BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
29a Jarx
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAQBLAD KOST
f 1.20 PER 8 HAANDEN
OF 10 CENT PER WEER.
AD;«:h?STBATIR GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAQBLAD ZUN
ADVERTENT1ËW DOELTREFFEND,
Of CE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
uet lujke Natuurleven
EEN WESPEN-TRAGEDIE.
„Pats", een klop met de pel en
een stuiptrekkend wezentje, een nij
vere moederwesp, had voor liet eerst
met den mensch kennis gemaakt.
Het gebeurde nu ongeveer twee we
ken geleden. Juist had ik bij een im
ker het inspccteeren dor met broed
bezette raampjes meegemaakt.
Het werd schemerdonker, en we
zouden naar huis gaan. Even nog
langs de korven loepen, om le zien,
of alles in orde is. Daar viel de fatale
klap en de wesp, die tot laat in den
avond had gewerkt, werd neergesla
gen, omdat haar werk dat van den
mensch kon benadecleu.
Nu ben ik zoo langzamerhand, nood
gedrongen, een voorstander geworden
van het opruimen van schadelijk ge
dierte, maar toch, het ging me aan
mijn hart en het speet me, dat we
niet twee tellon later voorbij waren
gekomen.
„Nu zal er in een van mijn leege
korven wel het begin van een wespen
nest zitten", meende do bijenvriend.
Een voor een weiden zo omgekeerd
en bekeken. In de vierde zat boven
aan een klein wondorgebonwtje, een
dubbelwandig, grijs kapje, zoo fijn
van bouw, dat ik voor een oogenblik
het sla-moar-dood-systeem van den
practischen mensch verachtelijk
vond.
Voorzichtig heb ik toen het bolletje
los gemaakt.
Een dun spijltje, breed uitloopend,
was in den top bevestigd.
Daarin hing het hcelo gebouwtje.
Juist hadden we het voordeel van
dubbelwandige bijenkasten opge-
merkt. Groolere volken, grooler voor
raad. Maar dat doelmatige was door
de wespen in praclijk gebracht, dui
zenden jaren, vour de mensch er aan
dacht, en ook het zooeven godoode
dier was zoo vernuftig geweest. Om
een vijftiental grijze cellen hingen
twee liall' bolvormige koepeltjes. Daar
tussclieil een luclitvvaud ter beschut
ting tegen vocht en koude.
Al enkele eitjes waren in de cellen
gelegd. Hard moest er worden ge
werkt, lot in het schemerdonker.
Druk was zij geweest,, dagen ach
tereen, do mooie geelzwarte moeder
wesp. Geheel den langeoi winter zat
ze, met pooten en sprieten stijf togen
liet lichaam gedrukt, verscholen in
een hol to, gevormd door een uitste
kenden wortolstomp van een ouden
boom en wat opgewaaide bladeren.
„Wordt wakker", liepen de vogels,
ilie voorbij vlogen; „wordt wakker",
toemden vliegen en muggen, die om
den boom speelden, „wordt wakker
en doe uw plicht, leg den grondslag
voor sen kolouio van duizeaidt allen",
hoorde ze van al het levende.
De krakende, opdrogende bladeren
maakten een doorgang voor haar,
door zoo gauw mogelijk om te krul-
Vm en, nog half droomerig, trok de
wespenkoiiingin naar bui ton langs
het voor haar gebaande pad.
Wel maakte de lentelucht haar wat
duizelig, wel moest ze eerst een paar
minuten, op een stevig blad gezeten,
bijkomen en de vleugels iu orde bren
gen, maar toen trok ze ook blij het
drukke lenteleven tegemoet, gedragen
door de kleine glinsterwiekjes.
Overdreven voorgesteld? Beschouw
tnkele dagen achtereen een zelfde we
zentje met volle aandacht en ge zult
menschel ij ke neigingen ontdekken,
ge zult zien, dat ook het leven van
een klein insect vol emoties is, er is
vreugde cn angst, besluiteloosheid en
vastberaden voorwaarts gaan.
Noem het instinkt, noem het een
onbewust volgen van eon natuur
drang, noem het zoo ge wilt, maar
merk dan meteen op, dat er, ten min
ste schijnbaar, heel wat wordt ge
redeneerd en overwogen, heel wat
wordt verworpen wat eerst doelma
tig leek.
