BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SSKSt™ GROOTE HOUTSTRAAT 55. ADVERTENTtftN DOELTREFFEND. 29e Jaeigmg. ZATERDAG 15 JUNI 19IJ No 8890 DE ZATERDAGAVOND CF !0 CENT FES WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Kijke Natuurleven ADSP1DIS TRA's en CLIVIA s. Voor iedef, die er zich aan heeft gehecht, is een Kamerplant onmis baar. Zo vroulijkt het huis op en brengt leven, ook zonder dut haar bladeren wuiven of gonzende bijen om haar bloemen zweven. Kamerplanten vormen den schakel, die ons verbindt met de vrije natuur, als we door ons kluuaat gedwongen worden, het grootste deel van den tijd binnen door te brengen. Als de sneeuw langs de ramen dwarrelt of do musschen als kleine donsbolletjes op de dakgoot ineenge krompen zitten, herinneren de plan ten in huis ons aan lente- en zomer weelde. Maar behandel ze dan ook goed en faat hen niet verkwijnen, langzaam, langzaam aan, tot ze als gele stokjes of dorro kraakblaadjes getuigenis af leggen van uw weinige dankbaar heid voor zooveel goede gaven. Er zijn pscudo-kweekers, die hoofd schuddend bij hun Adspidistia (kwar- tjesblad) staan, terwijl ze de plant toch zoo'n mooi hoekje onder den schoorsteenmantel hebben gegeven. „Mijn varentjes groeien maar niet" klaagt een ander „en ze krijgen toch volop zon". Nu is het in dergelijke gevallen geen wonder, dat de planten het niet uit kunnen houden. De een krijgt te weinig, do andere te veel licht. Voor den plantenvricnd is er geen droeviger gezicht, dan het langzaam zien afsterven van blad na blad en daar heel wat planten, in onze ka mers, ondanks de trouwste verzor ging toch niet kunnen tieren, omdat ze er nu eenmaal niet op zijn inge richt, kunnen we niet beter doen, dan die soorten to kiezen die zich, evenals de huisdieren, zoo langzaam aan, hebben aangepast. Do stérkste onder de sterken is wel do reeds genoemde Adspidistra. Flinke, stevige wortels doorwoelen den grond en hun zware bouw zegt al wel, dat we de planten h,d wat voedsel moeten geven, willen zo mooie bladeren om hoog si uren en prachtig groen blijven. Staan ze in voedzamen grond op een niet te zonnig plekje aan het raam, dan kon.t bijna week aan week een blud omhoog, eerst door een scbeede beschermd, maar weldra zich vrij ontrollend tot een mooi breed vlak, glanzend groen en sierlijk van lijn. liet. blad is bij Adspidistra's hoofd zaak. Willen we Uit prachtig laten ouLwikkelen, dan moeten we van tijd tot tijd met kracht optreden. De kleine, half bruine exemplaren moeten verwijderd worden en de grootere, die legen en over elkaar gruoien, wat worden verdraaid cn ge bonden. Dan eerst wordt een Adspi distra een werkelijk mooie plant, dan kan ze wedijveren met de mees te kuuierpalmen, dan is ieder blad op zich zelf een juweel. De bloemen zijn meer eigenaardig dau mooi. Als groene knoppen, spits toeloopend, verschijnen ze van tijd tot tijd boven den grond, zwaar van bouw en zoo toegerust, dat we zou den verwachten, dat ze minstens een paar d.M. hooger zuilen gaan. Plot seling is echter de groeikracht ver dwenen en, nog op de aarde rustend, openen ze zich en laten het~ülakleuri- ge hart zien. De dikke bloembladen, groen met paars, buigen ver uiteen en de breede stempel sluit plotseling ieder nieuwsgierig oog buiten. Wat daaronder woont, is Elechts uit te maken, als we haar vernielen. Zonder opoffering geen vermeerde ring van kennis. Wat die acht meel draden duur ouder doen, is vrijwel nog een biologisch raadsel. Allo be slui vingstheorieèn, geldend voor onze inheenische