensch cre weest. dat hij nu maar voor goed hier mocht blijven, en deze belofte was hom heilig. Mijn hoogachting voor de vrou wenziel. ging hij plotseling en, naar het Helenc Waldenburg toescheen, zonder eenigo inleiding voort, ver biedt mij van u op ditoogenblik eeni ge belofte af te persen. Ik heb in deze weinige minuten den indruk gekre gen, dat u zich van uw plicht bewust is, en verlang geen uiting van blijde insteuuning, ik beu geen tyran, zeide hij glimlachend. Sta u echter ook mij toe, u hoe zal ik het uitdrukken? u met don mond reeds nu te zeg gen wat eerst mettertijd tot eon echt gevoel kan worden. Holene Waldenburg keek hem zoo eigenaardig aan, als ons oogen aan zien, die ons zoo graag zouden willen verstaan en ons toch niet begrijpen, maar do tevens de stellige zekerheid hebben, dat ook het onbegrepene al leen goeds kan zijn. En ten teeken van instemming, ging de burgemeester op luider toon voort, dat u voor ons datgene wilt zijn. wat wij vol blijdschap hopen, wilt u mij wel de hand reiken, niet waar? Zij logde haar hand in de zijne, aarzelend, bijna onbewust; het was haar zoo blij te moede. Een zeldzame man, een zeldzaam ambtenaar, dacht zij bii zichzelf. Eindelijk waagde zij het. verlegen op te zien om een vraag te doen naar dè klas, waarvoor de benoeming be doeld was. - Een wensch zou ik nog hebben, zeide zii langzaam, zou ik misschien de kindereu.... Hij liet haar niet uitspreken. Dacht ik het niet? Er klonk iels van een jubel in zijn woorden. In een oogenblik was hij aan de deur. Miesie! Koentje Ze schenen reeds gewacht te hebben; een paar bekoorlijke blondkiopjea stap ten over den drempel. - Komt, kinderen, geeft uw nieuwe mama een handje! Daar klonk een korte gil door het vertrek. Helena Waldenburg greep achter zich naar den hoek der tafel, daarna zonk zij in haar zetel terug. Eer het aan de bemoeiingen van den burgemeester en het dienstmeisje en aan de vriendelijke woordjes der kleu ters gelukt was. haar uit haar bezwij ming weer bij te brengen, had zich door een spoedbrief van juffrouw Von Reckling do zaak opgehelderd. Zij schreef den burgemeester, dat zij toch op het laatste oogenblik op haar be sluit was teruggekomen: zij kwam niet en moest afzien van de eer, zijn echtgenoot© te worden. En daarbij kon zij niet nalaten een zachte toespeling op haar adel te ma ken. N u eerst drong het lot Schückeris brein door, in welk een positie hem deze verwisseling had gebracht. Als een man, die gewoon was met liet oogenblik to rekenen, had liij in liet geheel geen acht geslagen op de hem nu eerst duidelijk wordende omstan digheden van llolene's aankomst. Juf frouw Von Reckling zou ongetwijfeld voorgereden zijn en zich niet zoo na tuurlijk en hartelijk hebben voorge daan, maar de „dame" hebben ge speeld. En waar had hij eigenlijk oogen! Want hoe meer hij de „nieuwe leerares" met zijn verwachtingen met betrekking tot juffrouw Von Reck- lin «vergeleek, des te meer kwam de officier in hem naar boven, die het oogenblik beheerscht en de hindernis weet te nemen. Papaatje, kijk eens, nu lucht het nieuwe mamaatje, zei de kleine Koon, terwijl hij in de handen klapte. Het was oen c-limiuch der verwarring, waardoor Helene's gelaat nog bekoor lijker scheen. Waldemar hielp haar met veel tact over hel pijnlijke oogen blik heen ©n sprak zijn verontschul digingen op zulk een harlelijken en humoristischen toon uit. dat zij niet boos op liem kon zijn en hem verzoend de hand reikte. De kinderen vleiden net zoo lang, tot zij niet meer weigerde om tot