RUBRIEK. VOOR ONZE JEUGD
Het zoeken naar de oplossing de
zer problemen zal den liefhebbers een
ongekend genot verschaffen ze zijn
niet gemakkelijk I
Oplossingen worden gaarne inge
wacht aan boven genoemd adres uiter
lijk Dinsdag 10 September a. s.
Oplossing van probleem No. 387,
.van <len auteur
Wit 30 - 31. 37 - 31, 29 - 24, 44 - 40,
39 50, 42 11, 26 10
Oplossing van probleem No. 388,
van den auteur
Wit27 - 21, 20 - 24, 28 - 22 (Zwart
17 1940 - 35. 42 of 44 2
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren R. Bouw, M. ten
Brink, J. Jacobson Azn., W. J. A. Mat-
Ja, C. Serodini, J. Siegerisl, F. Th.
Timmer.
BERICHT KAMPIOENSCHAP VAN
HAARLEM EN OMSTREKEN.
Belanghebbenden wordt bekend ge
maakt, dat de wedstrijd niet op Maau-
dagnvond 2 September a. s., doch op
Maandagavond 9 September a. s. zal
aanvangen en wel in het gebouw ,,De
Nijverheid", Jat sstroat 85.
Do tijd van aanvang blijft op 8 uur
gesteld.
CORRESPONDENTIE.
J. S. alhier. Ilob dank voor de toe
zending van 't probleem, wij zullen
het spoedig plaatsen. Doet U niet mee
aan den kampioen-wedstrijd
VOOR DE JEUGD.
Wij geven thans een nieuw voor
beeld van ee-i teger. drie dammen.
Het nu geplaatste is niet moeilijk.
Toch moet men dezen winstgang ken
nen hij past, in verbund met de an
dere standen, bij deze studies.
Plaats eens op het bord
Wit drie dammen op 10, 25 en 32
Zwart een dam op 26
Dit spel is voor Wit door den cen-
voudigen zet 25 - 48 gewonnen. Zwart
is nu beslist verloren, hoe hij ook
speelt.
Waar hij zijn dam ook plaatst, Wit
offert dam 32, door 32 - 21, de zwarte
dam moet daarop slaan, van welke
ruit dan ook, naar 26. Daarna speelt
Wit 10 - 37, Zwart slaat van 26 tot
42, Wit 48 37 en-wint. Een eigenaar
dige rol vervullen de 2 witte dammen
op de lange lijn, die beide geofferd
worden.
De volgende week zuilen wij een
meer ingewikkelde» stand behande
len.
Wij raden aan deze standen te be
waren en goed iu het hoofd te prenten.
De Ilaarlem&che Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 t"t 12 uur in het gebouw
,,De Nijverheid", Jansstraat 85, al
hier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar steeds welkom.
Voor het lid» aatschap kan men zich
bij het bestuur aanmelden.
Inlichtingen werden gaarne ver
strekt door deo secretaris, 'den heer
J. Meijer, Kruisstraat 34, Telephoon
1543.
DE OUDSTE WERKTUIGEN DER
MENSGHHEID.
Met bijzondere belangstelling houdt
do mensch zich bezig met de oudste
tijden, met de eerste schemering der
beschaving; Een heel leger geleerden
heeft 't tot een levenstaak gekozen, de
cultuur stroomopwaarts te volgen tot
aan haar bronnen, en er is al oen om
vangrijk© wetenschap der voorhisto
rische tijden ontstaan, die met boven-
rr.onschelij ko moeite, onuitputtelijk
geduld en alle scherpzinnigheid,
waarover do menschel ij ke geest be
schikt, ©r in is geslaagd. om uit de
voorhistorische vondsten tenminste in
gioote omtrekken ©en voorstelling op
te bouwen van den ontwikkelings
gang der beschaving.