bloemen, staan hier stop. Men zegl, dat in hun vaderland, slaggen als Adspisd.strabestuivers op treden, maar dat is in huis uict zoo gemakkelijk uit te maken. Een feit is het, dat er wel op de een of andere manier kruisbestuiving moet plaats hebben, want onze kamerplanten, die zich dan toch zelf zouden kunnen helpen, als het systeem bestond, brengen het, voor zoover ik het heb kunnen nagaan, nooit tot vruchtvor ming. De bloemen, eerst zoo vleezig, verdrogen snel en weldra zijn er nog slechts bruine vliesjes, om de plaats aan te geven, waar eerst de merk waardige bloem zich opende. De kamerplant, die in kracht op ons ku nrtjesblad volgt, is wel do Clivia. Het is een ouderwetsche. stij ve plant, die lang nic-t die sierlijke lijnen heeft welke de Adspidistra's vertoonen, maar die toch, juist door haar gewilligheid, nog wel een aar dig figuur in onze kamers maakt. Ze werd uit Zuid-Afrika ingevoerd en gedijde uitstekend. Heel wat z.g.n. Ivaapsche planten zijn uit de cultuur verdwenen of naar een verloren hoekje van de kvveekerij verhuisd, maar de Clivia heeft zich weten te handhaven tot op den huldigen dag en naast „Geraniums" (Pelargonium Zonale) en Fuchsia's is het een onzer meest geliefde kamerplanten gewor den. Een voordeel is hef, dat zo den ge- heelen winter mooi blijft. Wanneer we bij het verplanten, wat eigenlijk ieder voorjaar moet gebeu ren, haar wortels bekijken, wordt liet duidelijk, dat ze evenals de Adspidis- tra's heel wat noodig hebben. Bij mij krijgen ze om de veertien dagen een paar scheutjes uit een flesch, gevuld met een eminent voe dingsmiddel. Het is geen fabrieks geheim. Op het etiket, als ik dit noo dig had, zou ik kunnen schriiven „faecis aquaticus' of in het IIol- landsch verdunde mest. Met zoo'n extract doet men wonderen. Ieder scheutje schijnt een nieuw blad te voorschijn te roepen en als we er in den winter een tijdje mee ophouden, om de planten wat rust te gunnen, wekt het in het voorjaar nieuw le- veu. Nooit mag ook*een Clivia in de fel le zon staan en veel water geeft lee- lijke bladeren. Alleen als de grond hard wordt, moeten ze wat hebben en dat is altijd aan het bovenlaagje te s Winters bevriezen de bladeren vrij gemakkelijk, zoodat zo niet in een vertrek kunnen staan, waar de temperatuur 's nacljts te veel daalt, Zoo schenkt, goed behandeld, de Clivia het geheele jaar door veel kweekgenoegens en soms zendt ze uit dankbaarheid tweemaal per jaar een forschen stengel, dicht met mooie oranje-kelken bezet, naar boven, om wat afwisseling te brengen in den anders wat eentonigen .vorm der bla deren. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen De Moderne Kinderkamer. Do moderne richting, die overal en op allerlei gebied merkbaar is, heeft ook in de kinderkamer baar intrede geiiouden en groote hygiënische voor deden heeft zij gebracht, dio de li chamelijke ontwikkeling der kleinen althans ten goede zuller. komen. Nog zijn die verbeteringen niei overal en tot in alle rangen en standen der maatschappij doorgedrongen, maar toch winnen ze steeds meer veld. Als we de prenten en platen uit vroeger lijd eens goed bekijken, dan zien we daarop: den loopstoel, een houten stel op wielen, waarin het kind leerde loopen. Met borst en arm pjes rustte de kleine op den boven rand van dit toestel, schoof het voor uit en.werd dan als van zelf meege trokken. Op dezelfde manier werkte ouk de loopmand; maar beide instru menten zijn afkeurenswaardig, daar liet jeugdige, nog niet gevormde li chaampje, een veel te sterken druk