BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ADmNBTCATIE ÖROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6. 29s Jaargang. Z A.TERDAG 27 APRIL 1912 No 8850 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fl.£0 PfcB 3 1AANÜEN if 10 CENT PE8 WEEK. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. OUZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Kijke Natuurleven PANTOFÊELPLAN T E NSERIN GEN EN MIERENLEEUWEN. Do winter Is verjaagd. Er is geen tegenstelling moer tussclien liet ka- lei:clervoorjaar on de werkelijk© len te Iedere zonnestraal krengt inten- 6ai' leven in he-el d,o natuur, de jaarsgloèd doortintelt alles, er komt blijheid in al bet lovende. Zwaarlijvi ge tuinhomrnels bonzon, dronken van ion te weelde, togen de verscii ontloken blcomen, ilo mooiste voorjuarsvlinder- tjes, do zaclitkleurigo blauwtjes, flad deren door de lentelucht, vinken en merels, roodborstjes en fitisjes, ze zingen hun blijdsto zangen. Ook in flora's kunstateliers, op de bloemisterijen is het werk verdubbeld en bot resultaat van heel waf, moeite en zorg zullen we op de a. s. Luilak" kunnen bewonderen. Voor ieder is er dan wat. De stui- cevspotjes lokken de miniatuur kwee kers aan, de duurdere trekken de aandacht, dor financieel sterkeren. Men hoeft er planten voor de gesple ten. vervelooze vensterbank der ach- teraf-st.naton, men heeft er de weelde- palmen voor de serres en kassen der rijken. Voor allen gelukkig vindt nu rt er biologische bijzonderheden. Iedere plant heeft haar eigenaardi ge bekoring voor lien, die behalve kleur en vorm, ook het. merkwaardi ge in de levensfuncties bewonderen. Wat de bestuiving betreft, zijn voor al <le Calceolaria's of pantoffelplan- ten interessant. Go kent. ze toch, die eigenaardige leeuwenbek jes met Wnasvormig© bloemen Bat is nu eens een plant om uren naar te kij ken Nog geen honderd jaar geleden wer den de calceolaria's uit Zuid-Amerika ingevoerd Be vlo variëteiten, die er nu bestaan, bewijzen wel, dat dezo planton, vooral in den eersten tijd erg in trok waren en vooral hadden ze dit. te danken aa.n het vre«mde model der hiopmen. pep vorm. d'e io hoofdzaak bi] alle soorten en variëteiten is blij ven bestaan. Voor mij is do pantoffel- of mntsjes- plunt zocals ik reeds zei, merkwaar dig om haar mooie bestuivingsinricli- ting. De natuur heeft haar stief- en troe tel kinderen, en de Calceolaria's b&- hooren bij deze laatste groep. Mooie, levendige kleuren en zoete honig lok ken do insecten al van verre aan en de bloemen zijn zoo ingericht., dat de dieren' oen flinli© zitplaats hebben. Een groene, vierslippig© kelk geeft, wat stevigheid aan do zware bloem kroon. Dezo is tweelippig. De boven ste daarvan is heel klein, maar de on derste liikt er te grooter door. Zo is diep uitgehold en vormt alleen oigen- li;k het he-elc pantoffeltje. In 't. roid- tter eindigt deze lip in oen zakvormig verlengsel, dat in het mutsje hangt en veel honig afscheidt. Ms no de bloem pas is ontwikkeld. deze bewoonster van Chili haar Ame- rikaansch vernuft heeft meegebracht, maar bij onze ïnlamlsche planten ko men merkwaardige bcstuivingsinrich- tingen ook in groot aantal voor. We hoeven werkelijk niet altijd stil te staan bij dc Salicplant, liet sterco- liepc voorbeeld der leerboeken, j Daar hebben we b.v, de sering. Over J een paai- weken zal ze de paarse of I witte bloemen openen, en hoewel we. niet op vruchtvorming zijn gesteld, i doet de plant dan toch al haar host, oin deze tot stand te brengen. I Zo probeert het op twee manieren. I Bij het opengaan der welriekende kruisjes is alleen de stempel weer ge schikt voor het bevruchtingswerk. De meeldraden zijn wel heel gamv daarna rïin. maar ze zijn nog van den stempel afgewend en kunnen daarop hun inhoud dus niet ontlasten. Na enkele dagen schrompelen ze een weinig in elkaar, de afgegeven korrels vallen nu in het bloembuisje en wed'vom is het een hellend vlalc, dut den kostbaren inhoud der helin- kiiuppen omlaag voert. Heeft tlus de stempel in het eerste studium haar doel niet bereikt, dan kan nu nog beslui ving plaats hebben en dat deze inrichtingen op die ma nier doelmatig in elkaar grijpen, be wijzen dc ontelbare vruchtjes, die zich na den bloei aan de niet geplun derde seringen vormen. 