BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
SSiSS&Sg GROOTE HOUTSTRAAT 55»
SOa Jaargang.
ZATERDAG 17 AÜGCSTU8 1912
No 8944
DE ZATERDAGAVOND
tiAARuewra bagblao kost
H.Z0 PER 8 HAARDEK
OF 10 CENT PER WIER.
DRUKKERU ZUIDER BUfTENSPAARNB 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIEN DOELTREFFÊNO.
OI42£ ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
VAN TWEE MOOIE VLINDERS.
Het was een inooi geteekende rups,
die ik een paar maanden geleden over
den weg zag wandelen.
Auto's stoven voorbij, rijwielen be
dreigden haar met den dood, maar,
onbewust van al dio gevaren, kroop
zij rustig naar het eikenhakhout langs
den weg en zou er ook wel zijn aan
gekomen, als ik haar niet in een in
sectendoosje had laten verdwijnen.
Een zeldzaamheid was het niet, on-
»e toekomstige Ocneria dispar of
öuunuil, maar het interessante heeft
met het zeldzame niet veel uit te
staan, ten minste niet op ons terrein,
en belangwekkend is Ocneria in hoo-
ge mate.
Thuis gekomen verhuisde het dier
naar een klein insectenhuis, wat mei-
doornhladereu werden er bij gezet en,
zonder eenig protest tegen die on
rechtmatige vrijheidsberoo-ving, be
gon zij haar eerste gevangenismaal
te nuttigen.
Ook de volgende dagen vermeer
derde op rupsenmanier de eetlust v
gelmatig. Het dier begon er welge
daan uit te zien, ce blauwe en roode
knopjes op den rug en langs de zij
den werden steeds levendiger ge
kleurd en het ooge.nblik van scheiden
uit de bladerweelde begon te nade
ren.
legen den tijd van het inspinnen
heb ik ile rups in den tuin gezet, zon
der huur uit het oog te verliezen.
De laatste wandeling, die zij maak
te, was naar den bijenstal. Die over
dekte ruimte kwam haar waarschijn
lijk heel geschikt voor.
Achter de bijenkolonie veranderde
het dier in een bruine pop, die slechts
door weinig spinseldraden wend vast-
jjohoii/tTall.
-mi i«i<ti' weken uuarna, ik had bet
Kluizende tonnetje uit het oog verlo-
ivii, zag ik plotseling een me'.er lager
een grooLen vlinder zi{ten. De pophr.id
Was verbroken.
Het uitgekomen exemplaar, een
„uil'' van flink eafmeting, was prach
tig geteekend. De grondkleur was wit
grijs met okerkleurige golfbanden en
vooral do omgekeerde V op de voor
vleugels en de karakteristieke vlek
daarboven vielen duidelijk op.
Alleen de wijfjes zijn zoo gekleurd.
De mannetjes zijn kleiner en bruin ge
tint, hoewel de banden en vlekken
niet ontbreken.
Geruischloos is een ronddartelend
Ocneria mannetje op zekeren avond
naar do bijenwoning gegaan om een
bezoek te brengen aan het luie,
plompe wijfje.
Bijna een week achtereen heeft toen
het eierleggen geduurd en al dien
tijd teerde de vlinder op het voedsel
dat do vraatzuchtige rups had ver
werkt.
Eerst bestreek 70 liet hout, waarte
gen zo zat aangedrukt., met een wei
nig kleefstof en rij voor rij drukte zc
daarop do rose eitjes.
Toen het eerste laagje was uitge
spreid, gebeurde er iets merkwaar
digs.
Met do zooeven genoemde kleverige
stof werd een laagje bruine haren
over de eitjes geplakt, zoodat er niets
anders meer was te zien dan een bruin
lapje vilt. Enkele eitjes weixlou er nog
tusschea gevoegd, de viltlaag werd
nog wat aangedikt en ook dit laatste
stadium in het vlinderleven liep ten
einde.
