BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD 29a Jarx DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAQBLAD KOST f 1.20 PER 8 HAANDEN OF 10 CENT PER WEER. AD;«:h?STBATIR GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAQBLAD ZUN ADVERTENT1ËW DOELTREFFEND, Of CE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT uet lujke Natuurleven EEN WESPEN-TRAGEDIE. „Pats", een klop met de pel en een stuiptrekkend wezentje, een nij vere moederwesp, had voor liet eerst met den mensch kennis gemaakt. Het gebeurde nu ongeveer twee we ken geleden. Juist had ik bij een im ker het inspccteeren dor met broed bezette raampjes meegemaakt. Het werd schemerdonker, en we zouden naar huis gaan. Even nog langs de korven loepen, om le zien, of alles in orde is. Daar viel de fatale klap en de wesp, die tot laat in den avond had gewerkt, werd neergesla gen, omdat haar werk dat van den mensch kon benadecleu. Nu ben ik zoo langzamerhand, nood gedrongen, een voorstander geworden van het opruimen van schadelijk ge dierte, maar toch, het ging me aan mijn hart en het speet me, dat we niet twee tellon later voorbij waren gekomen. „Nu zal er in een van mijn leege korven wel het begin van een wespen nest zitten", meende do bijenvriend. Een voor een weiden zo omgekeerd en bekeken. In de vierde zat boven aan een klein wondorgebonwtje, een dubbelwandig, grijs kapje, zoo fijn van bouw, dat ik voor een oogenblik het sla-moar-dood-systeem van den practischen mensch verachtelijk vond. Voorzichtig heb ik toen het bolletje los gemaakt. Een dun spijltje, breed uitloopend, was in den top bevestigd. Daarin hing het hcelo gebouwtje. Juist hadden we het voordeel van dubbelwandige bijenkasten opge- merkt. Groolere volken, grooler voor raad. Maar dat doelmatige was door de wespen in praclijk gebracht, dui zenden jaren, vour de mensch er aan dacht, en ook het zooeven godoode dier was zoo vernuftig geweest. Om een vijftiental grijze cellen hingen twee liall' bolvormige koepeltjes. Daar tussclieil een luclitvvaud ter beschut ting tegen vocht en koude. Al enkele eitjes waren in de cellen gelegd. Hard moest er worden ge werkt, lot in het schemerdonker. Druk was zij geweest,, dagen ach tereen, do mooie geelzwarte moeder wesp. Geheel den langeoi winter zat ze, met pooten en sprieten stijf togen liet lichaam gedrukt, verscholen in een hol to, gevormd door een uitste kenden wortolstomp van een ouden boom en wat opgewaaide bladeren. „Wordt wakker", liepen de vogels, ilie voorbij vlogen; „wordt wakker", toemden vliegen en muggen, die om den boom speelden, „wordt wakker en doe uw plicht, leg den grondslag voor sen kolouio van duizeaidt allen", hoorde ze van al het levende. De krakende, opdrogende bladeren maakten een doorgang voor haar, door zoo gauw mogelijk om te krul- Vm en, nog half droomerig, trok de wespenkoiiingin naar bui ton langs het voor haar gebaande pad. Wel maakte de lentelucht haar wat duizelig, wel moest ze eerst een paar minuten, op een stevig blad gezeten, bijkomen en de vleugels iu orde bren gen, maar toen trok ze ook blij het drukke lenteleven tegemoet, gedragen door de kleine glinsterwiekjes. Overdreven voorgesteld? Beschouw tnkele dagen achtereen een zelfde we zentje met volle aandacht en ge zult menschel ij ke neigingen ontdekken, ge zult zien, dat ook het leven van een klein insect vol emoties is, er is vreugde cn angst, besluiteloosheid en vastberaden voorwaarts gaan. Noem het instinkt, noem het een onbewust volgen van eon natuur drang, noem het zoo ge wilt, maar merk dan meteen op, dat