i
C'i
a
jgg
81
nP
•ÜL,
1
n
?2
1
1
if
Hf
ife
11
61
_"I!
a
dan een braaf trekdier te liouden, 'of
een eerzucht te koesteren, die ver ging
boven den staat zijner geestelijke ont
wikkeling, ging liet hem lichamelijk
:.<i geestelijk uitstekend.
ITij zou zeker gestorven zijn in de
zelfde ziels- en gemoedsrust, waarin
hij geleefd had, als niet op zekeren
dag het paard van zijn baas ziek was
geworden. Wijl dat paard niet loopen
kon, werd de ezel voor den melkwagen
gespapnen, die 's morgens naar de
stad reed. Op die wijze kwam hij in
de stad.
Nu ben ik. toch nieuwsgierig, of
het paard gelogen heeft I dacht hij
onderweg. Want het paard had veel
merkwaardige dingen verteld van de
stad doch aangezien de ezel in zijn
heele leven dergelijke dingen niet ge
zien of beleefd had, had hij bij zulke
vertelseltjes altijd stilzwijgend ge
kauwd op zijn voer, of hoogstens bij de
allerongelooflijkste passages de ooren
geschud.
Waarachtig, het lijkt bijna, of hij
niet gelogen heeft I dacht hij ver
der, toen de eerste hemelhooge huizen
van de stad zichtbaar werden. Want
dat er huizen stonden, hooger dan de
populieren bij de hoeve, had hij eigen
lijk ook niet willen gelooven.
Oho I-a zei hij kort daarop
en bleef verbluft staan. Want tegen
een planken schutting was een groot
geel ding geplakt cn daarop kon men
zes koolzwarte paarden zien, met kos
telijk tuig omhangen en pluimen op
den kop, die alle zes op de achterpoo-
ien stonden.
Neen, Hij heeft waarlijk niet ge
logen I dacht de ezel, die stond te
gapen met open muil, en liefst nog
een uur zoo was blijven staan; maar
'de zweep dreef hem voort tot aan een
l.uis, waar melk. moest afgeleverd
worden. Daar stond juist, voor een
groentekar, ook oen mager paard,
licog op de beenen, dat ondanks een
blind oog en een lammen poot nog al
tijd iels voornaams over zich had
zoo iets als een aan lager wal geraak
te voormalige officier.
Pardon, begon de ezel, kunt
u mij ook zeggen, wat die zwarte
paarden te beteekenen hebben, daar
ginds op dat gele ding tegen de schut
ting
Weet u 'dat nog niet vroeg het
paard, ten zeerste verbaasd. Mijn
hemel, waar komt u vandaan
De ezel stotterde verlegen, dat hij
van buiten kwam, en hij schaamde
zich vreeselijk.
O zoo I zei het paard. Nu.
'dan zal ik u dat eens uitleggen. Dal
gele ding heet een rer.lamebiljet, en de
paarden, die u er op zag, treden op
een circus.
En loopen ze 'daar altijd op de
achterpoöten vroeg de ezel, vol
eerbied.
Ais ze niet méér kunnen dan dat,
mogen ze wel thuis blijven, zei het
paard minachtend. Wel is de kunst
in de laatste jaren aanmerkelijk ach
teruitgegaan. In mijn lijd werd veel
meer verlangd; maar het publiek heeft
geen oog meer voor de finesseshet
echte versland van paarden wordt
steeds zeldzamer. Toen ik destijds op
trad bij Buoni, bij den beroemden
Bucni
Wat Heeft u ook op de achter-
pooten geloopen riep de ezel, bui
ten zichzelf van verbazing.
Alsof dat een kunst was, enkel op
'de achterpoolen te loopen I Ik heb
pclka gedanst gerekend en gelezen,
en verstopte zakdoeken gezochtik
heb voetbal gespeeld, en de hooge-
school kende ik van buiten. Ik heb
fabelachtig applaus gehad Alle kran
ten waren vol van mijD weet toch,
ioop ik, wat een krant is
Ja, dat wist de ezel, want kranten
komen ook op het platteland. En daar
rijn meester altijd met het grootste
respect over de kranten sprak, impo
neerde het hem geweldig, dat het
paard in de kranten gestaan had. Hij
vergat daardoor heelemaal, te vragen
hoe dan zoo'n gewichtig dier voor een
groentenkar kwam.
Werd u dan ook in het publiek
uitgerekend vroeg hij.