11. PEUSENS. P. S. Het vorige jaar schreef ik een artikel over dc mierenleeuwen. Ik heb nu op de Veluwo verschillende I vindplaatsen ontdekt en wil, legen vergoeding der transportkosten, den kweekgragen lezers wel een exem plaar zenden. H. PEUSENS. Stam d<> f r-iïwe hom stempel, die boven de onderlip stent, is reeds kleverig cn dus ge schikt om stuifmeel op te nemen. mar,r de meeldraden leveren nog niets. Er moet dus hulp van buiten komen. Mót haar mooiste kleuren lokt do bloem de bijen aan en spoedig heeft zc haar doel bereikt. Even trillen do zilverige wiekjes nog, maar vlug grij pend© pootjes om de bloemlippen. Met, dat het insect zich op de blonn neerzet, zakt zijn zitplaats ais een lift omlaag, en terwijl de buiten kant wordt ingedrukt, wordt het ho- ningbalcje opgeheven. Kan het mooi er? De bloem reikt zelf haar gevulden nectar beker aan het zoekende bijtje en weldra likt het den honing op. Maar ook dc bloem heeft haar doel bereikt. Juist, toen de lip met het in sect omlaag ging. raakte de harige rug van het dier tegen den stempel en gif enkele korreltjes stuifmeel uit een vorige bloem af. Een dag of twee na deze ingewik kelde historie ontstaat er in dc helm- knopper. der meeldraden plotseling een opening eh als de wind nu do plant.-n wat beweegt, wordt het stuif meel op de nu weer opgerichte onder lip gestrooid. Nu kunnen ook de in secten, die nog honing zoeken, in dezo reeds bestoven bloem, oen hoeveelheid stuifmeel meenemen. Zo stroken langs do geopende doosjes en, vrijgevig en gul als de bloemen meestal met liun stuifmeel zijn, worden ook de honing- vriendon volgestrooid. Andere bloe men, die. nog in liet eerste stadium verkceron, die dus alleen een kleveri- gen stempel hebben, kunnen nu van dit stuifmeel profilecren. ITet merkwaardigste komt. echter nog. De meeldraden, die bij het opengaan wat langer werden, strooiden liun ■meejkorreltjes op de onderlip. Wanneer nu geen bij op bezoek is geweest, redt de bloem zichzelf. Ze gaat uit den horizontalen stand in den schuinen over en nu vormt de onderlip plotseling oen hellend vlak. De pompei, die nog altijd in staat is stuifmeel op te nemen bevindt zich nu op den weg van dc afglijdende kor rels en neel gemakkelijk blijven er enkele hangen. Zoo zorgt do bloem nog voor zich Zelf. als de insecten niet te hulp komen. Ilot Jijkl' wel of Rubriek voor Vrouwen NIEUW E STOFFEN. MODELLEN. MODEKLEUREN. .ECHARPEN. KANTEN KRAGEN EN MAN CHETTEN. Groot is de keuzo, die ons ditmaal in nieuwe stoffen gebracht wordt eri er is'heel wat zelfkennis toe noodig, om uit die chaos van nouveauté's dat gene te kiezen, wat ons het meest flat teert. Daar hebben wc in de eerste plaats de tafzijdéii weefsels in prachtige chan geant kleuren en effen zwart, dan de voiles, zijden cachiemires en eindelijk der allerliefste wollen mousselines en geborduurd batist. Wat de garneering betreft, die be staat hoofdzakelijk uit kant, franjes en aangeweven randen. Zelfs brengt men zwarte voile-stol met aangeweven«randen. Voor jong©, slanke vrouwen zijn de changeant zijden toiletten ten zeerste aan te be velen, zoowel voor mantelcostuum als voor gekleed; maar voor vrouwen op rijperen leeftijd zijn de zwarte taf zijde of de zwarte voile-stoffen meer