er, ten min ste schijnbaar, heel wat wordt ge redeneerd en overwogen, heel wat wordt verworpen wat eerst doelma tig leek. Zoo luid ongetwijfeld ook deze wesp gezocht, overal, waar maar een klei ne ruimte was. Zo had er voor heen en weer gedwaald en was weer weg gevlogen, om nog beter nestplaatsje to zoeken. Eindelijk had ze dan het mooiste plekje gevonden, dat maai denkbaar is, ten minste van het stand punt van het niets kwaads vermoe dende dier bekeken. Een woning, zoo warm-en zoo ruim en daarbij door de nauwe opeaiing zoo goed lo verdedigen, dat er van geen verder zoeken meer sprake was. „Al een paar dagen zat ze hier te gen de schuur", zei do imker. „Kijkt u maai-". Overal waren stukje3 hout afgeschaafd, tien, twintig streejijes, tv/ee c.M. lang en een paar m.M. breed, waren zichtbaar. Daaruit was de metselspecie genomen, dat was het hout, dat tot papier was verwerkt en uit dat papier was het nest opge bouwd. Papier uit houtblokkeu. Het is een wonderproduct der nieuwe industrie. Onze wesp vervaardigde het met het grootse gemak. Een heel klein stuk je van een onooglijke schuur werd ervverkt tot een veelkamerig paleis, zuiver cn regelmatig van constructie, zonder passer en driehoek, zonder teekening. Telkens als 't dier eenig hout had af geknaagd met de scherpe wespenka- ken, werd dit meegenomen naar den korf en zoo fijn gekauwd, tot het een papje werd. Toen werden er strookjes ;emaakt, die naast elkaar werden ge legd, de losse aan de reeds bevestig de en zoo was het kleine steeltje gauw tot het dubbelwandige huisje uitge groeid. Na het twaalfde eitje werd van dit dier de geschiedenis plotseling afge broken. Voor den korf lag het nog even te stuiptrekken, toen maakte de hak van len laars een eind aan alles. Had de wesp ongestoord: kunnen oortwerken, dan waren welt buitenmantels weggenomen, i vrij gekomen materiaal was een rui mer omhulsel opgebouwd en nieuwe .cellen waren geconstrueerd. Zoo zouden weldra breede vlakken, dicht bezet met neerhangende ka- ïertjes, zijn ontstaan. Do uitgekomen larven waren tot .jonge werksters opgekweekt. Deze hadden mcegebouvvd en voedsel ge haald voor de jongere zusjes en de koningin,de grondlegster voor den nij- Vereu vvespenstaat was voorgoed in haar paleis gebleven, het bouwen overlatend aan haar nakomelingen. Zoo zou het gegaan zijn, maar „pats" een klop met een pet en alles was voorbij. I-I. PEUSENS. VRAGEXBUS. Den Heer B. te Haarlem. Het mij toegezonden blad is van de Phoe nix daclilifera of Dadelpalm. Het is een subtropische landpalm uit NooivJ- Afrika en Zuid-Europa en bijgevolg :n van de sterkste planten. Zo ver langt goedeh grond; een mengsel van zand, bladaarde en zandigen klei grond is het best. Van Juni tot begin September moet ze buiten staan, be schut tegen veel wind en scherpe zon. Uw plant maakt den indruk bevro ren of verdroogd te zijjr. Te warme, droge kamerlucht verdraagt ze niet. Zijn er nog groene bladeren, giet dan matig,, ook met wat aftreksel van oude koemest en zet over eenigen tijd de plant buiten, met ingegraven pot. Is de plant geheel verdroogd, dan is ze verloren. Den Heer X. te H.? Uw pere boompje had in het najaar wat super- phosfaat en patentkali moeten heb ben en in Maart eeii weinig Cliili-sal- peter. Hebben zich de vruchten nu gezet, dan is het aanwenden van de eerste Uvee meststoffen nog aan te beve- jlan. Heel dun onderharken. Tegen bladluizen is eon bespuiting met een aftreksel van tabalt aan lo bevelen. Het is eon doelmatig én goedkoop middel. In Mei kunt u zaaien of poten: boe renkool, starnboonen, slaboonen, in Jum vroege andijvie, in het laatst heilstand ij vie, ook nog weer groote boonen en doperwten, die echter Dok al in April kunnen worden gepoot. Ook kliinsnijboonen. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen liet kleedgeld der vrouw. De huishoudboeken van een goed georganiseerd huishouden, zullen steeds de juiste verhoudiug uitwijzen van de afzonderlijke posten tot elkaar en op dezo juiste verhouding komt het maar aan, wil het huisgezin gedijen en vooruitgaan. Voor huur, voeding, wasch, school geld, ja wat niet al, zijn afzonderlij ke posten uitgetrokken, voor één ding echter: het kleedgeld niet. En toch is dit meestal niet de schuld der vrouw, maar die van den man en huisvader. Eigenaardig is het hoe <te strenge heer en meester, zich verzet tegen de invoering van dergelijke „nieuwig heden". „Jo zou dat geld toch maar onnuttig uitgeven",on „je zult hebben wat je noodig hebt; laat mij de reke ningen maar zienl" enz., enz. Toch was het vrij wat verstandiger enbevorderl ijker voor den huiselij ken vrede, als daarvoor een bepaal de som uitgetrokken was. Want naai- steis- en modiste rekeningen zijn ge woonlijk dreigende donderwolken aan den echtelijken hemel en de betaling daarvan geeft maar al te vaak aan leiding tot een hopeloos geharrewar. Daarvoor hoeven ze nog niet eens op vallend hoog te zijn; ook de normaal ste som schijnt den man, in het al gemeen, eenmaal buitensporig te lij ken, en het juiste tijdstip, om ze haar echtgenoot voor te loggen, kan geen tactvolle huisvrouw vinden... eenvou dig, omdat het niet bestaat 1 Met liet kleedgeld der dochters, gaat het evenzoo. En waarschijnlijk loopen de meeste vrouwen er in, doordat het haar vleit, haar mannen heel vertrouwend te hooren zeggen: „Mijn vrouw zal zich koopen voor kleeding, wal zij noodig acht, een be paalde som daarvoor uit te trekken, acht ik onwaardig." Maar nu theorie en praktijk! Koopt 7,i(Ui de vrouw wat zij „noodig" acht, dan schijnt do man dit toch weer „onnoodig' te achten; en do haspela- die daaruit voortkomen, zijn at „onwaardigerdan een be paalde beperking dier uitgaven, m den beginne! Bovendien: waar het een «erezaak wordt, met een bepaalde som uit te komen, daar rekent men j ook nog scherper, óverlegt men nog i moer. liet is immers héél begrijpelijk, j dat ook de besto huisvrouw anders j licht denkt; „Och ik weet toch, dat er altijd zooveel moeilijkheden voort- 1 komen, uit zoo'n naaistorsbekeuing; dus'op een paar gulden meer of min der hoef ik housch niet te zien". En dat het dus voor de dochters iook aanbevelenswaardig is, eon vast kleedgeld to hebben, dat is nog dui delijker, daar bij haar, behalve' de 'hier aangevoerde gronden, pedago gische beginselen haast do overhoud hebben. Ouzo dochters moeten im mers ook zelfstandig worden en in dezen tijd zijn ze dit housch al gauw genoeg. Worden zij nu ook hier nog zoo zeer in beperkt, dan vatten zij dit in den regel héél vijandig op, en halen in den ïegel al to zeer haar hart op, als ze zich dan eindelijk eeïis vrij voelen. Zo worden dan te luxueus en juist is het ©en heele slag, met wei nig geld toch goed en élégant gekleed te gaan. Maar een zeer moeielijke kunst, dio zich eerst door oefening Iaat leeren en die meer inzicht schenkt, dan soms boeken vol geleerd heid in de staathuishoudkunde! Moet liet jongé meisje zelve met. een be paalde som voor haar garde-robe- rondkomen, dan krijgt, zij al heel vroeg verstand" van meerdere en min- dero deugdelijkheid van stoffen en garneeringen. En ook bekijkt zo met voel verstandiger, krilischen blik den