i
n
i
n
1
a
n
i
s
li
c
B
a
haar boodschappen thuis gekomen en
lei behalve tal van grooto en kleine
pakjes, welke meneer wantrouwig be
keek, ook een loterijlot op de tafel.
Wat i3 dat? vroeg haar man,
hoewol hij direct gezien had, dat het
een lot was voor den bouw van den
dom.
Een lot van de dombouwloterij,
mannetje. Kost maar I 1.80. Men kan
er f 50.000 mee winnen.
Maar f 1.80? antwoordde hij
me! gefronste wenkbrauwen, f 1.80 is
een heele soin, die uien niet zoo licht
zinnig wegsmijt. Voor f 1.80 kan ik
een heele massa dingen koopeu, naar
den schouwburg of naar een concert
gaan.
Zeker, Bernard. Wij kunnen ech-
t:r ook geluk hebben en do i 50.000
trekken. Stel je toch eens voor.
Air. op ons nummer 32-176 nu eens
een hoofdprijs viel...
Ik moet je illusies* verstoren, lie
ve Louise. De kans om te winnen is
1 op do 300. Iloudt men nu rekening
ei' mee, dat het getal van de werke
lijk wat beduidende winsten, waarop
ieder in het geheim natuurlijk hoopt
en speculeert, slechts 10 bedraagt
kijk, hier zie je hot prospectus dan
vermindert de kans, een hoofdprijs te
trekken, tot één op do 3000. Hiertegen
kan je toch niets inbreDgen. Daarom
is do aankoop van een lot een straf
bare lichtzinnigheid en verkwisting.
Met getallen om zich heen gooien,
was eon liovelingbezigheid van den
heer raad. Hij had door langdurigen
omgang met 't droge materiaal, het
tot een zekere handigheid in het s nel-
rekenen gebracht en was hierin zijn
vrouw aanzienlijk de baas. Nadat
hij nog een kwartier lang had door
geredeneerd, gaf zij, om er maar een
eind aan te krijgen toe, dat het beter
was geweest het lot niet te hebben ge
kocht en verzocht hem zich toch niet
zoo druk te maken om een kleinig
heid. Het volgende oogenblik had ze
er echter spijt van, de uitdrukking
..kleinigheid" gebruikt te hebben.
Een kleinigheid noem je dat?
Zijn stem beefdo en doorliep hooge
registers. Er zijn geen kleinigheden in
het leven on de vraag, of men in de
loterij moet spelen of niet, moet
mijns inziens grondig onderzocht wor
den. Ieder loterij-spel is ten slotte in
mijn oogen onzodolijk.
Ilij keek zijn echtgenoote uitda
gend aan, maar zij hield zich stil.
Ieder loterijspel is onzedelijk,
herhaalde hij met nadruk, en de staat
- is volgens mijn meening verplicht, het
nog veel meer in te perken, ja geheel
to verbieden. Waarom is hot onzede
lijk? Het prikkelt de hartstochten der
menschen, die graag zonder moeite
rijk zouden willen worden. Het klopt
den armen man het geldstuk uit den
zak, dat hij bitter noodig heeft voor
zijn dagelijksche behoeften. Het ver
nietigt het familiegeluk van duizen-
dtMaar ook in het gelukkige ge
vat: gesteld iemand maakt een winst
z-jggen wij van 100.000 golden...
Een allerliefst meisje met - bruin
hfiar en levendige oogen kwam met
hef theeblad de kamer in.
Mevrouw Louise herademde en ge
bruikte haar als bliksemafleider.
Waar ben je zoolaug geweest
Mnrie? Wat ben je warm!
trad op haar dochter toe en
str haar moederlijk over het haar.
Marie echter paste wel op te ver
tellen, waar zij geweest was.'Had zij
het gedaan, dan had meneer de raad
zekor anders gebromd dan over het
loterijlot.
Over dit thema ging hij nu voort:
Gesteld, iemand had f 100.000 ge
wonnen, dan zou ik dat r.iel voor een
gei uk. houden. Namelijk...
