BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
29* Jaargang.
ZATERDAG JDNI 1911
No 8873
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 8 BAANDEN
CF 10 CENT PER WEEK.
y^MMSTRATTE ÖROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAQBLAD ZUN
ADVERTEWT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
•iet Kijke Natuurleven
HET AFTROMMELEN DER BIJEN.
„Het voorjaar was prachtig," zeggen
de imkers. „Als dat zoo doorgaat van
't jaar, maakt 1912 goed, wat 1911 be
dierf."
Het gevolg van een goed voorjaar is
een groote uitbreiding vüii het over
winterde bijenvolk.
Toen ze hun eerste lentevlucht had
den gemaakt en geheel de omgeving
hadden bezaaid met zwarte vlekjes,
kon do bijenhouder gerust zijn.
Voor den imker is er in 't voorjaar
geen grooter genot denkbaar, dan dat
dc bijen een mooicn dag treffen voor
de reinigingsvlucht. Dan stormen de
diertjes, blij gonzend naar buiten en
ontlasten zich van de afgewerkte slof
fen.
Een fijn regentje in den
schijn, een onsmakelijke maar uiterst
noodzakelijke gebeurtenis in de bijen
maatschappij. Do winter is dan voor
bij en dc diertjes kunnen hun drukke
werk beginnen.
Week aan week heb ik van Maart
of de ontwikkeling van zoo"» volk
kunnen nagaan.
Jn een paar dagen waren de aanwe
zige raten verlengd met zachte, buig
zame celcomplexen, mooie gele was en
prachtige zeshoekige huisjes.
Tevreden gonzend liepen de bijtjes
erover heen. maakten daar een cel,
Waarin de larve geen voedsel meer
noodig had dicht, hielpen hier een
uitkomend zusje bij het doorbreken
van het dekseltje en lieten ruim baan
aan de eierleggendo koningin.
Een dog of wat geleden noodigde
de imker me uit, den anderen dag
's morgens om zeven uur, oen kijkje
te, komen nemen op den bijenstal. Hij
was van plan, een paar zwermen af
te trommelen.
Een groote korf met een paar stuk
ken raat van het vorige jaar, waarin
zelfs nog wat honing zat, werd in ge
reedheid gebracht en klaar gezet.
Heerlijk scheen dc zon don volgen
den morgen. Het was een zwarte wolk
van bjjeu, die om korven en kasten
zoemde, het was een blij gegons alom.
De korf, die afgctrommcld moest wor
den, had geen bijen kunnen zenden
naar de frisch geopende bloemen. De
imker had het vlieggat met een bosje
gras dichtgostopt, den korf omge
keerd op een kleed gezet, dat op bet
gras lag uitgespreid en hel geheel
met een strooien nap, die juist op den
korf paste, afgesloten.
Een touw, kruiselings om korf
nap gebonden, zorgde verder, dat er
geen bijen konden ontsnappen.
Wat moet dat een vreemde gewaar
wording voor die diertjes zijn geweest.
In plaats van blij-uit tc kunnen
vliegen in den heerlijken zonneschijn,
te zweven van bloem tot bloem, te
genieten van do weelde van dezen
inooien Meidag, werd hun heele we
reldje omgekeerd en afgesloten.
Toen begon de eigenlijke aanval.
Regelmatig trommelde de imker
met beide handen tegen den korf, vijf,
tien minuten achtereen van beneden
i.aar boven. Dat was voor do bijen
om dol te worden. Nu is een bij een
practisch diertje. Als do korf aange
vallen, of de kast voor do inspectie
geopend wordt en ook als de zwerm
uittrekt, zorgen de beestjes, dat ze
voor een dag of drie honing naar bin
nen werken. Wie weet, wat er ge
beurt- Er kan wel hongersnood voor
de deur of liever voor het vlieggat
staan eu dus zorgen, dut ineit op alles
is voorbereid. In hun angst voeren ze
zelfs nog de pas uitgekomen bijen,
die zicli zelf niet kunnen helpen.
