1
n
n
s
a
derde snelheid op hel gezicht van de
lantaarn, dio mei heftigheid hoon en
weer werd gezwaaid. Do conducteur
sprong op don grond, om naar de oor
zaak to vernemen van hot oponthoud.
Hij zog maar één persoon Jim, die
haastig eenigen uitleg trachtte te ge
ven, terwijl do verschrikte passagiers
de wagons verlioton.
*t Is gelukkig in orde, zei Jim
zenuwachtig, maar lset heeft er slecht
genoeg voor u uitgezien.
Go zijt gered 011 dat hebt ge to dan
ken aan een verloopen man, die vroe
ger op deze lijn gewerkt hooft.
Zijn oogen gingen over den groep
passagiers en een gevoel van vreug
de overviel hem bij het zien van een
meisjesgestalte in hun midden.
Wie was het, Jim? vroeg Elsie
Morse, toon ze hom goed begrepen
had.
Ik weet het niet, antwoordde hij,
doch ik zal u hij hem brengen en
dan kunt ge hem zelf danken.
Toen ze evenwel rondzochten naar
hun redder, was er geen spoor van
hem te ontdekken. IIij was verdwe
nen, even plotseling als hij in de
kleine statie was binnengekomen. En
nooit heeft men hom weer gezion, na
sporingen in hot werk gesteld, alles
vergeefs. Jim, die al zijn aandacht
had gehad op den naderenden snel
trein. had niet bemerkt, hoe zijn mot
gezel de lantaarn had laten vallen,
van den spoorlijn was afgegleden en
naar het dichte bosch In do nabijheid
was geslopen. En hij en Elsie spre
ken nog dikwijls over hun geheimzin-
nigen redder en de jonge vrouw kan
een vaag vermoeden niet van haar af
zetten, dat het haar vader geweest is.
Die was machinist geweest bij dezelf
de maatschappij en tengevolge van
een klein verzuim ontslagen. Na den
dood harer moeder was hij vertrok
ken en een paar jaar later had het
bericht van zijn dood haar bereikt.
Toch bestond er mogelijkheid, dat die
tijding onwaar was geweest en bei
den, haar man en zij, kunnen een
stille hoop niet onderdrukken, dat ze
nog eenmaal ln de gelegenheid ge
steld worden, den man te vergelden,
wat hij voor hen gedaan heeft op den
gedenkwaardigen nacht, dat haar le
ven en Jim's geluk aan een zijden
draad hingen.
(,,Centr.")
de andere steunde zij op een slok. Zij
sprak stil en eentonig.
't Is mooi van u dat ge tot ons
gekomen zijt, mijnheer Ebing.
Welk een diepe treurigheid kan er
liggen in het gelaat van een boerin,
dacht de jonge schilder en zette vol
eerbied een stoel voor haar gereed.
Ik moet dus uw portret schilde
ren, vrouw Lang? vroeg hij.
Zij bloosde licht.
Is dat niet belachcljjk? veront
schuldigde zij zich. Mijn man wil het
het bepaald. Ilij laat niet af reeds se-
dert ik gefotografeerd ben, 't was een
groot portret en allen zeggen dut het
zeer goed is, maar daar is hij niet te
vreden mee „Een echte kunstenaar
moet u schilderen", zegt hij. Dn zoo
gij oogen op het portret wildot schil
deren, dan zou hij u nog dankbaarder
zijn en hij zou er u afzonderlijk vooi
betalen. Misschien zoudt gij ile foto
grafie van inijn zoon hiervoor kunnen
gebruiken, die had mijne oogeu. Zou
dat zeer moeilijk zijn?
Volstrekt niet, antwoordde Ebing
met bewogen stem; hij was beschaamd
over ziehzelven en over de gedachten
met welke hij hierheen was gekomen.
Ik begrijp zoo goed, ging de oude
vrouw voort, dat het een jongen man
zonderling moet voorkomen een blin
de oude vrouw tc moeten schilderen;
maar voor mijn man is 't niet zonder
ling. Hij wenscht het zoozeer, 't Is de
beste man die op de wereld bestaat,
hij denkt altijd slechts aan mij alleen.