Do moeder luisterde maar met een
half oor, de dochter heelemaa! niet.
Haar gedachten waren nog bij wat zij
dien middag beleefd had.
Er was in do stad een museum voor
natuurwetenschappen, dat van vier
tot zes voor iedereen toegankelijk
was. .Maar er kwamen niet velen, om
do opgestopte dieren in de kasten en
de veie kevers en vlinders onder gla
zen to bekijkon. Daarentegen waren
de rustige zalen als het ware gescha
pen voor minnende paren, die elkaar
ongestoord wilden spreken en het ove
rigens nergens konden doen. Daar
oniinoette mejuffrouw Marie Kleiber
somtijds een flinke» jongen man, die
zoor veel haren Pp den zwarten kroes
kop had en zeer veel frissclie tce-
kouistidealen, maar op lange na niet
z joveel geld als de raad Kleiber voor
onvoorwaardelijk noodig hield, als
men zijn dochter het hof wilde maken.
Daarom had de raad, toen do bedoel
de jonge man zijn bezoek maakte en
onverschrokken om de hand der uit
verkorene vroeg, hem beleefd, maar
zeer beslist de deur uitgepraat en zijn
dochter den verderen omgang met den
voor haar niet passenden vrijer ver
boden. Het resultaat waren de samen
komsten "bij de zwijgende apeu, slan
gen en kevers, waar de jouge lieden
elkaar van hun onwankelbare liefde
de verzekering gaven en op betere tij
den hoopten.
Zeer onverkwikkelijk was het
kwartiertje geweest, dat Paul Wie
gand in de kamer van den heer raad
doorgebracht had.
U heet dus Paul Wiegand, bent
teckenaar en lithograaf en wilde mijn
dochter huwen? Ik heb u toch goed
verstaan?
Jawel meneer de raad, antwoord
de de jonge man snel, wij beminnen
elkaar.
--Ik zal mijn dochter over dit
laatste punt ondervragen. Hoeveel
verdient u jaarlijks? Of hoeveel pri
vaat vermogen bezit u?
Vermogen heb ik niet, meneer
de raad. "Wat ik verdien is ook nog
zeer bescheiden, nl. 1200 gulden in
"het jaar.
En dus verwacht u dat ik heel
vriendelijk het ontbrekende er bij doe
niet waar?
Ik heb vooruitzichten, meneer.
Vooruitzichten zijn erg onwezen
lijke dingen, Een paar nullen aan
een getal opgehangen, zijn mij vrij
wat liever. Weet u wel wat tegen
woordig het vleesch kost, jonge man?
En de boter? Nog heelemo.nl de klee-
ren niet gerekend en de hoeden en de
handschoenen, die uw vrouw noodig
hoeft? Voor den eenvoud van een nn-
tuurmensch heb ik mijn dochter niet
groot gebracht.
Wij beginnen eenvoudig, meneer
de raad. Do liefde...
Neen, u begint in t geheel niet,
meneer, en de liefde moet u maar uit
uw hoofd stellen. Dat doet eerst wat
pijn, maar later gaat het wel. Als u
oen fatsoenlijk inkomen hebt, fcunt u
weorkomen.
Zoo verging het Paul. Wiegand en
meneer Kleiber meende de waardig
heid der familie en de belangen van
zijn dochter op uitstekende wijze te
hebben vertegenwoordigd.
Kleiber behoorde tot die menschen
die een thema niet zoo licht laten va
ren, maar er steeds op terugkomen.
Nummer 32476 van de dombouwloterij
was nog dagenlang eon steen des
aanstoots en de oorzaak van den
vrede storende uiteenzettingen, tot
dat mevrouw Kleiber op een avond
verklaarde, dat zij het lot gegeven
had aan haar waschvrouw, wier doch
ter, die eveneens waschvrouw was,
een groot huishouden had.
Nu echter was de raad eerst recht
ontevreden.