Den volgenden morgen zat de vlin
der reeds met uitgespreide vleugels
op haar zelf geweven tapijt. Nu en
dan hewoog het dier zich nog kramp
achtig en probeerde omhoog te krui
pen.
Nog een dag en het zorgzame dier
tje was in een dood ding verandert!.
Nu zitten daar de eitjes, beschut
voor winterkoude en onttrokken aan
het scherpziend vogeloog.
De winter zal over hen heen gaan
en niet voor het volgend voorjaar zal
blijken, dat dit onooglijke viltlaag je
een tieele rupsen kolonie herbergde.
De jonge veelvraten zullen neg niet
zoo mooi zijn gekleurd als de oudere
exemplaren, hun jeugdpakje zal nog
veel verschillen van hun kleed na de
laatste verveliing, maar als ik er geen
paal en perk aan zou et ellen, zouden
zo zich gauw, en met evenveel talent,
door do ntuln verspreiden, om do
vrucht- of aierboomen nvet een egois
tic!) bezoek te verteren.
Kieskeurig zijn ze niet, onze Ocne
ria rupsen. Zoolang de bladeren niet
te hard 3ijn, weten zij er met hun i
scherpo kaken wel kleine sikkelvor
mige plaatjes- af te halen.
Veel minder gemakkelijk vindein ds
rupsen van de mooiste dagvlinders de
Vanessa-soorten hun voedsel in on
zen tuin. Die zijn verplicht zich op te
houden, waar de groote verschoppe
ling, do brandnetel, opschiet.
Heel vaak zien wo daarop zwarte
rupsen zitten, die uit alle macht de
bladeren bewerken.
De rug is dicht met vertakte haren
bezet en slechts kleine, gele puntjes
en teere bandjes brengen wat afwis
seling in liet sombere zwart. Het zijn
do toekomstige atalanta-vlinders, die
hier hun luilekkerlanddev entje slij
ten.
De planten, die door geen enkel dier
worden gezocht, die door den mensch
worden vertrapt, geven voedsel aan
honderden kleine rupsen, zijn do
steunpunten voor de hoekige poppen,
waarin dezo veranderen.
Als go eecn rupseninzamelintg houdt
op de brandnetels, zijt ge er bijna ze
ker van ook Aurelia's en dagpauw-
oogen te kunnen kvveeken.
Al dio mooie kleurige bloemenkin
doren, dio in den zonneschijn darte
len en genieten, kennen voor hun
toekomstig kroost geen veiliger plekje
dan de gehate brandnetelbladeren.
H. PELSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Hygiënische Voorschriften
bij het gebruik van ij3.
Bij hot gebruik van ijs zijn zeker
enkele voorschriften in acht to nomen.
Want als men meende, dat door het
bevriezen de schadelijke bacteriën ge
dood zouden zijn, dan vergist men
zich toch. De meeste bacteriën blij
onveranderd in het ijs en ontwaken
tot nieuw leven, zoodra de dooi is in
getreden.
Het natuurijs nu, kan afkomstig
zijn van verontreinigd en geïnfecteerd
wateren is dan dus met ziektekiemen
beladen. Kunstijs wordt van zuiver
water bereid, maar kan onder som
mige omstandigheden toch ook veront
reinigd zijn.
Als allereerste voorzichtigheids-
maatregel dient in het oog gehouden
to worden, dat het ijs dus nooit di
rect in aanraking komt met de af Ie
koelen voedingsmiddelen. Bij goed in
gerichte ijskasten is daar ook geen
kans van. En bij levensmiddelen die
gekookt of gebraden worden, is bet
gevaar voor ziektekiemen óók niet
groot, daar de kookhitte de bacteriën
degelijk doodt. In het ijs-verpakte
vïsch kan men dus vrijelijk eten, als
men maar zorgt dat het vaatwerk,
dat met het ijs in aanraking is ge
weest, goed gewasschen wordt. Alles
wat rauw gebruikt wordt; als b.v.
radijsjes, salade, of vruchten, dient
nooit onmiddellijk op het ijs gelegd
te worden. Bovendien is dit nog om
een andere reden af te keuren, alleen
maar omdat de levensmiddelen dan
vochtig worden en d;t op zichzelf het
goed-houden niet bevordert. Do lucht
in. provisiekasten of provisiekamers
moet juist zoo droog mogelijk blij
ven.
Om dranken zoo spoedig mogelijk af
te koelen, werpt men er ook al kleine
stukjes ijs in. Dit is toch waarlijk af
keurenswaardig, daar men niets af
weet van do herkomst van het ijs. Be
ter zette men de dranken dan
flesch of glas in het ijs, waar men dan
nog, naar believen wat keukenzout
bij kan voegen, wat de afkoeling nog
bevordert, Steeds meer worden klei
ne ijsmachines in den handel ge
bracht, waarin men zorgvuldig ge
kookt water kan laten bevriezen; dit
waarborgt dus de zuiverheid uitste
kend; alleen zal een dergelijke aan
schaffing voor kleine huishoudens
nog als wat duur worden beschouwd.
In Amerika heeft men in de groote
steden zelfs „koude-cenlrulosopge
richt, zoodal door daarvoor aange
brachte geleidingen koude in de hui
zen kan worden gevoerd. W ie aan
een dergelijke centrale is aangeslo
ten, bezit niet alleen koelkachels, ter
afkoeling van de kamerlucht in den
zomer, en een koelkamer ter bewa
ring van levensmiddelen, maar heeft
ook gelegenheid ten allen tijde heer
lijk zuiver ijs te bereiden. Voor ons
zullen dergelijke maatregelen nog wel
langen tijd toekomstmuziek blijven.
Nog van een ander standpunt af
dient de hygiëne zich te bemoeien met
het gebruik van ijs: nl. hoe het den
mensch bekomt.
De behoefte om 's zomers Ijs te ge
bruiken, vindt haar oorsprong in het
Zuiden. In kunslmatig-aangelegde
groeven werden in de oude cultuur
steden aan de Middellandsche Zee
sneeuw en ijs gedurende den winter
verzameld en goed overdekt tot in den
zomer bewaard. Dit deed men reeds
ten tijde van de kalifen van Bagdad;
daarvandaan moet dan ook het sorbet
afkomstig zijn.
Eerst veel, veel later kwam de ge
woonte van verkoelende dranken te
gebruiken over Italic naar do Noor
delijke landen van Europa.
Ovesr het algemeen wordt er echter
veel te veel waarde gehecht aan den
verkoelenden invloed van het ijs. liet
is nl. niet in staat de temperatuur
van ons lichaam eenigszins merkbaar
te verlagen. Een volwassene weegt
60 a 75 kilogram, wat dus gelijk staat
met 60 a 75 liter water. De lichaams
temperatuur bedraagt gemiddeld 87
graden C. Als wij nu een hoeveel
heid van 60 k 75 Liter water in eon
ketel hadden en de vloeistof van ge
lijke temperatuur was, dus ook 37 gra
den C., dan zou immers een portie
ijs, gelijk wij die gewoonlijk gebrui
ken geen noemenswaardige uitwer
king hebben.
Do animeerende werkirg van ijs
heeft een andere oorzaak. Gedurende
het warme jaargetijde toch zijn onze
verteringsorganen meer of minder
verslapt en zij hebben een prikkel, een
opwekking uoodig! Dit is immers op
vallend in warme landen, waar de
menschen juist allerlei sterke en liee-
te dingen gebruiken'?
Koude nu, kan ook als een prikkel
beschouwd worden: sorbet en vruch
tenijs wekken tijdelijk de maag op;
ten minste als het met kleine hoe
veelheden genuttigd wordt, daarom
wordt sorbet cok met rietjes gebruikt
en ijs met kleine lepeltjes. Gaat men
zich aan deze heerlijkheid te buiten,
dan bereikt men juist het tegenover-
gestelde effect en versiapt de maag, ja,
loopt gevaar: maag- of dairocatarrh
op te doen en het duurt in den regel
zeer lang eer een dergelijk kwaad
weer genezen is. Ook gebruike men
vooral nooit ijs op (le nuchtere
maag. Tegen deze laatste waarschu
wing is wel eens ingebracht, dat doc
toren de patiënten juist ijspillen op
de nuchtere maag voorschrijven
maar vooreerst worden in gevallen
van ziekte abnormale dingen nood
zakelijk, bijv. bij ontstekingen en
bij heftige bloedingen; en dan zijn
do hoeveelheden in pillen gebruikt
toch ook uitei-st klein.
MARIE VAN AMSTEL.
Vier brieven.
EERSTE BRIEF.
Grahamabad, 1 December.
„Beste Clara,
Zooals ge ziet houd Ik mijn belof
te, u den len van iedere maand te
schrijven. Ik was zeer in mijn schik
met uw brief, dien ik acht dagen r
onze komst te Grahamabad ontving.
Wij zijn hier nu drie weken, maar
het bevalt mij Jiier in het geheel niet.
Ik zou dit tegen niemand anders wil
len zeggen, want papa en mama zou
den zeer bedroefd zijn, als ze wisten,
dat ik mij hier niet gelukkig gevoel.
Ik ben natuurlijk blij, dat ik bij hen
ben; Grahamabad is ook geen om
dige plaats en in het geheel niet te
warm. Maar de menschen! En het li
ven! Ik weet niet, hoe ik je dio be
schrijven zal.
Om le beginnen kan ik de jonge
meisjes hier niet uitstaan. Na jou en
Muriel en Edie tot vriendinnen gehad
te hebben, kan ik onmogelijk eenige
belangstelling gevoelen voor de her
senloos, leeghoofdige schepseltjes
hier, die nooit anders lezen dan de
daraesmodetijdschriften in de club.
Haar geest of wat zij ui pkrats
daarvan hebben is geheel gevuld
met toiletten, dansen, rijden en zulke
dingen. Ze hebben niet het flauwste
idee van haar hooge roeping en zijn
den naam van vrouw onwaardig.
Wat de heeren betreft die zijn er
veel meer en men ziet ze veel meer
dan thuis. Als ik je zeg, dat negen
tienden van hen tot het leger behoo-
ren ,dan kan je je een idee vormen
van wat ze zijn. Ik denk niet dut wij
in Skitchly ooit zulke militairen ont
moet liebben. Zo zijn met één woord
te karakteriseeren: „volkomen ge
brek aan beschaving". Ik geloof niet,
dat er één man in Grahamabad is,
die ooit een boek inziet. Men bezoekt
elkaar hier op de onmogelijke uren
van twaalf tot twee en misschien zal
een beschrijving van deze morgenbe-
zoeken je een idee geven van wat ik
te verduren heb.
Vooreerst waren er twee gehuwde
dames, hoogst onbeduidend; ze praat
ten met mama over de baby van de
Brown's, die zoo wonderbaar gauw
hersteld was, en wat zc van Smith
zouden doen, als zo moesten repa-
trieeren. Een van hen had de vrijpos
tigheid te hopen, dat ik goede vrien
den met haar dochter zou worden.
Daarna kwamen er twee jonge of
ficieren, die blijkbaar een reeks van
bezoeken samen maakten om elkaar
op te hemelen. De een, die naast mij
zat, had rood haar en was zeer alle-
daagscb. Zijn oogen bevielen mij niet
en daarom liet ik hem het meest pra
ten. Hij deed een aantal banale vra
gen, en toen ik hem voor de verande
ring eens vroeg, of hij van lezen hield,
stotterde hij en zei ,.ja", blijkbaar om
dat hij geen „neen" durfde zeggen. Ik
vroeg hem, of hij Sienkewics kende
en toen keek hij zeer verschrikt op.
Toen ze weg-waren, vroeg ik: „Is bet
nu wel mogelijk, in zulke lui eenig
belang te stellen?"
Mama glimlachte en zei, dat het
heel verstandig was, om jonge officie
ren weinig interessant te vinden, hoe
wel ze den heer Foley, die met mij
had zitten praten, geen onaardigen
jongen vond. Hij was zoo goedhartig!
Onze laatste bezoeker was majoor
Kerr. Hij zag er zeer jong uit voor
joor, wat mij zeer verraste, want ik
dacht, dat alle majoors corpulent wa
ren en een rood gezicht hadden,
maar hij sprak natuurlijk alleen met
mama. Af cn toe keerde hij zich om
en maakte een of andere opmerking
tegen mij, zoo ongeveer alsof men 'n
kind een koekje geeft om het zoet te
houden. Ik nam niet veel notitie van
dezen parol der conversatie, totdat hij
ten laatste mij ergerde door iets wat
hij over de inboorlingen zeide. Ik was
toen in eens op mijn stokpaardje en
hield, wat ik moet noemen een korte,
maar welsprekende speech om hen te
verdedigen.
Hij luisterde met een zeer ernstig
gelaat en zijn oogen richtten zich vast
op mij en ik ducht dat ik werkelijk
indruk op hem gemaakt had, wat
een goed ding zon geweest zijn, want
ik geloof, dat zulke lui de arme in
boorlingen vreeselijk behandelen.
Na wat ik van u gehoord heb,
miss Somers, zul ik mijn opinie om
trent liet karakter der inboorlingen
eens duchtig moeten herzien.
Ik kan ie niet zeggen, hoe ontzet
tend sarcastisch zijn toon hierbij was.
Ik voelde mij als verpletterd en kroop
in miin schulp
Dat zijn do merschen, waaronder
het leven mij geworpen heeft. Heb me
delijden met me .Clara! Onze gcheele
dag gaat voorbij met nuttelooze klei
nigheden de bloemen verzorgen, brief
jes schrijven, bezoeken afleggen, naar
de club gaan of naar een partij. De
tijd voor het ontbijt is echter vrij en
ik ben besloten, twee uren le wijden
aan Grieksch en Duitscli of een ge
leerd boek. Mama vindt dit niet goed
vóór mij, ze meent dat een ritje in den
vroegen morgei' veel beter zou zijn
voor mii.
Het schijnt dat mama het belang
daarvan erg overdrijft. Papa lacht
maar eens en zegt:
Laat haar maar, het zal wel gauw
overgaan.
Nu heb ik voor heden genoeg ge
schreven en zeg u vaarwel.
Uw toegenegen vriendin,
BETSY SOMERS.
TWEEDE BRIEF.
Grahamabad. 1 Januari.
.Beste Clara.
Dank je wel voor ie brieven. Je kunt
niet denken, hoj veel belang ik stel
in je verhaal over het college en de
nieuwe lezingen over de Engelsclie
literatuur. Hoe gaarne zou ik die bij
wonen! Ik behoef jc zeker niet te zeg
gen, dat wij hier niets van dien aard
hebben. Toch begint Grahamabad mij
beter te bevallen.
Ik rijd tegei woordig 's morgens en
daar heb ik pleizier in Ik tracht dan
mijn Grieksch en Duitsch na den
lunch te doen, wat ik een geschikten
tijd acht. Maar je weet niet hoe sla
perig ik dan soms ben.
De menschen bevallen mij ook beter.
De meesten zijn zoo aardig en vrien
delijk dat ik er toe komen moet hun
gebrek aan beschaving over het hoofd
to zien. In elk geval is het niet hun
schuld en ik durf zeggen, dat ze ai>
ders zouden zijn als maar konden. Ik
wou een eooit ontwikkelingscursus
oprichten onder de jonge dames en de
jongere der gehuwde dames maar
mama zei, dat het haar niet beviel
die in huis te hebben.
Papa en mama zijn verschrikkelijk
lief voor mij, zj zijn geloof ik blij dat
Ik hier lion. Maar begrijp eens. Laalst
hoorde ik hen over mij praten. Ik had
in het minst geen plar. om te luisteren
maar je weet, hoe betooverend de
klank van een eigen raam is, en het
was, alsof ik aan den grond vastge
nageld was.
Papa zei: Ik geloof, dat hel niet
verstandig was Betsy naar dat college
te laten gaan, Sybil, ze mag nu wat
van de klassieker, en van mathesis In
haar klein hoofdje hebben, maar ze
heeft er ook een machtige dosis onzin
bij.
Arm kind, sprak mama, ze is
nog zoo jong.
Niet zoo erg. Ze wordt negentien
is 't niet? En ze heeft, naar het mij
toeschijnt, mir.der gevoel dan andere
meisj'es van haar leeftijd en nog een
beetje verwaandheid op den koop toe.
Kom, Thomas, oerdeel niet zoo
hard over het kind, zei daarop mama.
Betsy is van een door en door zacht
karakter en ik hoop dat den een of
anderen dag eon geschikt echtgenoot
haar al dien onzin uit het hoofd zal
praten.
Een echtgenoot, ja, bromde pa
pa. Dat is net zou iets voor da nies.
Zoodra je je dochter van de school
af hebt en in huis, wil je ze weer kwijt
raken,
Ik denk, dat de heer Foley al een
goed oogje op haar heeft, vervolgde
mama ernstig. En wellicht is er
nog iets meer mogelijk. Majoor.
Toen schoot he mij in eens door het
hoofd ik vei zeker je, Klara, dat ik
er niet eer aan dacht dat ik eigen
lijk een al heei weinig eervolle rol
speelde, en ik liep gauw weg, vóór ik
nog den naam gehoord had, die mama
wilde noemen. Wien zou zij gemeend
hebben? Niet majoor Jones, dat zou te
gek wezen. En majoor Sapper is ge
trouwd en al de anderen, zijn onmo
gelijk: majoor Kerr liet meest van al
len.
O, dat is zulk een akelig man. Ik
ril werkelijk van zijn doordringenden
blik. Hij schijnt iemand tot in de ziel
te lezen en nooit goed te vinden wat
hij daar ziet. Ik geloof niet, dat hij
bepaald minachting voor inij gevoelt,
maar ik kan het niet uitstaan, dat hij
tot mij spreekt, alsof ik een klein kind
was. Papa en mama prijzen hem he
melhoog. wat mij natuurlijk nog meer
tegen hem in hel hornas jaagt. Papa
zegt, dat hij een door en door degelijk
man is en mama noemt hem eerlijk
als goud en zeer hij de hand. Wat zou
ze daarmee bededen? Al die loftuitin
gen maken, dar, ik een hekel aan hem
krijg, of misschien niet eigenlijk
eeii hekel, want er is niets bepaalds
in hem, waaraan men hekel kan heb
ben, hij is door en door een gentle
man, maar ik vind hem zoo verba
zend lastig.
Sedert ik je het laatst schreef, is het'
Kerstfeest gekomer en gegaan en ik
heb mij heel best vermaakt, maar ik
had er graag de broers bij gehad.
Gisterenavond hadden wij een Oude
jaarsavondpartij, die heel prettig was.
Ik hoop, dal je me niet frivole zult
vinden als ik een danspartij prettig
noem, maar je weet, ik hou nu een
maal van de lichaamsbeweging, die
het dansen geeft.
Toen mijn boekje bijna vol was,
keek mama het even in en scheen een
beetje knorrig, dat de naam van luite
nant Foley er vijf keer op stond. Ik
antwoordde:
Hij plaagde mij zoo. Ik geloof,
dat hij er tien wilde hebben. Maar ik
kan er geen verschil in zien, of ik v ijf
keer dons met een of eens met vijf
verschillende luitenants.
Mama vond dit dwaas en slecht be
rekend, maar ze keek dadelijk weer
vriendelijk. Majoor Kerr kwam juist
aan en vroeg mij een dans. Ik gaf hem
de Lanciers, die was goed genoeg
voor een verplichten dans, dacht ik.
Tot mijn groote verrassing vroeg hij
na den dans te hebben ingeschreven,
met eenige aarzeling een tweeden. Ik
gaf hem dien, in de verwachting, dat
hij nu wel zou gaan. Maar hij bleef
bij mij staan en scheen niet te weten
wat bij wilde.
Ik keek hem aan en was verbaasd
hem een kleur te zien krijgen. Ik hoop
dat hij mijn verwondering niet be
merkt heeft, in elk geval hij keerde
zich om en ging heer,. Hij danste ook
met mama en had het zeer druk met
haar, doch toon hij met mij danste,
was hij stiller en verlegener dan ooit
en liet mij het gesprek bijna alleen
voeren.
Luitenant Foley begon den avond
zeer opgewekt en vroolijk, maar later
werd hij stiller en op het laatst zelfs
sentimenteel, wat mij bijzonder ang
stig maakta.
Na den vijfden dans zat hij een ge-
ruimen tijd bij mij zonder iets te zeg
gen. Hij scheef ook niet te luisteren
naar al wat ik zei. Ten laatste kuchte
hij herhaalde malen en toen hij ein
delijk sprak, kon ik hem nog niet ver
staan. Ik meen evenwel, dat hij mij
bij mijn voornaam noemde en ik ben
er haast zeker van, dat hij mijn hand
wilde grijpen, wat mij zoo angstis
maakte, dat ik wegliep om iets aan
mijn toilet te laten veranderen, naar
ik voorgaf. Ik was blij, dat 't onze
laatste dans geweest was. Ik vertelde
mama het latei' en ze zei:
Mc dunkt lieve, dat als de heer
Foley je weer eens iets zeggen wil, je
zoo vriendelijk moest zijn hem te la
ten spreken en dan zeg je maar, dat
hij-liever met mij daarover moet spre
ken. Hij zal voor papa wel 'n beetje
bang zijn, voegdo zij er bij, en bij
zichzelf sprak ze: Arme jongen.
Dus ze denken, dat hij zich verkla
ren zal. Is het niet verschrikkelijk?
Voortaan zal ik hem zooveel mogelijk
vermijden.
Ik ben vermoeid en schei daarom
uit met schrijven. Maar ik moet zeg
gen, dat behalve het incident met Fo
ley, dat mij overstuur maakte, het bal
heerlijk was.
Jo opmerkingen die wezenlijk be
langrijk zjjn, zal ik later wel eens op
mijn gemak beantwoorden.
Hartelijk gegroet, 1-estc Clara.
Jo t
DERDE BRIEF.
Grahamabad, 1 Ftbf.
„Bpste Clara.
Besten dank voor do lijst der boe
ken; ik zou ze graag lezen, maar on
gelukkig in de bibliotheek is er geen
enkel. Ik was zeer ingenomen met jo
opmerkingen over militairen en wer
kelijk, ik ben in het geheel niet bclee-
digd door je waarschuwing. Ik vind
het heel aardig van je, dat je zoo over
mij in angst zit.
Natuurlijk, ik denk er niet over, ooit
een militair te trouwen, maar ik ben
het toch niet met je eens. Weet je,
sinds ik in Indiè ben, is mijn meening
omtrent intellect en beschaving een
beetje veranderd.
Deze maand is zeer rijk geweest aan
gebeurtepissen. niet voor iedereen,
maar toch voor enkelen. Ik heb je veel
te vertellen.