Zoo luid ongetwijfeld ook deze wesp
gezocht, overal, waar maar een klei
ne ruimte was. Zo had er voor heen
en weer gedwaald en was weer weg
gevlogen, om nog beter nestplaatsje
to zoeken. Eindelijk had ze dan het
mooiste plekje gevonden, dat maai
denkbaar is, ten minste van het stand
punt van het niets kwaads vermoe
dende dier bekeken.
Een woning, zoo warm-en zoo ruim
en daarbij door de nauwe opeaiing
zoo goed lo verdedigen, dat er van
geen verder zoeken meer sprake was.
„Al een paar dagen zat ze hier te
gen de schuur", zei do imker. „Kijkt
u maai-". Overal waren stukje3 hout
afgeschaafd, tien, twintig streejijes,
tv/ee c.M. lang en een paar m.M.
breed, waren zichtbaar. Daaruit was
de metselspecie genomen, dat was
het hout, dat tot papier was verwerkt
en uit dat papier was het nest opge
bouwd.
Papier uit houtblokkeu. Het is een
wonderproduct der nieuwe industrie.
Onze wesp vervaardigde het met het
grootse gemak. Een heel klein stuk
je van een onooglijke schuur werd
ervverkt tot een veelkamerig paleis,
zuiver cn regelmatig van constructie,
zonder passer en driehoek, zonder
teekening.
Telkens als 't dier eenig hout had af
geknaagd met de scherpe wespenka-
ken, werd dit meegenomen naar den
korf en zoo fijn gekauwd, tot het een
papje werd. Toen werden er strookjes
;emaakt, die naast elkaar werden ge
legd, de losse aan de reeds bevestig
de en zoo was het kleine steeltje gauw
tot het dubbelwandige huisje uitge
groeid.
Na het twaalfde eitje werd van dit
dier de geschiedenis plotseling afge
broken.
Voor den korf lag het nog even te
stuiptrekken, toen maakte de hak van
len laars een eind aan alles.
Had de wesp ongestoord: kunnen
oortwerken, dan waren welt
buitenmantels weggenomen, i
vrij gekomen materiaal was een rui
mer omhulsel opgebouwd en nieuwe
.cellen waren geconstrueerd.
Zoo zouden weldra breede vlakken,
dicht bezet met neerhangende ka-
ïertjes, zijn ontstaan.
Do uitgekomen larven waren tot
.jonge werksters opgekweekt. Deze
hadden mcegebouvvd en voedsel ge
haald voor de jongere zusjes en de
koningin,de grondlegster voor den nij-
Vereu vvespenstaat was voorgoed in
haar paleis gebleven, het bouwen
overlatend aan haar nakomelingen.
Zoo zou het gegaan zijn, maar
„pats" een klop met een pet en alles
was voorbij.
I-I. PEUSENS.
VRAGEXBUS.
Den Heer B. te Haarlem. Het
mij toegezonden blad is van de Phoe
nix daclilifera of Dadelpalm. Het is
een subtropische landpalm uit NooivJ-
Afrika en Zuid-Europa en bijgevolg
:n van de sterkste planten. Zo ver
langt goedeh grond; een mengsel van
zand, bladaarde en zandigen klei
grond is het best. Van Juni tot begin
September moet ze buiten staan, be
schut tegen veel wind en scherpe zon.
Uw plant maakt den indruk bevro
ren of verdroogd te zijjr. Te warme,
droge kamerlucht verdraagt ze niet.
Zijn er nog groene bladeren, giet
dan matig,, ook met wat aftreksel van
oude koemest en zet over eenigen tijd
de plant buiten, met ingegraven pot.
Is de plant geheel verdroogd, dan is
ze verloren.
Den Heer X. te H.? Uw pere
boompje had in het najaar wat super-
phosfaat en patentkali moeten heb
ben en in Maart eeii weinig Cliili-sal-
peter.
Hebben zich de vruchten nu gezet,
dan is het aanwenden van de eerste
Uvee meststoffen nog aan te beve-
jlan. Heel dun onderharken. Tegen
bladluizen is eon bespuiting met een
aftreksel van tabalt aan lo bevelen.
Het is eon doelmatig én goedkoop
middel.
In Mei kunt u zaaien of poten: boe
renkool, starnboonen, slaboonen,
in Jum vroege andijvie, in het laatst
heilstand ij vie, ook nog weer groote
boonen en doperwten, die echter Dok
al in April kunnen worden gepoot.
