1 n n s a derde snelheid op hel gezicht van de lantaarn, dio mei heftigheid hoon en weer werd gezwaaid. Do conducteur sprong op don grond, om naar de oor zaak to vernemen van hot oponthoud. Hij zog maar één persoon Jim, die haastig eenigen uitleg trachtte te ge ven, terwijl do verschrikte passagiers de wagons verlioton. *t Is gelukkig in orde, zei Jim zenuwachtig, maar lset heeft er slecht genoeg voor u uitgezien. Go zijt gered 011 dat hebt ge to dan ken aan een verloopen man, die vroe ger op deze lijn gewerkt hooft. Zijn oogen gingen over den groep passagiers en een gevoel van vreug de overviel hem bij het zien van een meisjesgestalte in hun midden. Wie was het, Jim? vroeg Elsie Morse, toon ze hom goed begrepen had. Ik weet het niet, antwoordde hij, doch ik zal u hij hem brengen en dan kunt ge hem zelf danken. Toen ze evenwel rondzochten naar hun redder, was er geen spoor van hem te ontdekken. IIij was verdwe nen, even plotseling als hij in de kleine statie was binnengekomen. En nooit heeft men hom weer gezion, na sporingen in hot werk gesteld, alles vergeefs. Jim, die al zijn aandacht had gehad op den naderenden snel trein. had niet bemerkt, hoe zijn mot gezel de lantaarn had laten vallen, van den spoorlijn was afgegleden en naar het dichte bosch In do nabijheid was geslopen. En hij en Elsie spre ken nog dikwijls over hun geheimzin- nigen redder en de jonge vrouw kan een vaag vermoeden niet van haar af zetten, dat het haar vader geweest is. Die was machinist geweest bij dezelf de maatschappij en tengevolge van een klein verzuim ontslagen. Na den dood harer moeder was hij vertrok ken en een paar jaar later had het bericht van zijn dood haar bereikt. Toch bestond er mogelijkheid, dat die tijding onwaar was geweest en bei den, haar man en zij, kunnen een stille hoop niet onderdrukken, dat ze nog eenmaal ln de gelegenheid ge steld worden, den man te vergelden, wat hij voor hen gedaan heeft op den gedenkwaardigen nacht, dat haar le ven en Jim's geluk aan een zijden draad hingen. (,,Centr.") de andere steunde zij op een slok. Zij sprak stil en eentonig. 't Is mooi van u dat ge tot ons gekomen zijt, mijnheer Ebing. Welk een diepe treurigheid kan er liggen in het gelaat van een boerin, dacht de jonge schilder en zette vol eerbied een stoel voor haar gereed. Ik moet dus uw portret schilde ren, vrouw Lang? vroeg hij. Zij bloosde licht. Is dat niet belachcljjk? veront schuldigde zij zich. Mijn man wil het het bepaald. Ilij laat niet af reeds se- dert ik gefotografeerd ben, 't was een groot portret en allen zeggen dut het zeer goed is, maar daar is hij niet te vreden mee „Een echte kunstenaar moet u schilderen", zegt hij. Dn zoo gij oogen op het portret wildot schil deren, dan zou hij u nog dankbaarder zijn en hij zou er u afzonderlijk vooi betalen. Misschien zoudt gij ile foto grafie van inijn zoon hiervoor kunnen gebruiken, die had mijne oogeu. Zou dat zeer moeilijk zijn? Volstrekt niet, antwoordde Ebing met bewogen stem; hij was beschaamd over ziehzelven en over de gedachten met welke hij hierheen was gekomen. Ik begrijp zoo goed, ging de oude vrouw voort, dat het een jongen man zonderling moet voorkomen een blin de oude vrouw tc moeten schilderen; maar voor mijn man is 't niet zonder ling. Hij wenscht het zoozeer, 't Is de beste man die op de wereld bestaat, hij denkt altijd slechts aan mij alleen. Hoewel ik in 't geheel niet kan spelen, heeft hij mij dit klavier