m m p a m 'y gt ft ik M \y,y M M k ft; „De leeuwen, de leeuwen L..." Ais l»ijals hij.... Georgio perste de handen tegen de borst, en een wilde flikkering schoot uit zijn oogeu „Neen.... dat is onmogelijk.... dat is il te gevaarlijk I... Daar zug hij het hleeke gezichtje van Angioilna, zag hij zijn lachende, zonnige heimat eu niet twee sprongen was hij aan de kantoordeur en rukte die* open. „Signor, engageert u mij..." „Wij hebben afgehandeld, Paolo Georgia" ..Engageert u mij, Signor, en ik bi/weer u, gij hebt iederen dag een ui;verkocht huis!" De directeur hief het hoofd op en fixeerde den Italiaan met half geslo ten oogen. ,.Uoe wilt gij dat doen, mijn waar de r Georgio boog zich tot hein neder, zijn blik scheen het versteende gelaat ;in Saxton te doorboren en met door ontroering verhitte stem stiet bij uit". ,,lk zal hoven de geopende leeuvven- k( oi per rijwiel over het koord rijden. Is dat genoeg 7" In de oogen van den directeur licht te het een oogenblik op, doch even spottend als straks zeide hij „Dat noemt gij kunst?" De artist richtte zich naar de deur „Gij wilt inij dus niet engageeren? Ook goed Het idee kunt gij mij niet ontnemen en daarmede vind ik spelende een nieuwe, betere aanstel ling. dan bij u 1" Hij green naar den deurknop. Paolo Georgio, blijf, wij willen daarover nog eens spreken 1' Eo de Italiaan bleef. Toen hij vijf nrnuten later het circuskantoor ver liet, had hij zich Terplicht, een ge heels maand iederen avond met zijn leven een roeseloos spel te spelen. De avond viel. In da straten en ste gen dei stad weiden de lichten ontsto ken, die tcvergeeis trachtten met liun grilhgen schijn het helle daglicht te vervangen. Ook voor den ingang van den circus Saxton flikkerden de eioetrische lich ten en verlichtten een groot plakkaat, dut in opvallend scliiilt verkoudigue, dat Paolo Georgio heden voor de laat ste maal zijn „vaart door leven en dood" wagen zou. „Voor de laatbte maal", „slechts nog heden", zoo stond het er te lezen en die woorden lokten :n wenkten de nieuwsgierige menigte, Re vol verwachting naar den circus vtiooinde. Ja, Paolo Georgio had gelijk gehad, lederen dag was de circus uitver kocht, geen plaats was in dien giin- schen tijd leeg gebleven. Met uilbundigen jubel werd bij bij zijn verschijning door de menigte be groet. Maar als hij op hetduun kouid boven de leeuwenkooi reed, waaruit de ondieren brullend tot liem opza gen, dan stond >eders hart stil, dan vernam men Reen ander geluid, dan liet zachte gekraak door het suizende rijwiel veroorzaakt. En als hij de kooi gelukkig gepas seerd was, sclieeu er aan de bijvals betuigingen geen einde te komen, die evenwel Paolo's gelaat slechts eeu zucht, koel lncttjo wuKker riepen. De biik, dien luj deze schreeuwende, staiupenue en klappende menigte toe wierp, sjuak van ailes, behalve van donk. Aan de bijvalsbetuigingen de zer onbarmhartige menigte stoorde hij zich met, en wat hij deed, dijen bij niet otu baar gunst te verwerven* doch slechts om zijn kind te itdden. Vandaag echter zou het vree-aclijkt spel ten einde loopeo. „Voor de luut- bio maalstond cp de plakkaten en G.oigio, die het las, beefde onwille keurig. liet klonk zoo vreeselijk ern stig 1 Een kouae rilling voer hem door de lcotn en zijn tanden klapperden. „IJneila" fluisterde hij, „om uwent wille, lieveling 1" Deze geduchte gaf hem rust en kalmte. 