Een gezaghebbend vertegenwoordi
ger dezer wetenschap, prof. Merite
Hoernes, heeft in een werk van drie
deelen ©en ook voor den leek hoogst
interessant overzicht gegeven van
alles, wat wij op het oogenblik van
de cultuur van den oertijd weten. Het
werk begint met ©en beschouwing
van den tijd vóór de metalen, met de
beschavingen van het steen tijd perk in
Europa. Daarin zijn de vroegste
werktuigen van den mensch ont
staan. Uit den eersten en tweeden ijs
tijd zijn geen sporen van beschaving
bekend, maar in den tusschentijd lus
schen den tweeden en derden ijstijd
de dusgenaumd© cultuurtrap van
Chelles heeft de mensch al de
kunst verstaan gereedschappen van
steen te maken. Deze oudste ons be
kend© kunstmatige werktuigen, die
gevonden zijn in de omgeving van
Chelles, een plaatsje in liet Fransche
departement Seine-et-Marne, bestaan
uit een stuk steen, meest vuursteen,
in den vorm \an een wig met hand
vat, en waren blijkbaar bestemd voor:
allerlei doeleinden. Men heeft er ten
minste mee kunnen hakken, steken
boren, snijden, slaan en in den
grond wroeten. Het eind, dat men in
dï hond hield, was rondachtig ge
maakt Behalve deze lompe wiggen
had men ook nog kleine werktuigen
in den vorm van steensplinters en
afgesprongen stukken steen niet
schuinen en scherpen of op" andere
wijze voor iets te gebruiken kant
Blijkbaar werden do ze splinters ver
kregen bij het maken van wiggen, en
weiden zij, in den vorm. dien het toe
val ze* schonk, indien deze ze voor
iets bruikbaar maakte, onveranderd
gebezigd. Blijkbaar heeft men het vela
eeuwen met deze primitieve werktui
gen gedaan- Eerst uit lagen van don
laats ten ijstijd zijn ©enigszins fijner
bewerkte wigvormige gereedschappen
te voorschijn gekomen, o. a. in de om
geving van St. Aclieul en van La
Moustior.
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle inge
zonden door jongens en meis
jes, die „Voor Onze Jeugd"
lezen. De namen der kinderen
die mij vóór Donderdagmor
gen goede oplossingen zen
den, worden in het volgend
nummer bekend gemaakt).
IEDERE MAAND WORDT ONDER
DE BESTE OPLOSSERS EEN
BOEK IN PRACHTBAND
VERLOOT.
Hierbij wordt gelet op den leeftijd
in verband met het aantal oplossin
gen en op de netheid van hot werk.
1. (Ingezonden door Anton Janse).
Ik ben rond en plat,
En vorm een schat.
Ik ben niet ieder's deel.
Ik reis door 't'heele land,
En elk reiki mij de hand.
Toch leef ik niet, o noen.
Ook gij zijt zeer op mij gesteldl
Ra, ra, mijn naam -is
2. (Ingezonden door Jan Joh. do
■Jong).
Ik ben een dorpjo.in Friesland. Laat
.mijn laatste letter wegen ik ben niet
helder van kleur laat nu ook mijn
eerste letter weg en ik ben een visch.
3. (Ingezonden door Jo en Jan Ver
toni.
X X X X X X
X X X X X
X X X X
XXX
X X
Zet op den bovensten regel een
plaats waar het koel en halfdon-
Op den tweeden regel een plant,
die op de heide groeit.
Op den derden regel een zwarte
vogel.
Op den vierden regel een persoon.
Op den vijfden regel een vorm van
een hulpwerkwoord.
Op den zesden regel een medeklin
ker.
De beginletters vormen nu den
naam van een plaats, waar kinderen
veel pleizier hebben.
4. (Ingezonden door Doornroosje).
"t Is blinkend wit van kleur,
En 't heeft bijna geen geur
Men eet het, schoon 't niet lekker is;
Het smaakt, zooals zijn naam is.
5. (Ingezonden door Cor en Nanne
NautaJ.
Het is een plaats in Gelderland.
Verander mijn eerste letter en ge
krijgt een haven in Pruisen.
6. (Ingezonden door Henderika
Jiühuer).
Zet onder elkaar
Een rivier in Nederland.
Een land van Europa,
Een viervoetig dier.
Een eiland in de Zuiderzee.
Een rivier in Nederland.
Een vrucht.
Een rivier in Nederland.
Een boom.
Een klein dier, met scherpe stekels.
Een windstreek.
De beginletters vormen den naam
van een stad in Nederland.
7. (Ingezonden door Lena Aartsen).
