BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SSiSS&Sg GROOTE HOUTSTRAAT 55» SOa Jaargang. ZATERDAG 17 AÜGCSTU8 1912 No 8944 DE ZATERDAGAVOND tiAARuewra bagblao kost H.Z0 PER 8 HAARDEK OF 10 CENT PER WIER. DRUKKERU ZUIDER BUfTENSPAARNB 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIEN DOELTREFFÊNO. OI42£ ANNONCES WORDEN OPGEMERKT Het Rijke Natuurleven VAN TWEE MOOIE VLINDERS. Het was een inooi geteekende rups, die ik een paar maanden geleden over den weg zag wandelen. Auto's stoven voorbij, rijwielen be dreigden haar met den dood, maar, onbewust van al dio gevaren, kroop zij rustig naar het eikenhakhout langs den weg en zou er ook wel zijn aan gekomen, als ik haar niet in een in sectendoosje had laten verdwijnen. Een zeldzaamheid was het niet, on- »e toekomstige Ocneria dispar of öuunuil, maar het interessante heeft met het zeldzame niet veel uit te staan, ten minste niet op ons terrein, en belangwekkend is Ocneria in hoo- ge mate. Thuis gekomen verhuisde het dier naar een klein insectenhuis, wat mei- doornhladereu werden er bij gezet en, zonder eenig protest tegen die on rechtmatige vrijheidsberoo-ving, be gon zij haar eerste gevangenismaal te nuttigen. Ook de volgende dagen vermeer derde op rupsenmanier de eetlust v gelmatig. Het dier begon er welge daan uit te zien, ce blauwe en roode knopjes op den rug en langs de zij den werden steeds levendiger ge kleurd en het ooge.nblik van scheiden uit de bladerweelde begon te nade ren. legen den tijd van het inspinnen heb ik ile rups in den tuin gezet, zon der huur uit het oog te verliezen. De laatste wandeling, die zij maak te, was naar den bijenstal. Die over dekte ruimte kwam haar waarschijn lijk heel geschikt voor. Achter de bijenkolonie veranderde het dier in een bruine pop, die slechts door weinig spinseldraden wend vast- jjohoii/tTall. -mi i«i<ti' weken uuarna, ik had bet Kluizende tonnetje uit het oog verlo- ivii, zag ik plotseling een me'.er lager een grooLen vlinder zi{ten. De pophr.id Was verbroken. Het uitgekomen exemplaar, een „uil'' van flink eafmeting, was prach tig geteekend. De grondkleur was wit grijs met okerkleurige golfbanden en vooral do omgekeerde V op de voor vleugels en de karakteristieke vlek daarboven vielen duidelijk op. Alleen de wijfjes zijn zoo gekleurd. De mannetjes zijn kleiner en bruin ge tint, hoewel de banden en vlekken niet ontbreken. Geruischloos is een ronddartelend Ocneria mannetje op zekeren avond naar do bijenwoning gegaan om een bezoek te brengen aan het luie, plompe wijfje. Bijna een week achtereen heeft toen het eierleggen geduurd en al dien tijd teerde de vlinder op het voedsel dat do vraatzuchtige rups had ver werkt. Eerst bestreek 70 liet hout, waarte gen zo zat aangedrukt., met een wei nig kleefstof en rij voor rij drukte zc daarop do rose eitjes. Toen het eerste laagje was uitge spreid, gebeurde er iets merkwaar digs. Met do zooeven genoemde kleverige stof werd een laagje bruine haren over de eitjes geplakt, zoodat er niets anders meer was te zien dan een bruin lapje vilt. Enkele eitjes weixlou er nog tusschea gevoegd, de viltlaag werd nog wat aangedikt en ook dit laatste stadium in het vlinderleven liep ten einde. Den volgenden morgen zat de vlin der reeds met uitgespreide vleugels op haar zelf geweven tapijt. Nu en dan hewoog het dier zich nog kramp achtig en probeerde omhoog te krui pen. Nog een dag en het zorgzame dier tje was in een dood ding verandert!. Nu zitten daar de eitjes, beschut voor winterkoude en onttrokken aan het scherpziend vogeloog. De winter zal over hen heen gaan en niet voor het volgend voorjaar zal blijken, dat dit onooglijke