geschikt. Ook. de gekleurde mousselines zijn als T ware voor de jeugd gefabriceerd. De pauiers, die ons do mode-konin gen voorspelden, vinden nog weinig ingang. Wel ziet men ze in elk voor naam modemagazijn geëtaleerd, doch dragen zag ik ze nog niet. Nu wil dat nog niet zeggen, datde panier-mode gevallen is we kunnen daarover pas in de maanden Juni enJuli oordeel en; ais het eigenlijke seizoen, in vollen gang is cn de vreemdelingen onze badplaatsen bevolken; want de Ne- derlandsclie vrouw is op het gebied van nouveauté's altijd zeer terughou dend. Ze wil nu eenmaal niet dc eer ste zijn. Wat de modellen betreft is dus tot op heden weinig verandering merk baar. Men draagt alle soorten van tunidues met breede zijden Mais of franje gegarneerd. De tuniques worden rond of puntig gedragen al naar gelang van het fi guur der draagster. De tailles kun nen naar verkiezing kimono of met ingezette mouwen worden ingericht, doch do ceinture mag niet meer ont breken; een feit, dat de corpulente dame allesbehalve aangenaam zal stemmen, aangezien 'de ceinture nu eenmaal verkort. Op de gekleed© toiletjes draagt men kanten mautilles of écharpen. Men zag zelden grooter verscheidenheid in dit toiletartikel, dat op zoo doelma tige wijze onze bonten écharpen komt vervangen. Men brengt zo van soepele zijde of satijn in alle mogelijk© nuan cen. Vooral empiregroen en cerise- rood met zwarte marquisette of mous seline de soie oversluierd, zijn zeer nieuw! Men garneert deze écharpen rondom met ruches van dezelfde zijde en aan de ondereinden met franjes. Zoo ziet men ook wit en zwart pé- kiné in zeer soepel satijn, welke met zwarte kooixlfranje gegarneerd wordt. De écharpen kunnen ook met model geknipt worden, waardoor ze min der van de schouders afglijdeo. De allernieuwste zijn 30 cM. breed en 2 fi 3 Meter lang. Verder brengt men écharpen van Changeant tafzijde, als: Mauw en groen, blauw en rubis, violet en zwart, grijs en rose, enz. enz. Behalve de geklcede toiletten zal men in den a.s. zomer weer zeer veel blouses zien dragen en het komt ons voor, dat de blouse-mode voor den zomer 1912 zeer sterk geïnspireerd is door de groote warmte, die we ver loden jaar beleefden, want op het oogenblik is zeven achtste van de blouses zonder halsboord ingericht en velen, zelfs gelécolleieerd, terwijl de mouwen daarentegen lang gedra gen worden; sommige zelfs met han gende kanten op de handen. Die blouses met lange mouwen doen nog een weinig denken' aan de kimono modellen, daar de verbreede schou derlijn ook hier wordt toegepast en de mouw die nu iels wijder wordt gedragen op den bovenarm wordt ingezet. De lage halzen der blouses worden op verschillende manieren afgewerkt. Men brengt Pierrotkragen van puntige kant of .vau geplisseerde tule, smalle eu breede omliggende kragen, waarbij kanten jabots of eenzijdige revers gedragen worden, enz. enz. Als nieuwste kleuren voor zijden blouses, brengt men: cerise-rood en baiianengeel, dat vooral in liberty- satijn zeer gezocht is. Nog brengt men in Louisine, verschillende streepjes, als; zwart en groen, zwart en rood, zwart en staalblauw. Het banaüen- geel is evenwel het allernieuwste en voor brunetten zeer ilatteus. Voor kinderjurken brengt men be halve de allerliefste wollen mousseli nes met aangeweven randen „genre Pompadour", nog mooie, soepele zij den weefsels in uiterst billijke prijzen. Deze goedkoope zijdjes worden zoowel voor gekleede jurkjes verwerkt, als onder geborduurd batist of netel doek gedragen. In het eerste geval garneert men z© met smalle valenciennekantjes. Reeds vroeger heb ik opgemerkt, dat de mode der kleintjes hand aan hand gaat niet die der volwassenen, zoo wordt ook voor hen de taille weer op de normale plaats gedragen en gera ken de