11 ij had zijn nieuwste toer voor Angiolnia verzwegen; zij mocht niet vermoeden, in vveik gevaar hij iederen dag om harentwille verkeerde. En nu trad hij voor de laatste maal de manege binnen. Een donderend applaus ontving hem, doch hij lette er niet op en klom rustig de trap op, die naar de loopplaats en bet koord leidde. De storm van toejuichingen ver stomde en aller oogeu hingen gespan nen aio den artist. Nu besteeg hij zijn rijwiel en reed langzaam over het koord naar het midden toe, waar de leeuwen m hun geopende kooien brommend naar hem opzagen. Nu was hij in het midden aangeko men vijf paar vuurschietende oogen zi'gen naar hem op.... toen plotseling een vreeselijke kreet uit honderden kelen tegelijk... het achterste rad was van het koord afgegledenPaolo Georgio wilde zich aan het koord vastgrijpen.doch hij greep in de lucht, en met een gorgelend geluid stortte hij zijn rijwiel na, te midden der brullende leeuwen.... Rondom het circusgebouw stond een opgewonden menigte, die levendig het ontzettend ongeluk, dat zoo juist luid plaats gegrepen, besprak. Plotseling werd het stil. Uit de clr- cuspoort droeg men op een baar een in lakens gewikkelde menschel ij ke gestalte. Vrouwen weenden, mannen wendden zich bedrukt om en steeds hoorde men de vraag ..Leeft hij nog Daar ontstond plotseling onder die opeengepakte menigte eeu beweging. Iemand werkte zich met geweld door de rijen der menschen. Eindelijk was een klein, aardig meisje door de mas sa heengedrongen en v.ierp zich met een jammerlijken kreet voor de baar neer. „Vader Vader I" telkens weer sneed die wanhoopskreet der kleine de omstanders door de ziel. „Het is verschrikkelijk, haar vader zoo te verliezen I" „Hij had toch aan zijn kind moeten denken „Ja, het was werkelijk lichtzinnig van hem 1" ,,'t Is vreeselijk, maar eigen schuld Zoo klonken verschillende uitroepon door elkander en ieder drong nog meer naderbij, om toch maar goed die kleine, onder de smart gebogen ge stalte te zien. Door haar smart heen hoorde Li- netta de laatste woorden: „Vreeselijk, maar eigen schuldZij sprong op, balde haar vuisten, haar oogeri scho ten een onheilspellend wild vuur enj „Te laat!" Deze woorden troffen met een stem, die al het andere over-Herbert als een bliksemstraal, stemde, riep zij uit1 „Wat is er dan gebeurd, mejuf- Moordenaars, onbarmhartige moor- f rouw?" deuaars 1" „Houdt mij voor het oogenblik alle Woest wilde zij zich op de menigte inlichtingen ten goede, zoo juist heb- storten, doch men hield haar terug en ben. zij .hem weggesleept om hem te droeg haar weg. dooden. Wij moeten dit voorkomen. U Langzamerhand ging nu ook da me-moei hem redden nigte uiteen. Zii sprak deze woorden met snik- „Men kan met zulke menschen toch kend". slem uit, greep den jongen man feitelijk geen medelijden hebben I", bij de hand en trok hem met zich zeide een der getuigen van de vreese- mede naar den tuiii lijke scène. „Tenminste, dat noem ik „Ik zal hem redden!" bevestigde werkelijk zijn leven voor een paar Herbert, die inmiddels de grootste ellendige kronen op het spel zetten moeite bad om den snellen gang van iel een ander hij. het meisje over de donkere paden van „Die arme kleine vervolgde een den tuin te volgen, derde, „heeft bovendien nog het ver- Daar dreunde plotseling een schot stand verloren. Hoordet gij