BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
80a Jiatgtfif.
ZATERDAG 31 AUGUSTUS 19 IS
No 8958
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 8 BAANDEN
CF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT SS.
DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT-
iïet Rijke Natuurleven
HOUTDIEVEN EN SPIIINXEN.
Hoewel Lk meer speciaal studie
maak vau kovers dan van vlinders,
hel) ik toch ieder jaar zoo'n vast
clubje rupsen als obscnatiemate-
riaal.
De mooie Merians-boretelrups met
zijn sieriijik rose staartje, do onoog
lijke maar interessante rupsen van
Nornmeivlinder en Dagpauwoog, ze
zijn vaste bewoners van mijn rupsen
huis.
Bij toeval verschijnt dan soms nog
eens een Wilgenhoutrups, terwijl de
rij wordt gesloten door enkele Pijl
staarten.
Verleden week kwam me nog weer
eens zoo'n wilgenhoutvernieler in
handen.
«onder aan eenig gevaar to den
ken, kroop hij over een nog al druk
boschwegje.
Reeds op grooten afstand viel zijn
wijnroodo kleur op en daar de paar
dozijn stijve haren op zijn rug hem
niet zouden beschermen, liep hij
groote kans, door den een of anderen
vogel te worden ingerekend,
Ik wachtte daar maar niet op en
gaf hem ongevraagd logies in de rup-
senkast.
Het beviel mijnheer daar slecht.
Hij was op zijn onderzoekingstocht
zoo plotseling uit zijn doen gebracht,
dat hij eerst niet op zijn gemak kon
komen.
Met de tien zuigpootjes zette hij
zich telkens vast, draaide dan met
het vocrgedeelte een paar cirkels rond
en kroop weer enkele d.M. verder.
Tot op den dag, waarop hij zijn
wandeling begon, had hij als een ver
geten, maar gerust burger zijn dagen
gesleten in de donkere gangen van
een wilgenstam. Een onbestemde
macht dreef hem naar buiten, naar
de onmetelijke ruimte, waar hem
van ?lle kanten het gevaar bedreigde,
waar zijn weg veel minder was afge
bakend dan in den boom.
Hij haastte zich maar weer een
mooi donker hoekje, te vinden en zou
er mioschlea wel in zijn geslaagd, als
hij niet zoo'n in 't oog loopende kleur
vertoonde.
Nu ben ik een tegenstander van het
noodeloos gevangen zetten van -die
ren, maar een rups, die tot op dat
oogenhKk heel tevreden in een donker
hol bod geleefd, zou zich in een veel
ruimer terrarium toch uiet als-gevan
gene voelen en dus liet ik hem met
een gerust geweten zijn zonderlinge
cirkels beschrijven.
Eindelijk vond hij, wat hij scheen
te zoeken.
Een klein doosje, half gevuld met
zaagsel had ik in den hoek gezel en
toen hij daar was aangeland, kwam
de rust terug.
Enkeli? lange draden werden, oo-
genschijnlijk doelloos tusschen het
zaagsel geweven en weer in den steek
gelaten.
l'oen begon het ernst te worden en
na een paar dagen was hij met zijn
kluis gereed.
De bouwstof had hij maar voor het
grijpen gehad en de metselspecie was
een product van eigen vinding.
Voor t oogenblik is er aan de zaag-
sclprop. stevig vastgemaakt in een
der hoeken van het doosje, weinig
meer te zien.
Merkwaardiger is de groene reus,
die nu als een koning in het rupsen
huis troont, de zwaarlijvige L'guster-
pijlstaai't.
Als do Liguster zijn mooie bloed-
stadium hoefl gehad en, onder bet
verspreiden van een scherp door
dringende lucht zijn witte bloempjes
heeft afgeworpen, wordt de Pijl-
staarlrups, die zijn domicilie op
takken en bladeren heeft ge-kozen,
nog steeds mooier en groener.
