IÉ
5
K
p
36
15
ft
E
ai
25
1,
n
M
a
!§p
35
til
is
w
45
Sf
tonde te verbergen, knikte Blikkers
toestemmend.
Dat heeft niet iedereen, h6, zei
juffrouw Blikkers trotsch bloedver
wanten, dio 'n paard en rijtuig nala
ten. Van wie andera zouden we een
ponny erven dan van oom Robbens,
dat vraag ik je Jo kunt nog wel zeg
gen ,,dat spijt me" en 't raag je spij
ten of niet, maar jou familie haalt
toch maar niet bij de mijne, hè Was
j)u vader in goeden doen 't Ant
woord is néén. Heb je soms een oom,
dia je paard en rijtuig na zal laten
Soi eens néén.
De juffrouw werd in haar woorden
vloed gestuit, doordat de winkelbel
overging. 7e ging dus naar voren, en
nadat zij een vasten klant aan een
ponel suiker en twee kop bruine hoo
rn en geholpen had, haastte zij zich
naar de huiskamer terug, waar het
or.tbiit nog op tafel stond.
Daar zou je vriend Tiddens wel
eens op willen zitten, hè zei de juf
frouw. nog steeds uit haar humeur
door de koelbloedigheid, waarmee
haar man het doodsbericht had opge
nomen
Waar op vroeg Dirk.
Op de ponny natuurlijk, was het
antwoord. Hè, wat sta je dtiar nou
uls wezenloos te kijken. Toe, schiet
nou wat op, eu ga in den winkel hel
pen. Of heeft mijnheer daar soms
weer geen zin in Neen zeker, hè
Sukkel en meteen liep de juffrouw
de kamer uit naar den winkel.
Dirk werkte de laatste partjes van
z'n boterham naar hinnen, nam de
tafel af en waschte den ontbijtboel
om. Hiermee kloar zijnde, volgde hij
zijn echtgenoote naar den winkel. Hij
trof haar in een betore stemming,
veroorzaakt door de gedachte aan de
woede en jaloasie van de Tiddensen,
wonneer zij hun haar aanstaand be
zit zou toonen.
De wagen en het paard van oom
zouden overmorgen door Dirk in Delft
in ontvangst worden genomen. Juf
frouw Blikkers organiseerde daarom
voor den volgenden dag een rijtoer-
tj*
Ga jij nou naar da Tiddensen,
Dirk. zei ze, en vraag of juffrouw
Pinken en haar aanstaande, Peterse.
Donderdag mee uit rijden gaan We
gaan dan om twee uur van hms, ma
ken een aardig tochtje over Voorburg
en Leidschendam, en drinken onder
weg thee. Jij wil dun zeker d.-n wa
gen eerst we! eens netjes schoon ma
ken en de ponny opkammen 't Span
netje moet er in de puntjes uitzien,
hoor 1 Geuren moeten we er mee,
gen;
I
Nadat hij stilzwijgend naar de oo-
dracht van z'n vrouw had geluisterd,
waagde Dirk in 't midden te brengen,
of 't niet. raadzamer zou zün met de
invitatie te wachten, totdat zij het
paard zonden hebhen gezien.
De ponny. antwoordde juffrouw
Blikkers. op haar linnen biïfende,
is een -sterk, prachtig, jong best.
Miju oom Robbens zou 't mij anders
met vermaakt hebben. Dat zou na
tuurlijk een oom van jou wel doen,
als je tenminste oen oom had, dié wat
bezat I Wil je nu doen wat ik vraag,
D;rk, of niet Ik denk wel weer, dat
't antwoord „neen" zal zijn.
Dat is 't ook, zei Dirk haastig. Ik
d«-e 't niet. stellig met.
Toen werd het volgende briefje ge
schreven
Lieve juffrouw Tiddens.
Hiermede vervul ik den treurigen
phchl u kennis te geven van het over
lijden van mijn oom Robhens. Ü3
overledene hooft mij, behalve het
grootste gedeelte van zijn geld, ook
nog een ponny met een wagen na.gela-
tsn. Hebt u plezier met uw man en uw
auster Lien en haar aanslaande Don
derdag om twee uur mee uit rijden te
gaan Wil als 't u blieft het ant
woord aan brenger dezes medegeven.
