BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
SSKSt™ GROOTE HOUTSTRAAT 55. ADVERTENTtftN DOELTREFFEND.
29e Jaeigmg. ZATERDAG 15 JUNI 19IJ No 8890
DE ZATERDAGAVOND
CF !0 CENT FES WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Kijke Natuurleven
ADSP1DIS TRA's en CLIVIA s.
Voor iedef, die er zich aan heeft
gehecht, is een Kamerplant onmis
baar.
Zo vroulijkt het huis op en brengt
leven, ook zonder dut haar bladeren
wuiven of gonzende bijen om haar
bloemen zweven.
Kamerplanten vormen den schakel,
die ons verbindt met de vrije natuur,
als we door ons kluuaat gedwongen
worden, het grootste deel van den tijd
binnen door te brengen.
Als de sneeuw langs de ramen
dwarrelt of do musschen als kleine
donsbolletjes op de dakgoot ineenge
krompen zitten, herinneren de plan
ten in huis ons aan lente- en zomer
weelde.
Maar behandel ze dan ook goed en
faat hen niet verkwijnen, langzaam,
langzaam aan, tot ze als gele stokjes
of dorro kraakblaadjes getuigenis af
leggen van uw weinige dankbaar
heid voor zooveel goede gaven.
Er zijn pscudo-kweekers, die hoofd
schuddend bij hun Adspidistia (kwar-
tjesblad) staan, terwijl ze de plant
toch zoo'n mooi hoekje onder den
schoorsteenmantel hebben gegeven.
„Mijn varentjes groeien maar niet"
klaagt een ander „en ze krijgen toch
volop zon".
Nu is het in dergelijke gevallen
geen wonder, dat de planten het niet
uit kunnen houden. De een krijgt te
weinig, do andere te veel licht.
Voor den plantenvricnd is er geen
droeviger gezicht, dan het langzaam
zien afsterven van blad na blad en
daar heel wat planten, in onze ka
mers, ondanks de trouwste verzor
ging toch niet kunnen tieren, omdat
ze er nu eenmaal niet op zijn inge
richt, kunnen we niet beter doen, dan
die soorten to kiezen die zich, evenals
de huisdieren, zoo langzaam aan,
hebben aangepast.
Do stérkste onder de sterken is
wel do reeds genoemde Adspidistra.
Flinke, stevige wortels doorwoelen
den grond en hun zware bouw zegt
al wel, dat we de planten h,d wat
voedsel moeten geven, willen zo mooie
bladeren om hoog si uren en prachtig
groen blijven.
Staan ze in voedzamen grond op
een niet te zonnig plekje aan het
raam, dan kon.t bijna week aan week
een blud omhoog, eerst door een
scbeede beschermd, maar weldra
zich vrij ontrollend tot een mooi breed
vlak, glanzend groen en sierlijk van
lijn.
liet. blad is bij Adspidistra's hoofd
zaak. Willen we Uit prachtig laten
ouLwikkelen, dan moeten we van tijd
tot tijd met kracht optreden.
De kleine, half bruine exemplaren
moeten verwijderd worden en de
grootere, die legen en over elkaar
gruoien, wat worden verdraaid cn ge
bonden. Dan eerst wordt een Adspi
distra een werkelijk mooie plant,
dan kan ze wedijveren met de mees
te kuuierpalmen, dan is ieder blad op
zich zelf een juweel.
De bloemen zijn meer eigenaardig
dau mooi. Als groene knoppen, spits
toeloopend, verschijnen ze van tijd tot
tijd boven den grond, zwaar van
bouw en zoo toegerust, dat we zou
den verwachten, dat ze minstens een
paar d.M. hooger zuilen gaan. Plot
seling is echter de groeikracht ver
dwenen en, nog op de aarde rustend,
openen ze zich en laten het~ülakleuri-
ge hart zien. De dikke bloembladen,
groen met paars, buigen ver uiteen
en de breede stempel sluit plotseling
ieder nieuwsgierig oog buiten.
Wat daaronder woont, is Elechts
uit te maken, als we haar vernielen.
Zonder opoffering geen vermeerde
ring van kennis. Wat die acht meel
draden duur ouder doen, is vrijwel
nog een biologisch raadsel. Allo be
slui vingstheorieèn, geldend voor onze
inheenische bloemen, staan hier
stop.