hot diner te blijven. Toen de burgemeester van liet sta tion terug keerde, waar hij Heleno Waldenburg heen vergezeld had, gaf hij onmiddellijk last de advertentie, om sollicitanten op te roepen, nog maals uit te schrijven. Ilij had de zaligo zekerheid, dat het noodig zou zijn. Heleno Waldenburg ontving ech ter den volgenden dag een schrijven in goed gehnichelden officieëlen still, dal zij voor de vaoeersnds betrekking niet in aanmerking kwam. De burge meester zou, met haar goedv inden, de oor hebben haar den volgenden Zon dag persoonlijk opheldering to geven over de redenen. Kn zij toonde op dien voor haar ge- deukwnardigen dag haar volkomen instemming met zijn hartelijke woor den en stelde zich glimlachend tevre den met de weigering van do betrek king, waarop zij zóó gehoopt hod. Dat zij echter met de haar voorgestelde nieuwe positie jubelend instemde, daar heeft de burgemeestersvrouw tot heden nog nooit spijt van gehad!... N. •t N. Een oogenblik aan de speeltafel. Men is gewoon geworden in de dag bladen en tijdschriften de zonderling ste en vreesalijkste gebeurtenissen uil do nieuwe wereld te lezen, 't Zijn meestal tooneelen van moord en roof, vun rechtszaken en verbintenissen, waarvan wij ons nauwelijks oonig denkbeeld kunnen maken. Bij dit al les wordt ongetwijfeld gospcculeerd op de lichtgeloovigheid van het pu bliek. dat behagen schijnt te schep pen in alles wat van den gewonen gong van zaken afwijkt. Waarheid en verdichting worden dooreenge- mengd en zoo komen de ijzingwekken de tafereelen in het leven, die zoo me- nigen lezer een valsch denkbeeld doen krijgen van de zeden en gebruiken in Amerika. Dit neemt intusschen niet we- dat daar somwijlen gebeurtenissen plaats hebben, welke wij Europeanen ons schier niet verbeelden kunnen. Ik wil dit bewijzen uit eigen ervaring, uit een voorval waarvan ik ooggetuige was tijdens mijn verblijf in de nieu- wo wereld. Ik had toevallig een vriendschappe lijke betrekking aangeknoopt met oen man die reeds op gevordenden leef tijd gekomen was en sinds vele jaren Europa verlaten had. Hij had langen tijd rondgezworven in verschillende Staten en alles beproefd om zich eene onafhankelijke positie tc bezorgen. Hij was ri'k aan ondervinding en ik mocht menige waarschuwing en raad geving uit zijn mond hooren, die mij later goede diensten bewezen hebben. De onrust welke hem in vroegere ja ren bezielde, had plaats gemaakt voor een betrekkelijke kalmte; hij had nu vermogen en was eigenaar van eeno stoomboot, die hem jaarlijks belang rijke sommen opleverde. Eens op een avond dot ik mij alleen met hem op zijn kantoor bevond, bij do aanlegplaats der stoomboot, kwam ons gesprek op de speelbanken in Duitschland, die nu afgeschaft zijn en waarvan zoo menigeen het slachtoffer geworden is. Ik maakte de opmerking dat Amerika, in weerwil van alles wat men daar zag, in dit opzicht al tijd verheven was geweest boven Europa, dat men de speelbanken kon beschouwen als 'n schandvlek van de Eui opcssche beschaving eu zoo al meer De oude lachte en zeide: Gij schijnt geen denkbeeld te heb ben van 't geen in dit opzicht hier vroeger nlaats had en nog plaats grijpt. Ik zal u eens een voorval rae- dodeelen dat nog al belangwekkend is; wilt gij naar mij luisteren? Jk knikte. Wij staken een vereche sigaar aan on zette ons op echt Anie- rikaansche wijze, dat wil zeggen zoo ongegeneerd mogelijk neer. De bijzonderheden van het af zichtelijk voorval, dal ik ga verhalen, zoo begon hij, zijn mij even nauwkeu rig bekend alsof ik daarbij een hoofd rol had gespeeld. Op gevaar af van in uwe achting te dalen, wil ik dan ook wel bekennen, dat ik er gotuigo van ben geweest; 't is u dan ook trou wens niet onbekend welk een ruste loos leven ik vroeger heb geleid. 