ondervond; wat weer aanleiding kon geven tot verkrommingen, of andere vergroeiingen. Verder zien wo op ou de platen de kindermeid het kind wel aan den „leiband" voeren; ook dit is niet raadzaam, daar de druk blijft bestaan en liet kind op deze manier nog bovendien heel slecht het even wicht leerde bewaren. Bovendien prijken de kleinen er niet zelden op met een „valhoed'; een aan de zijden opgevuld hoedje, waardoor ze min der hard neerkwamen, bij eventueel vallen! Deze hulpmiddelen schijnen lwast over do geheele wereld verspreid; ten minste niet alleen bij de Europeesche volkeren; ook bij de Chinee zen ko men ze voor! De nieuwe tijd heeft er echter mee gebroken er- in de meder- ne kinderkamer treft men 2e niet meer aan! Tegenwoordig kent men een loop hek: een rechthoekig, houten waarvan de binnenwand bekleed is met een gemakkelijk te reinigen stof! Het hek is zóó hoog, dat het kind als het zich staande opricht, nèt over den rand kan zien. De bodem van liet rek is ook met strak gespannen doek be legd, doch zóó, dat hef heelo ding makkelijk in- en uit elkand:- kan Hier zet men den -u-ine nu in en kan hij zijn eerste Icop- en kruip- oefeningen houden. Hij leert er zich in oprichten en leert zijn eerste schre den er in, gesteund door de barrière. Heeft hij hier eenige vaard:gheid in verkregen, dan licht men hem er uit en laat hem in de kamer wat rond stappen. Vooral moei men het kind liever niet bij volwassenen aan tafel Zetten: Het hoort daar eenmaal niet, en moet in zijn hoogett kinderstoel, mee aan gezeten, dan ook voortdurend be waakt worden, dat hut niet valt, of het een of ander kattekwaad uit voert. B.v. als de familie 's middags aan tafel zit, zal hij hij voorkeur op het onverwachts, met de volle hand jes in de schaal met aardappelen of groenten grijpen; hij zal den lepel uit de juskom trekken, een lapje vleesch plotseling in den mond ste ken, wat aanleiding kan geven tot een gevaarlijke benauwde verslik- partij of erger en voorts tot allerlei minder smakelijke toonceltjes. Bewegen moet het kind zich nu eenmaal; in deze natuurlijke ontwik kelende krachtsuiting mag men het niet eens te veel hinderen. Het liefst zet men hem dus maar op den grond; daar kan het nog 't minst kwaad en is aan het minste gevaar blootgesteld. Alleen zorgc men, dat de vloer van de kinderka mer niet linoleum belegd is, dat ie der oogenblik met water kan afgeno men worden. Vroeger legde men wel dikke, mollige tapijten op den grond; maar niets is immers onhygiënischer in een kinderkamer, (laar die dikke kleeden echte stofnesten zijn, waar allerlei ziekteverwekkende kiemen, om ons b.v. alleen maar eens tot de tuberkel- en diphteritis-baccil to be palen, in huizen. Do meubels in de kinderkamer zijn tegenwoordig ook veel beter berekend voor de kleinen: scherpe hoekeu en kanten worden zorgvuldig afgerond, zoodat de kleine minder gevaar loopt zich gevoelig te stooten. Waar het .maar kan zijn do meubelen in do kinderkamer met leer overtrokken dat makkelijk schoon te houden is. Do verf word© liefst wit gekozen: iedere onzuiverheid wordt hierop waarge nomen en is dus onuiiudollijk te ver wijderen. Natuurlijk is allo hygiëne altijd een geldzaak! Maar zonder geld krijgt men nu eenmaal niets gedaan en is ons de gezondheid onzer hel lingen nu geen schatten waard? Gedurende de allereerste jaren toch in do kinderkamer wordt de grond gelegd voor den physieken opbouw van heel het later leven. Iets, dat beslist af te keuren is voor een kinderkamer is: de centrale ver warming, hoe