NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Haidée. 29e Jaargang, No. SS53 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. WOENSDAG 1 MEI 1912 B ABONNEMENTEN PER DRïfi MAANDEN: Voor Haarlem ƒ1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom 'der gemeente)„1.30 Franco per post door Nederland1.65 Afzonderlijke nummers0.02t1 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.3714 de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM, ADVERTENTIËN: Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels ƒ1— eiicè regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing: 50 Cts. voor 3 plaatsingen contant. Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53, Intercommonaa! Telefoonnummer der Redactie600 en der Administratie724. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandscn Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. 1532 Bandieten. Eindelijk is dan toch de gevaarlij k-O handiet Bonnot aan het einde van xijn gevaarlijk leven gekomen. Als een dolle hond is hij gejaagd en ach tervolgd en daar hij toen nog van zich afbeet, heeft men hem met list overmand, raet dynamiet en bommen onschadelijk gemaakt. Doorboord met kogels, <lie gedeeltelijk van hen) zelf afkomstig waren, lag hij te stuiptrek ken op den vloer, toen dc politie bin nendrong. Toch loste hij nng een ko gel, zijn laatste en wierp zijn over winnaars in machteloozo woede een scheldwoord naar het hoofd. Tas de s al i gauds! brult bij, krui pend van pijn. Misschien is het de moeite waard, eens wat dieper op het wezen en be staan van deze zonderlinge persoon lijkheid in te gaan, omdat daarin zoo vee! onwezenlijks en onbegrijpelijks schuilt. Bonnot en zijn kameraden hebben er smaak in, zichzelf als mar telaars voor te doen, als slachtoffers van een verkeerd ingerichte maat schappij. Zij noemen ziel) anarchis ten. Die naam is evenwel maar een etiquet, daarachter vindt men niets dan den bandiet, die, afkeerig van ge regelde inspanning en harden arbeid, -steelt en rooft, waar hij maar kan, altijd uit op -een gelegenheid, waar h.j eens een bijzonder winstgevenlen slag kan slaan. En let nu op, dat de middelen, die deze menschen gebrui ken. hoe langer hoe meer van het gewone afwijken, het onwaarschijn lijke naderen en den meest fantast-i- schen roman overtreffen. Een auto aanhouden, de inzittenden doodschie ten, op klaarlichten dag een bank bestelen, terwijl een van de compères met 'een karabijn het publiek op een afstand houdt; ziedaar do verbazing wekkende middelen, die deze bandie ten aangrijpen om Ja, om wat Om zich te verrijken Dat kan het niet wezen. Voor' zulke stoute stukken is zoo'n groote bende noodig, dat ieders aandeel, zelfs in een buit van duizende guldens, onbe duidend wordt. Veertien dagon later heeft Bonnot dan ook bijna geen geld meer op zak en de heele politie op zijn hielen. Dat laatste kon hij weten, hij die zesmaal de doodstraf heeft ver diend. llij kon ook, indien; hij koel redeneerde, nagaan dat de best ge lukte diefstal hem niet tot een rijk man zou maken, die zich kalm in Amerika zou kunnen terugtrekken, om verder van de rente van zijn ge stolen geld te leven. Wat heeft hij dan gewild of ge dacht Wat was zijn einddoel'? Ik geloof, dat hij zich daarin met zijn kameraden niet heeft verdiept. Alle groote steden hebben liun be zinksel, dat gewoonlijk alleon politie en justitie te zien krijgen, maar nu en dan voor ieder zichtbaar naar boven komt trieste figuren, opge voed kan men niet