De zeven zïjsirepen, paars met wit,
en de ei ede ademopeningen bescher
men hem te midden van het groen
der bladeren en 't bruin der takken
zoodanig, dat ge scherp moet uitkij
ken om hem te vinden. Daarbij is
hH dier uiterst traag. Asof de nacht-
vlindernatuur er al in zit, zoo maakt
hij het liefst in donker een wande
ling in zijn Luilekkerland.
Veel brandslof gaat er dus door
overtollige beweging niet verloren.
Het is een groote voorraadschuur,
zoo'n rups, die de grootst mogelijke
hoeveelheid voedsel moet opnemen en
er voor moet zorgen, dat het minste
onnoodig wordt verbruikt.
Daarom kan hij ook niet al te kies
keurig zijn. Zijn waardigheid, hij is
een lid van de deftige Pijlstaarten-
familie. laat hem niet toe. b.v. kool
bladeren naar binnen te werken,
maar als hij geen Liguster kan vin
den, -neemt hij zicli ook met sering
eu 86oli genoegen, steeds zorgend in
de familie van de koninklijke olijf te
blijven, waartoe ook zijn lievelings
plaat bdhoort.
Het werkprogram van veel rupsen
wijkt af van het zijne.
Hij moet van tijd tot tijd eens een
uurtje rustig verwerken, wat hij met
zooveel moeite stukje voor stukje
van de bladeren heeft gesneden.
Dan doet hij zijn Latijnschen naam
Sphinx llgustri alle eer aan.
De dikke, platte kop wordt dan
een eind opgetrokken tusschen de
doorzichtig-groene huid, de zes klei
ne pootjes buigt hij naar elkaar toe
en do tien zuigers zet hij flink vast.
Uit die houding, den geliefden
stand dei' Spliinxen, is hij niet te
brengen. Hoe we hem dan ook rollen
of draaien, hij houdt zioh dood en hij
laat zich liever vallen, dan van
stand te veranderen.
Als hij de afmetingen van een flan
ken pink heeft verkregen, heeft hij
ook wat uiterlijk schoon betreft, zijn
hoogtepunt bereikt.
Mooi prijkt dan de geelzwarte
hoorn op het achterlijf, doorzichtig
matgroen is nog de huid, maar lang
zaam begint deze te veranderen.
In de vrije natuur laten de rupsen
zich dan vallen en een eindje onder
den grond, in een eivormige holte,
die het dier zelf maakt, verandert
hij dan in een bruine pop. Do
Spinxenpoppen zijn direct te herken
nen.
Aan het kojrgedeelt© buigt een brui
ne zuigerschoede omlaag, die bij
Sphinx ligustri vrij kort, maar bij
do Windepijlstaart half-ciikelvormig
is.
Nu zouden we heel gauw denken,
dat uit de pop op ouden trant in het
voorjaar weer een vlinder voor den
dag kwam, die weer eitjes legt en
enfin we kennen het liedje. Bij on
ze Sphinx is een groote afwijking.
Twee jaar en vermoedelijk soms
nog wel langer kan het bruine tonne
tje daar in den grond liggen. De har-
do olutïuelaag beschermt hem tegen
vocht en koiide en eerst als andere
vlinders al weer twee of drie genera
ties verder zijn, komt de wonder
mooie Pijlstaart voor den dag.
Het kleurenspel van vleugels en
lichaam van deze koninklijke dieren
is bijna niet te beschrijven.
Zacht loepen de hoofdlinten rose,
zwart en bruin in elkaar uit, sierlijk
zijn de vleugels en mooi is de zacht
behaarde kop rnet de dunne wïtge-
rande sprieten.
In het schemerdonker dwaalt het
mooie dier dan door de ruimte, in
liet schemerdonker houdt de vlinder
zijn bruidvlucht en uit de eitjes, die
ze hier en daar afzetten, zullen we
weer dien wondercyclus kunnen
kweeken, die ons verrukt door vor
men -on kleurenpracht.
H. PEUSENS.
VRAGENBL'S.
Don Heer Th. W. to H. Judas-
penning is tweejarig, stokrozen en
duizcndschoonen zijn overblijvend,
ofschoon ze vaak als tweejarige plan
ten worden behandeld.