Met vriendelijke groeten,
Uwe
MARIE BLIKKERS.
s Woensdags ochtends begaf Dirk
zich naar Delft, ten einde de nalaten
schap in ontvangst te nemen en nam
tegelijkertijd het briefje voor de Tid
densen meoschriftelijk antwoord
kreeg hij mee terug.
Gezeten in een heel klein, laag
wagentje, kwarn hij om half zeven
Huns, hij monde voorzichtig, de teu
gels met beide handen vasthoudende.
Juffrouw Blikkers stond hem aan
de voordeur op te wachten, en uit
stappende. wees hij haar met bevende
liand op de erfenis.
En hier is het briefje van juf
frouw Tiddens, Marie, zei bij op ge-
denipten toon. dit aan z'n vrouw
overhandigende.
De ontroering, die. zich oven van
liaai* meester maakte, beheerseïiehde,
opende juffrouw Blikkers het briefje.
Z'i las
Lieve juffrouw Blikkers.
.Met heel vee! genoegen zullen wij.
van uw vriendelijke invitatie gebruik
ronken. Karei on Lion en Peters* en
ik Wat heerlijk zoo'n i ij toertje naar
buiten. Miin neef Alers zal ons met
ziin brik bij u laten brengen, en wij
zullen er voor zorgen om twee uur
present te zijn.
Met de beste groeten ook voor uw
man
Uwe
ANN\ TIDDENS.
Na eenige oogenblikken zei juf
frouw Blikkers
"k Geloof er niks van. dat die
Alers een brik heeft, 't zal er oen
naar zijn J
De juffrouw betastte oom Robhens'
nalatenschap aan alle kanten, en
kwam tot de overtuiging, dat het dier
do ribben door het lijf staken.
Dirk. zei ze, breng de ponny
r.a3r de schuur, als er tenminste nog
een klein bootje fut in je zit.
Dit waren de laatste woorden, die
zij dien avond sprak. Dirk en de na
latenschap liepen naar de schuur.
Om twee uur den volgenden dag
werd hef dier, dat den morgen
sl.i pende had doorgebracht, en zoo
goed als geen voedsel luid genomen.
voorgebracht, en juffrouw Blikkers
en haar man wachtte-] de gasten af.
Zii kwamen mot de brik van Alers en
zagen er keurig uit, als altijd. Vier
paar oogen k-'kon medeliidcnd naar
juffrouw Blikkers' geschenk.
Is dit de ponny vroeg juffrouw
Tiddens. Arm, klein d>er I
't Is een flink, sterk beest, ant
woordde juffrouw Blikkers vastbera
den en we zullen er een heerlijk
toertje mee maken.
Daarvan lang niet zeker, maar be
leefd, werden de gaston in het wagen
tje gepakt; juffrouw liddeus zat tus-
schen haar man en Dirk die mende,
en juffrouw Blikkers tusschen juf
frouwen Binken eu Peterse op de an
dere bank.
De tocht werd niet met onbeperkt
vertrouwen begonnen; juifrouw üd-
dens was bang dat ze eon agent te
gen zouden komen.die hen zou bekeu
ren.
Ik beef als een rietje, zei ze,
alleen bij de gedachte. Als we een
eindje geredeu hebben, mogen we
waarlijk wel eens uitstajipen en er
naast gaan loopon. Wat steken 't ar
me dier z'n ribben uitl Zoo waar als
ik hier zit, als ik vlug reKonaurstei
was, zou ik ze kunnen tellenI
Ik begrijp niet waar u t over
hebt, juffrouw tiddens, riep juifrouw
Ui.kiters plotseling van de achterste
bank.
Ik had het niet tegen u, lieve,
antwoordde juffrouw 'I widens, haar
hoofd schuddende, en ik wist met
dat u zat te luisteren.
Oom Robbens liet z'n paarden al
tijd aan wedrennen meedoen, zei juf
frouw Blikkere. Daarom hield hij ze
op rantsoen.
Hierna werden geen toespelingen
meer op 't dier gemaakt. Om vier uur
stapten ze uit dicht bij het „Molen
tje' bestelden daar thee (gebak had
den ze zolf mee genomen) en gingen,
ieder hun eigen kopje meedragende,
langs den kant van den weg gezeten,
beide artikelen genieten.
Tot algemeeno teleurstelling wei
gerde de ponny hardnekkig eenig
voedsel tot zich te nemen.