zeggen, maar al thans opgegroeid in buurten, waai' ze o-mringd zijn door zonde, schande en misdaad, waai' hun gedachten in zon derlinge kronkels gaan, hun slechtste daden het meest worden toegejuicht en zoo langzamerhand, maar vast en stellig een waanvoorstelling zich vormt in hun abnormale hersens dat zij in oorlog zijn met de maatschap pij en dat die maatschappij ongelijk heeft. Boeven zijn ei- in de samenleving altijd geweest en zullen er ook altijd blijven. Maai' waarom komen nu Bon not, Gamier en de rest plotseling naar boven in een verwoeden aanval op die maatschappij, welk© tot dusver wel voortdurend met hen worstelde, maar hen toch telkens in betrekkelij ke onbekendheid wist te houden Het moet geweest zijn, dat zij er behoefte aan gevoelden om te doen wat in hun verwarde en vergroeide hersens iets grootseh tooi eek. Ze wilden iets doen, dat uitstak boven het gewone, dat aller aandacht trekken zou. Hub moet het alledaagsche verveeld hebben zij wilden een rol spelen. En natuurlijk op het oeni-ge terrein, dat zij kenden, d.it van de misdaad. Misschien zouden ze daartoe nog niet gekomen zijn, wanneer niet twee factoren hen daartoe hadden aange- zeL De een© was de publieke opinie, liet leven in een groote stad geeft zulke zenuwprikkeling, dat het ge vaar groot is voor bewondering van het ongewone, omdat het interessant is. Zuidelijke volken vooral zijn ge neigd alleen naar de mate van bui tenissigheid te vragen, zonder naar doel of streven te zien. Zoo kan een groot geleerde, die de menschbeid groote diensten bewees, ongemerkt voorbijgaan, terwijl de massa uit loopt naar den bandiet, die door de politie voorbij gesleept wordt. Zóó verduisterd was de geest der auto bandieten niet, of zij moeten deze zie kelijke eigenschap van het publiek ge kend en begrepen hebben. Voor over prikkelde Parijzenaars moesten zij helden worden, waarvan men gruw de, waarover men met verontwaardi ging sprak, die men onder sommige omstandigheden geholpen zou hebben om in stukken to scheuren, maar hel den niettemin Ilot publiek alleen is daarvan even wel de schuld niet, de Parijsche cou ranten hebben het in die richting op- 1 gevoed. We zagen het in den Parij- sclien brief in ons vorig nummer, hoe de geringste kleinigheid, die aam de schelmen toebehoorde of waarvan zij gebruik hadden gemaakt, wordt af gebeeld en beschreven evengoed als voörwerpen, die aan een terecht be roemd man hebben toebehoord. Zoo ontstaat de doodolijke wisselwerking, waarvan niemand weet wat het eind© wezen zalde jacht op heftigen prik kel, door de couranten in Parijs voor hun lezers gevoerd, het woeste ver langen van die lezers naar nog moer sensatie in die couranten. Wie daar mee het eerst begon is moeilijk uit te maken, dat het op den duur voor bei den noodlottig wordt, spreekt van zelf. Wie dit alles nog niet goed voor den geest heeft, moet zich eens afvra gen, of dit in Amsterdam mogelijk we zen zou. Het antwoord is niet twijfel achtig wij Nederlanders zijn in elk geval nog wel zoo, dat we alleem hel den zien in menschen, die wat goeds hebben gesticht of gewild de groote schurk mag een oogenblik onze nieuwsgierigheid prikkelen, maar hij heeft onze geheele, onze volkomen, onze onverholen afschuw. Hoe ver keerd het ook zij, den Farizeër te spelen, dit mogen we toch van onzen landaard zeggen. Of wij in deze zelfde richting geen gevaar loopsn Ik zou het niet dur ven beweren. De nare. kunstelooze boekjes, zonder eemge letterkundige verdienste, die in 't buitenland