Vergelijk daarbij do menschen, die
soms bij een brand met een kopje
zonder oor naar buiten stormen, ter
wijl ze de geldkist of do juweelcn ver
geten en we merken alweer, dat we
niet alleen naar de mieren behoeven
te gaan, om wijs te worden.
Hei trommelen hield nog een tijdje
aai;. De bijen gonsden en zochten een
uitweg. Van buiten was bet te hooren,
dat ze in dichte drommen naar bo
ven, dus naar den nap trokken.
Teen werd een tweede nap gehaald,
en, nadat de eerste van de korf was
afgenomen, werd nummer twee zoo
snel mogelijk op de eerste gezet, om
de bijen niet te laten ontsnappen. De
korf werd omgekeerd, daar nog lang
niet allo bijen in de nap waren ge
gaan.
Toen werden de uitgeloopen dieren
eclierj geïnspecteerd.
Op zoo'n oogenbhk is een imker een
en al leven. Aandachtig kijkt hij in
de nappen, om te zien, of do koningin
ook u:l de korf is gekomen. Zijn er
vijftig bijen en de koningin, dan is het
doel bereikt. Zijn er duizenden werk
sters .dan he.eftmen eigenlijk niets. Als
deze in een korf worden gedaan, ge
vuld met den fijnste» honing, dan
vliegen ze toch weer terug naar de
oude woning, om de koningin te zoe
ken.
Bij de bewerking, die ik bijwoonde,
mislukte het de eerste maal ook.
Twee nieuwe nappen weiden geno
men en het eentonige geklop begon
opnieuw. Weldra was toen weer een
groot gedeelte van bet volk uitgeloo
pen en ja, daar had zich dc koningin
ook laten verschalken. In een wip had
de imker haar in het oog. Een mooi
glanzend dier, mot een veel langer
achterlijf dan de werksters, fijn van
bouw evenwel en veel edeler dan da
luie parasiteerende darren of man
netjesbijen.
Enkele dozijnen bijen verdrongen
zich om hun gebiedster en de dieren,
d;e waren opgevlogen, gingen, door
hun reukorgaan geleid, recht op de
koningschap af.
Nu was het voornaamste werk
voorbij. Do nap werd met nog wat
andere bijen aangevuld en opzij gezet,
om de rondvliegende bijen te vangen
en de aanwezige dieren om de ko
ningin te verzamelen.
Toen lieten ze zich gewillig in de
nieuwe woning schudden. Deze werd
met een zak afgesloten en schuin ge
zet tegen een schutting, waarna mc-n
de overige bijen in de oude korf
schudde en op do eigen plaats neer
zette. Vreemd zullen de diertjes dan
te moede zijn, zoo geheel uit hun doen
en - zonder koningin. Dc honderdtal
len, die onrustig voor de korf op en
neer vlogen, gonsden klagend en dach
ten aan geen zonneschijn en meibloe
men meer. Nu zijn. ze reeds druk bezig,
om uit een werkbij-eitje een koningin
te kweeken. Deden zc dit niet, dan
zouden ze weldra zijn uitgestorven.
Temidden van den rijken honingschat
zouden ze een voor een wegkwijnen
en geen jonge dieren zouden hun
plaats kunnen innemen.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
De voorbereiding der vrouw
voor de haar wachtende le
venstaak.
Het karakter en den wil te sterken
ia van even groot belang, als do ge
zondheid te bevorderen door een ver-
standigen, eenvoudigen leefregel, en
de spieren te ontwikkelen door spel
en sport, door gymnastiek en veel be
weging in d:e frissclie, vrije buiten
lucht.
Een der eerste eischen bij de op
voeding der vrouw voor de haar
wachtende levenstaak, is dus; wil en
zenuwen te leer en beheerschon. Daar
toe moet bet ldnd gewennen conse
quent een doel na to streven; het niet
op te geven eer hét bereikt is.