hier gekocht, alleen omdat ik zoo gaarne hoor spe len, en de koster of de dochter van den dominé mij nu en dan wat zou den kunnen voorspelen. En al be grijpt een zoo jonge man als gij dat ook niet recht, zal het toch een troost zijn voor hem, een portret van mij te bezitten. Ik dacht onmiddellijk dat gij zulks zonderling zoudt vinden en daar om beu ik haastig vóór hem hierheen gekomen, opdat gij toch niets tot hem zoudt zeggen, dat hem zou kunnen krenken dat het belachelijk is of zoo iets. Hij houdt zooveel van u «.u is zoo blij u hier te hebben, dat tk treurig zou zijn, moest bet eene ontgoocheling voor hem worden. Maar het is toch de natuurlijkste zaak van de wereld, dat hij gaarne een portret van u zou bezitten, biocht Ediug in. Ja. maar jonge mensehon zien dat misschien niet in, antwoordde zij. Die meenen altijd dat zij alles weten maar zij w eten toch niet hoc het is, wanneer menschen te zaïnen geleden hebben. st ook eerst wat mijn man voor as, toen ik mijn eenig k;iid ver loor. Wanneer ik in den nacni ent- waakte en tevergeefs het kleine bed naast mij zocht, dan was hij het die mij troostte. Ziet gij Erik's portret daar onder het bloemenkruis. Een lieve kuaaj) zeide Ebing. Ja. Hij is verdronken. Hi, had met anderen beneden aan de mier gespeeld, en een viel er in 't water, toen sprong mijn jongen hem na, maar zij verdronken beide, 't Was een goed kind en immer de eerste in de klas. Dat alles hebben vader en ik samen doorgemaakt. Dan werd ik blind en toen was het alsof hij mij mijn jongen en mijne oogen wilden vergoeden en alles voor mij zijn. En dat is hij rok geworden. Ziet gij, ik ben oud <11 lec- lijk, en blink en gebogen, maar nat al les ziet hij niet. Begrijpt gij dat i-u? Ja, ik begrijp het, zeide Fbing zacht. En ik dank u, dat gij zoo cj.en- hartig met mij gesproken hebt, want, eerst nu zal ik een goede schilderij van u kunnen maken. Ik zou zelfs gaarne twee schilderijen van u maken, een borstbeeld eu een in den hofstoel daar buiten. Ja» maar, zeide zij verlegen, dat zal zoo duur worden, en waartoe zulks te doen? Ik zou het zoo gaarne doen, bet zal u niets kosten. Drie honderd kro nen zijn genoeg ik wou dat ik het heelemaal voor niets kon schilderen. Drie honderd kronen! Is het mo gelijk.' Voor een portret van inj! Zij bloosde plotseling als een jong meisje. Op dat oogenblik kwam haar aan binnen. Vader, riep zij, wilt gij werk'lijk drie honderd kronen voor een portret van mij uitgeven? Ja, ziet gij. moeder, er zijn geen grooter gekken dan de oude gekk .-n, zeide hij vroolljk. En toen de oude vrouw het blinde gelaat naar de stem haar mans toewendde en deze haar aankeek, boog Ebing 't hoofd. Den heelen dag zat de jonge schil- Aan den ingang van de schuur der bij zijne schetsen, en ten hij des stond ten oude man met een knc-jiit avonds terugreed wist hij, dat hij zijn te praten. Ebing sprong van zijn nj- beste werk had geschapen. Maar, hij wiel en vroeg hem waar M. Lang j dacht niet aan zijn werk en niet aan woonde. Iziehzelven. maar hii poogde te hesrij- pen. dat ook zonder verstandelijke Hel portret van de boerin (Naar het Noorsch van Iians Günther.) Frans Ebing snelde op zijn rijwiel over den zonnigen landweg. Ginder echter schemerden een paar helle ge bouwen, die wel reeds tot de boeren hoeve behoorden, waar hij heen toog. Hij monkelde stil, in ziehzelven, toen hii aan den brief dacht, die hem naar bier had geroepen: Beste heer Meoslor-Schilder, Kom