wer den uitgevonden en waarbij de dief, de inbreker, de moordenaar nog met een soort van bewondering wordt be schreven, kennen wij in Nederland ook. Het eeuwige afbreken van 't gezag, vooral van wie geroepen zijn om orde en rust te bewaren, is ons bier niet onbekend. Niet zoo erg als te Parijs, waar da.g in dag uit in woord en ge schrift de politie giftig wordt bel ee rt i&d of snerpend bespot, maar in mindere mate toch ook. Dat mag wel eens bedacht worden, ook builen Parijs. Hadden Bonnot, Garnder en Consor ten niet geweten, dat achter veler af grijzen toch bewondering school, licht zouden zo hun woeste anti-maat schappelijke daden niet hebl>en be gaan. Hierin ligt een les voor ons al len dat het gemeen e, lage, hoe on verwacht, hoe gedurfd ook, nooit grootseh kan zijn eai dat we onze be wondering moeten bewaren voor wat mooi en goed is. J. C. P. Buitenlandsch Overzicht De oorlog iusschen Italië enTarkije Langzaam maar zeker wordt het krijgsplan van de Italiaansche vloot voogden duidelijk zoo schrijft de Rotueinsche Temp s-correspondent, het doel is blijkbaar Turkije groote moeilijkheden te bereiden en financi eel nadeel toe te brengen, j Voorlooni" ligt het niet in het voor- i nemen, de Darrtanellen te forceeren deze ultima ratio wil men nog wat in petto houden. Intusschën gelooft men i in technische kringen, ook op grond i van de resultaten van het jongste bombardement van slechts enkele uren, dat een dergelijke onderneming volstrekt niet onmogelijk zou blijken; men houdt zich overtuigd, dat de vloot door een stelselmatige en geleidelijke j beschietiner der forten binnen een j paar dagen er in zou slagen zich een doortocht te banen, hoewel men zich volstrekt niet verbeeldt, dat dit zou gaan ten koste van veel munitie, dus groote slijtage van het zware geschut, en wellicht ook van het verlies van enkele schepen. Daarom Zal men dan ook tot zulk een operatie slechts overgaan, indien de onmogelijkheid blijkt. Turkije op andere wijze te doen bukken. Trouwens, voorloopig heeft de ma rine nog genoeg ander werk in de Aegeïsche zee voor den boeg, voordat men kan denken aan een forceering van de Dardanelles Reeds is daar mede een aanvang gemaakt. De ope- rnties zuilen geleidelijk, maar met be slistheid worden doorgevoerd. Aller eerst is het zaak, zich te verzekeren van de noodige steunpunten in de Aegeïsche zee Dat is dan ook de be- rt oei rig van de bezettin c van het eiland St'ampalia in bet Torksche, zuidelijke gedeelte dier zee. De bezetting van een eiland in de noordelijke Helft, het zij dan Lemjios, Tenedos oi linbros, zal volgen, maar in elk geval zal een eiland worden gekozen van waaruit rechtstreeks offensief tegen de Darda- nellen kan worden opgetreden en de zeewegen van en naar Konstantinopel beheerseht worden. Zijn de noodige operatie-bases een maal bezet en ingericht, dan is de Italiaansche vloot ter sterkte van vier divisies slagschepen en een divi sie torpedobooten, totaal twintig groo te en een veertigtal kleinere bodems, benevens verschillende hulpvaartui gen heer en meester in de Turksclie wateren van de Aegeïsche zee. In opdracht van het Centraal comité voor Eenheid en Vooruitgang publi- ceeren de Turksclie bladen den vol genden oproep Sedert zeven weken ontwikkelen de wilde Italianen een ware woede in het honden van moordpartijen onder on ze vreedzame landslieden van Tripo lis, en daar zij niet eens in staat zijn, hun stellingen tegen onze dappere strijders te verdedigen, grijpen zij naar een