Mijn lieve Jenny, je schijnt to
vergoten, dat ik rechtsgeleerde bon.
Do huizen behoorden aan een
mijn cliënten, wien ik een hypotheek
moest verschaffen. Natuurlijk had hij
met do volmacht ook den sleutel ge
geven.
Hij zag met gefronste wenkbrao
wen naar haar bleek gezicht.
Jenny, zei hij eindelijk, jo bent
toch niet met mij getrouwd, omdat ik
logenaar was van vijf huizon?
Jenny moest een paar maal kramp
achtig slikken. Toen zei ze zacht:
Neen Stephon...
Op den terugweg naar Brighton
waren ze beiden stil. De heer en me
vrouw Elmington hadden eenigen tijd
noodig om over don schrik heen
komen, vooral omdat zij niet goed
kondon uiten, wat zij gevoelden.
Maar zij overwonnen hun gewaar
wordingen en leefden heel gezellig
mot elkaar, want meneer Elming
ton had als advocaat een goed inko
men en bovendien gelukte het hem
om het inkomen zijner vrouw
150 pond op 300 pond 's jaars te bren
gen.
(N. v. h. N.)
De geschiedenis van twee
ketellappers.
O! stablaza casserol' blantsl for-
coitesl Stablaza I Als reeds voor eeu
wen, zoo schalt het ook heden immer
weer voor de landhuizen en boeren
hofsteden. in de dorpen en vlekken
der bloeiende Provence, schalt, dat de
echo het herhaalt: „Ketels soldeeren!
Lepels blank koken!"
Uit Noord-Italië, vooral uit Pic-
mont, komen ze, de „stablazaircs"
arme, maar fatsoenlijke, eerlijke jon
gens, die men op 't land wel mag.
Voor onderdak en 'n rnaal maken ze
voor de boerin al haar keukengerei
in orde, zoo, dat de oudste ketels weer
blinken als nieuw, en den volgenden
dag trekken, ze, met 'n zeer beschei
den Joon in geld, dat zorgvuldig op
gespaard en naar huis gezonden
wordt, in den zak verder. „Stablaza I"
riepen nu en dan ook de twee, die
daar in het zweet huns aauschijns
langs den stoffigen landweg voort-
marcheerden.
ken. Maar in den laatslen tijd begintgingen en onderdrukte zuchten trok-
zijn roem wat te tanen, 't wordt tijd, ken zij zich weer terug,
dat hij weer eens wat stof tot lachen i Of zij nu sliepen of niet geen
levertna elke geslaagde grap loo- mer.sch weet liet. Ze hadden zich
pen de. gasten hem bij scharen in j Immers overtuigd, dat het nacht wasj
huis Men lacht zoo graag in dc vroo- en bekwamen niettemin niet van hun
lijke Provence I j verbazing. Onbewegelijk als beelden
De beide arme kerels komen den hielden zc zich, dommelden ten slotte
vrcolijken waard juist gelegen. Hij toch weer in en droomden van zons-
heeft ze in een geheel donkere, ven-
sterlooze kamer gesloten, en ook de
gang, waarop zij uitkomt, heeft geen
raam.
Toen vroeg in den morgen de „ro-
zenvingerige Eos" opsteeg, verbaasde
zij zich, de beide ketellappers niet als
anders op de iandstraat te zien. Zij,
dis anders met de vroegsten, 'n stuk
brood en een glas wijn in de maag
frlsch en monter voorttrokken.
Maar gisteren hadden ze zestien
mijlen afgelegd, daarom sliepen ze,
broederlijk naast elkaar, gelijk het
twee flinke Piemonteezen en zwer
vers toekomt, in de hei-berg op het
niet te breede leger.
Veertien uren ronkten zo aan een
stuk door, toen werd de eerste wak
ker, tien uur 's morgens. Slaap had
hij niet meer. Maar omdut liet nog
heelemaal donker was en zijn reisge
noot nog in diepen slaap lag naar 't
scheen, paste hij wel op hem te wek
ken. De andere echter was inderdaad
al lang wakker en verwonderde zich
er over, dat hij niet meer slapen
kon. Daar hij echter wist, dat zijn
kameraad er gruwelijk 't land aan
had in zijn slaap gestoord te wor
den, hij zelfs eens daardoor met
diens vuisten liad kennis gemaakt,
rcerde hij zich evenmin. Zoo bleven
beiden nog twee uren lang onbeweeg
lijk. Daar meende de een een klok te
hoeren slaan en aan zijn borst qnl-
apte de zucht: „Middag 1"
Het wès middag, maar wie had het
hem verraden in de duisternis? Het
ermoeden of de ingeving kwam
uit de maag. Hij voelde namelijk
een machtigen honger.