Ook kliinsnijboonen.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
liet kleedgeld der vrouw.
De huishoudboeken van een goed
georganiseerd huishouden, zullen
steeds de juiste verhoudiug uitwijzen
van de afzonderlijke posten tot elkaar
en op dezo juiste verhouding komt het
maar aan, wil het huisgezin gedijen
en vooruitgaan.
Voor huur, voeding, wasch, school
geld, ja wat niet al, zijn afzonderlij
ke posten uitgetrokken, voor één ding
echter: het kleedgeld niet. En toch is
dit meestal niet de schuld der vrouw,
maar die van den man en huisvader.
Eigenaardig is het hoe <te strenge
heer en meester, zich verzet tegen de
invoering van dergelijke „nieuwig
heden". „Jo zou dat geld toch maar
onnuttig uitgeven",on „je zult hebben
wat je noodig hebt; laat mij de reke
ningen maar zienl" enz., enz.
Toch was het vrij wat verstandiger
enbevorderl ijker voor den huiselij
ken vrede, als daarvoor een bepaal
de som uitgetrokken was. Want naai-
steis- en modiste rekeningen zijn ge
woonlijk dreigende donderwolken aan
den echtelijken hemel en de betaling
daarvan geeft maar al te vaak aan
leiding tot een hopeloos geharrewar.
Daarvoor hoeven ze nog niet eens op
vallend hoog te zijn; ook de normaal
ste som schijnt den man, in het al
gemeen, eenmaal buitensporig te lij
ken, en het juiste tijdstip, om ze haar
echtgenoot voor te loggen, kan geen
tactvolle huisvrouw vinden... eenvou
dig, omdat het niet bestaat 1
Met liet kleedgeld der dochters,
gaat het evenzoo. En waarschijnlijk
loopen de meeste vrouwen er in,
doordat het haar vleit, haar mannen
heel vertrouwend te hooren zeggen:
„Mijn vrouw zal zich koopen voor
kleeding, wal zij noodig acht, een be
paalde som daarvoor uit te trekken,
acht ik onwaardig."
Maar nu theorie en praktijk! Koopt
7,i(Ui de vrouw wat zij „noodig" acht,
dan schijnt do man dit toch weer
„onnoodig' te achten; en do haspela-
die daaruit voortkomen, zijn
at „onwaardigerdan een be
paalde beperking dier uitgaven, m
den beginne! Bovendien: waar het een
«erezaak wordt, met een bepaalde
som uit te komen, daar rekent men j
ook nog scherper, óverlegt men nog i
moer. liet is immers héél begrijpelijk, j
dat ook de besto huisvrouw anders j
licht denkt; „Och ik weet toch, dat
er altijd zooveel moeilijkheden voort- 1
komen, uit zoo'n naaistorsbekeuing;
dus'op een paar gulden meer of min
der hoef ik housch niet te zien".
En dat het dus voor de dochters
iook aanbevelenswaardig is, eon vast
kleedgeld to hebben, dat is nog dui
delijker, daar bij haar, behalve' de
'hier aangevoerde gronden, pedago
gische beginselen haast do overhoud
hebben. Ouzo dochters moeten im
mers ook zelfstandig worden en in
dezen tijd zijn ze dit housch al gauw
genoeg. Worden zij nu ook hier nog
zoo zeer in beperkt, dan vatten zij dit
in den regel héél vijandig op, en
halen in den ïegel al to zeer haar
hart op, als ze zich dan eindelijk eeïis
vrij voelen. Zo worden dan te luxueus
en juist is het ©en heele slag, met wei
nig geld toch goed en élégant gekleed
te gaan. Maar een zeer moeielijke
kunst, dio zich eerst door oefening
Iaat leeren en die meer inzicht
schenkt, dan soms boeken vol geleerd
heid in de staathuishoudkunde! Moet
liet jongé meisje zelve met. een be
paalde som voor haar garde-robe-
rondkomen, dan krijgt, zij al heel
vroeg verstand" van meerdere en min-
dero deugdelijkheid van stoffen en
garneeringen. En ook bekijkt zo met
voel verstandiger, krilischen blik den
hoed, die haar eenige winters ten
tooi moet strekken. Daardoor zal zij
ook eerder zelve de hand aan den
ploeg slaan en haar eigen kleeren al
thans onderhouden anders kost het
immers te duur aan naaister en mo-
diste-rekening! Zagen do vaders dit
beter in, zo zouden heusch niet zoo
onverstandig zijn, geen bepaalde som
uit te trekken voor kleedgeld.
