BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 29» Jaargang. ZATERDAG 11 MEI 1912 No 8862 DE ZATERDAGAVOND HAMU-EOTS DAGBLAD KOST f!.20 PER 3 MAANDEN EF 10 CENT PER WEEK. AOSUNÏSIV ATE ÖROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERU ZUIDER BUÏTEMSPAARNE 6. IN HAARLEM-S DAGBLAD ZIJN ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT net Rijke Natuurleven DE LENTETUIN. Wat zit er eeu levenwekkende kracht in de voorjaarszunneslraleu en dc zachte lenteregens. Ren Wéék of vijf geleden was nog dor, wat nu bloeit Twintigvoudige welriekende trossen kijken nu boven het groene bladerkleed der seringen uit, dag ann dag openen zich tien tallen wcigeliaknoppen, duizenden gele en witte bloemen maken het gras tot een natuurlijk bloemenveld. Waar enkele weken geleden de roo- de knoppen der rabarberplanten zich nauwelijks boven den grond vertoon den, verheft zich nu een kring van forsche, matgroene bladeren, krach tig en sterk, als reuzen, op een on merkbaar gegeven teeken, te voor- Bellijn gekomen. Deze tropisch groeiende planten, groente nu en dan, tuinsieraden al tijd zijn het sterk sprekend bewijs van de wonderkracht onzer voorjaars lucht. Daarnaast trekken ook kleine plan ten. minder in omvang maar even weelderig groeiend, onze aandacht. Op enkele plaatsen in mijn tuin staat nu het Lievevrouwon-bedstroo in vol len bloei. Toen dc winter nog heerschte in den tuin en stroo en rietmatten de ingegraven bollen bedekten, was van de bédstroo- of Asperulaplantjes wei nig anders te zien, dan enkele ver schrompelde, dorre stengeltjes van do vorige generatie. Zij vormden de eeni- ge bedekking van de dunne wortel tjes, zij bedekten, maar beschermden niet. En toch slaat nu een ontelbaar aantal diohtbebladerde stengels opliet eerst zoo dorre plekje, cn honderden mooie witte bloempjes verspreiden haar geuren ver in het rond. „Wald- meister" zeggen do Duitschers cn geen wonder. Te midden van de gele, verdroogde beukeb)aderen onzer Mid- del-Europeesche wouden, moet het fnssche, groene plantje wel als een beeld van de verjongde natuur op vallen, heet'sehond U-midden van alles wat aan de verrotting is prijs gegeven. Daar, diep verburgcA onder do breed uitstaande benkotakken, vor men de Asperula's een donker groen kleed, waarover in dezen tijd een sluier van witte kruisjes ligt uitge spreid. Veel belangrijks is er aan de bloe men niel, op te merken, en ook do bladeren zijn eenvoudig van vorni. De heerliike ireur, die de eerste zoo- wvl als de laatste verspreiden, ver goedt echter alles. De cumarine, zooals de welrieken de stol', die in het gclieele plantje aan wezig is, wordt genoemd, gebruikt men om eeu bijzonder soort Mciwijn geurig te maken. De alcohol trekt de cumarine er uit cn deze geeft den wijn een aaugenamen, piltigen smaak. llehben de mcnschcn dus in vele opzichten voordeel van do Asperula's, do meeste dieren durven ze niet aan. Zoo oogenschijnlijk is er geen mal- trher blaadje dan dat'van liet. Wald mi-istei ijo te vinden, cn toch zien wc geen slak er over glijden, en in het woud lat vu do konijnen cn andere plantei.eters z,o het- liefst onaange roerd. In bun weefsel verbergen de bed- plrcoDliu'tjes heel fijne naaldjes. liet zijn kristallen, die door een vloeistof zijn omgeven, on dus in het eerst werkeloos zijn. Worden de cellen bij het kauwen opengescheurd, dan komen de naald jes voor den dag, en volgens oogge tuigen moeten de dieren, die onbe wust wat Asperulastcngels naar bin- r.on w-eiken, alle moeite doen, om ze weer kvviit te raken. Dut is het groote geheim van hun frisch ..