Dat spreekt van zelfMijn por
tret lung aan alle aanplakborden en
in alle sigarenwinkels.
Dat :s zeker een hooge eer 1
zuchtte de ezel.
Natuurlijk zei het paard.
Ja, toen hadt u mij moeten zien I Ik
heb kolossaal veel succes gehad, ieder
sprak over mij Ik was een zooge
r.aamde „ster", ik was het meest be
kende paard van Europa 1 Ach ja,
die roem 1...^
Doch daar kwam de groentéboer,
zei „huup P' en het paard zette zijn
ann lambeen in beweging en strom
pelde verder.
Da ezel echter was volmaakt uitzijn
vroegere zielsrust opgeschrikt. Eiken
morgen als luj voorhij het gele plak
kaat sukkelde, gaf het hem een steek
in 't hart, dat er dieren- waren, zóó
beroemd, dat ze in 't openbaar ston
den afgebeeld, dat ze opzien verwek
ten en in de krant kwamen.
Ik wil ook beroemd wor'den 1
sprak hij bij zichzeivcn. Ik wil, dat
er ook over rnij gesproken en in de
kranten geschreven wordt
En op zekeren dag, toen hij uitge
spannen was, deed hij de meest in
spannende pogingen, om op de achter-
pooten, of, om iels nieuws te vertoo-
nen. op de voorpooten te staan.
Maar zijn meester, die geen gevoel
bad voor een hooger streven, gaf hem
een geweldigen zweepslag, die hem
weer op de vier pooten bracht, en
bond hem aan da kribbe vast.
Wat voor kuren krijgt dat oude
beest opeens, bromde hij nijdig.
Aldus miskend, verging den ezel de
lust, op twee poolen te loopen. Niette
min werd de wensch, eveneens opzien
te wekken en beroemd te worden,
steeds heviger in hem. Als het zoo niet
ging, moest hij het op een andere ma
nier probeeren. Maar hoe hij ook
peinsde en verzon, er viel hem niets
in, wat hem nader zou kunnen bren-
geD tot het vurig begeerde duel. Ilij
verzonk in diepzinnig getob. Hij at en
dronk niet meer gewoon, en in zijn
verstrooidheid deed hij de wonderlijk
ste dingen.
Ik denk, dat ik 'den ezel moet
verkoopen, hij is nergens meer voor te
gebruiken zei zijn meester.
Tin I Eindelijk merkt Hij, dat ik
voor iets hoogers ben geboren I dacht
de ezel, en hij was overtuigd, dat dit
het begin der genialiteit was.
Dat maakte hem zóó verheugd, dat
hij in gedachten midden cm de rails
j van 'de electrisclie tram bleef staan,
terwijl zijn meester met 'de melkkan in
een huis verdween.
Een poos stond hij daar na te den
ken over zijn eigen beteekenis, tot hij
eindelijk gestoord werd door een woe
dend bellen.
?n Onaangenaam rumoer! dacht
hij vol ergernis. Iloe kunnen de
raenschen nu verwachten, dat iemand
grootsche ideeün heeft, als zij je aan
houdend zoo idioot storen I
Het bellen werd steeds verwoeder.
Eindelijk bedacht de ezel, dat het
hem misschien kon gelden, en hij
draaide ziin kop om. Daar stond een
tramwagen en de bestuurder belde
zich lam, wijl hij niet vooruit kon.
Heerlijk Ik houd hem tegen i
dacht de ezel verrukt.
Op dit oogenblik kwam ook reed.1
'n tweede train aanrijden en belde nog
hardei*.
Door mij komen ze niet verder I
Alleen door mij 1 dacht de ezel, bui
ten zichzelf van voldoening over zijn
gewichtige rol.
Wat drommelhaal toch je kar
daar weg I riep de bestuurder van
de eerste tram.
Maar de boer was nog niet terug.
Ik verroer mij niet, nam de ezel
vast zich voor en keek vol spanning
rond, of de voorbijgangers al bleven
staan.
Inderdaad verzamelden zich eenige
straatjongens, en een dienstvaardig
heer greep hern bij den teugel en
trachtte hem vooruit te trekken.