ander middel en beschieten zij onze kusten. Intusschën zijn de Ottomanen, door onverbreekbare ban den verbonden, vastbesloten tot het uiterste alle aanvallen te trotseeren. Zij lachen over de schade, die Italië de onbeschermde kusten toe kan bren gen, en betreuren het slechts, dat zij met zulk een snoevenden vijand te doen hebben. Al onze landgenooten weten, dat deze schade beschouwd wordt als te zijn toegebracht aan de geheele natie en dat zij door de natie weer goedgemaakt zal worden. De eerlooze vijand evenwel, die zijn roem alleen in de vlucht zoekt, moet begrij pen, dat alle Ottomanen het zich tot een eer rekenen, dapper voor het wel zijn van hun land te sterven De zeemijnen hebben al slachtoffers geöischt. De stoomboot „Texas", toebehoo- rend aan een plaatselijke j-eederij te Smirna is bij den ingang van de golf van Smirna op een onderzeesche mijn gestooten. Het schip is in de lucht goj vlogen en toen gezonken. Van de 165 opvarenden zijn er slechts 56 gered, maar de geredden zijn bijna allen ge wond. De „Texas" van een Grieksch- Amcrikaansche reederij moest naar Konstantinopel. De Turksclie ha\ en- arbeiders hadden een sleepboot ter be schikking gesteld, maar de kapitein van de „Texas" wilde deze niet vol gen. Toen werden nog van de forten kanonschoten ter waarschuwing ge lost, maar het baatte niet, de „Texas" voer door en stootte spoedig op een zeemijn. 't ïerjaan van de „Titanic" De geredden. De „Lapland" met de 197 En~°lsclie geredden is te Plymouth aangekomen. Van het denkbeeld om de geredde be manning van de „Titanic" afgezon derd te houden, met de bedoeling, dat ze eerst door de vertegenwoordigers van den Board of Trade en de White Star Line zouden woiden verhoord dat zoolang elke aanraking van de geredden met het publiek en vooral met de vertegenwoordigers der pers zon worden belet is niets gekomen. Het publick en de geredden waren daarover ontevreden en toen hebben de autoriteiten het denkbeeld maar laten varen. Nu zijn de Engelsche journalisten er weer op uitgegaan om van de gered den bijzonderheden over de ramp te vernemen, maar veel nieuws wordt natuurlijk niet meer aan het licht gebracht. De slachtoffers. De „Mackay-Bennett" liep te Hali fax binnen. De kerkzakken luidden, de vlaggen woeien halfstok. 190 lijken lagen op het dek gestapeld. Voor vele was er geen kist, terwijl zeventic lij ken, waaronder dat van kolonel Astor, in ruw-houten kisten op het achter schip geboi'gen waren116 werden in zee neergelaten, daar er geen plaats voor was, of omdat 7» in te verren staat van ontbinding verkoelden. Er waren vier uur noodig om de lijken naar het lijkenhuis over te brengen. De Haagsche conferentie. Het denkbeeld, dat een internatio nale conferentie ter bespreking van de veiligheidsmaatregelen op zee te 's-Gravenhage zal bijeenkomen, is in Amerika inet instemming ontvangen. De Amerikaansche regeering en alle mannen van gezag in de Unie, in de eerste plaats president Taft, zouden het denkbeeld ten zeerste willen steu nen. Ook de andere mogendheden steu nen de plannen tot samenroeping van de conferentie, 't Is dus wel zeker, dat deze er komt. DUBBELZINNIG. Wij zijn gelukkig, li eva schoonmama, dat u steeds in ge* dachten bij ons verwijlt. GROOT GELIJK. Zeg eens, kellner, wat is d;' kalfsgehakt of gewoon gehakt Kunt u dat niet proeven Neen. Nou, wat maakt dat dan voor onderscheid 1 EEN PRACTISCHE AANLEG. OnderwHzer. Waarom heb je zoo slordig geschreven, Frits. Je kunt het toch beter Frits. Ik wil zoo