modem die ook zij! Hoe licht verlangt men in voor- en najaar niet een klein vlammetje voor het teere kinderlichaampje? Een ge woon ouderwetsche haard zou waar lijk nog het beste zijn! Ook lichtgas is niet zoo'n ideaal- verlichting. Electrisch licht veel meer, daar gas altijd een onaangename be nauwde lucht geeft. Bij electrisch licht moet men alleen zorgen, dat het zóó is aangebracht, dal het niet ver blindend werkt; dat do gloeilampjes zóó zijn aangebracht, dat het kind niet onmiddellijk in de vlam kan zien. In Ieder geval, steeds zij onze leus bij de meubileering der kinder kamer: „Voor onze kleinen is niets te goed!" MARIE VAN A MS TEL. Parijsche Brieven CCCXXXIl. Meer dan elders misschien kan men te Parijs een studie der menigte ma ken, te Parijs, dat de meest geinouve- menteerde wereldstad is en waar schier dagelijks iets gebeurt, dat bui ten de voorvalletjes des dngelijkschen levens valt. Een paar maanden geleden reeds maakto ik gewag van de laffe en vvreede daden der menigte, die, zooge naamd de „inspraken des harten" volgend, lynchage had gepleegd op sommige, door de politie gevatte le den van de „bande tragique Eenige weken later trof ik de vol gende aanteekening, in het genees kundig tijdschrift „L'Actual'tó Médi- cale", omtrent de „psychologie des foules": „Onze geleerde confrater, dokter G. Ie Bon, kan een hoofdstuk aan zijn boek toevoegen. Gij hebt, te Chantil- ly, allo getuigen van de fameuze scè- no (en ze waren talrijk) als hazen zien vluchten voor de karabijn van een jongen van 20 jaar. En deze zelfde menigte, wanneer de agenten Crozat de Fleury uf Cardy stevig gebceid houden, of wanneer Garnier en Val let, hun laatste putroneu verschoten hebbende, ontwapend zijn. deze zelf de menigte stormt brullend toe, bloed dronken, slaat, schopt, lost revolver schoten. Erger nog: men heeft ge zegd, en het is niet gelogenstraft, dat enkele agenten, en niet de minsten, op do lijken hebben geschoten. „O, ziedaar een mooio verrichting, het kruis der dapperen waard, go- lijk door een hunner is voorgesteld! „Do dapperen zei Littré, „zijn de genen. dio moedig het gevaar trot- seeren", en dan heeton zij Jouin, Col- mar en Blot. Do mensch, overgeleverd aan zijn instincten, is een leelijk beest, dat nog lang dienders van noode zal heb ben. En dan nog mceten de dienders en vooral hun chefs niet den invloed der menigte ondergaan. El voilii! Ik geloof, dat er geen speld is tusschen te steken. Neem een welopgevoede en tevens gracieuze dame. zooals er hier te Pa rijs honderdtallen in de groote en ook in do kleinere wereld zijn te vinden. Zij munt, thuis of elders in klein ge zelschap, uit in beschaving, goede vormen, vriendelijkheid en beminne lijkheid. Zij is beleefd, zacht, heeft goeden smaak, en zou minachtend: do schouders ophalen voor al wie ook maar eenigszins in „savoir faire" te kortschoot. Verplaats die dame nu naar een theater, zoodat zij dus deel uitmaakt van liet grooto publiek, van de me nigte. Met genoegen hindert zij dan, door' hour onmogelijk grooten hoed, de achter haar zittenden Zij fhurtert herhaaldelijk hour geleider wat toe, spreekt soms zelfs luid. Om de rech ten en genoegens van anderen be kommert zij zich niet in het minst. En \yio haar tot stilte zou mauén of haar. verzoeken zou, heur hoed af le zetten, zou allo kans loopon, een bits antwoord uit den welgevormden mond to vernemen, lleur gansche óp- Voeding schijnt zij in de vestiaire ach- lergolaton te hebben. Zij lieeft zich geassimileerd aan do zeden en ge woonten