't Kwom mij voor. dat zijn stem eemigszins beefde toen hij do laatste woorden snrak. Hij had mij vroeger een aantal bijzonderheden uit zijn le ven meegedeeld, die niemand buiten Amerika aan de groote klok zou han gen, doch nooit had ik daarbij eenige ontroering van zijn kant kunnen waar nemen. Na eenige oogenblikken vervolgde hij: Californië was het wachtwoord. Van eiken hoek der aarde stroomden allen die naar rijkdom verlangden r.aar het gezegende goudland. Ik liet niet lang op mij wachten, want de zucht naar goud Verteerde mij, ik daclit slechts aan goud. ik droomde van goud, ik wilds spoedig rijk wor den. Dio begeerte had mij de zee doen oversteken en mij altijd vergezeld op mijne zwerftochten. In de grootste ge- m. bij de nijpendste armoede had nooit do geduchte mij verlaten dat ik eens het toppunt mijner wenschen zou bereiken. Nu kunt gij het goud met de schop opscheppen, riep ik juichend uit, en zoo groot, zoo machtig is de gouddorst, dat ik in staat zou geweest zijn tot het plegen van een misdrijf, om mijn verlangens naar het beloofde land dor fortuinzoekers te bevredi gen. Californië droeg goud in zijn schoot, wij delfden het op. wij konden schat ten vergaderen; doch toen braken ook de hartstochten in volle woede los, en een hartstocht is nimmer te bevredi gen. mijn jonge vriend. De stad San Francisco verhief zich op een rijken bodem, men wiorp met 't edele metaal alsof 't slijk was» men gaf zich aan allerlei ongebondenheid over, men dronk broedersrVip met den eersten den besten en schoot hem den volgenden dag als een bedrieger door het hoofd. Nooit waagde men zich zonder revolver op de straat en ook slapende hield men dit wapen in do hand. Mijn oude vriend zweeg eenige oogen blikken en stak nogmaals zijn sigaar aan. Men kan zich geen denkbeeld maken, zoo vervolgde hij. van hot lo- 'ven dat daar werd gevoerd. Het schuim van Europa was naar hot goudland vestroomo, <te grootste deug nieten gaven daar elkander rendez vous, aan deugd en plicht werd niet gedacht, het goud te lx ten en weer te verzwelgen, dat was het eenige streven. Men achtte zich bo ven de wet verhoven on merrigsós stierf te nwdGen van zijn losbandig leven als het slachtoffer van een ge- waanden vriend, dio hem om zijn goud van het leven beroofde. Ik ging eens met een vriend Milly goheeten arm in arm door do straten van Californië, toon laatstgenoemde mij op een jongeling wees, die uit een naburig huis trad Hij stolde mij aan hem voor en noemde hem Mehrdorf. Do jongeling was een Duitscher en naar men geloofde aan een dor kan toren verbonden. Do vreemdeling was bescheiden sprak slechts enkele woor den tot ons en verwijderde zich on der voorwendsel dat hii zich naar zijn kantoor moest begeven, 't Gebeurde echter later dikwijls, dat ik hem in een of ander koffiehuis aantrof op een tijdstip dat geen enkel kantoor geslo ten was; daarbij scheen hij geducht t6 kunnen drinken. Toen ik Milly te ken nen gaf, dat Mehrdorf door zijne klee ding en manieren bewees, dat liïi niet tot onzen stand behoorde, schudde hij glimlachend het hcofd en zeide: Hij is van ©en deftige maar zeer eenvoudige familie en schijnt ook heel spaarzaam te zijn, inderdaad een loffelijke uitzondering. Dat uit zijne oogon iets rusteloos straalt, moet ons niet verwonderen, het wantrouwen