Hoewel ik in 't geheel niet kan spelen,
heeft hij mij dit klavier hier gekocht,
alleen omdat ik zoo gaarne hoor spe
len, en de koster of de dochter van
den dominé mij nu en dan wat zou
den kunnen voorspelen. En al be
grijpt een zoo jonge man als gij dat
ook niet recht, zal het toch een troost
zijn voor hem, een portret van mij te
bezitten. Ik dacht onmiddellijk dat gij
zulks zonderling zoudt vinden en daar
om beu ik haastig vóór hem hierheen
gekomen, opdat gij toch niets tot hem
zoudt zeggen, dat hem zou kunnen
krenken dat het belachelijk is of zoo
iets. Hij houdt zooveel van u «.u is zoo
blij u hier te hebben, dat tk treurig
zou zijn, moest bet eene ontgoocheling
voor hem worden.
Maar het is toch de natuurlijkste
zaak van de wereld, dat hij gaarne een
portret van u zou bezitten, biocht
Ediug in.
Ja. maar jonge mensehon zien dat
misschien niet in, antwoordde zij. Die
meenen altijd dat zij alles weten maar
zij w eten toch niet hoc het is, wanneer
menschen te zaïnen geleden hebben.
st ook eerst wat mijn man voor
as, toen ik mijn eenig k;iid ver
loor. Wanneer ik in den nacni ent-
waakte en tevergeefs het kleine bed
naast mij zocht, dan was hij het die
mij troostte. Ziet gij Erik's portret
daar onder het bloemenkruis.
Een lieve kuaaj) zeide Ebing.
Ja. Hij is verdronken. Hi, had
met anderen beneden aan de mier
gespeeld, en een viel er in 't water,
toen sprong mijn jongen hem na, maar
zij verdronken beide, 't Was een goed
kind en immer de eerste in de klas.
Dat alles hebben vader en ik samen
doorgemaakt. Dan werd ik blind en
toen was het alsof hij mij mijn jongen
en mijne oogen wilden vergoeden en
alles voor mij zijn. En dat is hij rok
geworden. Ziet gij, ik ben oud <11 lec-
lijk, en blink en gebogen, maar nat al
les ziet hij niet. Begrijpt gij dat i-u?
Ja, ik begrijp het, zeide Fbing
zacht. En ik dank u, dat gij zoo cj.en-
hartig met mij gesproken hebt, want,
eerst nu zal ik een goede schilderij
van u kunnen maken. Ik zou zelfs
gaarne twee schilderijen van u maken,
een borstbeeld eu een in den hofstoel
daar buiten.
Ja» maar, zeide zij verlegen, dat
zal zoo duur worden, en waartoe zulks
te doen?
Ik zou het zoo gaarne doen, bet
zal u niets kosten. Drie honderd kro
nen zijn genoeg ik wou dat ik het
heelemaal voor niets kon schilderen.
Drie honderd kronen! Is het mo
gelijk.' Voor een portret van inj! Zij
bloosde plotseling als een jong meisje.
Op dat oogenblik kwam haar aan
binnen.
Vader, riep zij, wilt gij werk'lijk
drie honderd kronen voor een portret
van mij uitgeven?
Ja, ziet gij. moeder, er zijn geen
grooter gekken dan de oude gekk .-n,
zeide hij vroolljk. En toen de oude
vrouw het blinde gelaat naar de stem
haar mans toewendde en deze haar
aankeek, boog Ebing 't hoofd.
Den heelen dag zat de jonge schil-
Aan den ingang van de schuur der bij zijne schetsen, en ten hij des
stond ten oude man met een knc-jiit avonds terugreed wist hij, dat hij zijn
te praten. Ebing sprong van zijn nj- beste werk had geschapen. Maar, hij
wiel en vroeg hem waar M. Lang j dacht niet aan zijn werk en niet aan
woonde. Iziehzelven. maar hii poogde te hesrij-
pen. dat ook zonder verstandelijke
Hel portret van de boerin
(Naar het Noorsch van Iians
Günther.)
Frans Ebing snelde op zijn rijwiel
over den zonnigen landweg. Ginder
echter schemerden een paar helle ge
bouwen, die wel reeds tot de boeren
hoeve behoorden, waar hij heen toog.
Hij monkelde stil, in ziehzelven, toen
hii aan den brief dacht, die hem naar
bier had geroepen:
Beste heer Meoslor-Schilder,
Kom morgen middag op mijn
hofstede ln Briesen; gij moet mijne
vrouw schilderen, al moest het ook
driehonderd kronen kosten.