De Judaspenning en het duizend
schoon in het eerste jaar, kunnen het
be9t in April of Mei van het tweede
jaar op het voor hen bestemde bed
wonden geplant.
Stokrozen verplant u het bost in
September van het eerste jaar. Ze
overwinteren dan met een lichte be
dekking en geven in Juni of Juli van
het volgend jaar bloemen.
Duizendschoon en stokroos, of
schoon meerjarig, worden vaak als
tweejarig behandeld, omdat de bloei
achteruit gaat.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
De verzorging van het teint
in den zomer
Onder de schoonheidsgebreken, die
wèl onlbeduidend, doch zeer lastig en
hinderlijk zijn, ook voor de minst-
coquette vrouw, spelen de zomer
sproeten een groote rol. Dit zijn, ge
lijk bekend is. geelachtig bruine vlek
ken aan handen en gezicht die zon
der jeuk te veroorzaken, in het voor
jaar en in den zomer verschijnen, in
den winter echter weer verdwijnen,
en het meest bij ons vrouwen, voor
komen, vooral bij een blanke huid.
Ze ontstaan onder den Invloed van
het zonlicht. Onder de loupe be
schouwd, toont iedere zomersproet
licht-bruine puntjes, waar de opper
huid dan weer als een doorschijnend
vliesje over heen gaat. Die puntjes
zijn do uitmondingen van zweet klie
ren, waarom dus de plekjes, die doOr
sproeten bedekt zijn, nooit uitwase
men. Dat enkel het zonnelicht schuld
zou zijn aan het ontstaan van sproe
ien, blijft altijd wat vreemd, als men
bedenkt, dat ze óok ontstaan op plaat
sen, die niet aan liet licht zijn bloot
gesteld.
Alle middelen tegen zomersproeten
zijn slechts palliatieven-, ze verdik
ken de opperhuid en maken do vlek
ken minder doorschijnend; hetzelfde,
wat de winter langs natuurlijken
weg doet, omdat dan de opperhuid
van zelve dikker i6 eu door de keu-
de minder poreus wordt; drukt men
echter met een verwlnud stukje glas
op de plaatsen, waar de zomersproe
ten zaten, dan treden dezo onmiddel
lijk weer te voorschijn.
In de eerste plaats vermijde men
dus, het loopen onmiddellijk in de
brandende zon. Bovendien, als men
er toe besluiten kon, om een roodon
sluier to dragen, dan zouden er geen
sproeten verschijnen. Die kleur is
juist z<ió gekozen, dat het zonlicht
daar het minst vut op heeft.
Een goede huidverzorging is óók
een voornaam ding. Zorgvuldig moet
de huid gereinigd worden van vuil
en zweet door wusschen met lauw
warm water en door eenvoudige
zeep; gewone cocoszeep, desnoods,
voor een heel gevoelige huid: glyce-
rinezeep. Het water moet iets lager
dan lichaamstemperatuur zijn.
Als universeel middel voor een
gezonde huid, diene dus: zindelijk
heid, verder: een matige levenswijze
eu oen doelmatige kleedingv d. w. z.
zóó, een, die het transpireeren niet
belemmert, doch het zweet doorlaat.
Verder: flinke beweging in de open
lucht.
Als huismiddeltjes tegen sproeten,
wordt nog wel eens: bet wassohen
met karnemelk aanbevolen.
Ook is het verwonderlijk, hoe het
teint dikwijls kan lijden, na lange,
verinoeiende voetreisjes. Men zorge
er dan voor,-telkens nadat men zoo'n
tocht volbracht heeft, een voetbad to
nemen, met een handvol zout er in;
en dit zelfde geldt na bet dansen,
De verbrandende werking der zou
komt echter alleen voor bij gezon
den, met een vitale huid werking;
ziekelijke, bleeke vrouwen toch, ver
branden niet aan gelaat en handen.
Bij kinderen met een teere huid en
die dikwijls den heelen dag in de
open lucht speien, komt het wel voor,
dat annen en beenen, maar vooral
de armen met blaren bedekt zijn.