valt iedereen op 't liif die eenigen tijd in Californië heeft doorgebracht. Ik geloofde mij vergist te hebben en deed miin best om zoo voorkomend mogelijk tegen den jongen Duitscher te zijn. Eens dat wij ons des avonds in een restaurant bevonden, «af Mehr dorf herhaaldelijk een bewijs van zijn behendigheid in het werpen met prop jes naar voorwerpen. Ik heb nooit iemand met zooveel zekerheid naar een doel zien werpen. Millv wilde nu met hem wedijveren, doch verloor elk oogenblik en betaalde eindelijk zijn verlies, dat intusschen veel bedroeg. Ik wil u revanche geven, sprak Mehrdorf. middelerwijl hij een geld stuk uit *n zak haalde, in de hoogte wierp en wederom in ziin hand oo- vincr. ..Kruis of munt?" vroee hii. de gesloten hand ziin vriend voor hou dend. wie het verliest zal het gelag van dezen avond betalen. ..Kruis, zei de Millv. Hij verloor en betaalde do echt Califnrnische rekening. Toen we ons lang genoeg In de restauratie hadden ongehouden, gaf Mehrdorf te kennen, dat hii wel lust had een der speelhuizen te bezoeken. Hij had nog nooit zijne voeten xu zulk een huis gezet en verzekerde ons ook, dat hij niet wilde spelen; 't was alleen nieuwsgierigheid die er hem heen- dreef. Wij lachten hem uit, wel wetende, dat dergelijke voornemens op vlottend zand gebouwd worden, doch voldeden aan zijn verzoek en begaven ons naar een der voornaamste speelhuizen. Het lokaal was niet groot, doch de aan wezige personen gedroegen zich ook als hoogbeschaafde menschen, wat intusschen niet verhinderde dat ieder een revolver voor zich op de tafel had liggen. Een tijdlang bleven wij rustige toeschouwers, doch Milly kon einde lijk niet langer weerstaan en wierp een hand vol goud op tafel. Hij ver loor. Toen. zijn goud op was, v olgden de bankbiljetten; ook die verdwenen; Mehrdorf werd uitgenoodigd zijn voor beeld te volgen, doch weigerde te be talen. Milly werd allengs onrustiger waagde grooter sommen en verloor altijd. Ilij verzocht nu Mehrdorf zijn plaats in te nemen. „Gij hebt nog nooit ge speeld, zeide hij, gij zult ongetwijfeld winnen". Dat was ook zoo. Mehrdorf speelde voor Millv en werd zoozeer door de fortuin begunstigd, dat iedereen het oog op hem gevestigd hield. Do speelduivel was geheel in Milly gevaren, hij verkeerde in een zeer opgewonden stemming en spoorde on ophoudelijk zijn vriend aan nog groo- lere sommen te wagen. De jonge -Duitscher bleef schijnbaar zeer kalm en hoopte onophoudelijk de banknoten voor zich op. Hier zweeg de verhaler. 1-Iij haalde zijn zakdoek te voorschijn en wischte zich het gelaat af; nog nooit had ik hem zoo opgewonden gezien. Milly zoo vervolgde hij na eeni ge oogenblikken. kon zichzelven ein delijk geheel niet moer brheerschen: 't was of zbne oogen uit hunne kas sen puilden, hij stond op en verwijder de zich eenige schreden van de speel tafel. doch bleef desniettemin op 't rood en zwart staren. Eensklaps breekt hij do doodsche stilte af met den uitroep: „Hij is een schurk!... hij steekt mijne bankbiljet ten in den mouw van zijn jas". De oude haalde diep adem. Toen vervolgde hij: Ik zag om mij heen. verbleekte, nam een spoedig besluit, raapte de bankbiljetten op. sloeg een der spelers die mij wilde vatten, met do vuist voor het voorhoofd, sprong op de tafel, van daar op d9 vensterbank en door het geopende vensier naar buiten. Er knalden revolverschoten, de kogels floten mij om de ooren; men schreeuw de, raasde en tierde, doch ik ontkwam. Met het geld van Milly zwierf ik door de Vereenigde Staten en met het ove