Ziet nu de opvoedster, dat de krach
ten dei- kleine waarlijk te kort schie
ten; om liet voorgestelde doel ten
einde te brengen, dan wordt onge
merkt een handje geholpen. Dit geldt
van do allereenvoudigste taak om het
bordje leeg te eten, tot de soms vrij
moeilijke opgave, oin het schoolwerk
in een behoorlijken tijd klaar te krij
gen. Vooral het eenmaal gestelde
doel nooit opgeven; Ieder welslagen
sterkt den wil, ieder niet-slagen
werkt verlammend op de wilskracht.
Het niet afmaken van de gestelde
taak geeft een onvolkomen gevoel,
dat onaangenaam en ontevreden
stemt. Het ldnd moet zélf vertrouwen
op eigen wilskracht; dat het eenmaal
gestelde doel dient bereikt tc worden
moet niet door hem in twijfel getrok
ken worden. Daarom geven met het,
vooral in de eerste jeugd niet
al to moeilijke opgaven; het opgedra-
gene moet de kracht niet te boven
gaan en moet niet te veel eischen van
do nog ongeoefende en dikwijls zelfs
nog onbewuste krachten. Allengs kan
men zwaardero taken gaan stellen;
dit is ook weer iets zuiver individu
eels, on elke opvoedster zal steeds on
dervinden, dat dit voor iedere kleine
weer verschillend is en do meest in
telligent© soms moeito beeft, daar
do minder begaafde handig op
zijn doel afgaat.
Komt het kind nu echter zóó ver,
dat het zichzelf een vrij lioog doel
stelt, waai- het naar streeft met in
spanning van alle krachten, dan eerst
zij nwo waar we wezen wilden: de
kleine neemt eigen initiatief, al is
ook de eigen kracht misschien wat
overschat. Met het willen groeit ook
het kunnen. Natuurlijk zijn er altijd
veel eigenwijsjes onder de aller klein
sten, die zich steeds verbeelden, wel
alles te kunnen doen als do oudere
zusjes en broertjes; maar, enfin: <Le
moeten dan maar hebben wat er bij
staat; d w. z. ze zullen zeiven iot hun
schade ondervinden, dat ze zich te
groot, te sterk en te knap rekenden,
en zich dus teleurgesteld voelen. Ja:
bescheidenheid is ook een soort van
zelfbeheersching, die voorul onmis
baar is voor de aanstaande vrouw
moeder, die zichzelve immers ge
heel moet kunnen wegdenken, ter
wille van man en kinderen.
Daarom moet het kind ook al vroeg
leeren toegeven. Dit is echter zeker
een van de moeilijkste pedagogische
raagstukkeu.
Toegeven toch, kan blijk geven van
prijzenswaardige zelfoverwinning; ze
kan echter ook voortkomen uit laf
heid of gemakzucht. Geeft het kind
later In het leven te gauw toe, ziet
het onmiddellijk af, van wat het eerst
Izelf wilde en noodig achtte, om zich
to schikken naar anderer wensclien,
dan is dit dus uit gebrek aan ener-
i gie. Daarom inoct al vroeg het weer
standsvermogen van den wil aange
kweekt worden. Voelt het kind ge
noeg overtuiging in zich, dat liet door
hem of haar gewilde waarlijk goed
moet zijn en is geen ongepast egoïs
me de drijfveer van zijn willen, wel
nu laat hem dan ook doorzetten.
Niet onverstandig mag do wil ge
broken worden; dit kweekt óf huiche
laars, of stijfhoofdigen, dio ook na
derhand hun wil zullen doordrijven,
al is hot alleen maar om F? zien,
wanneer^zij nu eens do sterkste blij
ken!
Ook do lichamelijke opvoeding
sterkt den wil: gymnastische oefenin
gen zijn uitstekend om do wilskracht
te bevorderen: het bewustzijn, het be
sef van physieke kracht stemt moe
diger, geeft durf!
Menig achterlijk -kind is eerst tot
bewustzijn van zijn kunnen gekomen,
doordat het begon, zijn lichaam on
der appèl te krijgen. Daartoe moet
het geduld leeren hebben met zichzcl-
ven; dit laatste is echter ook ruim
schoots van toepassing op de drift
kopjes, dio b.v. boos worden, nis zij
fouten maken on boos hun scluift Of
lei op-den grond gooien, omdat hun
gezegd wordt, dat ze hun som ver
keerd hebben! Bovendien: is do klei
ne aan orde en netheid gewend, dan
zal dezo gewoonte al reeds hem een
af keer doen hebben, iets ten halve
to doen.