niet, hoe 1° midden van de nachtelijke stilte, zij „moordenaars" riep Alsof het pu- Onder een angstigen gil strekte het bliek er wat am doen kon." meisje vol vertwijfeling haar armen Zoo vestigde zich de publieke mee- hcijicL ning. Geen mensch dacht er aan, dat laat' 7-U hebben hem gedood!" de liefde voor zijn kind. maar vooral Herbert stond een oogenblik als de zucht van het publiek, naar de door den donder getroffen, hoogst mogelijke sensatie, de oorza- Oe moord was dus voltrokken, en ken van Paolo Georgio's dood geweest dat wel in zijn onmiddellijke nubij- waren. iheid, zondor dat hij het had kunnen („Centr."). verhinderen. j Daar waar het schot een oogenblik jeenig licht verspreid had, had hij dui- Zijn eerste heldendaad'".'iiL'S"!?" "nld-kL Max Herbert was wel een der jong- - ste, maar ook een der ijverigste amb-i 1 '-hom»ic wil „-,t ;a tenaren van onze politie-afdeeling. Hijhiër?" "hekels wil, wat doe je was reeds in verschillende bureaux werkzaam geweest cn had overal de VJ» iiil; «V s? b"""to 'iin te komen, waardoor hij. beter dan op ,e en greep sijn arm of detective had kunnen vestigen, en A_ n .m waarnaar hij zoozeer verlangde. i a" *%oa opeens te Piesten Men kan zich dus gemakkelijk de j opgewondenheid voorstellen, welke "Süf® ai t«m iv den jongen man beving, toen hij, kort 1 '•(-°m,masans van P0'111®- k°nVk voor het einde van een theatervoor- I ,aa^Ae" stelling, een schriftelijke opdracht j dader zal mij toch met van don hoofdcommissaris ontving, I Ï^PP®*V welken op staandeu voc-t ten uitvoer) n:ir gebracht moest worden. De inhoud er van was als volgt: Hij wilde e Iselttig heen snellen, toen piot- naar het meisje toe- ..Maur dat is toch èl te gekt Ik ben de jurist Fritz R..., zoon van den ad vocaat R..." „Dat zal wel terechtkomen, wicn hebt gij gedood?' van Zuid-Amerika niet, maar wan-! neer zij in aanraking komen met meer ontwikkelde collega's, dan leeren zij het al spoedig. Die wilde hond lijkt veel op een kleinen herdershondnet j1 haar is hard, maar het is moeilijk om te zeggen, welke kleur liet heeft; wel is er iets als een grondkleur, die bij1 allen nagenoeg dezelfde is, maar on-j der den invloed van regen, wind, ont- beringen, enz., krijgt die grondkleur) zooveel verschillende schakeeringen, f dat er van een grondkleur eigenlijk geen sprake meer krui zijn. De ooien staan rech'op, de staart wordt meest hangend cedragen en, beschouwt men aandachtig den vorm der ledematen, dan lijkt hij 'iet meest op een haze windhond. Welke was de eerste hond in Euro pa Om die vraag te beantwoorden, moeten wij terug naar de poalwonin- Te midden der meren, tusschen da palen, waarop, eeuwen geleden, do hutten der eerste volksstammen wa ren gebouwd, tusschen overblijfselen van keukenafval en andere dingen, vindt men hier en daar nog beende ren, die hebben toebehoord aan een diersoort, die wij nu honden noemen. Dio beenderen vond men hoofdza kelijk in Noorwegen; nog maar en kele jaren geleden vond men ze even eens in het meer van Bourget, bij Grésine en Clialillon in Frankrijk, van waajr zij werden overgebracht naar, en nog to zien zijn in het mu seum van Aix in Savoye. Uit die beenderen blijkt, dat, behalve de her- dersiiondenvorm, ook nog een ander soort honden bestond, die meer op den hedeiiduagsclieu bulldog geleek. Waarschijnlijk waren dat de honden, die de oude