IÉ 5 K p 36 15 ft E ai 25 1, n M a !§p 35 til is w 45 Sf tonde te verbergen, knikte Blikkers toestemmend. Dat heeft niet iedereen, h6, zei juffrouw Blikkers trotsch bloedver wanten, dio 'n paard en rijtuig nala ten. Van wie andera zouden we een ponny erven dan van oom Robbens, dat vraag ik je Jo kunt nog wel zeg gen ,,dat spijt me" en 't raag je spij ten of niet, maar jou familie haalt toch maar niet bij de mijne, hè Was j)u vader in goeden doen 't Ant woord is néén. Heb je soms een oom, dia je paard en rijtuig na zal laten Soi eens néén. De juffrouw werd in haar woorden vloed gestuit, doordat de winkelbel overging. 7e ging dus naar voren, en nadat zij een vasten klant aan een ponel suiker en twee kop bruine hoo rn en geholpen had, haastte zij zich naar de huiskamer terug, waar het or.tbiit nog op tafel stond. Daar zou je vriend Tiddens wel eens op willen zitten, hè zei de juf frouw. nog steeds uit haar humeur door de koelbloedigheid, waarmee haar man het doodsbericht had opge nomen Waar op vroeg Dirk. Op de ponny natuurlijk, was het antwoord. Hè, wat sta je dtiar nou uls wezenloos te kijken. Toe, schiet nou wat op, eu ga in den winkel hel pen. Of heeft mijnheer daar soms weer geen zin in Neen zeker, hè Sukkel en meteen liep de juffrouw de kamer uit naar den winkel. Dirk werkte de laatste partjes van z'n boterham naar hinnen, nam de tafel af en waschte den ontbijtboel om. Hiermee kloar zijnde, volgde hij zijn echtgenoote naar den winkel. Hij trof haar in een betore stemming, veroorzaakt door de gedachte aan de woede en jaloasie van de Tiddensen, wonneer zij hun haar aanstaand be zit zou toonen. De wagen en het paard van oom zouden overmorgen door Dirk in Delft in ontvangst worden genomen. Juf frouw Blikkers organiseerde daarom voor den volgenden dag een rijtoer- tj* Ga jij nou naar da Tiddensen, Dirk. zei ze, en vraag of juffrouw Pinken en haar aanstaande, Peterse. Donderdag mee uit rijden gaan We gaan dan om twee uur van hms, ma ken een aardig tochtje over Voorburg en Leidschendam, en drinken onder weg thee. Jij wil dun zeker d.-n wa gen eerst we! eens netjes schoon ma ken en de ponny opkammen 't Span netje moet er in de puntjes uitzien, hoor 1 Geuren moeten we er mee, gen; I Nadat hij stilzwijgend naar de oo- dracht van z'n vrouw had geluisterd, waagde Dirk in 't midden te brengen, of 't niet. raadzamer zou zün met de invitatie te wachten, totdat zij het paard zonden hebhen gezien. De ponny. antwoordde juffrouw Blikkers. op haar linnen biïfende, is een -sterk, prachtig, jong best. Miju oom Robbens zou 't mij anders met vermaakt hebben. Dat zou na tuurlijk een oom van jou wel doen, als je tenminste oen oom had, dié wat bezat I Wil je nu doen wat ik vraag, D;rk, of niet Ik denk wel weer, dat 't antwoord „neen" zal zijn. Dat is 't ook, zei Dirk haastig. Ik d«-e 't niet. stellig met. Toen werd het volgende briefje ge schreven Lieve juffrouw Tiddens. Hiermede vervul ik den treurigen phchl u kennis te geven van het over lijden van mijn oom Robhens. Ü3 overledene hooft mij, behalve het grootste gedeelte van zijn geld, ook nog een ponny met een wagen na.gela- tsn. Hebt u plezier met uw man en uw auster Lien en haar aanslaande Don derdag om twee uur mee uit rijden te gaan Wil als 't u blieft het ant woord aan brenger dezes medegeven. Met vriendelijke groeten, Uwe MARIE BLIKKERS. s Woensdags ochtends begaf Dirk zich naar Delft, ten einde de nalaten schap in ontvangst