Juffrouw l'iddens, bewerende dat
haar Jiart bloedde van medelijden,
waagde de veronderstelling, dat het
dier treurde om den dood van oom
Robbens.
't Lijkt wel die plaat. „Waar is
de baas?" zei ze.
Stil, fluisterde Karei Tiddens
haar in 't oor, —als hij dat hoort,
wordt hij nog erger, 't Dier heeft ver
dij et en is levensmoe. Als we m niet
zoo in de gaten hielden, pleegde hij
zelfmoord.
We zijn een aardig eindje van huis,
zei Blikkers binnensmonds geloo-
ven jullie dat hel dier ons weer thuis
brengt? Ik niet.
Ik stel voor, zei juffrouw Tid
dens, even naar 't telegraafkan
toor le gaan en te telegrafeercn om
de brik van mijn neof. Hoe zou jij dat
vinden. Lien?
Ik vind dat we dit arme dier niet
weer zoo n vracht mogen laten dra-
gén, antwoordde juffrouw Pinken,
en Peterse denkt er ook zoo over.
Nietwaar Peterse?
Zeker, stemde deze toe.
Karei, zei juffrouw Tiddens,
ga jij dat telegram dan eens gauw
versturen en zet er bij dat we een an
der paard moeten hebben dan van
ochtend.
Juffrouw Blikkers keek juffrouw
Tiddens een oogenblik sprakeloos
aan.
Mijn neef heeft er verscheidene,
voegde juffrouw Tiddens er nog bij.
En wat moeten we dan met de
ponny van oom Robbens beginnen?
vroeg juffrouw Blikkers.
Als hij sterft vóórdat de brik
komt, antwoordde juffrouw Tiddens,
dan zullen we hem netjes begra
ven.
Nu stond juffrouw Blikkers op en
gaf tegenover het geheele gezelschap
aan haar woede lucht. Dirk was blij
dat hij niet alleen met haar was, want
dan was de volle lading op hem neer
gekomen. De speech werd door alle
aanwezigen stilzwijgend aangehoord
en eindelijk zweeg ook juffrouw Blik
kers.
Wij danken u wel, zei toen juf
frouw Tiddens sarcastisch, voor
uw vriendelijke woorden. Karei, ga
jij dus even telegrafeercn? U en uw
man gaan toch, hoop ik, met ons mee?
zei ze beleefd tot juffrouw Blikkers.
Dank u, antwoordde de dame,
Dirk en ik hebben onzen eigen wagen.
Het wachten op de brik van Alers
duurde lang en het gesprek wilde niet
meer goed vlotten. Daar kwam een
agent aan. Het halfstervende paard
ziende en het partijtje dat langs den
kant zat, deed hij. vermoedende dat
ze met dal afgetobde dier nog verder
wilden gaan, her. de noodige vragen.
Juffrouw Tiddens, den agent ter
zijde nemende, deed hem een relaas
van den toestand op zulk een aardige
manier, dat zijn ergernis veranderde
in bewondering. Zij eindigde met hem
voor te stellen aan de overig© leden
van liet gezelschap, schonk hem e©n
kopje thee en presenteerde hem de
restjes van het gebak.
Gezeten tusschen juffrouw Pinken
en juffrouw Tiddens, scheen de
agent zich kostelijk te amuseeren. Dit
was niet 't geval met Tiddens en Pe
terse, die het trio met jaloersche
blikken stonden tebcloeren. Na een
half uurtje kwam de brik van Alers
in het gezicht, 't Geheele gezelschap,
behalve dc Blikkerseu, stapten in.
Juffrouw Tiddens beloofde den vol
genden dag naar den welstand van
het arme kleine beest te komen in-
fonneeren, en zij en juffrouw Pinken
wuifden den agent vriendelijk toe. De
dienaar van Hermandad stond nog
midden op den weg de dames na te
kijken, toen de brik al zoo goed als
uit 't gezicht was verdwenen.
Blikkers en z'n vrouw stapten in
hun eigen wagentje, 't Arme afgetob
de paard was bijna niet vooruit te
krijgen. Met veel moeite kreeg Dirk,
geholpen door den gedienstigen agent
er den slakkengang in.
't Was toen zeven uur. Om tien uur
kwamen ze thuis, loopendo leder aan
een kant van de nalatenschap, die
tusschen hen in voortstrompelde. Met
een lantaarn lichtten ze hem voor.