Galliërs mee ten oorlog namen en die, gedurende den strijd hun respectieve eigenaars bescherm den tegen do aanvallen der tegen standers. Men beweert zelfs, dat de geschiedenis der ganzen, die, naar verluidt, het Kapitcol van Rome heb ben gered, een sprookje is, dat in verband staat met den 9trijd der Gal- xt lische houden, en met met de Gal- Nog geen vheg m lierg Xoeu dezen, zegt men, het Kapi- tool wilden bestormen, kwamen zij aan een muur, zoo laag, dat zij hun honden er overheen konden werpen; de viervoetige strijders kwamen op de -wallen terecht eu begonnen jacht deurtje iu do Wiesensteeg, no. 6. Klokslag 10 uur. Eén man, één woord 1 „Zooeven werd mij het ingeslo ten, toevallig gevonden en zeer be- „Gedood? Ik? denkelijk briefje overhandigd Be- mijn levenI" geef u onmiddellijk ter plaatse, j „En het schot dan, dat daar zooeven om de noodige maatregelen te gevallen is?" treffen. Groote omzichtigheid en j „Dat schot...?" per omgaande bericht." i De jonge man keek met zichtbare De Hoofdcommissaris van Politie. I verlegenheid het meisje aan. Hel daarbij .ngcsjaUo brielja droeg B,VjS'«ÏSl»ci!w °P "e "f .en entete en luidde aldus: i hebt onzen Gesar doodgeschoten t" il!8 laSen te slapen. Wakker gemaakt „Heb allés geprobteid, maar te „Gesart" door het blaffen, begonnen zij te veigeefs. Het besluit moet ten uit- Ja, onze oude hondl Hij was de 'snateren en maakten de wacht van voer gebracht, en G. uit den weg 'lieveling van mijn zuster, en ik hield Kmitool w-ikk^r toen het reeds geruimd w-orden. Verg. f bevalt m.j ooU v,d van het beest, zoo zelfs, dut flaH ws niet. veel beter een kogel door den ;ik rnija vriend Otto, luit._nant bij de iaai N,JS' kop. De gelegenheid is vandaag dragonders, moest verzoeken hem het i De Grieken waren liefhebbers van prachtig; do oude is lot midder-1 gonad' chot te geven. Nietwaar, Ot- drijfjachten en zij gebruikten daar- nacht buitenshuis. Ik verwacht u to?zeide hii. zich tot den jongen af zonder mankecren bij het tuin-ficier wendend, dio nu ook naderbij Was gekomen. „Jawel. En ik geloof, dat ik deze taak zoo goed mogelijk volbracht heb, door den armen Gesar het einde ge- makkeli'k en zacht te maken. Hij was onmiddellijk dood en werd zoo even door den tuinman weerarehaald." De teleurstelling van den jongen Terwijl de jonge man dit las, ver helderde zijn gelaat. „Ha ha! eindelijk toch eens een in teressant gevaL een moord, of min stens, ecu poging tot moordI De hoofdcommissaris zal dan eindelijk toch eens zien, .lat hij zich in mij niet vergist heeft." Zonder zelfs een minuut te dralen, verliet hij met een agent het theater, waar lui dien avond zijn dienst te verrichten had gehad en snelde naar een huurrijtuig. „Reeds besteld, mijnheer de com missaris!" „Doet er niet toel de dienst eisclit het! rijd in den kortst mogelijken tijd naar den noek van de Wiesenstoeg I Maar... zoo hard de paarden maar kunnen draven! je zult er niet slecht jbij varen 1" 1 „Op uw verantwoording, mijnheer 1 de commissaris. I De koetsier legde do zweep op de beide „bruintjes" en het rijtuig vloog 'over cle straat, zoodat de vonken uil de steen en spatten. Herbert stak een lucifer aan, om op zijn horloge te kijken. Kwart over negen „Kunnen wij binnen een kwartier de Wiesensteeg bereikt hebben?" „Ik vrees er voor. ofschoon de koet- sier zijn beestjes flink laat draven," i