morgen middag op mijn hofstede ln Briesen; gij moet mijne vrouw schilderen, al moest het ook driehonderd kronen kosten. L'w toegenegen, K. LANG. Nog nooit had de bekende jonge schilder Ebing een zoo naieve op dracht gekregen. Hij was ook op het punt geweest het lompe voorstel, dat hem buitendien weinig verlokkend voorkwam, aanstonds af te wijzen, maar toen viel hem in dat hU reeds al te lang verlof had genomen en dat zijne beurs eene kleine 'pekking drin gend noödig had. en hij besloot eens „den boer op te gaan", zooals hij spottend tot zijn vrienden zeide. Hij had goed gezien, die gebouwen behoorden tot de hoeve van Lang. Het eerste'en tevens het grootste was wel het woonhuis van den bezitter. Een geel gebouw met fleschgroene ven sterluiken; dc schuren daar achter koper rood; een wit staketsel rond een wilden ouden tuin met groote bonte bloemen. Hoe treurig leelijk is dat ai- le.s. dacht Ebing, welk beeld zal IS gedwongen zijn te schilderen om aan dezen smaak te beantwoorden? Hier, antwoordde de ouderiioj en keek den man scherp aan; wat en stoffelijke verfijning eene zekere verlangt gij van hem? Hij staat schoonheid mogelijk is. Ebing gezien. „Koeien op de Provinciale beroemdheden, maar hi. hetwelk hem zoo goed was gaf 1 llUi' s*raY,ei{ liaar boogd en nu eindelijk had hij de eere-medail- voor u. Toen Ebing zijn naam noemde, klaarde *t ernstige, doorgroefde ge- ncht \an den boer op. Mijne vrouw had het wel aan stonds gezegd, dat gij zoudt komen, maar ik geloofde het niet. 't ls altijd verkeerd, wanneer ik haar niet ge loof Ga maar met mij mee. En cr volgde een krachtige handdruk. Op den weg naar huis vertelde hij den jongen schilder, dat hij reeds lang gcwenscht had een goed por tret van zijne vrouw tc bezitten, en n had hij in een geïllustreerd tijd schrift, waaruit hij 's avonds zijn vrouw voorlas, een schilderij van den heer "'I weide' bevallen, dat hij onmiddellijk had ge zegd: die en geen ander zou zijn vTw,.w schilderen, dat is do rechte man! Het geld had hij ook reeds ge reed gelegd. Dan bracht hij den gast in een groote kamer en liet hein al leen om zijne vrouw te halen. Ebing keek eens in de mooie kamer rond, wier behangsel, meubels en kleeden cl1 heele kleurenschaal bevatten; hij kon een spottenden glimlach niet weerhouden. Daar hoorde hij langzame schreden en do boerin trad binnen, eene groote vrouw met grijs haar, mager en rim pelig. Zij had zich opgeknapt om voor den schilder te zitten, had haar zij den kleed aangetrokken en een Keten van zwarte parelen rond den magc- ren hals gelegd. Maar Ebing's spot verstomde deze vrouw was blind. En een diep medelijden greep hem aun. Met gesloten oogen kwam zij op hem toe en reikte hum de hand. Met mogelijk is, dat deze een oudige man en deze eenvoudige vrouw in hunne beproefde liefde de beste gaven des levens hadden gekre gen. C.Utr.") Een Auto-ongeval. Michel Büultbois de beeldhouwer, 'n stevige kerel en 'n eenvoudige ziel, had lang gewerkt eer hij succes had. Wel verdiende- hij genoeg geld aan standbeelden en monumenten voor hij Ie te pakken en telde mee onder de beroemdheden. Nu mag je wel een automobiel gaan houden en trouwen, raadde hem zijn kunstbroeder Fortier, portret schilder h la mode, die van genoemde weelde artikelen reeds lang voorzien was. Michel was, als gezegd, een eenvou dige zielmaar door 't aanhoudend aandringen der vrienden, dut hij „in de beweging" moest, besloot hij alvast zich de