Dirk, zei juffrouw Blikkers,
ik geloof dat de pony ziek is. De in
spanning van de reis van gister heeft
hem geen goed gedaan. Je kimt het
dier vannacht niet alleen laten. Ik
vind dat je bij hem moet waken. Geef
hem eerst flink wat haver. Dirk; er
mogen voor het beest, dat oom Rob
bens me heeft nagelaten, geen kosten
gespaard wonden, Als dat ellendige
nvensch van Tiddens morgen komt,
dan zullen we haar bewijzen dat t in
't geheel niet noodig is, dat ze naar
de ponny komt vragen. De imperti
nentie van dat mensch vandaag was
meer dan ergerlijk, en als jij niet
zoo'n lafaard, zoo'n sukkel, zoon nul
was
Doordat Dirk do nalatensctiup mee
voerde naar de schuur, miste hij de
rest van haar kritiek op zijn fcuraiviei.
Hij trachtte het beest haver te voe
ren, en toen hij zag dat het dier ging
iiggeri op een manier die duidelijk
aautooude, dat hem de geueele were.d
verder koud liet, ging Blikkers ook
liggen en deed zijn oogen dicht.
Niet om te gaan gaan slapen,
zei hij, maar om te doen wat een
kindermeid ook zou doen.
Mijnheer Blikkers viel in diepe
rust. Het was zes uur den volgenden
morgen, toen juffrouw Blikkers, de
schuur binnen komende, de nalaten
schap en haar echtgenoot naast el
kaar zag liggen.
De nalatenschap was een lijk. Mijn
heer Blikkers verkeerde ook bijna in
denzelfden toestand, maar toen z'n
vrouw hem hard aan zijn been trok
deed hij zijn oogen open... cn kreeg
een aangenaam visioen. Trachtende
overeind te komen, kwam hij tot de
ontdekking dat de schuur gevuld
werd door de stem van juffrouw Blik
kers, gedurende een minuut of tien.
Toen de dame verdween, had Blik
kers niet den minsten trek rneer in
zijn ontbijt.
Laat op den middag slapte juf
frouw Tiddens den winkel binnen om
te informeeren naar den toestand
van de ponny. Juffrouw Blikkers
stond achter de toonbank.
Ilij is vanmorgen gestorven,
zei ze.
Och, wat spijt me dat, zei. juf
frouw Tiddens, glimlachende. En
wat gaat u er nu mee doen? Zeker
verkoopen als puurde vleescli hé? U
hebt er altijd zoo u slag van overal
partij van te trekken!
Ik zal van zijn vel een mooi
haardkleedje laten maken, antwoord
de juffrouw Blikkers. Ik wil een go-
dachtenis hebben aan de ponny, die
oom Robbens me heeft nagelaten, en
waarvan ik daarom zooveel hield.
Begrijpt u wel, juffrouw?
Dat is een heel lieve gedachte van
u, zei juffrouw Tiddens, die de deur
reeds open had om den winkel uit te
gaan.
Om over ie\s anders te praten,
zei juffrouw Blikkers, haar tegen
houdende, willen u en Karei van
de week of de volgende week niet
weer eens lekkere rookworst hebben'?
Ik heb een goeien voorraad.
Van de week liever niet, dank u
wel, antwoordde juffrouw Tiddens,
na een oogenblik te hebben nage
dacht.
(Huisgez.)
De ijsbergen en hnn
gevaren.
Een aanschouwelijk beeld van de
ontzettende gevaren, die de m uon
Oceaan drijvende ijsbergen bieuen,
geeft tie voJgei de meesieriijke scheis
van den Duitscbeu auteur Honry F.
Urban, die uit eigen ervaring put.
De schets nemen wij. ovoi* uit de
„bediller Lokal Auzeiger".
liet is een warme J uli-avond. De zee
is slechts licht bewogen. Het mist. En
door den witten nevel dringt, telkens
met pauzen van 2 minuten het diepe,
dreunende, waarschuwende Poe-oe-
oe-oeh uit den misthoorn van een
transatlantische stoomboot. Thans
worden de omtrekken flauw zicht
baar, zwart en geweldig. Hot is een
der Oceaan-reuzen. Donkere rookwol
ken kronkelen uit dc schoorsteen©».
