BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 80a Jiatgtfif. ZATERDAG 31 AUGUSTUS 19 IS No 8958 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 8 BAANDEN CF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT SS. DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT- iïet Rijke Natuurleven HOUTDIEVEN EN SPIIINXEN. Hoewel Lk meer speciaal studie maak vau kovers dan van vlinders, hel) ik toch ieder jaar zoo'n vast clubje rupsen als obscnatiemate- riaal. De mooie Merians-boretelrups met zijn sieriijik rose staartje, do onoog lijke maar interessante rupsen van Nornmeivlinder en Dagpauwoog, ze zijn vaste bewoners van mijn rupsen huis. Bij toeval verschijnt dan soms nog eens een Wilgenhoutrups, terwijl de rij wordt gesloten door enkele Pijl staarten. Verleden week kwam me nog weer eens zoo'n wilgenhoutvernieler in handen. «onder aan eenig gevaar to den ken, kroop hij over een nog al druk boschwegje. Reeds op grooten afstand viel zijn wijnroodo kleur op en daar de paar dozijn stijve haren op zijn rug hem niet zouden beschermen, liep hij groote kans, door den een of anderen vogel te worden ingerekend, Ik wachtte daar maar niet op en gaf hem ongevraagd logies in de rup- senkast. Het beviel mijnheer daar slecht. Hij was op zijn onderzoekingstocht zoo plotseling uit zijn doen gebracht, dat hij eerst niet op zijn gemak kon komen. Met de tien zuigpootjes zette hij zich telkens vast, draaide dan met het vocrgedeelte een paar cirkels rond en kroop weer enkele d.M. verder. Tot op den dag, waarop hij zijn wandeling begon, had hij als een ver geten, maar gerust burger zijn dagen gesleten in de donkere gangen van een wilgenstam. Een onbestemde macht dreef hem naar buiten, naar de onmetelijke ruimte, waar hem van ?lle kanten het gevaar bedreigde, waar zijn weg veel minder was afge bakend dan in den boom. Hij haastte zich maar weer een mooi donker hoekje, te vinden en zou er mioschlea wel in zijn geslaagd, als hij niet zoo'n in 't oog loopende kleur vertoonde. Nu ben ik een tegenstander van het noodeloos gevangen zetten van -die ren, maar een rups, die tot op dat oogenhKk heel tevreden in een donker hol bod geleefd, zou zich in een veel ruimer terrarium toch uiet als-gevan gene voelen en dus liet ik hem met een gerust geweten zijn zonderlinge cirkels beschrijven. Eindelijk vond hij, wat hij scheen te zoeken. Een klein doosje, half gevuld met zaagsel had ik in den hoek gezel en toen hij daar was aangeland, kwam de rust terug. Enkeli? lange draden werden, oo- genschijnlijk doelloos tusschen het zaagsel geweven en weer in den steek gelaten. l'oen begon het ernst te worden en na een paar dagen was hij met zijn kluis gereed. De bouwstof had hij maar voor het grijpen gehad en de metselspecie was een product van eigen vinding. Voor t oogenblik is er aan de zaag- sclprop. stevig vastgemaakt in een der hoeken van het doosje, weinig meer te zien. Merkwaardiger is de groene reus, die nu als een koning in het rupsen huis troont, de zwaarlijvige L'guster- pijlstaai't. Als do Liguster zijn mooie bloed- stadium hoefl gehad en, onder bet verspreiden van een scherp door dringende lucht zijn witte bloempjes heeft afgeworpen, wordt de Pijl- staarlrups, die zijn domicilie op takken en bladeren heeft ge-kozen, nog steeds mooier en groener. De zeven zïjsirepen, paars met wit, en de ei ede ademopeningen bescher men hem te midden van het groen der bladeren en 't bruin der takken zoodanig, dat ge scherp moet uitkij ken om hem te vinden. Daarbij is hH dier uiterst traag. Asof de nacht- vlindernatuur er al in zit, zoo maakt hij het liefst in donker een wande ling in zijn Luilekkerland. Veel brandslof gaat er dus door overtollige beweging niet verloren. Het is een groote voorraadschuur, zoo'n rups, die de grootst mogelijke hoeveelheid voedsel moet opnemen en er voor moet zorgen, dat het minste onnoodig wordt verbruikt. Daarom