Mijn eerste is een rivier in Neder
land. Mijn tweede is een waterkoe-
ring. Mijn geheel is een dorp in Zuid-
Holland.
8. (Ingezonden door L. en W. Dom).
Vervang de puntjes door medeklin
kers, zoodat ge een bekend spreek
woord krijgt.
•o..e. .ua.. .au.e .oo.e. .oe.
9. (Ingezonden door Jentien Been).
Met M wordt ik in de keuken" ge
bruikt.
Met L kent men mij in schooL
Met B ben ik een vrucht.
10. (Ingezonden door Jan en Cor
Iluijer).
Ik besta uit 14 letters en bon een
plaats in 't Zuiden van Europa.
8 9 10 is een motaal.
2 3 4 is een gewicht.
14 6 6 5 is niet vroeg.
1 6 12 13 14 is een insect.
8 6 7 5 13 is een familielid.
10 2 11 5 is een vrucht.
11. (Ingezonden door
Men trekt mij uitmen trekt mij
aan
Men krijgt 't niet graag soms geeft
men 't weder.
12. (Ingezonden door Truus van
Bilderboek;.
in
op
het
een
een
en
and
sch
bak
»P
zee
str
Raadseloplossingen
De oplossingen der raadsels van de
vorige week zijn
1. Wie als vriend hier binnengaat,
Komt nooit te vroeg, maar steeds
te laat.
En, Ida, nooit, el, stad, mat,
steen, eg, teen, bal, mier, hok,
Willem, rit, gruat, vorst, graaf
Diua, vind.
2. TIJD IS GELD.
Truus.
IJs.
Delft.
Ida.
Santpoort
Gulden.
Ede.
Leo.
Dma.
3. Elk huis heeft zijn kruis.
4. Rog, deg, trog, oog.
5. Een schop.
6. Salamanca Salamander.-
7. Zestig zes.
8. Een bank,
9. Oldenbarneveld. Blad, vaan
del, bloed, ree, been.
10. Zuurkool koolzuur.
11. Turk kurk.
12. Wal visch.
Goede oplossingen ontvangen van
Piet de Veer 10.
Maria J. H. Piöt 10.
Jo en Jan Verton 11.
Klaas Blauw 11.
Zus en Arend van Lohuizem 7.
Lena Koele veld 12.
Clasina v. d. Bruik 11.
Jacob Esselman 11.
Dirk van Leeuwen IT.
Jöhan van Donselaar 11.
Annie en Betsie Stavenuiter 10.
Jan de Broijn 10.
Jan Vieselman 10.
Sophietje Kapteijn 8.
Cornelis van Gelder 12.
Cor Huijer 8.
.Tan Hüijer 8.
Marie Landmeier 12.
Wilheimina v. d. Haar 7.
Truus van Bilderboek 10.
Jan P. van Hemert 11.
Willy Germeraad 11.
Lucie M. C. van Hooijdonk 6.
STRIKVRAGEN.
(Ingezonden door Cor en Jan Huijer).
1, Wat brandt nacht en dag zonder
te verbranden?
2. Waar groeit de beste wijn
4. Wat is het sterkste dier
(Ingezonden door Bart Ligtenborg).
7. Weet gij wie veel pennen heeft,
En 't in zijn leven nooit beleeft,
Dat hij eens iets te schrijven heeft?
(Ingezonden door Truus van Bilder
boek).
8. Welke vinkeu hebben geen vleu-
ce'a?
10. Welk blad heeft geen nerven
11. Waarom loopt oen vos op vier-
pootcn
(Ingezonden door Willem Bakker).
12. Tot hoever loopt een haas het
bosch in
STRIKVRAGEN,
Do antwoorden der strikvragen van
de vorige week zijn
1. Dakpannen.
2. Stemvorken.
3. Oogappels.
4. Zijn eigen armen..
5. Een indruk.
6. Tusschen den kop en den staart.
7. Een doodkist.
8. Een leugen.
9. Het woordje „en".
10. Het vertrek naar het buitenland.
11 Zij branden beide korter.
12. De paarden uit don draaimolen.
Goede antwoorden ontvangen van
Maria J. H. Piêt 9.
Lena Koeleveld 12.
Clasina v. d. Brink 11.
Annie en Betsie Stavenuiter 8.
Jan de Bruijn 11.
Jan Vieselman 8.
Sophietje Kapteijn 12.
Cor Huijer 8.
Jan Huijer 8.
Wilhelmina v. d. Haar 8.
Truus van Bilderboek 11.
Jan P. van Hemert 10.
Willy Germeraad 12.
Lucia M. C. van Hooijdonk 7.
HET GEHEIM VAN DEN MOLE
NAAR.
(Naar het Fransch van Alphonse
Daudet).
Francet Mamaï, een oude muzi
kant, die af eu toe 's avonds wel eens
een poosje bij me komt praten en een
glaasje wijn drinken, Francet Mamaï
verleide me kort geleden een geschie
denis, die voor een goede vijf en
twintig jaar hier was voorgevallen.
Ik zal hel, zoo goed en zoo kwaad als
't ine mogelijk is, navertellen.
„Wanneer je vroeger hier. op liet
dorp hadt gewoond," zoo begon bij,
„zou je eens gezien hebben, hoe ge
heel anders hel er uitzag dan tegen
woordig. Nu is alles doodsch en stil,
maar toen was 't er levendig en vroe-
lijk. Overal in den omtrek stonden op
de heuvels windmolens en de wieken
draaiden den ganschen dag lustig in
't rond. Dat was een aardig gezicht.
Daarbij kwam nog, dat aanhoudend
hccle rijen ezels met zware zakken
beladen af en aan liepen. Het vroo-
lijke geklingel der belletjes, het ge
zang der ezeldrijvers, het geklap der
zweepen, dat alles gaf in ons dorp
een opgewekte drukte, waar men be
paald met genoegen naar stond te
kijken.
En dan die Zondagen I Dat was
eerst een pret. Na kerktijd verzamel
de zich oud en jong en men wachtte
met ongeduld op mijn komst. Tot laat
in den avond moest ik spelen en ver
maakte men zich met dansen en zin
gen. De molenaars zorgden voor een
glaasje wijn, want de verdiensten wa
ren goed, de molenarinnetjes waren
keurig gnkleed met haar kanten doek
jes en baar gouden kruisjes. En ik
ging 'savonds welgemoed ter rust,
want als men gezellig bijeen is en er
heerscht eo.i prettige stemming, dan
schiet er meestal ook wel iets voor
den speelman over.
Maar die gelukkige tijd was spoe
dig voorbij. Er waren menschen in
Parijs, die wisten dat ons dorpje be
kend was om zijn molens, dat men
uren in deu omtrek zijn koren ner
gens beter gemalen kon krijgen. Zij
wisten, dat van heinde eu ver de boe
ren naar ons toe kwamen met hun
zwaar beladen ezels en zij kwamen
op het denkbeeld om hier een stoom
gemaal op te richten.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Na eenige
maanden stond het nieuwe gebouw
er en braakte de hooge schoorsteen
voortdurend zware rookwolken uit.
Bah I wat was dat leelijk. Die vui
le zwarte rook zou de helder witte,
roode en blauwe zeilen van onze aar
dige molentjes heelemaal bederven.
Ze konden alleen hun wieken laten
draaien in de heldere frissehe lucht,
zooals de noord-westeuwind die aun-
voerde over de geurende pijnbosschen
In zoo'n walm en smook moesten ze
't wel benauwd krijgen.
En jawel, t eene molentje voor 't
ardere na hield op te malen. De zei
len werden weggeborgen, ja, van som
mige nam men zelfs al wieken af en
op een goeden dag begon men er
hier en daar een af te breken. Dat
was een treurig gezicht, 't Was net
of enkele van onze goede vrienden
ons verlieten. We waren zoo aan onze
molentjes gehecht.
Maar dat stoomgemaal werkte zoo
veel goedkooper. De boeren dreven
hun ezels langs onze molens heen en
alles trok naar dat gebouw met dien
lioogen, rookenden. smookenden
schoorsteen. Zoodoende bleven de
molenaans tevergeefs uitzien naar
werk, hun ezeltjes liepen te grazen
op de molenwerf zonder ooit met zak
ken beladen langs de wegen te trek
ken, de knechts werden afgedankt en
do noord-westenwind had goed bla
zen. De wieken bleven onbeweeglijk
en treurig staan zonder zeilen.
Wat een verschil, die Zondagavon
den met die van voorheen! De mole
narinnetjes hadden haar gouden
kruis en haar fijne kant al spoedig
verkocht en van de vroolijke dans
partijtjes zag men niets meer. Wie
zou er nu ook nog lust hebben tot
dansen?
Telkens verdwenen er meer van
onze. molens. De heuvels werden be
plant met wijnstokken en ohjfboo-
men. Menige vuist balde zich drei
gend naar het rookende stoomge
maal, dat de oorzaak was van dien
achteruitgang.
Maar er was één molen, die den
strijd vol hield. Dat wus de molen van
Ccrnille, vlak tegenover het stoom
gemaal, 't ls dezelfde molen, waarin
we nu samen zitten te praten.
Die Cornille was een oude mole
naar van om en bij de zestig. Zijn
heele leven had hij in 't meel gezeten
en hij ging gansch en al op in ziji
vak. Men had hem eens moeten zien.
toen het stoomgemaal begon tc wer
ken, vlak in zijn buurt! 't Was of hij
krankzinnig zou worden. Een week
lang liep hij 't dorp rond, verzamelde
de menschen om zich heen en be
zwoer hun toch niet hun koren in dat
gebouw met die helsche machines te
laten malen I Het meel werd er door
vergiftigdI Meel moest van de wind
molens komen. Die hadden de beweeg
kracht, zoouls de goede God zo den
menschen had geschonken. En zoo
stond hij dan met vuur te redenee
ren, maar al hoorden de menschen
hem kalmpjes aan, ze gingen gewoon
hun gang. De stoommachine deed het
goedkooper en, Cornille zag de klan
ten zijn molen voorbijgaan om aan
den overkant de zware zakken af te
Iaden.
Toen verdween Cornille plotseling.
Dat wil zeggen, hij liep niet meer
door het dorp, maar hij sloot zich in
zijn molen op. Hij wilde niemand
meer zien. Zelfs zijn dochtertje Vi-
vette, een aardig meisje van vijftien
jaar, stuurde hij het huis uit. Zij
moest maar zien aan den kost te ko
men. Bij do boeren in den omtrek
was wel wat te verdienen.
Toch hield de oude man zielsveel
van haar. Dikwijls zocht hij haar op;
zelfs al werkte zij op een boerderij,
die uren ver van den molen verwij
derd lag. Dan kon hij haar met treu
rige blikken aanzien, maar wanneer
het meisje er van 6prak om hem op
een van huur vrije Zondagen eens
een bezoek te komen brengen, wei
gerde hij dit halsstarrig.
Zijn buren en kennissen meenden,
dat Cornille het meisje had wegge
stuurd uit gierigheid en dit werd hem
zeer kwalijk genomen. Was 't geen
schande om zoo'n jong ding te laten
rondtrekken van de eene boerderij
naar de andere, vaak om het zwaarste
werk te verrichten en bovendien nog
-uw behandeld te worden op den koop
toe? Trouwens, de oude molenaar
gooide eigenlijk op allerlei manieren
zijn fatsoen te grabbel. Hoe liep hij
vaak door het dorpl Net als een be
delaar. Zelfs als hij des Zondags naar
de kerk ging, schaamden zich zijn
vroegere kennissen om naast hem te
gaan zitten. Cornille voelde dit zelf
ook wel en daarom bleef hij meestal
in de banken der armen.
Maar één ding begreep niemand.
Geen mensch bracht hem koren en
toch, wanneer er maar wind was,
maalde hij eiken dag, \an den morgen
tot den avond. En zoodra de scheme
ring begon te vollen, zag men hem
herhaalde malen, den ouden ezel met
groote zakken meel beladen, voor zich
uitdrijven.
„Goeien avond, Cornille," riepen de
boeren, „gaan de zaken nog altijd
::aar wensch?"
„Altijd naar wensch, beste luitjes",
antwoordde de oude op ecnigszins
spottendeu toon. „We hebben geluk
kig nooit gebrek aan werk."
Ja, dat snapt nu niemand. Wat
drommel, waar kreeg hij 't werk
vandaan? Als men hem er naar
vroeg, legde hij dep- vinger op den
mond en zei met een ernstig gezicht:
„Je moet er maar niet over praten,
"t Meel wordt naar 't buitenland ver
voerd. Je verdient er veel meer mee,
dan met het malen voor de dorps-
genooten."
Maar niemand behoefde er aan te
denken, om een kijkje in zijn molen
te nemen. Zelfs zijn dochter Vivette
kwam er niet in....
Kwam men toevallig voorbij, steeds
was de deur op slot. De wieken draai
den onophoudelijk, de ezel liep vreed
zaam op de molenwerf te grazen, 'n
oude kat zat in 't zonnetje een dutje
te doen
Allerlei praatjes doden de ronde.
Ieder zocht het geheim op te lossen,
maar niemand kwam er achter. Het
algemeene gevoelen was, dat Cornille
meer zakken met geld in den molen
had dan zakken met graan.
Ten langen leste werd het geheim
toch ontdekt. Mijn oudste jongen na
melijk had op de danspartijtjes, die
af en toe Zondagsavonds werden ge
geven, Vivette leeren kennen en na
eenigen tijd merkte ik, dat de jonge
lui elkaar hoe langer hoe meer op
zochten. ik vond dat niet onaange
naam, want ik mocht Vivette graag.
En al deed dc oude Cornille iu den
laatsten tijd wat vreemd, hij was
vroeger altijd een fatsoenlijk mensch
geweest en ouder de molenaars
gezien.
Er zat niets anders op, dan dat ik
eens met hem ging praten. Op
goeden dag klom ik den molenheuvel
op. Maar, mijn lieve hemel, wat
wachtte mij daar een ontvangstI Geen
quaestie van, dat de oude baas de
deur open deed.
Door het sleutelgat moest ik hem
vertellen wat ik hem te zeggen had
en al dien tijd zat de magere kat nij
dig te blazen, alsof ze me elk oogen
blik wou aanvliegen-
De oude liet me ternauwernood
uitpraten on schreeuwde me toe, dat
ik me maax met mijn muziek moest
bemoeien en als mijn jongen zoo'i
haast had om te trouwen, dan moest
hij maar een meisje gaan zoeken op
het stoomgemaal.
Ik had moeite om me in te houden,
maar hoewel ik inwendig kookte van
woede, bleef ik kalm en toen Cor
nille uitgeraasd had, maakte ik
lechtsomkeert en ging aan liet jonge
paar mijn wedervaren vertellen.
Ze konden volstrekt niet begrijpen,
dat ik op zoo'n schandelijke manier
was behandeld. Dat was bepaald een
misverstand eri nu zouden ze. zelf den
ouden man maar eens gaan opzoe
ken. Ik durfde ze niet van dat
voornemen af te brengen en ze
lieten er geen gras over groeien.
Eer ik er aan dacht waren ze al op
weg.
Toen ze op den molenheuvel kwa
men, bleek 't. dat Cornille juist was
uitgegaan. De deur was op slot, maar
de ladder stond buiten en toen stelde
Vivette voor om door 't venster te
klimmen. Ze moesten toch eens zien,
hoe 't daar binnen uitzag.
Wat keken ze vreemd op, toen ze
aan hun voornemen gevolg gaven.
Er was geen korreltje graan iu den
molen. Er zat nergens het geringste
stofje meel. Zelfs niet op de spinne-
webben. De molenas was bedekt
met stof en de eigenaardige geur van
pas gebroken graan was niet te be
speurenHet woonhuis zag cr ver
laten en armoedig uit. Een vuil, half
versleten bed, wat oude kleeren, een
korst brood op de trap en in een hoek
een stuk of wat zakken met gaten er
in. waaruit kalkpuin en wit zand te
voorschijn kwam.
Dat was het geheim van CornilleI
Zakken met kalkpuin, liet hij bij
avond door zijn ezel dragen en dat.
alleen om do eer van den molen te
redden, om de menschen te doen ge-
looven, dat hij meel weg bracht. Ar
me molen 1 Arme Cornille! AL sedert
langen tijd hadden de stoomgemalen
hem alle kanten ontnomen. Voor ai-
tijd draaiden de wieken, maar de mo
len was ledig!
De kinderen kwamen weer thuis.
Onder een vloed van tranen vertelden
zo mij, wat ze gezien hadden. Ik
kreeg innig medelijden met den ou
den man. Zonder een oogenblik te
verliezen, liep ik naar de buren om "t
hun te vertellen en we waren 't er
allemaal over eens, dat oogenblikke-
lijk ieder, die koren in huis had. dit
naar den molen van Cornille moest
brengen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Het gan-
schc dorp ging ten slotte in optocht
naar den inolen. Een heclc rij ezels,
beladen met groote zakken, werd
voortgedreven. En in die zakken was
werkelijk echt koren.
De deuren van den molen stonden
wagenwijd open. Voor den ingang zat
de oude man op een zak kalkpuin te
schreien. Hij had, toen hij terug
kwam, dadelijk gemerkt, dat men ge
durende zijn afwezigheid in zijn mo
len was geweest en dat zijn geheim
nu was ontdekt!
„Och, arme," snikte hij, „nu blijft
me niets over dan te sterven. De
eer van den molen is weg."
Zoo klaagde hij en hij noemde zijn
molen met de liefste namen, net als
of hij met een vriend sprak.
Juist op dat oogenblik kwamen
de ezels op de molenwerf en begonnen
als van ouds te roepen: „Hola, waar
is de molenaar! Waar is Cornille?"
De zakken werden de poort binnen
gedragen en 't duurde niet lang, of
een heele stapel lag in 't benedenver
trek.
Cornille staarde ons verbluft aan.
Eindelijk stond hij op, wankelde naar
binnen, greep met zijn oude handen
in de zakken en terwijl de tranen in
zijn oogen stonden, juichte hij:
„Maar dat is koren! Goeie hemel,
dat is korenI Laat ik eens kijken!
Dat is het echte oude koren!"
En met van vreugde stralend ge
zicht riep hij ons toe:
„Ik had het wel gedacht, dat jullie
terug zouden komen! Al die stoom
gemalen, 't is knoeierij, 't Zijn roo-
vers en bedriegers, die lui!"
Wij wilden hem in triomf mee naar
't dorp nemen, maar hij zei:
„Neen, kinderen, dat kan niet. Ik
moet mijn molen dadelijk wat te eten
geven. Denk eens aan! Hoe lang al
heeft hij geen meel geproefd."
En dadelijk was hij aan 't werk.
Aandoenlijk om te zien, hoe de oude
zich weerde. Hoe bedrijvig liep hij
van links naar rechts, van boven naar
beneden. De zakken werden openge
maakt, liet graan in de trechters ge
stort, de steenen begonnen te draaien,
de korrels werden gekneusd en do
eerste fijne stofwolkjes van meel ste
gen weer op naar böven.
Daar stond de oude man bij. Met
welgevallen snoof hij de geur van 't
warme meel op, behoedzaam keek hij
rond, of alles nog wel geregeld
werkte.
En ja, de oude trouwe molen liet
zijn baas niet in den steek. Weldra
was hij weer aan 't werk, alsof hij al
die jaren geen rust gekend had.
I Wij gevoelden 't allen, dat we hier
wat hadden goed te maken. En stil
zwijgend kwamen we overeen, dat we
allen er verder voor moesten zorgen.
dai de oude molenaar voortdurend
erk had.
Nog geruimen tijd heeft Cornille
gelukkige dagen in zijn inolen door
gebracht. En toen hij eindelijk stierf,
stond ook de molen stil. Niemand
volgde hem op. De tijd van de wind
molens is voorbij, net zoo goed als
die van de trekschuiten. Maar men
heeft hem toch niet afgebroken, de
oude vriend van Cornille. Eu zoo kan
ik u nu de geschiedenis verhalen op
de plek zelf, waar zij is voorgevallen.''
Brievenbus
(Brieven aan de Redactie van do
Kinder-afdeeling moeten worden ge
zonden aan Mevrouw Veneoia—v.
Doorn, Wagenweg 88, Haarlem).
Iu de bus gooien zonder aan
schellen
MARIA J. H. P. Ja, als de vacantio
weer om is, is het cok wel gezellig om
weer uaur school te gaan en al jo
vriendinnetjes weer terug te zien.
Kom je nu ook weer in een ander lo
kaal of blijven jullie, vvuar je was
ZUS en AREND v. L. Dat zal een
gewichtige gebeurtenis voor hem zijn:
voor 't eerst naar school HeefL hij
al een tusch met griffelkoker en spon-
sedoos, of wordt er bij jullie dadelijk
met potlood geschreven Ik geloof,
dat Zus tegenwoordig meer tijd voor
do rubriek beeft dan Arend Heb ik
dat goed geraden
WILliELMINA v. d. H. Neen, do
zon braudde niet zoo erg als verledea
jaar, eu je zal nu wel gauw weer op-
bleeken. Ga je in de Kerstvacantie ook
uit logeeren of komen dan logé s bij
jou?
TRUUS v. B. Je nieuwe strxkvrpgon
zijn goed en komen gauw ahii do
beurt zooals je ziet.
JAN P. v. H. Dat is dan een heele
reis om in C. te komen Hoe lang deed
je er over van Haarlem uit Is daar
do buurt ook niet het „Zwanenwa-
ter" of was dat te ver om eens heen
te gaan Jammer, dat het steeds re-
gendeI
SOPHIETJE K. Flink, dat je toch
niet geholpen worden wilde Zoo leer
je het 't eerste eu ik wed, dat je ze al
gauw allo twaalf vinden kunt. Heb je
met aardrijkskunde heel Europa al
gehad Of heb je een atlas om een/
wat op te zoeken?
MARIE LZoo'n bos heide blijft
heel lang goed. Heb je ze zonder wa
ter in een vaas gezet Ja, in B. heb
ik wel gelogeerd, maar dat feest heb
ik er niet meegemaakt. Ik vind bet er
heel mooi en wat een prachtige wan
delingen kan je daar makeii, vind je
niet
NELLY v. d. B. Wat voor examen
as het Ik heb het niet in de cou
rant gezien Wat zal dat een prach
tige verlichting geweest zijn. Jam
mer, dat het den tweeden keer niet
nog eens branden wou I Ga je van
avond ook naar 3o verlichting kij
ken
JAN V. Ja, dat beu jij stellig ge
weest, Jan Kijk in 't vervolg altijd
als je brief af is, nog maar eens goed,
of je naarn er w^el duidelijk staat I
DIRK v. L. Je hebt misschien nu
weer wat meer huiswerk dan voor do
vacantie. En huiswerk gaat vóór
de rubriek Dat vind ik ook
ANNIE en BETSIE S. Heerlijk, dat
Betsie nu in de 7de klas komtWat
doet Annie tegenwoordig? Ja, in de
vacantie heb je niet altijd tijd. om
aan een wedstrijd mee te doen, en
ais het half af is, heb jc niet veel
kans op een prijs. Ja, nu is de vacan
tie inet een heeleboel pretjes weer
voorhij eu moeten we drie maanden
hard werken 1
JAN DE B. Heb je plezier gehad.
Jan en ook meegedaan aan de wed
strijden En is liet hoek mooi Heb
je het al uit
LENA K. Wel gefeliciteerd, hoor t
Ja, liet leek nu wel of je prijs ook een
verjaarscadeautje wus Schriji mij
deze week maar, of liet een prettige
dag geweest is. Wat zou het heerlijk
zijn om een eigen kastje te hebben 1
Heeft Vader het vast beloofd l
CLASINA v. d. B. ls liet boek moot
en heb je het al uit Ilob je nog meer
mooie boeken. Pas cr inaar goed op,
hoor, en leen ze maar niet uit. want
dan worden de boeken gauw leelijk.
JACOB E. Heb je veel neefjes en
nichtjes hier in de stad eu komen
dio dikwijls bij jullie l En wat spelen
jullie dan De avonden worden nu al
zooveel langer, doen jullie dan wel
eens eon spelletje
WILLY G Nu, dat was een heerlij
ke dag. En wat een prachtige ca-
deuux Was Moeder den heelen dag
op De boeken heb ik alle twee gele
zen Ze zijn heel mooi. Mag jc alle
avonden een uurtje lezen, of lees jc zo
Moedor voor? en moet jo die pop zelf
aanklcedon
LUCIA M. C. v. II. Ik vind het beet
Hob je er een bedacht
Mevr. VENEMA—v. DOORN.
81 Augustus 1912.