te nemen en nam tegelijkertijd het briefje voor de Tid densen meoschriftelijk antwoord kreeg hij mee terug. Gezeten in een heel klein, laag wagentje, kwarn hij om half zeven Huns, hij monde voorzichtig, de teu gels met beide handen vasthoudende. Juffrouw Blikkers stond hem aan de voordeur op te wachten, en uit stappende. wees hij haar met bevende liand op de erfenis. En hier is het briefje van juf frouw Tiddens, Marie, zei bij op ge- denipten toon. dit aan z'n vrouw overhandigende. De ontroering, die. zich oven van liaai* meester maakte, beheerseïiehde, opende juffrouw Blikkers het briefje. Z'i las Lieve juffrouw Blikkers. .Met heel vee! genoegen zullen wij. van uw vriendelijke invitatie gebruik ronken. Karei on Lion en Peters* en ik Wat heerlijk zoo'n i ij toertje naar buiten. Miin neef Alers zal ons met ziin brik bij u laten brengen, en wij zullen er voor zorgen om twee uur present te zijn. Met de beste groeten ook voor uw man Uwe ANN\ TIDDENS. Na eenige oogenblikken zei juf frouw Blikkers "k Geloof er niks van. dat die Alers een brik heeft, 't zal er oen naar zijn J De juffrouw betastte oom Robhens' nalatenschap aan alle kanten, en kwam tot de overtuiging, dat het dier do ribben door het lijf staken. Dirk. zei ze, breng de ponny r.a3r de schuur, als er tenminste nog een klein bootje fut in je zit. Dit waren de laatste woorden, die zij dien avond sprak. Dirk en de na latenschap liepen naar de schuur. Om twee uur den volgenden dag werd hef dier, dat den morgen sl.i pende had doorgebracht, en zoo goed als geen voedsel luid genomen. voorgebracht, en juffrouw Blikkers en haar man wachtte-] de gasten af. Zii kwamen mot de brik van Alers en zagen er keurig uit, als altijd. Vier paar oogen k-'kon medeliidcnd naar juffrouw Blikkers' geschenk. Is dit de ponny vroeg juffrouw Tiddens. Arm, klein d>er I 't Is een flink, sterk beest, ant woordde juffrouw Blikkers vastbera den en we zullen er een heerlijk toertje mee maken. Daarvan lang niet zeker, maar be leefd, werden de gaston in het wagen tje gepakt; juffrouw liddeus zat tus- schen haar man en Dirk die mende, en juffrouw Blikkers tusschen juf frouwen Binken eu Peterse op de an dere bank. De tocht werd niet met onbeperkt vertrouwen begonnen; juifrouw üd- dens was bang dat ze eon agent te gen zouden komen.die hen zou bekeu ren. Ik beef als een rietje, zei ze, alleen bij de gedachte. Als we een eindje geredeu hebben, mogen we waarlijk wel eens uitstajipen en er naast gaan loopon. Wat steken 't ar me dier z'n ribben uitl Zoo waar als ik hier zit, als ik vlug reKonaurstei was, zou ik ze kunnen tellenI Ik begrijp niet waar u t over hebt, juffrouw tiddens, riep juifrouw Ui.kiters plotseling van de achterste bank. Ik had het niet tegen u, lieve, antwoordde juffrouw 'I widens, haar hoofd schuddende, en ik wist met dat u zat te luisteren. Oom Robbens liet z'n paarden al tijd aan wedrennen meedoen, zei juf frouw Blikkere. Daarom hield hij ze op rantsoen. Hierna werden geen toespelingen meer op 't dier gemaakt. Om vier uur stapten ze uit dicht bij het „Molen tje' bestelden daar thee (gebak had den ze zolf mee genomen) en gingen, ieder hun eigen kopje meedragende, langs den kant van den weg gezeten, beide artikelen genieten. Tot algemeeno teleurstelling wei gerde de ponny hardnekkig eenig voedsel tot zich te nemen. Juffrouw l'iddens, bewerende dat haar Jiart bloedde van medelijden, waagde de veronderstelling, dat het dier treurde om den dood van oom Robbens. 