Men moet een lot nooit wegge
ven, zei hij. Nu je het eenmaal had
Louise, moet je 't, mijns inziens ook
behouden. Do mogelijklieid van iets
te winnen, is toch gegeven, al is zij
ook maar klein. Wint het nummer,
dan is je ergernis groot.
- Maar je meende toch zelf Ber
nard, dat wij toch niets zouden win
nen
Zeker meen ik dat ook nu nog,
dut jo lot een niet zal zijn. Wat voor
pleizier heb je dan, als men de zaak
een ander standpunt bekijkt, die
vrouw gedaan'? Ze zal zeer teleurge
steld zijn geweest, toen ze het lot
kreeg en heeft stellig wat anders van
je verwacht In ieder opzicht was dus
het weggeven van het lot, een mis
greep Louise.
Wat de gevoelens betreft, welke de
waschvrouw bij het zien van het lot
koesterde, daarin had de heer raad
het nu eens bij het rechte eind.
Te huis aangekomen, had vrouw
Westerkamp het lot in de dikke,
door zeep en soda erg gehuvende vin
gers omgedraaid en gezegd: Wat doe
ik met dat ding Anton? Arme lui
winnen toch niets. Mevrouw had wel
een beetje dieper in den zak mogen
tasten.
Nu, men kan nooit weten, meen
de Anton Westerkamp. Wanneer
is de trekking?
Den eersten Maart, was het ant
woord.
Dcnzelfden avond verwisselde het
let reeds weer Yan eigenaar. In een
rooi ijk gezelschap, waarin Anton
Westenkamp geraakt was, verzilvee
de do lichtzinnige man het lot tegen
f 1.20, die hij echter ook nog in aan
gebroken toestaud naar huis bracht.
Een huurkoetsier ging er met num
mer 32476 van door.
In 't huis van Kleiber was van 't lot
niet langer sprake, nadat n«De*r
"Tciher langzamerhand gekalmeerd
was. Ook den trekkingsdag liet men
komen en voorbijgaan, zonder van
hem notitie te nemen.
Marie Kleiber ging niet meer naar
de kevers en vlinders, stellig niet
omdat er daar voor baar niets meer
te leeren en te studeeren was, maar
omdat Paul Wiegand daar ook niet
meer kwam. Die was reeds sedert we
ken door zijn firma op een reis naar
het buitenland gezonde;; De jongelui
sdhrev.n elkaar vlijtig en in liet ge
heim. Ook koesterden zij de heerlijk
ste verwachtingen. Paul Wiegand
had namelijk in zijn laatste schrijven
laten doorschemeren, dat zijn chef
bij bevredigende resultaten met zijn
werk, hem een vaste en Ixder betaal
de betrekking zou geven. En dan
wou de1 jongeling nog eenmaal op
nieuw bij den heer raad zijn geluk
beproeven.
Eens op een dag, in het begin van
Maart, welke zicb zeer zonnig cn
vroolijk liet aanzien, kwam mevrouw
Kleiber opgewonden van de wande
ling thuis.
Er had in do courant gestaan en in
alle winkels waar loterijioten te
koop waren, was te lezen geweest,
dat nummer 32476 gewonnen had.
Wel geen 75,000 maar 50,000 gulden.
Men had den geluksvogel dus iu de
hand gehad en hem laten vliegon.
De- raad had ecu fabelachtig geheu
gen voor getallen, een vergissing was
uitgesloten. Bovendien had mevrouw
het nummer in haar aanteekenboekje
opgeteekend.
Groote verbazing, xedeneeren en
ergernis.
Heb ik het niet gezegd Louise,
viel de raad uil.
Waarom heb je het lot wegge-
veu? Aan jouw lichtzinnigheid heb
ben wij het nu te wijten dat wij
50,000 gulden minder hebben. Waar
achtig, wij hadden het best kunnen
gebruiken, want mijn pensioen reikt
niet verder dan het hoognoodige.
Iladt je niet altijd gezegd Bern-
hard, verdedigde zijn vrouw zicli
dat het onzedelijk was in de loterij
te spelen, dan had ik hel lot gehou
den.