auto aan te schaffen, met een als zeer handig aanbevolen chauffeur er bij en hij genoot van het nieuwe stuk speelgoed door talrijke tochten te maken van Parijs naar Orleans of Dieppe, op één dag heen en terug, was een nieuwe sensatie. Weldra echter begon hij genoeg te krijgen van die beweeglijkheid en ge bruikte de auto enkel als hij werkelijk haast had. Op oen middag wilde hij bij iemand op Montmartre zijn. Ik heb niet veel lijd, zeide hij tot den chauffeur, als er niet veel in den weg is, rijdt dan vlug door, maar niet overdrijven 1 De beroepstrots van Jean w ach te ge woonlijk 'n dergelijke aanbeveling van zijn meester of. Hij liet dus de kar vliegen met de snelheid van een me teoor. Eensklaps op een hoek hoorde de beeldhouwer eer: vreeselijken kreet. Maar de chauffeur manoeuvreerde be hendig. 't Slanke, aardige modistelje, dat juist op dat oogenblik den rijweg overstak, kwam vrij met den schrik. Haar hoed raakte echter in de sloot en haar kapsel in de war. Natuurlijk ging de bordpapieren doos die zij droeg, den houd achterna. Michel had niets gezien. Hij daclit aan een ongeluk en sprong haastig uit de auto. Voorbijgangers vormden reeds oen kleinen oploop en er was geen agent te ontdekken. Een oude hoer maakte een vuist tege nden chauf feur en schreeuwde hem toe Ben je gok Zoo idioot te rijden op dit drukke puGt 1 Roods bekomen van den eersten schrik kreeg de aardige modiste haar kleur terug. Michel ging naar haar toe, stelde zich voor cn verklaarde, dat hij alle schade zou vergoeden. Zij verzekerde, dat het niets was enkel de angst maar zo trok een lipje, toen men haar den opgeraapten hoed en de doos over handigde, die beide beschadigd en nat geworden waren. Wat haar in de war geraakt haar betrof, een Parisienne is door een klei nigheid niet verlegen. In een paar se conden hudden de vlugge vingertjes van Juliette Pommier de coiffure her steld, die nu nog veel bevalliger leek dan vóór het ongeval. Intusschcn putte da eigenaar van do auto zich uit in verontschuldi gingen. Komt u even mee in een apo theek, juffrouw, om iets te nemen om te kalmeereiL Daarna zal ik een nieu wen hoed voor u kcopen en natuurlijk wensch ik u een schadevergoeding te betalen, die u moet aannemen. De omstanders lachten even om de zen dialoog, maar 't ernstige en be sliste voorkomen van Micnei, zijn veertig jaar, zijn lintje en, vooral de afwezigheid van elke wraakzucht bij hel meisje, deden de commentaren de lachjes verstommen. Ilij beval Jean kortaf naar huis rijden eu geleide Juliette naar een bij zijnde apotheek. O, meneer, ik dank u welmij scheelt volstrekt niets, zei het aardi ge meisje, enkel een beetje in de war, dat begrijpt u. Mijn doos was geluk kig leeg ik had juist werk bezorgd. 't Spijt me verschrikkelijk, dat het zoo liep, antwoordde de kunstenaar, vergun mij, dut ik nujn plicht doe. Hij riep een rijtuig aan, waarin beiden plaats namen en op aanwijzen van Ju liette, reden ze naar Amélie Artot, de beroemde hoedenzaad, waar de vrou welijke aristocratie van heel Europa komt. 