der menigte. Met de heeren is het, uit den aard dei' zaak, in den regel niet beter ge steld. Dat zij geen enorm groote hoe den hebben cn hun hoofddeksel in het theater mooteu afzetten wel, dat ligt niet aan hen, aan hun wil. In dien do mode het gebruik van breed gerande sombrero's eischte en het den heoren der schepping veroorloofd ware, hun hoofddeksel in schouw burg- of concertzaal op te hebl>en. zou men eens zien, hoe do sterke sekse tor zako niets aan de zwakke zou toegeven. Men had hier onze Konibgm uitgo- noodigd om een gala-voorstelling in de Groote Opera bij te wonen. Men gaf, zooals het bij invitaties aan vor stelijke personen gebruikelijk is. een „speclaclo coupé', dat wil zeggen: geen opera in haar geheel, doch scè nes uit verschillende opera's en een ballet. De verschillende i ilgenoodigden be stonden uit de élite der diplomatieke, politieke cn artistieke wereld me» schcn dus, die geacht worden, de wel levendheid en de goede manieren in pa.rht te hebben. Welnu, ioen, legen het einde der voorstelling, onze Koningin staande luisterde naar de klonken va-- vader- landscbe zangen, kon men gedecoreer de heeren en prachtig geklcede dames haastig naar de verschillende uitcan- gen zien gaan. Men hoorde een hin derlijk geschuifel van stoelen, een ge dreun van stappen en zelfs, hier en daar, snibbige woorden van tegen elkander botsende gasten.... Men inerke hierbij op, ikt de Fran sehen, eu terecht, bekend sfuan als de hoffelijkste natie ter wc-reld, en dat een vorstin de voorstelling bij woonde 1 Waarom konden niet allen wachten, totdat de voorstelling geheel ten einde was en onze Koningin liet sein tot vertrek had gegeven? Omdat de menigte, zelfs wanneer ze is samengesteld uit do allerhoogsteu in rang en aanzien, op een gegeven oogeubhk heur instincten laai gaan en dan duidelijke blijken geeft, dat de zoogenaamde beschaving eigenlijk niets anders is dan een vernisje, dat gauw genoeg afgekrabd kan worden. Raoul Pugno, de beroemde pianist, zei eens: Te Parijs heb ik successen go- kend, die mij trotsch hebben gemaakt, en enthousiast publiek, want het pu bliek van Parijs, het eerste der wereld, is verzot op kunst cn heeft een zeke ren en fijnen smaak maaraltijd houden zij. de Parijzen aars, met hun bijvalsbetuigingen op bij het vóórlaat ste stukHet laatste is bij voorbaat opgeofferd het publiek luistert er niet naar, en ternauwernood heeft het de beleefdheid om, wanneer het con cert is geëindigd, bij wijze van dank in de handen te klappen. Het wordt opgejaagd door duizend kleine din gen de vrees geen rijtuig te vinden, den afschrik voor de menigte en het gedrang, de bekommernis orn een mo gelijke botsing, en daar alle toehoor de vs in dezelfde secunde door denzelf- den angst worden gedreven, is het re sultaat. dat zij allen tegelijkertijd heengaan en erniets bij winnen, zelfs geen drie minuten rust. Zij hebben sleclits.de zekerheid, de kunstenaars gekwetst te hebben en zich als onop- gevoedc lieden te hebben gedragen." Aangezien men op de menigte geen peil kan trekken, te Parijs, waar rnen warmbloedig is, misschien nog mul der dan elders, wil het mij vo Tkomeu ik doe thans een sprong in de ruimte dat men geenszins vooruit kan weten, hoe zij Victor Bonaparte zou ontvangen, indien Miilerand's voornemen, om de wet van Juni 188b, waarbij de verschillende prinsen het land werden uitgezet, te herroepen, zijn beslag kreeg en genoemde klein zoon van Jéröme van estfalen en kleinzoon van den grooten .Napoleon weder in Flankrijks dreven kwam. In