BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
29» Jaargang.
ZATERDAG 11 MEI 1912
No 8862
DE ZATERDAGAVOND
HAMU-EOTS DAGBLAD KOST
f!.20 PER 3 MAANDEN
EF 10 CENT PER WEEK.
AOSUNÏSIV ATE ÖROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERU ZUIDER BUÏTEMSPAARNE 6.
IN HAARLEM-S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
net Rijke Natuurleven
DE LENTETUIN.
Wat zit er eeu levenwekkende
kracht in de voorjaarszunneslraleu
en dc zachte lenteregens.
Ren Wéék of vijf geleden was nog
dor, wat nu bloeit Twintigvoudige
welriekende trossen kijken nu boven
het groene bladerkleed der seringen
uit, dag ann dag openen zich tien
tallen wcigeliaknoppen, duizenden
gele en witte bloemen maken het gras
tot een natuurlijk bloemenveld.
Waar enkele weken geleden de roo-
de knoppen der rabarberplanten zich
nauwelijks boven den grond vertoon
den, verheft zich nu een kring van
forsche, matgroene bladeren, krach
tig en sterk, als reuzen, op een on
merkbaar gegeven teeken, te voor-
Bellijn gekomen.
Deze tropisch groeiende planten,
groente nu en dan, tuinsieraden al
tijd zijn het sterk sprekend bewijs
van de wonderkracht onzer voorjaars
lucht.
Daarnaast trekken ook kleine plan
ten. minder in omvang maar even
weelderig groeiend, onze aandacht.
Op enkele plaatsen in mijn tuin staat
nu het Lievevrouwon-bedstroo in vol
len bloei.
Toen dc winter nog heerschte in
den tuin en stroo en rietmatten de
ingegraven bollen bedekten, was van
de bédstroo- of Asperulaplantjes wei
nig anders te zien, dan enkele ver
schrompelde, dorre stengeltjes van do
vorige generatie. Zij vormden de eeni-
ge bedekking van de dunne wortel
tjes, zij bedekten, maar beschermden
niet. En toch slaat nu een ontelbaar
aantal diohtbebladerde stengels opliet
eerst zoo dorre plekje, cn honderden
mooie witte bloempjes verspreiden
haar geuren ver in het rond. „Wald-
meister" zeggen do Duitschers cn
geen wonder. Te midden van de gele,
verdroogde beukeb)aderen onzer Mid-
del-Europeesche wouden, moet het
fnssche, groene plantje wel als een
beeld van de verjongde natuur op
vallen, heet'sehond U-midden van alles
wat aan de verrotting is prijs gegeven.
Daar, diep verburgcA onder do
breed uitstaande benkotakken, vor
men de Asperula's een donker groen
kleed, waarover in dezen tijd een
sluier van witte kruisjes ligt uitge
spreid.
Veel belangrijks is er aan de bloe
men niel, op te merken, en ook do
bladeren zijn eenvoudig van vorni.
De heerliike ireur, die de eerste zoo-
wvl als de laatste verspreiden, ver
goedt echter alles.
De cumarine, zooals de welrieken
de stol', die in het gclieele plantje aan
wezig is, wordt genoemd, gebruikt
men om eeu bijzonder soort Mciwijn
geurig te maken. De alcohol trekt de
cumarine er uit cn deze geeft den
wijn een aaugenamen, piltigen
smaak.
llehben de mcnschcn dus in vele
opzichten voordeel van do Asperula's,
do meeste dieren durven ze niet aan.
Zoo oogenschijnlijk is er geen mal-
trher blaadje dan dat'van liet. Wald
mi-istei ijo te vinden, cn toch zien wc
geen slak er over glijden, en in het
woud lat vu do konijnen cn andere
plantei.eters z,o het- liefst onaange
roerd.
In bun weefsel verbergen de bed-
plrcoDliu'tjes heel fijne naaldjes. liet
zijn kristallen, die door een vloeistof
zijn omgeven, on dus in het eerst
werkeloos zijn.
Worden de cellen bij het kauwen
opengescheurd, dan komen de naald
jes voor den dag, en volgens oogge
tuigen moeten de dieren, die onbe
wust wat Asperulastcngels naar bin-
r.on w-eiken, alle moeite doen, om ze
weer kvviit te raken.