viltlaag je een tieele rupsen kolonie herbergde. De jonge veelvraten zullen neg niet zoo mooi zijn gekleurd als de oudere exemplaren, hun jeugdpakje zal nog veel verschillen van hun kleed na de laatste verveliing, maar als ik er geen paal en perk aan zou et ellen, zouden zo zich gauw, en met evenveel talent, door do ntuln verspreiden, om do vrucht- of aierboomen nvet een egois tic!) bezoek te verteren. Kieskeurig zijn ze niet, onze Ocne ria rupsen. Zoolang de bladeren niet te hard 3ijn, weten zij er met hun i scherpo kaken wel kleine sikkelvor mige plaatjes- af te halen. Veel minder gemakkelijk vindein ds rupsen van de mooiste dagvlinders de Vanessa-soorten hun voedsel in on zen tuin. Die zijn verplicht zich op te houden, waar de groote verschoppe ling, do brandnetel, opschiet. Heel vaak zien wo daarop zwarte rupsen zitten, die uit alle macht de bladeren bewerken. De rug is dicht met vertakte haren bezet en slechts kleine, gele puntjes en teere bandjes brengen wat afwis seling in liet sombere zwart. Het zijn do toekomstige atalanta-vlinders, die hier hun luilekkerlanddev entje slij ten. De planten, die door geen enkel dier worden gezocht, die door den mensch worden vertrapt, geven voedsel aan honderden kleine rupsen, zijn do steunpunten voor de hoekige poppen, waarin dezo veranderen. Als go eecn rupseninzamelintg houdt op de brandnetels, zijt ge er bijna ze ker van ook Aurelia's en dagpauw- oogen te kunnen kvveeken. Al dio mooie kleurige bloemenkin doren, dio in den zonneschijn darte len en genieten, kennen voor hun toekomstig kroost geen veiliger plekje dan de gehate brandnetelbladeren. H. PELSENS. Rubriek voor Vrouwen Hygiënische Voorschriften bij het gebruik van ij3. Bij hot gebruik van ijs zijn zeker enkele voorschriften in acht to nomen. Want als men meende, dat door het bevriezen de schadelijke bacteriën ge dood zouden zijn, dan vergist men zich toch. De meeste bacteriën blij onveranderd in het ijs en ontwaken tot nieuw leven, zoodra de dooi is in getreden. Het natuurijs nu, kan afkomstig zijn van verontreinigd en geïnfecteerd wateren is dan dus met ziektekiemen beladen. Kunstijs wordt van zuiver water bereid, maar kan onder som mige omstandigheden toch ook veront reinigd zijn. Als allereerste voorzichtigheids- maatregel dient in het oog gehouden to worden, dat het ijs dus nooit di rect in aanraking komt met de af Ie koelen voedingsmiddelen. Bij goed in gerichte ijskasten is daar ook geen kans van. En bij levensmiddelen die gekookt of gebraden worden, is bet gevaar voor ziektekiemen óók niet groot, daar de kookhitte de bacteriën degelijk doodt. In het ijs-verpakte vïsch kan men dus vrijelijk eten, als men maar zorgt dat het vaatwerk, dat met het ijs in aanraking is ge weest, goed gewasschen wordt. Alles wat rauw gebruikt wordt; als b.v. radijsjes, salade, of vruchten, dient nooit onmiddellijk op het ijs gelegd te worden. Bovendien is dit nog om een andere reden af te keuren, alleen maar omdat de levensmiddelen dan vochtig worden en d;t op zichzelf het goed-houden niet bevordert. Do lucht in. provisiekasten of provisiekamers moet juist zoo droog mogelijk blij ven. Om dranken zoo spoedig mogelijk af te koelen, werpt men er ook al kleine stukjes ijs in. Dit is toch waarlijk af keurenswaardig, daar men niets af weet van do herkomst van het ijs. Be ter zette men de dranken dan flesch of glas in het ijs, waar men dan nog, naar believen wat keukenzout bij kan voegen, wat de afkoeling nog bevordert, Steeds meer worden klei ne ijsmachines in den handel ge bracht, waarin men zorgvuldig ge kookt water kan laten bevriezen; dit waarborgt dus de zuiverheid uitste