De dikwijls geuite verzuchting van:
„Och. mijn dochter is toch zoo on-
practisch!" krijgt daardoor ook eon
duidelijke aanwijzing en waarlijk
zoon makkelijk deel der opvoeding lt
het nog niet eens, do dochters in te
wijden in de kunst, hoe met het kleed
geld moet worden omgeggaan omdat
het niet een geregelde, dagelijks-we-
derkomende uitgaaf is, maar een zeer
wisselvallige. Ook moet de moeder
slechts raadgevend, nooit gebiedend,
haar dochter ter zijde staan, daar dit
slechts tot oneenigheid en misver
stand leidt, en het waarlijk ook beter
is, dat de dochter zelve haar fout be
merkt en ondervindt, in vele gevallen.
Zorgvuldig dient er boek gehouden ie
worden en de kwitanties der groote
bedragen dienen bewaard te blijven.
Dit maakt meteen, dat zij haar af en
too nog eons onder de oogen komen,
waardoor de zuinigheid ook weer ln
de hand gewerkt wordt.
Het kost velen moeders dikwijls
heel wat, zoo geheel de leiding uit de
handen te geven en toch is het waar
lijk in het belang van da meisjes
noodzakelijk, dat zij ziehzelv e leeren
redden.
Ook zal do netheid er door in do
hand gewerkt worden, want waar het
meisje zelve, al was het dan alleen
maar financieel belang had bij zoo
weinig mogelijk repartities, daar gaat
zij langzainerlunid ook meer voelen
voor een goed-verzorgd uiterlijk!
MARIE VAN AMSTEL.
Angst.
wordt beheerscht dóór
en verschrikkelijk ge-
Ik geloof niet, dat er ooit een mensch
geleefd heeft, die ten prooi was aan
een angst, uls waardoor ik dagelijks
gekweld word.
Toch heb ik géén vergrijp tegen de
wetten genleegd, noch zijn er vijan
den die op mij loeren. Ik ben rijk, ik
hen gezond en de liefste vrouw ter
wereld is mijn echtgenoote.
En toch,...
Ik wil mijn geschiedenis neerschrij
ven. Een gesloten dagboek verklapt
geen geheim.
liet.is een jaar geleden, dat ik uit
Klondike terugkeerde. Daar had ik
Jim Peterson leeren kennen. Wij wa
ren oprechte vrienden geworden. Hij
had ui Engeland een meisje achter
gelaten, waar hij dolveel van hield en
waarmede hij verloofd was, en hij
was in het vreemde land getogen om
fortuin te maken. Altijd sprak hij mij
ever Eva Howard. 11 a liet mij zelfs
haar brieven en haar portret zien. Die
bi/ïevcii spraken van de meest trouwe
aanhankelijkheid en wonderbare
hoop, cn het gelaat was allerliefst. En,
langzamerhand, maakte zich een ge
heimzinnige kracht meester van niij,
zcodat ik die brieven van Eva met
bijna evenveel belangstelling las als
Peterson; Ik wil niet trachten dit te
verklaren. Misschien was het omdat
in die woestenij, waarin wij verkeer
den. géén enkele vrouw, hetzij dart
goed óf ksvand, ooit den voet zette en
geen haam van een vrouw ooit ge
noemd werd.
Eens hud ik op een slinksche ma
nier hot .portret ia handen weten te
krijgen én den geheelen avond staar
de ik op dat, svirmathiekiï meisjesge
zicht.
Kortpn tjjd daarna vond ik een rij
ken goudader en was in km ten tijd
rijk. Ji.ni en' ik hadde-n verschillende
claims. IIli deelde mijn geluk niet. Ik
had dadelijk kunnen repatrieeren,
ir.aar ik wachtte nog eenigen tijd.
Het was in dien tijd, dat de brieven
van Eva plotseling ophielden te ko
men. Zes lange maanden gingen
voorbij, zonder dat zij iets van zich
.deed hooien. Eindelijk zeide Jim op
een goeden dag tegen mij
„Luister eens. Treves, wat heb je er
aan, hier te blijven hangen met zulk
een fortuin als jij nu hebt Keer naar
Engeland terug, zoek mijn meisje op
en schrijf me wat haar stilzwijgend-!
heul beduidt. Ik kan dat hopeloos i
wachten niet langer uithouden. Als
j'j niet gaat, dan moet ik gaan.'.'