kan hij ook niet al te kies keurig zijn. Zijn waardigheid, hij is een lid van de deftige Pijlstaarten- familie. laat hem niet toe. b.v. kool bladeren naar binnen te werken, maar als hij geen Liguster kan vin den, -neemt hij zicli ook met sering eu 86oli genoegen, steeds zorgend in de familie van de koninklijke olijf te blijven, waartoe ook zijn lievelings plaat bdhoort. Het werkprogram van veel rupsen wijkt af van het zijne. Hij moet van tijd tot tijd eens een uurtje rustig verwerken, wat hij met zooveel moeite stukje voor stukje van de bladeren heeft gesneden. Dan doet hij zijn Latijnschen naam Sphinx llgustri alle eer aan. De dikke, platte kop wordt dan een eind opgetrokken tusschen de doorzichtig-groene huid, de zes klei ne pootjes buigt hij naar elkaar toe en do tien zuigers zet hij flink vast. Uit die houding, den geliefden stand dei' Spliinxen, is hij niet te brengen. Hoe we hem dan ook rollen of draaien, hij houdt zioh dood en hij laat zich liever vallen, dan van stand te veranderen. Als hij de afmetingen van een flan ken pink heeft verkregen, heeft hij ook wat uiterlijk schoon betreft, zijn hoogtepunt bereikt. Mooi prijkt dan de geelzwarte hoorn op het achterlijf, doorzichtig matgroen is nog de huid, maar lang zaam begint deze te veranderen. In de vrije natuur laten de rupsen zich dan vallen en een eindje onder den grond, in een eivormige holte, die het dier zelf maakt, verandert hij dan in een bruine pop. Do Spinxenpoppen zijn direct te herken nen. Aan het kojrgedeelt© buigt een brui ne zuigerschoede omlaag, die bij Sphinx ligustri vrij kort, maar bij do Windepijlstaart half-ciikelvormig is. Nu zouden we heel gauw denken, dat uit de pop op ouden trant in het voorjaar weer een vlinder voor den dag kwam, die weer eitjes legt en enfin we kennen het liedje. Bij on ze Sphinx is een groote afwijking. Twee jaar en vermoedelijk soms nog wel langer kan het bruine tonne tje daar in den grond liggen. De har- do olutïuelaag beschermt hem tegen vocht en koiide en eerst als andere vlinders al weer twee of drie genera ties verder zijn, komt de wonder mooie Pijlstaart voor den dag. Het kleurenspel van vleugels en lichaam van deze koninklijke dieren is bijna niet te beschrijven. Zacht loepen de hoofdlinten rose, zwart en bruin in elkaar uit, sierlijk zijn de vleugels en mooi is de zacht behaarde kop rnet de dunne wïtge- rande sprieten. In het schemerdonker dwaalt het mooie dier dan door de ruimte, in liet schemerdonker houdt de vlinder zijn bruidvlucht en uit de eitjes, die ze hier en daar afzetten, zullen we weer dien wondercyclus kunnen kweeken, die ons verrukt door vor men -on kleurenpracht. H. PEUSENS. VRAGENBL'S. Don Heer Th. W. to H. Judas- penning is tweejarig, stokrozen en duizcndschoonen zijn overblijvend, ofschoon ze vaak als tweejarige plan ten worden behandeld. De Judaspenning en het duizend schoon in het eerste jaar, kunnen het be9t in April of Mei van het tweede jaar op het voor hen bestemde bed wonden geplant. Stokrozen verplant u het bost in September van het eerste jaar. Ze overwinteren dan met een lichte be dekking en geven in Juni of Juli van het volgend jaar bloemen. Duizendschoon en stokroos, of schoon meerjarig, worden vaak als tweejarig behandeld, omdat de bloei achteruit gaat. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen De verzorging van het teint in den zomer Onder de schoonheidsgebreken, die wèl onlbeduidend, doch zeer lastig en hinderlijk zijn, ook voor de minst- coquette vrouw, spelen de zomer sproeten een groote rol. Dit zijn, ge lijk bekend is. geelachtig bruine vlek ken aan handen en gezicht die zon der jeuk te veroorzaken, in het voor jaar en in den zomer verschijnen, in den winter echter weer verdwijnen, en het meest bij ons vrouwen, voor komen, vooral bij een blanke huid. Ze ontstaan onder den Invloed van het zonlicht. Onder de loupe be schouwd, toont