Dut is het groote geheim van hun
frisch ..„.rkomen. dat is hel eenige
maar. blijkbaar zeer doeltreffende ver
dedigingsmiddel van ons kleine bosch
koninkje. Dat sommige rupsen geen
liinlr van de kristalletjcs hebben en
dus wel Aspcrula-blaadjes eten, is
van weinig invloed op dc verbreiding.
Deze is, vooral in den tuin, vaak zoo
sterk, dat wij ons éigen domein met
de schop moeien verdedigen. Vaak
moet het V. aldmeistertje worden be-
w iikt, anders wandelt het geheel den
tuin door. Eenzelfde eigenschap, maar
op een heel andere vvnzc, hebben ook
dc Che'.idoniutns. Bij voorkeur noem
ill die mooie planten b.j haai Lalijn-
etlu-n iiu«m, clsclioun het Hollandsch
„Stinkende (Jouwe" veel meer van de
in 't oog luopende bijzonderheden
zegt.
Die planten hebben ook een zekere
vrijheid in iniin tuin. llecl wai hoek
jes hebben ze in beslag genomen,
maar daarvoor geveü ze mooier, zach
ter groen, cn fijner gevormde blade
ren, dun hel mei-rcndeel der gekweek
te planton.
En dankbaar dat zoon Chelido-
nium is. Geef liém desnouds eon hoek
je, dat neigi-ns meer voor kan dienen,
gooi hem daar, waar brandnetels zich
te goed voor achten. Hij zal groeien
cn zich ontwikkelen en tientallen
zacht gele bloempjes zullen zijn fijn
groen nog mooier maken. Twee kelk
blaadjes beschermen eerst de gele
kroontjes. Zijn de knoppen geopend,
dan schuiven ze zoo gauw mogelijk
weg, en alleen de gouden kruisjes
blijven staan.
In tegenstelling met de bédstroo-1
stengels is de reuk der CheJidoniums
niet aanlokkelijk, ofschoon de Hol-
landsche naam overdreven is. Toch
schijnen ook voor deze lucht en het
scherpe gele melksap veel dieren te
rug te schrikken, zoodat het mooie
roen vaak onaangetast blijft.
Om de zaadjes wat verder de wereld
in te krijgen, vertoonen de Gouwe
planten een mooie biologische bijzon
derheid.
Deze zijn n.l. ieder voorzien van een
sappig aanhangsel, waarop de mie
ren in groot aantal afkomen. In den
tijd, dat de hauw-achtige vruchten
hun inhoud laten vallen, zijn de nij
vere insecten op Imn post. De zaden
worden dan naar de nesten gesleept,
het sappige kiemwratje wordt er af
gegeten en de rest kan tegen het voor
jaar een nieuw plantje geven. Plant
de Cheiidoniums in den omtrek van
een mierennest uit, en op de wegen,
die dc nijvere diertjes geregeld vol
gen, want ze hebben evenals de duin-
konijntjes hun vaste paden, zullen
weldra veel plantjes opschieten.
Mooi zijn de Cheiidoniums, ondanks
de weinige zorg, waarmede ze worden
behandeld, dankbaar voor het meest
bescheiden plekje zijn de Asperula's
belangwekkend zijn ze beide, en als
ze wat binnen de perken worden ge
houden, doen ze voor geen enkele
meer bevoorrechte plant onder.
H. PEUSENS.
Den heer X. te Haarlem.
Azalea's moeten na den bloei als
volgt worden behandeld. Men knijpt
de verdorde bloemen weg en zet dc
plant in den tuin, met den pot inge
graven. Eerst moeten ze een paar we
ken rust hebbejj. Daarna kunt u van
tijd tot tiid begieten met slappe koe-
gier. Veel zon en vrij veel begieten is
in den zomer hoofdvereischte. Ook
mogen zc uit den pot worden geno
men en tegen het einde van Septem
ber daar weer in worden gezet. Ze
verlangen dan goeden bóschgrond,
vermengd met wat zand. Eeii paar
schelpjes moeten op den bodem lig
gen en de potten goed geboend zijn,
zoodat ze flink poreus zijn.
Men brengt ze in een kamer met
veel licht, temperatuur tot 50 gr.
