O, zeg nu maar geen lieve din
gen, antwoordde hij bitter, dat geeft
niets meer.
Maar ik wil u toch zeggen, hoe 't
mij spijt, dat 't tot hiertoe gekomen
is. Ik voel mij schuldig. Uw vriend
schap was mij zoo aangenaam. Waar
om liet u het niet daarbij?
Als je zelf wist, hoe bekoorlijk
jo was, zou je dat niet vragen. Wit
je ziet, moet je wel bewonderen, wie
je kent, moet je liefhebbenKun je
mij tenminste niet eenige hoop ge
ven?
Neen. Vergeef mij, dat ik schijn
baar hard ben. Ik ben dat uit werke-
lijke vriendschap voor u. Ga been en
zoek, wat gij gemakkelijk zult vin
den een vrouw die beter in staat
is, u gelukkig te maken. Niemand
kan dat hartelijker wenschen dan ik.
Zeg mij één ding: is er een
ander?
Neen.
Dan moet je mij niet afwijzen.
Ik vraag geen vertrouwen, dat je mt]
niet vrij uit kunt zeggen. Maar je
hadt mij niet zooveel van je zelve
moeten vertellen. Als xk je opgeef,
moeten er betere redenen zijn dan
je hebt genoemd.
Ik moet in de positie blijven,
waar xk in ben. Ik was er tevreden
mee tot jij kwam. Jij hebt mij in
de war gebracht. Ik verzoek je éfr.
ding: verlaat Brighton. Je zult mijn
geluk meenemen, ma&r ik zal mij
troosten met de gedachte, dn ik jou
xiiet ongelukkig heb gemaakt.
In baar stem was een ongewone,
onvexklaarbare bitterheid. Fred was
niet bereid, zoo ineens al zijn hoop
op te geveu, zijn droomen te zien op
gaan in nevel; maar protesteeren
noch smeeken hielp. Zeer beslist was
Mona Lindsay, en die beslissing was
tegen hem.
Voor mevrouw Pelson was H, of de
eene- tragedie de andere volgde. Jaren
lang had zij gehoopt, haar zoon ge
trouwd te zien: ernstig had zij gezocht
naar een vrouw, die geschikt voor
hem was. Die taak was moeilijk;
want zij stelde hcoge eïschen. Met
tact had zij verschillende jonge da
mes in ziin nabijheid gebracht; maar
nooit had hij eenïtze neiging getoond.
En thans kwam hij haar kalm vertel
len. dat hii, wat ook de gevolgen
mochten ziin. Vs'oten was Ie trouwen
met een van de bedienden bij Vaston.
-als die hem wilde hebben. Dat laat
ste prikkelde mevrouw Pelsons patri
cische gevoelens.
Wat bedoel je? vroeg zij.
Precies wat ik zeg.
Geen enkele der jonge dames uit
onze omgeving vond je goed genoeg
en nu kies je een bediende. Wat
heeft die dan zoo in haar voordeel?
Als u haar ziet, zult u 't ant
woord op de vraag hebben. De lof
van verheiden wordt gewoonlijk ridi
cuul gevonden. Ik heb geen lust, in
de oogen mijner moeder belachelijk'
te lijken. Maar waar 't Mona Lindsay
betreft, ben ik volmaakt gerust._
Maar al vereenigt dat meisje al
le voortreffelijkheden van haar sekse,
daxx is ze nog een onmogelijke partij.
Zij denkt natuurlijk, dat ze een goed
huwelijk doet ,zij verwacht meesteres
te worden op Baxdale Hall waar
wij misschien nooit meer komen. Als
die client van Beront en Mallow ons
verdringt, ziin wij doodarm. Als je
vriendin dat ontdekt, zal zo waar
schijnlijk zeggon, dat je haar hebt
misleid, en daarvoor zal zij je duur
laten betalen.
Maak u daarover niet ongerust.
Wetend, hoe onzeker 't is, dat wij
Baxdale zullen behouden, heb ik dat
nooit zenoemd. 't Zou trouwens niets
aan de zaak veranderd hebben. De
liefde van Mona Lindsay is niet te
koon ;armoe<ie zou haar niet beletten
lief te hebhen. Ik bood haar niets an
ders aan dan mijn kapiteinsrang en
traktement Zij wees mij af. Waarom,
ik kan het niet gissen. Ik wilde, dat
u het srin? onderzoeken. Wilt u met
Mona snreken?