rige vestigde ik mij hier... Hij was nu opgestaan on riep eens klaps; Wat heb ik gezegd? Gij zeidet, antwoordde ik, dat Mehrdorf door het venster sprong en ontkwam; doch gij hebt in den eersten persoon gesproken. Ja. hij... ontkwam.... hij ont kwam.... is dat geen speelbanktooneel. zooals in Europa maar zeer zelden voorkomt Er kwam een zonderlinge verden king in mij op. want het zweet parel de op zijn voorhoofd, hij verkeerde in een buiteneewonen toestand Plotse- lin -ing liij naar buiten zonder een woord te spreken. Toen hij weer te rugkwam was hij weer de oude en vroeg mij: Wilt ge mij een pleizder doen? Als Ik daartoe in staat ben, zeer gaarne. Hm! die Mehrdorf leeft nog... ik zag hem eenigen tijd geleden, hij maakt het goed on zou gaarne zijn onrecht jegens Milly herstellen. Hij bezwoer mij, dat ik hem niet ongeluk kig zou maken, en ik beloofde mijne bemiddeling in die zaak. Milly woont echter le New-York; ik kan ctaar niet heen gaan, daarom zou ik gaarne zien. dat gij mijn plaats vervuldet, doch gij moet mij niet noemen, want ik.... ik ben niet meor in goede ver standhouding met Milly. Wilt. gij? ïva eenige aarzeling slcmae m toe; hij gaf mii nog eenige inlichtingen en wij maakten do afspraak, dat ik bin nen acht dagen zou vertrekken. Juist toen ik mij wilde verwijderen kwam do boot aan. Wij stonden aan den in gang van het kantoor, toen eensklaps een vreemdeling door do menigte drong en den ouden man naderde met de woorden: Vind ik u elndfclijk. Mijn vriend gaf geen antwoord, maar zonk machteloos neer. Ik dx-oeg hem in het kantoor, waar niemand aanwezig was, de vreemde volgde mii. Wie zijt gij, vroeg ik, nadat ik mijn ouden vriend zoo goed mogelijk op een stoel gezet had. Wie "ooft u het recht dit tc vra gen, klonk het antwoord. Nu dan, ik zul het u wel zeggen: gij zijt Milly! Hoe weet gij dat? Ik weet nog veel meer, ik ken de geschiedenis van zekeren Mehrdorf. die... Wij spraken nog lang met elkaar. Toen mijn vriend zijn bewustzijn te ruggekregen had, verzocht hij mij hem met den vreemdeling aneen te laten. Ik voldeed aan zijn wensch, doch bleef in de nabijheid en zag de zen na een half uur het kantoor ver late© Wat gaat mi doew-0 tomj m ontrust. Mijne reis voortzetten, mijnheer, gij kunt overigens gerust zijn en uw vriend Mehr... Dorf zal u op dit oogen blik waarschijnlijk goed ontvangen. Hij groette mii en begaf zich naar het spoorwegstation, dat in de na bijheid der rivier gelegen was. Mijn oude vriend sloot juist zijn brandkast toen ik bij hem binnen trad. Hij reikte mij de liazai ea weende. Ja, ja. sprak hij, oude lieden moe ten zich in acht nemen. Zij zijn soms niet bestand tegen oude ontmoetin gen. Als men zoo lang in Amerika ge weest is en dan nog tranen moet stor ten... 't Is wonderlijk. A propos, de reis naar New-York is thans overbodig, ik heb de zaak met Milly reeds uit de voeten geszaaiz. uie oude heer was Milly. Kom, willen wij een flesch samen drinken! Hij was dien avond opgeruimder dan ik hem ooit gezien had; ik kende do oorzaak, al liet ik ©r ook niets van blijken. De oude schuld was uitgo- delgd. <U. Ct.) DAMRÜBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. PROBLEEM No. 339, van I Weiss. :4, m m m tm. ?r:\ m m Zwart. Schijven op 5. 11, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 21, 25, 26 en 35. Wit. Schijven op: 24, 27, 29, 32, 34, 36, 39, 41, 42, 43» 45, 48 en 50. PROBLEEM No. 340. van J. D. Bauer Jr. m ba- 9 m I 4 \m U m Zwart. Schijven oj) 17, 22, 27 en dam op 31. Wit. Schijven op: 38, 39, 41, 48 en dam op 1. Oplossingen van deze problemen orden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 12 Maart e.k. Oplossing van probleem No. 335, •an den auteur Wit 17—11, 11—7, 47—41, 46—41, 24-20, IC—11. 