Zeven weken later was ik in Lon
den.
lk wist het adres van Eva. Zij woon
de met itonr vader in de buurt van
MaryleU Road en ik ging daar
dadelijk hcéu. Ik moet erkennen, dat
ik op mijn weg daarheen zeer opge
wonden was en dat het denkbeeld, dat
ik dit meisje van aangezicht tot aan
gezicht zou zien, nie het hart sneller
deed klopjien.
Ik vond haar er. herkende haar da
delijk. Maar zij was niet dezelfde
Eva. die Jim had gekust, toen hij af
scheid van haar nam. Haar vader
v.as overleden. Hij was gedood bij.een
straatgevecht. Hij was haar eenige
bloedverwant en zijn afsterven had
haar een schrik bezorgd, waardoor zij
langen tijd ziek lag. Twee maanden
lang had ze tusschen leven en dood
gezweefd. Toen zij wederom herstelde,
was liet verleden uit haar geheugen
wcggewiacht. W at bestaan had, v.as
niet langer voor haar. W eg was de
hei innering aan den man, dien zij
eens had bemind. Het verleden was
liuai als een dioOUi, waaruit 2ij we
der ontwaakt was en dien zij vergeten
had.
Eva was gedurende haar ziekte op
gepast door de hospita, waar zij. nu
den dood van haar vader, kamers had
gehuurd. Deze vertelde mij
„De dukter heeft me bevel gegeven,
dut voorloopig haar geest volkomen
rust moet hebben, lk ben daarom zoo
vrij geweest alles, wat haar zou kun
nen hinderen, voor liuar vefborgeu te
hóudèn. Ik heb de brieven, die haar
verloofde haar uit Klondike heeft ge
zonden. Ik veronderstel, dat u de
schrijver daarvan bent."
lk weersprak deze veronderstelling
niet en ik sprak met geen enkel woord
tot de nieuwe E\a over hem, die haar
iu een vergelegen land wachtte. Maar
van dit oogenblik af trachtte ik haar
hart te winnen.
Nooit heeft een man lief gehad zco-
als ik lief had. zcals ik nog lief heb
Ik heb Eva met de grootst mogelijke
omzichtigheid, met het uiterste ge
duld gewonnen. Zij was een wees, al
leen op de wereld, zonder vrienden of
bloedverwanten. Én zoo stond zij in
een stad, waar de hulpeloozen ver
trapt worden. Toen ik haar ten laat
ste verklaarde dat ik haar lief had,
Koorde zij mij aan. Langen tijd zat ze
onbeweeglijk, stij. Er was een vreem
de glans in haar oogen. Een oogen
blik overmeesterde mij de vrees, dat
het verleden in hare herinnering zou
terugkeeren.
Maar neen. Zij beloofde mijn vrouw-
te zullen worden Ik wist, ik weet nu
tenminste, dat zij mij niet beminde.
Maar zij was dankbaar en beschouw
de mij als haar beschermer.
Ik huwde haar.
Ik nam haar mede. Aan niemand
vertelde ik waar we heen gingeD.
Haar en mijzelf hegroef ik in kleine
onbekende steden van het continent
waar ik zeker was, dat we nooit her
kend zouden worden. Zij schijnt vol
kómen gelukkig, maar af eu toe ziet
ze mij lang aan, met starenden blik,
terwijl hare wenkbrauwen zich fron
sen. En dan doet een vreésclijke
angst mij het hart in de keel bonzen.
Wat zal het zijn indien iiarë herin
nering terugkeert
Maar meer nog dan datIk leef iu
gestadige vrees, dat Peterson zal
komen. Ik ken hem. Zijn liefde voor
Eva is bijna even groot als de mijne.
ludieu li ij de waarheid vernéemt zal
hij niet rusten vóór hij me gevonden j zijd. W
heeft. En vree3 ik, dat hij mij ZürL',ir,l>
vinden Vrees ik zijn wraak Bij den
hemel neen
Wat ik vrees, is, dat hij en mijn
vrouw elkander eenmaal zullen ont
moeten. Een onfeilbaar voorgevoel
zegt me, dat dan haar geest weder zal
ontwaken. Hem te zien, zal hare her
innering weder doen terugkeeren. En
dan zal zij weten dat zij liem bemint.