Met geduld en nauwgezetheid moet
het kind er aan wonnen, ziju plicht
voortdurend volkomener en beter te
vervullen; het moet zich ook met ge
mak in enkele teleurstellingen leeren
schikken; naderhand ondervindt een
ieder immers do wisselingen van het
leven en tevreden moet ook d'e vrouw
dragen wat er to dragen valt. Wie
zich door het minste onvoldaan e>n
ongelukkig gevoelt, zul ook nooit an
deren gelukkig kunnen maken en dat
toch is: de taak der huisvrouw bij uit
nemendheid.
MARIE VAN AMSTEL.
De Laurierboom.
Het was 15 jaar geleden dat kapi
tein Von Barenburg getrouwd was.
Zijn vrouw had hare kennissen uit-
genoodigd op 'n koffiepartijtje in hm)
woning, het landgoed „Welkaii" en
hoewel geen groote feestelijkheden
gevierd werden, had ieder een ge
schenk als bewijs hunner sympathie
gezonden. Over de thans op do étage-
rctafel tentoongestelde cadeautjes lag
een groote mooie lauwertak.
De kroon der verdienste! riep een
jong meisje vol geestdrift, En zij nam
den tak vol frisscho bladeren in de
hand en wenkte de vriendelijke gast
vrouw daarmee toe. Deze, een weinig
vermoeid van ul dc drukte, zat ge
makkelijk geleund in een prettige»
fauteuil, dien zij van haar man had
gekregen.
Het lieve, dikke vrouwtje lachte. De
bruine, tintelende oogen wedijverden
in snaakschheïd met de kuiltjes in
tellen. Het was in 't belangrijke jaar
gon al grijs te worden, hetgeen het
frissclie gezicht een nieuwe bekoorlijk
heid verleende.
- Voor huiselijke heldendaden is
nog steeds geen andere lauwerkrans
weggelegd dan de kookpan, zeide zij
lachend. Zij nam den tak op en koek
hem met innig welbehagen aan: Deze
heeft de beteekenis van een souvenir.
Natuurlijk! voor uw man!
Neen, voor mij! 't Is echter niet
zoo eenvoudig als ge denkt. Er is een
heele geschiedenis aan vebronde».
Wij schoven spoedig bij. Ach toe
mevrouw! En toen begon zij alleraar
digst te vertellen. Niet alleen met
woorden. Maar haar gebaren, haar
gelaatsuitdrukking, allerlei kleinighe
den \saieu zoo aardig om aan tc zien.
En dat kan ik u helaas niet overver
tellen.
Ik bemerk, dat ik weggezonden
zal worden, sprak een mannenstem.
een deflig heer deed de deur ópen
van een aangrenzend vertrek en stond
lachend op don drempel terwijl hij
zijn baard gladstreek.
Ziju vrouw zag hem ondeugend
in.
Rook jij je sigaar maar op man.
Wij kunnen jc hier niet gebruiken.
En doe de deur maar dicht, dan sto
ren wij dames je niet. Je zit zeker te
werken aan je speech voor de verga
dering.
Dus, weggezonden! antwoordde
mijnheer von Barenburg lachend; hij
trok de deur dicht, echter niet in 't
slot, bij liet haar ecu weinig uau
staan.
Zijn vrouw hoestte even; er was si
garenrook in dc kamer gekomen. Zoo
als ik zeide, was de deur niet geheel
dicht.
Natuurlijk luistert hij.
Wat kan dat schelen?
Dat kun u niet bcoordeelen, Juf
frouw. Men moet alles vermijden wat
een man in zijn ïjdelhcid kan ver
sterken. Ik zal toch probeeren te ver
tellen. Het was in belangrijke Jaar
van onze geschiedenis of liever aan
het eind van dat jaar.
Dc troepen, welke in Frankrijk ge
mist konden worden, kcerd?n terug.