hoed, die haar eenige winters ten tooi moet strekken. Daardoor zal zij ook eerder zelve de hand aan den ploeg slaan en haar eigen kleeren al thans onderhouden anders kost het immers te duur aan naaister en mo- diste-rekening! Zagen do vaders dit beter in, zo zouden heusch niet zoo onverstandig zijn, geen bepaalde som uit te trekken voor kleedgeld. De dikwijls geuite verzuchting van: „Och. mijn dochter is toch zoo on- practisch!" krijgt daardoor ook eon duidelijke aanwijzing en waarlijk zoon makkelijk deel der opvoeding lt het nog niet eens, do dochters in te wijden in de kunst, hoe met het kleed geld moet worden omgeggaan omdat het niet een geregelde, dagelijks-we- derkomende uitgaaf is, maar een zeer wisselvallige. Ook moet de moeder slechts raadgevend, nooit gebiedend, haar dochter ter zijde staan, daar dit slechts tot oneenigheid en misver stand leidt, en het waarlijk ook beter is, dat de dochter zelve haar fout be merkt en ondervindt, in vele gevallen. Zorgvuldig dient er boek gehouden ie worden en de kwitanties der groote bedragen dienen bewaard te blijven. Dit maakt meteen, dat zij haar af en too nog eons onder de oogen komen, waardoor de zuinigheid ook weer ln de hand gewerkt wordt. Het kost velen moeders dikwijls heel wat, zoo geheel de leiding uit de handen te geven en toch is het waar lijk in het belang van da meisjes noodzakelijk, dat zij ziehzelv e leeren redden. Ook zal do netheid er door in do hand gewerkt worden, want waar het meisje zelve, al was het dan alleen maar financieel belang had bij zoo weinig mogelijk repartities, daar gaat zij langzainerlunid ook meer voelen voor een goed-verzorgd uiterlijk! MARIE VAN AMSTEL. Angst. wordt beheerscht dóór en verschrikkelijk ge- Ik geloof niet, dat er ooit een mensch geleefd heeft, die ten prooi was aan een angst, uls waardoor ik dagelijks gekweld word. Toch heb ik géén vergrijp tegen de wetten genleegd, noch zijn er vijan den die op mij loeren. Ik ben rijk, ik hen gezond en de liefste vrouw ter wereld is mijn echtgenoote. En toch,... Ik wil mijn geschiedenis neerschrij ven. Een gesloten dagboek verklapt geen geheim. liet.is een jaar geleden, dat ik uit Klondike terugkeerde. Daar had ik Jim Peterson leeren kennen. Wij wa ren oprechte vrienden geworden. Hij had ui Engeland een meisje achter gelaten, waar hij dolveel van hield en waarmede hij verloofd was, en hij was in het vreemde land getogen om fortuin te maken. Altijd sprak hij mij ever Eva Howard. 11 a liet mij zelfs haar brieven en haar portret zien. Die bi/ïevcii spraken van de meest trouwe aanhankelijkheid en wonderbare hoop, cn het gelaat was allerliefst. En, langzamerhand, maakte zich een ge heimzinnige kracht meester van niij, zcodat ik die brieven van Eva met bijna evenveel belangstelling las als Peterson; Ik wil niet trachten dit te verklaren. Misschien was het omdat in die woestenij, waarin wij verkeer den. géén enkele vrouw, hetzij dart goed óf ksvand, ooit den voet zette en geen haam van een vrouw ooit ge noemd werd. Eens hud ik op een slinksche ma nier hot .portret ia handen weten te krijgen én den geheelen avond staar de ik op dat, svirmathiekiï meisjesge zicht. Kortpn tjjd daarna vond ik een rij ken goudader en was in km ten tijd rijk. Ji.ni en' ik hadde-n verschillende claims. IIli deelde mijn geluk niet. Ik had dadelijk kunnen repatrieeren, ir.aar ik wachtte nog eenigen tijd. Het was in dien tijd, dat de brieven van Eva plotseling ophielden te ko men. Zes lange maanden gingen voorbij, zonder dat zij iets van zich .deed hooien. Eindelijk zeide Jim op een goeden dag tegen mij „Luister eens. Treves, wat heb je er aan, hier te blijven hangen met zulk een fortuin als jij nu hebt Keer naar Engeland terug, zoek mijn meisje op en schrijf me wat haar stilzwijgend-! heul beduidt. Ik kan dat hopeloos i wachten niet langer uithouden. Als j'j niet gaat, dan moet ik gaan.'