Dat i
draaglijke foltering, waaraan ik ten
prooi ben. Mijn vrouw zal een ander
liefhebben en mij verfoeien. Ik heb
haar gewonnen door een truc, ik heb
haar ofttstolen aan een ander.
En eenmaal zal de ontknoping ko
men
Vandaag lieb ik hem gezien
Wij kwamen van aangezicht tot
aangezicht tegenover elkaar te staan.
Ik had mijzelf vermand toen de ont
moeting niet te vermijden viel eu ging
langs lieut heen met een onverschil
lig gelaat., hoewel een doodelijke
angst iu ij do koel toekneejj. Ik ben er
zeker van, dat bij me gevolgd is. Ilij
zul hier koinen, li ij zal weldra- hier
zijn.
Nu weet ik, hoe iemand zich ge
voelt, die aan een moord denkt; Dat
is een opwelling van een vuur, dat
iedere gezonde gedachte, alle kalmte
cn verstand verteert en de vreeselijk-
ste onverschilligheid teweegbrengt.
Maar ik zal hem niet dooden.
Ik zit te schrijven voor een open
raam'. Onze woning is een kleine villa,
gebouwd nn een rots, die over de zee
uitsteekt. Óp een mijl afstauds ligt
San Reino.- De zee breidt zich voor mij
hel is zoo bladstil, dat ik de
schitterende sterren in de diepte zie
eerkeatsen. Een zoele rozengeur be
zwangert de avondlucht. In een boot
aan den voet der rotsen zit een meisje
te zingen. Mijn vrouw is beneden. Wij
eten hier samen en zij zit op mij te
wachten.
De schel van de'voordeur heeft juist
door het huis geklonken. Misschien
hij gekomen. Er klinken steiiïnien.'
het is zijn stem Hij is het 1
Mijn hand beeft zóó, dat de pen mij-
uit de vingers dreigt te vallen, lk zou
niet kunnen opstaan van mijn stoel,
zoo ik het wilde Een bediende klojit
aan de deur.... Ik roep luid, dat ik
niémand ontvangen kan.
Eva met een stem, die ik nauwelijks
herkende, fluisteren
Jim, Jim, Jim."
Toen slaakte zij een kreet, die uit
de diepte van haar ziel scheen te ko
men.
Ik wist toen dat alles voorbij was.
Peterson sprak op hartstochtelijken
toon
„Ik heb de wereld rondgereisd om
jou te zoeken, lieveling", riep hij uit.
„Mijn lieveling, men heeft je mij -ont
rukt door een eemeene streek. Maar
hij zal je niet behouden. Je behoort
mij toe Hij heeft je hart gestolen,
dat je aan mij geschonken hadt, en
hij zal liet niet "behouden. Hij zal je
niet hebben. Bij den hemel, ik zul
hem eerst dooden
„O, slil, stil", smeekte Eva. „Ja, ik
ken je. Jim, ik herinner mij alles.
Maar ga weg, ga dadelijk weg!"
„Eva, je hebt mij lief", riep hij uit.
lk hoorde hoe mijn vrouw in tian
rien losbarstte en ik ging weg.
„Waarom heb ik hen samen gela
ten l Waarom gooi ik Peterson mijn
huis niet uit? De villa is op den rand
van een afgrond."
Zijn toorn zou hem kracht geven,
om weerstand te bieden, maar mijn
wanhoop zou mij zoo sterk maken,
dat hij een kind in ruijn handen zou
werp lk hem niet van d«
klip
Wat is de zee stil, met al die ster
ren, die aan den donkeren hemel
schitteren. Het is vreemd, dat ik zoo
kalm kan schrijven. Ik begrijp de
apathie niet, die zich van mij moester
maakt, die den storm stilt, die in mij
woedt. De kalmte van den nacht
brengt mij tot bedaren. Ik ben een
gedeelte van den nacht. Het wordt
de
seiijke angst, de on- heel donker. Ik kan hooren, hoe
oeptroept...
Ik, Jim Peterson, heb Arnold Treves
in zijn stoel gevonden, met zijn dag
boek open voor zich en de pen in zijn
verstijfde vingers. Hij was dood. Zelf?
moord, dacht ik toen. Maar zijn hart
was zwak en kon de spanning niet
verdragen. Hij was eens mijn vriend;
ik vergeef hom het kwaad, dat hij ge
daan heeft,-want de verzoeking was
groot.