„.rkomen. dat is hel eenige maar. blijkbaar zeer doeltreffende ver dedigingsmiddel van ons kleine bosch koninkje. Dat sommige rupsen geen liinlr van de kristalletjcs hebben en dus wel Aspcrula-blaadjes eten, is van weinig invloed op dc verbreiding. Deze is, vooral in den tuin, vaak zoo sterk, dat wij ons éigen domein met de schop moeien verdedigen. Vaak moet het V. aldmeistertje worden be- w iikt, anders wandelt het geheel den tuin door. Eenzelfde eigenschap, maar op een heel andere vvnzc, hebben ook dc Che'.idoniutns. Bij voorkeur noem ill die mooie planten b.j haai Lalijn- etlu-n iiu«m, clsclioun het Hollandsch „Stinkende (Jouwe" veel meer van de in 't oog luopende bijzonderheden zegt. Die planten hebben ook een zekere vrijheid in iniin tuin. llecl wai hoek jes hebben ze in beslag genomen, maar daarvoor geveü ze mooier, zach ter groen, cn fijner gevormde blade ren, dun hel mei-rcndeel der gekweek te planton. En dankbaar dat zoon Chelido- nium is. Geef liém desnouds eon hoek je, dat neigi-ns meer voor kan dienen, gooi hem daar, waar brandnetels zich te goed voor achten. Hij zal groeien cn zich ontwikkelen en tientallen zacht gele bloempjes zullen zijn fijn groen nog mooier maken. Twee kelk blaadjes beschermen eerst de gele kroontjes. Zijn de knoppen geopend, dan schuiven ze zoo gauw mogelijk weg, en alleen de gouden kruisjes blijven staan. In tegenstelling met de bédstroo-1 stengels is de reuk der CheJidoniums niet aanlokkelijk, ofschoon de Hol- landsche naam overdreven is. Toch schijnen ook voor deze lucht en het scherpe gele melksap veel dieren te rug te schrikken, zoodat het mooie roen vaak onaangetast blijft. Om de zaadjes wat verder de wereld in te krijgen, vertoonen de Gouwe planten een mooie biologische bijzon derheid. Deze zijn n.l. ieder voorzien van een sappig aanhangsel, waarop de mie ren in groot aantal afkomen. In den tijd, dat de hauw-achtige vruchten hun inhoud laten vallen, zijn de nij vere insecten op Imn post. De zaden worden dan naar de nesten gesleept, het sappige kiemwratje wordt er af gegeten en de rest kan tegen het voor jaar een nieuw plantje geven. Plant de Cheiidoniums in den omtrek van een mierennest uit, en op de wegen, die dc nijvere diertjes geregeld vol gen, want ze hebben evenals de duin- konijntjes hun vaste paden, zullen weldra veel plantjes opschieten. Mooi zijn de Cheiidoniums, ondanks de weinige zorg, waarmede ze worden behandeld, dankbaar voor het meest bescheiden plekje zijn de Asperula's belangwekkend zijn ze beide, en als ze wat binnen de perken worden ge houden, doen ze voor geen enkele meer bevoorrechte plant onder. H. PEUSENS. Den heer X. te Haarlem. Azalea's moeten na den bloei als volgt worden behandeld. Men knijpt de verdorde bloemen weg en zet dc plant in den tuin, met den pot inge graven. Eerst moeten ze een paar we ken rust hebbejj. Daarna kunt u van tijd tot tiid begieten met slappe koe- gier. Veel zon en vrij veel begieten is in den zomer hoofdvereischte. Ook mogen zc uit den pot worden geno men en tegen het einde van Septem ber daar weer in worden gezet. Ze verlangen dan goeden bóschgrond, vermengd met wat zand. Eeii paar schelpjes moeten op den bodem lig gen en de potten goed geboend zijn, zoodat ze flink poreus zijn. Men brengt ze in een kamer met veel licht, temperatuur tot 