In het laatst van December in een
warmer vertrek. Dan vooral vochtig
houden en de blaadjes met den ra-
fraichisseur bestuiven, zooals dat bij
de rozen gebeurt. De geopende bloe
men mogen niet worden begoten. Wilt
u in t vervolg de vragen onderteeke-
ne-ii?
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Panier-mode. Taffetas.
Mouwen. Gameering..
Kleuren. Schoeisel,
Uit de panier-mode blijkt ons duido-
lijk liet weder opleven der Rococo-
mode. De sterke voorliefde voor slan
ke lijnen doet zich echter ook hier ge
voelen en de nieuwe mode is daarvan
zoo sterk beïnvloed, dat men de pa-
nlers weet toe te passen, zonder dat
de rokken in omvang toenemen.
Op de wedrennen te Paiijs zag men
vele toiletten met paniers, doch deze
waren met eenige terughoudendheid
aangebracht, De moderne paniers zijn
niet breed of bol, zooals diè onzer
grootmoeders, doch zóó ingericht, dat
ze het silhouet in het minst niet ver-
breèden. Vaak worden ze ter hoogte
van de knie met eenige rimpels of
boullonnées aangegeven, óf door een
biais gevormd; maar in geen geval
wordt do onderrok er wijder door; die
is hoogstens twee nieter wijd. Wan
neer de paniers aan de stof worden
aangeknipt, hebben ze bovendien het
voordeel, dat ze wederom verwijderd
kunnen worden, zonder aan het eigen
lijke rok model iets af te doen. De
mode is inderdaad minder grillig,
dan ecu tiental jaren geleden en .van
neer men mei overleg te werk gaai,
door vooral niet te veel toiletten op
eens aan te schaffen, daur kan men
zijn japonnen tegenwoordig afdra
gen, zonder dat meu geld voor verma
ken behoeft uit te geven. Natuurlijk
doet de aarvi der stoffen hier ook veel
aan toe. De nieuwerwetsche weefsels
toch, zijn van een ongekende fijnheid
en kunnen dus onmogelijk lang stand
houden.
Het meest gracieuse materiaal voor
den komenden zomer is do historische
tafzijde. Het is niet te gelooven, wel
ke enorme hoeveelheden de zijdefabri-
kanien dit voorjaar al hebben afge
leverd en nog kunnen zij bun bestel
lingen niet tijdig genoeg afleveren.
Nog nieuwer dan de reeds bekende
changeant taffetas, is een gestreept
weefsel, z.g. pékiné, dat in zwart en
blauw, zwart en rood en zwart cn
groen gebracht wordt. Deze pékiné s
worden voor tailleurs verwerkt. Het
spreekt van zelf, dat een dergelijk cos-
tuuin als het ware zich zelf garneert,
door het willekeurig gebruik van de
gestreepte stof; die voor den rok recht,
voor de taille dwars, en voor biais,
kragen en revers weer, schuin geno
men wordt, waardoor men een aller
liefst effect verkrijgt.
Ook de groote kanten halskragen en
mouwopslagen uit het glorieuse tijd
perk der Lodewijken, dagen weder op
en maken een voornaam onderdeel uit
van het moderne toilet. Voeg hierbij
nog den Lodevvijk XV markieshoéd,
die slechts met een enkele flmveelen
roset of bloemenkransje gegarneerd is
en ge hebt een stijlvol geheel, waar
aan slechts de gepoederde lokkenpruik
en de „tache de beauté" ontbreken.
De kimono-mouw met laag ingezet
te pouffe verheugt zich nog evenzeer
in de gunst der mode als de lange
mouw, die we in den afgeloopen win
ter reeds opmerkten. Het zal echter
te bezien staan of de lange mouw, zich
in het warme seizoen zal kunnen
staande houden. Aan de linnen- en
fijne batisten kleedjes zal mende korte
mouw nog gaarne toepassen, doch de
gekleede taffetas japonnen zijn rnet
lange mouwen ingericht, die men met
geplooide ruches of plooisels afwerkt.
Door die oj) de hand vallende plissóes,
lijkt de hand veel kleiner dan ze in
werkelijkheid is. Behalve do plissées
past men ook de kanten manchetten
zeer veel toe.