Ongeveer een week na het bal was
er een voetbal match, waar ik met een
beetje tegenzin heenging. Ik had be
sloten luitenant Foley te ontwijken,
of ten minste hei geen kans te geven
mij meer te spreken, en hij was blijk
baar eveneens besloten mij zooveel op
te zoeken als hij kon. Dit was een ver
velende tegenstelling, die mij knorrig
maakte en hem een recht ongeluksgc-
laat dééd vertoonen. Zoodra wij op
het terrein kwamen, haastte hij zich
te vragen, of mijn verkoudheid beter
was, met een bezorgdheid, alsof ik pas
van een zware ziekte hersteld was. Ik
antwoordde, dat mijn verkoudheid
heel erg was en ik mij ellendig ge
voeld#.
Ieder ander had den wenk begrepev
en was heengegaan, maar hij keek
diep ongelukkig en begon te informe
ren of ik een goede plaats had. Hij
x-as werkelijk onuitstaanbaar en ik
was dankbaar, dat mama hem om een
mantel zond en den heer Haywood
zijn plaats deed innemen.
Ik achtte voetbal een vervelend spel
om te zien, maar plotseling vond ik
mij zelf vol belangstelling in dat spel.
Verscheidene deelnemers speelden
prachtig, vooral kapitein Lynes en
majoor Kerr. Ik hoorde mama zeggen:
dat majoor Kerr niet zoo
met al die jonge mannen speelde. Hel
maakt mij altijd zenuwachtig.
Waarom? vroeg ik. Hij schijnt
nog heel flink en krachtig.
Betsy, de majoor is nog geen
veertig. Maar een val is op dien leef
tijd gevaarlijker dan voor die jonge
lui.
De woorden waren nauwelijks over
haar lippen of er gebeurde iets ver
schrikkelijks. Majoor Kerr viel. Ik ge
loofde, dat hij over een of anderen
lomperd struikelde maar hoe dan ook
hij lag op den grond en kreeg een
schop tegen het hoofd. Ik zag duide
lijk, hoe de laars zijn hoofd raakte
en was blij, da- ik niet zag van wien
die laars was, ik zou den kerel mijn
leven lang gehaat hebben.
Elkeen vloog op en rekte den hals uit
om te zien wat er gebeurde; het spel
werd gestaakt, want liet was blijkbaar
geen gering ongeval dadelijk kwam
er een dokter uit de toeschouwers en
boog zich over den majoor heen.
Ik herinner mij. dat toen ik mij om
keerde, ik den heer Foley zag met een
mantel over zijn arm, en ik greep zijn
arm in een soort van schrik.
Hij vatte mij vriendelijk bij de hand
en ik kalmeerde langzamerhand, ter
wijl hij voortdurend praatte.
Wees niet bang, miss Somers,
zeide hij. lk heb zoo dikwijls ge
zien dat er een tegen den grond werd
geslagen en den anderen dag weer in
orde was. Ja, hij is buiten kennis, de
arme kerel! Ik denk, dat bij een lichte
hersenschudding zal hebben, meer
niet. Mijn broer had dat ook eens en
was toch in enkele dagen beter. Kijk,
daar komt een draagbaar. Kolonel
Johnson ia buitengewoon zorgzaam...
wat pakt hij hem handig op! Majoor
Kerr zal veilig ger.oeg zijn onder zijn
verzorging, miss Somers.
Zoo praatte hij door tot majoor
Kerr op de draagbaar gelegd was. lk
kon juist zijn hoofd zien toen men do
draagbaar optilde. Het was verschrik
kelijk. Hij bloedde niet, in het geheel
niet, maar
spookachtig
paald dat hij dood was.
Do lui keken niet moer, maar lie-
pen door elkaar. De heer Foley had
mijn hand losgelaten en was wegge
sneld om ons rijtuig te vinden, lk
voelde mij nu wat heter en begon te
luisteren naar wat do dames zeiden.
Of niet dezj of gene majoor Kerr
kon opnemen. Het was onmogelijk
hem in zijn kwartier behoorlijke ver-
1 zorging te verschaffen en in hoi