kend; alleen zal een dergelijke aan schaffing voor kleine huishoudens nog als wat duur worden beschouwd. In Amerika heeft men in de groote steden zelfs „koude-cenlrulosopge richt, zoodal door daarvoor aange brachte geleidingen koude in de hui zen kan worden gevoerd. W ie aan een dergelijke centrale is aangeslo ten, bezit niet alleen koelkachels, ter afkoeling van de kamerlucht in den zomer, en een koelkamer ter bewa ring van levensmiddelen, maar heeft ook gelegenheid ten allen tijde heer lijk zuiver ijs te bereiden. Voor ons zullen dergelijke maatregelen nog wel langen tijd toekomstmuziek blijven. Nog van een ander standpunt af dient de hygiëne zich te bemoeien met het gebruik van ijs: nl. hoe het den mensch bekomt. De behoefte om 's zomers Ijs te ge bruiken, vindt haar oorsprong in het Zuiden. In kunslmatig-aangelegde groeven werden in de oude cultuur steden aan de Middellandsche Zee sneeuw en ijs gedurende den winter verzameld en goed overdekt tot in den zomer bewaard. Dit deed men reeds ten tijde van de kalifen van Bagdad; daarvandaan moet dan ook het sorbet afkomstig zijn. Eerst veel, veel later kwam de ge woonte van verkoelende dranken te gebruiken over Italic naar do Noor delijke landen van Europa. Ovesr het algemeen wordt er echter veel te veel waarde gehecht aan den verkoelenden invloed van het ijs. liet is nl. niet in staat de temperatuur van ons lichaam eenigszins merkbaar te verlagen. Een volwassene weegt 60 a 75 kilogram, wat dus gelijk staat met 60 a 75 liter water. De lichaams temperatuur bedraagt gemiddeld 87 graden C. Als wij nu een hoeveel heid van 60 k 75 Liter water in eon ketel hadden en de vloeistof van ge lijke temperatuur was, dus ook 37 gra den C., dan zou immers een portie ijs, gelijk wij die gewoonlijk gebrui ken geen noemenswaardige uitwer king hebben. Do animeerende werkirg van ijs heeft een andere oorzaak. Gedurende het warme jaargetijde toch zijn onze verteringsorganen meer of minder verslapt en zij hebben een prikkel, een opwekking uoodig! Dit is immers op vallend in warme landen, waar de menschen juist allerlei sterke en liee- te dingen gebruiken'? Koude nu, kan ook als een prikkel beschouwd worden: sorbet en vruch tenijs wekken tijdelijk de maag op; ten minste als het met kleine hoe veelheden genuttigd wordt, daarom wordt sorbet cok met rietjes gebruikt en ijs met kleine lepeltjes. Gaat men zich aan deze heerlijkheid te buiten, dan bereikt men juist het tegenover- gestelde effect en versiapt de maag, ja, loopt gevaar: maag- of dairocatarrh op te doen en het duurt in den regel zeer lang eer een dergelijk kwaad weer genezen is. Ook gebruike men vooral nooit ijs op (le nuchtere maag. Tegen deze laatste waarschu wing is wel eens ingebracht, dat doc toren de patiënten juist ijspillen op de nuchtere maag voorschrijven maar vooreerst worden in gevallen van ziekte abnormale dingen nood zakelijk, bijv. bij ontstekingen en bij heftige bloedingen; en dan zijn do hoeveelheden in pillen gebruikt toch ook uitei-st klein. MARIE VAN AMSTEL. Vier brieven. EERSTE BRIEF. Grahamabad, 1 December. „Beste Clara, Zooals ge ziet houd Ik mijn belof te, u den len van iedere maand te schrijven. Ik was zeer in mijn schik met uw brief, dien ik acht dagen r onze komst te Grahamabad ontving. Wij zijn hier nu drie weken, maar het bevalt mij Jiier in het geheel niet. Ik zou dit tegen niemand anders wil len zeggen, want papa en mama zou den zeer bedroefd zijn, als ze wisten, dat ik mij hier niet gelukkig gevoel. Ik ben natuurlijk blij, dat ik bij hen ben; Grahamabad is ook geen om dige plaats en in het geheel niet te warm. Maar de menschen! En het li ven! Ik