Wij hadden naar Zwitserland
kunnen reizen of naar Parijs. Nu
hebben we niets. Nu krijgt die
waschvrouw, dia Westerknrnp alles.
Mijn hemel, wat heeft dat mensch
een gelukl
En hij nam hoed en stok en storm
de door de straten naar de Wesler-
kamps. Of die liet al zouden weten?
Maar natuurlijk dat hoort men da
delijk van goede vrienden. I)e Wes
terkamps wisten echter nog nïet3.
Het lot heeft werkelijk gewon
nen? riep ze uit, toen zij de toedracht
vernam.
- Ik feliciteer u, zei de heer Klei
ber zuurzoet. Vijftigduizend dat
is voor jou een fabelachtige rijkdom
beste vrouw. Nu hoef je niet meer
uit wasschen te gaan. Je hebt je ge
luk te danken aan do goedheid
hm van ihijn vrouw.
De oude haalde haar bczeepte ar
men uit do waschlobbe.
.Ta u zou me kunnen felicitce-
ren als wij het lot nog hadden.
Maar die Anton, die man van. mij, die
hoeft het verpatst.
De woede vau de arme vrouw was
begrijpelijk, doch werkte meer ko
misch, .dan medelijden wekkend.
Toen da klaagliederen steeds heviger
werden, vluchtte Kleiber naar buiten.
Het was hem nu verder onverscliil-
lig, wie ten slotte de gelukkige win
ner was. Hij zelf was liet in elk ge
val niet, en dat hij het niet was, daar
aan was zijn vrouw schuldig. Vrou
wen handelen toch altijd naar den
indruk v an het oogenblik. zonder een
zaak tot het einde door te denken.
De heerlijke 50,000! Een geluk, <ïaf
onder honderdduizend menschcnle-
vens nauwelijks voor één Is wegge
legd, dat had ruen zoo maar weggo-
worpen. O, het was om uit je vel te
springen!
Mevrouw Kleiber moest zoo vaak
over haar misstap hoor en, dat zij or
aan dacht, watten in haar ooren te
stoppen. Nog 's avonds in bed praat-
Kleiber over de vijftigduizend, die
men had kunnen hebben.
Maar ook over Anton Westerkamp
ontlaadde zich dien avond een vree-
selijke onweersbui eu er volgde een
familiedispuut, dat hand tas tel ijker
eindigde dan bij de Kleiber's.
Nu, over alle teleurstellingen komt
men een maal heen en ook over het
onderwerp dat het meest besproken
wordt, raakt men eenmaal uitge
praat. Bij de Kleibers zou de geschie
denis ock al lang uit zijn geweest als
de kranten er niet voor gezorgd had
den, dat de heele wereld zich ook
verder met nummer 32476 bezighield.
De gelukkige winner was nergens
te vinden!
Een week en nog langer was i'eeis
verloopen en de eigenaar van het lot
ineldde zich niet aan. Dat was zeer
merkwaardig. Niemand draalt ge
woonlijk lang met zich aan te mel
den, als hem een vermogen moet
worden uitbetaald.
De slimme huurkoetsier, die het lot
voor f 1.80 gekregen had, was spoe
dig gevonden. Die trok zicli do haren
bijna uit, toen hij hoorde hoe nabij
Fortune hem geweest was. Hij had
echter reeds den volgenden dag het
onzekere stukje papier voor reëeler
genot van het oogenblik weggegeven.
Men hoorde nog van een verderen
kortstondigeu bezitter, die ook niet
op de trekking had kunnen wachten
toen echter ging het spoor van het
lot in volkomen duister verloren.
Wie had nummer 32476?