Dan bewijst het wasschen met; kar
nemelk zeker goede diensten.
Als eigenaardigheid wil ik nog
even vermelden, dat de Romeinsche
épigrammendichter Martialus juist
in vele van zijn" verzen, den lof der'
sproeten verkondigde: De marmer
witte huid der dames toch, kwam
daardoor des te meer tot haar recht!
Het bezit van zomersproeten hoorde
dus wel degelijk bij de opsomming
der vrouwelijke schoonheden ge
noemd te worden.
De werken der oude volken over
cosmetiek deelen tal van recepten te
gen sproeten mee. Een der oudsto is
zeker wel, dat al door den lijfarts
van den Egyptischen koning Menes
werd voorgeschreven. In vele van die
behoorde het natrium, dat nu ook
nog altijd gebruikt wordt, tot écn
der bestanddeelen.
De Romeinsche vrouwen legden 's
nachts brooddeeg op haar gelaat, in
ezelinnenmelk gedoopt. In de mid
deleeuwen wend veelal het sap der
sleutelbloemen aangewend, ofschoon
later werd uitgemaakt, dat alle pri-
mula-soprten vaak huiduitslagen te
voorschijn roepen.
De meeste geheime middelen van
den nieuwen tijd bevatten een vet- of
assoort, vermengd met kwikzilver,
sublimaat of salpeterzuur. Daar die
beide echter sterke vergiften zijn,
worde tot voorzichtigheid geimaand
in het gebruik. Veel onschuldiger is
het sap van citroenen en over het al
gemeen anoeten we de dames, die
last hebben van beharing in het ge
laat. de aanwending van alle dierlijk
vet afraden.
Natuurlijk zullen onze dames al
liet mogelijke doen, om de sproeten
te bestrijden; toch moeten wij gcod
In het oog houden, dat de gezondheid
niet benadeeld mag worden en dat
een gelaat met een frissche, gezonde
tint, verreweg meer in den smaak
valt, dan een bleek, zorgvuldig sproet
loos gehouden gezicht. Frissche lucht
en licht is een verreweg beter, bloed
zuiverend middel, dan al die welrie
kende wateren, olièn, zalven, poe
ders, enz. die dienen moeten om de
schoonheid der huid te bevorderen.
De toestand van de huid heeft in-
tusschen grooten invloed op de wer
king der longen, der nieren en van
het darmkanaal; die werking houdt
op normaal te wezen, als men •ver
zuimt, do huid te verzorgen, terwijl
in dit geval tevens lastige en dikwijls
gevaarlijke huidziekten ontstaan. Van
de hoeveelheid bloed in de huid is
haar roode of bleeke kleur afhanke
lijk, maar de gesteldheid der opper
huid brengt het eigenlijke teint voort.
MARIE VAN AiMSTEL.
Zijn woord van eer.
Den hemel zij dank, dat dit de
laatste dag is. Alles is toch beter dan
nog langer te moeten blijven hier
waar we zijn in dit ongezonde, ver
vloekte hok.
Deze opmerking, die gemaakt werd
eerder uit een opwelling, dan om een
gesprek te beginnen, kwam van de
lippen van Willem Warren, die al
tijd, waarom wist niemand, „Dirk"
werd genoemd. Hij was een man, die
zoowat tusschen de vijf-en-dertig en
vijftig kon geweest zijn, met een ge
laat, dat eer streng dan schoon kon
heeten. Zijn makker, die ternauwer
nood een teeken van instemming
gaf, zag er heel wat jonger uit, kon
op 't oog zoowat zeven-en-twintig
zijn. Zij waren boezemvrienden ge
weest, wel tien Jaar lang, en bij den
eersten oogopslag zag men gemuk-
k el ijk, dat liet een vriendschap was
tusschen hen, die niet licht kon wor
den verbroken.