Do kant speelt in de hedendaagsclie
mode een voorname rol; ruen ziet zoo
wel de rijke Richelieu borduursels als
dc fijne Mechelschc en Chantilly kan
ten, henevens het grovere point d'Ir-
lande.
Ten opzichte van de modekleuren
moet ik nog- opmerken, dat voor het
alledaagscho toilet marine blauw en
zwart met wil het allereerst in aan-,
merking korucn. Lilas en konings
blauw raken meer en meer uit de mo
de .terwijl het zachte beige in alle
mogelijke nuancen sterk op den voor
grond treedt naast zacht gebloemde
chiné's en de reeds genoemde péki-
nó's.
Als kleurcombinatie noemen we in
de eerste plaats: zwart inctr cerise-
rood of bordeaux-rood, beige met
blauw, groen niet rood en rood met
grijs gegarneerd!
De kousen en schoenen zullen in <Scn
a.s. zomer zooveel mogelijk in de
kleur der toiletten of der garneering
gedragen worden. Groote gespen, ma
ken de versiei-ing uit; men plaatst ze
zooveel mogelijk naar voren waar
door de voet klein en élégant lijkt.
Voor wandelschoenen ziet men bijna
uitsluitend do Amerikaansche hak
ken, terwijl voor salonschoenijcs de
Louis XV hak domineert.
MARIE VAN AMSTEL.
's Avonds laat.
(Een vreemd avontuur).
Thoimas Petier was een man, van
wien heelemaal geen dwaasheden Vie
len te duchten." Hij nam allo mogelij
ke voorzorgen, in alle levensomstan
digheden. llij liet zich zelfs niet over
halen, voste staatsfondsen tc ruilen
voor aandeele» in twijfelachtige on
dernemingen, al werden deze nog zoo
hoog opgevijzeld door zijn vrienden.
Hij liet zich elke zev en jaar vaccinee
ren, droeg behoorlijk wollen onder
goed tot den len Juni, hoe warm 't
ook word gedurende de 31 Meidagen.
Hij kauwde elk hapje voedsel anit-en-
twinüg maal, eer hij 't doorslikte, cn
dronk geon droppel, eer iiij geheel ge
daan ii.ul met eien. Hij was verzekerd
tegen den dood, ongelukken, brand en
inbraak. Er waren handgranaten 0111
binnenbranden te biusschen in elk
hoekje van zijn villa en verklikkertjes
voor inbrekers uan elke deur en luik;
buitendien kon hij van zijji bed uit te-
lefoneeren iu alle richtingen, binneu-
en buitenshuis.
Uit dit alles blijkt vrij duidelijk,
dat de waardige Thomas Potter een
voorzichtig burger was, niet bcpuuld
de aangewezen nian om in oorlogstijd
een wanhopige positie to verdedigen,
maar een vredelievend rnensch, die
waakte tegen alles wat zijn rust kon
verstoren.
Zijn uiierl-jk maakte ook een vroed-
zamen indruk. Hij was maar een
paar duim bover. de vijf voet, had een
heel klein beetje een krommen rug en
droeg een paar goed onderhouden
bakkebaardjes. Hij luid booge wenk
brauwen, wat aan zijn gezicht steeds
een verbaasde uitdrukking gaf, cn
zijn waterblauwe oogen, dio ver uit
het roode gezicht kwamen kijken,
schenen te zoggen„Doe nnj geerr
kwaad, zeg mij niets onaangenaams.
Ik vind u heel aaidag en wen sell u
niets dan goeds."
Het gébeuiue, dal deze engel des
vredes op een donkeren avond uit den
trein slapte aan het station, dat hoor
de bij de plaats, waar zijn villa lag.
Daar hij heel langzaam in zijn bewe
gingen was en elk gedrang schuwde,
was hij de laatste, die uit het station
kwam, om te ontdekken, dat de paar
rijtuigen, die er wel eens to vinden
waren, afwezig waren of reeds vracht
gekregen hadden.
Er was geen maan een vrij sterke
bries fluisterde door de boomen 't
was juist een avond voor vreeselijke
avonturen.
Pet ter beefde.
