B
6
81
i
15
S3
ft
25
C|*
.--.-j.
üi
iü
35
H
a
l5
a
ft
zeker dat tientje met 'r pootje nas
toegehaald en ja wel, dat zat madame
l»oven op 't ding. boven op 't goud
geld. terwijl wij mekaar bijna aan 't
worgen waren.
En as do hond van den dokter nie
gekomen was en mijn blazende poes
nie had wcgge-blaft, dan lag ze er
nog.
- En toen'' vroeg een der luisteraars.
Wel toen wipte ze van 't mar
merblad af en zag hier dokter Lan
drechts t goudtientje op den vloer
rollen. Daar heb je ze...
- Castor, pak ze.
En de poes met dikken hoogplui-
menden staart, schiet, over 't buffet
heen, do huiskamer in.
G. v.'d. WALD.
(Prov. N. Gr. Ct.)
Haar nieuwe betrekking
Door Karl N e e.
Waklemar Schiikort, burg»
meester.
Zoo stond het op de blanke koperen
naamplaat.
Voordat zij aan dc bel trok, liet zij
nog eenmaal den blik oude 1 zoekend
o\er haar kkeding glijden. Het grijze
reiscostuum stond haar voortreffelijk.
Zorgvuldig streek zij liet keurig slui
tende jacket glad, veegde haastig even
over de verlakto neuzen van haar
schoenen en haalde haar zakspiegel-
tje uit haar relstasclijc.
Zóó kan 't wel, glimlachte zij, de
paar weerspannige lokjes onder den
rand van haar hoed ter ugstr ijkend.
Zoo, en nu er op los!
Waartoe toch eigenlijk altijd dat
lastige presentoeren, dacht zij, wan
neer men het zwart op wit heeft:
Wij zijn op uw sollicitatie naar de
voorloopig voor oen half jaar nood
zakelijke vervanging van een. onge
stelde leerares ingegaan, waarom dan
altijd nog: Du verzoeken u. vóór
het aanvaarden uwer functie, u bij
den heer burgemeester hier te willen
presenteoren? Dat was nu in den loop
van de tien jaren, dat zij in functie
was, al zoo vaak voorgekomen; me
nigmaal had zij dezen plicht vervuld.
Weliswaar had zij reeds lang geleden
in haar geboorteplaats aangesteld
kunnen zijn, maar dat wilde zij niet
en haar lieve moedertje was hei ook
zóó goed. Zij konden beiden op deze
wijze het van vroeger gewende reis-
leven als een glans van schoonere da
gen voortzetten en werden daardoor
getroost over liet verlies van het aan
zienlijke vermogen, dut haar vader
nog juist kort voor zijn dood had moe
ten beleven. En in een eerlijk beroep
geld te gaan verdienen was nu plicht,
zij kende --een anderen uitweg.
Zij trok krachtig aan de bel.
Binnen ging een deur open. Vra
gende kinderstemmen drongen tot
haar door. Het dienstmeisje deed open
on verzocht haar. in den salon te
guan. Na vriendelijk den groet te heb
ben beantwoord, liep zij over het zach
te tapijt mede naar het aangeduide
vertrek. Het wus een allerliefste, ge
zellige ruimte, waaraan de bezitter
geheel het stempel van zijn ei gen a a r-
digen, persoonlijken smaak had we
ten te geven. Zulk een ontvangkamer
had zij bij eon juist niet overvloedig
bezoldigd gemeente-ambtenaar nog*
niet gevonden. De smaakvolle rang
schikking van kostbare kunstvoorwer
pen verried den kenner. Dat deed de
fijngevoelige Helena Waldenburg on-
c-indis goed. Met welbehagen nam zij
dankend- op den stoel plaats, dien het
nat gekleede dienstmeisje haar aan
bood, om ondertussehen den burge
meester in zijn studeerkamer te gaan
waarschuwen.
De leerares bekende zlchzelve eer
lijk, dat haar verwachting zich nooit
op de persoon van den burgemeester
gericht had, eu bekende zich verder,
dat het dezen keer merkwaardiger
wijze anders was. Met eenige verwar
ring constateerde zij, dat zij naar den
beer dezer omgeving nieuwsgierig
was. Lang behoefde zij haar gedachte
en gevoelens niet na le gaan. waait
door de middendeur kwam hij zelf
binnen, Waldemar Schückert, het
hoofd van het vriendelijk stadje. Een
statige man. wien de lichtblonde
baard heel goed stond. Men zag het
don burgemeester niet aan, dat hij
reeds spoedig aan do vier kruisjes
was. De zwaarmoedige trek, welke als
een afschaduwing van doorgestane
zorgen over zijn gelast lag, viel He-
leno Wablenburg dadelijk op. Verdriet
had blijkbaar een spoor nagelaten,
dat zijn overigens frisch gezicht nog
interessanter maakte
Wees mij heel welkom, juffrouw
en blijf gerust zitten.