De jongste van de twee wiens naam
was Harry Vijver, zag tot „Dirk"
Warren op met iets als eerbied in
zijn blok, terwijl de laatste hoewel
niet zoo impulsief als zijn jongere
vriend, niet geaarzeld zou hebl>en
desgevraagd, te verklaren, dat er nie
mand ter wereld bestond, die hem
nader aan het hart lag dan de jon
ge Harry.
Alles wees er op, dat zij gevange
nen waren. De naakte kamer met een
klein getralied venster hoog in den
muur en de met zware kettingen af
gesloten deur, aan de andere zijde
waarvan niets anders werd verno
men dan de afgemeten voetstappen
van een schildwacht.
Ja, zeide Harry Vijver, heen en
weer loopend, voor zoover men van
heen en weer loopen" spreken kan
in een ruimte van vier ellen, ik kan
't heusch niet langer meer uithou
den in deze benauwde opsluiting.
Als 't nog langer duurt, word ik gek.
Indien ik niet wist hoe onmogelijk
het is, zou ik een aanval wagen op
dio kettingen en dien vervloekten
vent daarbuiten, dien ik zeker den
nek omdraaide.
Geen kans, bromde Dirk. Wo
zouden dadelijk als honden neerge
schoten worden. Ik vind het maar
beter, om me voorloopig nog maar
te houden aan liet spreekwoord.
Zoolang er leven is, is er nog hoop,
hoewel dit lange wachten voldoende
ie om alle hoop te benemen. Maar
vandaag zullen we toch in elk geval
wat naders omtrent ons lot verne
men. Als zo het gevraagde losgeld
niet gekregen hebben en daar
twijfel ik wel heel sterk ao.n dan
ben ik bang, dat ze korten metten
met ons zullen maken.
De jongste van de twee staakte
zijn „wandeling en liet een scham
peren lach hooren.
't Is toch eigenlijk te dwaas, oin
los te loopen, vind je niet, Dirk? Wij
beiden machteloos tegenover dien
Ravolo, dien onbeschaafden duivel,
met wien ik wel eens onder vier
oogen zou willen zijn. Eu toch kun
nen we niets tegen hem uitrichten,
het is onduldbaar. Waarom hebben
wo ons ook in dit gevaar begeven?
Napleiten helpt niets, Harry,
antwoordde Dirk. Wat wij doen moe
ten, is ons lot dragen, en gebeurt
ook het ergste, een Hollander beeft
niet. En misschien loopt het zoo'n
vaart niet. Hoewel de tatole termijn
kort is, is het toch mogelijk, dat het
losgeld nog afkomt, en deze Ravolo,
hoe onbeschaafd hij ook is, staat niet
bekend als een woordbreker.
Onze twee landgenooten die dit
gesprek voerden, hadden een groot
gedeelte van Europa voor pleizïer be
reisd en waren nu in de Apenijnen
terecht gekomen, waar ze gewaar
schuwd waren niet te dicht bij de
verblijfplaats van den bundiet Ravo
lo, die, met zijn bende, de streek on
veilig maakte, te begeven, maar met
de koppigheid en de onverschillig
heid van hun ras hadden ze die waar
schuwing in den wifld geslagen, met
het gevolg, dat ze zich thans in de
klem bevonden. Alle pogingen van
de autoriteiten om Ravolo meester te
worden, hadden gefaald, en gansch
de omgeving leefde in groote vrees.
Hij had kennisgegeven van het ge
vangennemen der beide Hollanders
eu had er bij gevoegd, dat zo tegen
een losgeld zouden vrijgelaten wor
den. En het was het antwoord op
dezen eisch, dat nu door de-gevan
genen met spanning werd verbeid.
Ik zou zoo zeggen, Harry, dat
we er niets bij winnen, als we ons
zeiven kwellen, zei Dirk; waarom
probeer je niet wat te slapen?
Slapen met deze onzekerheid,
•antwoordde Harry, op de tafel plaats
nemend; onmogelijk. Ik kan niet le
gen dat kalm, berustend afwachten.
Je moet niet vergeten, dat ik een
heel anderen aard heb dan jij.