De tijden waren slecht voor den land
eigenaar, mijn vader had dus het
dorp door het 'bouwen van kleine hou
ten huisjes iu een luchtkuuroord la
ten herscheppen; ons station was het
laatste voordat men aan de hoofdstad
kwam; wilden de militairen zicli dus
eerst wal opfrisschen, dan moesten ze
hier uitstappen. Wij verwachtten veel
bezoek: wü hadden emmers en tobben
vol water klaargezet en voor verfris-
Vhingen eezorgd. toen eindelijk het
eerst vau nllcn ons regiment gesigna
leerd wérd.
Mijn ouders en wij, lk de oudste
vooral, hadden het leeuwenaandeel
op ons genomen voor preparatieven
der ontvangst. Ik zag de knechts al
met eikentakken lonpen, de meisjes
•krolnsen vlochten.; ik moest zorgen
voor do heide wachtkamers, waarvoor
de officieren allerlei eten en drinken
moert worden klaargezet; moeder met
behulp van de huishoudster zou voor
de soldaten zorgen, „do brave jon
gens" en ook vader kwam aandragen
met hetgeen hij gewoonlijk in den kei
der bewaarde.
Acii hemel, wat was dat een druk
te, het hoofd liep er je van om'. Wij
waren zoo blij over den afloop, zoo
trotsch op hetgeen onze mannen
hadden uitgevoerd. Vooral óön jong
meisje werd de deur daar heel
zachtjes dicht gedaan? vooral één
jong meisje wist dat er een was bij al
die helden voor wien zij de sterren des
hemels wel tot een kroon had willen
vlechten en voor wien niets, neen
niets ter wereld mooi en goed genoeg
was.
Eikenblo den kransen had ik al
heel In de vroegte toen niemand op
was in massa's gevlochten. Nu zag ik,
dat de dorpsmeisjes deuren en ven-,
sters, den ingang van het perron von
het station, do wachtkamers alles met j
eikenloof versierdon en nog bezig wa
ren massa's kransen aan te sleepen.
En toen dacht ik: neen, de eik is
voor onze dapperen voor mijn held
niet goed genoeg... Lauweren moes
ten het wezen! Er was geen tijd meer
om lauriertakken uit de stad te laten
komen. Daar zou men ze trouwens
ook niet meer kunnen krijgen!
Maar wij hadden ook een boom.
Mijn hart klopte wel wat onrustig bij
die gedachte ja wij hadden, een lau
rierboom, een heel ouden boom niet
een prachtige» kroon; een heiligdom
van de familie. Want mijn grootva
der, toen hij nog een heel jeugdig of
ficier was, teruggekeerd uit den be
vrijdingsoorlog. had een tak In den
grond genlant op den dag van zijn
huwelijk. En uit dat takje was de
mooie boom gegroeid, hij was'In om
vang toegenomen en was gegroeid
even als de familie en hij viel mijn
vader als erfgenaam van liet land
goed ten deel.
Niemand had ooit, één tak afge
plukt van dezen dierbaren booin,
nooit had iemand .er één blad afge
nomen. Dik in do bladeren, donker,
van ouberispelijkcn vorm prijkte zijn
kroon. Bij huwelijks- of doopfeesten
vormde hii. het grootste sieraad van
de feestzaal. En hij prijkte boven het
hoofd van den doode, wanneer er een
sterfgeval m de familie had plaats
gehad. Maar ieder jaar werd zijn
feestdag gevierd; het was gewoonte de
Kerstgeschenken rondom den laurier
boom uit te stallen. En do mooiste;
dingen- een kostbaar collier, pen
waaier, een reukdoos, een ingepakt
goudstuk, werden door vader tussohen
zijn sterke takken gestoken. Dat was
een prei de pakjes uit den boom te
holen heel voorzichtig, om den
boom geen kwaad te doen.