Hij reikte haar de hand en zette zich
in den hoogen leuningstoel tegenover
haar.
Allereerst dank ik u voor uw
vriendelijkheid, ging hij voort, dat u
zoo bereidwillig aan mijn wensch hebt
gehoor gegeven. Ik wil uw gemoed
niet bezwaren met de schildering, hoe
zeer ik. en met mij de geheele ge
meente. de plotseling ontstane leemte
op een zeer verantwoordelijke plaats
gevoeld heli en nog gevoel. In de eer
ste plaats worden natuurlijk de kin
deren getroffen. Het was hier niet
gemakkelijk voor do kleuters, juf
frouw, om den levendigen geest, de
leidende hand te moeten ontberen.
Hij hield een oogenblik op en tuur
de nadenkend naar den grond.
Holene Waldenburg verbaasde zich
over de beminnelijke nauwgezetheid,
w aarmede deze man voor haar de ia
zijn ambt zoo vaak voorkomende
leeraarsvacature scheen te behande
len, hoe vaderlijk hij aan de kinderen
dacht, die nu alle leiding misten, en
hoe warm hij met weinige woorden
de werkzaamheid van den zieken
leer iar prees Een ambtenaar met een
hart. Deze ontdekking deed haar coed
en haar aanvankelijke verwachting
veranderde in hoogachting.
Maar ik wil, zoonis ik zeg. seen
droeve tafereelen schilderen, liet zou
niet tactisch zijn en niet passen bij
wat men in do gebruikelijke :>c4eeLo
in? verwelkoming noemt, juffrouw.
Mij beheerscht, naast mijn dank, het
bewustzijn, dat ik \au u een verre
van licht offer verlangt. U heeft het
plan, verschillende dingen op to offe
ren, die oen mcnsch hef en dierbaar,
ja dio hrin heilig zijn. Een goed
mensch toch hangt met al de vezelen
zijner ziel aan zijn vaderland aan de
ouderlijke woning, aan alles wat hem
zoo vertrouwd geworden is in Öen
loop der jaren, nietwaar?
Zij begreep hem niet. Hechtte hij
dan aan haar tijdelijk gescheiden-zijn
van haar vaderland zoo groot gewicht?
Had hij dan een zóó aanhankeliike
natuur, dat hij reeds de korte afwe
zigheid van vertrouwd geworden
plaatsen en lievo harten bijna voor
con bitter noodlot hield? Zij zag hem
vragend aan.
Ik begrijp uw blik. geëerde juf
frouw, hel is de langzame vrees voor
do toekomst! Maar dit beloof ik u:
wat in mijn vermogen is om u het le
ven hier zoo prettig en aangenaam
mogelijk to maken, dat zal ik doen.
En ik ben gewoon mijn woord to hou
den. U zult natuurlijk heel wat voor
dcelen van het grootestadsleven In ons
kleine plaatsje moeten ontberen.
Natuurlijk, antwoordde zij. dat
wel. Maar ik heb door mijn werkzaam
heid juist het leven der kleine stad
met zijn romantiek leeren liefhebben
en waardeeren.
Dat te hooren, doet mij bijzonder
veel genoeeon. Des te gemakkelijker
en des to zekerder zult u hier vinden
wat u en wat ook ik hoop.
Zij moest hem weder het antwoord
schuldig blijven.
Wat hij hoopte?
Maar hij liet haar geen tijd voor
nadenken en schilderde haar nu, hoe
gemakkelijk het haar hier zou geluk
ken om allo harten te veroveren. De
families, die in aanmerking kwamen
voor omgang en conversatie, zouden
haar stellig met vreugde welkom hee-
ten. Hij proes den goeden burgeYzin
in het stadje en den gezelligen geest
onder do dames on ontwierp vervol
gens een zóó levendig beeld van de
goede harmonie van den '-•vierlingen
omgang, dat Ileleno Waldenburg be
paald nieuwsgierig werd en or reeds
naar verlangde, zoo spoedig mogelijk
de bekoring van dit idyllische kleine
stadsleven te leeren kennen.