„Doe toch het raam eens openl"
zei de ander. Tastend liep hij in de
donkere kamer, voetje voor voetje;
daar er geen venster was, vond hij
er ook geen.
„Schaapskop I Jij vindt het water in
da zee niet!"
En nu krabbelden beiden langs de
wandengelukkig stieten zij tegen
geen meubel, daar buiten het bed
niets van dien aard voorhanden was.
Ze kregen niets te pakken dan de
naakte muren; toen werden ze bang,
want de gedachte, dat er oen herberg
kamer zonder vensters zou kunnen
zijn, kwam niet in hen op.
opgang, van frissclicn morgenwind,
van het ochtendlied der vogels. Ein
delijk brak de tweede dag aan.
„Kijk nou toch die verdraaide lang
slapers eensl" De waard stond in ge
huichelde verontwaardiging bij hun
bed en schudde hen wakker. „Wil
jullie ook eens opstaan, luibuizen!
's Nachts kun jullie geen rust hou
den en dan zou je dun morgen ver
slapen 1 Vooruit, op! Over een uur is
iiet dag! Ik zal licht brengen. En ik
heb een morgensoep voor je gekookt,
die houdt lijf en ziel bij elkaar. Daar
kur. je twee dagen op vasten maar
nu vlugl"
Morgensoepl Dat woord trok. Een,
twee, drie, klaar waren ze! En
ze tastten toe.
Ilót eene bordvol na het andere
verdween. *t Bleef ook niet bij soep
alleen, toen de waard nog een stevi
ge portie vleesch en aardappels, die
va i den vorigen avond over waren,
aandroeg, zeiden zc niet neen.
En in 't rond zaten de kooplui van
de jaarmarkt, die ook al wakker wa
in, en keken naar hen en lachten
lachten
„Maar beste menschen," zei een dol
heide ketellappers gemoedelijk, „heb
jullie dan nog nooit iemand zien
eten?"
Dan namen ze hun ketels over den
schouder en vroegen wat ze schuldig
waren.
„Neen, jongens," lachte de waard
goedmoedig, „laat maar! Nou met de
jaarmarkt gaat de zuak zoo goed, dat
„le cheval vert" ook wel eens een
paar brave jongens voor Godsloon
herbergen en voederen kan. Ga maar.
voor dit keer is betaald! En goeie
reis!"
Toen trokken do twee zeer tevre
den en vergenoegd huns weegs Het
heele dorp was op do been ieder
voor zijn deur —om de beide onbe
wuste helden van meester Trotebas"
jorigsten streek te zien.
Toen zij buiten op den landweg wa-
rer en de morgenzon door het loof
der booinen brak en de lianen kraai
den, zeiden zij echter: „Wat zijn de
mer-schen in deze streek tocli vroeg
opl" „Geen wonder! Waar de
nachten zoo lang zijn I"
(Delftsche Ct.)
Een onbelangrijke za k
(Uit de Herinneringen va
Oud-Journalist)
Vóór eenige jaren bestond er voor
Een paar van ouderdom zwarte ko- IR.
peren ketels sleepten ze, als teelten j Intusschen stonden op hun kousen
van hun beroep, mee of de zwarte (om niet gehoord te worden) de waard
laag op hun handen en gezicht ook en zijn gasten, meest kooplui van de
tot de beroeps-insignes behoorde, mag jaarmarkt, zijn vrienden uit de buurt,
in 't midden gelaten worden. Waar zijn hcelc familie, en zelfs de huis-
het zweet zegevierend door de roet- hond, die nu en dan blafte, op de
laag heenbrak, zag men intusschen de donkere gang voor de kamerdeur en
roede huid frtsch doorschemeren, wachtten de dingen die komen zou-
Beiden waren gezet en stevig ge- den.