50 gr. In het laatst van December in een warmer vertrek. Dan vooral vochtig houden en de blaadjes met den ra- fraichisseur bestuiven, zooals dat bij de rozen gebeurt. De geopende bloe men mogen niet worden begoten. Wilt u in t vervolg de vragen onderteeke- ne-ii? II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Panier-mode. Taffetas. Mouwen. Gameering.. Kleuren. Schoeisel, Uit de panier-mode blijkt ons duido- lijk liet weder opleven der Rococo- mode. De sterke voorliefde voor slan ke lijnen doet zich echter ook hier ge voelen en de nieuwe mode is daarvan zoo sterk beïnvloed, dat men de pa- nlers weet toe te passen, zonder dat de rokken in omvang toenemen. Op de wedrennen te Paiijs zag men vele toiletten met paniers, doch deze waren met eenige terughoudendheid aangebracht, De moderne paniers zijn niet breed of bol, zooals diè onzer grootmoeders, doch zóó ingericht, dat ze het silhouet in het minst niet ver- breèden. Vaak worden ze ter hoogte van de knie met eenige rimpels of boullonnées aangegeven, óf door een biais gevormd; maar in geen geval wordt do onderrok er wijder door; die is hoogstens twee nieter wijd. Wan neer de paniers aan de stof worden aangeknipt, hebben ze bovendien het voordeel, dat ze wederom verwijderd kunnen worden, zonder aan het eigen lijke rok model iets af te doen. De mode is inderdaad minder grillig, dan ecu tiental jaren geleden en .van neer men mei overleg te werk gaai, door vooral niet te veel toiletten op eens aan te schaffen, daur kan men zijn japonnen tegenwoordig afdra gen, zonder dat meu geld voor verma ken behoeft uit te geven. Natuurlijk doet de aarvi der stoffen hier ook veel aan toe. De nieuwerwetsche weefsels toch, zijn van een ongekende fijnheid en kunnen dus onmogelijk lang stand houden. Het meest gracieuse materiaal voor den komenden zomer is do historische tafzijde. Het is niet te gelooven, wel ke enorme hoeveelheden de zijdefabri- kanien dit voorjaar al hebben afge leverd en nog kunnen zij bun bestel lingen niet tijdig genoeg afleveren. Nog nieuwer dan de reeds bekende changeant taffetas, is een gestreept weefsel, z.g. pékiné, dat in zwart en blauw, zwart en rood en zwart cn groen gebracht wordt. Deze pékiné s worden voor tailleurs verwerkt. Het spreekt van zelf, dat een dergelijk cos- tuuin als het ware zich zelf garneert, door het willekeurig gebruik van de gestreepte stof; die voor den rok recht, voor de taille dwars, en voor biais, kragen en revers weer, schuin geno men wordt, waardoor men een aller liefst effect verkrijgt. Ook de groote kanten halskragen en mouwopslagen uit het glorieuse tijd perk der Lodewijken, dagen weder op en maken een voornaam onderdeel uit van het moderne toilet. Voeg hierbij nog den Lodevvijk XV markieshoéd, die slechts met een enkele flmveelen roset of bloemenkransje gegarneerd is en ge hebt een stijlvol geheel, waar aan slechts de gepoederde lokkenpruik en de „tache de beauté" ontbreken. De kimono-mouw met laag ingezet te pouffe verheugt zich nog evenzeer in de gunst der mode als de lange mouw, die we in den afgeloopen win ter reeds opmerkten. Het zal echter te bezien staan of de lange mouw, zich in het warme seizoen zal kunnen staande houden. Aan de linnen- en fijne batisten kleedjes zal mende korte mouw nog gaarne toepassen, doch de gekleede taffetas japonnen zijn rnet lange mouwen ingericht, die men met geplooide ruches of plooisels afwerkt. Door die oj) de hand vallende