't Lijkt wel die plaat. „Waar is de baas?" zei ze. Stil, fluisterde Karei Tiddens haar in 't oor, —als hij dat hoort, wordt hij nog erger, 't Dier heeft ver dij et en is levensmoe. Als we m niet zoo in de gaten hielden, pleegde hij zelfmoord. We zijn een aardig eindje van huis, zei Blikkers binnensmonds geloo- ven jullie dat hel dier ons weer thuis brengt? Ik niet. Ik stel voor, zei juffrouw Tid dens, even naar 't telegraafkan toor le gaan en te telegrafeercn om de brik van mijn neof. Hoe zou jij dat vinden. Lien? Ik vind dat we dit arme dier niet weer zoo n vracht mogen laten dra- gén, antwoordde juffrouw Pinken, en Peterse denkt er ook zoo over. Nietwaar Peterse? Zeker, stemde deze toe. Karei, zei juffrouw Tiddens, ga jij dat telegram dan eens gauw versturen en zet er bij dat we een an der paard moeten hebben dan van ochtend. Juffrouw Blikkers keek juffrouw Tiddens een oogenblik sprakeloos aan. Mijn neef heeft er verscheidene, voegde juffrouw Tiddens er nog bij. En wat moeten we dan met de ponny van oom Robbens beginnen? vroeg juffrouw Blikkers. Als hij sterft vóórdat de brik komt, antwoordde juffrouw Tiddens, dan zullen we hem netjes begra ven. Nu stond juffrouw Blikkers op en gaf tegenover het geheele gezelschap aan haar woede lucht. Dirk was blij dat hij niet alleen met haar was, want dan was de volle lading op hem neer gekomen. De speech werd door alle aanwezigen stilzwijgend aangehoord en eindelijk zweeg ook juffrouw Blik kers. Wij danken u wel, zei toen juf frouw Tiddens sarcastisch, voor uw vriendelijke woorden. Karei, ga jij dus even telegrafeercn? U en uw man gaan toch, hoop ik, met ons mee? zei ze beleefd tot juffrouw Blikkers. Dank u, antwoordde de dame, Dirk en ik hebben onzen eigen wagen. Het wachten op de brik van Alers duurde lang en het gesprek wilde niet meer goed vlotten. Daar kwam een agent aan. Het halfstervende paard ziende en het partijtje dat langs den kant zat, deed hij. vermoedende dat ze met dal afgetobde dier nog verder wilden gaan, her. de noodige vragen. Juffrouw Tiddens, den agent ter zijde nemende, deed hem een relaas van den toestand op zulk een aardige manier, dat zijn ergernis veranderde in bewondering. Zij eindigde met hem voor te stellen aan de overig© leden van liet gezelschap, schonk hem e©n kopje thee en presenteerde hem de restjes van het gebak. Gezeten tusschen juffrouw Pinken en juffrouw Tiddens, scheen de agent zich kostelijk te amuseeren. Dit was niet 't geval met Tiddens en Pe terse, die het trio met jaloersche blikken stonden tebcloeren. Na een half uurtje kwam de brik van Alers in het gezicht, 't Geheele gezelschap, behalve dc Blikkerseu, stapten in. Juffrouw Tiddens beloofde den vol genden dag naar den welstand van het arme kleine beest te komen in- fonneeren, en zij en juffrouw Pinken wuifden den agent vriendelijk toe. De dienaar van Hermandad stond nog midden op den weg de dames na te kijken, toen de brik al zoo goed als uit 't gezicht was verdwenen. Blikkers en z'n vrouw stapten in hun eigen wagentje, 't Arme afgetob de paard was bijna niet vooruit te krijgen. Met veel moeite kreeg Dirk, geholpen door den gedienstigen agent er den slakkengang in. 