iedere zomersproet licht-bruine puntjes, waar de opper huid dan weer als een doorschijnend vliesje over heen gaat. Die puntjes zijn do uitmondingen van zweet klie ren, waarom dus de plekjes, die doOr sproeten bedekt zijn, nooit uitwase men. Dat enkel het zonnelicht schuld zou zijn aan het ontstaan van sproe ien, blijft altijd wat vreemd, als men bedenkt, dat ze óok ontstaan op plaat sen, die niet aan liet licht zijn bloot gesteld. Alle middelen tegen zomersproeten zijn slechts palliatieven-, ze verdik ken de opperhuid en maken do vlek ken minder doorschijnend; hetzelfde, wat de winter langs natuurlijken weg doet, omdat dan de opperhuid van zelve dikker i6 eu door de keu- de minder poreus wordt; drukt men echter met een verwlnud stukje glas op de plaatsen, waar de zomersproe ten zaten, dan treden dezo onmiddel lijk weer te voorschijn. In de eerste plaats vermijde men dus, het loopen onmiddellijk in de brandende zon. Bovendien, als men er toe besluiten kon, om een roodon sluier to dragen, dan zouden er geen sproeten verschijnen. Die kleur is juist z<ió gekozen, dat het zonlicht daar het minst vut op heeft. Een goede huidverzorging is óók een voornaam ding. Zorgvuldig moet de huid gereinigd worden van vuil en zweet door wusschen met lauw warm water en door eenvoudige zeep; gewone cocoszeep, desnoods, voor een heel gevoelige huid: glyce- rinezeep. Het water moet iets lager dan lichaamstemperatuur zijn. Als universeel middel voor een gezonde huid, diene dus: zindelijk heid, verder: een matige levenswijze eu oen doelmatige kleedingv d. w. z. zóó, een, die het transpireeren niet belemmert, doch het zweet doorlaat. Verder: flinke beweging in de open lucht. Als huismiddeltjes tegen sproeten, wordt nog wel eens: bet wassohen met karnemelk aanbevolen. Ook is het verwonderlijk, hoe het teint dikwijls kan lijden, na lange, verinoeiende voetreisjes. Men zorge er dan voor,-telkens nadat men zoo'n tocht volbracht heeft, een voetbad to nemen, met een handvol zout er in; en dit zelfde geldt na bet dansen, De verbrandende werking der zou komt echter alleen voor bij gezon den, met een vitale huid werking; ziekelijke, bleeke vrouwen toch, ver branden niet aan gelaat en handen. Bij kinderen met een teere huid en die dikwijls den heelen dag in de open lucht speien, komt het wel voor, dat annen en beenen, maar vooral de armen met blaren bedekt zijn. Dan bewijst het wasschen met; kar nemelk zeker goede diensten. Als eigenaardigheid wil ik nog even vermelden, dat de Romeinsche épigrammendichter Martialus juist in vele van zijn" verzen, den lof der' sproeten verkondigde: De marmer witte huid der dames toch, kwam daardoor des te meer tot haar recht! Het bezit van zomersproeten hoorde dus wel degelijk bij de opsomming der vrouwelijke schoonheden ge noemd te worden. De werken der oude volken over cosmetiek deelen tal van recepten te gen sproeten mee. Een der oudsto is zeker wel, dat al door den lijfarts van den Egyptischen koning Menes werd voorgeschreven. In vele van die behoorde het natrium, dat nu ook nog altijd gebruikt wordt, tot écn der bestanddeelen. De Romeinsche vrouwen legden 's nachts brooddeeg op haar gelaat, in ezelinnenmelk gedoopt. In de mid deleeuwen wend veelal het sap der sleutelbloemen aangewend, ofschoon later werd uitgemaakt, dat alle pri- mula-soprten vaak huiduitslagen te voorschijn roepen. De meeste geheime middelen van den nieuwen tijd bevatten een vet- of assoort, vermengd met kwikzilver, sublimaat of salpeterzuur. Daar die beide echter sterke vergiften zijn, worde tot voorzichtigheid geimaand in het gebruik. Veel onschuldiger is het sap van citroenen en over het al gemeen anoeten we de dames, die last hebben van beharing in het ge laat. de aanwending van alle dierlijk vet afraden. Natuurlijk zullen onze dames al liet mogelijke doen, om de sproeten te bestrijden; toch moeten wij gcod In het oog