.' Zeven weken later was ik in Lon den. lk wist het adres van Eva. Zij woon de met itonr vader in de buurt van MaryleU Road en ik ging daar dadelijk hcéu. Ik moet erkennen, dat ik op mijn weg daarheen zeer opge wonden was en dat het denkbeeld, dat ik dit meisje van aangezicht tot aan gezicht zou zien, nie het hart sneller deed klopjien. Ik vond haar er. herkende haar da delijk. Maar zij was niet dezelfde Eva. die Jim had gekust, toen hij af scheid van haar nam. Haar vader v.as overleden. Hij was gedood bij.een straatgevecht. Hij was haar eenige bloedverwant en zijn afsterven had haar een schrik bezorgd, waardoor zij langen tijd ziek lag. Twee maanden lang had ze tusschen leven en dood gezweefd. Toen zij wederom herstelde, was liet verleden uit haar geheugen wcggewiacht. W at bestaan had, v.as niet langer voor haar. W eg was de hei innering aan den man, dien zij eens had bemind. Het verleden was liuai als een dioOUi, waaruit 2ij we der ontwaakt was en dien zij vergeten had. Eva was gedurende haar ziekte op gepast door de hospita, waar zij. nu den dood van haar vader, kamers had gehuurd. Deze vertelde mij „De dukter heeft me bevel gegeven, dut voorloopig haar geest volkomen rust moet hebben, lk ben daarom zoo vrij geweest alles, wat haar zou kun nen hinderen, voor liuar vefborgeu te hóudèn. Ik heb de brieven, die haar verloofde haar uit Klondike heeft ge zonden. Ik veronderstel, dat u de schrijver daarvan bent." lk weersprak deze veronderstelling niet en ik sprak met geen enkel woord tot de nieuwe E\a over hem, die haar iu een vergelegen land wachtte. Maar van dit oogenblik af trachtte ik haar hart te winnen. Nooit heeft een man lief gehad zco- als ik lief had. zcals ik nog lief heb Ik heb Eva met de grootst mogelijke omzichtigheid, met het uiterste ge duld gewonnen. Zij was een wees, al leen op de wereld, zonder vrienden of bloedverwanten. Én zoo stond zij in een stad, waar de hulpeloozen ver trapt worden. Toen ik haar ten laat ste verklaarde dat ik haar lief had, Koorde zij mij aan. Langen tijd zat ze onbeweeglijk, stij. Er was een vreem de glans in haar oogen. Een oogen blik overmeesterde mij de vrees, dat het verleden in hare herinnering zou terugkeeren. Maar neen. Zij beloofde mijn vrouw- te zullen worden Ik wist, ik weet nu tenminste, dat zij mij niet beminde. Maar zij was dankbaar en beschouw de mij als haar beschermer. Ik huwde haar. Ik nam haar mede. Aan niemand vertelde ik waar we heen gingeD. Haar en mijzelf hegroef ik in kleine onbekende steden van het continent waar ik zeker was, dat we nooit her kend zouden worden. Zij schijnt vol kómen gelukkig, maar af eu toe ziet ze mij lang aan, met starenden blik, terwijl hare wenkbrauwen zich fron sen. En dan doet een vreésclijke angst mij het hart in de keel bonzen. Wat zal het zijn indien iiarë herin nering terugkeert Maar meer nog dan datIk leef iu gestadige vrees, dat Peterson zal komen. Ik ken hem. Zijn liefde voor Eva is bijna even groot als de mijne. ludieu li ij de waarheid vernéemt zal hij niet rusten vóór hij me gevonden j zijd. W heeft. En vree3 ik, dat hij mij ZürL',ir,l> vinden Vrees ik zijn wraak Bij den hemel neen Wat ik vrees, is, dat hij en mijn vrouw elkander eenmaal zullen ont moeten. Een onfeilbaar