tegen den winter nog drie nummers lager komen, dun zit ik juist bij de kachel. Allerlei. DE DTJEL-QUAESTÏE IN DU1TSCHLAND. In een der commissies van den Rijksdag, gevormd voor de beraadsla ging over de nieuwe leger- en vloot wetten, nam de minister van oorlog het woord over de bekende duel- quaestie. Hij begon met te zeggen, dat zijn antwoord ep den aanval van den afgevaardigde Erlzberger in den Rijksdag buiten zijn wil scherp klonk, en dat dit antwpord, tot zijn spijt, aanleiding gegeven had tot velerlei misverstand. Zijn Excellentie verze kerde nu. dat hij nooit van meening geweest is, een heer voor maatschap pelijk onbevoegd te verklaren, die uit religieuze overtuiging het duelleeren weigert. Hij heeft ook nooit de uit drukking gebruikt, die in de bladen vermeld werd over de zitting, dat een dergelijk duel-weigeraar niet in het leger geduld kon woiden. Dit zou in strijd zijn mei den inhoud van de kei zerlijke kabinetsorder. De minister zag zelf in het duel een kwaad, en Hij zou, voor zoover het in zijn krachten stónd, alles doen om het duel uit de wereld te helpen. Maar met geweld was hier niets te doen. Op het oogenblik wordt geduel leerd om zeer nietige oorzaken. Ver betering zoo dan eerst kunnen komen, wanneer scherpere wettelijke bepalin gen gemaakt werden tot bescherming' van de eer. J De minister las deze verklaring bui tengewoon snel voor, zoodat de com- Onze Lachhoek missie besloot, niet dadelijk op deze verklaring in te gaan. De debatten zullen dan ook eerst later plaats vin den. De Germania - het blad van t Centrum acht deze nadere verkla ring van den minister voorzichtiger en verzoenenrter. maar steit toch op den voorgrond, dat de partij niet eerder tevreden zal zim, of de docl- dwang moet geheel afgeschaft zijn. ENGELAND EN DUITSCHLAND. In het Engelsche Lagerhuis stelde men de vraag wat is de iesfèiïwoor- dïge stand van de onderhandel)u-en over een vriendschappelijke toenade ring tot Dnitschland De minister-president antwoordde, dat de betrekkingen tussrhen beide legeeringon op zulk een voet zijn, dat het mogelijk is op vrije, vriendsehap- nelijke wijze zaken van wederkeert» helnna te bespreken. Indien dit wordt bedoeld met eon vriendschappelijke toenadering, dan is dce dus alreeds verkregen, en zij zal, ik vertrouw en geloof dat. ook verder voortduren zoo zei de minister. Na de juichende verklaringen, kort na het bezoek van Lord Haldare aan Berlijn, klinkt deze verzekering heel mat. Van de toen gekoesterde ver wachtingen is niet veel terecht geko men. DE POLITIEK VAN OOSTENRIJK HONGARIJE. In de Hongaarsche delegatie ver* klaarde de nieuwe minister van bui- tenlandsche zaken, dat de politiek be stendigd zal blijven, liet O -IJ. rijk blijft trouw aan zijn boodgenooten, maai' tracht ook met andere rijken in vriendschap te leven. Stadsnieuws ONGEVALLENVERZEKERING. De Centrale Raad van Beroep deed uitspraak m de volgende zaken. Jlooge beroep van de Rijksverzeke ringsbank tegen de uitspraak van den Raad van Beroep te Haarlem, waar bij met vernietiging ëcner beslissing van de Bank, die meerdere schadcT- loosstclling weigerde, aan L. S-, vuur- werker-spoorwegrijtuigenfabnek, ie Schoten roet ingang van 4 Septëmb.'i 1911 is toegekend éene rente van I 0 53 per werkdag naar 25 pet. inva liditeit, etr zake van een ongeval ten gevolge waarvan zijn rechteroog ge wond werd. De Centrale Raad vernie tigde uitspraak on beslissing en ken de aan getroffene eone rente toe vun 2.11 per werkdag naar 100 pet. nnu- Feuilleton