Hij vertelde verder, dat hij jaren
lang militair geweest was en dat hij
met geestdrift en toewijding als offi
cier gediend had. Toen hij ontslag
genomen had, liet de liefde tot den
arbeid hem niet in werkeloosheid
neerzitten. Hij solliciteerde naar do
juist vacant geworden burgemeesters
plaats in deze stad. Nog nooit had hij
er sniit van gehad, ook zijn vrouw
niet. Het was haar laatste wensch cre
weest. dat hij nu maar voor goed hier
mocht blijven, en deze belofte was
hom heilig.
Mijn hoogachting voor de vrou
wenziel. ging hij plotseling en, naar
het Helenc Waldenburg toescheen,
zonder eenigo inleiding voort, ver
biedt mij van u op ditoogenblik eeni
ge belofte af te persen. Ik heb in deze
weinige minuten den indruk gekre
gen, dat u zich van uw plicht bewust
is, en verlang geen uiting van blijde
insteuuning, ik beu geen tyran, zeide
hij glimlachend. Sta u echter ook mij
toe, u hoe zal ik het uitdrukken?
u met don mond reeds nu te zeg
gen wat eerst mettertijd tot eon echt
gevoel kan worden.
Holene Waldenburg keek hem zoo
eigenaardig aan, als ons oogen aan
zien, die ons zoo graag zouden willen
verstaan en ons toch niet begrijpen,
maar do tevens de stellige zekerheid
hebben, dat ook het onbegrepene al
leen goeds kan zijn.
En ten teeken van instemming,
ging de burgemeester op luider toon
voort, dat u voor ons datgene wilt
zijn. wat wij vol blijdschap hopen,
wilt u mij wel de hand reiken, niet
waar?
Zij logde haar hand in de zijne,
aarzelend, bijna onbewust; het was
haar zoo blij te moede.
Een zeldzame man, een zeldzaam
ambtenaar, dacht zij bii zichzelf.
Eindelijk waagde zij het. verlegen
op te zien om een vraag te doen naar
dè klas, waarvoor de benoeming be
doeld was.
- Een wensch zou ik nog hebben,
zeide zii langzaam, zou ik misschien
de kindereu....
Hij liet haar niet uitspreken.
Dacht ik het niet? Er klonk iels
van een jubel in zijn woorden.
In een oogenblik was hij aan de
deur.
Miesie! Koentje
Ze schenen reeds gewacht te hebben;
een paar bekoorlijke blondkiopjea stap
ten over den drempel.
- Komt, kinderen, geeft uw nieuwe
mama een handje!
Daar klonk een korte gil door het
vertrek. Helena Waldenburg greep
achter zich naar den hoek der tafel,
daarna zonk zij in haar zetel terug.
Eer het aan de bemoeiingen van den
burgemeester en het dienstmeisje en
aan de vriendelijke woordjes der kleu
ters gelukt was. haar uit haar bezwij
ming weer bij te brengen, had zich
door een spoedbrief van juffrouw Von
Reckling do zaak opgehelderd. Zij
schreef den burgemeester, dat zij toch
op het laatste oogenblik op haar be
sluit was teruggekomen: zij kwam
niet en moest afzien van de eer, zijn
echtgenoot© te worden.
En daarbij kon zij niet nalaten een
zachte toespeling op haar adel te ma
ken. N u eerst drong het lot Schückeris
brein door, in welk een positie hem
deze verwisseling had gebracht. Als
een man, die gewoon was met liet
oogenblik to rekenen, had liij in liet
geheel geen acht geslagen op de hem
nu eerst duidelijk wordende omstan
digheden van llolene's aankomst. Juf
frouw Von Reckling zou ongetwijfeld
voorgereden zijn en zich niet zoo na
tuurlijk en hartelijk hebben voorge
daan, maar de „dame" hebben ge
speeld. En waar had hij eigenlijk
oogen! Want hoe meer hij de „nieuwe
leerares" met zijn verwachtingen met
betrekking tot juffrouw Von Reck-
lin «vergeleek, des te meer kwam de
officier in hem naar boven, die het
oogenblik beheerscht en de hindernis
weet te nemen.
Papaatje, kijk eens, nu lucht het
nieuwe mamaatje, zei de kleine Koon,
terwijl hij in de handen klapte. Het
was oen c-limiuch der verwarring,
waardoor Helene's gelaat nog bekoor
lijker scheen. Waldemar hielp haar
met veel tact over hel pijnlijke oogen
blik heen ©n sprak zijn verontschul
digingen op zulk een harlelijken en
humoristischen toon uit. dat zij niet
boos op liem kon zijn en hem verzoend
de hand reikte.