plissóes, lijkt de hand veel kleiner dan ze in werkelijkheid is. Behalve do plissées past men ook de kanten manchetten zeer veel toe. Do kant speelt in de hedendaagsclie mode een voorname rol; ruen ziet zoo wel de rijke Richelieu borduursels als dc fijne Mechelschc en Chantilly kan ten, henevens het grovere point d'Ir- lande. Ten opzichte van de modekleuren moet ik nog- opmerken, dat voor het alledaagscho toilet marine blauw en zwart met wil het allereerst in aan-, merking korucn. Lilas en konings blauw raken meer en meer uit de mo de .terwijl het zachte beige in alle mogelijke nuancen sterk op den voor grond treedt naast zacht gebloemde chiné's en de reeds genoemde péki- nó's. Als kleurcombinatie noemen we in de eerste plaats: zwart inctr cerise- rood of bordeaux-rood, beige met blauw, groen niet rood en rood met grijs gegarneerd! De kousen en schoenen zullen in <Scn a.s. zomer zooveel mogelijk in de kleur der toiletten of der garneering gedragen worden. Groote gespen, ma ken de versiei-ing uit; men plaatst ze zooveel mogelijk naar voren waar door de voet klein en élégant lijkt. Voor wandelschoenen ziet men bijna uitsluitend do Amerikaansche hak ken, terwijl voor salonschoenijcs de Louis XV hak domineert. MARIE VAN AMSTEL. 's Avonds laat. (Een vreemd avontuur). Thoimas Petier was een man, van wien heelemaal geen dwaasheden Vie len te duchten." Hij nam allo mogelij ke voorzorgen, in alle levensomstan digheden. llij liet zich zelfs niet over halen, voste staatsfondsen tc ruilen voor aandeele» in twijfelachtige on dernemingen, al werden deze nog zoo hoog opgevijzeld door zijn vrienden. Hij liet zich elke zev en jaar vaccinee ren, droeg behoorlijk wollen onder goed tot den len Juni, hoe warm 't ook word gedurende de 31 Meidagen. Hij kauwde elk hapje voedsel anit-en- twinüg maal, eer hij 't doorslikte, cn dronk geon droppel, eer iiij geheel ge daan ii.ul met eien. Hij was verzekerd tegen den dood, ongelukken, brand en inbraak. Er waren handgranaten 0111 binnenbranden te biusschen in elk hoekje van zijn villa en verklikkertjes voor inbrekers uan elke deur en luik; buitendien kon hij van zijji bed uit te- lefoneeren iu alle richtingen, binneu- en buitenshuis. Uit dit alles blijkt vrij duidelijk, dat de waardige Thomas Potter een voorzichtig burger was, niet bcpuuld de aangewezen nian om in oorlogstijd een wanhopige positie to verdedigen, maar een vredelievend rnensch, die waakte tegen alles wat zijn rust kon verstoren. Zijn uiierl-jk maakte ook een vroed- zamen indruk. Hij was maar een paar duim bover. de vijf voet, had een heel klein beetje een krommen rug en droeg een paar goed onderhouden bakkebaardjes. Hij luid booge wenk brauwen, wat aan zijn gezicht steeds een verbaasde uitdrukking gaf, cn zijn waterblauwe oogen, dio ver uit het roode gezicht kwamen kijken, schenen te zoggen„Doe nnj geerr kwaad, zeg mij niets onaangenaams. Ik vind u heel aaidag en wen sell u niets dan goeds." Het gébeuiue, dal deze engel des vredes op een donkeren avond uit den trein slapte aan het station, dat hoor de bij de plaats, waar zijn villa lag. Daar hij heel langzaam in zijn bewe gingen was en elk gedrang schuwde, was hij de laatste, die uit het station kwam, om te ontdekken, dat de paar rijtuigen, die er wel eens to vinden waren, afwezig waren of reeds vracht gekregen hadden. Er was geen maan een vrij sterke bries fluisterde door de boomen 't was juist een avond voor vreeselijke