bouwd; daarom overhaastten zij zich
niet, schreden zeer bedaard en lang- niet, maar wel ten slotte de deur, en
zat.ni voort, zochten met voorliefde nu begonnen ze, vloekend en schel-reaV v„ n- Püillic- Spmhuisstecg, ge.e-
do schaduw der boomen en zeiden dend, deze met voeten en vuisten te genheid inzage te verkrijgen van liet
niet veel. bewerkenze -varen zoo langzamer- zoogenaamde politieiapiiorl Meest
De avondzon stond reeds laag; de hand woedend geworden. Maar de waren het kleine, zoogenaamd onbe-
gTcotste hitte van den dag was over, waard vroeg met barsche stem: „Wie langrijke gevalletjes, diefstal van lood
maar nog altijd broeide de Juligloed stampt daar zooHoudt dat haast va" een ^ak, ontvreemding van een
op do heuvels, die, trapsgewijze af- op? Ellendige ketellappers, wil jullie onbeheerd-gelaten rijwiel, een weimg-
wissolénd mei wijnstokken en koren je wel eens rustig houden I Wacht ernstige mishandeling, een verzet te-
bezet, tot den waren oogst rijpten, even!" Intusschen ontkleedde hij zich gen de politie door een beschonken m-
De doorlichte atmosfeer scheen te alsof hij pas uit bed kwam, nam een dividu. Het behoorde tot de inmder-
dansenelk luchtatoom werd tot een stallantaarn in de hand en opende de aangename „karweitjes", die dingen
prisma, waarin elke zonnestraal deur. Met ingehouden adem trokken >-°P te nemen", inaar we hadden dit
honderdvoudig braker was geen de toeschouwers zich op de trap te- zoo'n beetje onder elkaar verdeeld,
stofje, dat niet bont blonk. En ver, rug. waardoor het met zoo vervelend meer
aan de kim, weefde uit lichtende, be- j „Moet jullie, landloopers, m'n heele was. Meestal kwam or maar weinig
ver.de neveldeeltjes de minnedronken huis wakker maken? Wil jullie al m'n van „in de krant", daar 't het publiek
Middellandsch© Zee zich een glanzen-gasten wegjagen? Hé? Zijn jullie gek zoo goed als niet interesseerde,
den bruidssluierl Was het de heer-of alleen maar dronken? Moet ik de; Een avond zat weer zoo'n troepje
lijkhoid van het landschap, die de bei-1 pelitie halen? Denken jullie, vagebon- jonge journalisten m het hoofdbureau
dun zoo stil deed zijn? j den, dat ik mijn herberg houd voor te zarnen, toen een hunner, nadat liet
Alleen zoodra een hofstede opdook, gespuis van jullie soort? Midden in lijstje der misdaden was afgelezen;
opende dc een- of ander den brecden den nacht 't heele huis wakker ma- plotseling zeide
moncl en riep zijn „S.ablaza! Stabla- ken! Denk jullie soms, dat de ketels! „Wanneer wij er eens toe zouden
za!" En daartusschen kionk eentonig zoo'n haast hebben? Die kunnen die overgaan, om zouii zaakje te onder-
de tred der zware, maar reeds zeer twee uur ook nog wei wachten! Hou zoeken, zouden we misschien wel tot
gesleten zolen en aet klapperen der je koest als 't je belieft, of ik haal de merkwaardige resultaten kunnen ko-
ketels. politie, begrepen? Slaap 's nachts, als men, en achter zoo'n kleine zaak zit
D? nacht zonk en zij kwamen bij alle fatsoenlijke menschen!" imisschien meer tragiek, dan wij oor-
Pierrefeu. Tegen de helling van een Bedremmeld stonden de beide zon- spronkelijk kunnen vermoeden....
heuvel ligt het dorpje. De twee ste- daren voor den verbolgen herberg-Nu goed, hcrr.am een ander, dan
gen moeizaam het slingerend pad op. j vader en lieten alles zonder tegen-'moest jij eigenlijk eens onderzoeken,
Voor de herberg „Au cheval ven" spraak over zich heengaan. Als de of er nu achter die historie van den
hielden ze ïiali: hier, bij meester Tro- beurs plat is, maakt men niet graag diefstal van den Bazar iets bijzonders
tubas, wilden ze hun intrek nemen, ruzie met zijn waard! Bovendien i zit."