Naar het Engelsch door A. W. MARCHMONT. ai) Het plan van do partij van Maraboukh was, dat de boot met den Sult.an- aan boord koers zou zet ten naar den Gouden Horen en op ge- ringen afstand boven de zoete Waters van Europa zou landen. Daar zou eon rijtuig wachten, om hem naar een eenzaam huis in de heuvelen te brengen, ongeveer twintig mijl ten Noordwesten van de Hoofdstad welk buis aan een van Maraboukh's vrien den behoorde en in dat huis zou hij gevangen gehouden worden, totdat de opstand gedempt was. Onze xxioeling was natuurlijk een voudig op een of andere geschikte plaats de sloep tegen te houden, den loorluchten gevangene te redden en bem mee te nemen naar het Tehuis. En voor dat werk was het snelle, stil le electrische jacht een ideaal-boot. Ik deed nog een poging om Grant nf te brengen van zijn plan, om zich aan de nachtlucht bloot te stellen, maar mijn protest was nutteloos. Wij reden zoo vlug mogelijk naar den Galatasteigei', gingen aan boord, en gingen dadelijk in de schaduw van de kust varen, zoo stil, dat het lichte snorren van de schroef zelfs door ons aan boord nauwelijks te hooren was. Stilletjes gingen wij onder de Buitenbrng door, tusschen de lichten van Pera en de donkere, hoogs- schaduw van Stamboel door, de Handelshaven in, stopten in de schaduw van de Binnenbrug en ble ven daar wachten. Grant, die een uitstekenden verrekij ker bezat, hield dien op de Buiten- brug gevestigd, wachtende met. een geduld, dat door geeD oponthoud kon verminderen en met een ijver, die door niets kon worden afgeleid. Toen plotseling legde hij zijn hand op mijn arm. Daar komen zij, fluisterde hij. Wees nu doodstil, veegde hij er tot de mannen aan toe. Daar naderde een sloep, dat was duidelijk; en dadelijk zag ik. dat zij langzaam naderde Ln een richting, die hem vlak bij ons zou brengen. Grant zag dat ook. Allemaal gaan liggen. Zij moeten denken, dat het jacht voor anker ligt, zei hij en allen gingen wij lig gen, van verwachting bijna onze adem inhoudend. Toen hoorden wij do riemen. Do roeier' trok uiterst voorzichtig lange vaste, regelmatige slagen met nauwe lijks een plassen en de dollen waren' omwikkeld, zoodat elk mogelijk ge luid gedempt weixl. Daarginds ligt een jacht, kijk uit, zei een lage stem in het Turksch en het volgend oogeublik ging de sloep zoo dicht langs ons heen, dat wij bijna het boord hadden kunnen pak ken, en ik was bang, dat er iemand zoo nieuwsgierig zou zijn, om bij ons over boord te kijken. Maar niemand deed lieten toen de boot voorbij was en wij haar voor de brug hoorden schieten, hief Grant zijr. hoofd langzaam en voorzichtig op en keek bet vaartuig na met zijn ver rekijker. Het is goed, zei hij bedaard, ter wijl zijn stem geen spoor vafö opge wondenheid toonde on ik zoo angstig was, dat ik mij ternauwernood stil kon houden. Wij zullen haar de ha ven door laten gaan en haar dan in halen. Ga langzaam onder de brug door, Norman ja zoo, blijf goed in de schaduw. Zij blijven midden in het vaarwater, om de Admiraliteit uit den weg 'te blijven neen, zij zijn dwars overgestoken. Eenige minuten gingen voorbij, waarin wij allen onze oogen inspan den om een glimpje van de sloep op te vangen, totdat Grant zei Wij hebben de boot nu voor sprong genoeg gegeven Op halve kracht maai'. Norman, en steek over naar den kant van Stamboel ik zal wel zeggen als het ver genoeg is. Ik ben overtuigd, dat ieder op het jacht behalve Grant opgewonden was, toen wij ons omkeerden, als een schaduw door de haven