Ik wierp een blik op de tafeltjesi
In de wachtkamer, alles zag er keurig
uit, verleidelijk en smakelijk! Alles
was"klaar. En ik sloop naar buiten
en toen naar huis waar de laurier
boom in de vestibule stond. Heel voor
zichtig sneed »k er enkele takken af
voor hem alleen... Neen dacht ik:
neen, flut kan niet, dut loojit te veel in
't oog. En ik voelde hoe het bloed mij
naar de wangen stroomde. Niemand
wist er iets van.... ik zelf wist hel
haast niet. Wij hadden elkaar maar
een paar keer ontmoet.
Heel toevallig ook op den dag der
oorlogsverklaring. Toen, In de opge
wondenheid van het oogenblik, had
hij tot mij gezegd:
Wil je op mij wachten, Anneke?
En hij zag mij aan eu drukte mijn
hand. Ik kon slechts knikken; de tra
nen rolden mij over de wangen. Eu nu
kwam hij terug, gezond, met een lit-
teeken over voorhoofd en schedel.
Mijn handen dwaalden rusteloos van
opgewondenheid door de lauriertak
ken.
Toen ik met de lauwertakken tot
eeu kraus gebogen over den arm naar
hel station terugkeerde, liep onze
oude Jolian, dien ik als beschermer
vun mijn schatten had aangesteld, on
geduldig heen en weer.
Ach juffrouw, juffrouw. Wat
Is er?
Ach hemel, daar zitteu een paar
menschen té eten en te drinken.
Het is niet to gelooveu! hoe is 't
nu tocli mogelijk? Jaag die brutale lui
dadelijk weg!
Dat durf ik niet....
Slaapmuts! bromde ik. En ik de
wachtkamer binnen. Eu warempel,
daar zit een oude heer heel geniakke-
lijk aan een tafeltje en bedient een
dame, die naast hem zit. Het lek<
een paar deftige menschen. Daar lette
ik op dat oogenblik niet op. In mijn
oogen waren zij niet beter dan wan
neer zij een' kerkroof hadden begaan.
Ik rekte mij uit met mijn lauwerkran
sen in al mijn voornaamheid.
Mijnheer en mevrouw, zeide, ik,
en mijn oogen zullen wel vonken ge
schoten hebben van toorn,
durft u het wagen van deze verver-
schingen to gebruiken, die bestemd
zijn voor onze vermoeide, hongerige
en dorstige helden!
De heer sprong op en wilde een boos
antwoord geven. Maar de dame was
ook opgestaan en zeide:
Zwijg liever, Hein rich! lk ben al
veel beter. En zij trok haar echtge
noot met zich mede naar buiten. Toen
ik hen volgde, hoorde ik in de verte
reeds hoerageroep. Zij komen!
hoera!
De trein nadert. Alles dwarrelt mij
voor de oogeD. Toch herken ik dien
eenc en werp hem mijn schoonste
lauwerkrans om den helm heen.
Dank, dank, Anneke! Daar valt
de dame uit de wachtkamer hem om
den hals. lk had mij reeds bij de an
deren gevoegd.
In een oogenblik was alles voorbij,
een .mogelijkheid één enkel woord,
één vertrouwd ijken blik met hem te
wisselen. Toen de trein weg was,
greep ik mijn vader onder den arm
en wees hem het oude paar, dat juist
in het rijtuig stapte.
Wie zijn dat?
Een gewezen president van de
kamer, Von Barenburg. Men zegt, dat
hij „Welkau" gekocht heeft.
„Welkau" was het groote landgoed
in onze buurt,
U gaat er zeker een visite ma
ken?
Neen, ik denk het niet. De oude
heer is een trotsche, stijve man, er
schijnt plotseling een eind gekomen te
zijn aan zijn openb.lTo carrière en nu
moet hij wat zonderling en meuscheu-
schuw geworden zijn. Maar waarom
interesseer jij je daarvoor? Mijn he
mel, wat een dag!
En stralend van vreugde ging hij
naar mijn doodvermoeide moeder en
omhelsde haai', in tegenwoordigheid
van al die menschen.