Men zegl, dat in hun vaderland,
slaggen als Adspisd.strabestuivers op
treden, maar dat is in huis uict zoo
gemakkelijk uit te maken. Een feit is
het, dat er wel op de een of andere
manier kruisbestuiving moet plaats
hebben, want onze kamerplanten, die
zich dan toch zelf zouden kunnen
helpen, als het systeem bestond,
brengen het, voor zoover ik het heb
kunnen nagaan, nooit tot vruchtvor
ming. De bloemen, eerst zoo vleezig,
verdrogen snel en weldra zijn er nog
slechts bruine vliesjes, om de plaats
aan te geven, waar eerst de merk
waardige bloem zich opende.
De kamerplant, die in kracht op
ons ku nrtjesblad volgt, is wel do
Clivia. Het is een ouderwetsche. stij
ve plant, die lang nic-t die sierlijke
lijnen heeft welke de Adspidistra's
vertoonen, maar die toch, juist door
haar gewilligheid, nog wel een aar
dig figuur in onze kamers maakt.
Ze werd uit Zuid-Afrika ingevoerd
en gedijde uitstekend. Heel wat z.g.n.
Ivaapsche planten zijn uit de cultuur
verdwenen of naar een verloren
hoekje van de kvveekerij verhuisd,
maar de Clivia heeft zich weten te
handhaven tot op den huldigen dag
en naast „Geraniums" (Pelargonium
Zonale) en Fuchsia's is het een onzer
meest geliefde kamerplanten gewor
den.
Een voordeel is hef, dat zo den ge-
heelen winter mooi blijft.
Wanneer we bij het verplanten, wat
eigenlijk ieder voorjaar moet gebeu
ren, haar wortels bekijken, wordt liet
duidelijk, dat ze evenals de Adspidis-
tra's heel wat noodig hebben.
Bij mij krijgen ze om de veertien
dagen een paar scheutjes uit een
flesch, gevuld met een eminent voe
dingsmiddel. Het is geen fabrieks
geheim. Op het etiket, als ik dit noo
dig had, zou ik kunnen schriiven
„faecis aquaticus' of in het IIol-
landsch verdunde mest. Met zoo'n
extract doet men wonderen. Ieder
scheutje schijnt een nieuw blad te
voorschijn te roepen en als we er in
den winter een tijdje mee ophouden,
om de planten wat rust te gunnen,
wekt het in het voorjaar nieuw le-
veu.
Nooit mag ook*een Clivia in de fel
le zon staan en veel water geeft lee-
lijke bladeren. Alleen als de grond
hard wordt, moeten ze wat hebben en
dat is altijd aan het bovenlaagje te
s Winters bevriezen de bladeren
vrij gemakkelijk, zoodat zo niet in
een vertrek kunnen staan, waar de
temperatuur 's nacljts te veel daalt,
Zoo schenkt, goed behandeld, de
Clivia het geheele jaar door veel
kweekgenoegens en soms zendt ze
uit dankbaarheid tweemaal per jaar
een forschen stengel, dicht met mooie
oranje-kelken bezet, naar boven, om
wat afwisseling te brengen in den
anders wat eentonigen .vorm der bla
deren.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
De Moderne Kinderkamer.
Do moderne richting, die overal en
op allerlei gebied merkbaar is, heeft
ook in de kinderkamer baar intrede
geiiouden en groote hygiënische voor
deden heeft zij gebracht, dio de li
chamelijke ontwikkeling der kleinen
althans ten goede zuller. komen. Nog
zijn die verbeteringen niei overal en
tot in alle rangen en standen der
maatschappij doorgedrongen, maar
toch winnen ze steeds meer veld.