't Was toen zeven uur. Om tien uur kwamen ze thuis, loopendo leder aan een kant van de nalatenschap, die tusschen hen in voortstrompelde. Met een lantaarn lichtten ze hem voor. Dirk, zei juffrouw Blikkers, ik geloof dat de pony ziek is. De in spanning van de reis van gister heeft hem geen goed gedaan. Je kimt het dier vannacht niet alleen laten. Ik vind dat je bij hem moet waken. Geef hem eerst flink wat haver. Dirk; er mogen voor het beest, dat oom Rob bens me heeft nagelaten, geen kosten gespaard wonden, Als dat ellendige nvensch van Tiddens morgen komt, dan zullen we haar bewijzen dat t in 't geheel niet noodig is, dat ze naar de ponny komt vragen. De imperti nentie van dat mensch vandaag was meer dan ergerlijk, en als jij niet zoo'n lafaard, zoo'n sukkel, zoon nul was Doordat Dirk do nalatensctiup mee voerde naar de schuur, miste hij de rest van haar kritiek op zijn fcuraiviei. Hij trachtte het beest haver te voe ren, en toen hij zag dat het dier ging iiggeri op een manier die duidelijk aautooude, dat hem de geueele were.d verder koud liet, ging Blikkers ook liggen en deed zijn oogen dicht. Niet om te gaan gaan slapen, zei hij, maar om te doen wat een kindermeid ook zou doen. Mijnheer Blikkers viel in diepe rust. Het was zes uur den volgenden morgen, toen juffrouw Blikkers, de schuur binnen komende, de nalaten schap en haar echtgenoot naast el kaar zag liggen. De nalatenschap was een lijk. Mijn heer Blikkers verkeerde ook bijna in denzelfden toestand, maar toen z'n vrouw hem hard aan zijn been trok deed hij zijn oogen open... cn kreeg een aangenaam visioen. Trachtende overeind te komen, kwam hij tot de ontdekking dat de schuur gevuld werd door de stem van juffrouw Blik kers, gedurende een minuut of tien. Toen de dame verdween, had Blik kers niet den minsten trek rneer in zijn ontbijt. Laat op den middag slapte juf frouw Tiddens den winkel binnen om te informeeren naar den toestand van de ponny. Juffrouw Blikkers stond achter de toonbank. Ilij is vanmorgen gestorven, zei ze. Och, wat spijt me dat, zei. juf frouw Tiddens, glimlachende. En wat gaat u er nu mee doen? Zeker verkoopen als puurde vleescli hé? U hebt er altijd zoo u slag van overal partij van te trekken! Ik zal van zijn vel een mooi haardkleedje laten maken, antwoord de juffrouw Blikkers. Ik wil een go- dachtenis hebben aan de ponny, die oom Robbens me heeft nagelaten, en waarvan ik daarom zooveel hield. Begrijpt u wel, juffrouw? Dat is een heel lieve gedachte van u, zei juffrouw Tiddens, die de deur reeds open had om den winkel uit te gaan. Om over ie\s anders te praten, zei juffrouw Blikkers, haar tegen houdende, willen u en Karei van de week of de volgende week niet weer eens lekkere rookworst hebben'? Ik heb een goeien voorraad. Van de week liever niet, dank u wel, antwoordde juffrouw Tiddens, na een oogenblik te hebben nage dacht. (Huisgez.) De ijsbergen en hnn gevaren. Een aanschouwelijk beeld van de ontzettende gevaren, die de m uon Oceaan drijvende ijsbergen bieuen, geeft tie voJgei de meesieriijke scheis van den Duitscbeu auteur Honry F. Urban, die uit eigen ervaring put. De schets nemen wij. ovoi* uit de „bediller Lokal Auzeiger". liet is een warme J uli-avond. De zee is slechts licht bewogen. Het mist. En door den witten nevel dringt, telkens met pauzen van 2 minuten het diepe, dreunende, waarschuwende Poe-oe- oe-oeh uit den misthoorn van een transatlantische stoomboot. Thans worden de omtrekken flauw zicht baar, zwart en geweldig. Hot is een der Oceaan-reuzen. Donkere rookwol ken kronkelen uit dc schoorsteen©». Majestueus doorklieft het schip do baren met een snelheid van 18 mijlen in het uur. Om den scherpen boeg kookt en bruischt het water tot hoog- opspattende schuimvlokken. Alleelec- trisclie lichten branden het licht bo ven in den eerste- of den fokkenmast, 't licht boven ia den tweede- of den groolen mast. 