Majestueus doorklieft het schip do
baren met een snelheid van 18 mijlen
in het uur. Om den scherpen boeg
kookt en bruischt het water tot hoog-
opspattende schuimvlokken. Alleelec-
trisclie lichten branden het licht bo
ven in den eerste- of den fokkenmast,
't licht boven ia den tweede- of den
groolen mast. 't groene licht aan
stuurboord rechts ouder de kapiteins-
brug. het roocie licht aan bakboord
linss ouder de kapiteins!)rug. Alle ka
juitvensters en de vensters der eetzaal
zijn verlicht, want men zit aan tafel.
In de eetzaal, groen mot goud, die
nen de hofmeesters in hun donker
blauwe uniform niet koperen kuoo-
pen juist de koffie op. liet strijkor
kest boven in den damessalon speelt
het lamste stuk van de tafclwuziek.
Hartstochtelijk sleepend klinken de
tonen der violen tot beneden in de
eetzaal. Schoone vrouwen, gezeten
aan de glinsterende sneeuwwitte ta
fels, wiegen het hoofd op de handen
en lachen, zoo als sohoone vrouwen la
chen als de muziek de liefde suist.
Poe-oo-oe-oeh dreunt de misthoorn
toornig minden door <i© klanken van
de muziek en liet gebabbel der passa
giers heen.
„Die verwenschte misthoorn", zegt
de dikke Barlijner tot de klemo zan
geres naast hem, die een kunstreis
naar Amerika maakt. „Het maakt
iemand zenuwachtig."
„Ach het laat mij koud I" is haar
meening met voorgevende onverschil
ligheid.
„Nu ja, ala men ook zoo'n portie
ijs neemt", groppigt de dikke Berlij
ner en kraakt een amandel.
Langzaam aan loopt de zaal ledig.
Eenigen blijven achter en scliaron
zich om de piano waar de vriendelij
ke Oostenrijker met de belachelijke
zwarte snor re baarden een lied zingt
mot hoog© keelstem, grotesk, bespot
tel ijk. In een hoek, afgezonderd, zit
een slanke, jonge man met een jong
meisje te keuvelen. De handen ineen
gestrengeld.
Pocoe-oe-oeh dreunt de misthoorn.
In den rooksalon zit een brouwer
uit Mexico &an slechte sigaar te be-
knauwen en niet ver van hem af ver
telt een bereisd Engelschnian met een
kring van toehoorders om zich heen i
van zijn reizen. „ijsbergen Belacue-
lijk Laat u toch noon iets wijsma
ken. Dit is nu miju twaalde reis en ik
heb er nog nooit een gezien. En
Uiooht er een komen, weinu dan va
ren wij er om heen. Heel eenvou
dig 1" Roe-oc-oe-oeh dreunt de rnisi-
noorn. Eu steeds Klieft de Oceaan-
reus schuimend de baren door nevel
en nnst. Niemand der passagiers be
vindt zich op liet dok. Het is daar niet
zjo aangenaam. Het wordt eenzaam
op het schip, steeds eenzamer, un
heimisch I Alleen op de kapitcinsbrug
dio daar in de hoogte vlak voor de
schoorsieeneii, dwars over het schip
loopt, is het levendig. D.iar gaan de
kapitein en de eerste officier aanhou
dend zonder eeruge onderbreking van
bakboord naar stuurboord heen en
weer. In den hoek aan stuurboordzij
de de vierde officier met den verre
kijker voor het oog, trachtend den
dichten nevel te doorvorschen. In het
stuurhuisje midden op de brug staat
de kwartiermeester aan het stuurrad,
den blik onafgewend op het compas
vóor hem en voortdurend draaiend
nan het stuurrad om het schip in den
koers te houden. Vóor aan den boeg
siaat ue tweede KWitf u©rwet£ièi
uocureud den unst met tiet oog ie
uooioureii. omen lu aeu uitkijktoren
nu i tien iokkemasl staat de wacnt eu
spiedt door de mistige duisternis,
üenouen rn het maciuiieruun staan
de wijzers vau de beide telegraai-
apparaten, ilw met het telegraoftoe-
si/'l op de brug in verbinding staan,
op „opgelet'vanwege den nevel.