'Daar worden ware kunstwerken vertoond. De eenvoudigste hoed kostte 100 gulden. Voor al die pracht slaande, fonkel den de oogen van Juliette als karbon kels. Zij wilde de bescheidenste keuze doen .maar Michel wees haar een exemplaar, dat, naar hij zeide, meer in harmonie was met haar schoon heid. Zij aarzelde, bloosde, en paste daarna het kostbare voorwerp. Ziezoo, sprak zij. toen zij het ma gazijn verlieten waar Michel 200 gulden gelaten had nu zal do eer ste juffrouw van het atelier niet veel te vertellen hebben. Met die eerste juffrouw zal je niet meer te maken hebben, kindlief. Nu moeten we 'n nieuwe doos voor je heb ben. 0, meneer, laat ik die zelf maar betalen, ik heb nog een gulden in den zak. Neen, zoo bedeel ik het niet. Heb je vertrouwen in mij Zeker, meneer, maar ik mag geen misbruik maken van uw goedheid. Maar o, wat had ik een angst —Kijk eens, vervolgde Michel een voudig, hier zijn 10 gulden voor u en honderd voor uw moeder. Nu gaan we naar uw patroon of patrones. U ver telt daar van liet ongeluk, betaalt de doos en vraagt een paar dagen verlof, om v. at tc bekomen Ik ben u toch een schadevergoeding schuldig. Nog even protesteerde het mooie blondje. Zij had 't, of ze droomde Maar meneer, ik geloof toch, dat ik onbescheiden zou worden. Het on geval had niets te beteekenen. Ik ver zoek u ook vriendelijk uw chauffeur geen standje te maken. Zooveel royali teit maakt mij verlegen, vervolgde Ju liette. Kom, kom En u moet me straks uw naam en uw adres gevem Mijn auto had u kunnen dooden 1 Na twintig minuten kwam Juliette terug bij den artist, die voor haar ma gazijn wachtte. Zij had alles verteld aan do patrones eu aan de vriendin nen van het atelier. De harmonie was hersteld in haar kleeren, in haar kap sel en de hoed maakte haar bekoorlij ker dan ooit, hoewel hij contrasteerde inct de eenvoudige japon. Zij verlieten hei rijtuig, om wat te gaan zitten in een groot cafe op den boulevard. Hier bestelde Michel 'n verfrisschenden drank en schrijfge reedschap. Weldra echter liet hij de pen rusten om te kijken naar zijn gezellin. Zij glimlachte. Hij vond 't zonde, dat zoo'n lief kind op het atelier van een modiste zou blijven. Op tegelijk buscliroomdcn en stoul- moedigen toon vroeg hij Iloe noemt u die kurketrekkers aan uw hoofd Dat zijn mijn „chichis". 't Is erg in de mode. U moest liever zoo'n toestand niet aan uw hoofd maken en u kappen als Diana of Ariadne. Dan zoudt u nog veel mooier zijn. U zult 't zien. Den volgenden morgen ontving de moeder van het meisje, juffrouw Porn- inier, weduwe van een klein ambte naartje, 'n brief van den beeldhouwer in deze het avontuur vertelde en verlof vroeg, haar te komen bezoeken „om nog eens zijn verontschuldigin gen aan te bieden". Wat een verrukkelijk meisje is dio Juliette, dacht do beeldhouwer. toen hij de sombere trap beklom van een nog somberder huis in een onaan zienlijke buurt. Die oogen, die lach 1 Dat figuur 1 En nauwelijks twintig jaar 1 Ik houd alleen van blondines. Bovendien hel) ik genoeg van het vrij- gezellenlcven, de auto en de bedien den, die je bestelen als struikroo- vers.... Binnen drio maanden werd Juliette mevrouw Bouteboïs en in den Salon van het volgend jaar had de kunste naar 'n enorm succes met de wonder bare „Midinctlc", welk marmer thans één der squares van Parijs siert. Het meisje. Bongérard was een jonge man van acht-en-twintig jaar met eon intelli gent en sympathiek uiterlijk, groot en vierkant van schouders, eon open blik Parijsche trekken, met eon vroolijke on tevens peinzende uitdrukking, de blonde snor krijgshaftig opgedraaid. Zijn beroep van steonhouder was bij na een kuustberoop en inderdaad zag hij er heelemaal als ©en artiest uit met zijn grooten slappen hoed en zijn grijs-fluweelen broek, dio ter hoogte van de zakken uitstond en bij zijn enkels nauw toeliep. Den dag, dat