26—21, 38-32, 28-39, 33 4! Oplossing van probleem No. 336, m den auteur Wit 32—27. 27—21, 47-41, 23-18. 37—28. 41 l! CLUBNIEUWS. D$ heer A. M. Verkerk, mode-oprich ter en, van dc oprichting af, penning meester van de Haar Ionische Dam club. heeft om gezondheidsredenen moeten bedanken als lid van die club. In de laatst gehouden bijeenkomst werd den heer V erkerk door den voor zitter hulde gebracht voor zijn uit muntend beheer gedurende nu bijna 5 jaren, waaraan het in hoofdzaak te danken is. dat ook financieel de club zoo krachtig is geworden. Als erken ning daarvoor word den heer Ver kerk namens de leden het ecro-lid- maatschap aangeboden, terwijl hem tevens een foto in lijst van het bestuur met eeri hartelijke toespraak werd overhandigd. Zeer getroffen door deze blijken van sympathie, dankte de heer Verkei k leden en bestuur, en sprak den wensch uit, dat de club, waarvoor hij zooveel gevoelde, nog een reeks van jaren moge groeien en bloeien en in ieder opzicht krachtig worden. Wij ontvingen de mededeeling, dat een fusie heeft plaats gehad tusschen de damvereeniging „Amsterdam" en het damgenoolechup „Ephraim van Embden". De beide clubs, üian^ een groote club van pl.m. 70 leden tellen de, draagt den naam Amsterdam- sche Damvereeniging van Embden. Het bestuur is samengesteld als volgt: L. de Beer, le-voorzi£terJ. Adams, 2e-voorzitter 11. Koperbcig, le-secrétaris J. Presburg, 2e-3ecreta- ris; 5. S. van Baaien, penningmees ter. De speelavonden zullen des Dins dags gehouden worden in do Nieuwe Karseboom, Rcmbrandtpleln, te Am sterdam. VOOR DE JEUGD. liet vraagstukje van do vorige week is door zeven jongelui goed opgelost, en wel door Jacobus van Bemnxel, A. S. Davidson, A. J. Faber, W. van Koningsbruggen, P. Ottolini Jr., J. A. de Prie en N. de Vries. Allen hadden het zeer goed begrepen. Voor hen. die liet wellicht niet kon den vinden, herhalen wij nog eens den stand en geven daarbij tevens de oplossing. Stand Zwart. 4 schijven on 3, 7. 8 en 28. Wit. 4 schijven op 17, 21, 22 cn 33 Wit moet spelen en behaalt nu de winst door ziin schijf 17 op 11 te brengen, zwart noodzakende om niet 7 op 18 3 schijven te slaan, omdat het reglement aangeeft, dat de meeste stukken geslagen moeten worden. Nu slaat wit met schijf 33 naar 2 en he- ft de winst, aangezien zwart slechts van 3 naar 9 kan gaan en dan direct door den dam van wit, die Van 2 ©p 19 gaat, wordt tegengehouden. Alvorens van liet onderwerp ,,meer- slag" af te stappen, willen we nog een zeer aardig voorbeeld daarvan geven. Stand: Zwart 5 schijven op 14, 22, 23, 24 en 35. Wit 5 schijven op 33, 38, 40, 44 en 50. Wit wint nu op de volgende wijze Wit 44—39. zwart 35 44, wit 33-28, zwart kan met 22 twee schijven slaan tot 42 en ook met 44 twee schijven tot 42, maar bij moet 3 slaan, van 23 naar 34, waarna wit van 50 op 10 Z"t en wint, want de zwarte schijf op 22 kan de damlijn niet meer bereiken, zie maar Zwart. 28—33 gedw. 33-39 gedw. WiL 32—49! Go ziet dus, dat de wet van „meer- slag" tot aardige verwikkelingen ajil« leiding kan geven. Nu zuilen wij den jeugdigen vrien den nog een vraagstukje opgeven over „rneerslng" en hopon we. dut zo bet allen zullen oplossen, daarna zul len wo overgaan tui i eu.indeling van tan ander onderwon".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14