Verscheidene machinisten bevinden
zich daarom in de onmiddellijke na
bijheid der toestellen by ue outscha-
koliuuchiae, die de geweldig© machi
nerie beheerscht. Alle voorzorgsmaat
regelen zijn dus genomen. Men hoort
niets dan het doffe gelijkmatige stam
pen dar machine, het bruisen der gol
ven, die het schip doorsnijdt, den
dreunienden misthoorn. Uit de verte
klinkt een zilveren vrouwenlach.
Plotseling blijft de kapitein staan en
zegt tol den eersten officier „Jan
sen, wordt het koeler, of verbeeld ik
miidat?' Jansen kijkt rondom zich,
alsof men de koude kon zien en ant
woordt „Ja, het komt mij ook voor
alsof het kouder wordt."
Tegelijkertijd merkt de derde offi
cier aan stuurboord op „Het wordt
aanmerkelijk kouder 1" Jansen werpt
een bLik up den thermometer aan het
stuurhuisje ,,De thermometer daalt
snel I" De kapitein komt naast hem
staan, evenals 'le derde officier. Alle
di ie nemen nauwkeurig den thermo
meter waar. „Ongeveer zes graden
gedaaldzegt Jansen. „Voor den
drommel roept de kapitein uit, „dat
kan alleen een ijsberg -zijn Zie je
niets, Karsten Karaten, de derde
officier, vorscht wederom in Noorde
lijke richting door den mist. „Ik zie
niets I" „Roep den uitkijk eens
aan beveelt de kapitein Jansen
neemt de spreektrompet en roept den
uitkijk eemgo woorden toe, die be
antwoord worden met de mededee-
ling. dat bij niets ziet. „De thermome
ter staat dr-e graden boven nul",
meldt Karsten. Alle verrekijkers op
de brucr zijn naar het Noorden ge
richt Poe-oe-oe-oeh. waarschuwt de
misthoorn, waarvan de klanken ver
d?n nevel doordringen. En als om
met deze waarschuwing te spotten,
duikt plotseling een ontzettend, reus
achtig schrikbeeld uit don nevel op.
Van het Noorden Uit recht voor deu
boe.; drijft het naar het schip t< e, ge
in. srl loos, spookachtig wit, de ver
starrende. ijzige koude des dooris
uitudemend. W el 600 voet steekt de
ijsberg boven het water uit, zoodat
zich een ontzettend groot© ijsmassa
ondor den waterspiegel moet bevin
den Van voren, vlak lioveu water,
vertoont hij een reusachtige uithol
ling. Het gedeelte daarboven hangt
met een gevaarlijke punt naar voren
over, juist op scheepshoogte. Als deze
ijskegel het schip raakt, wordt het
order water gedrukt als een noten
dop. Dan is alles voorbij. In enkele
seconden. En 2000 passagiers aan
boord
„ijsberg aan stuurboord klinkt
plotseling het waarschuwingssignaal
vau den uitkijk. Die stem heeft iets
boven menschel ij ks vreesaanjagends.
Aan uitwijken dit ziet de kapitein
is niet 'meer te denken. Reeds is
hij hij het telegraaftoestel. De kruk
wordt omgezet. De wijzers staan op
„Met volle kracht achteruit Bene
den in de machinekamer razen plot
seling de electrische bellen. De
dicliisibijstaande machinist springt
toe. leest het commando en telegra
feert naar de commandobrug ter l»e-
vestiging van hel bericht, terug. Dan
werpt tiij de kruk der omschakelings-
machine om. Plotseling klinkt een
andere toonaard van de geweldige
schroeven, die nu in tegenovergestel
de richting draaien. Een nauw merk
bare siddering doortrilt het geheele
schip Bleek en onbeweeglijk staan do
maciiimsien eikaar aan ie zien. W at
is er gebeurd W at zal er gebeuren?
W uniteer komt de botsing Wan
neer zal het zeewater zich ko
kend ui het macüuieruim storten, ei
ken uitweg voor de machinisten be
neden de waterlinie afsnijdend Ook
■boven op de brug staat men bleek en
onbeweeglijk, alsof de ijzige koude,
die hot spook daar voor hen, uit
ademt, hou tot ijsklompen had doen
bevriezen. Bleek en onbewegelijk
staal de uitkijk in deu toren, de kwar
tiermeester aan den boog, de man
aan het stuur, dat hij met ijzeren
hand houdt en een weinig naar het
Zuiden, van den ijsberg af, gedraaid
heeft. Zij hebben de tanden ou elkaar
geklemd. Vijf minuten dat weten
zij moeien verloopen, alvorens 't
zeekasteel naar de schroeven luistert
en achteruit loopt. Tot dan loopt het
schiu ziin enorme vaart uit.