Zeker.
Denk er don aan. dat ik het ge
luk van miin leven zet op dezen worp
U heeft lans uitsezien naar een
vrouw, die ik kon liefhebben met ge
heel miin hart. Tj zult die zien, als u
voor Mona staat
Op Cleburn Cliff, bij de duinhel
ling. waren Fred en Mora gewoon,
elkaar te ontmoeten. Dit gebeurde nu
niet meer.
Mona had geweigerd het spel van
vriendschap voort te zetten, toen zij
wist. dat het liefde beteekende. Toch
bleef Clebourn Cliff 'n magneet voor
baar al3 een nlek van blijde en droe
ve herinnering.
Op een avond wandelde zij uit de
drukte naar dat stille oord. Verdiept
in haar gedachte merkte Mona nau-
weliiks, dat een vrouw het pad volg
de naar de plaats waar zij zat. Met
een beleefden groet ging de vreemde
linge naast haar op de bank zitten en
begon een praatje. Mona antwoordde
ongedwongen, en spoedig voelde zij
groote svmnnthïo voor die grijze,
voorname dame.
Plotseling nam het gesprek een dra
matische wending.
Noem mii niet kwalijk, maar is
u juffrouw Mona Lindsay?
Ja.
Heeft u hoop, dat Fred Pelson
hier vanavond weer komt?
In "t- halfdonker zag mevrouw Pel
son het tengere figuurtje zich trots
oprichten.
O, maak u niet boos, kindlief. Ik
heb een andere, zoo niet diepere, be
langstelling voor Fred Pelson dan u.
Ik ben zijn moeder. Waarom wil u
niet. de vrouw van mijn zoon wor
den?
Dat is een moeilijk onderwerp
voor mij om over te spreken.
Natuurlijk. Maar u begrijpt: ik
ben oud en ik zooi Fred graag ge
trouwd zien. Verscheidene vrouwen
hebben getracht, hem te behagen.
Soms hoopte ik, soms vreesde ik, dat
er eene zou slagen. Maar hoop en
vrees bleken ijdel. De liefde trof hem
nooit, eer hij ie Brighton kwam. Hier
beweert hii zijn ideaal te hebben ge
vonden. U begrijpt, dat u nu voor mij
de belangrijkste vrouw van de gehee-
le wereld bent creworden. ik mankte
mij een voorstelling van u en naar
mii blijkt, een geheel verkeerde voor
stelling. De eene vrouw leest gemak
kelijk wat er omgaat in de andere. Ik
heb in uw ziel gelezen. Een moeder
staat niet graag haar zoon af aan een
andere vrouw ik ben bereid. Fred
laan u toe te vertrouwen; ik weet ze
ker, dat u hem gelukkig zult maken.
Wilt u? Ik dacht eerst "k durf 't nu
wed bekennen: een bediende kon on
mogelijk een geschikte vrouw zijn
voor mijn zoon. Ik neern dat terug. Ik
verlang even sterk u als dochter te
hebben als Fred u begeert tot vrouw.
Niets zal mij liever zijn dan u te ver
welkomen als schoondochter.
De vriendelijke toespraak maakte
het meisje week. Tranen blonken in
hare oogen.
't is moeilijker u te antwoorden
dan 't was Fred le antwoorden, maar
uw vriendelijkheid verleidt mij, u
mijn vertrouwen te schenken. Ik wees
Fred af zonder hom te vertellen waar
om! ik zal dat aan u zeggen, 't Ttete-e-
kont, do onthulling van een geheim
dat ik diep heb begraven ;een geschie
denis die ik het liefst zou vergeten, aJs
ik kon...
Maar 't zal u eon antwoord geven
on tevens mijn antwoord, aan Fred
verklaren. Hoewel ik nog jong ben,
heb ik de bitterheden van het loven
geproefd. Ik ben nl eclitgenoote ge
weest on nu weduwe. Mona Lindsay
is mijn eigen naam, mijn aangetrouw-
dou naam heb ik voor aifjjd uiige-
wischt.