L'w toegenegen,
K. LANG.
Nog nooit had de bekende jonge
schilder Ebing een zoo naieve op
dracht gekregen. Hij was ook op het
punt geweest het lompe voorstel, dat
hem buitendien weinig verlokkend
voorkwam, aanstonds af te wijzen,
maar toen viel hem in dat hU reeds
al te lang verlof had genomen en dat
zijne beurs eene kleine 'pekking drin
gend noödig had. en hij besloot eens
„den boer op te gaan", zooals hij
spottend tot zijn vrienden zeide.
Hij had goed gezien, die gebouwen
behoorden tot de hoeve van Lang. Het
eerste'en tevens het grootste was wel
het woonhuis van den bezitter. Een
geel gebouw met fleschgroene ven
sterluiken; dc schuren daar achter
koper rood; een wit staketsel rond een
wilden ouden tuin met groote bonte
bloemen. Hoe treurig leelijk is dat ai-
le.s. dacht Ebing, welk beeld zal IS
gedwongen zijn te schilderen om aan
dezen smaak te beantwoorden?
Hier, antwoordde de ouderiioj
en keek den man scherp aan; wat en stoffelijke verfijning eene zekere
verlangt gij van hem? Hij staat schoonheid mogelijk is.
Ebing gezien. „Koeien op de Provinciale beroemdheden, maar hi.
hetwelk hem zoo goed was gaf 1 llUi' s*raY,ei{ liaar boogd
en nu eindelijk had hij de eere-medail-
voor u.
Toen Ebing zijn naam noemde,
klaarde *t ernstige, doorgroefde ge-
ncht \an den boer op.
Mijne vrouw had het wel aan
stonds gezegd, dat gij zoudt komen,
maar ik geloofde het niet. 't ls altijd
verkeerd, wanneer ik haar niet ge
loof Ga maar met mij mee. En cr
volgde een krachtige handdruk.
Op den weg naar huis vertelde hij
den jongen schilder, dat hij reeds
lang gcwenscht had een goed por
tret van zijne vrouw tc bezitten, en
n had hij in een geïllustreerd tijd
schrift, waaruit hij 's avonds zijn
vrouw voorlas, een schilderij van den
heer "'I
weide'
bevallen, dat hij onmiddellijk had ge
zegd: die en geen ander zou zijn
vTw,.w schilderen, dat is do rechte
man! Het geld had hij ook reeds ge
reed gelegd. Dan bracht hij den gast
in een groote kamer en liet hein al
leen om zijne vrouw te halen. Ebing
keek eens in de mooie kamer rond,
wier behangsel, meubels en kleeden
cl1 heele kleurenschaal bevatten; hij
kon een spottenden glimlach niet
weerhouden.
Daar hoorde hij langzame schreden
en do boerin trad binnen, eene groote
vrouw met grijs haar, mager en rim
pelig. Zij had zich opgeknapt om voor
den schilder te zitten, had haar zij
den kleed aangetrokken en een Keten
van zwarte parelen rond den magc-
ren hals gelegd. Maar Ebing's spot
verstomde deze vrouw was blind.
En een diep medelijden greep hem
aun. Met gesloten oogen kwam zij op
hem toe en reikte hum de hand. Met
mogelijk is, dat deze een
oudige man en deze eenvoudige
vrouw in hunne beproefde liefde de
beste gaven des levens hadden gekre
gen.
C.Utr.")
Een Auto-ongeval.
Michel Büultbois de beeldhouwer,
'n stevige kerel en 'n eenvoudige ziel,
had lang gewerkt eer hij succes had.
Wel verdiende- hij genoeg geld aan
standbeelden en monumenten voor
hij
Ie te pakken en telde mee onder de
beroemdheden.
Nu mag je wel een automobiel
gaan houden en trouwen, raadde hem
zijn kunstbroeder Fortier, portret
schilder h la mode, die van genoemde
weelde artikelen reeds lang voorzien
was.
Michel was, als gezegd, een eenvou
dige zielmaar door 't aanhoudend
aandringen der vrienden, dut hij
„in de beweging" moest, besloot hij
alvast zich de auto aan te schaffen,
met een als zeer handig aanbevolen
chauffeur er bij en hij genoot van het
nieuwe stuk speelgoed door talrijke
tochten te maken van Parijs naar
Orleans of Dieppe, op één dag heen
en terug, was een nieuwe sensatie.
Weldra echter begon hij genoeg te
krijgen van die beweeglijkheid en ge
bruikte de auto enkel als hij werkelijk
haast had.
Op oen middag wilde hij bij iemand
op Montmartre zijn.
Ik heb niet veel lijd, zeide hij tot
den chauffeur, als er niet veel in den
weg is, rijdt dan vlug door, maar niet
overdrijven 1
De beroepstrots van Jean w ach te ge
woonlijk 'n dergelijke aanbeveling van
zijn meester of. Hij liet dus de kar
vliegen met de snelheid van een me
teoor.
Eensklaps op een hoek hoorde de
beeldhouwer eer: vreeselijken kreet.
Maar de chauffeur manoeuvreerde be
hendig. 't Slanke, aardige modistelje,
dat juist op dat oogenblik den rijweg
overstak, kwam vrij met den schrik.
Haar hoed raakte echter in de sloot
en haar kapsel in de war. Natuurlijk
ging de bordpapieren doos die zij
droeg, den houd achterna.
Michel had niets gezien. Hij daclit
aan een ongeluk en sprong haastig uit
de auto. Voorbijgangers vormden
reeds oen kleinen oploop en er was
geen agent te ontdekken. Een oude
hoer maakte een vuist tege nden chauf
feur en schreeuwde hem toe
Ben je gok Zoo idioot te rijden
op dit drukke puGt 1
Roods bekomen van den eersten
schrik kreeg de aardige modiste haar
kleur terug.
Michel ging naar haar toe, stelde
zich voor cn verklaarde, dat hij alle
schade zou vergoeden. Zij verzekerde,
dat het niets was enkel de angst
maar zo trok een lipje, toen men haar
den opgeraapten hoed en de doos over
handigde, die beide beschadigd en nat
geworden waren.
Wat haar in de war geraakt haar
betrof, een Parisienne is door een klei
nigheid niet verlegen. In een paar se
conden hudden de vlugge vingertjes
van Juliette Pommier de coiffure her
steld, die nu nog veel bevalliger leek
dan vóór het ongeval.
Intusschcn putte da eigenaar van
do auto zich uit in verontschuldi
gingen.
Komt u even mee in een apo
theek, juffrouw, om iets te nemen om
te kalmeereiL Daarna zal ik een nieu
wen hoed voor u kcopen en natuurlijk
wensch ik u een schadevergoeding te
betalen, die u moet aannemen.
De omstanders lachten even om de
zen dialoog, maar 't ernstige en be
sliste voorkomen van Micnei, zijn
veertig jaar, zijn lintje en, vooral de
afwezigheid van elke wraakzucht bij
hel meisje, deden de commentaren
de lachjes verstommen.
Ilij beval Jean kortaf naar huis
rijden eu geleide Juliette naar een
bij zijnde apotheek.
O, meneer, ik dank u welmij
scheelt volstrekt niets, zei het aardi
ge meisje, enkel een beetje in de war,
dat begrijpt u. Mijn doos was geluk
kig leeg ik had juist werk bezorgd.
't Spijt me verschrikkelijk, dat het
zoo liep, antwoordde de kunstenaar,
vergun mij, dut ik nujn plicht doe. Hij
riep een rijtuig aan, waarin beiden
plaats namen en op aanwijzen van Ju
liette, reden ze naar Amélie Artot, de
beroemde hoedenzaad, waar de vrou
welijke aristocratie van heel Europa
komt. 'Daar worden ware kunstwerken
vertoond. De eenvoudigste hoed kostte
100 gulden.
Voor al die pracht slaande, fonkel
den de oogen van Juliette als karbon
kels. Zij wilde de bescheidenste keuze
doen .maar Michel wees haar een
exemplaar, dat, naar hij zeide, meer
in harmonie was met haar schoon
heid. Zij aarzelde, bloosde, en paste
daarna het kostbare voorwerp.
Ziezoo, sprak zij. toen zij het ma
gazijn verlieten waar Michel 200
gulden gelaten had nu zal do eer
ste juffrouw van het atelier niet veel
te vertellen hebben.
Met die eerste juffrouw zal je niet
meer te maken hebben, kindlief. Nu
moeten we 'n nieuwe doos voor je heb
ben.
0, meneer, laat ik die zelf maar
betalen, ik heb nog een gulden in den
zak.
Neen, zoo bedeel ik het niet. Heb
je vertrouwen in mij
Zeker, meneer, maar ik mag geen
misbruik maken van uw goedheid.
Maar o, wat had ik een angst
—Kijk eens, vervolgde Michel een
voudig, hier zijn 10 gulden voor u en
honderd voor uw moeder. Nu gaan we
naar uw patroon of patrones. U ver
telt daar van liet ongeluk, betaalt de
doos en vraagt een paar dagen verlof,
om v. at tc bekomen Ik ben u toch een
schadevergoeding schuldig.
Nog even protesteerde het mooie
blondje. Zij had 't, of ze droomde
Maar meneer, ik geloof toch, dat
ik onbescheiden zou worden. Het on
geval had niets te beteekenen. Ik ver
zoek u ook vriendelijk uw chauffeur
geen standje te maken. Zooveel royali
teit maakt mij verlegen, vervolgde Ju
liette.
Kom, kom En u moet me straks
uw naam en uw adres gevem Mijn
auto had u kunnen dooden 1
Na twintig minuten kwam Juliette
terug bij den artist, die voor haar ma
gazijn wachtte. Zij had alles verteld
aan do patrones eu aan de vriendin
nen van het atelier. De harmonie was
hersteld in haar kleeren, in haar kap
sel en de hoed maakte haar bekoorlij
ker dan ooit, hoewel hij contrasteerde
inct de eenvoudige japon.
Zij verlieten hei rijtuig, om wat te
gaan zitten in een groot cafe op den
boulevard. Hier bestelde Michel 'n
verfrisschenden drank en schrijfge
reedschap.
Weldra echter liet hij de pen rusten
om te kijken naar zijn gezellin. Zij
glimlachte. Hij vond 't zonde, dat
zoo'n lief kind op het atelier van een
modiste zou blijven.
Op tegelijk buscliroomdcn en stoul-
moedigen toon vroeg hij
Iloe noemt u die kurketrekkers
aan uw hoofd
Dat zijn mijn „chichis". 't Is erg
in de mode.
U moest liever zoo'n toestand niet
aan uw hoofd maken en u kappen als
Diana of Ariadne. Dan zoudt u nog
veel mooier zijn. U zult 't zien.
Den volgenden morgen ontving de
moeder van het meisje, juffrouw Porn-
inier, weduwe van een klein ambte
naartje, 'n brief van den beeldhouwer
in deze het avontuur vertelde en
verlof vroeg, haar te komen bezoeken
„om nog eens zijn verontschuldigin
gen aan te bieden".
Wat een verrukkelijk meisje is
dio Juliette, dacht do beeldhouwer.
toen hij de sombere trap beklom van
een nog somberder huis in een onaan
zienlijke buurt. Die oogen, die lach 1
Dat figuur 1 En nauwelijks twintig
jaar 1 Ik houd alleen van blondines.
Bovendien hel) ik genoeg van het vrij-
gezellenlcven, de auto en de bedien
den, die je bestelen als struikroo-
vers....
Binnen drio maanden werd Juliette
mevrouw Bouteboïs en in den Salon
van het volgend jaar had de kunste
naar 'n enorm succes met de wonder
bare „Midinctlc", welk marmer thans
één der squares van Parijs siert.
Het meisje.
Bongérard was een jonge man van
acht-en-twintig jaar met eon intelli
gent en sympathiek uiterlijk, groot en
vierkant van schouders, eon open blik
Parijsche trekken, met eon vroolijke
on tevens peinzende uitdrukking, de
blonde snor krijgshaftig opgedraaid.
Zijn beroep van steonhouder was bij
na een kuustberoop en inderdaad
zag hij er heelemaal als ©en artiest
uit met zijn grooten slappen hoed
en zijn grijs-fluweelen broek, dio ter
hoogte van de zakken uitstond en bij
zijn enkels nauw toeliep.
Den dag, dat hij zijn entrée deed op
de werkplaats van Leclerc zijn zak
met gereedschappen op zijn rug
wilden al de werklieden, onder den
indruk van zijn glimlach waarin iets
van edelmoedige blague lag, om strijd
vriendschap met hem sluiten.
Een louko kerel, die nieuwe,
wat?
Maar wat eon teleurstelling! Bon
gérard gedroeg zich als een wilde,
niet alleen zeide hij tegen niemand
wat, maar hij beantwoordde zelfs de
toenadering van zijn medewerklieden
niet. Des avonds ging hij alleen naar
huis; geen enkel© belocfdhcid kon
hem terughouden.
Nu had hij een te geprononceerde
persoonlijkheid, dan dat men er toe
kon besluiten hem eenvoudig maar
links te laten liggen. Weldra werden
zijn medewerklieden, nu zij zijn vrien
den niet konden zijn, zijn vijanden.
Mijnheer ziet op ons neer, omdat
hij zich zooveel voornamer en interes
santer voelt dan ons, zeker. Dat zal
slecht afloopen, die geschiedenis!
In werkelijkheid had Bongérard
een prettig karakter, en in gewone
tijden zou hij zeker tot een hartelijke
kameraadschap geneigd zijn geweest,
maar juist toen hij op de werkplaats
kwam, had hij zich verloofd. Hij leef
de met een zaligmakend geheim, dat
hem verstrooid maakte, en zonder
dat hij zelf wist, onverschillig voor
de vriendelijke of vijandige bedoelin-
fen van zijn omgeving. Ilij droomde
iever alleen dan dat het 't een of an
der banaal gesprek voerde, en des
avonds ging hij liever naar zijn toe
komstige familie dan in den herberg
iets gebruikon.
Bij drio van zijn makkers, Bran-
chu, Malavert en Gondouin flinke
kerels begon op den duur de gal
echter over te loopen. Op een Zater
dag smeden zij hun complot. Daar zij
tot de oudsten behoorden. Werden zij 't
eerst uitbetaald en zouden een kwar
tier eerder dan Bongérard vertrok
ken. Welnu, bij een bocht in den weg,
dicht bij de fortificaties, zullen zij
hem opwachten en ruzie met hem
zoeken.
Omdat hij net doet alsof hij de men
schen, die hem al lachend of dreigend
aanspreken, niet hoort willen zij
hem vandaag werkelijk uitdagen.
Zij zullen hem niet tegelijk aanpak
ken. Branchu, die hel eerst op Bon
gérard gebeten is, zal hem het eerst
aanvallen en toesnauwen.
Zeg eens, jij moet, wanneer men
je fatsoenlijk wat vraagt, fatsoenlijk
antwoorden ook.
daarbij zal liij hem een vuist
slag toedienen.
Als Branchu het moet afleggen, zal
Malavert to hulp komen en op zijn
beurt zijn vuisten gebruiken. Ten
slotte zou Gondouin als het noodig
mocht blijken, ook nog een handje
mee helpen, In ieder geval zal Bon
gérard zoo'n lesje krijgen, dat hij de
werkplaats verlaten zal, Branchu zou
haiid er voor in het vuur willen
steken.
Bongérard moest bij de ouders Yan
zijn meisje dineeren; hij had wel een
moeien bouquet willen medebrengen,
maar vind nu maar eens bloemen in
dit stadsdeel, waar niet eens licht en
lucht genoeg is. Hij gaat de wegen die
evenwijdig loopen, met de militaire
zóne, die inngs heele gedeelten, door
houten palissades en fabrieksmuren,
in plaats van door huizen begrensd
worden.
Verdiept in zijn gedachten, loopt hij
vrij langzaam, de linkerhand in zijn
broekzak, de rechter heen en weer
zwaaiend. Plotseling, bij een krui
sing van straten, hoort hij snelle pos
sen achter zich, en een kind van vijf
of zes jaar neemt zijn hand, zeggen
de:
Ik ben bang voor den wafwaf!
Hij maakt een onbestemde bewe
ging met zijn hoofd en blijft zwijgen.
Toch stapt hij wat langhamer voort
en laat zich door het meisje bij zijn
hand houden: een kleine blondine met
een aardig snoetje, dat haar neus in
de lucht steekt om te babbelen.
Maar kijk toch eens! Jo weet niet
eens wie je eon hand geeft. Het is
een klein meisje.
Zij lacht en haalt haar schouders
op als een volwassen persoon.
Ik kom van grootmoeder terug
en nu ben ik l>an<g voor den wafwag.
Gek, vind je niet!... Moeder heeft me
alleen uitgezonden, omdat zij ziek is.
ik ken den weg heel goed, wan
neer ik het huis uitkom, recht uit, tot
de rails van do tram, snap je?
In de verte in een bocht van den
weg houden de drio tegenstanders
an Bongérard zich gereed. Zij heb
ben elkaar gedurende het wachten
nog opgewarmd.
Ah, ah, daar komt hij aan!
De scheldwoorden komen bij voor
baat al los; de verschrikkelijke Bran
chu doet er een eed op, dat die „vui
le schooier" gekraakt zal worden.
Ten gevolge van het halfduister,
zien zij eerst van korten afstand het
wonderlijk schouwspel: die groote ke
rel, die een heel klein meisje bij de
hand houdt.
Wat te doen? Het is onmogelijk
Bongérard nu aan ie vallen, nog on
mogelijker dan wanneer hij door een
gewapende troep beschermd was.
Natuurlijk gaat hij voorbij zonder
al die mannen te zien, en dezen zien
zich verplicht hem van verre te vol
gen, met woeste oogen en gebuide
vuisten.
Eenige oogenblikken later schudt
het kind den arm van Bongérard.
Nu, ik ben er, we moeten stop
pen.
Zij lacht en haalt weer haar schou
ders op.
Lieve hemel, hoe kan iemand
zoo groot zijn. Maar hoe moet ik je
nu goeden dag zeggen... Je bent veel
te groot ;als je niet bukt, kan ik je
geen kus geven.
ilel galaat van Bongérard ontspant
zich en juist als hij het kind optilt,
om haar een zoen te govcn, halen zijn
collega's hem in en zijn verplicht ook
stil te staan.
- Kijk eens, daar heb je Branchu...
Malavert ook!
lu hij zijn kameraden herkent,
schijnt Bongérard in eens opgevroo-
lijkt en hij roept hun op een toon,
waarin liefde voor het kind trilt, toe:
Saluut. Wat een snoes, hè?
De drie vechtlustigen zijn eens
klaps van idee veranderd: zij zien
anderen Bongérard dan dien, wel
ken zij haten ,een Bongérard, die eon
ian is.
Hun gelaat vroolijkt op.
Hier de kleine! roept Branchu.
Hier, hier, schreeuwen Gondouin
en Malavert, die ook het kind kussen
willen.
Op hel stemmengeluid komt dc co»
eierge op den drempel.
O ,bcn jo daar'? Heeft grootmo»
der geld gegeven.
Neen .grootmoe .had zelf
cent meer.
De concierge windt zich op.
Nou, fk heb er genoeg van, n
heb «een zin om te dienen voor ii-j.
dad i gheidsbureau.
Maar Bongérard valt haar in d«
redo.
Wind u zoo niet or. Dat komt it
orde.
En hij steekt zijn band in zijn zafc
neemt er g<uit, doot «lat in zijj
hoed en gaat rond bij zijn makkers,
die gaarne gaven
(„Delft. Crt,')
BELASTING OP KATTEN
De stad Luzorn heeft een belasting
ingevoerd op kutten. Een interessank
proefneming. Iedere kat zal een hals.
band dragen met haar nummer ca j;
kat zonder halsband wordt opgevan
gen en afgemaakt, zoodat dc vrienden
van katten in het vervolg hun dierég
thuis gullen moeten houden of kunnen
betalen voor het kwaad dat deze hui,
ten cle deur aanrichten. Allicht hoed
men dan minder last van de katten
van zijn buurman. De halsband drukl
zekere verantwoordelijkheid op <ij
draagster of liever op haar eigenaar,
die daaraan nog wel eens last kan
beleven, want een grillig beest alseoj
kat discipline te leuren zal wel onmo
gelijk zijn.
LN. Ct
DAMRU8RIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, KruisstraatSi, Telephoon 1543.
Probleem No. 381
van G. Defoy.
m.
e
9
■m
l
'9
i
9
"~9
SS
9
6
->
SÜ
Wv
a
m
fil
a
fil
■Ï3
asje
*zil
Zwart schijven op 1. 4, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 15, 18, 19. 20, 23, 24, 25 en 26
Wit schijven op 17, 21, 22, 27, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 44 en
Probleem No. 382
van S. Turc.
ie
6
m
16
25
m
£af
85
ÉS
s
Si
45
Zwart schijven op 4, 7, 8, 9, 10. 12, 14, 17. 18, 19, 20 en 24
Wit schijven op 25, 27, 28, 29, 30, 32, 33. 35. 38. 39 en 43
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 6
Augustus e. k.
Oplossing van probleem No. 376, van
den auteur Wit 36 - 31, 33 - 29,
46 - 41, 11 - 7, 31 - 26, 26 37, 48 - 43,
50 - 44, 45 5, 5 - 28
Oplossing van probleem No. 377, van
den auteur Wit 45 - 50, 17 - 12,
36 - 31, 50 39, 48 39
Oplossing van probleem No. 378 van
den auteur Wit 43 - 39, 38 - 33,
46 - 41, 27 - 21. 35 2, 2 10
Van de drie problemen ontvingen
wij goede oplossingen van de heeien
M. ten Brink, J. Jacobson Azn., W. J.
A. Matla, J. Siegenst, C. Serodiui, P.
Mollema.
De Nos. 377 en 378 werden ook goed
opgelost door de heeren-J. Merts en J.
Mulder.
Van'No. 3u kwam een goede oplos
sing in va nden ouden heer Cs. de
Boer, welbekend bij do Ilaarlemsclie
dammers.
VOOR DE JEUGD.
Aan het onderwerp, dat wij thans
in behandeling brengen, werd tot lie-
don zoo goed als geen aandacht door
ons besteed, wijl eerst het voorafgaan
de goed begrepen moest zijn, alvorens
wij hiermede kunnen beginnen. Wij
hopen, dat deze verhandelingen over
drie tegen één dam met bijzondere
aandacht gevolgd zullen worden.
Go zult allicht zeggen „drie tegen
één dam, dat is toch geen kunst."
„Met drie dammen tegen één moet
men gemakkelijk kunnen winnen.
Toch is die winst slechts in bepaalde
standen mogelijk. Sterke spelers ge
ven drie tegen één dadelijk remise,
tenzij rnen in een der winstgangen is
geraakt.
Onder dit hoofdstuk zullen enkele
dezer winststanden worden behan
deld. Zet eens op het bord
Zwart dam oo 41
Wit dammen op 3. 16, 45
Dit is een stand, waarin wit win
nen kan .Let maar eens goed op den
winstgang Wit 3 - 12, Zwart heeft ns
slechts een gooden zet. Zie maar:
Gaat Zwart op een der ruiten van
tot 50, dan Wit 16 - U, Zwart slaat
tot 6. Wit 45 - 50 en wint.
Ge moet bijzonder op deze soort
winst op de tuclrac lijnen letten.
andere zet dus voor Zwart. Probeer»
w ij hot nu eens met 44 op 35. Ouk dit
is verloren, wegens Wit 12 - 8, Zwart
35 2, Wit 45 - 7 en wint.
Die samenwerking der drie wittt
domuien is wel aardig.
'lüans nog een speelwijze voor
Zwart en wel 44 - 49. Wit 12 - 21 den
zwarten dam bedreigend, Zwart beeft
slechts 49 - 44, want op 35 wint Wij
door 21 - 8, Zwart 35 2, Wit 45 -
gewonnen. Zwart speelt dus 49 -
Wit 45 - 50. Zwart 44 - 40 of 35. Wit
50 - 44, Zwart slaat tot op 49,
21 - 27 gewonnen.
Daar wij dit voorbeeld uitvoerig
hebben behandeld, willen wij hierbij
volstaan. Dit is een moeilijk lioofa-
stuit, velen onzer groote meesters heb
ben zich hiermede bezig gehouden.
Langzamerhand zult gij dit spel van
drie tegen één dam onder de knie moe
ten krijgen.
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in het gebouw
„Do Nijverheid", Jansstraat 85, alhier
Liefhebbers van het damspel zij0
daar steeds welkom.
Zij. die lid vvenschen te worden van
deze club kunnen zich daartoe bij
het bestuur aanmelden.
Inlichtingen worden gaarne ver
strekt door den secretaris, den heer
J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon
1543.