empire-modcllen op den ach tergrond. MARIE VAN AMSTEL, Plicht. Ja, mijnheer, zeide kapitein Venables in de rookknjuit van de „Ar- cadiad", vijftig jaar op zee hebben mij die les geleerd niet nog een paar andere dingen. Ik ben een oud man nu, maar liet kan voor de jongere le den van het gezelschap wel eens goed zijn, mijn opinie over deze quaestiete hoorei). Welke opoffering er ook ge vraagd wordt van een man, in den heiligen naam van zijn plicht, hij moet zich dia opoffering getroosten. Plicht is alleshet, cverige beteerent niets. Is uw leven er mee gemoeid, vervul uw plicht en laat verder alles aan de toekomst over. Dat waren de woorden van een man, wiens kordaatheid en moed een wijd verspreiden roem hadden ver kregen. Wanneer Venables' naam ge noemd werd, wist dadelijk iemand er eon geschiedenis van durven en hel denwerk aan vast te knoopen, De jonge mannen, die de eentonigheid der reis over den Oceaan trachtten te verkorten in rcokkajuit of salon, luis terden naar zijn verhaal met een soort van ontzag. Ze kenden den man, die deze les vertelde. Maar, kapitein, vroeg Welling ton, een onverschrokken reiziger, zoud.t ge bijvoorbeeld vergen van iemand die u dierbaar was, zich aan een oiiverinijdelijken dood bloot te stellen, indien hij daarmede iets goeds kon uitrichten 'l Of ik en de stem van den ka pitein klonk bijna minachtend. Ik zou er even zoo weinig aan denken, mijn besten vriend terug te houden, wanneer de plicht hem riep, als het in mijn hoofd krijgen, deze boot tegen gen ijsberg te laten oploopen. Ja, natuurlijk, klonk een teme rige stem uit het gemakkelijkste hoek je. dat is allemaal theorie, 't Is goed, zoo iets te zeggen in een gezellig kringetje van vrienden, maar heel wat anders wanneer het op" de uit voering aankomt.. Neen, mijnheer, met allen mogelijken eerbied voor uw onmiskenbare dapperheid, durf ik zeggen, dat ge u wel tweemaal beden ken zoudt voor ge zooiets zoudt doen. Er klonk een koor van verontwaar digde stemmen, welke protest aantee- keuden tegen deze bewering, en Ve nables wilde er iets op antwoorden, toen de eerste stuurman naar binnen keek en zei Het spijt me wel, mijnheer, u te moeten storen, maar de wind neemt toe en zal weldra in een storm ver anderen. Ik ga nu juist naar de brug. Goed, mijnheer Proctor, ik zal bij u komen, zoodra ik mijn stormpakje heb aangedaan. Goeden nacht, hee- reii, en slaapt wel. Jlet zou me benieuwen wat hij doen zou, zei dezelfde persoon vyi daareven, toen de forsche gestalte van den kapitein was verdwenen. Zijn eigen zoon is aan boord als tweede stuurman, moet ge welen, en ik durf wedden, dat hij hem niet zal uitzenden in een boot, om bijvoor beeld een schip in nood bij te staan- I-Iet is moeilijker, zoo iets,'dan da meesten onzer wel denken. Er werd nog een tijdje gepraat, maar het stampen \an het schip waarschuwde de passagiers, dat ze "t best deden met hun eigen hutten op te zoeken. Middelerwijl stapte kapi tein Venables mot. zijn oliepak aan, den zuidwestef op het hoofd, de bee- nen in zware zeelaarzen, het dek over 'naar de brug. II. De boot kliefde haar weg door de witgctopte baren. Zwarte duisternis lag over den oceaan en flitsende blik semschichten schoten door den gut senden regen, die in dc bittere koiule van den Noordschen nacht tot, ijs stol de, .als bij neerkwam. liet sloeg zeven slagen en Proctor worstelde vooruit in den huilenden wind. Het wordt nog erger, schreeuw de bij, met de hand aan zijn mond. Ik heb op den barometer gekeken. Hij daalt nog steeds. Wat is dat?.... Kapitein Venables wendde zich om, terwijl hij een hand op zijn schouder voelde. Daar is het weer, riep de eerste stuurman. Een zwak schijnsel vertoonde zich iii de zwarte lucht, het verlengde zich tot een lichtenden