houden, dat de gezondheid niet benadeeld mag worden en dat een gelaat met een frissche, gezonde tint, verreweg meer in den smaak valt, dan een bleek, zorgvuldig sproet loos gehouden gezicht. Frissche lucht en licht is een verreweg beter, bloed zuiverend middel, dan al die welrie kende wateren, olièn, zalven, poe ders, enz. die dienen moeten om de schoonheid der huid te bevorderen. De toestand van de huid heeft in- tusschen grooten invloed op de wer king der longen, der nieren en van het darmkanaal; die werking houdt op normaal te wezen, als men •ver zuimt, do huid te verzorgen, terwijl in dit geval tevens lastige en dikwijls gevaarlijke huidziekten ontstaan. Van de hoeveelheid bloed in de huid is haar roode of bleeke kleur afhanke lijk, maar de gesteldheid der opper huid brengt het eigenlijke teint voort. MARIE VAN AiMSTEL. Zijn woord van eer. Den hemel zij dank, dat dit de laatste dag is. Alles is toch beter dan nog langer te moeten blijven hier waar we zijn in dit ongezonde, ver vloekte hok. Deze opmerking, die gemaakt werd eerder uit een opwelling, dan om een gesprek te beginnen, kwam van de lippen van Willem Warren, die al tijd, waarom wist niemand, „Dirk" werd genoemd. Hij was een man, die zoowat tusschen de vijf-en-dertig en vijftig kon geweest zijn, met een ge laat, dat eer streng dan schoon kon heeten. Zijn makker, die ternauwer nood een teeken van instemming gaf, zag er heel wat jonger uit, kon op 't oog zoowat zeven-en-twintig zijn. Zij waren boezemvrienden ge weest, wel tien Jaar lang, en bij den eersten oogopslag zag men gemuk- k el ijk, dat liet een vriendschap was tusschen hen, die niet licht kon wor den verbroken. De jongste van de twee wiens naam was Harry Vijver, zag tot „Dirk" Warren op met iets als eerbied in zijn blok, terwijl de laatste hoewel niet zoo impulsief als zijn jongere vriend, niet geaarzeld zou hebl>en desgevraagd, te verklaren, dat er nie mand ter wereld bestond, die hem nader aan het hart lag dan de jon ge Harry. Alles wees er op, dat zij gevange nen waren. De naakte kamer met een klein getralied venster hoog in den muur en de met zware kettingen af gesloten deur, aan de andere zijde waarvan niets anders werd verno men dan de afgemeten voetstappen van een schildwacht. Ja, zeide Harry Vijver, heen en weer loopend, voor zoover men van heen en weer loopen" spreken kan in een ruimte van vier ellen, ik kan 't heusch niet langer meer uithou den in deze benauwde opsluiting. Als 't nog langer duurt, word ik gek. Indien ik niet wist hoe onmogelijk het is, zou ik een aanval wagen op dio kettingen en dien vervloekten vent daarbuiten, dien ik zeker den nek omdraaide. Geen kans, bromde Dirk. Wo zouden dadelijk als honden neerge schoten worden. Ik vind het maar beter, om me voorloopig nog maar te houden aan liet spreekwoord. Zoolang er leven is, is er nog hoop, hoewel dit lange wachten voldoende ie om alle hoop te benemen. Maar vandaag zullen we toch in elk geval wat naders omtrent ons lot verne men. Als zo het gevraagde losgeld niet gekregen hebben en daar twijfel ik wel heel sterk ao.n dan ben ik bang, dat ze korten metten met ons zullen maken. De jongste van de twee staakte zijn „wandeling en liet een scham peren lach hooren. 't Is toch eigenlijk te dwaas, oin los te loopen, vind je niet, Dirk? Wij beiden machteloos tegenover dien Ravolo, dien onbeschaafden duivel, met wien ik wel eens onder vier oogen zou willen zijn. Eu toch kun nen we niets tegen hem uitrichten, het is onduldbaar. Waarom hebben wo ons ook in dit gevaar begeven? Napleiten helpt niets, Harry, antwoordde Dirk. Wat wij doen moe ten, is ons lot dragen, en gebeurt ook het ergste, een Hollander beeft niet. En misschien loopt het zoo'n vaart niet. Hoewel de tatole termijn kort is, is het toch mogelijk, dat het losgeld nog afkomt, en deze Ravolo, hoe onbeschaafd hij ook is, staat niet bekend als een woordbreker. Onze