weet niet, hoe ik je dio be schrijven zal. Om le beginnen kan ik de jonge meisjes hier niet uitstaan. Na jou en Muriel en Edie tot vriendinnen gehad te hebben, kan ik onmogelijk eenige belangstelling gevoelen voor de her senloos, leeghoofdige schepseltjes hier, die nooit anders lezen dan de daraesmodetijdschriften in de club. Haar geest of wat zij ui pkrats daarvan hebben is geheel gevuld met toiletten, dansen, rijden en zulke dingen. Ze hebben niet het flauwste idee van haar hooge roeping en zijn den naam van vrouw onwaardig. Wat de heeren betreft die zijn er veel meer en men ziet ze veel meer dan thuis. Als ik je zeg, dat negen tienden van hen tot het leger behoo- ren ,dan kan je je een idee vormen van wat ze zijn. Ik denk niet dut wij in Skitchly ooit zulke militairen ont moet liebben. Zo zijn met één woord te karakteriseeren: „volkomen ge brek aan beschaving". Ik geloof niet, dat er één man in Grahamabad is, die ooit een boek inziet. Men bezoekt elkaar hier op de onmogelijke uren van twaalf tot twee en misschien zal een beschrijving van deze morgenbe- zoeken je een idee geven van wat ik te verduren heb. Vooreerst waren er twee gehuwde dames, hoogst onbeduidend; ze praat ten met mama over de baby van de Brown's, die zoo wonderbaar gauw hersteld was, en wat zc van Smith zouden doen, als zo moesten repa- trieeren. Een van hen had de vrijpos tigheid te hopen, dat ik goede vrien den met haar dochter zou worden. Daarna kwamen er twee jonge of ficieren, die blijkbaar een reeks van bezoeken samen maakten om elkaar op te hemelen. De een, die naast mij zat, had rood haar en was zeer alle- daagscb. Zijn oogen bevielen mij niet en daarom liet ik hem het meest pra ten. Hij deed een aantal banale vra gen, en toen ik hem voor de verande ring eens vroeg, of hij van lezen hield, stotterde hij en zei ,.ja", blijkbaar om dat hij geen „neen" durfde zeggen. Ik vroeg hem, of hij Sienkewics kende en toen keek hij zeer verschrikt op. Toen ze weg-waren, vroeg ik: „Is bet nu wel mogelijk, in zulke lui eenig belang te stellen?" Mama glimlachte en zei, dat het heel verstandig was, om jonge officie ren weinig interessant te vinden, hoe wel ze den heer Foley, die met mij had zitten praten, geen onaardigen jongen vond. Hij was zoo goedhartig! Onze laatste bezoeker was majoor Kerr. Hij zag er zeer jong uit voor joor, wat mij zeer verraste, want ik dacht, dat alle majoors corpulent wa ren en een rood gezicht hadden, maar hij sprak natuurlijk alleen met mama. Af cn toe keerde hij zich om en maakte een of andere opmerking tegen mij, zoo ongeveer alsof men 'n kind een koekje geeft om het zoet te houden. Ik nam niet veel notitie van dezen parol der conversatie, totdat hij ten laatste mij ergerde door iets wat hij over de inboorlingen zeide. Ik was toen in eens op mijn stokpaardje en hield, wat ik moet noemen een korte, maar welsprekende speech om hen te verdedigen. Hij luisterde met een zeer ernstig gelaat en zijn oogen richtten zich vast op mij en ik ducht dat ik werkelijk indruk op hem gemaakt had, wat een goed ding zon geweest zijn, want ik geloof, dat zulke lui de arme in boorlingen vreeselijk behandelen. Na wat ik van u gehoord heb, miss Somers, zul ik mijn opinie om trent liet karakter der inboorlingen eens duchtig moeten herzien. Ik kan ie niet zeggen, hoe ontzet tend sarcastisch zijn toon hierbij was. Ik voelde mij als verpletterd en kroop in miin schulp Dat zijn do merschen, waaronder het leven mij geworpen heeft. Heb me delijden met me .Clara! Onze gcheele dag gaat voorbij met nuttelooze klei nigheden de bloemen verzorgen, brief jes schrijven, bezoeken afleggen, naar de club gaan of naar een partij. De tijd voor het ontbijt is echter vrij en ik ben besloten, twee uren le wijden aan Grieksch en Duitscli of een ge leerd boek. Mama vindt dit niet goed vóór mij, ze meent dat een ritje in den vroegen morgei' veel beter zou zijn voor mii. Het schijnt dat mama het belang daarvan erg overdrijft. Papa lacht maar eens en zegt: Laat haar maar, het zal wel gauw overgaan. Nu heb ik voor heden genoeg ge schreven en zeg u vaarwel. Uw toegenegen vriendin, BETSY SOMERS. TWEEDE BRIEF. Grahamabad. 1 Januari. .Beste Clara. Dank je wel voor ie brieven. Je kunt niet denken, hoj veel belang ik stel in je verhaal over het college en de nieuwe lezingen over de Engelsclie literatuur. Hoe gaarne zou ik die bij wonen! Ik behoef jc zeker niet te zeg gen, dat wij hier niets van dien aard hebben. Toch begint Grahamabad mij beter te bevallen. Ik rijd tegei woordig 's morgens en daar heb ik pleizier in Ik tracht dan mijn Grieksch en Duitsch na den lunch te doen, wat ik een geschikten tijd acht. Maar je weet niet hoe sla perig ik dan soms ben. De menschen bevallen mij ook beter. De meesten zijn zoo aardig en vrien delijk dat ik er toe komen moet hun gebrek aan beschaving over het hoofd to zien. In elk geval is het niet hun schuld en ik durf zeggen, dat ze ai> ders zouden zijn als maar konden. Ik wou een eooit ontwikkelingscursus oprichten onder de jonge dames en de jongere der gehuwde dames maar mama zei, dat het haar niet beviel die in huis te hebben. Papa en mama zijn verschrikkelijk lief voor mij, zj zijn geloof ik blij dat Ik hier lion. Maar begrijp eens. Laalst hoorde ik hen over mij praten. Ik had in het minst geen plar. om te luisteren maar je weet, hoe betooverend de klank van een eigen raam is, en het was, alsof ik aan den grond vastge nageld was. Papa zei: Ik geloof, dat hel niet verstandig was Betsy naar dat college te laten gaan, Sybil, ze mag nu wat van de klassieker, en van mathesis In haar klein hoofdje hebben, maar ze heeft er ook een machtige dosis onzin bij. Arm kind, sprak mama, ze is nog zoo jong. Niet zoo erg. Ze wordt negentien is 't niet? En ze heeft, naar het mij toeschijnt, mir.der gevoel dan andere meisj'es van haar leeftijd en nog een beetje verwaandheid op den koop toe. Kom, Thomas, oerdeel niet zoo hard over het kind, zei daarop mama. Betsy is van een door en door zacht karakter en ik hoop dat den een of anderen dag eon geschikt echtgenoot haar al dien onzin uit het hoofd zal praten. Een echtgenoot, ja, bromde pa pa. Dat is net zou iets voor da nies. Zoodra je je dochter van de school af hebt en in huis, wil je ze weer kwijt raken, Ik denk, dat de heer Foley al een goed oogje op haar heeft, vervolgde mama ernstig. En wellicht is er nog iets meer mogelijk. Majoor. Toen schoot he mij in eens door het hoofd ik vei zeker je, Klara, dat ik er niet eer aan dacht dat ik eigen lijk een al heei weinig eervolle rol speelde, en ik liep gauw weg, vóór ik nog den naam gehoord had, die mama wilde noemen. Wien zou zij gemeend hebben? Niet majoor Jones, dat zou te gek wezen. En majoor Sapper is ge trouwd en al de anderen, zijn onmo gelijk: majoor Kerr liet meest van al len. O, dat is zulk een akelig man. Ik ril werkelijk van zijn doordringenden blik. Hij schijnt iemand tot in de ziel te lezen en nooit goed te vinden wat hij daar ziet. Ik geloof niet, dat hij bepaald minachting voor inij gevoelt, maar ik kan het niet uitstaan, dat hij tot mij spreekt, alsof ik een klein kind was. Papa en mama prijzen hem he melhoog. wat mij natuurlijk nog meer tegen hem in hel hornas jaagt. Papa zegt, dat hij een door en door degelijk man is en mama noemt hem