voeren en on ze vervolging begonnen. Voort gingen wij in doodelijk© stilt© langs de oor logshaven, voorbij de Admiraliteit, die op verren afstand aan de tegen overgestelde kust, opdoemde, hier en daar door een schitterend lichtje ver licht daarop volgde de nog donker der omtrek van de groote gevangenis. Het jacht moest, voorzichtig te werk gaan langs de pieren, totdat de Ho ren plotseling smaller werd,' en wij vlak onder de linkerkust voorwaarts gingen, om zoo ver mogelijk van het Arsenaal aan de andere kust af te Wijven en zoo gingen wij verder tot dc pier te Balat, en kwamen aan de plek, waar er het best een eind aan de vervolging gemaakt kon worden in de kronkelende nauwe wateren tus schen de heuvels door. Zoo Weven wij de sloep nog wel een mijl ver volgen, voortdurend bui ten het gezicht en het gehoor blijvend, totdat Grant order gaf, om met vol le vaart vooruit te stoomen, waarop het jacht scheen weg te springen als een hond, die van den ketting wordt gelaten. Wij zullen openlijk naar bon toe gaan. zoi hij tot mij. Ik ben er niet op gesteld, dat zij denken, dat wij ver moeden, wien zij aan boord hebben, ik vrees, dat zij in dat geval den ge vangene te lijf zouden gaan voordat wij ter hulp konden komen. Vraag hun of zij misschien iets verdachts geeien hebben, cn terwijl jij praat zal Norman ons langszijde de sloep brengen. Dan moet iedere man on schadelijk gemaakt worden er zijn er maar tweeeen aan de riemen en oen aan het roeren zoo noodig, spring dan in de sloep. Wij moeten dat wagen en alles doen om geweld te voorkomen. Er waren vier man in het jacht, be halve Grant en ik, wij hadden dos ccn groote overmacht; en natuurlijk wa ren wij gewapend. Spoedig begonnen wij de sloep in te halen en toen zij ons zagen ko men, stopte de roeier en wachtte, en ik riep hom aan. Is u een boot voorbijgegaan of heeft u er een geoden met - een paar Engelsche matrozen er in vroeg ik. Die mannen ?.ijn er op uit om te smokkelen. Neen, wij hebben geen boet ge zien sinds wij "de brug passeerden, verklaarde de man aan de riemen. Hun schip ligt daarbuiten en do mannen moeten ergens binnengeko men zijn. Wie is u vroeg de man aan het roer. Van het douanekantoor. Excel lentie. antwoordde Ik, alsof ik zijn stem herkende als van ©en autoriten. liet spijt mij, wij kunnen u niet helpen, was het antwoord, gevolgd door oen snel protest, toen Norman ons jacht langszijde bracht. Ik had al genoeg gezien, om te we ten, dat dit werkelijk de sloep w.is die wij zochten, en dat er op den bo dem van de boot iots lag, bedekt door dekens, dat do man, die achterin zat, zijn hest deed te verbergen. Het spijt mij, maar wij moeten uw boot onderzoeken, Excellentie, zei ik, mij klaarmakend om in de sloep te springen. Onbeschaamde rekel, weet je wel wie ik ben? Voorzichtig, mijnheer, riep een stem van het jacht, die van Stuart, denk ik en de woorden werden on middellijk gevolgd door het kletsend geluid van een hevigen slag, terwijl de sloep gevaarlijk op en neer schom melde en de man, die had zitten roei en, languit achterover viel. Intus schën had de man aan het roer een revolver te voorschijn gehaald en legde o,p mij aan, toen Norman, dio zijn voornemen zag, hem niet bet zware ijzeren eind van de boolhanx, waarmee hij de sloep bij het. jaciil had gehouden, neervelde. Dat alles speelde zich in minder dan een halve minuut af en ik was buiten gevaar zelfs nog vóórdat ik wist. dat ik er in geweest wasen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 5