twee landgenooten die dit gesprek voerden, hadden een groot gedeelte van Europa voor pleizïer be reisd en waren nu in de Apenijnen terecht gekomen, waar ze gewaar schuwd waren niet te dicht bij de verblijfplaats van den bundiet Ravo lo, die, met zijn bende, de streek on veilig maakte, te begeven, maar met de koppigheid en de onverschillig heid van hun ras hadden ze die waar schuwing in den wifld geslagen, met het gevolg, dat ze zich thans in de klem bevonden. Alle pogingen van de autoriteiten om Ravolo meester te worden, hadden gefaald, en gansch de omgeving leefde in groote vrees. Hij had kennisgegeven van het ge vangennemen der beide Hollanders eu had er bij gevoegd, dat zo tegen een losgeld zouden vrijgelaten wor den. En het was het antwoord op dezen eisch, dat nu door de-gevan genen met spanning werd verbeid. Ik zou zoo zeggen, Harry, dat we er niets bij winnen, als we ons zeiven kwellen, zei Dirk; waarom probeer je niet wat te slapen? Slapen met deze onzekerheid, •antwoordde Harry, op de tafel plaats nemend; onmogelijk. Ik kan niet le gen dat kalm, berustend afwachten. Je moet niet vergeten, dat ik een heel anderen aard heb dan jij. Stil, fluisterde Dirk, opsprin gend. We zullen weldra zekerheid hebben. Ik hoor iemand komen. Kop op, Harry, en een vrooüjk gezicht voegde hij er bij, hem op den schou der kloppend Laat die Italiaansche schavuit niet zeggen, dat we bang zijn. Nauwelijks waren de woorden ge sproken, of de sloten knarsten, de kettingen rammelden en do deur ging open, om drie mannen binnen te laten gewapend met korte mus ketten, mannen, die tegen den inuur plaats namen. Mijn hemel! stamelde Harry, terwijl hij een slap achter uil deed, maar op hetzelfde oogenblik de ste vige hand van zijn vriend op zijn schouder, gelegd voelde. Wij zullen doodgeschoten worden. Misschien wel, maar doe alsof 't je koude kleereu niet raakt; 't is bovendien maar een wacht. Dirks hand greep nog steviger Harry's schouder vast. Ah! riep op hetzelfde oogenblik dé oudste van de twee, want in de deuropening verscheen Ravolo zelf. Hij was een groote kerel, gekleed op de manier der rooverlioofdlicden van alle landen en tijden. Het kon niet ontkend worden, dat hij een ze kere waardigheid over.zich had en dat hij klaarblijkelijk door zijn vol gelingen grootelijks geeerbiedigd werd. Hij sprak in het Raliaansch, een taal die onze beide reizigers zich voldoende eigen gemaakt hadden. En zijn manier van spreken, even als hetgeen hij zei was scherp en liet aan duidelijkheid niets te wenscben over. Het spijt mij signores, zei hij in mili taire houding do deuropening staan de. dat het losgeld, voor u aange vraagd. nog niet betaald is. Onder deze omstandigheden blijft er voor mij maar een weg. hoe onaangenaam ook, open. En om te bewijzen dat ik geen gekheid maak en meen wat ik zeg, zal een van u beiden morgen, bij het aanbreken van den dag dood geschoten worden De onder zal kun nen gaan, waarheen hij wil; hein zal een vrijgeleide gegeven worden tot aan de naaste stad. Ik geef een kwar tier tijd om samen uit te maken wie gaan en wie blijven zal. Als de keus niet gedaan is binnen den bepaal den tijd, zult ge beiden den kogel krijgen. Mijn woord is onverbidde lijk, voegde hij er aan toe, toen beide mannen iets zeggen*wilden. Addio. signores! Zij hadden nauwelijks tijd om goed het vreesclijke van in-tgeen ge zegd was In zich op te nemen, of de deur werd alweer gesloten en ge grendeld. Beide mannen zagen el kaar aan, totdat de voetstappen wa ren weggestorven in do verte en al leen het heen en weer loopen van den schildwacht overbleef. De jongste van de twee verbrak het eerste het stilzwijgen. Mijn vriend! snikte hii. dat kan hij niet nieenen. Het is onmensche- lijk. Een gaan en een blijven. Kiezen tusschen ons beiden. Het is onmo gelijk. Dirk kon enkele oogonblikken niet antwoorden, maar toen hij het deed was het met