Ik was nog maar een kind, toen ik
de wereld ingestuurd werd, arm en
eenzaam. Terwijl ik werkzaam was
als gouvernante, kwam er in mijn le
ven een man, mijn meerdere in jaren
en in maatschappelijke positie. Ik be
viel hem; hij liet mij den mooien kant
van zijn karakter zien, en ik was le
jong om argwaan te hebben. Blij. eon
eigen tehuis te krijgen, meonende be
mind te worden, trouwde ik.... Maar
biina terstond berouwde 't mij. Mijn
echtgenoot bleek een man van het
slechtste type. Hij was van goede af
komst. maar reods lang verloochend
door ziin familie. Hij zocht lage ge
noegens.
Binnen enkeie weken had hij mij
reden gegeven van hem te walgen. De
herinnering aan die dagen is afschu
welijk. Gelukkig duurde het niet
lang. Na twos jaar stierf hij ten ge
volge van zijn bandeloos leven. Dade
lijk maakte ik mij los van de minder
waardige omgeving, waarin hij mij
had gebracht. Jk zocht een betrekking
elders en ik deed mïjzelve de gelofte,
dat ik nooit weer de vreeselijko mar
teling. die mijn huwelijk was geweest
zou riskeeren.
Arm kind! zei mevrouw Pelson
zacht. Ik begrijp wat ge voelt, en
ik zou je niet graag roepen tot een
tweede martelaarschap.... Maar ge
loof je, dat een huwelijk met Fred
een herhaling van die dingen zou
kunnen zijn?
De hemel beware mij voor zulke
gedachten! Maar F rad weet van dat
alles niets af... Als hij 't vernam...
Zou dat aan zijn gevoelens niets
veranderen. Waarom ook? Je bent
slechts te beklagen. Je hebt groot ver
driet gehad, maar dat behoeft je ge-
heele ventere leven niet te bederven.
Je trouden tijd ligt nog voor je, niet
achter je. Vergeet die gelofte, gedaan
onder den indruk van 't oogenblik...
Heb 't je heusch nooit berouwd, die
gelofte te hebben gedaan?
Ja eenmaal: in het uur, toen
Fred mij vroeg, zijn vrouw te wor
den.
Laat ik je dan verzekeren, lieve,
dat Fred je voor den tweeden keer
zal vragen. Maar een ding moet ik je
nog duidelijk zeggen. Hij vroeg je
eenvoudig als kapitein Pelson. Hij
vertelde ]e niet. dat hij de bezitter van
Baxdale was. Dat was verstandig
van hem; want zijn aanspraken op
Baxdale ziin zwak en worden op dit
oogenblik betwist.
Dat zal geen teleurstelling voor
mii ziin. antwoordde Mona glimla-
chend. De vrouw van Fred Pelson be
hoeft do meesters van Baxdale niet te
benijden.
Dit nam de laatste moeilijkheid
e.a de twee vrouwen, die hem liefhad
den, regelden de bijzonderheden van
kapitein Pelson'? huwelijk buiten zijn
medeweten of goedvinden.
't Bruiloftsdiner werd gegeven in 't
restaurant Vaston, en de jonge me
vrouw Pelson gaf er de voorkeur aan.
j gee.n huwelijksreis te doen, maar de
j wittebroodsweken door te brengen te
Brighton, waar 't seizoen nu op zijn
hoogst was. 2e vonden gelegenheid
genoeg, zich te amuseeren.
I Veertien dogen pas waren ze ge-
trouwd, teen een zeer officieel uit
ziende enveloppe werd overhandigd
aan Fred. Haastig las hii den inhoud
on zag toen zijn vrouw aan.
De slag is gevallen. De cliënt van
I Beront en Mallow is gearriveerd. Ze
zouden graag een onderhoud met mij
hebben en stellen voor: morgenmid
dag op Baxdale Hall.
Mag ik met je mee? Misschien is
het met die aanspraken niet zoo erg
als je denkt.
Hij schudde het hoofd.
Beront en Mallow zouden mij
niet noodeloos hebben verontrust. Een
maand geleden, zou ik Baxdale, on
gaarne hebben opgegeven, maai zon
der vex-zet; nu zou ik, om jou, er gaar
ne voor vechten.
En mij berooven van de gelegen
heid je te bewijzen, dut ik je liefheb
om je zei ven? Neen, Fred; het v ex-lies
van Baxdale zul ons geluk niet ver
minderen.
Den volgenden nxorgen verlieten de
heer en mevrouw Pelson Brighton.
Mona trachtte opgewekt te zijn; de
poging van haar echtgenoot om dat
voorbeeld te volgen, had weinig suc
ces. Baxdale was prachtig en waard
een gebiedster te hebben als hij ex-
kon brengen .Nu ontglipte het hem op
't oogenblik dat hij er 't meest naar
verlangde.