De verdienste der vorige dagen was hadden de honger en het lang zoeken
goed geweest, daarom mochten ze er in de donkere kamer hen weer moe
een flink avondmaal van nemen, gemaaktzoo zochten ze dan de leger
Maar de lange tocht had hen flink stede weer op en sliepen opnieuw in
moe gemaakt en ze wilden vroeg naar tot den avond. Intusschen lachte heel
bed. het dorp om de schallcorij van mees-
Te herbergier bracht lien zelf naar ter Trotebas.
Jiv.n kamer. Met de ijzeren „calen", Deze echter maakte goedo zaakjes
di oudenvetsche olielamp, die reeds alle boeren uit de buurt werden door
in het oude Rome brandde en nog nieuwsgierigheid tot hem gedreven
heden in de Provence gebruikt wordt, drie handelsreizigers, die vandaag iicii4 liic
in de hand, ging hij hen voor. Het hadden moeten vertrekken, besloten vermist.
spaarzame licht scheen in een nau- nog een nacht te blijven, om de af- Ee„ j^ein jnst.j0 der gestolen voor-
we gang met een dozijn deuren aan loop van de grap af te wachtenin J werpen wer(j j,em voorgelegd
beide zijden. Voor de laatste hield hij alle pannen van de keuken kookteen Een ^oog met tjnnen soldaatjes, een
Een veertig-jarige kantoorbediende
had uit een An-sterdamschen Bazar
verschillende goederen gestolen en
daar men hem vcor den man hield,
die reeds meermalen zich aan. derge
lijke ontvreemdingen had schuldig
gemaakt, had de chef de zaak bij de
politie aangegeven.
Allereerst begaf do journalist zich
naar den winkel, en verzocht, of men
hem niet kon opgeven, wat er werd
stil.
stoofde het en in den wijnkelder werd
een flinke bres gedronken 1
Midden in den nacht werden de
Piemonteezen opn
„Hier, jongens. Slaap maar eens
braaf uit! 't Wordt in dezen tijd vroeg
dtigik heb nog maar weinig kaar
sen en kan jelui cr geen geven. Den
„calen" moet ik meenemen, die zou
te gevaarlijk zijn, je moet het die
paar uur maar zonder licht stellen„lin dat midden m den zomer
jelui hem geen Parijsche handelsreizi 1
gers, die altijd den grooten heer uit
hangen en in bed lezen moeten I
Rec!:ls staat het bed, links heb je
plaats om je uit te kleeden. Basta I Ver
der zijd
je in
klem wagentje met houten paardje,
een blikken sabel, een pop. Kinder-
goed wakker.
„Hemel, wal duurt die nuclil lang!" I - anneer t nu tegen Sinterklaas
„Zoo'n lange nacht neb ik nog nooitwas geweest, peinsde de chef, zou ik
beleefd!" i 4 allicht beter hebben kunnen begrij-
:n zomer!" i pen. Maar dat iemand, die een nette,
„lu den winter ook nog niet eens." fatsoenlijke betrekking heeft, zichzelf
„En ik zeg je, ze hebben ons een zóó te_ gronde kan richtenis iets,
poets gebakken!"
„Gisternavond, onder 't eten. keek
er een ons voortdurend aan, alsof hij
geen meubels, waaraan jo wat met ons in den zin had."
neuzen kunt stuk stooten. ,lk geloof dat we behekst zijn! We
Dus wel le rustenNog een ding:hebben vast een tooverkruid gege-
Wis hebben hier jaarmarkt, mijn huis ten."
is vol, en er is allerlei verdacht volkje „Helpt niets, we moeten nog maar
onder, waar ik niet den heelen nacht eens kloppen!"
door op kan passen. Uit voorzichtig- j „Wacht, ik zal naar de deur gaan."
heitl, dat er geen dieven je schatten Eu om den waard niet boos te ma-
Oi.der je kussen wegstelen, neem ik keil, klopte een van beiden heel zacht-
den sleutel mee. Zoo gauw 't dagjjes aan. „Meester Trotebas! Meester
wordt, kom ik open doen. En nu nog- 'Trotebas! Doe toch open, 't moet toch
Waals wel te rusten 1"
„Goeden nacht!"
Moester Trotebas, de schalk, draai
de den sleutel tweemaal om en lach to
stil. Do vlam van den calen
Bcliccu een schelmsch gezicht. Wat
had hij wel voor, dat liem zoo vroo-
lijlt maakte, den braven Trotebas?