eerlijk als goud en zeer hij de hand. Wat zou ze daarmee bededen? Al die loftuitin gen maken, dar, ik een hekel aan hem krijg, of misschien niet eigenlijk eeii hekel, want er is niets bepaalds in hem, waaraan men hekel kan heb ben, hij is door en door een gentle man, maar ik vind hem zoo verba zend lastig. Sedert ik je het laatst schreef, is het' Kerstfeest gekomer en gegaan en ik heb mij heel best vermaakt, maar ik had er graag de broers bij gehad. Gisterenavond hadden wij een Oude jaarsavondpartij, die heel prettig was. Ik hoop, dal je me niet frivole zult vinden als ik een danspartij prettig noem, maar je weet, ik hou nu een maal van de lichaamsbeweging, die het dansen geeft. Toen mijn boekje bijna vol was, keek mama het even in en scheen een beetje knorrig, dat de naam van luite nant Foley er vijf keer op stond. Ik antwoordde: Hij plaagde mij zoo. Ik geloof, dat hij er tien wilde hebben. Maar ik kan er geen verschil in zien, of ik v ijf keer dons met een of eens met vijf verschillende luitenants. Mama vond dit dwaas en slecht be rekend, maar ze keek dadelijk weer vriendelijk. Majoor Kerr kwam juist aan en vroeg mij een dans. Ik gaf hem de Lanciers, die was goed genoeg voor een verplichten dans, dacht ik. Tot mijn groote verrassing vroeg hij na den dans te hebben ingeschreven, met eenige aarzeling een tweeden. Ik gaf hem dien, in de verwachting, dat hij nu wel zou gaan. Maar hij bleef bij mij staan en scheen niet te weten wat bij wilde. Ik keek hem aan en was verbaasd hem een kleur te zien krijgen. Ik hoop dat hij mijn verwondering niet be merkt heeft, in elk geval hij keerde zich om en ging heer,. Hij danste ook met mama en had het zeer druk met haar, doch toon hij met mij danste, was hij stiller en verlegener dan ooit en liet mij het gesprek bijna alleen voeren. Luitenant Foley begon den avond zeer opgewekt en vroolijk, maar later werd hij stiller en op het laatst zelfs sentimenteel, wat mij bijzonder ang stig maakta. Na den vijfden dans zat hij een ge- ruimen tijd bij mij zonder iets te zeg gen. Hij scheef ook niet te luisteren naar al wat ik zei. Ten laatste kuchte hij herhaalde malen en toen hij ein delijk sprak, kon ik hem nog niet ver staan. Ik meen evenwel, dat hij mij bij mijn voornaam noemde en ik ben er haast zeker van, dat hij mijn hand wilde grijpen, wat mij zoo angstis maakte, dat ik wegliep om iets aan mijn toilet te laten veranderen, naar ik voorgaf. Ik was blij, dat 't onze laatste dans geweest was. Ik vertelde mama het latei' en ze zei: Mc dunkt lieve, dat als de heer Foley je weer eens iets zeggen wil, je zoo vriendelijk moest zijn hem te la ten spreken en dan zeg je maar, dat hij-liever met mij daarover moet spre ken. Hij zal voor papa wel 'n beetje bang zijn, voegdo zij er bij, en bij zichzelf sprak ze: Arme jongen. Dus ze denken, dat hij zich verkla ren zal. Is het niet verschrikkelijk? Voortaan zal ik hem zooveel mogelijk vermijden. Ik ben vermoeid en schei daarom uit met schrijven. Maar ik moet zeg gen, dat behalve het incident met Fo ley, dat mij overstuur maakte, het bal heerlijk was. Jo opmerkingen die wezenlijk be langrijk zjjn, zal ik later wel eens op mijn gemak beantwoorden. Hartelijk gegroet, 1-estc Clara. Jo t DERDE BRIEF. Grahamabad, 1 Ftbf. „Bpste Clara. Besten dank voor do lijst der boe ken; ik zou ze graag lezen, maar on gelukkig in de bibliotheek is er geen enkel. Ik was zeer ingenomen met jo opmerkingen over militairen en wer kelijk, ik ben in het geheel niet bclee- digd door je waarschuwing. Ik vind het heel aardig van je, dat je zoo over mij in angst zit. Natuurlijk, ik denk er niet over, ooit een militair te