Ilij luid maar een goed kwartier te
loopen, maar 't was een kwartier van
duisternis tusschen liooge boomen,
niet slechts hier en daar een huis aan
den weg. Zeer ongelegen kwam den
wandelaar in deze oogenblikken de
herinnering op aan brutale landloo-
pers, die in greppels langs den weg
de eenzame reizigers opwachten, en
dergelijke, waarvan in den laalsten
tijd herhaaldelijk sprake was ge
weest in zijn omgeving.
Angstig, de kraag omhoog, het slap
pe hoedje diop in de oogen, stapte
Potior voort, zijn regenscherm als
een geducht wapen in de hand ge
klemd. Hij hield 't midden van dep
wég. om niet te gauwTn de flank te
worden aangevallen, en bedacht, wat
luj zou doen, als de mooidenaar voor
hem stond. Hij kwam lot het besluit,
dat luj 't meeste voordeel van zijn re
genscherm kon hebben, wanneer hij
deze als «en lans voor zich uitstak.
De hooge dennen aan weerskanten
bedreigden hem als reuzen hij kon
ze niet zien, maar hij voelde hun na
bijheid.
Opeens schoot 't hem te binnen, dat
hij op 't middenpad gevaar liep, bij
oen bocht plotseling in aanraking te
komen met een fiets zonder licht.
Daarom verliet hij stromjwlend liet
midden van den weg en zocht 't voet
pad hij was nu wel dichter bij de go-
v roesde greppels, maar veilig voor 't
rijwiel. Met den moed der wanhoop
vervolgde hij zijn weg.
Het laatste huis was nu ac-lfter hém;
't was nog ruim tien minuten naar
zijn villa, 't Leek een tocht 1
Eerst stapte hij dapper voort, een
deuntje neuriënd, zwaaiend met het
regenscherm, dat bestemd was Je-
vensredder te worden. Doch het was
onmogelijk deze optimistische hou
ding lang te bewaren zijn zenuwen
begdririen te werken en hij kon de ge
dachte aan den struikroover-moordo-
hanr niet uit zijn "hoofd zetten. Hij
bedacht, dat zoo'n kerel nooit iemand
van zijn éigen soort zou aanvallen
't Was dus zaak, zich zoo min mogelijk
als lieer en zooveel mogelijk als land-
looper voor le doem. I-Iij verborg het
regenscherm tusschen amnion en len
denon cn bogon lo-mp vooruit te stap
pen, sjokkend, de voeten langzaam
heffend on zwaar latende vallen.
Doch deze kunstmatige landloopars-
pus wond hem nog méér op, en na een
honderd pas was hij builen adem.
De wind bleef fluisteren ui do hoo
rnen takken kraakten of wreven le
gem elkaar mot zingend geluid. In do
boschjes langs den greppel was een
aanhoudende beweging.
Op dit Uur, troostte zich Thomas,
die oven bleef staan om goed adem
to hak-n liggen alle lundloopers al
l.ing lu slapen. Dat kon niet anders.
Zoo'n hoeleui dag op de been blijven
maakt moe en slaperig. Er zal wel
g'-en enkele meer bij den weg zijn.
Deze overweging schonk hem moed
en hij verruilde hel voetpad voor den
smullen grasrand, die Jn-t scheidde
van de droge sloot langs den weg.
Zijn hart klopte hevig 't zweet plakte
zijn haren tegen zijn hoofd.
Een rat, ritselend door de droge
bladeren en dennennaalden, joeg hem
voor een seconde een doodschrik op
het lijf. Hel gekras van een uil in de
verte deen hein krimpen van angst.
Soms stond 't hart hem stil, als hij
in den gril li gen vorm van «en hees-
tcrstr-.uk een menschel ij ke gedaante
meende te herkennen. Zijn tong was
droog Is een spons toch vervolgde
de dappere Thomas Petter zijn weg
ondanks alles wat hem bedreigde.
Doch een alles overweldigende ont
steltenis zou hem ten deel vallen.