Speelt daar niet iemand in de eet
zaal „Hinterm Ofen sitz'ne Maus"
Een minuut 1.... Twee minuten I
„Ja. zoo'n overtocht naar Amerika
is tegenwoordig een plezierreisje, an
der» niet", zegt de bereisde Engelsch-
muu, en steekt een sigaret op.
Drie minuten Het wordt al kou
der en kouder. Steeds nader komt de
ijsberg, schrikwekkend in dreigende,
ijzige spookachtigheid. Hij schijnt
don geheelen Oceaan, don geheelen
hemel te vullen. Men ziet niets anders
dan ijs. Van de brug. van het stuur
huisje, van den uitkijk, van den boeg
sturen zeven paar oogen in vale ge
zichten onafgewend op het reusachti
ge schrikbeeld daar vóór hen. Zeven
harten staan stil. Thans moet de bot
sing geschieden nu nu. De man
in den uitkijk sluit de oogen. De
kwartiermeester op den boeg draait
hot hoofd zijwaarts en houdt den
adem in.
Vijf minuten Het schip staat.
Langzaam gaat het nu achteruit.
Iets sneller. Nog sneller. De afstand
tusschen het witte reusachtige spook
beeld wordt grooter. De ijsberg be-
indt zich thans recht voor den boeg.
s'og kan 't schip mot een verhooging
au deu ijsberg onder water in aan
raking komen. Maar Hij drijft verder,
net gi.jdt voorbij, nog steeds drei
gend, nog altijd schrikwekkend iu
zij i starre reusachtigneid. Als Go
liath op David blikt de ijsberg op de
ellendige notendop neor. Thans is hij
reeds aan bakboordzijde. Nog Zuide
lijker glijdt hij weg. En nu verdwijnt
hij weer in den witten nevel even ge-
ruischloos, even geheimzinnig als hij
gekomen is. Jansen haalt diep adem.
Do kapitein zegt„Dat scheelde een
haar I" Neemt zijn pet af en droogt
zich het koud© zweet van het voor
hoofd. Dan gaat hij naar het tele
graaftoestel en seint naar de machi
nekamer „Met volle kracht vooruitl"
Ook in de machinekamer ademt men
dieper op. De gelaatsspieren ontspan
nen zich Weer draaien de machtig©
schroeven in tegenovergestelde rich
ting.
Dan wordt de nevel doorzichtiger.
De kwartiermeester aan het stuurrad
neemt den koers wederom op. Dikke
rookwolken kronkelen uit de schoor-
steeneh. Bruisend schiet de Oceaan-
reus weer door het water. De thermo
meter stijgt. De misthoorn doet nog
éénmaal zijn Poe-oe-oe-oeh hooren.
Dan zavijgt hij. Het wordt steeds hel-
deider. Reeds worden eenige sterren
zichtbaar. Een fluitsignaal roept de
kwartiermeester van den boeg terug.
De stuurman doet zes maal de
scheepsklok weerklinken, waarop de
uitkijk onmiddellijk met zijn klok
antwoordt. Zes glazen, in zeemans
taal elf uur 's avonds. En do man in
den uitkijk laat zijn vaikenoogen glij
den over de lichten en roept in lang
gerekte tonen naar de brug „De
lompen branden, alles wè-è-èl
„Amen", zegt de kapitein en verlaat
do brug.
„Hofmeester, breng mij nog een
glas bier", zegt de bereisde Enzelsch-
man, in den rooksalon. „Verbazend
vervelend toch zoo'n reis", voegt hij
er geeuwend aan toe... Nog altijd kan
hij zeggen, nooit een ijsberg ontmoet
te hebben. „Dat zijn maar praatjes,
you know J"
Daar heel in de verte aan den Zui
delijken horizon verdwijnt iets wits,
d it er als een onschuldig wolkje uit
ziet.