trouwen, maar ik ben het toch niet met je eens. Weet je, sinds ik in Indiè ben, is mijn meening omtrent intellect en beschaving een beetje veranderd. Deze maand is zeer rijk geweest aan gebeurtepissen. niet voor iedereen, maar toch voor enkelen. Ik heb je veel te vertellen. Ongeveer een week na het bal was er een voetbal match, waar ik met een beetje tegenzin heenging. Ik had be sloten luitenant Foley te ontwijken, of ten minste hei geen kans te geven mij meer te spreken, en hij was blijk baar eveneens besloten mij zooveel op te zoeken als hij kon. Dit was een ver velende tegenstelling, die mij knorrig maakte en hem een recht ongeluksgc- laat dééd vertoonen. Zoodra wij op het terrein kwamen, haastte hij zich te vragen, of mijn verkoudheid beter was, met een bezorgdheid, alsof ik pas van een zware ziekte hersteld was. Ik antwoordde, dat mijn verkoudheid heel erg was en ik mij ellendig ge voeld#. Ieder ander had den wenk begrepev en was heengegaan, maar hij keek diep ongelukkig en begon te informe ren of ik een goede plaats had. Hij x-as werkelijk onuitstaanbaar en ik was dankbaar, dat mama hem om een mantel zond en den heer Haywood zijn plaats deed innemen. Ik achtte voetbal een vervelend spel om te zien, maar plotseling vond ik mij zelf vol belangstelling in dat spel. Verscheidene deelnemers speelden prachtig, vooral kapitein Lynes en majoor Kerr. Ik hoorde mama zeggen: dat majoor Kerr niet zoo met al die jonge mannen speelde. Hel maakt mij altijd zenuwachtig. Waarom? vroeg ik. Hij schijnt nog heel flink en krachtig. Betsy, de majoor is nog geen veertig. Maar een val is op dien leef tijd gevaarlijker dan voor die jonge lui. De woorden waren nauwelijks over haar lippen of er gebeurde iets ver schrikkelijks. Majoor Kerr viel. Ik ge loofde, dat hij over een of anderen lomperd struikelde maar hoe dan ook hij lag op den grond en kreeg een schop tegen het hoofd. Ik zag duide lijk, hoe de laars zijn hoofd raakte en was blij, da- ik niet zag van wien die laars was, ik zou den kerel mijn leven lang gehaat hebben. Elkeen vloog op en rekte den hals uit om te zien wat er gebeurde; het spel werd gestaakt, want liet was blijkbaar geen gering ongeval dadelijk kwam er een dokter uit de toeschouwers en boog zich over den majoor heen. Ik herinner mij. dat toen ik mij om keerde, ik den heer Foley zag met een mantel over zijn arm, en ik greep zijn arm in een soort van schrik. Hij vatte mij vriendelijk bij de hand en ik kalmeerde langzamerhand, ter wijl hij voortdurend praatte. Wees niet bang, miss Somers, zeide hij. lk heb zoo dikwijls ge zien dat er een tegen den grond werd geslagen en den anderen dag weer in orde was. Ja, hij is buiten kennis, de arme kerel! Ik denk, dat bij een lichte hersenschudding zal hebben, meer niet. Mijn broer had dat ook eens en was toch in enkele dagen beter. Kijk, daar komt een draagbaar. Kolonel Johnson ia buitengewoon zorgzaam... wat pakt hij hem handig op! Majoor Kerr zal veilig ger.oeg zijn onder zijn verzorging, miss Somers. Zoo praatte hij door tot majoor Kerr op de draagbaar gelegd was. lk kon juist zijn hoofd zien toen men do draagbaar optilde. Het was verschrik kelijk. Hij bloedde niet, in het geheel niet, maar spookachtig paald dat hij dood was. Do lui keken niet moer, maar lie- pen door elkaar. De heer Foley had mijn hand losgelaten en was wegge sneld om ons rijtuig te vinden, lk voelde mij nu wat heter en begon te luisteren naar wat do dames zeiden. Of niet dezj of gene majoor Kerr kon opnemen. Het was onmogelijk hem in zijn kwartier behoorlijke ver- 1 zorging te verschaffen en in hoi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 13