avonturen. Pet ter beefde. Ilij luid maar een goed kwartier te loopen, maar 't was een kwartier van duisternis tusschen liooge boomen, niet slechts hier en daar een huis aan den weg. Zeer ongelegen kwam den wandelaar in deze oogenblikken de herinnering op aan brutale landloo- pers, die in greppels langs den weg de eenzame reizigers opwachten, en dergelijke, waarvan in den laalsten tijd herhaaldelijk sprake was ge weest in zijn omgeving. Angstig, de kraag omhoog, het slap pe hoedje diop in de oogen, stapte Potior voort, zijn regenscherm als een geducht wapen in de hand ge klemd. Hij hield 't midden van dep wég. om niet te gauwTn de flank te worden aangevallen, en bedacht, wat luj zou doen, als de mooidenaar voor hem stond. Hij kwam lot het besluit, dat luj 't meeste voordeel van zijn re genscherm kon hebben, wanneer hij deze als «en lans voor zich uitstak. De hooge dennen aan weerskanten bedreigden hem als reuzen hij kon ze niet zien, maar hij voelde hun na bijheid. Opeens schoot 't hem te binnen, dat hij op 't middenpad gevaar liep, bij oen bocht plotseling in aanraking te komen met een fiets zonder licht. Daarom verliet hij stromjwlend liet midden van den weg en zocht 't voet pad hij was nu wel dichter bij de go- v roesde greppels, maar veilig voor 't rijwiel. Met den moed der wanhoop vervolgde hij zijn weg. Het laatste huis was nu ac-lfter hém; 't was nog ruim tien minuten naar zijn villa, 't Leek een tocht 1 Eerst stapte hij dapper voort, een deuntje neuriënd, zwaaiend met het regenscherm, dat bestemd was Je- vensredder te worden. Doch het was onmogelijk deze optimistische hou ding lang te bewaren zijn zenuwen begdririen te werken en hij kon de ge dachte aan den struikroover-moordo- hanr niet uit zijn "hoofd zetten. Hij bedacht, dat zoo'n kerel nooit iemand van zijn éigen soort zou aanvallen 't Was dus zaak, zich zoo min mogelijk als lieer en zooveel mogelijk als land- looper voor le doem. I-Iij verborg het regenscherm tusschen amnion en len denon cn bogon lo-mp vooruit te stap pen, sjokkend, de voeten langzaam heffend on zwaar latende vallen. Doch deze kunstmatige landloopars- pus wond hem nog méér op, en na een honderd pas was hij builen adem. De wind bleef fluisteren ui do hoo rnen takken kraakten of wreven le gem elkaar mot zingend geluid. In do boschjes langs den greppel was een aanhoudende beweging. Op dit Uur, troostte zich Thomas, die oven bleef staan om goed adem to hak-n liggen alle lundloopers al l.ing lu slapen. Dat kon niet anders. Zoo'n hoeleui dag op de been blijven maakt moe en slaperig. Er zal wel g'-en enkele meer bij den weg zijn. Deze overweging schonk hem moed en hij verruilde hel voetpad voor den smullen grasrand, die Jn-t scheidde van de droge sloot langs den weg. Zijn hart klopte hevig 't zweet plakte zijn haren tegen zijn hoofd. Een rat, ritselend door de droge bladeren en dennennaalden, joeg hem voor een seconde een doodschrik op het lijf. Hel gekras van een uil in de verte deen hein krimpen van angst. Soms stond 't hart hem stil, als hij in den gril li gen vorm van «en hees- tcrstr-.uk een menschel ij ke gedaante meende te herkennen. Zijn tong was droog Is een spons toch vervolgde de dappere Thomas Petter zijn weg ondanks alles wat hem bedreigde. Doch een alles overweldigende ont steltenis zou hem ten deel vallen. Plotseling Hemel 1 hij zou 't oogen blik nooit vergoten re-s vlak voor hem de dreigende gestalte van een man, die stil en onbeweeglijk hle°f staan wachten wachten op hem Thomas hield mot loopen op. Zijn hart klopte hevig; hij trachtte te spreken, hij wilde beloven, dat hij van de zaak geen melding zou maken nl; de-Iandloopcr hem ongedeerd liet vonrl n doch zijn tong kleefde aan T nhcmolte zijp vingers waren ijskoud, zijn hoofd gloeide. Hij tracht te .