Als we de prenten en platen uit
vroeger lijd eens goed bekijken, dan
zien we daarop: den loopstoel, een
houten stel op wielen, waarin het
kind leerde loopen. Met borst en arm
pjes rustte de kleine op den boven
rand van dit toestel, schoof het voor
uit en.werd dan als van zelf meege
trokken. Op dezelfde manier werkte
ouk de loopmand; maar beide instru
menten zijn afkeurenswaardig, daar
liet jeugdige, nog niet gevormde li
chaampje, een veel te sterken druk
ondervond; wat weer aanleiding kon
geven tot verkrommingen, of andere
vergroeiingen. Verder zien wo op ou
de platen de kindermeid het kind wel
aan den „leiband" voeren; ook dit
is niet raadzaam, daar de druk blijft
bestaan en liet kind op deze manier
nog bovendien heel slecht het even
wicht leerde bewaren. Bovendien
prijken de kleinen er niet zelden op
met een „valhoed'; een aan de zijden
opgevuld hoedje, waardoor ze min
der hard neerkwamen, bij eventueel
vallen!
Deze hulpmiddelen schijnen lwast
over do geheele wereld verspreid; ten
minste niet alleen bij de Europeesche
volkeren; ook bij de Chinee zen ko
men ze voor! De nieuwe tijd heeft er
echter mee gebroken er- in de meder-
ne kinderkamer treft men 2e niet
meer aan!
Tegenwoordig kent men een loop
hek: een rechthoekig, houten
waarvan de binnenwand bekleed is
met een gemakkelijk te reinigen stof!
Het hek is zóó hoog, dat het kind als
het zich staande opricht, nèt over den
rand kan zien. De bodem van liet rek
is ook met strak gespannen doek be
legd, doch zóó, dat hef heelo ding
makkelijk in- en uit elkand:- kan
Hier zet men den -u-ine nu in en
kan hij zijn eerste Icop- en kruip-
oefeningen houden. Hij leert er zich
in oprichten en leert zijn eerste schre
den er in, gesteund door de barrière.
Heeft hij hier eenige vaard:gheid in
verkregen, dan licht men hem er uit
en laat hem in de kamer wat rond
stappen.
Vooral moei men het kind liever
niet bij volwassenen aan tafel Zetten:
Het hoort daar eenmaal niet, en moet
in zijn hoogett kinderstoel, mee aan
gezeten, dan ook voortdurend be
waakt worden, dat hut niet valt, of
het een of ander kattekwaad uit
voert. B.v. als de familie 's middags
aan tafel zit, zal hij hij voorkeur op
het onverwachts, met de volle hand
jes in de schaal met aardappelen of
groenten grijpen; hij zal den lepel
uit de juskom trekken, een lapje
vleesch plotseling in den mond ste
ken, wat aanleiding kan geven tot
een gevaarlijke benauwde verslik-
partij of erger en voorts tot allerlei
minder smakelijke toonceltjes.
Bewegen moet het kind zich nu
eenmaal; in deze natuurlijke ontwik
kelende krachtsuiting mag men het
niet eens te veel hinderen.
Het liefst zet men hem dus maar
op den grond; daar kan het nog 't
minst kwaad en is aan het minste
gevaar blootgesteld. Alleen zorgc
men, dat de vloer van de kinderka
mer niet linoleum belegd is, dat ie
der oogenblik met water kan afgeno
men worden. Vroeger legde men wel
dikke, mollige tapijten op den grond;
maar niets is immers onhygiënischer
in een kinderkamer, (laar die dikke
kleeden echte stofnesten zijn, waar
allerlei ziekteverwekkende kiemen,
om ons b.v. alleen maar eens tot de
tuberkel- en diphteritis-baccil to be
palen, in huizen.
Do meubels in de kinderkamer zijn
tegenwoordig ook veel beter berekend
voor de kleinen: scherpe hoekeu en
kanten worden zorgvuldig afgerond,
zoodat de kleine minder gevaar
loopt zich gevoelig te stooten. Waar
het .maar kan zijn do meubelen in do
kinderkamer met leer overtrokken dat
makkelijk schoon te houden is. Do
verf word© liefst wit gekozen: iedere
onzuiverheid wordt hierop waarge
nomen en is dus onuiiudollijk te ver
wijderen. Natuurlijk is allo hygiëne
altijd een geldzaak! Maar zonder geld
krijgt men nu eenmaal niets gedaan
en is ons de gezondheid onzer hel
lingen nu geen schatten waard?
Gedurende de allereerste jaren toch
in do kinderkamer wordt de grond
gelegd voor den physieken opbouw
van heel het later leven.
Iets, dat beslist af te keuren is voor
een kinderkamer is: de centrale ver
warming, hoe modem die ook zij!