Na twee dagen vernam hot niet
do wereld, maar eerst alleen een
raenschenhart dat luid van vreugde
en geluk klopte. Dat was bijna te veel
heerlijkheid en zegen op eens, toen
Mario Kleiber uit den laatste» brief,
dien liaar getrouwe Paul haur
schreef, zag, dat hij en geen ander
in het bezit van het geluksnummer
wasl
Paul Wiegand had hei lot. toen
men het hem eens op een dag te koop
aanbood, in sombere stemming ge
kocht
Waarom zou hij het niet eens met
do loterij probeerexi"? Tot nog toe had
zij hem juist niet tot'haar lieveling
uitverkoren, maar misschien veran
derde de luimige godin van gevoelen.
Waarom zou hij niet onder de win
ners zijn?
Nog een tweede bericht bevatte de
brief, namelijk, dat het haar Paul
•olkomen gelukt was, de gunst van
zijn veeleiscliendcn principaal te
:rwerveii.
Het was niet aan te nemen dat
raad Kleiber zulk een vrijer de deur
voor de tweede maal voor den neus
zou dichtslaan.
Dat gebeurde ook niet.
Als in triomftocht haalde de heele
fumilie liet gelukskind vau den trein
en het opperhoofd der familie voerde
zijn dochter zelf tot den welkomen
schoonzoon. Kleiber was in het beste
humeur. Nu kwam liet verloren gc-
lukslot toch in de familie en zijn
dochter Mario zou het genot er van
hebben, liet geluk had slechts oen
kleinen omweg gemaakt, om hen te
bereiken.
Nu ik geld heb, ben ik dus wel
kom, kon Paul Wiegand echter niet
nalaten te zeggen.
En dat is ook de hoofdzaak,
antwoordde de raad. Jongelui
ien: do lioofdzaak is de liefde,
dan komt het andere vanzelf terecht»
Oudelul echter spreken juist omge
keerd.
(Prov. Gron. Ct.)
De Stadievriend.
door Joseph MonteL
Raadsheer Constantin Varadjne
was juist zijn studeerkamer binnenge
gaan en stond op het punt een sigaret
aan te steken, zooals het oeu goed
Rus l>etaamt, vóór hij zich aan ge
wichtige bezigheden gaat wijden, toen
de knecht binnentrad.
Excellentie, er is beneden iemand
die u wenscht te sproken.
Ileefl hij zijn naam niet genoemd
en niet gezegd wat hij verlangde
Hij staal er op. u dit el-echts per
soonlijk mede te deelen.
Zeg hem dan, dat ik thans nie
mand kan ontvangen.
Dit heb ik reeds gezegd, Excel
lentie, maar hij beweert, dat hij een
riend uit uw jeugd is en dat uwe Ex-
rellen tie er spijt van zal hebben hem
zoo te laten vertrekken.
't Is vreemdEnfin, laat mijn
heer bovenkomen.
Twee minuten verliepen do dour
werd geopend en de bezoeker ver
toonde zich op cleai drempel. Varadi-
ne kende hem niet. De vreemdeling
echter snelde mat uitgebreide armen
op hem toe.
Goede, oude vriend Wat bon ik
blij je we- r te zien Hoo is 't je toch
gegaan, sedert we eikaar uit het oog
verloren. Goed, hoop ik....
Varadine kon zich slechts met
grooto moeite aan zijn omhelzing ont
trekken.
Pardon, ik geloof, dat ge u ver
gist dat go den verkeerde voor hebt.
Wat, kent gij mij niet meer Ben
ik dan zoo veranderd Ik ben Vas
sal! Sarkof en wij hebben samen aan
liet Luceum gestudeerd. Ik had ge
hoopt, dat uw geheugen even trouw
zou bljjken als het mijne, maar he
laas I... Gij herinnert u mij dus in 't
geheel niet. meer
Vassali Sarkof Ja... die naam
komt mij wel bekend voor, maar....
Excuseer me... ik had u werkelijk niet
herkend, iu hoe langen tijd hebben
we ook niets van elkaar gehooid
Wel in langen tijd, hervatte do
vreemdeling, en er klonk een zacht:
verwijt uit zijn stem, maar... we
hebben toch zoo vete gezellige uren
samen doorgebracht.