zijn gewone kalme na tuurlijke stem. O, zeker, hij meent liet, mijn jongen. Dat heb ik vroeger al meer van hem gehoord. Hij breekt nooit zijn woord. We hadden net zoo goed allebei don kogel kunnen krijgen. Ik ben toch al haast oud en versleten, Harry, en jij hebt nog zoo'n mooi le ven voor je. Het is met moeilijk. En dacht je nu, viel llarry hean in de rede met bleek gelaat, doch met vastheid in zijn stem, dat ik die oplossing goed vind? - Je moet Harry, ontwoordd« Dirk zacht, er is niets anders op. Niets anders op? zei Harry, nu bijna zoo kalm als zijn metgezel. Waarom zoudt gij niet gaan, en ik blijven'? Geloof je werkelijk, dat ik met bet voorstel dweep?lk zou mijn hoofd niet meer rechtop durven dlrngen.; Neen Dirk, als gij niet gaat, dan zullen we beiden blijven en samen sterven. Het zal spoedig gedaan zijn en we zullen den dood moedig tege moet gegaan zijn. Spreek niet op deze wijze. Har zei Dirk, beide handen op de schouders, van dezen leggend. Wij moeten niet noodelooe een leven op offeren! Alles wijst er op, dat ik de gen© zijn moet, die blijft. Behalve dat ik oud ben, heb ik kind noch kraai in de wereld. Ik hél) niemand als jou, Harry, die mij zoo na bent als een zoon. Zou je denken, dat ik bij je vader en moeder terug zou durven komen, zonder jou. Neen, Harry, er is maar eon weg, een ma nier. Ik weet wat me te doen staat. En ik niet minder, kwam het vastberaden van de lippen van dea ander. Niets kan mijn besluit veran deren. Ik ga niet alleen, en er is geen macht ter wereld, die me kan dwingen het wél te doen. En Dirk Warren, hem aanziende, begreep dat hij 't meende, maar hij begreep ook, dat Harry gered moest worden, desnoods zijns ondanks, en eensklaps zag hij den weg daartoe 'óór zich. llarry, zei hij, nooit heb je je woord tegenover nie gebroken. Wil je het me ook bij deze gelegenheid wen? Niet als je wilt hebben, dat ik je verlaat, Dirk. Dat nooit. Neen, Harry, dat vraag ik niet, maar we mogen niet onnoodig een menschenleven opofferen. We moe ten het lot laten beslissen. Je moet je woord van eer geven, dat als je wint, je het aanbod van een vrij geleide zult aannemen, ik geef je daartegenover het mijne. Afgespro ken? Je moogt niet talmen, maar moet beslissen. We hebben nog maar rijf minuten. Goed Dirk, al? je er op staat, item ik toe, zei Harry, na eenig© aarzeling, hem de hand toestekend. Zwijgend bezegelden do beide man nen de afspraak met een handdruk. Harry verbrak dan het eerst het stilzwijgen. Maar hoe zullen we het uitma ken? Wo hebben geen enkel geld stuk en kunnen dus niet opgooien. Dat weel ik, antwoordde Dirk. een potlood te voorschijn halend en twee blaadjes uit zijn notitieboekje scheurend. Op een er van zal ik de letter ..L" schrijven, die „Leven" be- teekent en op het andere zal ik een .D zetten, welke letter beteekent llarryondanks zichzehen, ^iet een zacht trekreun hooren, terwijl hij zijn gelaat met de handen bedekte. Toen hij weer opkeek stond Dirk voor hein twee stukjes papier netjes opgevouwen in de hand welke hij Harry toestak. De jonge man keek er cenige oogen blikken naar, aarzelde en, een keua doende, greep hij er een van. Al zijn zelfbeheersching scheen hem in den steek gelaten te hebben, óp hel oogenblik, dat hij zc het meest behoefde. Zou je het briefje niet openen, zei Dirk, hem tegemoetkomend. Ik durf niet, bracht Harry uit. Dirk, ik ben een lafaard. Ik durf niet. Zonder een woord te zeggen, open de Dirk kalm het papiertje, dat hij nog in de hand hield, wierp er vluchtig een blik in, frommelde het in elkaar en gooide het op den grond. Het lot is rechtvaardig, zeide hij zonder eenige aandoening. Je hoef? niet bang te zijn om to kijken Han ry. Plotseling begreep hij wat dat voo» den ander beteekendo. Dirk, kwam er van zijn lippen, vergeef me, gij zoudt doodgeschoten worden. Maor ik verlaat je nieL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 13