De kinderen vleiden net zoo lang,
tot zij niet meer weigerde om tot hot
diner te blijven.
Toen de burgemeester van liet sta
tion terug keerde, waar hij Heleno
Waldenburg heen vergezeld had, gaf
hij onmiddellijk last de advertentie,
om sollicitanten op te roepen, nog
maals uit te schrijven. Ilij had de
zaligo zekerheid, dat het noodig zou
zijn. Heleno Waldenburg ontving ech
ter den volgenden dag een schrijven
in goed gehnichelden officieëlen still,
dal zij voor de vaoeersnds betrekking
niet in aanmerking kwam. De burge
meester zou, met haar goedv inden, de
oor hebben haar den volgenden Zon
dag persoonlijk opheldering to geven
over de redenen.
Kn zij toonde op dien voor haar ge-
deukwnardigen dag haar volkomen
instemming met zijn hartelijke woor
den en stelde zich glimlachend tevre
den met de weigering van do betrek
king, waarop zij zóó gehoopt hod. Dat
zij echter met de haar voorgestelde
nieuwe positie jubelend instemde,
daar heeft de burgemeestersvrouw tot
heden nog nooit spijt van gehad!...
N.
•t N.
Een oogenblik aan de
speeltafel.
Men is gewoon geworden in de dag
bladen en tijdschriften de zonderling
ste en vreesalijkste gebeurtenissen uil
do nieuwe wereld te lezen, 't Zijn
meestal tooneelen van moord en roof,
vun rechtszaken en verbintenissen,
waarvan wij ons nauwelijks oonig
denkbeeld kunnen maken. Bij dit al
les wordt ongetwijfeld gospcculeerd
op de lichtgeloovigheid van het pu
bliek. dat behagen schijnt te schep
pen in alles wat van den gewonen
gong van zaken afwijkt. Waarheid
en verdichting worden dooreenge-
mengd en zoo komen de ijzingwekken
de tafereelen in het leven, die zoo me-
nigen lezer een valsch denkbeeld doen
krijgen van de zeden en gebruiken in
Amerika.
Dit neemt intusschen niet we- dat
daar somwijlen gebeurtenissen plaats
hebben, welke wij Europeanen ons
schier niet verbeelden kunnen. Ik wil
dit bewijzen uit eigen ervaring, uit
een voorval waarvan ik ooggetuige
was tijdens mijn verblijf in de nieu-
wo wereld.
Ik had toevallig een vriendschappe
lijke betrekking aangeknoopt met oen
man die reeds op gevordenden leef
tijd gekomen was en sinds vele jaren
Europa verlaten had. Hij had langen
tijd rondgezworven in verschillende
Staten en alles beproefd om zich eene
onafhankelijke positie tc bezorgen.
Hij was ri'k aan ondervinding en ik
mocht menige waarschuwing en raad
geving uit zijn mond hooren, die mij
later goede diensten bewezen hebben.
De onrust welke hem in vroegere ja
ren bezielde, had plaats gemaakt voor
een betrekkelijke kalmte; hij had nu
vermogen en was eigenaar van eeno
stoomboot, die hem jaarlijks belang
rijke sommen opleverde.
Eens op een avond dot ik mij alleen
met hem op zijn kantoor bevond, bij
do aanlegplaats der stoomboot, kwam
ons gesprek op de speelbanken in
Duitschland, die nu afgeschaft zijn en
waarvan zoo menigeen het slachtoffer
geworden is. Ik maakte de opmerking
dat Amerika, in weerwil van alles
wat men daar zag, in dit opzicht al
tijd verheven was geweest boven
Europa, dat men de speelbanken kon
beschouwen als 'n schandvlek van de
Eui opcssche beschaving eu zoo al
meer
De oude lachte en zeide:
Gij schijnt geen denkbeeld te heb
ben van 't geen in dit opzicht hier
vroeger nlaats had en nog plaats
grijpt. Ik zal u eens een voorval rae-
dodeelen dat nog al belangwekkend
is; wilt gij naar mij luisteren?
Jk knikte. Wij staken een vereche
sigaar aan on zette ons op echt Anie-
rikaansche wijze, dat wil zeggen zoo
ongegeneerd mogelijk neer.