't groene licht aan stuurboord rechts ouder de kapiteins- brug. het roocie licht aan bakboord linss ouder de kapiteins!)rug. Alle ka juitvensters en de vensters der eetzaal zijn verlicht, want men zit aan tafel. In de eetzaal, groen mot goud, die nen de hofmeesters in hun donker blauwe uniform niet koperen kuoo- pen juist de koffie op. liet strijkor kest boven in den damessalon speelt het lamste stuk van de tafclwuziek. Hartstochtelijk sleepend klinken de tonen der violen tot beneden in de eetzaal. Schoone vrouwen, gezeten aan de glinsterende sneeuwwitte ta fels, wiegen het hoofd op de handen en lachen, zoo als sohoone vrouwen la chen als de muziek de liefde suist. Poe-oo-oe-oeh dreunt de misthoorn toornig minden door <i© klanken van de muziek en liet gebabbel der passa giers heen. „Die verwenschte misthoorn", zegt de dikke Barlijner tot de klemo zan geres naast hem, die een kunstreis naar Amerika maakt. „Het maakt iemand zenuwachtig." „Ach het laat mij koud I" is haar meening met voorgevende onverschil ligheid. „Nu ja, ala men ook zoo'n portie ijs neemt", groppigt de dikke Berlij ner en kraakt een amandel. Langzaam aan loopt de zaal ledig. Eenigen blijven achter en scliaron zich om de piano waar de vriendelij ke Oostenrijker met de belachelijke zwarte snor re baarden een lied zingt mot hoog© keelstem, grotesk, bespot tel ijk. In een hoek, afgezonderd, zit een slanke, jonge man met een jong meisje te keuvelen. De handen ineen gestrengeld. Pocoe-oe-oeh dreunt de misthoorn. In den rooksalon zit een brouwer uit Mexico &an slechte sigaar te be- knauwen en niet ver van hem af ver telt een bereisd Engelschnian met een kring van toehoorders om zich heen i van zijn reizen. „ijsbergen Belacue- lijk Laat u toch noon iets wijsma ken. Dit is nu miju twaalde reis en ik heb er nog nooit een gezien. En Uiooht er een komen, weinu dan va ren wij er om heen. Heel eenvou dig 1" Roe-oc-oe-oeh dreunt de rnisi- noorn. Eu steeds Klieft de Oceaan- reus schuimend de baren door nevel en nnst. Niemand der passagiers be vindt zich op liet dok. Het is daar niet zjo aangenaam. Het wordt eenzaam op het schip, steeds eenzamer, un heimisch I Alleen op de kapitcinsbrug dio daar in de hoogte vlak voor de schoorsieeneii, dwars over het schip loopt, is het levendig. D.iar gaan de kapitein en de eerste officier aanhou dend zonder eeruge onderbreking van bakboord naar stuurboord heen en weer. In den hoek aan stuurboordzij de de vierde officier met den verre kijker voor het oog, trachtend den dichten nevel te doorvorschen. In het stuurhuisje midden op de brug staat de kwartiermeester aan het stuurrad, den blik onafgewend op het compas vóor hem en voortdurend draaiend nan het stuurrad om het schip in den koers te houden. Vóor aan den boeg siaat ue tweede KWitf u©rwet£ièi uocureud den unst met tiet oog ie uooioureii. omen lu aeu uitkijktoren nu i tien iokkemasl staat de wacnt eu spiedt door de mistige duisternis, üenouen rn het maciuiieruun staan de wijzers vau de beide telegraai- apparaten, ilw met het telegraoftoe- si/'l op de brug in verbinding staan, op „opgelet'vanwege den nevel. Verscheidene machinisten bevinden zich daarom in de onmiddellijke na bijheid der toestellen by ue outscha- koliuuchiae, die de