hij zijn entrée deed op de werkplaats van Leclerc zijn zak met gereedschappen op zijn rug wilden al de werklieden, onder den indruk van zijn glimlach waarin iets van edelmoedige blague lag, om strijd vriendschap met hem sluiten. Een louko kerel, die nieuwe, wat? Maar wat eon teleurstelling! Bon gérard gedroeg zich als een wilde, niet alleen zeide hij tegen niemand wat, maar hij beantwoordde zelfs de toenadering van zijn medewerklieden niet. Des avonds ging hij alleen naar huis; geen enkel© belocfdhcid kon hem terughouden. Nu had hij een te geprononceerde persoonlijkheid, dan dat men er toe kon besluiten hem eenvoudig maar links te laten liggen. Weldra werden zijn medewerklieden, nu zij zijn vrien den niet konden zijn, zijn vijanden. Mijnheer ziet op ons neer, omdat hij zich zooveel voornamer en interes santer voelt dan ons, zeker. Dat zal slecht afloopen, die geschiedenis! In werkelijkheid had Bongérard een prettig karakter, en in gewone tijden zou hij zeker tot een hartelijke kameraadschap geneigd zijn geweest, maar juist toen hij op de werkplaats kwam, had hij zich verloofd. Hij leef de met een zaligmakend geheim, dat hem verstrooid maakte, en zonder dat hij zelf wist, onverschillig voor de vriendelijke of vijandige bedoelin- fen van zijn omgeving. Ilij droomde iever alleen dan dat het 't een of an der banaal gesprek voerde, en des avonds ging hij liever naar zijn toe komstige familie dan in den herberg iets gebruikon. Bij drio van zijn makkers, Bran- chu, Malavert en Gondouin flinke kerels begon op den duur de gal echter over te loopen. Op een Zater dag smeden zij hun complot. Daar zij tot de oudsten behoorden. Werden zij 't eerst uitbetaald en zouden een kwar tier eerder dan Bongérard vertrok ken. Welnu, bij een bocht in den weg, dicht bij de fortificaties, zullen zij hem opwachten en ruzie met hem zoeken. Omdat hij net doet alsof hij de men schen, die hem al lachend of dreigend aanspreken, niet hoort willen zij hem vandaag werkelijk uitdagen. Zij zullen hem niet tegelijk aanpak ken. Branchu, die hel eerst op Bon gérard gebeten is, zal hem het eerst aanvallen en toesnauwen. Zeg eens, jij moet, wanneer men je fatsoenlijk wat vraagt, fatsoenlijk antwoorden ook. daarbij zal liij hem een vuist slag toedienen. Als Branchu het moet afleggen, zal Malavert to hulp komen en op zijn beurt zijn vuisten gebruiken. Ten slotte zou Gondouin als het noodig mocht blijken, ook nog een handje mee helpen, In ieder geval zal Bon gérard zoo'n lesje krijgen, dat hij de werkplaats verlaten zal, Branchu zou haiid er voor in het vuur willen steken. Bongérard moest bij de ouders Yan zijn meisje dineeren; hij had wel een moeien bouquet willen medebrengen, maar vind nu maar eens bloemen in dit stadsdeel, waar niet eens licht en lucht genoeg is. Hij gaat de wegen die evenwijdig loopen, met de militaire zóne, die inngs heele gedeelten, door houten palissades en fabrieksmuren, in plaats van door huizen begrensd worden. Verdiept in zijn gedachten, loopt hij vrij langzaam, de linkerhand in zijn broekzak, de rechter heen en weer zwaaiend. Plotseling, bij een krui sing van straten, hoort hij snelle pos sen achter zich, en een kind van vijf of zes jaar neemt zijn hand, zeggen de: Ik ben bang voor den wafwaf! Hij maakt een onbestemde bewe ging met zijn hoofd en blijft zwijgen. Toch stapt hij wat langhamer voort en laat zich door het meisje bij zijn hand houden: een kleine blondine met een aardig