De bijzonderheden van het af
zichtelijk voorval, dal ik ga verhalen,
zoo begon hij, zijn mij even nauwkeu
rig bekend alsof ik daarbij een hoofd
rol had gespeeld. Op gevaar af van
in uwe achting te dalen, wil ik dan
ook wel bekennen, dat ik er gotuigo
van ben geweest; 't is u dan ook trou
wens niet onbekend welk een ruste
loos leven ik vroeger heb geleid.
't Kwom mij voor. dat zijn stem
eemigszins beefde toen hij do laatste
woorden snrak. Hij had mij vroeger
een aantal bijzonderheden uit zijn le
ven meegedeeld, die niemand buiten
Amerika aan de groote klok zou han
gen, doch nooit had ik daarbij eenige
ontroering van zijn kant kunnen waar
nemen.
Na eenige oogenblikken vervolgde
hij:
Californië was het wachtwoord.
Van eiken hoek der aarde stroomden
allen die naar rijkdom verlangden
r.aar het gezegende goudland. Ik liet
niet lang op mij wachten, want de
zucht naar goud Verteerde mij, ik
daclit slechts aan goud. ik droomde
van goud, ik wilds spoedig rijk wor
den. Dio begeerte had mij de zee doen
oversteken en mij altijd vergezeld op
mijne zwerftochten. In de grootste ge-
m. bij de nijpendste armoede had
nooit do geduchte mij verlaten dat ik
eens het toppunt mijner wenschen zou
bereiken. Nu kunt gij het goud met de
schop opscheppen, riep ik juichend
uit, en zoo groot, zoo machtig is de
gouddorst, dat ik in staat zou geweest
zijn tot het plegen van een misdrijf,
om mijn verlangens naar het beloofde
land dor fortuinzoekers te bevredi
gen.
Californië droeg goud in zijn schoot,
wij delfden het op. wij konden schat
ten vergaderen; doch toen braken ook
de hartstochten in volle woede los, en
een hartstocht is nimmer te bevredi
gen. mijn jonge vriend.
De stad San Francisco verhief zich
op een rijken bodem, men wiorp met
't edele metaal alsof 't slijk was» men
gaf zich aan allerlei ongebondenheid
over, men dronk broedersrVip met
den eersten den besten en schoot hem
den volgenden dag als een bedrieger
door het hoofd. Nooit waagde men
zich zonder revolver op de straat en
ook slapende hield men dit wapen in
do hand.
Mijn oude vriend zweeg eenige oogen
blikken en stak nogmaals zijn sigaar
aan.
Men kan zich geen denkbeeld
maken, zoo vervolgde hij. van hot lo-
'ven dat daar werd gevoerd. Het
schuim van Europa was naar hot
goudland vestroomo, <te grootste deug
nieten gaven daar elkander rendez
vous, aan deugd en plicht werd
niet gedacht, het goud te lx
ten en weer te verzwelgen, dat was
het eenige streven. Men achtte zich bo
ven de wet verhoven on merrigsós
stierf te nwdGen van zijn losbandig
leven als het slachtoffer van een ge-
waanden vriend, dio hem om zijn
goud van het leven beroofde.
Ik ging eens met een vriend Milly
goheeten arm in arm door do straten
van Californië, toon laatstgenoemde
mij op een jongeling wees, die uit een
naburig huis trad Hij stolde mij aan
hem voor en noemde hem Mehrdorf.
Do jongeling was een Duitscher en
naar men geloofde aan een dor kan
toren verbonden. Do vreemdeling was
bescheiden sprak slechts enkele woor
den tot ons en verwijderde zich on
der voorwendsel dat hii zich naar zijn
kantoor moest begeven, 't Gebeurde
echter later dikwijls, dat ik hem in een
of ander koffiehuis aantrof op een
tijdstip dat geen enkel kantoor geslo
ten was; daarbij scheen hij geducht t6
kunnen drinken. Toen ik Milly te ken
nen gaf, dat Mehrdorf door zijne klee
ding en manieren bewees, dat liïi niet
tot onzen stand behoorde, schudde hij
glimlachend het hcofd en zeide:
Hij is van ©en deftige maar zeer
eenvoudige familie en schijnt ook
heel spaarzaam te zijn, inderdaad een
loffelijke uitzondering. Dat uit zijne
oogon iets rusteloos straalt, moet ons
niet verwonderen, het wantrouwen
valt iedereen op 't liif die eenigen tijd
in Californië heeft doorgebracht.