Plotseling Hemel 1 hij zou 't oogen
blik nooit vergoten re-s vlak voor
hem de dreigende gestalte van een
man, die stil en onbeweeglijk hle°f
staan wachten wachten op hem
Thomas hield mot loopen op. Zijn
hart klopte hevig; hij trachtte te
spreken, hij wilde beloven, dat hij
van de zaak geen melding zou maken
nl; de-Iandloopcr hem ongedeerd liet
vonrl n doch zijn tong kleefde
aan T nhcmolte zijp vingers waren
ijskoud, zijn hoofd gloeide. Hij tracht
te .-ichzolven wijs te maken, dat ,.;le
manhem niet gezien had, hein niet
had hoeren naderbij komen.
De gedaante bleef onbeweeglijk.
Kon hii.maar rechtsomkeer*! maken
zortdcr dat do andc-r bet merkte. Of
-kon hij maar den weg oversteken en
langs, den andoren kant vluchten.
Neon, dat plan was te vermetel, tc
uitdagend. 13ost«! was. langzaam
achteruit te krabbelen, dan om
keéron on snel den weg terug te loo-
pei. tol het station.
Zoo gezegd, zoo gedaan maar
gauw had hij een paai- passen afge
legd. of hij hoorde, dat hij gevolgd
werd door den roover. 'n Oogen-
blik stond Petter aarzelend met knik
kende knieën en klapperende tanden,
een koude rilling bop hem over den
rug. Toen zotte hij liet op een loopen,
of tie uuw hem op de hielen zal. En
dat scheelde niet veel wout de vij
and vólgde, kwam nader elk oogen-
bhk kou hij verwachten, het bloedig
staal in den nek, den knodslag op 't
i hoofd to voelen.
Thomas wist, dat slechts een secon
de hont scheidde van zijn laatste oo-
genblik. In de razernij van zijn doods
angst kreeg hij een ingeving. Terwijl
liij den hijgenden adem van zijn ver
volger reeds achter zich hoorde,
sprong hij plotseling op zij in de strui
ken, maar had de voldoening te hoo
ien, dat de andere struikelde en viel.
Van dit buitenkansje maakte hij ge
bruik om een eind weegs voort te krui
pen in den breeden greppel, tot hij
kwam aan een doornboschje, dat hem
een veilige positie beloofde.
Doch de vervolger scheen nu in fel
le woede ontstoken de val had hem
razend gemaakt. Hij rende voort, let
tende op boom noch struik, rondom
zich zwaaiend met zijn gevaarlijken
knuppel Thomas doorleefde in zijn
verbeelding al wat hij ooit aan
moordgeschiedenissen gelezen bad.
De vervolger stopte even Thomas
hoorde wat klikken en plotseling zag
bij voor zich een rood verblindend
Jicht, 't Was geen landlooper 't
was een van 't hoofd tot de voeten ge
wapend inbreker, met dievenlantaarn
en al.
De zoekende lichtbundel van de
lantaarn dwaalde van boom tot struik
naar den grond en omhoog, maar ver
lichtte den man zelf niet voldoende
om Thomas in staat te stellen, te zien
wie zijn vervolger was.
Petter stond doodsangsten uit, in
afwachting dat '1 verraderlijke zoek
licht hem zou ontdekken achter zijn
doornboseh. Hij wist, dat hij verloren
maar dien langen doodstrijd
hield hij niet uit. Hij wilde dat licht
ontvlieden, hij wilde niet voor schijf
dienen voor dien vreeselijken straal,
dio hem bedreigde als een moordwa
pen. Dus krabbelde hij, eer 't licht
hom bereikte, weer uit 't boschje en
liep wat hij loopen kon, door den
greppel.
Gelukkig Daar hoorde hij den ver-
olger vloeken, en 't leven wagende,
.het hoofd om te wenden, zag" hij tot
zijn onuitsprekelijke voldoening de
lantaarn stuiptrekken met korte op
flikkeringen.... een zwaaiende bewe
ging, een gekraak en hij wist, dat
vervolger in liet doornboschje -te
land gekomen was, worstelend met
oen uitgedoofde, nu hevig walmende
"autaaru.
Thomas snelde voort met nieuwen
moed, de takken kraakten onder zijne
voeten, geen hindernis was hem te
machtig; hij liep. hij sprong hij ren-
elke seconde meer gesterkt in de
•tuiging, dat de vervolger in 't
boschje getuimeld en daar gebleven
was. Hij waagde het, weder naar bo
ven te krabbelen, op den weg, en het
duurde niet lang, of hij zag de lichten
zijner eigen villa. Aan het lvek geko
men, wierp hij nog een angstigen blik
achter en rondom zich, toen stak
liij vastberaden den sleutel in het slot
opende 't hek, gleed er door en wierp
het toen .haastig weer achter zich
dicht.