hernam de agent. „De Wiesensteeg ligt in het nieuwe gedeelte der stad en men rekent er gewoonlijk een goed half uur rijden voor." „Maar wij zullen wij moeten op tijd aankomen) Hoe jammer zou het ziin. als door een paar minuten te laat aankomen alles bedorven werd." Herbert was te moede, alsof hij op de minbank lag uitgestrekt; de rit scheen hem een eeuwigheid te duren. Toen het rijtuig eindelijk stil hield en hij er uit stapte, wierp hij nogmaals een blik op zijn horloge. „Het i.T reeds over tienen gauw, voor het te laat is!" Er verliep nogmaals een tijdsruimte van ongeveer tien minuten, tot zij het tuindeurtje no. 6 in de Wiesensteeg, die bijna uitsluitend uit tuinmuren en Ijzeren hekken bestond, bereikt had den. Het deurtje was stijf gesloten en in ilen omtrek zag men niemand. „Commissaris," zei nu de andere, „ik heb mij ondanks de duisternis kunnen oriënteeren. Dit deurtje voert naar den tuin van het woonhuis van de heer R.; de hoofdingang er van ligt 'daar ginder op den hoek van de Al- leestraat, links." „Mijnheer R oh! dus moet hij het zijn, tegen wiens leven dat plan is ge smeed! Houdt u hier de wacht, en maak u onmiddellijk meester van ieder vc-rdaclit persoon, die naar het deurtje toekomt, ik zal zelf aan de voorzijde liet huis binnengaan." De commissaris snelde in de rich ting, welke de agent hem aangewezen had. en vond hot iizeren hek van den voortuin en de deur van het huis openstaan. Den jongen man scheen dit, in zijn opgewondenheid, niet te verwonderen. Binnen weinige oogenblikken stond hij in de helder verlichte vestibule van het huis, en wilde juist de trap naar de eerste verdieping opsncllen, toen plotseling een iu liet licht gekleede vrouwengestalte, schijnbaar ten prooi aan lievige gemoedsbewegingen op de bovenste trede verscheen. „O hemel, is u daar eindelijk! Als 't nu maar niet te laat is!" riep zij hem toe en snelde de weinige treden af. bij zware houden met kleine hangen de oortjes, hoog op de beenen en van een kleur, die veel overeenkomst had met die der muiakledrige Duitsche doggen. Ih liet Louvre-museum te Parijs zagen vvo eeu basreliëf, waar op voorkomen een jager, een haas en ier honden; de honden staan op de to verwonderen, dat Egypte het land waar we moeten wezen, oin wat meer te vernomen over de vormen dier honden uit lang vervlogen tijden. Nog vóór den bouw der Pyrami- den, en dut is duizenden Jaren gele den, gingen de koningen van Egypte, Pharao's noemde men hen, reeds ter jacht. Uit de afbeeldingen, welke in en op die Pyramiden voorkomen, blijkt duidelijk, dat zij twee soorten van houden gebruikten; de eeno was een windhond met staande ooren en gekrulden staart, do andere een, die niet terug te brengen is tot een der thans bestaande hondensoorten, maar in bouw het meest op een hye na geleek. Was het een pródukt uit deze met een andere hondensoort? het reeds een zich constant verer vend ras? Met zekerheid is daarom trent niets to zeggen; ook kan onmo gelijk worden bepaald, welk soort wild er mede gejaagd werd. Men vindt liem zoowel achter grof- als achter klein wild, achter haar, zoo wel als achter pluim, men vindt hem ook als kamerhond, in gezelschap eetier Oud-Egyptisoho schooue. Bui ten Egypte echter vond men hem toen bbjkbaar nergens, dat hij tot de huls- hoiulensoorten behoorde, is af te lei don uit het feit, dat meu in ver