't Moest wel een bijzonder kostelijke
grap zijn, die iu zijd brein wai
gauw dag zijn! Heb je ons vergeten?"
Trotebas stond buiten en hield den
buik vast van 't lachen. Ditmaal
opende hij de deur van zijn slaapka
mer, die er recht tegenover lag; door
het open venster scheen do maan
naar binnen en blonk als een pas ver-
tïnde ketel.
Weer stond Trotebas in 't hemd
I' met de stallantaarn voor de deur.
„Wel, vrindjes, wat is er nu weer?
Ditmaal zijn jullie ten minste ver-
Meester Trotebas is een goede ke-standig! Maar ga toch eens eindelijk
/tl. maai een grooier genoegen dan; slapen! Zulke wakkere lui zijn me
anderen een kool stoven, kent hij niet. waarachtig nog niet voorgekomen, ik
Niet uit boosheid 1 't Is hem alleen om ben toch ook moe en wil ook mijn
de grap te doen, en, natuurlijk, „om rust hebben!"
de uur!" Tien mijlen in 't rond ken-j Er, weer voelden de beiden zich,
tier- dc. menschen hem en zijn stre- verslagen; met veel verontschuldi-1
wfiar ik met mijn hoofd niet bij kan.
De zaak begon werkelijk belang
wekkend te worden. Want welke mo
tieven had de dader, toen hij den
diefstal pleegde? Uit het verdere on
derzoek bleek, dat hij vijf-en-zestig
gulden per maand verdiende dat hij
getrouwd was en twee kinderen had,
een jongen en een meisje man en
vrouw leefden volgens de buren een
drachtig samen, en boewe! ze zeer
zuinig moesten leven, en iederen cent-
hadden om te draaien, vóór hem uit
te geven, had men nooit bemerkt, dat
het echtpaar iemand, wien dan ook,
geld schuldig gebleven was.
Het werd een raadselachtig feit, hoe
meer men er over nadacht.
Want niet alleen, dat de man, wan
neer hij betrapt werd, een veroordee
ling, waarschijnlijk tot gevangenis
straf, riskeerde, doch ook vernietigde
hij de toekomst van zijn vrouw en zijn
kinderen, die hij, volgens zijn vrien
den, innig liefhad....
Welk vreemd geheim speelde in de
ze zaak een rol
De man was niet in preventief ge
houden, doch zijn patroon was te we
ten gekomen, wat hem ten laste was
gelegd, en had hem met uitbetaling
van twee maanden salaris oogenblik-
kei ijk ontslagen. Waarvan het gezin
thans leefde, kon geen mensch vertel
len, doch aangenomen werd, dat zij
eenigen financieelen steun kregen van
een oom, die niet onbemiddeld was
Doch het rechte van de zaak kon geen
mensch vertollen.
Toen besloot de dagbladschrijver,
daar hij eenmaal het onderzoek der
quaestie op zicii had genomen, den
man, zoo mogelijk te interviewen, en
te trachten, of hij het geheim niet zou
kunnen ontsluieren. Doch hij vreesd»
terecht, dat, zoo hij zijn beroep naai
waarheid mede zou deelen, hij niet
het juiste verhaal der feiten zou ver-
Daar een zeker soort nieuwsgierig
heid hem lokte terwijl hij tevens
zijn professie met liefde was toege
daan besloot hij alle middelen in
't werk te stellen, het juiste spoor te
vinden.
Hij huurde in 't zelfde huis, waar
't ongelukkige echtpaar woonde, een
kamer, en wachtte de gelegenheid af,
met den man kennis te maken. Wel
licht dacht hij dat het hem mede
gelukken zou, iets voor den rampza
lige te doen. Nauwelijks twee dagen
had hij in zijn nieuwe woning introk
genomen, toon zijn aandacht getrok
ken werd door een hoogst eigenaardig
feit. Hij kwam de trap op, hoorde van
do boven-étago een vreemd gelui.', of
iemand huilde. Hij bleef staan.
Een verklaarbaar verdriet, peins
de hij.
De vrouw kwam de trap af, bleef
even staan, zag den vreemdeling aan.
Wat moet u hier vroeg ze hij-
;end.