Ze blijven staan 1 Ik veroorzaak
een kolossalen oploop De heele stad
zal over mij spreken I dacht de ezel
en hield heldhaftig stand, terwijl zijn
baas, nu toegeschoten, hem met de
zweep bewerkte want de bestuurder
vam een vierde tram schold nog hevi
ger dan zijn drie voorgangers, wijl
hij zelf een zijstraat afsloot en deswe
ge uitgescholden werd door den
chauffeur van een auto, die niet voort
kon.
Ik zal kolossaal bekend worden
ze zullen in de kranten over mij
schrijven 1 juichte de ezel inwendig
en bleef zoo stokstijf staan, of hij van
hout was. Intusschen waren een paar
werklui gekomen, die zijn meester een
handje hielpen, om hem te ranselen.
Slaat maar toedacht de ezel.
Wat beduidt al dat lijden tegenover
den roem En ik heb ook een be
hoorlijke dikke huid.
Inmiddels raakte de strant geheel
erstopt door trams en aankomende
rijtuigen. De passagiers van de tram
stapten mopperend uit en versperden
de trottoirs.
- Fabelachtig, zooveel opzien als ik
maak I
De ezel werd dronken van opgewon
denheid.
Hij moet uitgespannen worden I
adviseerde een heer met gouden
bril, uitgespannen en weggedragen!
- Dragen, zegt hij, dacht de dolle
ezel, dragen Zoo ver zal ik het
brengen. Zelfs de beroemdste paarden
moeten nog raenschen dragen ik ech
ter zal door mensehen gedragen wor
den Ik zal ongetwijfeld het meest be
kende dier van Europa wordeu I
Intusschen werd hij inderdaad uit
gespannen vier stevige kerels pakten
hem aan, elk bij een poot, en zetten
hem als een tafel neer aan de andere
zijde, van de straat. Dadelijk schoven
de trams vooruit, de kijkers gingen
lachend verder. De ezel echter, wien
nu niets meer belette zich te bewegen,
draaide zich triomfeerend om, tenein
de zich aan het verbaasde publiek te
vertoonen.
Doch op dat oogenblik kwam ook de
auto vrij en schoot voorwaarts. De
ezel, die daarop niet gelet had, liep er
vlak tegen aan en kwam te vallen; de
auto reed over hem heen, stootte een
lantaarnpaal omver on viel toen zelf
om, terwijl de passagiers op straat ge
slingerd werden.
De ezel hoorde het geraas en ge
schreeuw. Er zal enorm over mij ge
sproken worden dacht hij. Maar dan
liep het bloed hem uit bek eu neus, en
hij kon niets meer denken want hij
was dood.
(Centr.)
De blinde.
ag in dag uit zat de bedelaar met
het grijze haar op hetzelfde kruispunt
van twee straten in de drukke stads
wijk.
Al vele jaren kwam hij alleen, zon
der geleider. Terwijl hij met zijn dik
ken stok onderzoekend op den grond
stampte, vervolgde hij met tastende
schreden zijn weg. Om den hals droeg
de bedelaar een versleten schild met
het door regen en stof bijna uitge-
wischte opsclu'ift.
„Blind door een ongeluk".
Met zijn geldbusje op de knieën, het
hoofd opgeheven met een onveran
derlijk strakke uitdrukking zat de ou
de man daar. Zijn linkeroog was ge
sloten; het rechter, met vuurroode
randen en oenigszins blauw beloopen,
staarde zonder eenigen glans voor
zich uit. Wie hem aanzag, wendde
den blik vol ontzetting af, zoo af
schrikwekkend was de aanblik van
het misvormde gelaat van den grijs
aard. Zwijgend en onbeweeglijk zat
do oude man daar van den vroegen
morgen tot den laten avond, in regen
en zonneschijn, bij zonnegloed cn
winterkoude.
Het rumoer van de wereldstad om
hem heen scheen hij niet te hooren;
het geknetter der autobussen en elec-
trische trams, liet geratel der wagens
en het geschreeuw der kooplieden
schenen evenmin indruk op zijn oor
te maken als golfgeklots op den rots
muur. Zijn geheele gevoel scheen zich
te richten op den klank der koper
en nikkelstukjes, welke van tijd tot
tijd in zijn busje vielen.