scheiden graven do goed geconser veerde mummies heeft gevonden van piepjonge exemplaren. Van de soort zelf is echter nergens een spoor meer te vinden. Eeuwen later vinden wij in de plaats van dien hyena-achtigeu hond en naast den ouden windhond met staande ooren, een andoren wind hond, eeu gevlekten, nagenoeg als een Dalniatiner, maar met groote vlekken. Ook deze verdwijnt weer en maakt plaats voor een langlijvigen Basset op rechte pooten, iots als een reuzen-dashond. Verder vinden wij bij de Egypte- naren nog een keeshond, maar een dio het midden houdt tusschen een dwerg- cn een gewonen Duitschen kees, een kees. zooais meu ze nog veel ziet op buurtschepen. Eindelijk een hondensoort met kleine staande oor tjes cn een gekruld staartje, eindi gend in een pluim nis van een poe del, die geschoren is. Niet onmoge lijk trouwens, dat de Egyptenaren ook hun honden of ten minsie en- kole ouder hen, heten knippen, om ze mooier te maken. W aar zijn ze gebleven, al die hon denrassen of hondenvarieteiten, waarvan wij niets "anders meer be zitten dan afbeeldingen? Dal weet niemand; wat wij met zekerheid we ten is, dat zij er geweest zijn en dat zij ontegenzeggelijk behoord hebben tot de eerste honden, honden, die ter jacht weroen gedresseerd at» onza hedendaagscho jachthonden; herders honden, dio op de kudden pasten, zooals onze herdershonden het nog doen; windhonden, die achter hazen rond erf, zoonls onze hedendaagschc lange jachthonden. Misschien ook wel kleine geschoren hondjes, speel goed voor do Oud-Egyptische sclioo- nen, die ze vertroetelden, waar zo mee uitgingen on haar ledigen tijd mc-e zoek brachten. Van do beroemde honden der Teu- tonen weten wij alleen, dat zij in een gevecht meer waard waren dan twee strijders; meer dan waarschijnlijk waren zij afstammelingen van do oorlogshonden der Galliërs. Ook lu- diê, China en Japan zullen wel kun nen wijzen op oeroude hondenras sen, maar daaromtrent weten zoo 'einig, dal het niet de moeite waard i, om er iets van mede te declen; trouwens, alles berust op gissingen. Is do pnleis-Gliin een overoud ras, zooals wel eons beweerd wordt, of is hij een fabrikaat van voor een eeuw of twee? Aten de Chineezen voor drie- vierduizend jaar reeds honden, of hebben zij later eerst bemerkt, dat Chow-chows lekker waren? Vragen, waarop bij gebrek aan gegevens het antwoord moet worden schuldig ge» bleven. Dat de bond, als afzonderlijke diersoort, zoo oud is als de mensch, lijdt geen twijfel; dat in Zuid-Ame rika nog wilde honden voorkomen, is een feit, en dat Egypte do oudsto papieren kan toonen om te bewijzen, dat daar de eerste jachthonden wer den gefokt, slaat eveneens vast. L. S. (Avicultura). commissaris, wiens schoonsten ver- i achterste pooten, besnuffelen de kleo- ren van den jager en kijken met één oog naar het vluchtend dier. Dat bas-relief dagteekent van enkele eeuwen voor onze tijdrekening; de honden zien er uit als langharige dashonden, maar hebben kaarsrech te pooten. Van staande honden is nergens een spoor te vinden; de staande hond is een produkt van la teren datum en waarschijnlijk eerst in het leven ge roepen na de uitvinding van het ge weer, dat zoo'n omwenteling teweeg bracht in het jachtbedrijf; deszelfs ontwikkeling en verdere verspreiding houdt dan ook gelijken tred met de verbetering der jachtwapens. De eerste hond van