Eva is bij mij in Engelund, twe-é
jaren zijn voorbijgegaan sedert ik'
haar vond cn het verleden terug
bracht. Maar wij hebben besloten, het
verleden te begraven. Eva is mijn
vrouw en het heden is vol geluk,
Delftsche Ct.").,
Hoe men misdadigers
verbeterd.
door RUDOLF HIRSCIIÜERG*
Ferdinand Wendeler was niet al
leen rijk aan twintig-markstukken en
papiertjes van duizend mark, maar
ook aan verstandig inzicht en prijzeus
waardig© gevoelens. Hij hield niet al
leen van schoone kunstwerken en
lekkere diners, hij hield ook van zijn
medeineuschen, zelfs al waren die al
les behalve beminnelijk, en maakte al
leen dit onderscheid, dat hij de heel
beminnelijken tot zijn vrienden koos,'
ze aan zijn tafel noodigde cn vroolij-
ke en leerzame gesprekken met hen
voerde, terwijl hij voor de menschen
Is Peterson ""heengégaan Het is jvao gewone beminnelijkheid alleen
doodstil in huis. Of is hij beneden? Als oon tr-noi h
hij Eva'ziet Ik moet mij zelf dwin
gen op te staan, want indien zij sa
men zijn, moet ik hooren wat zij zeg
gen.
lk heb liet gehoord. Ik zal "t woord
oor woord Opschrijven, want ik ben
plotseling mij zélf weer geheel mees
ter, lk kón hen zelfs beiden zien.
Peterson sprak
„lk hen een vriend van uw echtge
noot". zeide hij. .Ilij zal niet gaarne
hebben, dat ik heenga zonder hem té
hebben gezien."
Eva's antwoord was bijna onver
staanbaar. maar ik ving hier en daar
een woord op.
„In ieder geval. hij zal geroepen
wórden...."
Toen viel Peterson haar in de rede:
„Ik beu met hem in Alaska, gew eest,
iu de goudvelden van Klondike."
Ik spande mij iu om een woord te
verstaan, of een uitroep van mijne,
vrouw, maar zij zweeg, en het scheen
toe, dat zij een hevigen strijd
een groet en een handdruk over hud.
Degenen, die heeleinoal geen aange-
namen indruk maakten, trachtte hij
door zijn zedelijken invloed te verba-
teren.
Op zekeren avond had hij weer in
den kring zijner beminnelijkste vrien
den met warmte de overtuiging ver
dedigd, dat het menschenhart oor
spronkelijk goed was en nooit geheel
bedorven kon worden, en telkens weer
zijn lievelingsbevvering herhaald, dat
de misdadigers niets anders waren
dan de slachtoffers van onzen onna-
tuurlijken en onaangenamen boseha-
viugstoeetand. Door den vvreede»
wraaklust der justitie werd de onge
lukkige misdadiger nog maar meer
verbitterd en geprikkeld om zich te
verzetten tegen heilzame invloeden.
Door edelmoedigheid en vertrou
wen echter ontwapende men hun
wrok en maakte men zo geschikt om
doormaakte.
Plotseling riep Peterson op ge-j de achting eu liefde der maatschap-,
dempten maar hartstochtelijken toonpij deelachtig te worden,
uit: j Deze meeningen weiden wel is waar
„Eva, ik hen Jim, herken je inej<j00r (j6 vrienden van'Ferdinand Wen
deler niet volkomen gedeekl. De mees-
Toen ik deze woorden hoorde,
sprong ik kokend van woede op en j tea van 'ien schudden zelfs glimla-
eeh oogenblik dacht ik er over, de ka-1 chend het hoofd en noemden hem wel-
mer binnen te stormen en hem iewillend een goéden vent Maar wijl hij
dooden. Maar ik beheerschte mij. j gevoelde, dat ze hern trots verschil
Wanneer mijn vrouw hem eens niet. van meoning hun achting en liefde
begreep! Dol vvas de suootaüm, L, Khsute„ „keerde hij voort-
waaraan ik inn vastklemae.
Ik luisterde ii hevige spouuins met durend een gelukkig» stemming
al den doodsangst van iemand, die, en t0€n ziJ lie gastvrije villa hadden
zijn doodvonnis wacht en ik hoorde' verlaten, ging hij met al zijn heeriij-