voorgevoel zegt me, dat dan haar geest weder zal ontwaken. Hem te zien, zal hare her innering weder doen terugkeeren. En dan zal zij weten dat zij liem bemint. Dat i draaglijke foltering, waaraan ik ten prooi ben. Mijn vrouw zal een ander liefhebben en mij verfoeien. Ik heb haar gewonnen door een truc, ik heb haar ofttstolen aan een ander. En eenmaal zal de ontknoping ko men Vandaag lieb ik hem gezien Wij kwamen van aangezicht tot aangezicht tegenover elkaar te staan. Ik had mijzelf vermand toen de ont moeting niet te vermijden viel eu ging langs lieut heen met een onverschil lig gelaat., hoewel een doodelijke angst iu ij do koel toekneejj. Ik ben er zeker van, dat bij me gevolgd is. Ilij zul hier koinen, li ij zal weldra- hier zijn. Nu weet ik, hoe iemand zich ge voelt, die aan een moord denkt; Dat is een opwelling van een vuur, dat iedere gezonde gedachte, alle kalmte cn verstand verteert en de vreeselijk- ste onverschilligheid teweegbrengt. Maar ik zal hem niet dooden. Ik zit te schrijven voor een open raam'. Onze woning is een kleine villa, gebouwd nn een rots, die over de zee uitsteekt. Óp een mijl afstauds ligt San Reino.- De zee breidt zich voor mij hel is zoo bladstil, dat ik de schitterende sterren in de diepte zie eerkeatsen. Een zoele rozengeur be zwangert de avondlucht. In een boot aan den voet der rotsen zit een meisje te zingen. Mijn vrouw is beneden. Wij eten hier samen en zij zit op mij te wachten. De schel van de'voordeur heeft juist door het huis geklonken. Misschien hij gekomen. Er klinken steiiïnien.' het is zijn stem Hij is het 1 Mijn hand beeft zóó, dat de pen mij- uit de vingers dreigt te vallen, lk zou niet kunnen opstaan van mijn stoel, zoo ik het wilde Een bediende klojit aan de deur.... Ik roep luid, dat ik niémand ontvangen kan. Eva met een stem, die ik nauwelijks herkende, fluisteren Jim, Jim, Jim." Toen slaakte zij een kreet, die uit de diepte van haar ziel scheen te ko men. Ik wist toen dat alles voorbij was. Peterson sprak op hartstochtelijken toon „Ik heb de wereld rondgereisd om jou te zoeken, lieveling", riep hij uit. „Mijn lieveling, men heeft je mij -ont rukt door een eemeene streek. Maar hij zal je niet behouden. Je behoort mij toe Hij heeft je hart gestolen, dat je aan mij geschonken hadt, en hij zal liet niet "behouden. Hij zal je niet hebben. Bij den hemel, ik zul hem eerst dooden „O, slil, stil", smeekte Eva. „Ja, ik ken je. Jim, ik herinner mij alles. Maar ga weg, ga dadelijk weg!" „Eva, je hebt mij lief", riep hij uit. lk hoorde hoe mijn vrouw in tian rien losbarstte en ik ging weg. „Waarom heb ik hen samen gela ten l Waarom gooi ik Peterson mijn huis niet uit? De villa is op den rand van een afgrond." Zijn toorn zou hem kracht geven, om weerstand te bieden, maar mijn wanhoop zou mij zoo sterk maken, dat hij een kind in ruijn handen zou werp lk hem niet van d« klip Wat is de zee stil, met al die ster ren, die aan den donkeren hemel schitteren. Het is vreemd, dat ik zoo kalm kan schrijven. Ik begrijp de apathie niet, die zich van mij moester maakt, die den storm stilt, die in mij woedt. De kalmte van den nacht brengt mij tot bedaren. Ik ben een gedeelte van den nacht. Het wordt de seiijke angst, de on- heel donker. Ik kan hooren, hoe oeptroept... Ik, Jim Peterson, heb Arnold Treves in zijn stoel gevonden, met zijn dag boek open voor zich en de pen in zijn verstijfde vingers. Hij was dood. Zelf? moord, dacht ik toen. Maar zijn hart was zwak en kon de spanning niet verdragen. Hij was eens mijn vriend; ik vergeef hom het kwaad, dat hij ge daan heeft,-want de verzoeking was groot. Eva is bij mij in Engelund, twe-é jaren zijn voorbijgegaan sedert ik' haar vond cn het verleden terug bracht. Maar wij hebben besloten, het verleden te begraven. Eva is mijn vrouw en het heden is vol geluk, Delftsche Ct.")