Zijn spijt werd sterker, toen Mona,
voor het eorst het buiten ziende, haar
bewondering voor het mooie huis, ge
nesteld in groen, niet kon verbergen.
Een aardsch paradijs! x-iep zij
uit.
Ja... waaruit wij worden verdre
ven, niet eens door een vlammend
zwaard, maar door een stuk gezegeld
papier,
't Was een bitter woord voor een
bruidegom, een vreemde thuiskomst
voor een bruid.
Mona betrad haar huis om het von
nis le hooren uitspreken, dat zij geen
recht had, daar te wonen.
De advokaten waren er nog niet,
evenmin als hun cliënt. In de biblio
theek wachtten de jonggehuwden hen.
Fred had geen rast. Telkens ging hij
naar 't venster om naar den weg te
kijken, of er iemand kwam. Geen
spoor. De klok sloeg langzaam de
twaalf slagen van het middaguur.
Nog niemand. Man en vrouw stonden
ijgend zij aan zij. Fred drukte vas
ter haar aan zijn hart.
De twaalfde slag trilde weg.
Eindelijk is het afgesproken uur
gekomen, fluisterde de kapitein.
Ja, lieveling, 't uu.r is inderdaad
gekomen en ook de eischer!
Mona sloeg de armen om zijn hals
en verborg haar gezicht aan zijn
borst... Langzaam begon Fred Pelson
de waarheid to vermoeden,
Lieve hemel. Mona, bon jij?...
Ja, Frad, ik ben de gevreesde
rechthebbende. Als de weduwe van
Ralph Smith bon ik zijn wettige erf
gename en die van Baxdale Ilall.
Ralpli Smith heeft mij veel verdriet
aangedaan, maar onbewust was hij
ook oorzaak van eon der gelukkigste
gebeurtenissen in mijn leven: hot
voorrecht van dit uur, waarnaar ik
zoo heb verlangd. Toen ik niet. hem
eet rouw d was, gingen wij naar het
buitenland; hij meende, dat hij niets
meer hod te hopen van z'n vader. Hü
werd 'n valsche snelor op badplaatsen
't vasteland. Op zekeren nacht
1 hij 't minder handig dan ge
woonlijk; er ontstond twist en met
het mes was hij niet zoo geoefend als
met de kaarten. Hij werd doodelijk
gewond en werd begraven op het
kerkhof in Italië.
Ik was weduwe en had. met het ge
trouwde leven afgedaan naar ik
dacht, voor altijd.
Drie jaar bleef ik in 't buitenland
betrekking; maar ik verlangde
naar Engeland, "t Lukte mij niot,
weer een betrekking als gouvernante
te krijgen; daarom was ik eindelijk
■i. die bij Vaston te vinden.
Miin man had mij volkomen onwe
tend gelaten, omtrent zijn familieza
ken, en ie begrijpt, dat ik er niet
nieuwsgierig naar was. Maar eens
ving ik in 't café een gesprek o.p over
James Smith en Baxdale. Enkele din-
en wekten mijn belangstelling. Zon
der de gedachte, iets te zullen winnen
■en ander te verdringen, schreef
ik aa-i Beront en Mallow. Ze kwaï
dodelijk om met mij te sproken. Ik
gaf hun mijn documenten en alle ee-
wenschip inlichtingen. Een en ander
scheen hen ere te interesseoren,
zü beloofden, hun best, voor mij te zul
len te doen... Kort daarna leerde ik
jou kennen, masr ik had geen flauw
verm-ocden. dat jij iets maken had
met Baxdale Hall. Eerst toon ik je
moeder sornk. logon ik den zonder
en toestand to beSTiipen; Tk had
'ïgonliik niet ;n spanning mogen
houden; maar. Fred, de verzoeking
om mün blii geheim te bewaren tot dit
oogenblik. was zoo groot! Beken nu,
dat do verre»»ing je sc.hodeloos stelt
voor dien angst.
Natuurtiik doet ze dof. Mleen
lülcf 't of ik. in plants van ie te bren
gen in mijn huis, door jou ben ge
bracht. in hef, jouwe.
Ja, zoo lijkt 't. Maar kunnen wij
't niot regelen op deze manier? Ik
geef jou de eerste plaats in mijn huis,
als je mii do opperste plaats in je
hart geeft.
Die plaats lieh je al.
Dat weet ik maar zeg het ruog
eens; ik hoor 't zoo graag.
En hii zei hot haar nogmaals met
de hartstochtelijkheid van een min
naar.
En nu, besloot zij glimlachend,
zullen wij ieder laten zien, dat liefde
machtiger is dan de wet.
(P. Gr. Ct.)
De trots vao het musenm
Wij waren op kostschool en zouden
op een Donderdagmiddag, in plaats
van de gewone wandeling te maken,
met zijn twintigen ongeveer een mu
seum van oudheden gaan bezoeken.
Met weiixig eerbiedige nieuwsgie
righeid dwaalden we rond door de
groote zalen, gingen vrij onverschil
lig voorbij al die overblijfselen uit
het grijs verleden en luisterden nóg
orverschïlliger naar de verklarin
gen, die onze geleider zich van tijd
tot tijd verwaardigde te geven.
Opeens deed hij ons stilstaan voor
een inderdaad prachtig gebeeldhouwd
kistje, en als om ons een hoog denk
beeld te geven van zijn artistieke
ontwikkeling, begon hij over de
schoonheid van dit eerbiedwaardige
voorwerp uit te pakken. Nu, dat er
heel wat werk aan gesveest was, kon
den we zelf ook wel zien, en gereede-
lijk aanvaardden we zijn verzeke
ring, dat meer dan één kunstenaar
zijn heele leven er aan besteed had,
om het beeldhouwwerk zoo volmaakt
mogelijk te krijgen. Een verzamelaar
zou inderdaad zijn halve vermogen
gegeven hebben om het kostbare kist
je in zijn bezit te krijgen.
Om deze zeldzame antiquiteit tegen
de aanraking van schennende handen
te beveiligen, hing er een bordje bo
ven met de strenge waarschuwing:
..Het is volstrekt .verboden dit kistje
aan te raken; uiterst breekbaar, voor
werp van onschatbare waarde."
E11 dat men niet ongestraft dit ver
bod zou overtreden, bleek ons al spoe
dig. Want zoodra wij in jeugdige dar
telheid een beetje al te dicht bij het
.voorwerp van onschatbare waarde"
kwamen, schoot er een bewaker op
ons toe, die er uitzag, alsof hij des
noods met levensgevaar het kistje zou
verdedigen.
„Pas op," riep hij uit, „niet te dicht
bij hoorl Ge ziet hier het zeldzaam
ste kleinood uit geheel het museum.
Eigenlijk moest het geheel in de wat
ten liggen, en van binnen is het nog
veel fraaier dan van buiten. Maar de
minste aanraking is in staat het on
herstelbaar te beschadigen. En toch
zijn er bezoekers, lichtzinnig wat
zeg ik xnisdadig genoeg om het on
geschonden voortbestaan van dit
voorwerp, de trots van het museum,
in de waagschaal te stellen. O, als ik
er niet was, het kistje zou al lang ver
dwenen of vernield zijn. Maar niet
dan over mijn lijk zullen ze het be
reiken 1"
En bij deze oorlogszuchtige tirade
brac te de oudgediende zijn hand op
de plaats, waar vroeger zijn sabel had
gehangen en wij weken verschrikt
achteruit, van verre nog nieuwsgieri
ge blikken werpend op het voorwerp,
dav zich in zoo aanhoudende zorgen
an den ouden soldaat mocht verheu
gen.
„Weest u maar niet bevreesd,"
sprak onze onderwijzer op zalvenden
toon alleen om die manier van pra
ten hadden we al een hekel aan den
man tot den bewaarder. „Deze jon-
ceheeren weten de kunst en hare pro
ducten te waardeeren en te eerbiedi
gen. Overigens prijs ik uwe bezorgd
heid, want dit kistje is inderdaad een
allerzeldzaamst kunstvoorwerp uit
het Assyrische tijdperk.
mijnheer," ging de bewaker ge
vleid voort, „als ik het u van binnen
mocht laten zien. Maar, helaas,
de reglementen zijn zoo streng op dit
punt. Ik begrijp intusschen dat ik van
deze nette jongeheerexi niets te vree-
zen heb."
Nu was het onze beurt om gevleid
te zijn, en met gezamenlijke krachten
slaagden we er in een bedrag van
achttien stuivers bij oen te brengen,
dat onze onderwijzer zonder er zelf
ook maar iets bij te voegen met
majestueus gebaar den bewaker in
de hand liet glijden
De wakkere verdediger der kost
baarheden van het museum werd
hierdoor de welwillendheid en gedien
stigheid zelf, en bood genadig aan
ons verder rond te geleiden, wat hij
met het oog op het kostbare kistje
veilig doen kon, want wij waren de
eenige bezoekers van het museum.
En zoo, in gezelschap van dezen auto
riteit, zetten wij onzen tocht te mid
den van al die eerbiedwaardige oud
heden voort
Mij intusschen kon het wel haast
anders had een onweerstaanbaar
verlangen aangegrepen het prachtige
kistje aan te raken en het ook van
binnen eens te zien. Wat een held
zou ik zijn in de oogen van mijn
makkers, als ik vermetel en stout
moedig mijn slag sloeg en hun later
in het diepst geheim kon meedeelen
wat het kostbare kistje bevatte.
Zonder tijd te nemen, om er nog
eens over na te denken, deelde ik
mijn plan mee aan een van de ande
ren, die mij moest helpen om de aan
dacht van onzen onderwijzer en van
aen gestrengen heer bewaker af te
leiden. Mijn vriend trachtte mij van
mijn gevaarlijk voornemen af te
houden en vroeg wat ik beginnen zou,
als het breekbare voorwerp misschien
bij mijn onvoorzichtige aanraking in
duizend stukken uiteenviel. Maar hij
pleitte tevergeefs en moest toen wel
besluiten mij te helpen.
Het gewichtig oogenblik was geko
men. Toen begreep ik eensklaps de
krankzinnige dwaasheid die ik stond
te begaan, het vreeselijk gevaar
waaraan ik mij ging blootstellen.
Maar ik kon niet meer terug zonder
mij onsterfelijk belachelijk le ma
ken, en terwijl het koude zweet op
mijn voorhoofd parelde, lichtte ik met
bevende hand het deksel op.
Een oogenblik stond ik als ver
stomd. Mijn geest weigerde op te
nemen wat mijn oogen zagen en in
die seconde kreeg mijn vertrouwen
in de menschen een schok zóó vree
selijk als nooit te voren of daarna.
Reeds wenkten mijn makkers mij,
dat er gevaar dreigde. Haastig sloot
ik het kistje weer en voegde mij bij
het gezelschap. De anderen ontvingen
mij ongeveer zooals men een veldheer
begroet, die een grooten slag gewon
nen heeft, en fluisterend klonken er
tien, twintig vragen tegelijk: „Wel,
wat heb je gezien? Hoe ziet het er
van binnen uil? Heb je niets gebro
ken, zeg? Was het prachtig?"
Aanvankelijk sprak ik geen woord.
Ik liet de nieuwsgierigheid en de al-
gemeene opgewondenheid tot het
hoogste punt stijgen, en eerst toen
we het museum verlaten hadden,
sprak ik: „Vrienden, het is eer voudig
onbeschrijfelijk. Je moet het gezien
hebben om het te kunnen gelooven en
begrijpen. Heusch, het is te verba-
zii gwekkendIlc kan je er werke
lijk niets van zeggen, niets 1"
Meer was er niet uit mij te krij
gen, en die geheimzinnigheid verhoog
de in de oogen mijner makkeis nog
den glans van deu heldenmoed, dien
ze in mij bewonderden.
Nooit heb ik het hun gezegd wat ik
daar binnen in gezien had. En dat
heeft zijn goede reden. Want xu het
diepste vertrouwen deel ik u mede,
dat binnen in dat zeldzame kistje,
dat „van binnen nog zooveel prachti
ger was dan van buiten", niets anders
lag dande netjes opgevouwen
das van den slimmen bewaker, zijn
bril, zijn doorgerookt pijpje, zijn
krant en een paar stevige boterham
men, die hem straks waarschijnlijk
nieuwe kracht moesten geven om
„de trots van het museum" tegen mo
gelijke oneerbiedige aanrakirg te
verdedigen
(Centr.)
vertegenwoordigen eveneens een
groote waarde. Verder bezit de Mika
do nog de Yubari-kolenmijn. En ein
delijk heeft hij nog liet inkomen uil
beter zou ziju, do schillen uit le zeven
en op die manier mosterd te maken,
zooals thans nog geschiedt.
De plant, die het meest voor da
de staatskas, dat drie millioen yen mosterd-fabricage verbouwd wordt,
bedraagt.
MOSTERD.
Toen George I koning van Enge
land was, kwam er op zekeren dag
een nieuwe soort mosterd op de ko
ninklijke tafel, het was in 1720
welke Z. M. zóó goed beviel, dat hij
ln,st gaf die soort steeds te gebruiken.
Hij was niet langer gediend van den
mosterd, zooals hij en ieder ander
dien genoten hadden, sinds de Fa
rao's op den Egyptischen troon za
ten. Dit besluit van koning George
moet een goede tijding geweest zijn
voor zekere dame, die in de stad. Dur
ham woonde en die den mosterd vol
gens een methode, door liaar zelve
uitgevonden, gemaakt had. Tot nu toe
had men bij het malen de schillen te
gelijk met de kleine zaadjes mee-
gemalen, maar mevrouw Clements
(zoo heette die dame) bedacht, dat het
heet bruine mosterd. Het zaaien heeft
plaats in April cn wanneer de schil
bruin is, is liet zaad rijp. Na het
xnaaien wordt liet voorzichtig op «ten
grond te drogen gelogd cn de boer
hoopt dan, dat er geen regen zal ko-
men, want vochtige mosterd verliest
de helft van zijn waarde. Wanneer de
schillen broos zijn geworden en ge
makkelijk breken, gaat liet naar de
dorschmachine, maar dit transport
moet met veel zorg geschieden, daar
er anders zaden ontsnappen en zich
zelf zaaien en dus dc plaats innemen
voor boekweit of rogge, dio dan aan
de beurt zijn, teneinde dit te voorko
men, worden groote lappen doek ot
zeildoek gebruikt, waarin het zaad
wordt overgebracht. In den molen
worden die zadon tot een fijn, goud
achtig poeder gemalen.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, prt'-ra mi te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34 Telephoon 1543.
Probleem No. 407
van W. POLMAN.
Wit
46
4?
Zwart schijven op: 3, 12, 14, 18, 19, 22, 24, 28. 30 en 3
Wit schijven op: 21, 27, 31, 35, 38, 42, 47, 48 en 50.
Probleem No. 408
van een OUDJE.
Zwart
IIET PRIVé-VERMOGEN DER JA-
PANSCHE KEIZERS.
Het Japansche keizerhuis is in het
bezit van een aanzienlijk vermogen,
dat door de „Deutsche Jajxan-Post" op
500 a 700 inillioen yeu geschat wordt
(yen is ongeveer 1.25 gulden). Het
baarvermogen bedraagt 160 millioen
yen. Het bestaat uit aandeelen in de
vier volgende banken: de Japansche
Rijksbank, waarin het keizerlijk huis
Ü6G60 aandeelen heeft, de Specie-Bank
(60400 aandeelen), de Industrie-Bank
(10000 aandeelen) en de Bank van
Formosa (2522 aandeelen).
Verder is de Mikado bij de volgende
ondernemingen geïnteresseerd; bij de
Nippon Yoesen Kaisha (met 80550 aan
deelen), de Electriciteits-maalschappij
te Tokio (5829 aandeelen), do Gas-Mij.
te Tokio (200 aandeelen), de Japan
sche zeeproductenmaatschappij (500
aandeelen), de Fuji-Papiermaalscliap
pij (10000 aandeelen), de Oostersche
kolonisatie-maatschappij in Korea
(5000 aandeelen), bij twee scheep
vaart-ondernemingen en bij het Im
perial hotel te Tokio.
Deze aandeelen hebben te zamen
waarde van 100 millioen yen. Daarbij
komen nog 20 millioen yen in oorlogs
obligaties, 27422 aand. van den ouden
Japanschen staatsspoorweg en 27699
aandeelen van de Hokkaido-Tanko-
Maatschappij.
Vervolgens komt het onroerende
goed van den keizer. Het bestaat uit
2053000 cho bosschen (1 cho is 99.17
Are) en 149000 cho landerijen, ver-
der nog 549 cho parkgrond. De palei
zen met hun kostbare inrichting
Zwart schijven op: 2, 7, 10, 11, 12, 16, 17, 19, 20, 39 en 44.
Wit schijven op 21, 26, 27, 28, 29, 30,31, 33, 36. 37 en 41.
Oplossingen van deze problemen
vorden gaarne ingewacht aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag
November a.s.
Oplossing van probleem No. 403,
van don auteur: Wit 38—32, 30—24,
3-4—29, 37—32, 39—34, 29-24, 36-31,
41 1, 1:5 of 4!
Een prachtstukje, ons compliment
aan den auteur.
i „Haarlemsche Damclub" brengt
den auteur evenzeer hulde, en dankt
hem zeer voor zijn opdracht.
Oplossing van probleem No. 404,
in den auteur: Wit 29—24, 39—34,
16—11, 28—23, 32:1!
Beide probleems zijn goed opgelost
door de hoeren: R. Bouw, L. Brom-
met, W. v. Daalen, P. J. Eype, J. Ja-
cobson Azn.. W. J. A. Matla. C. Se-
rodini, J. Sicgerist, J. W. Tieskens,
F. Th. Timmer en Mej. M. v. d. Boo-
men.
Probleem No. 404 werd goed opge
lost door den heer M. Haveman Lzn.
CORRESPONDENTIE.
II. te D. Uwe beoordeeling is wat
ondoordacht. De oplossing van no. 403
werd door u foutief gegeven. U zegt:
37—32, 33—28, 38- 33, maar dan vra
gen wij, wat moet zwart na 38—33
slaan?
Ooik no. 404 verdiende beter. Hoewel
de stand niet bepaald mooi genoemd
kan. worden, moet wit na den eind-
slag nog zeer correct spelen om winst
te verkrijgen. U bent bij uwe beoor-
dceling er wel wat losjes overheen
gel o o pen.
„Getrouw lezer". Dank voor uwe
belangstelling. Do behandeling der
openingen en voortzettingen zal lan
gen tijd in beslag nemen, doch wij
willen gaarne alles doen om de ru-
bi'iek aantrekkelijk te maken. Met
uwe opmerking omtrent het bedoelde
vraagstukje zijn wij het niet eens.
Indien de gegeven voorbeelden goed
bestudeerd waren, was het geenszins
moeilijk om do opiossiug van hei
vraagstukje te vinden; het is een om
zetting van het laatst door ons uit
gewerkte voorbeeld.
VOOR DE JEUGD,
Hierdoor wordt zwart
vluchtveld te nemen op de lijn 26—3,
2 witte dammen,
Wit 9—22
9-18
9-13
32-41
of op -42 of op 48
Wij laten hier thans de
van het vraagstukje volgen, dat wij
voor twee weken ter ontleding gaven.
Stand: zwart een dam op 26.
Wit drie dammen op 9, 10 en 14.
Wit Zwart
14—32
door een offer
bijv.
Zwart 26-17
26—12
26-8
26-3
Zwart kan dus
vluchten.
26—42
10—15 42—43
Op zwart 4247 volgt wit 9—36 en
vart is opgesloten.
9-25 48-31 of 26
15—42 48
32—43 4839
25 481
Had zwart als eerste zet 26—48 ge
speeld, dan volgt wit:
9—25 48-26
25-48 26 tot 8
van 26—3 is zwart dadelijk verloren
door wit 10—14 enz.
32—21 26
10-37 26 42
48 37!
Na 2648 van zwart en 925 van
wit kan zwart ook spelen:
48-31
10-4 31-42
415 42-31 of 26
15—42 en>z., als boven.
Een go-ede oplossing mochten wij
ontvangen, doch die zoo in de punt
jes was uitgewerkt, dat daarvoor den
oplosser, den heer W. Polman te Be
verwijk niets dan lof toekomt.
Wij sluiten hiermede de rubriek
„voor de jeugd", omdat de jongelui
niet meer van 'hunne belangstelling
blijk geven.
Daar nochtans door oud-eren zeer
veel belangstelling word't betoond,
zullen wij ondier den titel van „Dani-
cui'sus" a.s. week aan de behandeling
der openingen enz. beginnen.
Gaarne waren wij reeds nu aange
vangen, hadde drukke dam-aangele-
genheden onzen tijd niet zoozeer in
beslag genomen daarom tot a.8,
week geduld.
De Haarlemsche Damclub houdl
haar bijeenkomsten lederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het ge
bouw „De Nijverheid", Jansstraat 8a,
alhier.
Liefhebbers vain het damspel zijn
daar welkom.
Voor het lidmaatschap kan men
zich bij -het bestuur aanmelden.
Inlichtingen verstrekt gaarne de
Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34, Telephoon 1543.