Een oogenhlik daarna betrad hij
hij de gang zijner woning als een im
perator. Gelukkig, dat er geen mensch
van de bedienden meer op v.as; want
hij lneld 't niet lang uit in die zege
vierende houding. Als een gebroken
riet zonk hij neer in een leunstoel.
Den voleenden dag voelde de heer
Petter zich verre van lekker en heel
prikkelbaar. Hij gebruikte eeu matig
ontbijt, trok zijn jas aan en wandelde
naar 't stadje, oin aan 't politiebureau
aangifte te doen van zijn avontuur.
Inderdaad, mijnheer, zei hij te
gen den inspecteur, dien hij in 't bu
reel trof, 't is te gek. 't Wordt hoe
langer hoe erger met de onveiligheid.
Gisteravond laat ben ik aangerand
halverwege de statie én mijn huis.
De inspecteur opende een boek en
doopte een pen in den inkt.
Is t waar, mijnheer? Aangerand,
zegt ge?
Ja, op de allevhrutaalste manier
aangerand en achtervolgd.
Hoe laat, mijnheer?
Ik kwam van den laatsten trein,
antwoordde Petter, en ik wandel
de kalm en rustic voort toen
Die zaak moet .ónderzócht wor
den, zei de inspecteur gewichtig. Hij
had voor den tweeden keer de pen in
gedoopt en beschouwde aandachtig
het droppeltje, dat zich ann de punt
vormde. Ge moet weten, dat ik nog
een klacht heb gehad over gister
avond; 't betrof dezelfde plaats en t
zelfde uur... Een cogenbhkjé, mijn-
heer... Hij stond op en ging naar een
deur.
Petersen! riep hij. Peiersen,
kom eens even hier!
Hij keerde 'in de kamer terug, ge
volgd door een slevïgen jongen agent,
wiens gezicht leotijk gescluramd en
toegetakeld was De agent keek eens
r.aar t gezicht van mijnheer Peiler,
dat ook de sporen van tiet doom-
boschje droeg en zag toen zijn overste
aan.
Vertel eens aan mijnheer, zei
inspecteur. wat ge mij vanmorgen
hebt verteld.
Ik was aan 't oppassen, mijn
heer, op den Sparrenweg. tusschen
elf en een. Omstreeks kwart voor
twaalf stug ik een verdachten man
sluipen langs den kant van den weg;
ik trok mijn wapenstok en wachtte
op hem. Hij kwam heel voorzichtigjes
aan. zoo dicht bij den slootkant als hij
maar kon: hij leek wel sokken ovr-
de laarzen te hebben, zoo zachtjes
liep hij....
De agent rustte even om adem te
scheppen.
Opeens kreeg hij mij in de gaten
en bleef staan. Toen zag ik liein ach
teruit krabben. Ik deed een stap naar
hem toe; hij keerde om en ging loo
pen; ik hem achterna. Ik pakte hem...
Pakte hem! herhaalde Petter.
Ja. mijnheer, bij den kraag van
zijn jas. Maar juist toen ik hem naar
mij toetrok, sprong een andere kerel
toe, en terwijl ik inet dc twee kerels
bezig was, kwam er nog eene vrouw
tien te hulp. Dat wijf bewerkte mij
met hare nagels kijk maar. hoe ik
er uitzie!...
Eindelijk een van de kerels mij
een slag hoven op 't hoofd; ik duizel
de en viel. Toen ik weer tot mij zei ven
kwam, was het stelletje weggevlogen.
De asént had uitverteld. De inspec
teur vroeg aan Thomas:
Vertel ons nu, wat u overkomen
is, mijnheer. Te oordeelen naar uw
gezicht, zijt ge in dezelfde handen
gevallen.
O neen! antwoordde de waar
heidlievende held; die schrammen
heb ik opgeloopen in een doornbosch
je. Maar zoo wendde hij zich tot
Petersen had een van uw aanval
lers een dievenlantaarntje?