., Hoe men misdadigers verbeterd. door RUDOLF HIRSCIIÜERG* Ferdinand Wendeler was niet al leen rijk aan twintig-markstukken en papiertjes van duizend mark, maar ook aan verstandig inzicht en prijzeus waardig© gevoelens. Hij hield niet al leen van schoone kunstwerken en lekkere diners, hij hield ook van zijn medeineuschen, zelfs al waren die al les behalve beminnelijk, en maakte al leen dit onderscheid, dat hij de heel beminnelijken tot zijn vrienden koos,' ze aan zijn tafel noodigde cn vroolij- ke en leerzame gesprekken met hen voerde, terwijl hij voor de menschen Is Peterson ""heengégaan Het is jvao gewone beminnelijkheid alleen doodstil in huis. Of is hij beneden? Als oon tr-noi h hij Eva'ziet Ik moet mij zelf dwin gen op te staan, want indien zij sa men zijn, moet ik hooren wat zij zeg gen. lk heb liet gehoord. Ik zal "t woord oor woord Opschrijven, want ik ben plotseling mij zélf weer geheel mees ter, lk kón hen zelfs beiden zien. Peterson sprak „lk hen een vriend van uw echtge noot". zeide hij. .Ilij zal niet gaarne hebben, dat ik heenga zonder hem té hebben gezien." Eva's antwoord was bijna onver staanbaar. maar ik ving hier en daar een woord op. „In ieder geval. hij zal geroepen wórden...." Toen viel Peterson haar in de rede: „Ik beu met hem in Alaska, gew eest, iu de goudvelden van Klondike." Ik spande mij iu om een woord te verstaan, of een uitroep van mijne, vrouw, maar zij zweeg, en het scheen toe, dat zij een hevigen strijd een groet en een handdruk over hud. Degenen, die heeleinoal geen aange- namen indruk maakten, trachtte hij door zijn zedelijken invloed te verba- teren. Op zekeren avond had hij weer in den kring zijner beminnelijkste vrien den met warmte de overtuiging ver dedigd, dat het menschenhart oor spronkelijk goed was en nooit geheel bedorven kon worden, en telkens weer zijn lievelingsbevvering herhaald, dat de misdadigers niets anders waren dan de slachtoffers van onzen onna- tuurlijken en onaangenamen boseha- viugstoeetand. Door den vvreede» wraaklust der justitie werd de onge lukkige misdadiger nog maar meer verbitterd en geprikkeld om zich te verzetten tegen heilzame invloeden. Door edelmoedigheid en vertrou wen echter ontwapende men hun wrok en maakte men zo geschikt om doormaakte. Plotseling riep Peterson op ge-j de achting eu liefde der maatschap-, dempten maar hartstochtelijken toonpij deelachtig te worden, uit: j Deze meeningen weiden wel is waar „Eva, ik hen Jim, herken je inej<j00r (j6 vrienden van'Ferdinand Wen deler niet volkomen gedeekl. De mees- Toen ik deze woorden hoorde, sprong ik kokend van woede op en j tea van 'ien schudden zelfs glimla- eeh oogenblik dacht ik er over, de ka-1 chend het hoofd en noemden hem wel- mer binnen te stormen en hem iewillend een goéden vent Maar wijl hij dooden. Maar ik beheerschte mij. j gevoelde, dat ze hern trots verschil Wanneer mijn vrouw hem eens niet. van meoning hun achting en liefde begreep! Dol vvas de suootaüm, L, Khsute„ „keerde hij voort- waaraan ik inn vastklemae. Ik luisterde ii hevige spouuins met durend een gelukkig» stemming al den doodsangst van iemand, die, en t0€n ziJ lie gastvrije villa hadden zijn doodvonnis wacht en ik hoorde' verlaten, ging hij met al zijn heeriij-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15