Hij was intusschen gaan zitten, heel
op zijn gemak, als iemand, die zich
volkomen thuis voelt en begon aller
lei voorvallen op te halen uit hun
studententijd, vroeg naar verschillen
de stud iogenooten, waarmee, naar hij
kon verwachten, dat' Varadine con
necties had aangehouden, in één
■woord Varadine kon niet meer twij
felen.... hij hitd een ouden kameraad
voor zich.
Hij kon niet nalaten, diens wel
sprekendheid te bewonderen wat een
geestige, gezellige prater overal wist
hij over mee te spreken en Varadine
haid nauwelijks gelegenheid er een
woord tusschen te krijgen. Aanvan
kelijk amuseerde hem die woorden
vloed, maar nadat het gesprek zoowat
een half uur op die overbluffende ma
nier had geduurd, begon het heele le-
val hem toch vreemd voor te komen
kwam hij onwillekeurig tot de
zeer logische gedachte
Wat bezielt dien man toch eigenlijk
om, na een scheiding van vijf en twin
tig jaar, mij plotseling te komen op
zoeken en dan-oni half zes 's mid
dags; -waaraan moei ik die overdre
ven hartelijkheid eigenlijk toeschrij
ven, en dan weet ik nog steeds niet
het eigenlijk doel van zijn bezoek
Zou hij misschien in geldverlegen
heid zitten?....
Excellentie, er is gediend.
Varacime wierp eon veelbeteekenen-
den blik op de pendule.
Reeds over zessen Wat vliegt
die tijd u wilt me, hoop ik, excu-
seeren, beste Sarkof, maar mijn
mijn vrouw wacht me aan tafel... Tot
genoegen Ik hoop u spoedig eens
weer te zien.
Wat is mijn oude vriend veran
derd Hoe: koel ben jo geworden ik
had op vriendelijker ontvangst gere
kend.
Kcol... t Deed me toch wol ge
noegen w-eor eens over den ouden tijd
ie praten. Maar thans... heusch....
mijn diner wordt koud
Wat hindert dat... wij zullen er
niet minder gezellig om eten.
Wij Hoe bedoelt u
Vel, wij beiden, uw vrouw cn
'Oixlere huisgenooten...
Ge inviteert u zelf dus
Wel neen, maar gij zult me, hoop
ik. invïtoeren.
Denkt ge
Ik beu er zeker van.
Zonder verderen vorm van proces
haalde Vassali Sarkof een revolver
uit zijn zak en legde deze vóór zich
op tafel. Beste vriend, hernam hij
doodkalm, ik ben zoo gelukkig je
weer te zien na een zoo lange schei
ding, dut ik er niet toe kan besluiten,
je zoo spoedig alweer te verlaten, en
trouwens... ik heb er ook te veel be
lang bij, in je nabijheid te blijven,
dat ik er niet aan donk, thans heen
te gaan. Ik sta er beslist op. vandaag
kennis te maken met uw vrouw on
kinderen, zoo je die hebt, in één
woord, met je heide omgeving. Ge
kunt me als oud studievriend gemak
kelijk tegenover uw vrouw aan tafel
noodigen. Je weigert me dit niet,
nietivaar Constantijn... je bent nog
wel de oude joviale makker van vroe
ger en zult mij de dour niet. wijzen.
Constantijn had in oen oogonbiik
den toestand overzien. Hij was in de
macht van dien man, die zenuwach
tig met de revolver zat te spelen.
Hij begreep, dat. wanneer hij bleef
weigeren, hij, vóór hij hulp zou kun
nen roepen, oen kind des doods zou
zijn. llij nam dus spoedig eon be
sluit
- Luister, mijn vriend, sprak hij
met zijn beleefd glimlachje, wij heb
ben natuurlijk niet op een gast go ro
kend, maar doe ons het genoegen en
blijf bij ons dineeren.
Vassali stond op en borg de revol
ver in zijn zak.
Nog één verzoek, Constantijn, zei
hij, zijn gastheer de hand drukkend
doe niet moer zoo afgemeten, behan
del me toch als oud vriend en tutoyeer
me.