Hoe licht verlangt men in voor- en
najaar niet een klein vlammetje voor
het teere kinderlichaampje? Een ge
woon ouderwetsche haard zou waar
lijk nog het beste zijn!
Ook lichtgas is niet zoo'n ideaal-
verlichting. Electrisch licht veel meer,
daar gas altijd een onaangename be
nauwde lucht geeft. Bij electrisch
licht moet men alleen zorgen, dat het
zóó is aangebracht, dal het niet ver
blindend werkt; dat do gloeilampjes
zóó zijn aangebracht, dat het kind
niet onmiddellijk in de vlam kan
zien. In Ieder geval, steeds zij onze
leus bij de meubileering der kinder
kamer: „Voor onze kleinen is niets
te goed!"
MARIE VAN A MS TEL.
Parijsche Brieven
CCCXXXIl.
Meer dan elders misschien kan men
te Parijs een studie der menigte ma
ken, te Parijs, dat de meest geinouve-
menteerde wereldstad is en waar
schier dagelijks iets gebeurt, dat bui
ten de voorvalletjes des dngelijkschen
levens valt.
Een paar maanden geleden reeds
maakto ik gewag van de laffe en
vvreede daden der menigte, die, zooge
naamd de „inspraken des harten"
volgend, lynchage had gepleegd op
sommige, door de politie gevatte le
den van de „bande tragique
Eenige weken later trof ik de vol
gende aanteekening, in het genees
kundig tijdschrift „L'Actual'tó Médi-
cale", omtrent de „psychologie des
foules":
„Onze geleerde confrater, dokter G.
Ie Bon, kan een hoofdstuk aan zijn
boek toevoegen. Gij hebt, te Chantil-
ly, allo getuigen van de fameuze scè-
no (en ze waren talrijk) als hazen zien
vluchten voor de karabijn van een
jongen van 20 jaar. En deze zelfde
menigte, wanneer de agenten Crozat
de Fleury uf Cardy stevig gebceid
houden, of wanneer Garnier en Val
let, hun laatste putroneu verschoten
hebbende, ontwapend zijn. deze zelf
de menigte stormt brullend toe, bloed
dronken, slaat, schopt, lost revolver
schoten. Erger nog: men heeft ge
zegd, en het is niet gelogenstraft, dat
enkele agenten, en niet de minsten,
op do lijken hebben geschoten.
„O, ziedaar een mooio verrichting,
het kruis der dapperen waard, go-
lijk door een hunner is voorgesteld!
„Do dapperen zei Littré, „zijn de
genen. dio moedig het gevaar trot-
seeren", en dan heeton zij Jouin, Col-
mar en Blot.
Do mensch, overgeleverd aan zijn
instincten, is een leelijk beest, dat
nog lang dienders van noode zal heb
ben. En dan nog mceten de dienders
en vooral hun chefs niet den invloed
der menigte ondergaan.
El voilii! Ik geloof, dat er geen speld
is tusschen te steken.
Neem een welopgevoede en tevens
gracieuze dame. zooals er hier te Pa
rijs honderdtallen in de groote en ook
in do kleinere wereld zijn te vinden.
Zij munt, thuis of elders in klein ge
zelschap, uit in beschaving, goede
vormen, vriendelijkheid en beminne
lijkheid. Zij is beleefd, zacht, heeft
goeden smaak, en zou minachtend: do
schouders ophalen voor al wie ook
maar eenigszins in „savoir faire" te
kortschoot.
Verplaats die dame nu naar een
theater, zoodat zij dus deel uitmaakt
van liet grooto publiek, van de me
nigte. Met genoegen hindert zij dan,
door' hour onmogelijk grooten hoed,
de achter haar zittenden Zij fhurtert
herhaaldelijk hour geleider wat toe,
spreekt soms zelfs luid. Om de rech
ten en genoegens van anderen be
kommert zij zich niet in het minst.
En \yio haar tot stilte zou mauén of
haar. verzoeken zou, heur hoed af le
zetten, zou allo kans loopon, een bits
antwoord uit den welgevormden
mond to vernemen, lleur gansche óp-
Voeding schijnt zij in de vestiaire ach-
lergolaton te hebben. Zij lieeft zich
geassimileerd aan do zeden en ge
woonten der menigte.