Ik geloofde mij vergist te hebben
en deed miin best om zoo voorkomend
mogelijk tegen den jongen Duitscher
te zijn. Eens dat wij ons des avonds
in een restaurant bevonden, «af Mehr
dorf herhaaldelijk een bewijs van zijn
behendigheid in het werpen met prop
jes naar voorwerpen. Ik heb nooit
iemand met zooveel zekerheid naar
een doel zien werpen. Millv wilde nu
met hem wedijveren, doch verloor elk
oogenblik en betaalde eindelijk zijn
verlies, dat intusschen veel bedroeg.
Ik wil u revanche geven, sprak
Mehrdorf. middelerwijl hij een geld
stuk uit *n zak haalde, in de hoogte
wierp en wederom in ziin hand oo-
vincr. ..Kruis of munt?" vroee hii. de
gesloten hand ziin vriend voor hou
dend. wie het verliest zal het gelag
van dezen avond betalen. ..Kruis, zei
de Millv. Hij verloor en betaalde do
echt Califnrnische rekening.
Toen we ons lang genoeg In de
restauratie hadden ongehouden, gaf
Mehrdorf te kennen, dat hii wel lust
had een der speelhuizen te bezoeken.
Hij had nog nooit zijne voeten xu zulk
een huis gezet en verzekerde ons ook,
dat hij niet wilde spelen; 't was alleen
nieuwsgierigheid die er hem heen-
dreef.
Wij lachten hem uit, wel wetende,
dat dergelijke voornemens op vlottend
zand gebouwd worden, doch voldeden
aan zijn verzoek en begaven ons naar
een der voornaamste speelhuizen. Het
lokaal was niet groot, doch de aan
wezige personen gedroegen zich ook
als hoogbeschaafde menschen, wat
intusschen niet verhinderde dat ieder
een revolver voor zich op de tafel had
liggen. Een tijdlang bleven wij rustige
toeschouwers, doch Milly kon einde
lijk niet langer weerstaan en wierp
een hand vol goud op tafel. Hij ver
loor. Toen. zijn goud op was, v olgden
de bankbiljetten; ook die verdwenen;
Mehrdorf werd uitgenoodigd zijn voor
beeld te volgen, doch weigerde te be
talen. Milly werd allengs onrustiger
waagde grooter sommen en verloor
altijd.
Ilij verzocht nu Mehrdorf zijn plaats
in te nemen. „Gij hebt nog nooit ge
speeld, zeide hij, gij zult ongetwijfeld
winnen".
Dat was ook zoo. Mehrdorf speelde
voor Millv en werd zoozeer door de
fortuin begunstigd, dat iedereen het
oog op hem gevestigd hield.
Do speelduivel was geheel in Milly
gevaren, hij verkeerde in een zeer
opgewonden stemming en spoorde on
ophoudelijk zijn vriend aan nog groo-
lere sommen te wagen.
De jonge -Duitscher bleef schijnbaar
zeer kalm en hoopte onophoudelijk de
banknoten voor zich op.
Hier zweeg de verhaler. 1-Iij haalde
zijn zakdoek te voorschijn en wischte
zich het gelaat af; nog nooit had ik
hem zoo opgewonden gezien.
Milly zoo vervolgde hij na eeni
ge oogenblikken. kon zichzelven ein
delijk geheel niet moer brheerschen:
't was of zbne oogen uit hunne kas
sen puilden, hij stond op en verwijder
de zich eenige schreden van de speel
tafel. doch bleef desniettemin op 't
rood en zwart staren.
Eensklaps breekt hij do doodsche
stilte af met den uitroep: „Hij is een
schurk!... hij steekt mijne bankbiljet
ten in den mouw van zijn jas".
De oude haalde diep adem. Toen
vervolgde hij:
Ik zag om mij heen. verbleekte,
nam een spoedig besluit, raapte de
bankbiljetten op. sloeg een der spelers
die mij wilde vatten, met do vuist voor
het voorhoofd, sprong op de tafel, van
daar op d9 vensterbank en door het
geopende vensier naar buiten. Er
knalden revolverschoten, de kogels
floten mij om de ooren; men schreeuw
de, raasde en tierde, doch ik ontkwam.
Met het geld van Milly zwierf ik door
de Vereenigde Staten en met het ove
rige vestigde ik mij hier...
Hij was nu opgestaan on riep eens
klaps;
Wat heb ik gezegd?