Ik heb er geen gezien, zei Peter
sen, i-O'Mi wordend door zijn schram
men heen.
Nu, de man, die mijn leven be
dreigde, had er eenl verzekerde Pet
ter opgewonden.
't Was oen groote kerel en liij
had een lantaarn... Als hij niet ge
vallen was, in eeu boschje, terwijl hij
mij" vervolgde, 'zou het met mij ge
daan geweest zijn, daarvan ben ik
overtuigd. Hij stond in 't donker mij
op te wachten. Toen ik hem ontdekte,
bleef ik staan, begrijpt ge en hij kwam
mij achterna.
Op welke hoogte was dat onge-
eer, mijnheer Petter? vroeg de in
specteur.
Thomas beschreef de plek.
Hé, Petersen, dat is precies dl
plek, waar gij 't geval hadt.
De agent knikte stom.
Hoe laat was het, mijnheer?
Zoo wat kwart voor twaalf,
Hé, Petersen, dat is ongeveef
hetzelfde uurl
't Zal met mij wat vroeger ge
beurd zijn, meende de agent en ile
sc'vurkeni izullen mijnheel- hebben
aangevallen, nadat zij" mij neerge
worpen hadden.
Neen, zei Thomas, ik ben ze
ker van mijn tijd, ik weet, dat z.oo pre
cies, omdat ik van den trein kwam.
De inspecteur keek den agent onaf
gewend aan.
- 't Lijkt er allemachtig veel op,
sprak hij langzaam, dat ge mijn
heer voor. een roover licht aangezien
en achtervolgd, waarbij gij in een
boschje getuimeld zijt, en dat g6
het pruatje over die twee kerels en
dat wijf maar verzonnen hebt. Gij
genten lijdt meer aan zulke droom
gezichten, ik heb er honderd ge
hoord. Denkt ge soms, dat ik het mop
je, dat gc mij vanmorgen verteldet, n
oogenbhk heb geloofd? Maar gij moogt
mijnheer wel dankbaar zijn: ik dacht
eerst, dat ge gisteravond dronken
waart geweest; ik begrijp nu, hoe 'I
orkje in den steel zit. Wees daai
maar blij om en ook, dat ge zoo ver
standig geweest zijt, mij gisteravond
niet op te hellen, maar 't zaakje be
waarde voor van ochtend.
Wat ik u vertelde, zei Petersen,
hardnekkig als een gestrafte school
jongen,was zoo waar als....
Zoudt ge 't soms graag uitveeh-
in in een officieel onderzoek? vroeg
de inspecteur zalvend.
Neen, mijnheer, ik maak er lie
ver geen drukte van.
O zoo!... En wees maar blij, dat
n uw misplaatsten ijver 'n geacht
ingezetene niet met uw knuppel ge
raakt hebt. Als dat boschje er niel ge
weest was, waarin mijnheer u hals
overkop zag duikelen, zouden er nog
ongelukken gebeurd zijn. Gij, jonge
agenten, zijt zulke stommelingen! Gc
n.oogt dat doornboschje -.vel in eere
houden. Petersen!
Petiér had geluisterd met verbazing
en vol waardigheid, gaf hij Petersen
een standje, vergezeld van een rijks
daalder voor deu schrik. De inspec
teur kreeg 's middags eeu geschenk
thuis.
Sedert zorgt de heer Petter ervoor,
dat. zoo dikwijls hij met een avoml-
ii uit de stad terugkeert, een rij
tuig aan de statie gereed staat.
(Centr.)
Een gelegenheidskoopje
René Mïquet was met hart en ziel
kunstkenner, een van de weinig ge
ziene eu onrechtvaardig behandelde
genre-schilders. Iu theorie beweerde
liij zijn leven aan de schoonheid te
wijden, het schoonc alleen om der
wille van het schoone te beoefenen,
zich over de meening van anderen
v rooi ijk te maken eu van niemand af
hankelijk ie ziju. Iu de werkelijkheid
was hij dat laatste in liooge mate van
zijn vrouw. Dut was een ordelievende
huisvrouw. Zij was er steeds op uit
tiet huishouden zoo billijk mogelijk in
te richten en zij verstond de kunst,
de wenschen en vaak plumtastiache