Met de heeren is het, uit den aard
dei' zaak, in den regel niet beter ge
steld. Dat zij geen enorm groote hoe
den hebben cn hun hoofddeksel in het
theater mooteu afzetten wel, dat
ligt niet aan hen, aan hun wil. In
dien do mode het gebruik van breed
gerande sombrero's eischte en het
den heoren der schepping veroorloofd
ware, hun hoofddeksel in schouw
burg- of concertzaal op te hebl>en. zou
men eens zien, hoe do sterke sekse
tor zako niets aan de zwakke zou
toegeven.
Men had hier onze Konibgm uitgo-
noodigd om een gala-voorstelling in
de Groote Opera bij te wonen. Men
gaf, zooals het bij invitaties aan vor
stelijke personen gebruikelijk is. een
„speclaclo coupé', dat wil zeggen:
geen opera in haar geheel, doch scè
nes uit verschillende opera's en een
ballet.
De verschillende i ilgenoodigden be
stonden uit de élite der diplomatieke,
politieke cn artistieke wereld me»
schcn dus, die geacht worden, de wel
levendheid en de goede manieren in
pa.rht te hebben.
Welnu, ioen, legen het einde der
voorstelling, onze Koningin staande
luisterde naar de klonken va-- vader-
landscbe zangen, kon men gedecoreer
de heeren en prachtig geklcede dames
haastig naar de verschillende uitcan-
gen zien gaan. Men hoorde een hin
derlijk geschuifel van stoelen, een ge
dreun van stappen en zelfs, hier en
daar, snibbige woorden van tegen
elkander botsende gasten....
Men inerke hierbij op, ikt de Fran
sehen, eu terecht, bekend sfuan als
de hoffelijkste natie ter wc-reld, en
dat een vorstin de voorstelling bij
woonde 1
Waarom konden niet allen wachten,
totdat de voorstelling geheel ten einde
was en onze Koningin liet sein tot
vertrek had gegeven?
Omdat de menigte, zelfs wanneer ze
is samengesteld uit do allerhoogsteu
in rang en aanzien, op een gegeven
oogeubhk heur instincten laai gaan
en dan duidelijke blijken geeft, dat de
zoogenaamde beschaving eigenlijk
niets anders is dan een vernisje, dat
gauw genoeg afgekrabd kan worden.
Raoul Pugno, de beroemde pianist,
zei eens:
Te Parijs heb ik successen go-
kend, die mij trotsch hebben gemaakt,
en enthousiast publiek, want het pu
bliek van Parijs, het eerste der wereld,
is verzot op kunst cn heeft een zeke
ren en fijnen smaak maaraltijd
houden zij. de Parijzen aars, met hun
bijvalsbetuigingen op bij het vóórlaat
ste stukHet laatste is bij voorbaat
opgeofferd het publiek luistert er
niet naar, en ternauwernood heeft het
de beleefdheid om, wanneer het con
cert is geëindigd, bij wijze van dank
in de handen te klappen. Het wordt
opgejaagd door duizend kleine din
gen de vrees geen rijtuig te vinden,
den afschrik voor de menigte en het
gedrang, de bekommernis orn een mo
gelijke botsing, en daar alle toehoor
de vs in dezelfde secunde door denzelf-
den angst worden gedreven, is het re
sultaat. dat zij allen tegelijkertijd
heengaan en erniets bij winnen, zelfs
geen drie minuten rust. Zij hebben
sleclits.de zekerheid, de kunstenaars
gekwetst te hebben en zich als onop-
gevoedc lieden te hebben gedragen."
Aangezien men op de menigte geen
peil kan trekken, te Parijs, waar rnen
warmbloedig is, misschien nog mul
der dan elders, wil het mij vo Tkomeu
ik doe thans een sprong in de
ruimte dat men geenszins vooruit
kan weten, hoe zij Victor Bonaparte
zou ontvangen, indien Miilerand's
voornemen, om de wet van Juni 188b,
waarbij de verschillende prinsen het
land werden uitgezet, te herroepen,
zijn beslag kreeg en genoemde klein
zoon van Jéröme van estfalen en
kleinzoon van den grooten .Napoleon
weder in Flankrijks dreven kwam.