sommige kringen maakt men zich ongerust over den mogelijken terug keer van dezen bonapartistischen agi tator, die een program heeft doen ver spreiden, waarin onder meer voor komt „Ik ben geen voorstander van wan orde ik wil niet de politiek van het ergste in praktijk brengen. Ik zal mij nimmer mengen in manoeuvres, die de troebelen der natie zouden ver meerderen. „Het parlementarisme is aan het einde van zijn evolutie gekomen. Do Kamers kunnen zelfs niet meer het budget in stemming krijgen. Het is de regeering vun het ongerijmde. „Wij zuilen sterven aan de afwe zige autoriteit en de valscbe demo cratie. „Men uioet het tijdperk der wanorde afsluiten, men moet ophouden met de theorieën van ostracisme en de leer stellingen van haat. „Wij moeten werken aan den vrede dér klassen." Te dekselis dat niet een nagalm van de woorden van Napoleon III vóór zijn troonsbestijging Welja, de „coup classiqueis je eerst tot presi dent der Republiek en daarna tot kei zer lo doen uilroepen. De bouapartisten werken sinds eerii- gen tijd hard, schoon kalmer en slim mer dan de orleanisten, met den on- stuiinigcn Léon Daudet als woord voerder. De naam van Napoleon alleen, zeggen de aanhangers van Victor, is al een mooi program. Jawel. antwoorden de tegen standers, luistert maarWaterloo, Sedan, Metz Waarom, zoo vragen velen zich af, wil Millerand genoemde verbannings- wet te niet doen Fit humaniteit Dat keizerschap, dat keizerschap is nog zoo onmogelijk niet, meent menig een, die op de hoogte is van de „psy chologie des foules".... OTTO KNAAP. Een Sleutelbos. Dus, het blijft afgesproken, om half i kom je met de auto mij halen... Met een eenigszins nijdig „ja was Johan 'Tallen uit de huiskamer ge stapt de deur meer achter zich trek kend dan zuchtsluitend, eu met een teleurgesteld doch nog hoopvol ver langen bleef ziju zuster Josephine achter. Zij nam van een klein tafel tje een portret in de hand en bekeek liet langen tijd in gedachten... Had zij-wel liet recht hi plaats van op haar eigen boudoir, dit beeld m de huiskamer onder ieders oogenbe- reik te plaatsen? En toch dit was ecu natuurgetrouwe weergave van huar, die haar jonge meisjesziel grootelijks liefhad. Velen, vooral haar broeder, plaagden haar om bare aanlianke- lijkheid, doch zij was er diep van overtuigd, dat alle piagers evenals zij meer dan achting voelden voor t voorw erp ha rei- toewijding. Dikwijls genoeg immers hadden haar allen blijk daarvan gegeven als Henrietta's stent liefelijk feeder en in nig ontroerend in hun stille tehuis aan de piano weerklonk. Henriotto Nogh had reeds op 18-ja- rigen leeftijd met de hardheid van hot leven kennis gemaakt. Ilaar vader en broeder leefden in steeds nijpender zorgen. Zij waren wat dikwerf voor komt achteruitgegaan. Van de eer tijds goede zaken was door de over- groote concurrentie niets meer over gebleven en sinds een tweetal jaren doorleefde haar broeder verre van t prettig tehuis een hangen tijd, terwijl zij de ouderlijk© woning ook had moe ten verlaten om onder vreemden het verlies der huiselijkheid te beseffen. In dien tijd was het dat in de oude en stille provinciestad Josephine ha re vroegere vriendin had teruggezien, wiens lot den meest diepen indruk op het onlangs van de huishoudschool te- ruggekomeno mcisjo had gemaakt. In het eerst voelde Josephine zich gekrenkt dat Henrietta haar niet da delijk had bezocht toen zij zich in haai' geboorteplaats vestigde Aldra begreep zij echter dat do nieuwe toe stand de oorzaak was van Henriette? terughoudendheid