Als go dit wenscht
Natuurlijk, onder oude vrien
den I
U hebt... je hebt gelijk, wees dus
zoo goed mij te volgen.
Zoo traden zij de eetkamer binnen.
II.
Een uur óf twee later bevonden de
beide heeren zich weder in de stu
deerkamer van Varadine.
Deze had zich aan tafel good gehou
den, maar thans, men kon '1 hem
duidelijk aanzien, wus zijn geduld ten
einda.
Zijn toestand was dan ook afschu
welijk geweest.
Anderhalf uur aan tafel te zitten
met iemand vail wien men weet, dat
hij bij het minste of geringste zijn
pistool voor den dag zal halen, steeds
te voelen het govanr, waarin vrouw
on kinderen zich bevinden 't was wel
om iemand zenuwachtig te ma kon.
Wat echter te doen Een knocht
waarschuwen
Sarkof zou dit dadelijk merken on
wie weet, wat er dun gebeuren zou...
Neen, 't beste maar, was kalm af te
wachten, hoe de zaak zou afloopen.
„Geduld en onderworpenheid",
dat waren de boide wachtwoorden.
Aan tafel had de man zich onberis
pelijk gedragen hij had woorschijn-
i'.jk ïtho êeii allergunstigste» indruk
gemaakt op de vrouw des huizes,
klaar... hoe 't ook zij... de man w as
er nog en «at nu doodkalm tegenover
hem oon sigaret te rocken.
Eindelijk stond Sarkof van zijn
stoel op, tot groot genoegen van Va
radine.
Mijn waarde, zei hij hartelijk, ik
kan niet anders doen dan mijn liar-
telijken dank betuigen voor do mij
betoonde gastvrijheid. Nog één ding
heb ik u te verzoeken, alvorens u te
verlaten, namenlijk dit Doe mij het
genoegen en vergezel mij tot aan de
buitendeur, blijf op den drempel nog
even met mij praten on druk mij dan
tot afscheid kameraadschappelijk de
hand.
Constantin keek hem verwonderd
aan... Zou de man wel toerekenbaar
zijn
Is dat verzoek ernstig gemeend?
Zeer ernstig en ik w i 1, dat ge
daaraan zult voldoen.
Met een glimlach haalde hij weer,
al spelende, de revolver voor den
dag.
Welnu, het zij zoo.
Eindelijk was het oogenblik van
•erlossing dan toch aangebroken. Va
radine hielp „zijn vriend" voorko
mend zijn jas aantrekken en volgde
hem tot op den drempel der huis
deur.
Een wonderlijk» kerel, die Vassali.
Hij was geheel onder den indruk bij
het afscheid nemen van zijn ouden
vriend, hij scheen liaast niet weg te
kunnen komen eui keek op straat nog
telkens cun, steeds groetend en, zoo-*
als Varadine duidelijk zag, met tra
nen in da oogen, die hij zich niet
schaamde, openlijk weg te wissclien.
Eindelijk achtte Varadine 't oogen
blik gekomen, zich terug te trekken,
't Was nu mooi genoeg. De coinedie
had hem-al lang genoeg geduurd.
Hij ging naar binnon cn sloot de
deur.
III.
Weer zat Varadine in zijn studeer
kamer, maar zijn werk wilde niet
vlotten. Hij kon zijn gedachten ei
niet bijhouden; dat vreemde bezoek
liet zijn hersens niet met rust. Meer
en nicer vatte het denkbeeld bij hem
post, dat er iets niet in den haak
was niet den man, die zich zoo hard
nekkig als „rijn oude vriend" tracht
te voor te doen. W« ken er voor ge
heimzinnigs achier zitten?
Eindelijk kwam hij tot een besluit
Hij moest er meer van weten. Hij
liet dadelijk inspannen en Teed naar
het kabinet van den Officier van Ju
stitie, wien hij zijn avontuur mede
deelde.
Deze sprong van zijn stoel op.