SALON ANTISEPTIQUE, EEN LEER-
LING DIE WAT BELOOFTI
In een netten, doch pas opgerich-
ten Heerensalon is een nieuw „half
was." Patroon moet 's morgens even
de deur uit, dan loopt hot toch zoo
druk niet, en gelast den leerling, wan
neer er iemand mocht komen, dezen
inaar even aan den praat te houden
Patroon is weg; joggie gevoelt zich
gewichtig: gaat voor de. spiegels,
neemt kam cn borstels en wil zich wat
opknappen; daar gaal de deur open.
Heer stapt gehaast binnen, hangt
hoed en jas op en neemt plaats in
den seheerstoel, doet erg gehaast on
zegt vlug geholpen te willen worden.
„Zeker, mijnheer"; joggie legt een
zwarten doek voor en ontvouwt daar
na gewichtig, doch langzaam, uon
handdoek. „Uil servet, mijnheer, is
aan een buitengewone hitte blootge
steld geweest en geheel en al gesteri
liseerd. Wij nemen alle mogelijke
voorzorgen um de clientèle voor be
smetting te vrijwaren."
„Dat is heel mooi", zegt de klant,
en doet ongeduldig; de doek wordt
langzaam voorgedaan.
..Deze zeep is (.weemaal gedebacteri-
oliseerd; elke kwast wordt na het ge
bruik twee uur gekookt, evenals onze
kammen cn borstels, deze worden
daarna volkomen geantisepticiseord."
„Best" zegt de klant.
„Deze seheerstoel, waarin u thans
zoo heerlijk op uw gemak zit, staat el-
ken nacht in een kwikchioorverbiu-
dmg, terwijl de kussens in een oven
gaun, die tot 1200 graden verwarmd
is; dc geroosterde Laccillen gaau
daarna in dc ongebluschto kalk".
„Vreeselijltl" sprak de klant.
„Het scheermes, waarmede ik hoop
dat u straks geschoren zult worden,
wordt na eik gebruik gekookt in arno-
nia, daarna eenige uren in nitrobcn-
zol om dc amonialucht te verdrijven''
(tersluiks ziet hij naar de deur, doch
geen patroon ziende, begint hij met
verheffing van stem): „En dit warme
water, mijnheer, wordt driemaal ge
kookt tot 90 graden, daarna ver
mengd mot formalin, daarna gefil
treerd en gedistilleerd, zuiverder wa
ter heeft u nooit gedronken."
„Uitmuntend", zegt de klant, „wel
wilde ik dat je een beetje opschoot."
Alsof hij niets hoorde, gaat bij
voort:
„Deze vloer, deze muren, dit pla
fond, worden iederen dag antiseptisch
behandeld, zelfs in dezen, onzen vor-
vaipot, is carbol, om het geld, dat on
ze klanten er steeds indoen, van allo
microben te zuiveren. Voor wij liet
dan uiigeven, wordt het nog met ge
zuiverde watten afgeveegd."
„Dat is nu alles mooi en goed," zei-
do de klant, die steeds nog met den
handdoek om den hals zat, „maar zou
je niet eens beginnen om mij te hel
pen of denk je, dat ik een insecten- of
bacteriën-broeierij er up na houd?"
„Neen mijnheer, dat niet, mijn
heer, mr.nr ik mag nog niet scheren 1"
„7,ooWaar is je patroon dan?"
„Ze zijn juist bezig hem uit te stoo
men, mijnheer"...
(P. E. G. in Figaro).
„Centr.
DAMRÜBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men tc richter,
aan den heer J. Meyer, KruisstraatSH. Telephoon 1513-
PROBLEEM No. 355.
van
L W e i s a
Zwart
',ra
m
fMr
.ra
i2
Zwart. Schijven op 7, 8, 9 1G, 19, 24, 25, 26, 29 en 30.
Wit. Schijven op 27, 28, 32, 33, 36. 39. 41, 42. 45 en 4S.
PROBLEEM No. 356,
Eindspel uit de partij door
M r. Com ma n d e.
Wit speelt, en wint.
Zwart
4o 41 4» 4» bu
Zwart. Schijven op 20 en 35.
Wit. Schijven op 40, 45 en 48.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres uiterlijk Dinsdag 7
Mei 1912.
Oplossing van probleem No. 351,
van den auteur Wit 4034, 35 44,
25-20, 2621, 22—17, 39-34, 44-40,
28—22, 43-39, 34—29, 32—1, 37 8,
1 5. 47-41. 5 46!! Zéér mooi 1