Ik meende... dat er iemand huil-
le... zeide hij. Daarom bleef ik e\en
siaan wachten.... misschien, dat u 't
zou willen verklaren, 't hlijft
niét buitengesloten, dat ik u zou kun-
ïen helpen.
Mij kan niemand helpen, riep de
rouw schor.
Zwijgend ging ze den journalist
foorbü...,
Eenige uren later kwam ze terug,
en opzeker van tred hoorde hij haar
de trap opgaan. Ze wachtte een oogen-
blik misschien een seconde lan
ger niet voor zij verder ging. En
ineens hoorde hij een luiden slag, of
er iets naar beneden viel.
Toen word alles stil.
Den volgenden avond herhaalde
zich dezelfde geschiedenis, met dien
verstande, dat dp vrouw wel een uur
later thuis kwam, en ze, zonder een
klank te uiten, onmiddellijk naar bo
ven liep.
Door een toeval ze gingen te za-
men tegelijkertijd uit 't huis ont
moette hij den das daarop den dader
van den kleinen diefstal. Het was een
schuw, klein manneke, met beverige
handen, den blik hield hij neergesla-
gen. Het was bijna onmogelijk een
gesprek met hern aan te vangen, maar
toen hij bemerkte, dat de ander met
zijn omstandigheden vertrouwd was,
en hem zelfs van raad zou willen die
nen, ging hij er toe over eerst hortend,
daarna geleidelijker en gemakkelijker
zijn geschiedenis te verhalen.... De
journalist luisterde opmerkzaam toe.
Maar. zei deze eindelijk, wat
heeft u dan bezield.... waarom heeft
het is misschien onbescheiden
van me.... maar ik stel oprecht belang
in uw'lot....
De dief sprak geen woord. Ilij liep,
de oogen strak gericht naar den
grond, naast zijn belangstellenden
vriend, en zijn vingers beefden nog
meer dan gewoonlijk.
Er moeten toch verzachtende om
standigheden zijn aan te voeren,
smeekte bijna da journalist. Ik kan 't
me bijna niet anders voorstellen....
Ik heb een pop gered die heb
ben ze niet bij nie gevonden, zeide de
man, stil-trioinfanteliik. Die heb ik
voor mijn kleine meisje meegebracht.
Is 't u er dan om te doen ge
weest het speelgoed voor uw kinde
ren mee te nemen
Natuurlijk waarom anders... De
kleine meid van me was jarig
Heeft u dan geen oogenblik aan
de gevolgen gedacht
Dat heb ik wel... maar ik had
geen geld en ik wist het niet, hoe
k eraan zou moeten komen.... Mijn
vrouw.... mijn vxouw is....
Had u dan niets overgespaard?
Ik zie, dat u 't goed met me
meent ik zal u alles vertellen. Toen
we trouwden nu acht jaar geleden
dachten we, dat er niemand geluk
kiger in de wereld was dan wij... zou
worden dan wij. In het begin ging
leven zoo mooi als we 't wen-
schen kondon 't was alles zuinigjes,
nietwaar maar we hadden den
wil er te komen, en dat is in 't leven
een heeleboel waard. Onze kinderen
werden geboren alles scheen van
leien dakje te loopen hoe gek
't ook schijnt, we hadden gespaard, ik
had na kantoor wel gewerkt geco-
piëerd.... ik was een tijdlang particu
lier secretaris van een heer en 't
liep allemaal tot 't vorig jaar... toen
merkte ik op een dag, dat mijn
vrouw, vreemd lusteloos was, ze
was niet ziek, maar zat voor zich uit
te staren.... Vaak, aan den anderen
kant, was ze weer overdreven-opge
wekt, haar oogen glansden, of ze
koorts had. Maar de lusteloosheid
nam altijd weer langeren tijd in be
slag. en ook spaarde ze niets van "t
huishoudgeld, ja, sterker nog, ons
zuur-verdiende spaargeld raakte ge
heel en al op, zc-nder dat ik een ver
klaring daarvoor kon vinden. Toen ik
haar op een avond mijn geld niet
dadelijk had afgegeven vermiste ik
't, en op mijn verschrikte vraag be
kende ze me, dat zij het had wegge
nomen. Dc kinderen, die er vroeger
altijd keurig en netjes hadden uitge
zien, waren nu heelemaal verwaar
loosd.
Hij zo.g den journalist aan.