geweldig© machi nerie beheerscht. Alle voorzorgsmaat regelen zijn dus genomen. Men hoort niets dan het doffe gelijkmatige stam pen dar machine, het bruisen der gol ven, die het schip doorsnijdt, den dreunienden misthoorn. Uit de verte klinkt een zilveren vrouwenlach. Plotseling blijft de kapitein staan en zegt tol den eersten officier „Jan sen, wordt het koeler, of verbeeld ik miidat?' Jansen kijkt rondom zich, alsof men de koude kon zien en ant woordt „Ja, het komt mij ook voor alsof het kouder wordt." Tegelijkertijd merkt de derde offi cier aan stuurboord op „Het wordt aanmerkelijk kouder 1" Jansen werpt een bLik up den thermometer aan het stuurhuisje ,,De thermometer daalt snel I" De kapitein komt naast hem staan, evenals 'le derde officier. Alle di ie nemen nauwkeurig den thermo meter waar. „Ongeveer zes graden gedaaldzegt Jansen. „Voor den drommel roept de kapitein uit, „dat kan alleen een ijsberg -zijn Zie je niets, Karsten Karaten, de derde officier, vorscht wederom in Noorde lijke richting door den mist. „Ik zie niets I" „Roep den uitkijk eens aan beveelt de kapitein Jansen neemt de spreektrompet en roept den uitkijk eemgo woorden toe, die be antwoord worden met de mededee- ling. dat bij niets ziet. „De thermome ter staat dr-e graden boven nul", meldt Karsten. Alle verrekijkers op de brucr zijn naar het Noorden ge richt Poe-oe-oe-oeh. waarschuwt de misthoorn, waarvan de klanken ver d?n nevel doordringen. En als om met deze waarschuwing te spotten, duikt plotseling een ontzettend, reus achtig schrikbeeld uit don nevel op. Van het Noorden Uit recht voor deu boe.; drijft het naar het schip t< e, ge in. srl loos, spookachtig wit, de ver starrende. ijzige koude des dooris uitudemend. W el 600 voet steekt de ijsberg boven het water uit, zoodat zich een ontzettend groot© ijsmassa ondor den waterspiegel moet bevin den Van voren, vlak lioveu water, vertoont hij een reusachtige uithol ling. Het gedeelte daarboven hangt met een gevaarlijke punt naar voren over, juist op scheepshoogte. Als deze ijskegel het schip raakt, wordt het order water gedrukt als een noten dop. Dan is alles voorbij. In enkele seconden. En 2000 passagiers aan boord „ijsberg aan stuurboord klinkt plotseling het waarschuwingssignaal vau den uitkijk. Die stem heeft iets boven menschel ij ks vreesaanjagends. Aan uitwijken dit ziet de kapitein is niet 'meer te denken. Reeds is hij hij het telegraaftoestel. De kruk wordt omgezet. De wijzers staan op „Met volle kracht achteruit Bene den in de machinekamer razen plot seling de electrische bellen. De dicliisibijstaande machinist springt toe. leest het commando en telegra feert naar de commandobrug ter l»e- vestiging van hel bericht, terug. Dan werpt tiij de kruk der omschakelings- machine om. Plotseling klinkt een andere toonaard van de geweldige schroeven, die nu in tegenovergestel de richting draaien. Een nauw merk bare siddering doortrilt het geheele schip Bleek en onbeweeglijk staan do maciiimsien eikaar aan ie zien. W at is er gebeurd W at zal er gebeuren? W uniteer komt de botsing Wan neer zal het zeewater zich ko kend ui het macüuieruim storten, ei ken uitweg voor de machinisten be neden de waterlinie afsnijdend Ook ■boven op de brug staat men bleek en onbeweeglijk, alsof de ijzige koude, die hot spook daar voor hen, uit ademt, hou tot ijsklompen had doen bevriezen. Bleek en onbewegelijk staal de uitkijk in deu toren, de kwar tiermeester aan den