Griekenland is waarschijnlijk een windhond ge weest. Zoover de Grïeksche geschie denis is na te gaan, wordt er van geen andere honden gesproken dan van windhonden en daarin ligt op gesloten, dat zij in den beginne wel niet anders zullen hebben gekend dan wiudhondacbtige exemplaren, snel ter jacht cn, voor het werk, dat zij te doen hadden, gemakkelijk en binnen korten tijd te dresseeren. Waarschijnlijk kwamen dio honden uit Azié of uit Afrika. Geschilderd of gebeeldhouwd hebben de oude Grie ken den hond weinig; wij kennen al leen het exempiaav van Alcibiades, of, beter gezegd, die Grieksche veld heer hield er een houd op na, een du ren, tot welk ras hij behoorde 13 on bekend; zelcer weten wij, dat die hond de eerste bekende hond was, wien de staart gecoupeerd werd. Pompei en Ilcrculanum geven geen De eerste mensch is bekend en lijn <Wm» 2'«»; i«8J- naam welen wij. Wij kunnen hem ons honden, een soort vaal Kleun ge uuit- vootstcllen, zooals hij ongeveer moet scha dogs met krulstaart; wij kennen geweest zijn. Van den eersten hond I ze van schilderijen en beeldhouw- vseton wij echter niets en wat w ij er- j Werkeu; altijd loepen zij achter een van weten is zóó onzeker berust op d„gviijl1 sl„k grot dat «ild. Ltetbebbem van Dnitsche dog- wij aangaande dien besten vriend des.ge", dio omtrent den ouderuoin van menschen, wat betreft zijn eerste dat ras nog wat meer willen welen, waddingen zoo plotseling de bodem waren ingeslagen, laat zich niet be schrijven. Het granniee echter van liet toeval en een goed glas wijn, waarop de heer des huizes hem uitnoodigde, verdreef weldra zijn minder aangename stem ming. De zaak was niet moeilijk op te hel deren. Ilct toeval had hier weer een zijner zonderlinge rollen gespeeld. Cesar, de hoogbedaagde huishond, moest wegens ouderdomsgebreken ge dood v/orden. Daar niemand iu huis hiertoe over wilde gaan, had Fritz bo vengenoemd briefje naar zijn vriend Otto gezonden. Deze had het haastig en in korte bewoordingen opgesteld briefje hetzij achteloos weggeworpen of misschien verloren en de raadsel achtige inhoud was oorzaak, dat het aanstonds door den vinder naar den hoofdcoiniinssaris van politic ge- biacht werd. De zuster echter van Fritz, die niet van baar lieveling kou scheiden, had in allerijl om den vee arts van dicht nabijgelegen kazerne der drauuiiders gezonden. In haar op gewondenheid had zij den jongen commissaris in zijn uniformmantel voor der. militairen veearts aangezien. Als Herbert later goed gehumeurd was. vertelde hij nog wel dezen aller- zonderlingsten samenloop van om standigheden. De politie-carrière had echter, na deze ontgoocheling, geen aantrekkelijkheid meer voor den held van deze moordgeschiedenis; hij be trad kort daarna de politieke Joop- baan, welke hem niet noodzaakte des middernaclits het dooden van honden tc gaan constateeren. (Prov. Gr. Ct.) Horden uit vroeger tijden. daarzijn, zoo goed als in het duister tasten. Ziin oorsprong Onbekend. Zijn'algemeen voorkomen, zooals wij dat noemen? Onbekend. Was hij van S 'Sr,„S, OóbeU" viugcu van Hurculanum. eeu, door t. Stamt bij van ,na 1 hinderen. Daarin vinden zu honden, wolf of een vos hij eeu fokproduct van beiden, of van een van beiden met een onder On bekend. Het zijn allemaal gissingen, altemual waarschijnlijkheden, maar zekerheid Geen de minste. In Zuid-Amerika