en deze was haai er des te liever toen om geworden. Dan overdacht zij toch dikwerf als Henriette daarna meermalen en veel vuldig hun ouderlijk huis bezocht aan het onderscheid allengs tusschen hen ontstaan. Doch mocht zij of liever moest zij het niet voorbijzien dat deze ondergesehikto van anderen was ge worden terwijl zij zelf als meesteres gebood en bevelen kon? Op school waren zij toch reeds vriendinnen ge weest dan kon ook de huidige toe stand geen beletsel zijn voor hare ver dere toegenegenheid. Hetzelfde lot had baar immers ook kunnen treffenl En dat portret dan... Johan had er eens zoo onbegrijpe lijk op gezinspeeld! Vandaag was hij nu zoo eigenaardig van haar wegge gaan. Zou hij ten slotte Henriette niet graag te hunnen huize zien? Dat waren de bespiegelingen die Josephine hield toen klokslag halfvier de auto voor de huisdeur stil hield. Johan had zijn vrienden bericht ge zonden en aan den wensch van zijn zuster gevolg gegeven. Het was een zoele zomernamiddag en het frissche zuchtje van de Ln ma tig tempo door Johan bestuurde wa gen deed in do stille atmosfeer lustig wapperen Josephines sluier. O welk een genot zoo met jo broeder door de wereld te vliegen, welk een weelde te genieten van het voorbijgereden land schap dat telkens in zijn oude eenzes vigheid opnieuw in behagelijk afwit- selendo toonschakeoring tot werkelijk leven opwekt. Johan, toe rijd straks even bij de Garssens aan, ik moet Henriette even sprekeil Johan antwoorddo niet, doch ln de stad teruggekomen hiclil de auto plot seling met een ruk stil. Josephine schrok op uit haar ge dachten, maar Johan wees haar. Ee nige schreden voor hen uit wandelde Henriette alleen. Deze had liet on?o- wone geraas van den stilhoudenden wagen vernomen en draaide onwil lekeurig het hoofd om. Toe Henriette rijd jo even mede, vroeg Josephine. Neen, nu niet, ik moet naar huis, ik mocht slechts even oploopen want Mevrouw Garssens wilde uitgaan. Ik mag niet langer talmen. Maar zeg, ik ben zoo ontriefd, op jullie piano heb ik mijn sleutels laten liggen... Lachend bekeek Johan het keuve lende tweetal. Hem was iets in ziju geest opgekomen. Kort groetten zij elkander en de auto snelde huis waarts. Dan zaten zuster en broeder we derom in de huiskamer ieder met hunne gedachten. Tusschen hen liet portret van Henriette. Zeg me eens, Johan, waarom was jo nu zoo vreemd, toon ik je straks om een tochtje vroeg. Ik vreemd, gal ik dun aanlei ding tot zulke gedachten, Jossie. Ik dacht straks heusch dat jo het niet prettig vond met mij... Wij hebben toch genoten, niet? vroeg hij baar als antwoord, terwijl hij haar cte hand gaf. Ja, heerlijk, maar zeg eens Jo, jo was zoo afgemeten tegen Henriet te, vind je haar niet aardig? Johan liet haar hand los en staar de op het portret terwijl hij langzaam zcide: Ja en neen. Als zij muziek maukt wel, maar zij liegt wel eens. Wat zeg je? Deze week heeft ze het hier zelt verteld. Zij had vergeten een geluk- wensch te zenden aan een bekende, die haar een kennisgeving van haar huwelijk had gezonden, toen loog zij dat zij er geen ontvangen had. Is dat alles? Alles eu nog wat, dan maar lie ver schuld bc-kend. In do bovenste lade van Johans schrijftafel lag de gevonden sleutel bos. Henriette was er mede ontriefd en het was nu niet de eerste maal dat hij deze in hun huiskamer door haar achtergelaten had gevonden. Zou Henriette behalve haar gele- genheisleugentje ook nog nalatig ziju of vergeetachtig? Deze eigenscliappen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15