draad, schoot hoog op naar het uitspansel en spatte neer vallende uiteen in glinsterende von ken. Een schip in nood, zeide Ve nables, die een veri-ekijker voor de oogen hield. Het heeft ons gezien en seint om hulp. We kunnen niets doen, zei de stuurman mismoedig. De kapitein schudde bet hoofd. Er was geen denken aan met dit weer en dien wind. Het nieuws had zich onder de pas sagiers verspreid, waarvan ecnigen half gekleed aan dek kwamen. Proheer de Morse-nachtsignalen, ricn Venables. De kleine electrische seinlamp werd in working gesteld. Weer kliefde een lichtstraal "de lucht, nog eens en nog eens. Daar komt een antwoord, riep een andere stem en Venables voelde zich het hart nijpen. Het was zijn eigen zoon en hi j kon een angstig ge voel niet van zich afzetten, Lees het, zei de kapitein. Zinkende. We kunnen bel geen twee uur meer houden. Hulp! Twee uur, snakte'Venables. Ik wilde biidraaien tot morgenoch tend. maar dat kan nu niet haten Ge zult toch niet nalaten, eene poging te doen tot redding, zei een heldere stem aan zijn oor. Dat zou onmenschelijk wezen. Het was de jonge Venables, di> sprak, en wederom voelde de oude kapitein dien neep in zijn haft. Geen boot zou een minuut heel blijven in die zee, zei hij. Wilt ge het niet probeeren vroeg dezelfde stem. Het gesprek in de rookkajuit kwam den ouden kapitein weer voor den geest, Daar was nu de werkcliikbcid van hetgeen hii in theorie zoo danper verkondigd bad. De nersoon, die hem liet, dierbaarst was op de hoele wereld, zijn eenige zoon, wilde, dat er iets zou gedaan worden. Elk oogenblik, dat voorbij ging, scheen een jaar bij zijn leven te voegen. Maar het gevoel van plicht was sterk in hem. Er moesteen poging worden aangewend. Hij had zelf willen gaan, niemand williger, doch zijn eerste verplichting was, voor eigen schip te zorgen t-n de kost bare lading van nienschenlevens. Wilt ge het niet beproeAen kwam weer die dringende stem aan zijn oor, Een zwakke straal van hoop ver toonde zicli aan den armen vader. Als hij eens vrijwilligers vroeg, zou mis schien een ouder officier zich 't eerst aanbieden. Roept de mannen op en vraagt vrijwilligers, riep hij, en een stem- mc-ngejuich klonk hem van beneden toe. Die zeelieden waren d'r ook van het eclite ras. De bootsman, een reus, stond wel dra naast den kapitein. We zullen de mannen vinden, kapitein, zeide hij. Maar wie is de officier, die het hevel zal voeren? Eene minuut lang sprak niemand. Beiden, Proctor en Symons, de oudste officieren, waren onversaagde man nen, maar.... ze hadden vrouw en kinderen thuis. Ze wisten, wat de on derneming zou beteekenen onvermij- deliikcn dood. Daarom zwegen ze. De jonge Venables, die zicli st'l had ge houden, om den oudsten het woord te laten, trad nu naar voren. Ik bied mij aan, zeide hij. Het is mijn werk vannacht. Vindt ge dat goed In orde mijnheer, dan zullen er mannen genoeg zijn. We weten, dat ge een boot kunt besturen, beter dan wie ook, zei de bootsman. En naar do ladder gaande, riep hij in ded uistemis: De tweede stuurman gaat mee, jongens. Wie biedt zich aan? Ik, ikl Een dozijn stemmen ant woordden tegelijk. Die lieden hadden Ilarry Venables al vroeger leeren ken- j nen. I Neemt de reddingsboot aan bak- I' boord, zei de eerste stuurman. Do matrozen snolden er heen. Ik kan u niet laten gaan, jon- gen, zei de schipper met zenuwacliti- 1 gen greep zijne mouw pakkende. Har- j ry had zijn zeelaarzen en hovènklee- ren uitgedaan. De scherpe wind doorsneed zijn li- chaam als een mes, doch hij lette er niet op, Vaderl... Met was maar één woord, maar de vader beet. zich op de lip bij dien verwijtenden toon. Hét is te veel, jongen. Een krank zinnige slechts zou een boot uitzen den met zulk weer. God vergeve me, mijn jongen, maar ge