Hij had zijn vaste klanten, die hem
eiken dag in 't voorbijgaan een geld
stukje gaven. Nu en dan, als op ge
luksdagen do giften rijkelijker vloei
den, schoon zijn strak oog voor en
kele seconden te schitteren; met de
snelheid van den bliksem vloog er dan
even een glimlach van tevredenheid
zijn perkamenten gelaat. En zoo
vaak er een zilverstukje in het busje
klonk, 'draaide de oude man zijn
zicht naar den edelmoedigen gever
en fluisterde:
God loone 't ui
Zijn leven ging met volmaakte re
gelmatigheid voorbij en de oude man
gevoelde zich op zijn voordeeligen be-
delaarspost zoo gelukkig, dat hij niets
meer te wensclien had. De inhoud
van zijn bestaan, al zijn behoeften on
begeerten kristalliseerden zich in de
onwederstaanbare neiging tot traag
heid. Ilij kende slechts één genot: hot
nicts-doen; slechts één ding vervulde
hem met ontzetting: het werk! En zijn
leven hier op 't hoekje van dé straat,
dit ongestoorde dolco far niente,
scheen hem de inhoud en het doel
van alles, wat waard was, dat men
ar naar streefde.
Zoo zat de oude bedelaar ook op
een Zondagavond weer bedaard op
zijn gewoon plaatsje, gelukkig en te
vreden. Het was weer een van zijn
geluksdagen geweest. De oude man
bad schitterend© inkomsten gehad.
Langzamerhand werd het stiller tp
straat, de wandelaars gingen weer
naar huis. Plotseling trof een kinder
stem het oor van den bedelaar, liet
dochtertje van de melkverkoopster
uit den winkel tegenover hem speel
de met het kleine broertje, dut aan
haar hoede was toevertrouwd. Do kin
deren naderden den bedelaar.
- Geef den blinden man de sou,
die mama je voor hem gegeven heeft,
Freddi!
Dadelijk, nadat dit gezegd was,
hoorde men liet geldstuk in het busje
vallen.
De kinderen verwijderden zich.
Louise, Louise! riep de moeder
der beide kleinen uit haar winkel.
Wacht daarginds! Laat eerst de
tram voorbijgaan!
Op hetzelfde oogenblik kwam een
tram aansnuiven. De waarschuwing
van de moeder kwam te laat. Met het
broertje op haar arm had liet kleine
meisje reeds den rijweg bereikt en
beproefde nog haastig loopende de
straat over te steken. Op het pas be
sproeide plaveisel gleed de kleine uit
en viel dwars over de rails. In het
geluld van de tram mengde zich de
merg en been doordringende kreet
van do moeder.
De straat was op 't oogenblik heele
maal leeg. Toen hij den angstkreet
der moeder hoorde, sprong de blinde
plotseling op, vloog met bewonderens
waardige zekerheid naar het in ge
vaar verkeerende meisje en trok het
van de rails.
De tram vloog voorhij.
De blinde hief nu ook het jongetje
i en bracht beide kinderen onge
deerd: naar de moeder, die nog altijd
als verlamd van schrik, doodsbleek
tegen den post van de winkeldeur
leunde.
Snikkend omarmde de moeder llaar
kinderen en toen ze zich overtuigd
had, dat dezen zich niet bezeerd had
den, wendde ze zich tot den bedelaar.
Doch do woorden van dankbaarheid
bleven haar in de keel steken, toen ze
hem aanzag.
Zijn linkeroog, dat altijd, medelij
den vragend, gesloten was geweest,
was plotseling wijd geopend op *cle
gelukkige moeder gericht en 'n traan
'ontroering glinsterde in dit hel
dere oog. Moeder en kinderen sloe
gen den bedelaar met de uiterste ver
bazing gade. Hij was dus niet blind!
Iloe zou bij anders het reddingswerk
hebben kunnen volbrengen? Dus was
het opschrift op zijn schild een leu
gen! Meer dan tien jaar bedroog hij
zijn modemenschen.
Een pijnlijk stilzwijgen volgde op
do vreesdijke scène. Eindelijk ver-
.laarde de bedelaar openhartig:
Ja, het is zoo: met één oog kan
ik nog zien. Maar ik had altijd een
hekel aan werken. En toen ik op ze
keren dag als smid mijn rechteroog
verloor, besloot ik het toeval, dat mij
het andere oog deed behouden, een
beetje te corrigeeren. Ik wilde van nu
af voor blinde spelen.Ik heb mij nooit
verraden, dat mag ik gerust beweren.