Stil, fluisterde Dirk, opsprin
gend. We zullen weldra zekerheid
hebben. Ik hoor iemand komen. Kop
op, Harry, en een vrooüjk gezicht
voegde hij er bij, hem op den schou
der kloppend Laat die Italiaansche
schavuit niet zeggen, dat we bang
zijn.
Nauwelijks waren de woorden ge
sproken, of de sloten knarsten, de
kettingen rammelden en do deur
ging open, om drie mannen binnen
te laten gewapend met korte mus
ketten, mannen, die tegen den inuur
plaats namen.
Mijn hemel! stamelde Harry,
terwijl hij een slap achter uil deed,
maar op hetzelfde oogenblik de ste
vige hand van zijn vriend op zijn
schouder, gelegd voelde. Wij zullen
doodgeschoten worden.
Misschien wel, maar doe alsof
't je koude kleereu niet raakt; 't is
bovendien maar een wacht.
Dirks hand greep nog steviger
Harry's schouder vast.
Ah! riep op hetzelfde oogenblik
dé oudste van de twee, want in de
deuropening verscheen Ravolo zelf.
Hij was een groote kerel, gekleed op
de manier der rooverlioofdlicden
van alle landen en tijden. Het kon
niet ontkend worden, dat hij een ze
kere waardigheid over.zich had en
dat hij klaarblijkelijk door zijn vol
gelingen grootelijks geeerbiedigd
werd. Hij sprak in het Raliaansch,
een taal die onze beide reizigers zich
voldoende eigen gemaakt hadden.
En zijn manier van spreken, even
als hetgeen hij zei was scherp en liet
aan duidelijkheid niets te wenscben
over.
Het spijt mij signores, zei hij in mili
taire houding do deuropening staan
de. dat het losgeld, voor u aange
vraagd. nog niet betaald is. Onder
deze omstandigheden blijft er voor
mij maar een weg. hoe onaangenaam
ook, open. En om te bewijzen dat ik
geen gekheid maak en meen wat ik
zeg, zal een van u beiden morgen,
bij het aanbreken van den dag dood
geschoten worden De onder zal kun
nen gaan, waarheen hij wil; hein zal
een vrijgeleide gegeven worden tot
aan de naaste stad. Ik geef een kwar
tier tijd om samen uit te maken wie
gaan en wie blijven zal. Als de keus
niet gedaan is binnen den bepaal
den tijd, zult ge beiden den kogel
krijgen. Mijn woord is onverbidde
lijk, voegde hij er aan toe, toen beide
mannen iets zeggen*wilden. Addio.
signores!
Zij hadden nauwelijks tijd om
goed het vreesclijke van in-tgeen ge
zegd was In zich op te nemen, of de
deur werd alweer gesloten en ge
grendeld. Beide mannen zagen el
kaar aan, totdat de voetstappen wa
ren weggestorven in do verte en al
leen het heen en weer loopen van den
schildwacht overbleef.
De jongste van de twee verbrak het
eerste het stilzwijgen.
Mijn vriend! snikte hii. dat kan
hij niet nieenen. Het is onmensche-
lijk. Een gaan en een blijven. Kiezen
tusschen ons beiden. Het is onmo
gelijk.
Dirk kon enkele oogonblikken niet
antwoorden, maar toen hij het deed
was het met zijn gewone kalme na
tuurlijke stem.
O, zeker, hij meent liet, mijn
jongen. Dat heb ik vroeger al meer
van hem gehoord. Hij breekt nooit
zijn woord. We hadden net zoo goed
allebei don kogel kunnen krijgen. Ik
ben toch al haast oud en versleten,
Harry, en jij hebt nog zoo'n mooi le
ven voor je. Het is met moeilijk.
En dacht je nu, viel llarry hean
in de rede met bleek gelaat, doch
met vastheid in zijn stem, dat ik die
oplossing goed vind?
- Je moet Harry, ontwoordd«
Dirk zacht, er is niets anders op.
Niets anders op? zei Harry, nu
bijna zoo kalm als zijn metgezel.
Waarom zoudt gij niet gaan, en ik
blijven'?