Vassali Sarkof!,.. Óf ik hem
kenl... Vol ontzetting bracht hij dfl
hand naar het voorhoofd.
Weor. ontsnapt de schurk... Hij
s een van onze gevaailhkste nihilis;
ten.
Reeds sedert acht dagen loeren
mijn agenten op hem en juist van
daag meenden ze hem op hel spoor
te zijn; zij hadden hem slechts te ar
resteeren, toen do booswicht bij u
aanschelde, werd ontvangen en te
uwen huize Lleef, hetgeen hen in de
veronderstelling bracht, dat zij op
een dwaalspoor waren geweest. Niet
waar... hoe konden zij denken, dat u
een der nihilisten gastvrijheid zoudt
verleenen.
Verslagen zat Varadine voor zich
uit te staren. Nu was alles opge
helderd. Nu begreep hij dat dringen,
do verzoek hem toch in het bijzijn
van zijn huisgenooten en vooral van
de bedienden, te tutoyeeren en bo
vendien dat zenuwachtig aandringen
om hem zelf uitgeleide te doen tot
aan do huisdeur. Do menschen en
misschien mogelijke spionnen moes
ten zien, hoe inticn hij omging met
den Raadsheer.
Varadine... Dit alleen zou vol
doende zijn om allen twijfel weg te
nemen, als zoude hij de algemeens
gevreesde en vervolgde nihilist zijn.
Hij is ons weer te slim af ge
weest, zuchtte de man der Rechter
lijke Macht; die schurk geeft ons
handen vol werk.
(Centrum).
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34 Telephoou 1543.
PROBLEEM No. 355,
van
C. d e G r a a f.
2 wart
I
I"
Wit
m
:jïi
9L
1 Mi
m
W
m
m
W
0
JË
m
m
ju
Zwart. Schijven op 7, 9. 10, 12, 13, 14 17, IS, 20, 22, 23, 25. 25, 28 en 29.
Wit Schiiien op 27, 31, 34, 35. 37 38 40. 52, 43, 44, -45, 48 en 50.
PROBLEEM No. 366»
t:
téÉ.
N
i SS?
a
a
'm.
is
1
m
i
M
a
v
i m
i,
wJrW
a
itJ
4li 47 48 4» bu
Zwart. Schijven op 2, 3, 6, 9, 11. 12, 13, 14, 15, 16, 18, 22 en 23.
Wit. Schijven op 2-4, 25, 26, 30, 31, 32, 33, 34, 36, 38, 39, 42 en 49.
Oplossingen van deze probleems
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 11
Juni a.s.
Oplossing van probleem No. 361 van
den auteur Wit 31-27, 48—43, 28—22,
50—44, 23 3, 3 1!
Oplossing van probleem No. 362, van
den auteur Wit 40-34, 35—30. 34—29,
32 23, 39-30, 42-37, 38 9t
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren: M. ten Brink, P. J.
Eype, W. J A. Matla. P. Mollema, C.
Serodirii, I. Siegerist.
VOOR DE JEUGD.
Thans zullen wij het weer eens heb
ben over „meerslag". Wat men daar
onder verstaat, zult gij zeker nog wel
welen.
Juist tengevolge van het voorschrift
dat steeds hel grootst aantal sciiijs en
moet geslagen worden, ontstaan zoo
veel mooie, onverwachte slagen en
verwikkelingen. Men lette er daarom
steeds op, of de tegenpartij door toe
passing van „meerslag" nadeel toe
brengen kan.
In het hier volgende voorbeeld
wordt meerslag op uitstekende wijze
in toepassing gebracht.
Stand
Zwart. Schijven op: 1, 2, 9, 13, 14,
36.
Wit. Schijven op 22, 23, 33, 37, 38,
48.
Zwart aan den zet, overweegt, gelijk
men steeds behoort te doen. den bes
ten zet en ziet, dat wit zwak is nan
den korten vleugel. Hij laat zich daar
bij leiden door de volgende redeuee-
ring: