Mijn lieve Jenny, je schijnt to vergoten, dat ik rechtsgeleerde bon. Do huizen behoorden aan een mijn cliënten, wien ik een hypotheek moest verschaffen. Natuurlijk had hij met do volmacht ook den sleutel ge geven. Hij zag met gefronste wenkbrao wen naar haar bleek gezicht. Jenny, zei hij eindelijk, jo bent toch niet met mij getrouwd, omdat ik logenaar was van vijf huizon? Jenny moest een paar maal kramp achtig slikken. Toen zei ze zacht: Neen Stephon... Op den terugweg naar Brighton waren ze beiden stil. De heer en me vrouw Elmington hadden eenigen tijd noodig om over don schrik heen komen, vooral omdat zij niet goed kondon uiten, wat zij gevoelden. Maar zij overwonnen hun gewaar wordingen en leefden heel gezellig mot elkaar, want meneer Elming ton had als advocaat een goed inko men en bovendien gelukte het hem om het inkomen zijner vrouw 150 pond op 300 pond 's jaars te bren gen. (N. v. h. N.) De geschiedenis van twee ketellappers. O! stablaza casserol' blantsl for- coitesl Stablaza I Als reeds voor eeu wen, zoo schalt het ook heden immer weer voor de landhuizen en boeren hofsteden. in de dorpen en vlekken der bloeiende Provence, schalt, dat de echo het herhaalt: „Ketels soldeeren! Lepels blank koken!" Uit Noord-Italië, vooral uit Pic- mont, komen ze, de „stablazaircs" arme, maar fatsoenlijke, eerlijke jon gens, die men op 't land wel mag. Voor onderdak en 'n rnaal maken ze voor de boerin al haar keukengerei in orde, zoo, dat de oudste ketels weer blinken als nieuw, en den volgenden dag trekken, ze, met 'n zeer beschei den Joon in geld, dat zorgvuldig op gespaard en naar huis gezonden wordt, in den zak verder. „Stablaza I" riepen nu en dan ook de twee, die daar in het zweet huns aauschijns langs den stoffigen landweg voort- marcheerden. ken. Maar in den laatslen tijd begintgingen en onderdrukte zuchten trok- zijn roem wat te tanen, 't wordt tijd, ken zij zich weer terug, dat hij weer eens wat stof tot lachen i Of zij nu sliepen of niet geen levertna elke geslaagde grap loo- mer.sch weet liet. Ze hadden zich pen de. gasten hem bij scharen in j Immers overtuigd, dat het nacht wasj huis Men lacht zoo graag in dc vroo- en bekwamen niettemin niet van hun lijke Provence I j verbazing. Onbewegelijk als beelden De beide arme kerels komen den hielden zc zich, dommelden ten slotte vrcolijken waard juist gelegen. Hij toch weer in en droomden van zons- heeft ze in een geheel donkere, ven- sterlooze kamer gesloten, en ook de gang, waarop zij uitkomt, heeft geen raam. Toen vroeg in den morgen de „ro- zenvingerige Eos" opsteeg, verbaasde zij zich, de beide ketellappers niet als anders op de iandstraat te zien. Zij, dis anders met de vroegsten, 'n stuk brood en een glas wijn in de maag frlsch en monter voorttrokken. Maar gisteren hadden ze zestien mijlen afgelegd, daarom sliepen ze, broederlijk naast elkaar, gelijk het twee flinke Piemonteezen en zwer vers toekomt, in de hei-berg op het niet te breede leger. Veertien uren ronkten zo aan een stuk door, toen werd de eerste wak ker, tien uur 's morgens. Slaap had hij niet meer. Maar omdut liet nog heelemaal donker was en zijn reisge noot nog in diepen slaap lag naar 't scheen, paste hij wel op hem te wek ken. De andere echter was inderdaad al lang wakker en verwonderde zich er over, dat hij niet meer slapen kon. Daar hij echter wist, dat zijn kameraad er gruwelijk 't land aan had in zijn slaap gestoord te wor den, hij zelfs eens daardoor met diens vuisten liad kennis gemaakt, rcerde hij zich evenmin. Zoo bleven beiden nog twee uren lang onbeweeg lijk. Daar meende de een een klok te hoeren slaan en aan zijn borst qnl- apte de zucht: „Middag 1" Het wès middag, maar wie had het hem verraden in de duisternis? Het ermoeden of de ingeving kwam uit de maag. Hij voelde namelijk een machtigen honger. „Doe toch het raam eens openl" zei de ander. Tastend liep hij in de donkere kamer, voetje voor voetje; daar er geen venster was, vond hij er ook geen. „Schaapskop I Jij vindt het water in da zee niet!" En nu krabbelden beiden langs de wandengelukkig stieten zij tegen geen meubel, daar buiten het bed niets van dien aard voorhanden was. Ze kregen niets te pakken dan de naakte muren; toen werden ze bang, want de gedachte, dat er oen herberg kamer zonder vensters zou kunnen zijn, kwam niet in hen op. opgang, van frissclicn morgenwind, van het ochtendlied der vogels. Ein delijk brak de tweede dag aan. „Kijk nou toch die verdraaide lang slapers eensl" De waard stond in ge huichelde verontwaardiging bij hun bed en schudde hen wakker. „Wil jullie ook eens opstaan, luibuizen! 's Nachts kun jullie geen rust hou den en dan zou je dun morgen ver slapen 1 Vooruit, op! Over een uur is iiet dag! Ik zal licht brengen. En ik heb een morgensoep voor je gekookt, die houdt lijf en ziel bij elkaar. Daar kur. je twee dagen op vasten maar nu vlugl" Morgensoepl Dat woord trok. Een, twee, drie, klaar waren ze! En ze tastten toe. Ilót eene bordvol na het andere verdween. *t Bleef ook niet bij soep alleen, toen de waard nog een stevi ge portie vleesch en aardappels, die va i den vorigen avond over waren, aandroeg, zeiden zc niet neen. En in 't rond zaten de kooplui van de jaarmarkt, die ook al wakker wa in, en keken naar hen en lachten lachten „Maar beste menschen," zei een dol heide ketellappers gemoedelijk, „heb jullie dan nog nooit iemand zien eten?" Dan namen ze hun ketels over den schouder en vroegen wat ze schuldig waren. „Neen, jongens," lachte de waard goedmoedig, „laat maar! Nou met de jaarmarkt gaat de zuak zoo goed, dat „le cheval vert" ook wel eens een paar brave jongens voor Godsloon herbergen en voederen kan. Ga maar. voor dit keer is betaald! En goeie reis!" Toen trokken do twee zeer tevre den en vergenoegd huns weegs Het heele dorp was op do been ieder voor zijn deur —om de beide onbe wuste helden van meester Trotebas" jorigsten streek te zien. Toen zij buiten op den landweg wa- rer en de morgenzon door het loof der booinen brak en de lianen kraai den, zeiden zij echter: „Wat zijn de mer-schen in deze streek tocli vroeg opl" „Geen wonder! Waar de nachten zoo lang zijn I" (Delftsche Ct.) Een onbelangrijke za k (Uit de Herinneringen va Oud-Journalist) Vóór eenige jaren bestond er voor Een paar van ouderdom zwarte ko- IR. peren ketels sleepten ze, als teelten j Intusschen stonden op hun kousen van hun beroep, mee of de zwarte (om niet gehoord te worden) de waard laag op hun handen en gezicht ook en zijn gasten, meest kooplui van de tot de beroeps-insignes behoorde, mag jaarmarkt, zijn vrienden uit de buurt, in 't midden gelaten worden. Waar zijn hcelc familie, en zelfs de huis- het zweet zegevierend door de roet- hond, die nu en dan blafte, op de laag heenbrak, zag men intusschen de donkere gang voor de kamerdeur en roede huid frtsch doorschemeren, wachtten de dingen die komen zou- Beiden waren gezet en stevig ge- den. bouwd; daarom overhaastten zij zich niet, schreden zeer bedaard en lang- niet, maar wel ten slotte de deur, en zat.ni voort, zochten met voorliefde nu begonnen ze, vloekend en schel-reaV v„ n- Püillic- Spmhuisstecg, ge.e- do schaduw der boomen en zeiden dend, deze met voeten en vuisten te genheid inzage te verkrijgen van liet niet veel. bewerkenze -varen zoo langzamer- zoogenaamde politieiapiiorl Meest De avondzon stond reeds laag; de hand woedend geworden. Maar de waren het kleine, zoogenaamd onbe- gTcotste hitte van den dag was over, waard vroeg met barsche stem: „Wie langrijke gevalletjes, diefstal van lood maar nog altijd broeide de Juligloed stampt daar zooHoudt dat haast va" een ^ak, ontvreemding van een op do heuvels, die, trapsgewijze af- op? Ellendige ketellappers, wil jullie onbeheerd-gelaten rijwiel, een weimg- wissolénd mei wijnstokken en koren je wel eens rustig houden I Wacht ernstige mishandeling, een verzet te- bezet, tot den waren oogst rijpten, even!" Intusschen ontkleedde hij zich gen de politie door een beschonken m- De doorlichte atmosfeer scheen te alsof hij pas uit bed kwam, nam een dividu. Het behoorde tot de inmder- dansenelk luchtatoom werd tot een stallantaarn in de hand en opende de aangename „karweitjes", die dingen prisma, waarin elke zonnestraal deur. Met ingehouden adem trokken >-°P te nemen", inaar we hadden dit honderdvoudig braker was geen de toeschouwers zich op de trap te- zoo'n beetje onder elkaar verdeeld, stofje, dat niet bont blonk. En ver, rug. waardoor het met zoo vervelend meer aan de kim, weefde uit lichtende, be- j „Moet jullie, landloopers, m'n heele was. Meestal kwam or maar weinig ver.de neveldeeltjes de minnedronken huis wakker maken? Wil jullie al m'n van „in de krant", daar 't het publiek Middellandsch© Zee zich een glanzen-gasten wegjagen? Hé? Zijn jullie gek zoo goed als niet interesseerde, den bruidssluierl Was het de heer-of alleen maar dronken? Moet ik de; Een avond zat weer zoo'n troepje lijkhoid van het landschap, die de bei-1 pelitie halen? Denken jullie, vagebon- jonge journalisten m het hoofdbureau dun zoo stil deed zijn? j den, dat ik mijn herberg houd voor te zarnen, toen een hunner, nadat liet Alleen zoodra een hofstede opdook, gespuis van jullie soort? Midden in lijstje der misdaden was afgelezen; opende dc een- of ander den brecden den nacht 't heele huis wakker ma- plotseling zeide moncl en riep zijn „S.ablaza! Stabla- ken! Denk jullie soms, dat de ketels! „Wanneer wij er eens toe zouden za!" En daartusschen kionk eentonig zoo'n haast hebben? Die kunnen die overgaan, om zouii zaakje te onder- de tred der zware, maar reeds zeer twee uur ook nog wei wachten! Hou zoeken, zouden we misschien wel tot gesleten zolen en aet klapperen der je koest als 't je belieft, of ik haal de merkwaardige resultaten kunnen ko- ketels. politie, begrepen? Slaap 's nachts, als men, en achter zoo'n kleine zaak zit D? nacht zonk en zij kwamen bij alle fatsoenlijke menschen!" imisschien meer tragiek, dan wij oor- Pierrefeu. Tegen de helling van een Bedremmeld stonden de beide zon- spronkelijk kunnen vermoeden.... heuvel ligt het dorpje. De twee ste- daren voor den verbolgen herberg-Nu goed, hcrr.am een ander, dan gen moeizaam het slingerend pad op. j vader en lieten alles zonder tegen-'moest jij eigenlijk eens onderzoeken, Voor de herberg „Au cheval ven" spraak over zich heengaan. Als de of er nu achter die historie van den hielden ze ïiali: hier, bij meester Tro- beurs plat is, maakt men niet graag diefstal van den Bazar iets bijzonders tubas, wilden ze hun intrek nemen, ruzie met zijn waard! Bovendien i zit." De verdienste der vorige dagen was hadden de honger en het lang zoeken goed geweest, daarom mochten ze er in de donkere kamer hen weer moe een flink avondmaal van nemen, gemaaktzoo zochten ze dan de leger Maar de lange tocht had hen flink stede weer op en sliepen opnieuw in moe gemaakt en ze wilden vroeg naar tot den avond. Intusschen lachte heel bed. het dorp om de schallcorij van mees- Te herbergier bracht lien zelf naar ter Trotebas. Jiv.n kamer. Met de ijzeren „calen", Deze echter maakte goedo zaakjes di oudenvetsche olielamp, die reeds alle boeren uit de buurt werden door in het oude Rome brandde en nog nieuwsgierigheid tot hem gedreven heden in de Provence gebruikt wordt, drie handelsreizigers, die vandaag iicii4 liic in de hand, ging hij hen voor. Het hadden moeten vertrekken, besloten vermist. spaarzame licht scheen in een nau- nog een nacht te blijven, om de af- Ee„ j^ein jnst.j0 der gestolen voor- we gang met een dozijn deuren aan loop van de grap af te wachtenin J werpen wer(j j,em voorgelegd beide zijden. Voor de laatste hield hij alle pannen van de keuken kookteen Een ^oog met tjnnen soldaatjes, een Een veertig-jarige kantoorbediende had uit een An-sterdamschen Bazar verschillende goederen gestolen en daar men hem vcor den man hield, die reeds meermalen zich aan. derge lijke ontvreemdingen had schuldig gemaakt, had de chef de zaak bij de politie aangegeven. Allereerst begaf do journalist zich naar den winkel, en verzocht, of men hem niet kon opgeven, wat er werd stil. stoofde het en in den wijnkelder werd een flinke bres gedronken 1 Midden in den nacht werden de Piemonteezen opn „Hier, jongens. Slaap maar eens braaf uit! 't Wordt in dezen tijd vroeg dtigik heb nog maar weinig kaar sen en kan jelui cr geen geven. Den „calen" moet ik meenemen, die zou te gevaarlijk zijn, je moet het die paar uur maar zonder licht stellen„lin dat midden m den zomer jelui hem geen Parijsche handelsreizi 1 gers, die altijd den grooten heer uit hangen en in bed lezen moeten I Rec!:ls staat het bed, links heb je plaats om je uit te kleeden. Basta I Ver der zijd je in klem wagentje met houten paardje, een blikken sabel, een pop. Kinder- goed wakker. „Hemel, wal duurt die nuclil lang!" I - anneer t nu tegen Sinterklaas „Zoo'n lange nacht neb ik nog nooitwas geweest, peinsde de chef, zou ik beleefd!" i 4 allicht beter hebben kunnen begrij- :n zomer!" i pen. Maar dat iemand, die een nette, „lu den winter ook nog niet eens." fatsoenlijke betrekking heeft, zichzelf „En ik zeg je, ze hebben ons een zóó te_ gronde kan richtenis iets, poets gebakken!" „Gisternavond, onder 't eten. keek er een ons voortdurend aan, alsof hij geen meubels, waaraan jo wat met ons in den zin had." neuzen kunt stuk stooten. ,lk geloof dat we behekst zijn! We Dus wel le rustenNog een ding:hebben vast een tooverkruid gege- Wis hebben hier jaarmarkt, mijn huis ten." is vol, en er is allerlei verdacht volkje „Helpt niets, we moeten nog maar onder, waar ik niet den heelen nacht eens kloppen!" door op kan passen. Uit voorzichtig- j „Wacht, ik zal naar de deur gaan." heitl, dat er geen dieven je schatten Eu om den waard niet boos te ma- Oi.der je kussen wegstelen, neem ik keil, klopte een van beiden heel zacht- den sleutel mee. Zoo gauw 't dagjjes aan. „Meester Trotebas! Meester wordt, kom ik open doen. En nu nog- 'Trotebas! Doe toch open, 't moet toch Waals wel te rusten 1" „Goeden nacht!" Moester Trotebas, de schalk, draai de den sleutel tweemaal om en lach to stil. Do vlam van den calen Bcliccu een schelmsch gezicht. Wat had hij wel voor, dat liem zoo vroo- lijlt maakte, den braven Trotebas? 't Moest wel een bijzonder kostelijke grap zijn, die iu zijd brein wai gauw dag zijn! Heb je ons vergeten?" Trotebas stond buiten en hield den buik vast van 't lachen. Ditmaal opende hij de deur van zijn slaapka mer, die er recht tegenover lag; door het open venster scheen do maan naar binnen en blonk als een pas ver- tïnde ketel. Weer stond Trotebas in 't hemd I' met de stallantaarn voor de deur. „Wel, vrindjes, wat is er nu weer? Ditmaal zijn jullie ten minste ver- Meester Trotebas is een goede ke-standig! Maar ga toch eens eindelijk /tl. maai een grooier genoegen dan; slapen! Zulke wakkere lui zijn me anderen een kool stoven, kent hij niet. waarachtig nog niet voorgekomen, ik Niet uit boosheid 1 't Is hem alleen om ben toch ook moe en wil ook mijn de grap te doen, en, natuurlijk, „om rust hebben!" de uur!" Tien mijlen in 't rond ken-j Er, weer voelden de beiden zich, tier- dc. menschen hem en zijn stre- verslagen; met veel verontschuldi-1 wfiar ik met mijn hoofd niet bij kan. De zaak begon werkelijk belang wekkend te worden. Want welke mo tieven had de dader, toen hij den diefstal pleegde? Uit het verdere on derzoek bleek, dat hij vijf-en-zestig gulden per maand verdiende dat hij getrouwd was en twee kinderen had, een jongen en een meisje man en vrouw leefden volgens de buren een drachtig samen, en boewe! ze zeer zuinig moesten leven, en iederen cent- hadden om te draaien, vóór hem uit te geven, had men nooit bemerkt, dat het echtpaar iemand, wien dan ook, geld schuldig gebleven was. Het werd een raadselachtig feit, hoe meer men er over nadacht. Want niet alleen, dat de man, wan neer hij betrapt werd, een veroordee ling, waarschijnlijk tot gevangenis straf, riskeerde, doch ook vernietigde hij de toekomst van zijn vrouw en zijn kinderen, die hij, volgens zijn vrien den, innig liefhad.... Welk vreemd geheim speelde in de ze zaak een rol De man was niet in preventief ge houden, doch zijn patroon was te we ten gekomen, wat hem ten laste was gelegd, en had hem met uitbetaling van twee maanden salaris oogenblik- kei ijk ontslagen. Waarvan het gezin thans leefde, kon geen mensch vertel len, doch aangenomen werd, dat zij eenigen financieelen steun kregen van een oom, die niet onbemiddeld was Doch het rechte van de zaak kon geen mensch vertollen. Toen besloot de dagbladschrijver, daar hij eenmaal het onderzoek der quaestie op zicii had genomen, den man, zoo mogelijk te interviewen, en te trachten, of hij het geheim niet zou kunnen ontsluieren. Doch hij vreesd» terecht, dat, zoo hij zijn beroep naai waarheid mede zou deelen, hij niet het juiste verhaal der feiten zou ver- Daar een zeker soort nieuwsgierig heid hem lokte terwijl hij tevens zijn professie met liefde was toege daan besloot hij alle middelen in 't werk te stellen, het juiste spoor te vinden. Hij huurde in 't zelfde huis, waar 't ongelukkige echtpaar woonde, een kamer, en wachtte de gelegenheid af, met den man kennis te maken. Wel licht dacht hij dat het hem mede gelukken zou, iets voor den rampza lige te doen. Nauwelijks twee dagen had hij in zijn nieuwe woning introk genomen, toon zijn aandacht getrok ken werd door een hoogst eigenaardig feit. Hij kwam de trap op, hoorde van do boven-étago een vreemd gelui.', of iemand huilde. Hij bleef staan. Een verklaarbaar verdriet, peins de hij. De vrouw kwam de trap af, bleef even staan, zag den vreemdeling aan. Wat moet u hier vroeg ze hij- ;end. Ik meende... dat er iemand huil- le... zeide hij. Daarom bleef ik e\en siaan wachten.... misschien, dat u 't zou willen verklaren, 't hlijft niét buitengesloten, dat ik u zou kun- ïen helpen. Mij kan niemand helpen, riep de rouw schor. Zwijgend ging ze den journalist foorbü..., Eenige uren later kwam ze terug, en opzeker van tred hoorde hij haar de trap opgaan. Ze wachtte een oogen- blik misschien een seconde lan ger niet voor zij verder ging. En ineens hoorde hij een luiden slag, of er iets naar beneden viel. Toen word alles stil. Den volgenden avond herhaalde zich dezelfde geschiedenis, met dien verstande, dat dp vrouw wel een uur later thuis kwam, en ze, zonder een klank te uiten, onmiddellijk naar bo ven liep. Door een toeval ze gingen te za- men tegelijkertijd uit 't huis ont moette hij den das daarop den dader van den kleinen diefstal. Het was een schuw, klein manneke, met beverige handen, den blik hield hij neergesla- gen. Het was bijna onmogelijk een gesprek met hern aan te vangen, maar toen hij bemerkte, dat de ander met zijn omstandigheden vertrouwd was, en hem zelfs van raad zou willen die nen, ging hij er toe over eerst hortend, daarna geleidelijker en gemakkelijker zijn geschiedenis te verhalen.... De journalist luisterde opmerkzaam toe. Maar. zei deze eindelijk, wat heeft u dan bezield.... waarom heeft het is misschien onbescheiden van me.... maar ik stel oprecht belang in uw'lot.... De dief sprak geen woord. Ilij liep, de oogen strak gericht naar den grond, naast zijn belangstellenden vriend, en zijn vingers beefden nog meer dan gewoonlijk. Er moeten toch verzachtende om standigheden zijn aan te voeren, smeekte bijna da journalist. Ik kan 't me bijna niet anders voorstellen.... Ik heb een pop gered die heb ben ze niet bij nie gevonden, zeide de man, stil-trioinfanteliik. Die heb ik voor mijn kleine meisje meegebracht. Is 't u er dan om te doen ge weest het speelgoed voor uw kinde ren mee te nemen Natuurlijk waarom anders... De kleine meid van me was jarig Heeft u dan geen oogenblik aan de gevolgen gedacht Dat heb ik wel... maar ik had geen geld en ik wist het niet, hoe k eraan zou moeten komen.... Mijn vrouw.... mijn vxouw is.... Had u dan niets overgespaard? Ik zie, dat u 't goed met me meent ik zal u alles vertellen. Toen we trouwden nu acht jaar geleden dachten we, dat er niemand geluk kiger in de wereld was dan wij... zou worden dan wij. In het begin ging leven zoo mooi als we 't wen- schen kondon 't was alles zuinigjes, nietwaar maar we hadden den wil er te komen, en dat is in 't leven een heeleboel waard. Onze kinderen werden geboren alles scheen van leien dakje te loopen hoe gek 't ook schijnt, we hadden gespaard, ik had na kantoor wel gewerkt geco- piëerd.... ik was een tijdlang particu lier secretaris van een heer en 't liep allemaal tot 't vorig jaar... toen merkte ik op een dag, dat mijn vrouw, vreemd lusteloos was, ze was niet ziek, maar zat voor zich uit te staren.... Vaak, aan den anderen kant, was ze weer overdreven-opge wekt, haar oogen glansden, of ze koorts had. Maar de lusteloosheid nam altijd weer langeren tijd in be slag. en ook spaarde ze niets van "t huishoudgeld, ja, sterker nog, ons zuur-verdiende spaargeld raakte ge heel en al op, zc-nder dat ik een ver klaring daarvoor kon vinden. Toen ik haar op een avond mijn geld niet dadelijk had afgegeven vermiste ik 't, en op mijn verschrikte vraag be kende ze me, dat zij het had wegge nomen. Dc kinderen, die er vroeger altijd keurig en netjes hadden uitge zien, waren nu heelemaal verwaar loosd. Hij zo.g den journalist aan. U zult er over spreken I riep hij uit. U zult het geheim niet weten te bewaren. Eerst als er veel jaren overheen zijn gegaan, zeide de dagbladschrijver, zal ik er over praten. Eerder zal er niets pver mijn lippen komen. Ik zal u alles zeggen ik heb het gevoel of ik u alles kan toever trouwen. U heeft veel in uw leven ge hoord, dat weet ik wel.... maar zoo iets zonderlings als mijn geschiedenis toch niet vaak, durf ik te wedden Het heeft lang geduurd, tot ik merk te, waarvoor mijn vrouw zooveel geld noodig had. Eindelijk.... een avond.... kwam Ik thuis.... en ik vond haar.... lang uitgestrekt liggen op een stoel, een morpliinespuit lag hij haar op den grond. Toen begreep ik alles, do heele huiselijke ellende stond mij klaar voor mijn geest... en tegelijker tijd hog reep ik ,dat er niets meer aan le doen zou zijn. Door haar huivering wekkende vreemde hartstocht die ons ten gronde richtte mijn vrouw deed alles, om maar aan geld te komen.... ze baleende 't huisraad al onze oude herinneringen door baar door niets te betoomen drang naar morphine weden we op laatst in de diepste armoede gevoerd. Toen was de kleine meid jarig ik kwam voorbij den Bazar het was slecht en perneen, dat weet ik we maar ik ging naar binnen, en stal wat kinderspeelgoed werd op hee terdaad betrapt en aangeklaagd Al léén één pop heb ik thuis weten le brengen en nooit vergeet ik de vreug de van het kind, toen ik haar de pop bracht. Och zoo'n dreumes begrijpt niet, dat ze haar vader ten gronde had gericht Eenige maanden later werd hij tot gevangenisstraf veroordeeld. Doch de journalist had verzekerd, dat het „een onbelangrijke zaak" was, en dus werd er in de couranten geen gewag van gemaakt. Arme kerel Op liet oogenblik, dat hij terecht stond, ging de dagbladschrijver naar zijn huis. Ilij vond de twee kinderen alleen tehuis.... Het kleine meisje trad hein triom fantelijk tegemoet en met lachend ge zichtje toonde ze hem de pop, waar mede ze speelde, die haar vader had gestolen...!. (N. A. CL) BESTRIJDING VAN BESMETTE LIJKE ZIEKTEN. Van de radicale middelen, die men _ji vroegere jaren wist toe te passen, om zich tegen de uitbreiding van be smettelijke ziekten te verweren, geeft een besluit van hertog Wilhelm Hein- rich van Saksen, regent van hot toen malige vorstendom Eisenach, van 2 Januari 1739 een eigenaardigen in druk. Daarin werd wegens het heerscben van pest in Hongarije, Turkije en de Poolsche provinciën, de pas-dwang ingevoerd, dien men vroeger niet kende. Wie uit een besmette strook kwam, werd tot op het open veld ge ëscorteerd en moest daar in een stroohut zes weken blijven. Gedurende het transport en het op bouwen van de hut, moest de ver dachte steeds 20 schreden van de wacht verwijderd blij\en. Zijn klee deren werden op het vrije veld ver brand en andere kleederen worden neergelegd, zoodat hij, steeds weer op 20 pas afstand, deze kon aantrekken. De te verbranden kleedingsl ukken mochten slechts met lange ijzeren stangen aangevat worden, evenals de brieven, die uit besmette streken kwamen en die eveneens aan hel iur prijsgegeven werden. Zulk een in een stroohut kaanpee- rendc verdachte werd op zeer omstan dige wijze van eten voorzien. Na het eindigen der zes weken mocht do vreemdeling passeeren; in dien het echter bleek, dat hij met de besluiten van den hertog bekend was. dan wachite hem een zware slrof. Probeerde hij met geweld zijn reis voort te zetten, dan werd hij met het zwaard afgemaakt. Alle brieven, die uit landen kwa men, welke grensden aan bJjniett* streken* moesten in het vrije veld b®. rookt worden eerst daarna mochten zij aan den geadresseerde ter hand gesteld worden. Slechts metalen mochten ingevoerd worden, alsook dranken, winneer de vaten met scherpen su-ijn afgewas; dien waren. Vorder is een r cdisclu verhande ling, die in net )aar 5M1 s> Dresden verscheen, zeer \ennecdtnswaard. De schrijver geeft di.ai: i de volgen- do voorschriften, die voor basuoUmg van pest beschutten zouden. De lacht in de kamers moest zoo rein mogelijk zijn de veitoters moes ten gesloten blijven, wannen zij naar .iet zuidtu of westen iaguu, alsook bij swuniacJnig wear en onwjuer, \oor aiies echter, wanneer meo m dc na bijheid van geïnfecteerde landstre ken woonde. Waaneer moii door om standigheden genoodzaakt was, de vensters ie openen, aan gebeurue dat liet beste 's morgens tusschea 8 en 10 uur. Do bewoonde kauieis moesten i" koi'-k berookt worven. 'lc»t dit doel lton men hot boste zwavel nemen ook enkele au<>re middelen, als eikenbladeren, salpeter, borax, wer den genoemd. Van tijd tot ti.d zou men ook hoorn en hoeven verbran den. Ook het verdampen van uzijn werd zeer aanbevolen. Verder zou iedereen zorg dragon, dat mesthoopon en verzamelingen van faecaliëu niet al te uicht hij de huizen aangelegd orden. Een eigenaardige beschrijving van de wï'zo, waarop gehoeie steden m dien t' d gedesinfecteerd werden, is door de Canti gegeven, liet betreft hier de atad Monaco, waar in 1031 de pest gewoed hoeft en waarheon drie desirfectears uit Nizza gezonden weiden. Allereerst werden alle voor werpen uit de geïnfecteerde of ver dachte huizen op de straat gebracht. Daar nam een beambte den geheelen inventaris op. Was het huis leeg. dan werd alles deor menschen, die aan.de ziekte weerstand geboden hadden, naar den zeekant gebracht. Dan kwa men twee ontsmetters, die met behulp •a-n twee galei gestraften alle voor werpen in het water hingen, waarin het gedurende drie dagen verbleef. Dan word alles in groote keiels ge kookt, welke een oplossing van kalk, salpeter en aromatische kruiden be vatten. Men vischte daarna do goe deren met groote haken daaruit, en bracht ze, nog boet, in een ton vol water, dat groote hoeveelheden soda bevatte. Ten slotte werd alles nog eens in diver water nagespoeld en te drogen opgehangen. Zijden stoffen bracht men in een grot in de nabijheid van de havens en borooktc ze daar. Boeken ontsmette men op de vol gende wijzeeen arts sorteerde de waardelooze, waarna men de overige uitspreidde op een touw. om ze even eens in de erol fe be.ronken, drie da gen lang. De personen, die de pest ziekte overleefden, moesten zioh di rect in een ziekenhuis in quarantaine hegevéxL Na eenigen tijd trokken zij dan in grooten getale onder geleide naar de zee. Hier ontkleedden zij zich allen, mannen en vrouwen, waschten zich eerst niet heet water en namen dan onder de oogen der overige in gezetenen oen bad in zee.. Terwijl hun hemden en kleedeven in een grot met aromatische middelen berookt en ten slotte, nadat zij zich weer aangekleed hadden, trokken zij in feesfcelijken optocht naar de kerk en vandaar naar hun huis. IUIVWUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubrickbetreffende, gelieve men te richten mn den heer J. Meijer, Kruisstraat34, Telephoon 1543. PROBLEEM No. 385. van E. R o m a n i. Zwart Zwart. Schijven op 2, 7, 9, lt, 12, 13, 14. 15, 16, 17, 20 en 27. Wit. Schijven op 25, 26, 28, 33, 36, 38, 39, 40, 41, 48, 49 en 50. PROBLEEM No. van J o u v Zwart Schijven op 7, 8, 9, 10, 14, 17, 18. 19, 20, 53. 24, 25 en Wit. Schijven op 28, 32, 33, 35, 37, 40. 41. 45, 46, 47. 48 en 50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 12