U zult er over spreken I riep hij
uit. U zult het geheim niet weten te
bewaren.
Eerst als er veel jaren overheen
zijn gegaan, zeide de dagbladschrijver,
zal ik er over praten. Eerder zal er
niets pver mijn lippen komen.
Ik zal u alles zeggen ik heb
het gevoel of ik u alles kan toever
trouwen. U heeft veel in uw leven ge
hoord, dat weet ik wel.... maar zoo
iets zonderlings als mijn geschiedenis
toch niet vaak, durf ik te wedden
Het heeft lang geduurd, tot ik merk
te, waarvoor mijn vrouw zooveel geld
noodig had. Eindelijk.... een avond....
kwam Ik thuis.... en ik vond haar....
lang uitgestrekt liggen op een stoel,
een morpliinespuit lag hij haar
op den grond. Toen begreep ik alles,
do heele huiselijke ellende stond mij
klaar voor mijn geest... en tegelijker
tijd hog reep ik ,dat er niets meer aan
le doen zou zijn. Door haar huivering
wekkende vreemde hartstocht
die ons ten gronde richtte mijn
vrouw deed alles, om maar aan geld
te komen.... ze baleende 't huisraad
al onze oude herinneringen door
baar door niets te betoomen drang
naar morphine weden we op
laatst in de diepste armoede gevoerd.
Toen was de kleine meid jarig
ik kwam voorbij den Bazar het was
slecht en perneen, dat weet ik we
maar ik ging naar binnen, en stal
wat kinderspeelgoed werd op hee
terdaad betrapt en aangeklaagd Al
léén één pop heb ik thuis weten le
brengen en nooit vergeet ik de vreug
de van het kind, toen ik haar de pop
bracht. Och zoo'n dreumes begrijpt
niet, dat ze haar vader ten gronde
had gericht
Eenige maanden later werd hij tot
gevangenisstraf veroordeeld. Doch de
journalist had verzekerd, dat het „een
onbelangrijke zaak" was, en dus werd
er in de couranten geen gewag van
gemaakt.
Arme kerel
Op liet oogenblik, dat hij terecht
stond, ging de dagbladschrijver naar
zijn huis. Ilij vond de twee kinderen
alleen tehuis....
Het kleine meisje trad hein triom
fantelijk tegemoet en met lachend ge
zichtje toonde ze hem de pop, waar
mede ze speelde, die haar vader had
gestolen...!.
(N. A. CL)
BESTRIJDING VAN BESMETTE
LIJKE ZIEKTEN.
Van de radicale middelen, die men
_ji vroegere jaren wist toe te passen,
om zich tegen de uitbreiding van be
smettelijke ziekten te verweren, geeft
een besluit van hertog Wilhelm Hein-
rich van Saksen, regent van hot toen
malige vorstendom Eisenach, van 2
Januari 1739 een eigenaardigen in
druk.
Daarin werd wegens het heerscben
van pest in Hongarije, Turkije en de
Poolsche provinciën, de pas-dwang
ingevoerd, dien men vroeger niet
kende. Wie uit een besmette strook
kwam, werd tot op het open veld ge
ëscorteerd en moest daar in een
stroohut zes weken blijven.
Gedurende het transport en het op
bouwen van de hut, moest de ver
dachte steeds 20 schreden van de
wacht verwijderd blij\en. Zijn klee
deren werden op het vrije veld ver
brand en andere kleederen worden
neergelegd, zoodat hij, steeds weer op
20 pas afstand, deze kon aantrekken.
De te verbranden kleedingsl ukken
mochten slechts met lange ijzeren
stangen aangevat worden, evenals de
brieven, die uit besmette streken
kwamen en die eveneens aan hel
iur prijsgegeven werden.
Zulk een in een stroohut kaanpee-
rendc verdachte werd op zeer omstan
dige wijze van eten voorzien.
Na het eindigen der zes weken
mocht do vreemdeling passeeren; in
dien het echter bleek, dat hij met de
besluiten van den hertog bekend was.
dan wachite hem een zware slrof.
Probeerde hij met geweld zijn reis
voort te zetten, dan werd hij met het
zwaard afgemaakt.
Alle brieven, die uit landen kwa
men, welke grensden aan bJjniett*
streken* moesten in het vrije veld b®.
rookt worden eerst daarna mochten
zij aan den geadresseerde ter hand
gesteld worden. Slechts metalen
mochten ingevoerd worden, alsook
dranken, winneer de vaten met
scherpen su-ijn afgewas; dien waren.