boog, de man aan het stuur, dat hij met ijzeren hand houdt en een weinig naar het Zuiden, van den ijsberg af, gedraaid heeft. Zij hebben de tanden ou elkaar geklemd. Vijf minuten dat weten zij moeien verloopen, alvorens 't zeekasteel naar de schroeven luistert en achteruit loopt. Tot dan loopt het schiu ziin enorme vaart uit. Speelt daar niet iemand in de eet zaal „Hinterm Ofen sitz'ne Maus" Een minuut 1.... Twee minuten I „Ja. zoo'n overtocht naar Amerika is tegenwoordig een plezierreisje, an der» niet", zegt de bereisde Engelsch- muu, en steekt een sigaret op. Drie minuten Het wordt al kou der en kouder. Steeds nader komt de ijsberg, schrikwekkend in dreigende, ijzige spookachtigheid. Hij schijnt don geheelen Oceaan, don geheelen hemel te vullen. Men ziet niets anders dan ijs. Van de brug. van het stuur huisje, van den uitkijk, van den boeg sturen zeven paar oogen in vale ge zichten onafgewend op het reusachti ge schrikbeeld daar vóór hen. Zeven harten staan stil. Thans moet de bot sing geschieden nu nu. De man in den uitkijk sluit de oogen. De kwartiermeester op den boeg draait hot hoofd zijwaarts en houdt den adem in. Vijf minuten Het schip staat. Langzaam gaat het nu achteruit. Iets sneller. Nog sneller. De afstand tusschen het witte reusachtige spook beeld wordt grooter. De ijsberg be- indt zich thans recht voor den boeg. s'og kan 't schip mot een verhooging au deu ijsberg onder water in aan raking komen. Maar Hij drijft verder, net gi.jdt voorbij, nog steeds drei gend, nog altijd schrikwekkend iu zij i starre reusachtigneid. Als Go liath op David blikt de ijsberg op de ellendige notendop neor. Thans is hij reeds aan bakboordzijde. Nog Zuide lijker glijdt hij weg. En nu verdwijnt hij weer in den witten nevel even ge- ruischloos, even geheimzinnig als hij gekomen is. Jansen haalt diep adem. Do kapitein zegt„Dat scheelde een haar I" Neemt zijn pet af en droogt zich het koud© zweet van het voor hoofd. Dan gaat hij naar het tele graaftoestel en seint naar de machi nekamer „Met volle kracht vooruitl" Ook in de machinekamer ademt men dieper op. De gelaatsspieren ontspan nen zich Weer draaien de machtig© schroeven in tegenovergestelde rich ting. Dan wordt de nevel doorzichtiger. De kwartiermeester aan het stuurrad neemt den koers wederom op. Dikke rookwolken kronkelen uit de schoor- steeneh. Bruisend schiet de Oceaan- reus weer door het water. De thermo meter stijgt. De misthoorn doet nog éénmaal zijn Poe-oe-oe-oeh hooren. Dan zavijgt hij. Het wordt steeds hel- deider. Reeds worden eenige sterren zichtbaar. Een fluitsignaal roept de kwartiermeester van den boeg terug. De stuurman doet zes maal de scheepsklok weerklinken, waarop de uitkijk onmiddellijk met zijn klok antwoordt. Zes glazen, in zeemans taal elf uur 's avonds. En do man in den uitkijk laat zijn vaikenoogen glij den over de lichten en roept in lang gerekte tonen naar de brug „De lompen branden, alles wè-è-èl „Amen", zegt de kapitein en verlaat do brug. „Hofmeester, breng mij nog een glas bier", zegt de bereisde Enzelsch- man, in den rooksalon. „Verbazend vervelend toch zoo'n reis", voegt hij er geeuwend aan toe... Nog altijd kan hij zeggen, nooit een ijsberg ontmoet te hebben. „Dat zijn maar praatjes, you know J" Daar heel in de verte aan den Zui delijken horizon verdwijnt iets wits, d it er als een onschuldig wolkje uit ziet. SALON ANTISEPTIQUE, EEN LEER- LING DIE WAT BELOOFTI In een netten, doch