-ichzolven wijs te maken, dat ,.;le manhem niet gezien had, hein niet had hoeren naderbij komen. De gedaante bleef onbeweeglijk. Kon hii.maar rechtsomkeer*! maken zortdcr dat do andc-r bet merkte. Of -kon hij maar den weg oversteken en langs, den andoren kant vluchten. Neon, dat plan was te vermetel, tc uitdagend. 13ost«! was. langzaam achteruit te krabbelen, dan om keéron on snel den weg terug te loo- pei. tol het station. Zoo gezegd, zoo gedaan maar gauw had hij een paai- passen afge legd. of hij hoorde, dat hij gevolgd werd door den roover. 'n Oogen- blik stond Petter aarzelend met knik kende knieën en klapperende tanden, een koude rilling bop hem over den rug. Toen zotte hij liet op een loopen, of tie uuw hem op de hielen zal. En dat scheelde niet veel wout de vij and vólgde, kwam nader elk oogen- bhk kou hij verwachten, het bloedig staal in den nek, den knodslag op 't i hoofd to voelen. Thomas wist, dat slechts een secon de hont scheidde van zijn laatste oo- genblik. In de razernij van zijn doods angst kreeg hij een ingeving. Terwijl liij den hijgenden adem van zijn ver volger reeds achter zich hoorde, sprong hij plotseling op zij in de strui ken, maar had de voldoening te hoo ien, dat de andere struikelde en viel. Van dit buitenkansje maakte hij ge bruik om een eind weegs voort te krui pen in den breeden greppel, tot hij kwam aan een doornboschje, dat hem een veilige positie beloofde. Doch de vervolger scheen nu in fel le woede ontstoken de val had hem razend gemaakt. Hij rende voort, let tende op boom noch struik, rondom zich zwaaiend met zijn gevaarlijken knuppel Thomas doorleefde in zijn verbeelding al wat hij ooit aan moordgeschiedenissen gelezen bad. De vervolger stopte even Thomas hoorde wat klikken en plotseling zag bij voor zich een rood verblindend Jicht, 't Was geen landlooper 't was een van 't hoofd tot de voeten ge wapend inbreker, met dievenlantaarn en al. De zoekende lichtbundel van de lantaarn dwaalde van boom tot struik naar den grond en omhoog, maar ver lichtte den man zelf niet voldoende om Thomas in staat te stellen, te zien wie zijn vervolger was. Petter stond doodsangsten uit, in afwachting dat '1 verraderlijke zoek licht hem zou ontdekken achter zijn doornboseh. Hij wist, dat hij verloren maar dien langen doodstrijd hield hij niet uit. Hij wilde dat licht ontvlieden, hij wilde niet voor schijf dienen voor dien vreeselijken straal, dio hem bedreigde als een moordwa pen. Dus krabbelde hij, eer 't licht hom bereikte, weer uit 't boschje en liep wat hij loopen kon, door den greppel. Gelukkig Daar hoorde hij den ver- olger vloeken, en 't leven wagende, .het hoofd om te wenden, zag" hij tot zijn onuitsprekelijke voldoening de lantaarn stuiptrekken met korte op flikkeringen.... een zwaaiende bewe ging, een gekraak en hij wist, dat vervolger in liet doornboschje -te land gekomen was, worstelend met oen uitgedoofde, nu hevig walmende "autaaru. Thomas snelde voort met nieuwen moed, de takken kraakten onder zijne voeten, geen hindernis was hem te machtig; hij liep. hij sprong hij ren- elke seconde meer gesterkt