Vorder is een r cdisclu verhande
ling, die in net )aar 5M1 s> Dresden
verscheen, zeer \ennecdtnswaard.
De schrijver geeft di.ai: i de volgen-
do voorschriften, die voor basuoUmg
van pest beschutten zouden.
De lacht in de kamers moest zoo
rein mogelijk zijn de veitoters moes
ten gesloten blijven, wannen zij naar
.iet zuidtu of westen iaguu, alsook bij
swuniacJnig wear en onwjuer, \oor
aiies echter, wanneer meo m dc na
bijheid van geïnfecteerde landstre
ken woonde. Waaneer moii door om
standigheden genoodzaakt was, de
vensters ie openen, aan gebeurue dat
liet beste 's morgens tusschea 8 en 10
uur. Do bewoonde kauieis moesten
i" koi'-k berookt worven. 'lc»t dit doel
lton men hot boste zwavel nemen
ook enkele au<>re middelen, als
eikenbladeren, salpeter, borax, wer
den genoemd. Van tijd tot ti.d zou
men ook hoorn en hoeven verbran
den. Ook het verdampen van uzijn
werd zeer aanbevolen. Verder zou
iedereen zorg dragon, dat mesthoopon
en verzamelingen van faecaliëu niet
al te uicht hij de huizen aangelegd
orden.
Een eigenaardige beschrijving van
de wï'zo, waarop gehoeie steden m
dien t' d gedesinfecteerd werden, is
door de Canti gegeven, liet betreft
hier de atad Monaco, waar in 1031 de
pest gewoed hoeft en waarheon drie
desirfectears uit Nizza gezonden
weiden. Allereerst werden alle voor
werpen uit de geïnfecteerde of ver
dachte huizen op de straat gebracht.
Daar nam een beambte den geheelen
inventaris op. Was het huis leeg. dan
werd alles deor menschen, die aan.de
ziekte weerstand geboden hadden,
naar den zeekant gebracht. Dan kwa
men twee ontsmetters, die met behulp
•a-n twee galei gestraften alle voor
werpen in het water hingen, waarin
het gedurende drie dagen verbleef.
Dan word alles in groote keiels ge
kookt, welke een oplossing van kalk,
salpeter en aromatische kruiden be
vatten. Men vischte daarna do goe
deren met groote haken daaruit, en
bracht ze, nog boet, in een ton vol
water, dat groote hoeveelheden soda
bevatte.
Ten slotte werd alles nog eens in
diver water nagespoeld en te drogen
opgehangen. Zijden stoffen bracht
men in een grot in de nabijheid van
de havens en borooktc ze daar.
Boeken ontsmette men op de vol
gende wijzeeen arts sorteerde de
waardelooze, waarna men de overige
uitspreidde op een touw. om ze even
eens in de erol fe be.ronken, drie da
gen lang. De personen, die de pest
ziekte overleefden, moesten zioh di
rect in een ziekenhuis in quarantaine
hegevéxL Na eenigen tijd trokken zij
dan in grooten getale onder geleide
naar de zee. Hier ontkleedden zij zich
allen, mannen en vrouwen, waschten
zich eerst niet heet water en namen
dan onder de oogen der overige in
gezetenen oen bad in zee.. Terwijl hun
hemden en kleedeven in een grot met
aromatische middelen berookt en ten
slotte, nadat zij zich weer aangekleed
hadden, trokken zij in feesfcelijken
optocht naar de kerk en vandaar
naar hun huis.
IUIVWUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubrickbetreffende, gelieve men te richten
mn den heer J. Meijer, Kruisstraat34, Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 385.
van
E. R o m a n i.
Zwart
Zwart. Schijven op 2, 7, 9, lt, 12, 13, 14. 15, 16, 17, 20 en 27.
Wit. Schijven op 25, 26, 28, 33, 36, 38, 39, 40, 41, 48, 49 en 50.
PROBLEEM No.
van
J o u v
Zwart Schijven op 7, 8, 9, 10, 14, 17, 18. 19, 20, 53. 24, 25 en
Wit. Schijven op 28, 32, 33, 35, 37, 40. 41. 45, 46, 47. 48 en 50.