Gij zeidet, antwoordde ik, dat
Mehrdorf door het venster sprong en
ontkwam; doch gij hebt in den eersten
persoon gesproken.
Ja. hij... ontkwam.... hij ont
kwam.... is dat geen speelbanktooneel.
zooals in Europa maar zeer zelden
voorkomt
Er kwam een zonderlinge verden
king in mij op. want het zweet parel
de op zijn voorhoofd, hij verkeerde in
een buiteneewonen toestand Plotse-
lin -ing liij naar buiten zonder een
woord te spreken. Toen hij weer te
rugkwam was hij weer de oude en
vroeg mij:
Wilt ge mij een pleizder doen?
Als Ik daartoe in staat ben, zeer
gaarne.
Hm! die Mehrdorf leeft nog... ik
zag hem eenigen tijd geleden, hij
maakt het goed on zou gaarne zijn
onrecht jegens Milly herstellen. Hij
bezwoer mij, dat ik hem niet ongeluk
kig zou maken, en ik beloofde mijne
bemiddeling in die zaak. Milly woont
echter le New-York; ik kan ctaar niet
heen gaan, daarom zou ik gaarne
zien. dat gij mijn plaats vervuldet,
doch gij moet mij niet noemen, want
ik.... ik ben niet meor in goede ver
standhouding met Milly. Wilt. gij?
ïva eenige aarzeling slcmae m toe;
hij gaf mii nog eenige inlichtingen en
wij maakten do afspraak, dat ik bin
nen acht dagen zou vertrekken. Juist
toen ik mij wilde verwijderen kwam
do boot aan. Wij stonden aan den in
gang van het kantoor, toen eensklaps
een vreemdeling door do menigte
drong en den ouden man naderde
met de woorden:
Vind ik u elndfclijk.
Mijn vriend gaf geen antwoord,
maar zonk machteloos neer. Ik dx-oeg
hem in het kantoor, waar niemand
aanwezig was, de vreemde volgde mii.
Wie zijt gij, vroeg ik, nadat ik
mijn ouden vriend zoo goed mogelijk
op een stoel gezet had.
Wie "ooft u het recht dit tc vra
gen, klonk het antwoord.
Nu dan, ik zul het u wel zeggen:
gij zijt Milly!
Hoe weet gij dat?
Ik weet nog veel meer, ik ken de
geschiedenis van zekeren Mehrdorf.
die...
Wij spraken nog lang met elkaar.
Toen mijn vriend zijn bewustzijn te
ruggekregen had, verzocht hij mij
hem met den vreemdeling aneen te
laten. Ik voldeed aan zijn wensch,
doch bleef in de nabijheid en zag de
zen na een half uur het kantoor ver
late©
Wat gaat mi doew-0 tomj m
ontrust.
Mijne reis voortzetten, mijnheer,
gij kunt overigens gerust zijn en uw
vriend Mehr... Dorf zal u op dit oogen
blik waarschijnlijk goed ontvangen.
Hij groette mii en begaf zich naar
het spoorwegstation, dat in de na
bijheid der rivier gelegen was.
Mijn oude vriend sloot juist zijn
brandkast toen ik bij hem binnen
trad.
Hij reikte mij de liazai ea weende.
Ja, ja. sprak hij, oude lieden moe
ten zich in acht nemen. Zij zijn soms
niet bestand tegen oude ontmoetin
gen. Als men zoo lang in Amerika ge
weest is en dan nog tranen moet stor
ten... 't Is wonderlijk.
A propos, de reis naar New-York is
thans overbodig, ik heb de zaak met
Milly reeds uit de voeten geszaaiz.
uie oude heer was Milly. Kom, willen
wij een flesch samen drinken!
Hij was dien avond opgeruimder
dan ik hem ooit gezien had; ik kende
do oorzaak, al liet ik ©r ook niets van
blijken. De oude schuld was uitgo-
delgd.
<U. Ct.)
DAMRÜBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 339,
van
I Weiss.
:4,
m
m
m
tm.
?r:\
m
m
Zwart. Schijven op 5. 11, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 21, 25, 26 en 35.
Wit. Schijven op: 24, 27, 29, 32, 34, 36, 39, 41, 42, 43» 45, 48 en 50.
PROBLEEM No. 340.
van
J. D. Bauer Jr.
m
ba-
9
m
I
4
\m
U
m
Zwart. Schijven oj) 17, 22, 27 en dam op 31.
Wit. Schijven op: 38, 39, 41, 48 en dam op 1.