In sommige kringen maakt men zich
ongerust over den mogelijken terug
keer van dezen bonapartistischen agi
tator, die een program heeft doen ver
spreiden, waarin onder meer voor
komt
„Ik ben geen voorstander van wan
orde ik wil niet de politiek van het
ergste in praktijk brengen. Ik zal mij
nimmer mengen in manoeuvres, die
de troebelen der natie zouden ver
meerderen.
„Het parlementarisme is aan het
einde van zijn evolutie gekomen. Do
Kamers kunnen zelfs niet meer het
budget in stemming krijgen. Het is de
regeering vun het ongerijmde.
„Wij zuilen sterven aan de afwe
zige autoriteit en de valscbe demo
cratie.
„Men uioet het tijdperk der wanorde
afsluiten, men moet ophouden met de
theorieën van ostracisme en de leer
stellingen van haat.
„Wij moeten werken aan den vrede
dér klassen."
Te dekselis dat niet een nagalm
van de woorden van Napoleon III
vóór zijn troonsbestijging Welja, de
„coup classiqueis je eerst tot presi
dent der Republiek en daarna tot kei
zer lo doen uilroepen.
De bouapartisten werken sinds eerii-
gen tijd hard, schoon kalmer en slim
mer dan de orleanisten, met den on-
stuiinigcn Léon Daudet als woord
voerder.
De naam van Napoleon alleen,
zeggen de aanhangers van Victor,
is al een mooi program.
Jawel. antwoorden de tegen
standers, luistert maarWaterloo,
Sedan, Metz
Waarom, zoo vragen velen zich af,
wil Millerand genoemde verbannings-
wet te niet doen Fit humaniteit
Dat keizerschap, dat keizerschap is
nog zoo onmogelijk niet, meent menig
een, die op de hoogte is van de „psy
chologie des foules"....
OTTO KNAAP.
Een Sleutelbos.
Dus, het blijft afgesproken, om
half i kom je met de auto mij halen...
Met een eenigszins nijdig „ja was
Johan 'Tallen uit de huiskamer ge
stapt de deur meer achter zich trek
kend dan zuchtsluitend, eu met een
teleurgesteld doch nog hoopvol ver
langen bleef ziju zuster Josephine
achter. Zij nam van een klein tafel
tje een portret in de hand en bekeek
liet langen tijd in gedachten...
Had zij-wel liet recht hi plaats van
op haar eigen boudoir, dit beeld m
de huiskamer onder ieders oogenbe-
reik te plaatsen? En toch dit was ecu
natuurgetrouwe weergave van huar,
die haar jonge meisjesziel grootelijks
liefhad. Velen, vooral haar broeder,
plaagden haar om bare aanlianke-
lijkheid, doch zij was er diep van
overtuigd, dat alle piagers evenals
zij meer dan achting voelden voor t
voorw erp ha rei- toewijding.
Dikwijls genoeg immers hadden
haar allen blijk daarvan gegeven als
Henrietta's stent liefelijk feeder en in
nig ontroerend in hun stille tehuis
aan de piano weerklonk.
Henriotto Nogh had reeds op 18-ja-
rigen leeftijd met de hardheid van hot
leven kennis gemaakt. Ilaar vader en
broeder leefden in steeds nijpender
zorgen. Zij waren wat dikwerf voor
komt achteruitgegaan. Van de eer
tijds goede zaken was door de over-
groote concurrentie niets meer over
gebleven en sinds een tweetal jaren
doorleefde haar broeder verre van t
prettig tehuis een hangen tijd, terwijl
zij de ouderlijk© woning ook had moe
ten verlaten om onder vreemden het
verlies der huiselijkheid te beseffen.
In dien tijd was het dat in de oude
en stille provinciestad Josephine ha
re vroegere vriendin had teruggezien,
wiens lot den meest diepen indruk op
het onlangs van de huishoudschool te-
ruggekomeno mcisjo had gemaakt.
In het eerst voelde Josephine zich
gekrenkt dat Henrietta haar niet da
delijk had bezocht toen zij zich in
haai' geboorteplaats vestigde Aldra
begreep zij echter dat do nieuwe toe
stand de oorzaak was van Henriette?
terughoudendheid en deze was haai
er des te liever toen om geworden.