Waarom, ik mij interesseer voor
dien ouden Barenburg? Hij was im
mers den vader van den jongen Ba
renburg, mijn George. En dien man
had ik onbeleefd toegesproken, omdat
hij voor zijn uitgeputte vrouw de
moeder van George -- naar de eerste de
beste lafenis en versterking greep! Ik
was diep verslagen toen ik meehielp
alles op te ruimen, 's Avonds zaten
wij allen rustig in de warande. Ach
hemel! wat zag onze laurierboom
er uit. Maar vader zei geen woord en
moeder knorde nooit.
Een paar dagen later kreeg ik een
briefje van George met deze woorden:
Je hebt beloofd te wachten,- Anne
ke! En er lag een laurierblad in het
couvert. Ik was zoo blij, dat hij neg
aan mij dacht en legde mij zelf ..op ge
duld te hebbeu. Ik had het hem niet
gemakkelijker gemaakt zijn trotschen
stijfhoofdigen vader, wien ik zeker
niet rijk en aanzienlijk genoeg wis,
zachter tegenover mij te stemmen.
Afwachten tot er misschien eens een
goede aanleiding was, dat was het
eenïge. De tijd ging sneller dan ik
verwacht had. En daar was een heel
droevige reden voor. Mijn lieve moe
der werd ziek en toen berustte de hee
le huishouding op mij. Hoe gaarne
had ik alles gedaan om haar in 't le
ven te behouden. Maar in het eind
van den herfst stierf zij. Nogmaals
stond de laurierboom, kaal en geel en
ziekelijk aan het hoofdeinde van de
lijkkist. Toen verschrompelde hij ge
heel eu stierf. Niemand had zich dau
ook veel tijd en moeite gegeven hem
in het leven te behouden. Eu zijn
verlies was haast niet merkbaar, ver
geleken bij het veel zwaardere verlies,
dat wij te dragen, hadden.
Toen naderde Kerstmis. Niemand
scheen er aan ie denken in dezen ern-
stigen tijd. De jongere zusjes en broer
tjes liepen bedrukt rond. Den 2-ien De
cember na tafel, riep vader mij bij
zicli:
Je hebt toch wel aan een Kerst
boom gedacht? De kinderen mogen die
niet missen... Hij ging de kamer uit,
hij kon zich niet goed houden.
Ik was erg ontsteld. Neen,
het was niet in mijn hoofd opgekomen
voor een kerstboom te zorgen. Koek,
marsepein, vruchten dat was alles
in huis. Misschien liad vader cadeau
tjes gekocht en wou zoo als gewoon
lijk het feest vieren. En ik had ge
dacht dat er geen sprake w as van het
vieren van het feest. Ja, de kinderen..
Waren ze misschien even bedroefd om
dat het feest niet doorging als om den
dood van moeder?
Uit de stad kon onmogelijk een
boom meer gehaald worden. En ik
schaamde mij en durfde niet aan va
der te bekennen, dat mijn smart zoo
zelfzuchtig geweest was eu ik niet aan
anderen gedacht had.
Ik riep den ouden knecht Jo-
han, wij moeten een boom hebben.
Mooi gezegd juffrouw, hoe komen
wij daaraan?
Nu w ij hebbeu toch wel een den
in den tuin! lk meende natuurlijk
een pijnboom. Ja. wij hadden drie
mooie hoornen. Zij stonden in het
park en waren tweemaal zoo hoog als
het huis. Eu dan hadden wij nog een
heele massa eiken, beuken, berken,
linden, wilgen. Maar denneboomen of
pijnboomen of sparren hadden wij
niet,
Maar in „Welkau"'... daar hebben
ze wel jonge dennetjes heel mooie
boompjes! zei Johun.
lk stuurde hem weg en deed alsof
ik er geen raad op wist. Maar stille
tjes bedacht ik:
Dc bedienden mag Je niet over
halen tot stelen Anna, maar jij zelf
jij kan "t wel doen. Nood breekt wet.
Hot werd reeds een weinig sche
merachtig. Ik deed dus gauw mijn
mantel aan, zette een bonten muts op
eu met een handige keukenbijl gewa
pend, begaf ik mij op weg. Het sneeuw
de eeu beetje; dat trof goed. Ik wist,
dat de jonge denneboompjes dicht bij
de grens van ons landgoed stonden.
In minder dan een half uur was ik er.
Mijn hart klopte luide, lk lette er niet
op en had weldra een boompje uitge
zocht; ik dacht, dat ik het best naar
buis zou kunnen dragen. En nu kwam
het ergste. Ik zwaaide de bijl; de sla
gen werden door de echo in het stille
bosch herhaald. Maar ik keek links
noch rechts, Gauw, gauw! dat was
mijn eenige gedachte. Met een
gloeiend hoofd en luid kloppend hart
werkte ik voort, het vorderde goed, en
eindelijk kon ik het dennetje afbre
ken.
Ik keerde mij om en wilde het op
nemen en vluchten...
Halt! Een oude heer als jager ge
kleed stond eensklaps voor mij. Het
was of hii uit den grond was opgere
zen. Achter hem stond een Jonge man.
De oude was het die geroepen had, hij
versperde mij den weg en keek mij
vertoornd aan:
Kijk, kijk! dat jonge meisje'?
Ik moest mij laten aankijken,
mijn hoofd gloeide.
Wat, is dat niet die strenge
deugdzame sehoone van den dug van
den intocht? Die eén slok wijn dief
stal noemde? Ze schijnt zelf al heel
lange vingers te hebben!
Nu wierp ik mijn hoofd trotsch
In den nek. Een beleediging" Daar
kwam do -'-uige man nader:
Juffrouw Anna...!
In eens was al mijn trots en be
daardheid op den loop Ik snikte en
wilde mijn excuses maken.
De kinderen moesten een boom
hebben... al was... mijn lieve moeder
pas gestorven... ik wou iemand naar
de stad zenden, maar daar was geen
tijd meer voor. En onze laurierboom
onze laurierboom dien vader vroe
ger altijd gebruikte.... is.dood... Toen
ben ik heel stilletjes... niemand weet
het lk kon niet verder spreken: de
woorden bleven mij in de koel steken.
George was heel dicht bij mij ge
komen en sloeg zijn arm beschermend
om mij heen.
Je hebt mij eens wat van dien
ouden boom verteld Anneke, van den
laurierboom, geplant in den tijd van
den bevrijdingsoorlog, uw aller hei
ligdom. Je hebt er zeker te veel tak
ken van afgesneden op den weg
van den intocht voor ons, voor mij,
niet waar? Zeg Anneke, is dat niet
zoo?
Ik stamelde van ja.,;
Vader zeide George, dit is hol
meisje waar ik u vandaag nog van
gesproken heb. Voor degenen die zij
liefheeft verdedigt zij spijze eu drank
en plundert en steelt zij als liet noo
dig Ss
De oude man zag mij langen in-1
ernstig aan. Ik ontweek zijn blik niet.
Toen kwam er een zachte uitdrukking
in zijn ooeen. Die lauweren waren
die van haar? Het kostbaarste wat zij
te geven had en wat jij ooit ontvan
gen kon, mijn zoon. En daardoor is
haar boompje verdroogd en gestorven
en zij wou er een stelen.. Dan m«ct
ik haar de dennen van „Welkau" wel
cadeau geven om haar weer eerlijk te
maken. Mijn zoon kan toch niet wet
een dievegge trouwen. Of liet moest
wezen met eene die de harten steelt.
Nnmmer 32476.
Na vijf eu dertig jaren trouw©
plichtsvervulling iu het stoffige aeteu-
vak had Bernhard Kleiber rust" geno
men. Hij liad een ridderorde gekre
gen en den titel van raad en bracht
zijn vrijen tijd door met biljarten, de
krant lezen, wandelen en redencere»
binnen- en buitenshuis. Mevrouw
Kleiber vond hem onuitstaanbaar en
met recht, want hij koek in alle pot-
ten en pannen en in het huishoud
boek en bemoeide zich met huishoude
lijke dingen, die hem geen steek aun
gingen. Daardoor hadden er dikwijls
onverkwikkelijke tooueeléu plaats.
Mevrouw Kleiber was juist van