pas opgerich- ten Heerensalon is een nieuw „half was." Patroon moet 's morgens even de deur uit, dan loopt hot toch zoo druk niet, en gelast den leerling, wan neer er iemand mocht komen, dezen inaar even aan den praat te houden Patroon is weg; joggie gevoelt zich gewichtig: gaat voor de. spiegels, neemt kam cn borstels en wil zich wat opknappen; daar gaal de deur open. Heer stapt gehaast binnen, hangt hoed en jas op en neemt plaats in den seheerstoel, doet erg gehaast on zegt vlug geholpen te willen worden. „Zeker, mijnheer"; joggie legt een zwarten doek voor en ontvouwt daar na gewichtig, doch langzaam, uon handdoek. „Uil servet, mijnheer, is aan een buitengewone hitte blootge steld geweest en geheel en al gesteri liseerd. Wij nemen alle mogelijke voorzorgen um de clientèle voor be smetting te vrijwaren." „Dat is heel mooi", zegt de klant, en doet ongeduldig; de doek wordt langzaam voorgedaan. ..Deze zeep is (.weemaal gedebacteri- oliseerd; elke kwast wordt na het ge bruik twee uur gekookt, evenals onze kammen cn borstels, deze worden daarna volkomen geantisepticiseord." „Best" zegt de klant. „Deze seheerstoel, waarin u thans zoo heerlijk op uw gemak zit, staat el- ken nacht in een kwikchioorverbiu- dmg, terwijl de kussens in een oven gaun, die tot 1200 graden verwarmd is; dc geroosterde Laccillen gaau daarna in dc ongebluschto kalk". „Vreeselijltl" sprak de klant. „Het scheermes, waarmede ik hoop dat u straks geschoren zult worden, wordt na eik gebruik gekookt in arno- nia, daarna eenige uren in nitrobcn- zol om dc amonialucht te verdrijven'' (tersluiks ziet hij naar de deur, doch geen patroon ziende, begint hij met verheffing van stem): „En dit warme water, mijnheer, wordt driemaal ge kookt tot 90 graden, daarna ver mengd mot formalin, daarna gefil treerd en gedistilleerd, zuiverder wa ter heeft u nooit gedronken." „Uitmuntend", zegt de klant, „wel wilde ik dat je een beetje opschoot." Alsof hij niets hoorde, gaat bij voort: „Deze vloer, deze muren, dit pla fond, worden iederen dag antiseptisch behandeld, zelfs in dezen, onzen vor- vaipot, is carbol, om het geld, dat on ze klanten er steeds indoen, van allo microben te zuiveren. Voor wij liet dan uiigeven, wordt het nog met ge zuiverde watten afgeveegd." „Dat is nu alles mooi en goed," zei- do de klant, die steeds nog met den handdoek om den hals zat, „maar zou je niet eens beginnen om mij te hel pen of denk je, dat ik een insecten- of bacteriën-broeierij er up na houd?" „Neen mijnheer, dat niet, mijn heer, mr.nr ik mag nog niet scheren 1" „7,ooWaar is je patroon dan?" „Ze zijn juist bezig hem uit te stoo men, mijnheer"... (P. E. G. in Figaro). „Centr. DAMRÜBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men tc richter, aan den heer J. Meyer, KruisstraatSH. Telephoon 1513- PROBLEEM No. 355. van L W e i s a Zwart ',ra m fMr .ra i2 Zwart. Schijven op 7, 8, 9 1G, 19, 24, 25, 26, 29 en 30. Wit. Schijven op 27, 28, 32, 33, 36. 39. 41, 42. 45 en 4S. PROBLEEM No. 356, Eindspel uit de partij door M r. Com ma n d e. Wit speelt, en wint. Zwart 4o 41 4» 4» bu Zwart. Schijven op 20 en 35. Wit. Schijven op 40, 45 en 48. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres uiterlijk Dinsdag 7 Mei 1912. Oplossing van probleem No. 351, van den auteur Wit 4034, 35 44, 25-20, 2621, 22—17, 39-34, 44-40, 28—22, 43-39, 34—29, 32—1, 37 8, 1 5. 47-41. 5 46!! Zéér mooi 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 18