Maar toen ik... toen ik straks de
kleinen in levensgevaar zag, toen
nu, u zult mij immers niet verraden,
niet waar? Anders zou ik mij een an
dere standplaats móeten zoeken, en
hier ben ilc immers bekend
De betrokken personen hadden ech
ter niet kunnen zwijgen. Toen de be
delaar den volgenden morgen beschei
den zijn plaats weer had ingenomen,
brachten de buren van de melkver
koopster hem een hartelijke ovatie
en overhandigden hem als bewijs van
dankbaarheid der gelukkige moeder
nieuw schild, waarop in glim
mende zwarte letters stond te lezen:
„Door een ongeluk blind geworden.
Met gevaar voor eigen leven twee kin
deren van den dood gered."
Dit nieuwe schild had het suooes,
hetwelk men er zich van had voorge
steld: het werkte op het gevoel der
voorbijgangers. En de giften vloei
den opnieuw en in nog ruimer mate
dan vroeger.
(N. v. 't N.)
BLOEMENTEELT OP DUITSCHE
MAILBOOTEN.
Dat de groote transatlantische
stoomschepen van den laalsben tijd
ingericht worden op een zoo weelde
rige wijze, dat zij aan comfort, zelfs
voor da meest eischende reizigers,
zoo goed als niets te wenschcn over
laten, is igenoeg bekend; maar toch
zal het volgende als een nieuwe en
wel eenigszins verrassende bijdrage
daartoe beschouwd worden.
Ook op die reizen zijn levende bloe
men schier onmisbaar, en, om daar
zoo lang en zooveel mogelijk voor
tafel- en salon-versiering in te kun
nen voorzien, bewaarde men ze in
de koelkamers, om ze naar gelang
der behoefte te gebruiken.
Men zou echter gaarne voor lange
zeereizen in do behoefte aan frissche
bloamen voorzien en de directeur
der stoomvaartmaatschappij van
Hamburg naar Zuid-Ainerika wend-
do zich tot den bekenden tuinbouw
kundige Neubert, te Wandsbek, mot
het gevolg, dat men tot het besluit
kwam, dat dit mogelijk, en alleen
mogelijk zou zijn, wanneer men op
het promenadedek der groote stoo-
mers een plantenkas bouwde.
Daar het overleg gepleegd was
naai* aanleiding van den bouw van
een groot stoomschip van deze vaart,
de „Kap Finïsterro", werd hiertoe
besloten.
Groot kon die kas uit den aard der
zank niet zijn, wijl er niet veel ruim
te aan het promenadedek kon ont
trekken worden; maar toch groot ge
noeg, om nog in twee compartimen
ten verdeeld te kunnen worden; om
daarin, naar den eisch der voor for-
ceeren bestemde planten of van die,
welke teruggehouden moesten wor
den, do temperatuur te kunnen re
gelen.
En juist die temperatuur "scheen
een groot bezwaar op te leveren.
Wanneer toch het schip in den win
ter van Hamburg vertrok, kon het
daar streng vriezen, terwijl het
straks, onder den aequator aan eon
brandende hitte zou blootgesteld zijn,
een zoo groot verschil van tempera
tuur, dat daarbij aan geen goede cul
tuur kon gedacht worden. Door de
installatie van een verwarmings- en
verkoelingsinrichting is men er ech
ter op de eerste heen- en terugreis
in geslaagd een geregelde tempera
tuur in deze kas van 15 gr.—20 gr.
C. te onderhouden. Een mooi resul
taat, waaraan men zeker de boven
verwachting prachtige uitkomst der
eerste proef te danken heeft.
Het schip vertrok half November
van Hamburg en de kas was toen
voornamelijk gevuld, behalve met de
oogenblikkelïjk gewenschte bloeien
de, met kunstmatig teruggehouden
planten, ten einde, die geleidelijk in
bloei te brengen. Dit waren voorna
melijk lelietjes van dalen, seringen,
prunus, pirus, viburnum, rozen, enz.
voorts bloeiende begonia's, cyclamen,
met asparagus en dergelijke voor
salonversiering en voor binderij van
bouquetten, enz.
Dat al deze planten gedurende de
lange reis veel verzorging vereisch-
ten, is licht te begrijpen; evenzuo dat
dit alleen aan een ervaren bloem-
lcweeker kan worden toevertrouwd,
en dat alles, wat hij daarvoor noo-
dig had, onder zijn onmiddellijk be
reik was: lichte en zware aarde,
zand, bloempotten, verschillende ge
reedschappen, enz. Daar was echter
zoo goed voor gezorgd, dat steeds
aan de vraag naar bouquetten, die
men den dames wilde aanbieden, kon
worden voldaad, en wat dit betoe-
kent, zal men begrijpen, als men
weet, dat bij het passeeren der linie,
voor een weldadigheidsbal ongeveer
erhonderd bouquetjes van verscho
bloemen konden afgeleverd worden.
