NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Haidée.
29e Jaargang, No. SS53
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
WOENSDAG 1 MEI 1912 B
ABONNEMENTEN
PER DRïfi MAANDEN:
Voor Haarlem ƒ1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom 'der
gemeente)„1.30
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers0.02t1
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.3714
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM,
ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ƒ1— eiicè regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing:
50 Cts. voor 3 plaatsingen contant.
Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53,
Intercommonaa! Telefoonnummer der Redactie600 en der Administratie724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandscn Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 1532
Bandieten.
Eindelijk is dan toch de gevaarlij
k-O handiet Bonnot aan het einde van
xijn gevaarlijk leven gekomen. Als
een dolle hond is hij gejaagd en ach
tervolgd en daar hij toen nog van
zich afbeet, heeft men hem met list
overmand, raet dynamiet en bommen
onschadelijk gemaakt. Doorboord met
kogels, <lie gedeeltelijk van hen) zelf
afkomstig waren, lag hij te stuiptrek
ken op den vloer, toen dc politie bin
nendrong. Toch loste hij nng een ko
gel, zijn laatste en wierp zijn over
winnaars in machteloozo woede een
scheldwoord naar het hoofd. Tas
de s al i gauds! brult bij, krui
pend van pijn.
Misschien is het de moeite waard,
eens wat dieper op het wezen en be
staan van deze zonderlinge persoon
lijkheid in te gaan, omdat daarin zoo
vee! onwezenlijks en onbegrijpelijks
schuilt. Bonnot en zijn kameraden
hebben er smaak in, zichzelf als mar
telaars voor te doen, als slachtoffers
van een verkeerd ingerichte maat
schappij. Zij noemen ziel) anarchis
ten. Die naam is evenwel maar een
etiquet, daarachter vindt men niets
dan den bandiet, die, afkeerig van ge
regelde inspanning en harden arbeid,
-steelt en rooft, waar hij maar kan,
altijd uit op -een gelegenheid, waar
h.j eens een bijzonder winstgevenlen
slag kan slaan. En let nu op, dat de
middelen, die deze menschen gebrui
ken. hoe langer hoe meer van het
gewone afwijken, het onwaarschijn
lijke naderen en den meest fantast-i-
schen roman overtreffen. Een auto
aanhouden, de inzittenden doodschie
ten, op klaarlichten dag een bank
bestelen, terwijl een van de compères
met 'een karabijn het publiek op een
afstand houdt; ziedaar do verbazing
wekkende middelen, die deze bandie
ten aangrijpen om
Ja, om wat Om zich te verrijken
Dat kan het niet wezen. Voor' zulke
stoute stukken is zoo'n groote bende
noodig, dat ieders aandeel, zelfs in
een buit van duizende guldens, onbe
duidend wordt. Veertien dagon later
heeft Bonnot dan ook bijna geen geld
meer op zak en de heele politie op zijn
hielen. Dat laatste kon hij weten, hij
die zesmaal de doodstraf heeft ver
diend. llij kon ook, indien; hij koel
redeneerde, nagaan dat de best ge
lukte diefstal hem niet tot een rijk
man zou maken, die zich kalm in
Amerika zou kunnen terugtrekken,
om verder van de rente van zijn ge
stolen geld te leven.
Wat heeft hij dan gewild of ge
dacht Wat was zijn einddoel'?
Ik geloof, dat hij zich daarin met
zijn kameraden niet heeft verdiept.
Alle groote steden hebben liun be
zinksel, dat gewoonlijk alleon politie
en justitie te zien krijgen, maar
nu en dan voor ieder zichtbaar naar
boven komt trieste figuren, opge
voed kan men niet zeggen, maar al
thans opgegroeid in buurten, waai' ze
o-mringd zijn door zonde, schande en
misdaad, waai' hun gedachten in zon
derlinge kronkels gaan, hun slechtste
daden het meest worden toegejuicht
en zoo langzamerhand, maar vast en
stellig een waanvoorstelling zich
vormt in hun abnormale hersens dat
zij in oorlog zijn met de maatschap
pij en dat die maatschappij ongelijk
heeft.
Boeven zijn ei- in de samenleving
altijd geweest en zullen er ook altijd
blijven. Maai' waarom komen nu Bon
not, Gamier en de rest plotseling
naar boven in een verwoeden aanval
op die maatschappij, welk© tot dusver
wel voortdurend met hen worstelde,
maar hen toch telkens in betrekkelij
ke onbekendheid wist te houden Het
moet geweest zijn, dat zij er behoefte
aan gevoelden om te doen wat in hun
verwarde en vergroeide hersens iets
grootseh tooi eek. Ze wilden iets doen,
dat uitstak boven het gewone, dat
aller aandacht trekken zou. Hub moet
het alledaagsche verveeld hebben zij
wilden een rol spelen. En natuurlijk
op het oeni-ge terrein, dat zij kenden,
d.it van de misdaad.
Misschien zouden ze daartoe nog
niet gekomen zijn, wanneer niet twee
factoren hen daartoe hadden aange-
zeL De een© was de publieke opinie,
liet leven in een groote stad geeft
zulke zenuwprikkeling, dat het ge
vaar groot is voor bewondering van
het ongewone, omdat het interessant
is. Zuidelijke volken vooral zijn ge
neigd alleen naar de mate van bui
tenissigheid te vragen, zonder naar
doel of streven te zien. Zoo kan een
groot geleerde, die de menschbeid
groote diensten bewees, ongemerkt
voorbijgaan, terwijl de massa uit
loopt naar den bandiet, die door de
politie voorbij gesleept wordt. Zóó
verduisterd was de geest der auto
bandieten niet, of zij moeten deze zie
kelijke eigenschap van het publiek ge
kend en begrepen hebben. Voor over
prikkelde Parijzenaars moesten zij
helden worden, waarvan men gruw
de, waarover men met verontwaardi
ging sprak, die men onder sommige
omstandigheden geholpen zou hebben
om in stukken to scheuren, maar hel
den niettemin
Ilot publiek alleen is daarvan even
wel de schuld niet, de Parijsche cou
ranten hebben het in die richting op-
1 gevoed. We zagen het in den Parij-
sclien brief in ons vorig nummer, hoe
de geringste kleinigheid, die aam de
schelmen toebehoorde of waarvan zij
gebruik hadden gemaakt, wordt af
gebeeld en beschreven evengoed als
voörwerpen, die aan een terecht be
roemd man hebben toebehoord. Zoo
ontstaat de doodolijke wisselwerking,
waarvan niemand weet wat het eind©
wezen zalde jacht op heftigen prik
kel, door de couranten in Parijs voor
hun lezers gevoerd, het woeste ver
langen van die lezers naar nog moer
sensatie in die couranten. Wie daar
mee het eerst begon is moeilijk uit te
maken, dat het op den duur voor bei
den noodlottig wordt, spreekt van
zelf.
Wie dit alles nog niet goed voor
den geest heeft, moet zich eens afvra
gen, of dit in Amsterdam mogelijk we
zen zou. Het antwoord is niet twijfel
achtig wij Nederlanders zijn in elk
geval nog wel zoo, dat we alleem hel
den zien in menschen, die wat goeds
hebben gesticht of gewild de groote
schurk mag een oogenblik onze
nieuwsgierigheid prikkelen, maar hij
heeft onze geheele, onze volkomen,
onze onverholen afschuw. Hoe ver
keerd het ook zij, den Farizeër te
spelen, dit mogen we toch van onzen
landaard zeggen.
Of wij in deze zelfde richting geen
gevaar loopsn Ik zou het niet dur
ven beweren. De nare. kunstelooze
boekjes, zonder eemge letterkundige
verdienste, die in 't buitenland wer
den uitgevonden en waarbij de dief,
de inbreker, de moordenaar nog met
een soort van bewondering wordt be
schreven, kennen wij in Nederland
ook.
Het eeuwige afbreken van 't gezag,
vooral van wie geroepen zijn om orde
en rust te bewaren, is ons bier niet
onbekend. Niet zoo erg als te Parijs,
waar da.g in dag uit in woord en ge
schrift de politie giftig wordt bel ee
rt i&d of snerpend bespot, maar in
mindere mate toch ook.
Dat mag wel eens bedacht worden,
ook builen Parijs.
Hadden Bonnot, Garnder en Consor
ten niet geweten, dat achter veler af
grijzen toch bewondering school, licht
zouden zo hun woeste anti-maat
schappelijke daden niet hebl>en be
gaan. Hierin ligt een les voor ons al
len dat het gemeen e, lage, hoe on
verwacht, hoe gedurfd ook, nooit
grootseh kan zijn eai dat we onze be
wondering moeten bewaren voor wat
mooi en goed is.
J. C. P.
Buitenlandsch Overzicht
De oorlog iusschen Italië enTarkije
Langzaam maar zeker wordt het
krijgsplan van de Italiaansche vloot
voogden duidelijk zoo schrijft de
Rotueinsche Temp s-correspondent,
het doel is blijkbaar Turkije groote
moeilijkheden te bereiden en financi
eel nadeel toe te brengen,
j Voorlooni" ligt het niet in het voor-
i nemen, de Darrtanellen te forceeren
deze ultima ratio wil men nog wat in
petto houden. Intusschën gelooft men
i in technische kringen, ook op grond
i van de resultaten van het jongste
bombardement van slechts enkele
uren, dat een dergelijke onderneming
volstrekt niet onmogelijk zou blijken;
men houdt zich overtuigd, dat de vloot
door een stelselmatige en geleidelijke
j beschietiner der forten binnen een
j paar dagen er in zou slagen zich een
doortocht te banen, hoewel men zich
volstrekt niet verbeeldt, dat dit zou
gaan ten koste van veel munitie, dus
groote slijtage van het zware geschut,
en wellicht ook van het verlies van
enkele schepen.
Daarom Zal men dan ook tot zulk
een operatie slechts overgaan, indien
de onmogelijkheid blijkt. Turkije op
andere wijze te doen bukken.
Trouwens, voorloopig heeft de ma
rine nog genoeg ander werk in de
Aegeïsche zee voor den boeg, voordat
men kan denken aan een forceering
van de Dardanelles Reeds is daar
mede een aanvang gemaakt. De ope-
rnties zuilen geleidelijk, maar met be
slistheid worden doorgevoerd. Aller
eerst is het zaak, zich te verzekeren
van de noodige steunpunten in de
Aegeïsche zee Dat is dan ook de be-
rt oei rig van de bezettin c van het eiland
St'ampalia in bet Torksche, zuidelijke
gedeelte dier zee. De bezetting van
een eiland in de noordelijke Helft, het
zij dan Lemjios, Tenedos oi linbros,
zal volgen, maar in elk geval zal een
eiland worden gekozen van waaruit
rechtstreeks offensief tegen de Darda-
nellen kan worden opgetreden en de
zeewegen van en naar Konstantinopel
beheerseht worden.
Zijn de noodige operatie-bases een
maal bezet en ingericht, dan is de
Italiaansche vloot ter sterkte van
vier divisies slagschepen en een divi
sie torpedobooten, totaal twintig groo
te en een veertigtal kleinere bodems,
benevens verschillende hulpvaartui
gen heer en meester in de Turksclie
wateren van de Aegeïsche zee.
In opdracht van het Centraal comité
voor Eenheid en Vooruitgang publi-
ceeren de Turksclie bladen den vol
genden oproep
Sedert zeven weken ontwikkelen de
wilde Italianen een ware woede in het
honden van moordpartijen onder on
ze vreedzame landslieden van Tripo
lis, en daar zij niet eens in staat zijn,
hun stellingen tegen onze dappere
strijders te verdedigen, grijpen zij
naar een ander middel en beschieten
zij onze kusten. Intusschën zijn de
Ottomanen, door onverbreekbare ban
den verbonden, vastbesloten tot het
uiterste alle aanvallen te trotseeren.
Zij lachen over de schade, die Italië
de onbeschermde kusten toe kan bren
gen, en betreuren het slechts, dat zij
met zulk een snoevenden vijand te
doen hebben. Al onze landgenooten
weten, dat deze schade beschouwd
wordt als te zijn toegebracht aan de
geheele natie en dat zij door de natie
weer goedgemaakt zal worden. De
eerlooze vijand evenwel, die zijn roem
alleen in de vlucht zoekt, moet begrij
pen, dat alle Ottomanen het zich tot
een eer rekenen, dapper voor het wel
zijn van hun land te sterven
De zeemijnen hebben al slachtoffers
geöischt.
De stoomboot „Texas", toebehoo-
rend aan een plaatselijke j-eederij te
Smirna is bij den ingang van de golf
van Smirna op een onderzeesche mijn
gestooten. Het schip is in de lucht goj
vlogen en toen gezonken. Van de 165
opvarenden zijn er slechts 56 gered,
maar de geredden zijn bijna allen ge
wond.
De „Texas" van een Grieksch-
Amcrikaansche reederij moest naar
Konstantinopel. De Turksclie ha\ en-
arbeiders hadden een sleepboot ter be
schikking gesteld, maar de kapitein
van de „Texas" wilde deze niet vol
gen. Toen werden nog van de forten
kanonschoten ter waarschuwing ge
lost, maar het baatte niet, de „Texas"
voer door en stootte spoedig op een
zeemijn.
't ïerjaan van de „Titanic"
De geredden.
De „Lapland" met de 197 En~°lsclie
geredden is te Plymouth aangekomen.
Van het denkbeeld om de geredde be
manning van de „Titanic" afgezon
derd te houden, met de bedoeling, dat
ze eerst door de vertegenwoordigers
van den Board of Trade en de White
Star Line zouden woiden verhoord
dat zoolang elke aanraking van de
geredden met het publiek en vooral
met de vertegenwoordigers der pers
zon worden belet is niets gekomen.
Het publick en de geredden waren
daarover ontevreden en toen hebben
de autoriteiten het denkbeeld maar
laten varen.
Nu zijn de Engelsche journalisten er
weer op uitgegaan om van de gered
den bijzonderheden over de ramp te
vernemen, maar veel nieuws wordt
natuurlijk niet meer aan het licht
gebracht.
De slachtoffers.
De „Mackay-Bennett" liep te Hali
fax binnen. De kerkzakken luidden,
de vlaggen woeien halfstok. 190 lijken
lagen op het dek gestapeld. Voor vele
was er geen kist, terwijl zeventic lij
ken, waaronder dat van kolonel Astor,
in ruw-houten kisten op het achter
schip geboi'gen waren116 werden in
zee neergelaten, daar er geen plaats
voor was, of omdat 7» in te verren
staat van ontbinding verkoelden. Er
waren vier uur noodig om de lijken
naar het lijkenhuis over te brengen.
De Haagsche conferentie.
Het denkbeeld, dat een internatio
nale conferentie ter bespreking van
de veiligheidsmaatregelen op zee te
's-Gravenhage zal bijeenkomen, is in
Amerika inet instemming ontvangen.
De Amerikaansche regeering en alle
mannen van gezag in de Unie, in de
eerste plaats president Taft, zouden
het denkbeeld ten zeerste willen steu
nen.
Ook de andere mogendheden steu
nen de plannen tot samenroeping van
de conferentie, 't Is dus wel zeker, dat
deze er komt.
DUBBELZINNIG.
Wij zijn gelukkig, li eva
schoonmama, dat u steeds in ge*
dachten bij ons verwijlt.
GROOT GELIJK.
Zeg eens, kellner, wat is d;'
kalfsgehakt of gewoon gehakt
Kunt u dat niet proeven
Neen.
Nou, wat maakt dat dan voor
onderscheid 1
EEN PRACTISCHE AANLEG.
OnderwHzer. Waarom heb je zoo
slordig geschreven, Frits. Je kunt het
toch beter
Frits. Ik wil zoo tegen den winter
nog drie nummers lager komen, dun
zit ik juist bij de kachel.
Allerlei.
DE DTJEL-QUAESTÏE IN
DU1TSCHLAND.
In een der commissies van den
Rijksdag, gevormd voor de beraadsla
ging over de nieuwe leger- en vloot
wetten, nam de minister van oorlog
het woord over de bekende duel-
quaestie. Hij begon met te zeggen, dat
zijn antwoord ep den aanval van den
afgevaardigde Erlzberger in den
Rijksdag buiten zijn wil scherp klonk,
en dat dit antwpord, tot zijn spijt,
aanleiding gegeven had tot velerlei
misverstand. Zijn Excellentie verze
kerde nu. dat hij nooit van meening
geweest is, een heer voor maatschap
pelijk onbevoegd te verklaren, die uit
religieuze overtuiging het duelleeren
weigert. Hij heeft ook nooit de uit
drukking gebruikt, die in de bladen
vermeld werd over de zitting, dat een
dergelijk duel-weigeraar niet in het
leger geduld kon woiden. Dit zou in
strijd zijn mei den inhoud van de kei
zerlijke kabinetsorder.
De minister zag zelf in het duel
een kwaad, en Hij zou, voor zoover
het in zijn krachten stónd, alles doen
om het duel uit de wereld te helpen.
Maar met geweld was hier niets te
doen. Op het oogenblik wordt geduel
leerd om zeer nietige oorzaken. Ver
betering zoo dan eerst kunnen komen,
wanneer scherpere wettelijke bepalin
gen gemaakt werden tot bescherming'
van de eer.
J De minister las deze verklaring bui
tengewoon snel voor, zoodat de com-
Onze Lachhoek
missie besloot, niet dadelijk op deze
verklaring in te gaan. De debatten
zullen dan ook eerst later plaats vin
den.
De Germania - het blad van t
Centrum acht deze nadere verkla
ring van den minister voorzichtiger
en verzoenenrter. maar steit toch op
den voorgrond, dat de partij niet
eerder tevreden zal zim, of de docl-
dwang moet geheel afgeschaft zijn.
ENGELAND EN DUITSCHLAND.
In het Engelsche Lagerhuis stelde
men de vraag wat is de iesfèiïwoor-
dïge stand van de onderhandel)u-en
over een vriendschappelijke toenade
ring tot Dnitschland
De minister-president antwoordde,
dat de betrekkingen tussrhen beide
legeeringon op zulk een voet zijn, dat
het mogelijk is op vrije, vriendsehap-
nelijke wijze zaken van wederkeert»
helnna te bespreken. Indien dit wordt
bedoeld met eon vriendschappelijke
toenadering, dan is dce dus alreeds
verkregen, en zij zal, ik vertrouw en
geloof dat. ook verder voortduren
zoo zei de minister.
Na de juichende verklaringen, kort
na het bezoek van Lord Haldare aan
Berlijn, klinkt deze verzekering heel
mat. Van de toen gekoesterde ver
wachtingen is niet veel terecht geko
men.
DE POLITIEK VAN OOSTENRIJK
HONGARIJE.
In de Hongaarsche delegatie ver*
klaarde de nieuwe minister van bui-
tenlandsche zaken, dat de politiek be
stendigd zal blijven, liet O -IJ. rijk
blijft trouw aan zijn boodgenooten,
maai' tracht ook met andere rijken in
vriendschap te leven.
Stadsnieuws
ONGEVALLENVERZEKERING.
De Centrale Raad van Beroep deed
uitspraak m de volgende zaken.
Jlooge beroep van de Rijksverzeke
ringsbank tegen de uitspraak van den
Raad van Beroep te Haarlem, waar
bij met vernietiging ëcner beslissing
van de Bank, die meerdere schadcT-
loosstclling weigerde, aan L. S-, vuur-
werker-spoorwegrijtuigenfabnek, ie
Schoten roet ingang van 4 Septëmb.'i
1911 is toegekend éene rente van
I 0 53 per werkdag naar 25 pet. inva
liditeit, etr zake van een ongeval ten
gevolge waarvan zijn rechteroog ge
wond werd. De Centrale Raad vernie
tigde uitspraak on beslissing en ken
de aan getroffene eone rente toe vun
2.11 per werkdag naar 100 pet. nnu-
Feuilleton
Naar het Engelsch
door
A. W. MARCHMONT.
ai)
Het plan van do partij van
Maraboukh was, dat de boot met
den Sult.an- aan boord koers zou zet
ten naar den Gouden Horen en op ge-
ringen afstand boven de zoete Waters
van Europa zou landen. Daar zou
eon rijtuig wachten, om hem naar
een eenzaam huis in de heuvelen te
brengen, ongeveer twintig mijl ten
Noordwesten van de Hoofdstad welk
buis aan een van Maraboukh's vrien
den behoorde en in dat huis zou hij
gevangen gehouden worden, totdat de
opstand gedempt was.
Onze xxioeling was natuurlijk een
voudig op een of andere geschikte
plaats de sloep tegen te houden, den
loorluchten gevangene te redden en
bem mee te nemen naar het Tehuis.
En voor dat werk was het snelle, stil
le electrische jacht een ideaal-boot.
Ik deed nog een poging om Grant
nf te brengen van zijn plan, om zich
aan de nachtlucht bloot te stellen,
maar mijn protest was nutteloos.
Wij reden zoo vlug mogelijk naar
den Galatasteigei', gingen aan boord,
en gingen dadelijk in de schaduw
van de kust varen, zoo stil, dat het
lichte snorren van de schroef zelfs
door ons aan boord nauwelijks te
hooren was. Stilletjes gingen wij
onder de Buitenbrng door, tusschen
de lichten van Pera en de donkere,
hoogs- schaduw van Stamboel door,
de Handelshaven in, stopten in de
schaduw van de Binnenbrug en ble
ven daar wachten.
Grant, die een uitstekenden verrekij
ker bezat, hield dien op de Buiten-
brug gevestigd, wachtende met. een
geduld, dat door geeD oponthoud kon
verminderen en met een ijver, die
door niets kon worden afgeleid. Toen
plotseling legde hij zijn hand op mijn
arm.
Daar komen zij, fluisterde hij.
Wees nu doodstil, veegde hij er tot
de mannen aan toe.
Daar naderde een sloep, dat was
duidelijk; en dadelijk zag ik. dat zij
langzaam naderde Ln een richting,
die hem vlak bij ons zou brengen.
Grant zag dat ook.
Allemaal gaan liggen. Zij moeten
denken, dat het jacht voor anker
ligt, zei hij en allen gingen wij lig
gen, van verwachting bijna onze
adem inhoudend.
Toen hoorden wij do riemen. Do
roeier' trok uiterst voorzichtig lange
vaste, regelmatige slagen met nauwe
lijks een plassen en de dollen waren'
omwikkeld, zoodat elk mogelijk ge
luid gedempt weixl.
Daarginds ligt een jacht, kijk uit,
zei een lage stem in het Turksch en
het volgend oogeublik ging de sloep
zoo dicht langs ons heen, dat wij
bijna het boord hadden kunnen pak
ken, en ik was bang, dat er iemand
zoo nieuwsgierig zou zijn, om bij ons
over boord te kijken.
Maar niemand deed lieten toen
de boot voorbij was en wij haar voor
de brug hoorden schieten, hief Grant
zijr. hoofd langzaam en voorzichtig op
en keek bet vaartuig na met zijn ver
rekijker.
Het is goed, zei hij bedaard, ter
wijl zijn stem geen spoor vafö opge
wondenheid toonde on ik zoo angstig
was, dat ik mij ternauwernood stil
kon houden. Wij zullen haar de ha
ven door laten gaan en haar dan in
halen. Ga langzaam onder de brug
door, Norman ja zoo, blijf goed in
de schaduw. Zij blijven midden in het
vaarwater, om de Admiraliteit uit den
weg 'te blijven neen, zij zijn dwars
overgestoken.
Eenige minuten gingen voorbij,
waarin wij allen onze oogen inspan
den om een glimpje van de sloep op
te vangen, totdat Grant zei
Wij hebben de boot nu voor
sprong genoeg gegeven Op halve
kracht maai'. Norman, en steek over
naar den kant van Stamboel ik zal
wel zeggen als het ver genoeg is.
Ik ben overtuigd, dat ieder op het
jacht behalve Grant opgewonden was,
toen wij ons omkeerden, als een
schaduw door de haven voeren en on
ze vervolging begonnen. Voort gingen
wij in doodelijk© stilt© langs de oor
logshaven, voorbij de Admiraliteit,
die op verren afstand aan de tegen
overgestelde kust, opdoemde, hier en
daar door een schitterend lichtje ver
licht daarop volgde de nog donker
der omtrek van de groote gevangenis.
Het jacht moest, voorzichtig te werk
gaan langs de pieren, totdat de Ho
ren plotseling smaller werd,' en wij
vlak onder de linkerkust voorwaarts
gingen, om zoo ver mogelijk van het
Arsenaal aan de andere kust af te
Wijven en zoo gingen wij verder tot
dc pier te Balat, en kwamen aan de
plek, waar er het best een eind aan
de vervolging gemaakt kon worden in
de kronkelende nauwe wateren tus
schen de heuvels door.
Zoo Weven wij de sloep nog wel
een mijl ver volgen, voortdurend bui
ten het gezicht en het gehoor blijvend,
totdat Grant order gaf, om met vol
le vaart vooruit te stoomen, waarop
het jacht scheen weg te springen als
een hond, die van den ketting wordt
gelaten.
Wij zullen openlijk naar bon toe
gaan. zoi hij tot mij. Ik ben er niet op
gesteld, dat zij denken, dat wij ver
moeden, wien zij aan boord hebben,
ik vrees, dat zij in dat geval den ge
vangene te lijf zouden gaan voordat
wij ter hulp konden komen. Vraag
hun of zij misschien iets verdachts
geeien hebben, cn terwijl jij praat zal
Norman ons langszijde de sloep
brengen. Dan moet iedere man on
schadelijk gemaakt worden er zijn
er maar tweeeen aan de riemen en
oen aan het roeren zoo noodig,
spring dan in de sloep. Wij moeten
dat wagen en alles doen om geweld
te voorkomen.
Er waren vier man in het jacht, be
halve Grant en ik, wij hadden dos ccn
groote overmacht; en natuurlijk wa
ren wij gewapend.
Spoedig begonnen wij de sloep in
te halen en toen zij ons zagen ko
men, stopte de roeier en wachtte, en
ik riep hom aan.
Is u een boot voorbijgegaan of
heeft u er een geoden met - een paar
Engelsche matrozen er in vroeg ik.
Die mannen ?.ijn er op uit om te
smokkelen.
Neen, wij hebben geen boet ge
zien sinds wij "de brug passeerden,
verklaarde de man aan de riemen.
Hun schip ligt daarbuiten en do
mannen moeten ergens binnengeko
men zijn.
Wie is u vroeg de man aan het
roer.
Van het douanekantoor. Excel
lentie. antwoordde Ik, alsof ik zijn
stem herkende als van ©en autoriten.
liet spijt mij, wij kunnen u niet
helpen, was het antwoord, gevolgd
door oen snel protest, toen Norman
ons jacht langszijde bracht.
Ik had al genoeg gezien, om te we
ten, dat dit werkelijk de sloep w.is
die wij zochten, en dat er op den bo
dem van de boot iots lag, bedekt door
dekens, dat do man, die achterin zat,
zijn hest deed te verbergen.
Het spijt mij, maar wij moeten
uw boot onderzoeken, Excellentie, zei
ik, mij klaarmakend om in de sloep
te springen.
Onbeschaamde rekel, weet je wel
wie ik ben?
Voorzichtig, mijnheer, riep een
stem van het jacht, die van Stuart,
denk ik en de woorden werden on
middellijk gevolgd door het kletsend
geluid van een hevigen slag, terwijl
de sloep gevaarlijk op en neer schom
melde en de man, die had zitten roei
en, languit achterover viel. Intus
schën had de man aan het roer een
revolver te voorschijn gehaald en
legde o,p mij aan, toen Norman, dio
zijn voornemen zag, hem niet bet
zware ijzeren eind van de boolhanx,
waarmee hij de sloep bij het. jaciil
had gehouden, neervelde.
Dat alles speelde zich in minder
dan een halve minuut af en ik was
buiten gevaar zelfs nog vóórdat ik
wist. dat ik er in geweest wasen