Geloof je werkelijk, dat ik met
bet voorstel dweep?lk zou mijn hoofd
niet meer rechtop durven dlrngen.;
Neen Dirk, als gij niet gaat, dan
zullen we beiden blijven en samen
sterven. Het zal spoedig gedaan zijn
en we zullen den dood moedig tege
moet gegaan zijn.
Spreek niet op deze wijze. Har
zei Dirk, beide handen op de
schouders, van dezen leggend. Wij
moeten niet noodelooe een leven op
offeren! Alles wijst er op, dat ik de
gen© zijn moet, die blijft. Behalve
dat ik oud ben, heb ik kind noch
kraai in de wereld. Ik hél) niemand
als jou, Harry, die mij zoo na bent
als een zoon. Zou je denken, dat ik
bij je vader en moeder terug zou
durven komen, zonder jou. Neen,
Harry, er is maar eon weg, een ma
nier. Ik weet wat me te doen staat.
En ik niet minder, kwam het
vastberaden van de lippen van dea
ander. Niets kan mijn besluit veran
deren. Ik ga niet alleen, en er is
geen macht ter wereld, die me kan
dwingen het wél te doen.
En Dirk Warren, hem aanziende,
begreep dat hij 't meende, maar hij
begreep ook, dat Harry gered moest
worden, desnoods zijns ondanks, en
eensklaps zag hij den weg daartoe
'óór zich.
llarry, zei hij, nooit heb je je
woord tegenover nie gebroken. Wil
je het me ook bij deze gelegenheid
wen?
Niet als je wilt hebben, dat ik
je verlaat, Dirk. Dat nooit.
Neen, Harry, dat vraag ik niet,
maar we mogen niet onnoodig een
menschenleven opofferen. We moe
ten het lot laten beslissen. Je moet
je woord van eer geven, dat als
je wint, je het aanbod van een vrij
geleide zult aannemen, ik geef je
daartegenover het mijne. Afgespro
ken? Je moogt niet talmen, maar
moet beslissen. We hebben nog maar
rijf minuten.
Goed Dirk, al? je er op staat,
item ik toe, zei Harry, na eenig©
aarzeling, hem de hand toestekend.
Zwijgend bezegelden do beide man
nen de afspraak met een handdruk.
Harry verbrak dan het eerst het
stilzwijgen.
Maar hoe zullen we het uitma
ken? Wo hebben geen enkel geld
stuk en kunnen dus niet opgooien.
Dat weel ik, antwoordde Dirk.
een potlood te voorschijn halend en
twee blaadjes uit zijn notitieboekje
scheurend. Op een er van zal ik de
letter ..L" schrijven, die „Leven" be-
teekent en op het andere zal ik een
.D zetten, welke letter beteekent
llarryondanks zichzehen, ^iet een
zacht trekreun hooren, terwijl hij
zijn gelaat met de handen bedekte.
Toen hij weer opkeek stond Dirk
voor hein twee stukjes papier netjes
opgevouwen in de hand welke hij
Harry toestak.
De jonge man keek er cenige oogen
blikken naar, aarzelde en, een keua
doende, greep hij er een van.
Al zijn zelfbeheersching scheen
hem in den steek gelaten te hebben,
óp hel oogenblik, dat hij zc het meest
behoefde.
Zou je het briefje niet openen,
zei Dirk, hem tegemoetkomend.
Ik durf niet, bracht Harry uit.
Dirk, ik ben een lafaard. Ik durf
niet.
Zonder een woord te zeggen, open
de Dirk kalm het papiertje, dat hij
nog in de hand hield, wierp er
vluchtig een blik in, frommelde het
in elkaar en gooide het op den
grond.
Het lot is rechtvaardig, zeide hij
zonder eenige aandoening. Je hoef?
niet bang te zijn om to kijken Han
ry.
Plotseling begreep hij wat dat voo»
den ander beteekendo.
Dirk, kwam er van zijn lippen,
vergeef me, gij zoudt doodgeschoten
worden. Maor ik verlaat je nieL