zult. niet gaan. De bootsman en eerste officier wa ren teruggekomen. De boot was ge reed om neergelaten te worden. Ik moet gaan, zei de jongeman. Toen werd de kapitein weer de oude. i Vaarwel dan, sprak hij met schor-1 r© stem. Ge zult aan uwe moeder zeg- gen, dat ik niet lang na u zijn zaï. Vaarwel en pas vooral op voor het wrakhout aan lij. Hunne handen lagen een seconde in elkander en toen wendde de kapi tein zich om, stiJ sprakeloos. pitein pakte hem in de armen, zoodra hij hem zag. Hij hield hem voor zijn zoon. Goddank, dat ge terug zijt, mijn jongen, riep hij uit. Doch geen antwoord kwam van den man dien hij omvat hield. Hij deins de terug. Zijn gelaat werd bleelc, als of de hand des doods hem had aange raakt. Waar isrnijn zoon? vroeg hij. Wij hebben dc bemanning van schip gered, mijnheer, uw zoon deed het. Maar... naar... En toen kon de brave zeebonk niet verder Ilij snikte als een kind. Mijn zoon, mijn zoon. Waar is mijn zoon? kermde de oude man. Hij is heengegaan naar God, was liet antwoord, in afgebroken woor den gegeven. Een hooge golf had ons bijna doeii omkantelen maar we won nen liet. Toon we echter het érgste doorstaan hadden, was mijnbeer I-Iar- ry er niet meer. We probeerden hem te vinden, doch het was hopeloos. Pas op daar, houd den kapitein vost, riep de eerste stuurman. Maar het grijze hoofd was gevallen Kapitein Venables lag in onmacht. III. 'n Kortstondige stille was het gevolg op een buitengewoon hevige vlaag. Er was olie op dc golven gegoten, met kwistige hand, en daarin werd de boot neergelaten. Met vaste hand sturende, moedigde de jonge officier zijn man nen aan, die worstelénde, telkens te ruggeslagen, toch langzaam vooruit kwamen. Niemand kan meer vertel len, hoe ze eigenlijk het wrak bereik- j ten; hoe de touwen hun werden toe- geworpen en hoe, één voor één de kleine bemanning aan hun boord werd overgebracht. En toen begon de vrecselijke worsteling opnieuw. Ze waren reeds halverwege en de schitterende lichten van hun schip beschenen reeds hun koers, toen een 1 geweldige vloedgolf op de boot aan kwam. Roeit op, mannen, roeit op, riep de jonge Venables. Achteruit geworpen, met een klette rende massa water over hen heen. vochten de mannen als helden cn do sloep, slingerend en steigerend, ge raakte weer in evenwicht en schoot vooruit. De bootsman veegde het schuim van zijne oogen en keek naar de achterbank. God helpe ons allen, riep hij uit. De stuurman is weg. I-Iet was maar al te waar. Do roer- spaak slingerde heen en weer, toen 'n man ze greep juist toen een andere golf het werk van de vorige zou gaan i voltooien. Ilij is met het hoofd tegen de verschansing aan geslagen, zei er een met een huivering. Niets kan hem nu lredden. Zo wisten, dat hij de waarheid sprak. In die zee kon do sterkste zwemmer niets aanvangen. Harry Venables had de bemanning van een schip gered met opoffering van zijn eigen leven. Wie zal het aan zijn vader zeg gen? prevelde do bootsman. IV. Op de Areadiad" wachtte men met angstige spanning. Kapitein Venables, het witte haar golvend in den wind, het verweerde gezicht vertrekkend in smartelijken plooi, wendde zich telkens en telkens tot den eersten stuurman. Ziet ge iets van hen, Proctor? En altijd klonk het antwoord: Neen, mijnheer. Wc zullen nog tien minuten blij- j ven, zei de kapitein met gesmoorde stem. Dan kan 't niet langer. i De tien minuten waren voorbij, de hoop was vervlogen. In zulk eene zee was er aan behouden terugkomst der sloep niet te denken. Reeds was kapi tein Venables op het punt het sein ie geven tot „met volle kracht voor waarts", toen een langgerekte kreet, op den wind aankwam en herhaald werd door twintig kelen aan boord van het stoomschip, Daar is de sloep! Tiet was de boot, slingerend