Toen de „Kap Finisterre" te Bue-
nos-Ayres binnenliep, was het schip
met lelietjes van dalen en seringen
versierd, een aldaar nooit gezien
schouwspel, dat een waren volksop
loop veroorzaakte, en tot gevolg had,
d.at deze drijvende bloemententoon
stelling door ongeveer 20,000 perso
nen bezocht werd, en de President
der Argentijnsche Republiek den be
kwamen bloemist Petersen daarover
•complimenteerde. Niet minder en
thousiasme verwekte dit fraaie
schouwspel te Montevideo en te Rio-
Janeiro.
Toen het schip half Januari, bij
een grimmige koude, weer te Ham
burg arriveerde, was de eetzaal ver
sierd met een keur van azalea's hya
cinten', tulpen enz., zóó prachtig ont
wikkeld, als men ze toen daar om
dien tijd nog niet zag. Deze planten
hadden dus tweemaal de linie ge
passeerd, en voeren er, dank zij de
goede zorg, wèl bij.
Dat de directie der Hamburg-Zuid-
Amerikaansche Stoomvaartmaat
schappij hiermede zeer tevreden was,
blijkt wel het beste hieruit, dat thans
>p vijf nieuwe stoomschepen, die
'oor deze vaart in aanbouw zijn,
dergelijke bloemenkassen wordeu ge
bouwd; en dat het bij andere Maat
schappijen navolging zal vinden, is
wel te verwachten; te meer, daar de
in Europa gekweekte bloemplanten
in de groote steden der tropische
landen zeer worden op prijs gesteld.
Peperman is man in bonis. Ilij
vierde onlangs zijn GOsten verjaar
dag. Van alle zijne kennissen en
vrienden en klanten, die geregeld bij
den vroegeren kruidenier en kolonia-
1 ewarenhandelaar inkochten, hadden
den ex-handelsman en huidigen huis
jesmelker allerhande bewijzen gezon
den hunner sympathie. Peperman
vond bij de geschreven en gedrukte
naamkaartjes een hetwelk zijn bij
zondere aandacht trok. Het was het
deftige kaartje van een zijner huur
ders, den Jonkheer Van Kampen.
Maar den waardigen Peperman bleef
het een raadsel wat zijn huurder zou
bewogen hebben lot het duistere op
schrift „m. h g."
Hij overwoog en dacht na maar
vond niet de beteekenis van deze
letterleekens. Eenige dagen daarna
stïak" hij' 'den Jonkheer in' zaken aan
gelegenheden.
Jonker, ik heb uw kaartje ont
vangen, waarvoor mijn dank, maar
vertel mij eens wat beteekent „m.
h. g."?
Wel, antwoordde Van Kampen
hoogst verwonderd, dat wil toch zeg
gen „met hartelijken geluk wensch".
Zoo, zegt Peperman, dan kun je
toch veel zeggen met een paar letr
tere.
Jonkheer Van Kampen ontving ge-
ruimen tijd na dit gesprek van Pe-
perman diens naamkaartje. Doch nu
was het aan hem om raadsels op te
lossen, want het was voorzien van de
:eheimzinnige teekens ,,s. v. p d."
Maanden daarna ontmoetten huis
baas en huurder elkander.
Maar, mijnheer Peperman, zegt
u me nu eens wat „s. v. p. d." op
uw kaartje beteekent?
Weet u dat niet? Ik dacht toch
dat u bet begrepen had, want dade
lijk daarna hebt u me de achterstal
lige huur laten brengen. „S. v. p. d."
wil toch zeggen: „S'il-vous-plait dui
ten!"
AANNEMELIJKE VERKLARING.
't Achtjarig zoontje van een dok
ter speelde met een vriendje in de
ler van zijn vader, gedurende
diens afwezigheid; op eens trok hij
de deur van een least open en ont,
hulde voor do verschrikte oogen van
zijn vriendje een skelet.
Toen de kleine gast voldoende be
komen was van zijn schrik, vertelde,
het dokterszoontje dat zijn vader
zeer trotsch was op dit geraamte.