Dan overdacht zij toch dikwerf als
Henriette daarna meermalen en veel
vuldig hun ouderlijk huis bezocht aan
het onderscheid allengs tusschen hen
ontstaan. Doch mocht zij of liever
moest zij het niet voorbijzien dat deze
ondergesehikto van anderen was ge
worden terwijl zij zelf als meesteres
gebood en bevelen kon? Op school
waren zij toch reeds vriendinnen ge
weest dan kon ook de huidige toe
stand geen beletsel zijn voor hare ver
dere toegenegenheid. Hetzelfde lot
had baar immers ook kunnen treffenl
En dat portret dan...
Johan had er eens zoo onbegrijpe
lijk op gezinspeeld! Vandaag was hij
nu zoo eigenaardig van haar wegge
gaan. Zou hij ten slotte Henriette niet
graag te hunnen huize zien?
Dat waren de bespiegelingen die
Josephine hield toen klokslag halfvier
de auto voor de huisdeur stil hield.
Johan had zijn vrienden bericht ge
zonden en aan den wensch van zijn
zuster gevolg gegeven.
Het was een zoele zomernamiddag
en het frissche zuchtje van de Ln ma
tig tempo door Johan bestuurde wa
gen deed in do stille atmosfeer lustig
wapperen Josephines sluier. O welk
een genot zoo met jo broeder door de
wereld te vliegen, welk een weelde te
genieten van het voorbijgereden land
schap dat telkens in zijn oude eenzes
vigheid opnieuw in behagelijk afwit-
selendo toonschakeoring tot werkelijk
leven opwekt.
Johan, toe rijd straks even bij
de Garssens aan, ik moet Henriette
even sprekeil
Johan antwoorddo niet, doch ln de
stad teruggekomen hiclil de auto plot
seling met een ruk stil.
Josephine schrok op uit haar ge
dachten, maar Johan wees haar. Ee
nige schreden voor hen uit wandelde
Henriette alleen. Deze had liet on?o-
wone geraas van den stilhoudenden
wagen vernomen en draaide onwil
lekeurig het hoofd om.
Toe Henriette rijd jo even mede,
vroeg Josephine.
Neen, nu niet, ik moet naar huis,
ik mocht slechts even oploopen want
Mevrouw Garssens wilde uitgaan. Ik
mag niet langer talmen. Maar zeg, ik
ben zoo ontriefd, op jullie piano heb
ik mijn sleutels laten liggen...
Lachend bekeek Johan het keuve
lende tweetal. Hem was iets in ziju
geest opgekomen. Kort groetten zij
elkander en de auto snelde huis
waarts.
Dan zaten zuster en broeder we
derom in de huiskamer ieder met
hunne gedachten. Tusschen hen liet
portret van Henriette.
Zeg me eens, Johan, waarom
was jo nu zoo vreemd, toon ik je
straks om een tochtje vroeg.
Ik vreemd, gal ik dun aanlei
ding tot zulke gedachten, Jossie.
Ik dacht straks heusch dat jo
het niet prettig vond met mij...
Wij hebben toch genoten, niet?
vroeg hij baar als antwoord, terwijl
hij haar cte hand gaf.
Ja, heerlijk, maar zeg eens Jo,
jo was zoo afgemeten tegen Henriet
te, vind je haar niet aardig?
Johan liet haar hand los en staar
de op het portret terwijl hij langzaam
zcide:
Ja en neen. Als zij muziek maukt
wel, maar zij liegt wel eens.
Wat zeg je?
Deze week heeft ze het hier zelt
verteld. Zij had vergeten een geluk-
wensch te zenden aan een bekende,
die haar een kennisgeving van haar
huwelijk had gezonden, toen loog zij
dat zij er geen ontvangen had.
Is dat alles?
Alles eu nog wat, dan maar lie
ver schuld bc-kend.
In do bovenste lade van Johans
schrijftafel lag de gevonden sleutel
bos. Henriette was er mede ontriefd
en het was nu niet de eerste maal
dat hij deze in hun huiskamer door
haar achtergelaten had gevonden.
Zou Henriette behalve haar gele-
genheisleugentje ook nog nalatig ziju
of vergeetachtig? Deze eigenscliappen