in de •tuiging, dat de vervolger in 't boschje getuimeld en daar gebleven was. Hij waagde het, weder naar bo ven te krabbelen, op den weg, en het duurde niet lang, of hij zag de lichten zijner eigen villa. Aan het lvek geko men, wierp hij nog een angstigen blik achter en rondom zich, toen stak liij vastberaden den sleutel in het slot opende 't hek, gleed er door en wierp het toen .haastig weer achter zich dicht. Een oogenhlik daarna betrad hij hij de gang zijner woning als een im perator. Gelukkig, dat er geen mensch van de bedienden meer op v.as; want hij lneld 't niet lang uit in die zege vierende houding. Als een gebroken riet zonk hij neer in een leunstoel. Den voleenden dag voelde de heer Petter zich verre van lekker en heel prikkelbaar. Hij gebruikte eeu matig ontbijt, trok zijn jas aan en wandelde naar 't stadje, oin aan 't politiebureau aangifte te doen van zijn avontuur. Inderdaad, mijnheer, zei hij te gen den inspecteur, dien hij in 't bu reel trof, 't is te gek. 't Wordt hoe langer hoe erger met de onveiligheid. Gisteravond laat ben ik aangerand halverwege de statie én mijn huis. De inspecteur opende een boek en doopte een pen in den inkt. Is t waar, mijnheer? Aangerand, zegt ge? Ja, op de allevhrutaalste manier aangerand en achtervolgd. Hoe laat, mijnheer? Ik kwam van den laatsten trein, antwoordde Petter, en ik wandel de kalm en rustic voort toen Die zaak moet .ónderzócht wor den, zei de inspecteur gewichtig. Hij had voor den tweeden keer de pen in gedoopt en beschouwde aandachtig het droppeltje, dat zich ann de punt vormde. Ge moet weten, dat ik nog een klacht heb gehad over gister avond; 't betrof dezelfde plaats en t zelfde uur... Een cogenbhkjé, mijn- heer... Hij stond op en ging naar een deur. Petersen! riep hij. Peiersen, kom eens even hier! Hij keerde 'in de kamer terug, ge volgd door een slevïgen jongen agent, wiens gezicht leotijk gescluramd en toegetakeld was De agent keek eens r.aar t gezicht van mijnheer Peiler, dat ook de sporen van tiet doom- boschje droeg en zag toen zijn overste aan. Vertel eens aan mijnheer, zei inspecteur. wat ge mij vanmorgen hebt verteld. Ik was aan 't oppassen, mijn heer, op den Sparrenweg. tusschen elf en een. Omstreeks kwart voor twaalf stug ik een verdachten man sluipen langs den kant van den weg; ik trok mijn wapenstok en wachtte op hem. Hij kwam heel voorzichtigjes aan. zoo dicht bij den slootkant als hij maar kon: hij leek wel sokken ovr- de laarzen te hebben, zoo zachtjes liep hij.... De agent rustte even om adem te scheppen. Opeens kreeg hij mij in de gaten en bleef staan. Toen zag ik liein ach teruit krabben. Ik deed een stap naar hem toe; hij keerde om en ging loo pen; ik hem achterna. Ik pakte hem... Pakte hem! herhaalde Petter. Ja. mijnheer, bij den kraag van zijn jas. Maar juist toen ik hem naar mij toetrok, sprong een andere kerel toe, en terwijl ik inet dc twee kerels bezig was, kwam er nog eene vrouw tien te hulp. Dat wijf bewerkte mij met hare nagels kijk maar. hoe ik er uitzie!... Eindelijk een van de kerels mij een slag hoven op 't hoofd; ik duizel de en viel. Toen ik weer tot mij zei ven kwam, was het stelletje weggevlogen. De asént had uitverteld. De inspec teur vroeg aan Thomas: Vertel ons nu, wat u overkomen is, mijnheer. Te oordeelen naar uw gezicht, zijt ge in dezelfde handen gevallen. O neen! antwoordde de waar heidlievende held; die schrammen heb ik opgeloopen in een doornbosch je. Maar zoo wendde hij zich tot Petersen had een van uw aanval lers een dievenlantaarntje? Ik heb er geen gezien, zei Peter sen, i-O'Mi wordend door zijn schram men heen. Nu, de man, die mijn leven be dreigde, had er eenl verzekerde Pet ter opgewonden. 't Was oen groote kerel en liij had een lantaarn... Als hij niet ge vallen was, in eeu boschje, terwijl hij mij" vervolgde, 'zou het met mij ge daan geweest zijn, daarvan ben ik overtuigd. Hij stond in 't donker mij op te wachten. Toen ik hem ontdekte, bleef ik staan, begrijpt ge en hij kwam mij achterna. Op welke hoogte was dat onge- eer, mijnheer Petter? vroeg de in specteur. Thomas beschreef de plek. Hé, Petersen, dat is precies dl plek, waar gij 't geval hadt. De agent knikte stom. Hoe laat was het, mijnheer? Zoo wat kwart voor twaalf, Hé, Petersen, dat is ongeveef hetzelfde uurl 't Zal met mij wat vroeger ge beurd zijn, meende de agent en ile sc'vurkeni izullen mijnheel- hebben aangevallen, nadat zij" mij neerge worpen hadden. Neen, zei Thomas, ik ben ze ker van mijn tijd, ik weet, dat z.oo pre cies, omdat ik van den trein kwam. De inspecteur keek den agent onaf gewend aan. - 't Lijkt er allemachtig veel op, sprak hij langzaam, dat ge mijn heer voor. een roover licht aangezien en achtervolgd, waarbij gij in een boschje getuimeld zijt, en dat g6 het pruatje over die twee kerels en dat wijf maar verzonnen hebt. Gij genten lijdt meer aan zulke droom gezichten, ik heb er honderd ge hoord. Denkt ge soms, dat ik het mop je, dat gc mij vanmorgen verteldet, n oogenbhk heb geloofd? Maar gij moogt mijnheer wel dankbaar zijn: ik dacht eerst, dat ge gisteravond dronken waart geweest; ik begrijp nu, hoe 'I orkje in den steel zit. Wees daai maar blij om en ook, dat ge zoo ver standig geweest zijt, mij gisteravond niet op te hellen, maar 't zaakje be waarde voor van ochtend. Wat ik u vertelde, zei Petersen, hardnekkig als een gestrafte school jongen,was zoo waar als.... Zoudt ge 't soms graag uitveeh- in in een officieel onderzoek? vroeg de inspecteur zalvend. Neen, mijnheer, ik maak er lie ver geen drukte van. O zoo!... En wees maar blij, dat n uw misplaatsten ijver 'n geacht ingezetene niet met uw knuppel ge raakt hebt. Als dat boschje er niel ge weest was, waarin mijnheer u hals overkop zag duikelen, zouden er nog ongelukken gebeurd zijn. Gij, jonge agenten, zijt zulke stommelingen! Gc n.oogt dat doornboschje -.vel in eere houden. Petersen! Petiér had geluisterd met verbazing en vol waardigheid, gaf hij Petersen een standje, vergezeld van een rijks daalder voor deu schrik. De inspec teur kreeg 's middags eeu geschenk thuis. Sedert zorgt de heer Petter ervoor, dat. zoo dikwijls hij met een avoml- ii uit de stad terugkeert, een rij tuig aan de statie gereed staat. (Centr.) Een gelegenheidskoopje René Mïquet was met hart en ziel kunstkenner, een van de weinig ge ziene eu onrechtvaardig behandelde genre-schilders. Iu theorie beweerde liij zijn leven aan de schoonheid te wijden, het schoonc alleen om der wille van het schoone te beoefenen, zich over de meening van anderen v rooi ijk te maken eu van niemand af hankelijk ie ziju. Iu de werkelijkheid was hij dat laatste in liooge mate van zijn vrouw. Dut was een ordelievende huisvrouw. Zij was er steeds op uit tiet huishouden zoo billijk mogelijk in te richten en zij verstond de kunst, de wenschen en vaak plumtastiache

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15