Zoo? vroeg de ander, waarom?
Dat weet ik niet, was 't ant
woord, misschien was het zijn eer
ste patiënt.
IN DEN DIERENTUIN.
'Mama. Kijk, Dora, dat is de gi
raffe.
Kleine Dora. O, ma, hoe komt
dat arme beest zoo vol kladden?
Keesje. Meester moet naar dia
badplaats. Daar moet Ie zoo'n water
drinken, voor zijn gezondheid; vader
zegt, met ijzer er in.
Jantje. Wat zal z'n hand dan
zwaar wordenl
HET WAS HOOG TIJD!
Durf je zeggen, dat je dien haai
vandaag geschoten hebt!
E-è-è-ja...
't Was me dan ook hoog noodigi;
lieve hemel, wat 'n lucht!
EEN UITZONDERING.
Iemand hield in een stad een toe
spraak tot jonge mannen cn betoog
de onder meer, dat een jongmensch
geen plaatsen moest bezoeken, waar
hij niet ook met een gerust geweten
zijn zuster zou brongen.
Is er wel iemand hier? vroeg hij
die dit niet met mij eens is?
Daar stond achter in de zaal een
jongeman op, die met luide sten?
riep:
Ja, ik mijnheer!
En waar? vroeg do verontwaardig
de en verbaasde spreker, meent u
dan wel heen te mogen gaan, waax
u uw zuster toch niet zoudt willen
brengen?
Naar den barbier, antwoordde
de jongeman..
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34 Teleplioon 1543.
Probleem no. 371,
van Bolzé.
46
Wit
j m
f- V
fi§ fü
t
H §g
e
IÉ
ggf
1
fc SS
SP
47
Zwart schijven op 5, 7, 9, 11, 12, 13,11, 15, 17, 18, 22, 23, 27, 28 en 29.
Wit schijven op 25, 26, 30, 31, 35, 37, 38, 39, 41, 42, 44, 46, 47, 48 en 19,
Probleem no. 372,
van M. Charly.
Zwart
Wt
M
UB
1Êk
1B
25
86
m
■m
'vÊk
ëfc
45
3
Zwart schijven op 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14 19. 20, 25, 29, 33, 34 en 38.
Wit schijven op 17, 18, 21, 22, 26, 31, 36, 37, 40, 44, 47 eu 49.
Oplossingen dezer problemen wor-1 Oplossing van probleem no. 367 van
den gaarne ingewacht aan bovenge- den auteur: Wit 4237, 36—31, 3329,
noemd adres, uiterlijk Dinsdag 2 4G—41, 44-7-40 (zwart sluit naar keuze),
a.s. 47—42, 43:12, 49—7, 35:2, 2:51
Oplossing van eindspel No.
Wit 29—42, 42—48,
Zwart 3—9A B C, 9—4D,
368 van da auteur:
48—25, 25-20, 5:14, 20-14, 35:21!
415E, 1510E, 46:10, 10:30.
Wit 42—48. 24-20, 35-30, 48 251
'A Zwart 32-5, 25 tot 3, ?:25, 25:34
Wit 4248, 24—20 enz., als bij variant Al
B Zwart 3—26, 26—3.
Op 26—21, 17 of 12 volgt 24—19 enz.!
Wit 5:23,35:241
C Zwart 3—14, 4630.
Wit 24—20 enz., als bij variant A.
D Zwart 9—3.
Op 9—18, 22 of 27 volgt weör wit 24—19 e
Wit
E Zwart 4—
Op 36-47, wit 20—15!
Op 36—31, 27, 22 of 18, wit 20—14!
Op 36-41, wit 20—14, 5:23, 35:24!
De nos. 367 cn 368 zijn goed opgelost
door de heeren M. ten Brink, W. J. A.
Matla, P. Mollema, J. J. Eype, G. Se-
rodini.
>7 is goed opgelost door den heer
J. Siegerist.
VOOR DE JEUGD.
Wij zullen thans onze beschouwing
over den „Coup de Turc" wear voort
zetten. Deze slag is zeer moeilijk te
zien in de partij en kunnen we er
daarom niet genoeg de aandacht op
vestigen.
Schijnbaar komt do slag weinig
voor, de oorzaak hiervan ligt waar
schijnlijk wel daaraan dat hij den
spelers ontgaat, 't ls wellicht voor de