treffen wij wilde honden aan, men noemt ze ten minste honden, die leven bij troepjes. Ze bou wen er steden, ondergrondste steden natuurlijk, waar zij in kruipen als vossen in hun holen. Ze zetten wacht posten uit, die voor de veiligheid zor gen ze kennen zelfs voorposten, die staan op een heuveltje in de nabijheid der hondenstad, en zoodra zij onraad bemerken, laten zij een fluitend ge luid hooren, een waarschuwing, om i zoo vlug mogelijk onder den grond te I verdwijnen. Blaffen doen de honden dan wat er algemeen van bekend is, raden wij aan, om het laatste werk van don Lagrange, over de opgra- bladeren. Daarin vinden zij honden, die, behalve natuurlijk, dat zij geen gecoupeerde ooren hebben, den Duit schen dog van voor 20 jaar duidelijk weergeven. Het lichaam is hetzelfde, alleen de kop is zwaarder, een echte doggenkop. "liet ware land, het eenige zelfs, waar men omtrent de oerouders on zer honden, wat kan te weten ko men, Is Egypte. Geen land zou oud als het land aan den Nijl; geen land ook, dat het vroeger op het gebied van kunst zoover gebracht heeft; toen de andere volken nog niet wisten wat kunst was, schilderden en beeld houwden de Egyptenaren. Is het dan DE SNELHEID WAARMEE REGEN VALT. Do snelheid, waarmee regen valt, is gemeten door dr. Schmidt, in AVeeneii. Zijn toestel bestond in hoofdzaak uit twee horizontale schij ven, op een verticale as bevestigd cn daarmede ronddraaiende. In de bovenste schijf was een ra» diale opening op de onderste la? speciaal geprepareerd filti eerpapier. Het apparaat word in den regen ee- zet, eu door de sectorvonnige opo- ning iu de bovenste plaat konden re gendruppels het filtroerpapier op de onderste plaut boreiken Daar do schijven draaiden, waren dus de ro gendruppels op de onderste schijf verschoven tegenover de opening in de bovenste. Uit deze verschuiving, de snelheid van draaiing en den af stand der beide platen,laat zich do gevraagde snelheid der regendrop pels vinden. De grootst gevonden snelheid-is 8 meter per seconde. DAMRUBR1EK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer i. Mever, Kruistraat 31, Telephoon 1513. Probleem no. 363. van M. y y/f/M m i Jj I* i s et Si 3 HP 8 EI p! 13 13 Wit Zwart schijven op: 3, 8, 9,10, 14. 19, 20, 25, 20, 29 en dam op 48. Wil schijven op: 17, 18, 28, 32, 3D, 36, 38, 41, 45, 46, 4Ï en 50. Probleem no. 364 van M. Zwart ,3 x-. s iS 'v: SI - 3 ïl a i, 8 i nl 1 3 3 Wit Zwart schijven op 7, 8,10, 12, 20, 24, 25, 28, 30 en duir Wit schijven op: 22, 20, 27, 31, 33, 34, 33, 39, 44. 4D, Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 4 Juni a.s. Oplossing van probleem no. 359, van den auteur: Wit 46—41, 35—30, 28-23, 23 5. 5 301 Oplossing van probleem no. 3G0, van den auteur: Wit 30—24, 35—30, 48—43, 40—34, 31:31 Beide problemen zijn goed opgelost door de heeren: M. ten Brink, J. Ja- cobson Azn., W. J. A. Matla, P. Mol- lema. C. Serodini, J. Sieserist. VOOR DE ÏEIJGD. Het vraagstukje uit de rubriek van i Mei werd door niemand go°d opge lost. De stand was a v. Zwart schijven op 3, 4, 8, 13, 19, 25 en 26. Wit scli ij ven op: 22, 31, 33, 35, 37, 40 t i 43 De oplossing die wij van verschil» lende jongelui ontvingen, was: AVit: 22- 18. 37—32, 40—34, 35:2! Hierbij hebben ze evenwel over liet hoofd gezien, dat wit in dit geval niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 16