Oplossingen van deze problemen
orden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 12
Maart e.k.
Oplossing van probleem No. 335,
•an den auteur Wit 17—11, 11—7,
47—41, 46—41, 24-20, IC—11. 26—21,
38-32, 28-39, 33 4!
Oplossing van probleem No. 336,
m den auteur Wit 32—27. 27—21,
47-41, 23-18. 37—28. 41 l!
CLUBNIEUWS.
D$ heer A. M. Verkerk, mode-oprich
ter en, van dc oprichting af, penning
meester van de Haar Ionische Dam
club. heeft om gezondheidsredenen
moeten bedanken als lid van die club.
In de laatst gehouden bijeenkomst
werd den heer V erkerk door den voor
zitter hulde gebracht voor zijn uit
muntend beheer gedurende nu bijna 5
jaren, waaraan het in hoofdzaak te
danken is. dat ook financieel de club
zoo krachtig is geworden. Als erken
ning daarvoor word den heer Ver
kerk namens de leden het ecro-lid-
maatschap aangeboden, terwijl hem
tevens een foto in lijst van het bestuur
met eeri hartelijke toespraak werd
overhandigd.
Zeer getroffen door deze blijken van
sympathie, dankte de heer Verkei k
leden en bestuur, en sprak den
wensch uit, dat de club, waarvoor hij
zooveel gevoelde, nog een reeks van
jaren moge groeien en bloeien en in
ieder opzicht krachtig worden.
Wij ontvingen de mededeeling, dat
een fusie heeft plaats gehad tusschen
de damvereeniging „Amsterdam" en
het damgenoolechup „Ephraim van
Embden". De beide clubs, üian^ een
groote club van pl.m. 70 leden tellen
de, draagt den naam Amsterdam-
sche Damvereeniging van Embden.
Het bestuur is samengesteld als
volgt: L. de Beer, le-voorzi£terJ.
Adams, 2e-voorzitter 11. Koperbcig,
le-secrétaris J. Presburg, 2e-3ecreta-
ris; 5. S. van Baaien, penningmees
ter.
De speelavonden zullen des Dins
dags gehouden worden in do Nieuwe
Karseboom, Rcmbrandtpleln, te Am
sterdam.
VOOR DE JEUGD.
liet vraagstukje van do vorige week
is door zeven jongelui goed opgelost,
en wel door Jacobus van Bemnxel,
A. S. Davidson, A. J. Faber, W. van
Koningsbruggen, P. Ottolini Jr., J. A.
de Prie en N. de Vries. Allen hadden
het zeer goed begrepen.
Voor hen. die liet wellicht niet kon
den vinden, herhalen wij nog eens
den stand en geven daarbij tevens de
oplossing.
Stand
Zwart. 4 schijven on 3, 7. 8 en 28.
Wit. 4 schijven op 17, 21, 22 cn 33
Wit moet spelen en behaalt nu de
winst door ziin schijf 17 op 11 te
brengen, zwart noodzakende om niet
7 op 18 3 schijven te slaan, omdat
het reglement aangeeft, dat de meeste
stukken geslagen moeten worden. Nu
slaat wit met schijf 33 naar 2 en he- ft
de winst, aangezien zwart slechts van
3 naar 9 kan gaan en dan direct door
den dam van wit, die Van 2 ©p 19 gaat,
wordt tegengehouden.
Alvorens van liet onderwerp ,,meer-
slag" af te stappen, willen we nog een
zeer aardig voorbeeld daarvan geven.
Stand:
Zwart 5 schijven op 14, 22, 23, 24 en 35.
Wit 5 schijven op 33, 38, 40, 44 en 50.
Wit wint nu op de volgende wijze
Wit 44—39. zwart 35 44, wit 33-28,
zwart kan met 22 twee schijven slaan
tot 42 en ook met 44 twee schijven tot
42, maar bij moet 3 slaan, van 23
naar 34, waarna wit van 50 op 10 Z"t
en wint, want de zwarte schijf op 22
kan de damlijn niet meer bereiken,
zie maar
Zwart.
28—33 gedw.
33-39 gedw.
WiL
32—49!
Go ziet dus, dat de wet van „meer-
slag" tot aardige verwikkelingen ajil«
leiding kan geven.
Nu zuilen wij den jeugdigen vrien
den nog een vraagstukje opgeven
over „rneerslng" en hopon we. dut zo
bet allen zullen oplossen, daarna zul
len wo overgaan tui i eu.indeling van
tan ander onderwon".