snoetje, dat haar neus in de lucht steekt om te babbelen. Maar kijk toch eens! Jo weet niet eens wie je eon hand geeft. Het is een klein meisje. Zij lacht en haalt haar schouders op als een volwassen persoon. Ik kom van grootmoeder terug en nu ben ik l>an<g voor den wafwag. Gek, vind je niet!... Moeder heeft me alleen uitgezonden, omdat zij ziek is. ik ken den weg heel goed, wan neer ik het huis uitkom, recht uit, tot de rails van do tram, snap je? In de verte in een bocht van den weg houden de drio tegenstanders an Bongérard zich gereed. Zij heb ben elkaar gedurende het wachten nog opgewarmd. Ah, ah, daar komt hij aan! De scheldwoorden komen bij voor baat al los; de verschrikkelijke Bran chu doet er een eed op, dat die „vui le schooier" gekraakt zal worden. Ten gevolge van het halfduister, zien zij eerst van korten afstand het wonderlijk schouwspel: die groote ke rel, die een heel klein meisje bij de hand houdt. Wat te doen? Het is onmogelijk Bongérard nu aan ie vallen, nog on mogelijker dan wanneer hij door een gewapende troep beschermd was. Natuurlijk gaat hij voorbij zonder al die mannen te zien, en dezen zien zich verplicht hem van verre te vol gen, met woeste oogen en gebuide vuisten. Eenige oogenblikken later schudt het kind den arm van Bongérard. Nu, ik ben er, we moeten stop pen. Zij lacht en haalt weer haar schou ders op. Lieve hemel, hoe kan iemand zoo groot zijn. Maar hoe moet ik je nu goeden dag zeggen... Je bent veel te groot ;als je niet bukt, kan ik je geen kus geven. ilel galaat van Bongérard ontspant zich en juist als hij het kind optilt, om haar een zoen te govcn, halen zijn collega's hem in en zijn verplicht ook stil te staan. - Kijk eens, daar heb je Branchu... Malavert ook! lu hij zijn kameraden herkent, schijnt Bongérard in eens opgevroo- lijkt en hij roept hun op een toon, waarin liefde voor het kind trilt, toe: Saluut. Wat een snoes, hè? De drie vechtlustigen zijn eens klaps van idee veranderd: zij zien anderen Bongérard dan dien, wel ken zij haten ,een Bongérard, die eon ian is. Hun gelaat vroolijkt op. Hier de kleine! roept Branchu. Hier, hier, schreeuwen Gondouin en Malavert, die ook het kind kussen willen. Op hel stemmengeluid komt dc co» eierge op den drempel. O ,bcn jo daar'? Heeft grootmo» der geld gegeven. Neen .grootmoe .had zelf cent meer. De concierge windt zich op. Nou, fk heb er genoeg van, n heb «een zin om te dienen voor ii-j. dad i gheidsbureau. Maar Bongérard valt haar in d« redo. Wind u zoo niet or. Dat komt it orde. En hij steekt zijn band in zijn zafc neemt er g<uit, doot «lat in zijj hoed en gaat rond bij zijn makkers, die gaarne gaven („Delft. Crt,') BELASTING OP KATTEN De stad Luzorn heeft een belasting ingevoerd op kutten. Een interessank proefneming. Iedere kat zal een hals. band dragen met haar nummer ca j; kat zonder halsband wordt opgevan gen en afgemaakt, zoodat dc vrienden van katten in het vervolg hun dierég thuis gullen moeten houden of kunnen betalen voor het kwaad dat deze hui, ten cle deur aanrichten. Allicht hoed men dan minder last van de katten van zijn buurman. De halsband drukl zekere verantwoordelijkheid op <ij draagster of liever op haar eigenaar, die daaraan nog wel eens last kan beleven, want een grillig beest alseoj kat discipline te leuren zal wel onmo gelijk zijn. LN. Ct DAMRU8RIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, KruisstraatSi, Telephoon 1543. Probleem No. 381 van G. Defoy. m. e 9 ■m l '9 i 9 "~9 SS 9 6 -> SÜ Wv a m fil a fil ■Ï3 asje *zil Zwart schijven op 1. 4, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15, 18, 19. 20, 23, 24, 25 en 26 Wit schijven op 17, 21, 22, 27, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 44 en Probleem No. 382 van S. Turc. ie 6 m 16 25 m £af 85 ÉS s Si 45 Zwart schijven op 4, 7, 8, 9, 10. 12, 14, 17. 18, 19, 20 en 24 Wit schijven op 25, 27, 28, 29, 30, 32, 33. 35. 38. 39 en 43 Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 6 Augustus e. k. Oplossing van probleem No. 376, van den auteur Wit 36 - 31, 33 - 29, 46 - 41, 11 - 7, 31 - 26, 26 37, 48 - 43, 50 - 44, 45 5, 5 - 28 Oplossing van probleem No. 377, van den auteur Wit 45 - 50, 17 - 12, 36 - 31, 50 39, 48 39 Oplossing van probleem No. 378 van den auteur Wit 43 - 39, 38 - 33, 46 - 41, 27 - 21. 35 2, 2 10 Van de drie problemen ontvingen wij goede oplossingen van de heeien M. ten Brink, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, J. Siegenst, C. Serodiui, P. Mollema. De Nos. 377 en 378 werden ook goed opgelost door de heeren-J. Merts en J. Mulder. Van'No. 3u kwam een goede oplos sing in va nden ouden heer Cs. de Boer, welbekend bij do Ilaarlemsclie dammers. VOOR DE JEUGD. Aan het onderwerp, dat wij thans in behandeling brengen, werd tot lie- don zoo goed als geen aandacht door ons besteed, wijl eerst het voorafgaan de goed begrepen moest zijn, alvorens wij hiermede kunnen beginnen. Wij hopen, dat deze verhandelingen over drie tegen één dam met bijzondere aandacht gevolgd zullen worden. Go zult allicht zeggen „drie tegen één dam, dat is toch geen kunst." „Met drie dammen tegen één moet men gemakkelijk kunnen winnen. Toch is die winst slechts in bepaalde standen mogelijk. Sterke spelers ge ven drie tegen één dadelijk remise, tenzij rnen in een der winstgangen is geraakt. Onder dit hoofdstuk zullen enkele dezer winststanden worden behan deld. Zet eens op het bord Zwart dam oo 41 Wit dammen op 3. 16, 45 Dit is een stand, waarin wit win nen kan .Let maar eens goed op den winstgang Wit 3 - 12, Zwart heeft ns slechts een gooden zet. Zie maar: Gaat Zwart op een der ruiten van tot 50, dan Wit 16 - U, Zwart slaat tot 6. Wit 45 - 50 en wint. Ge moet bijzonder op deze soort winst op de tuclrac lijnen letten. andere zet dus voor Zwart. Probeer» w ij hot nu eens met 44 op 35. Ouk dit is verloren, wegens Wit 12 - 8, Zwart 35 2, Wit 45 - 7 en wint. Die samenwerking der drie wittt domuien is wel aardig. 'lüans nog een speelwijze voor Zwart en wel 44 - 49. Wit 12 - 21 den zwarten dam bedreigend, Zwart beeft slechts 49 - 44, want op 35 wint Wij door 21 - 8, Zwart 35 2, Wit 45 - gewonnen. Zwart speelt dus 49 - Wit 45 - 50. Zwart 44 - 40 of 35. Wit 50 - 44, Zwart slaat tot op 49, 21 - 27 gewonnen. Daar wij dit voorbeeld uitvoerig hebben behandeld, willen wij hierbij volstaan. Dit is een moeilijk lioofa- stuit, velen onzer groote meesters heb ben zich hiermede bezig gehouden. Langzamerhand zult gij dit spel van drie tegen één dam onder de knie moe ten krijgen. De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in het gebouw „Do Nijverheid", Jansstraat 85, alhier Liefhebbers van het damspel zij0 daar steeds welkom. Zij. die lid vvenschen te worden van deze club kunnen zich daartoe bij het bestuur aanmelden. Inlichtingen worden gaarne ver strekt door den secretaris, den heer J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 14