in een maalstroom van schuim, terwijl de zwakke riemslagen ze niet meer sche nen te kunnen regeeren. Maar op 't geluid der juichende stemmen, voort- gedragen op den loeiende» storm, kwam er nieuwe kracht in die stoere lichamen en de mannen bogen met frisschen moed over hun riemen. Zo bereikten den stoamer. Vaardige han den waren gereed, om allen aan boord te helpen. Maar de bootsman, de anderen ver mijdende. trad toe op dc brug. De ka- De slag was verschrikkelijk. De pas sagiers luisterden met zwijgende be langstelling naar het verhaal van die nachtel'ike worsteling en staarden medelijdend naar 't verouderd gelaat, aan hei; hoofd der ontbijttafel. Ilot heeft zijn hart gebroken, fluis terden zij. Zij volgden met de oogen de gebogen gestalte, welke lusteloos over het dek wandelde dien morgen. Want de storm was tot bedaren ge komen en een heldere hemel welfde zich over het uitgebreide zeevlak. Ka pitein Venables was in den afgeloopen nacht tien jaar verouderd. Een dame, in Engeland tot de hoog ste standen behoorende, nam zijn arm zooals' dat eene dochter zou gedaan hebben en sprak: Uw zoon is naar den hemel ge gaan met een glimlach op de lippen. Hij heeft zijn plicht gedaan. Geen monsch doet het ooit beter. Hij richtte zich op bij die woorden. Toen ontbloote hij het hoofd en blikte over de zee. Ja, mijn jongen heeft zijn plicht gedaan, en dat moet voldoende zijn, zeide hij. En iets als een glimlach verscheen op zijn gelaat. Hij klom op de brug en de eerste stuurman meen de, dat de smart hem krankzinnig had gemaakt. Want zijne lippen bewo gen zicli prevelend en een zonderling licht flikkerde in zijn oog. Doch Proc tor vergiste zich. De oude man dacht aan zijne theorie, welke hij waar had gemaakt. Maar ik zal niet lang na den jongen hier blijven, zei hij: ik zal spoedig bij hem zijn en dan zal hij we ten, dat zijn vader trotsch op hem is. Die Duitscho boot wint ziender- oog op ons. zei Proctor, terwijl hij zijn kijker aan den kapitein overreik te. Het is de Wilhelm, een snelvaar- der. Ja, ja, ze zal ons weldra inhalen, Proctor. De stuurman veegde zich iets uit de ougen, dat niet van het zoute zee schuim kwam. De aandoenlijke onder worpenheid van zijn kapitein trol hem in liet hart. Hij leunde over de leuning cn zag weer door zijn kijker naar het schip. Opeens zag hij een hoop ballen opschieten naar den mast top van den Duitscher en daar uitbre ken in een veelkleurige verzameling van vlaggen. De Duitscher praait ons, mijn heer. Ja, lees wat hij zegt. Proctor. Hij seint: „Uw tweede stuurman gisteren opgepikt. Was aan 't hoofd gewond door een stuk wrak, maar hield zich vast aan een mast. Zal herstellen. Bewustziin teruggekeerd. Te Dóver zullen we hem aan land zetten.' Oh, God zij gedankt, God zij ge dankt, riep kapitein Venables snik kende, toen de volle waarheid hem duidelijk werd. „Centr."' Uit rijden. Er is iemand, van de familie dood, Dirk, zei juffrouw Blikkcrs tot. tiaar man. met ©en ontdane uitdruk king op haar gelaat. De brief, die de tijding bevatte, beefde in haar hand en zo haalde ©en paar keer diep adem, alsof ze tranen wilde- putten uit oen diepe bron maar daar de bron blijkbaar droog was, bleven juffrouw Blikkers' oogcu ook droog. Blikkers wachtte geduldig af wat er verder komen zou. Oom Robbens is overleden, zei juffrouw Blikkers, terwijl zij stond te kh ppertanden, een van de beste mcnschen, die er op d© wereld be stonden. Lieve... Marie... dat spijt me, antwoordde Dirk. Dat spijt me, herhaalde dc juf frouw gobelgd dat spijt me Maar m'ü goeie beste oom heeft me ©en wagen en een ponny nagelaten, dat zal je niet spijten, wel Zijn door dit laatst© bericht opge wekte meerdere belanestellina tracli-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 17