O, zeg nu maar geen lieve din gen, antwoordde hij bitter, dat geeft niets meer. Maar ik wil u toch zeggen, hoe 't mij spijt, dat 't tot hiertoe gekomen is. Ik voel mij schuldig. Uw vriend schap was mij zoo aangenaam. Waar om liet u het niet daarbij? Als je zelf wist, hoe bekoorlijk jo was, zou je dat niet vragen. Wit je ziet, moet je wel bewonderen, wie je kent, moet je liefhebbenKun je mij tenminste niet eenige hoop ge ven? Neen. Vergeef mij, dat ik schijn baar hard ben. Ik ben dat uit werke- lijke vriendschap voor u. Ga been en zoek, wat gij gemakkelijk zult vin den een vrouw die beter in staat is, u gelukkig te maken. Niemand kan dat hartelijker wenschen dan ik. Zeg mij één ding: is er een ander? Neen. Dan moet je mij niet afwijzen. Ik vraag geen vertrouwen, dat je mt] niet vrij uit kunt zeggen. Maar je hadt mij niet zooveel van je zelve moeten vertellen. Als xk je opgeef, moeten er betere redenen zijn dan je hebt genoemd. Ik moet in de positie blijven, waar xk in ben. Ik was er tevreden mee tot jij kwam. Jij hebt mij in de war gebracht. Ik verzoek je éfr. ding: verlaat Brighton. Je zult mijn geluk meenemen, ma&r ik zal mij troosten met de gedachte, dn ik jou xiiet ongelukkig heb gemaakt. In baar stem was een ongewone, onvexklaarbare bitterheid. Fred was niet bereid, zoo ineens al zijn hoop op te geveu, zijn droomen te zien op gaan in nevel; maar protesteeren noch smeeken hielp. Zeer beslist was Mona Lindsay, en die beslissing was tegen hem. Voor mevrouw Pelson was H, of de eene- tragedie de andere volgde. Jaren lang had zij gehoopt, haar zoon ge trouwd te zien: ernstig had zij gezocht naar een vrouw, die geschikt voor hem was. Die taak was moeilijk; want zij stelde hcoge eïschen. Met tact had zij verschillende jonge da mes in ziin nabijheid gebracht; maar nooit had hij eenïtze neiging getoond. En thans kwam hij haar kalm vertel len. dat hii, wat ook de gevolgen mochten ziin. Vs'oten was Ie trouwen met een van de bedienden bij Vaston. -als die hem wilde hebben. Dat laat ste prikkelde mevrouw Pelsons patri cische gevoelens. Wat bedoel je? vroeg zij. Precies wat ik zeg. Geen enkele der jonge dames uit onze omgeving vond je goed genoeg en nu kies je een bediende. Wat heeft die dan zoo in haar voordeel? Als u haar ziet, zult u 't ant woord op de vraag hebben. De lof van verheiden wordt gewoonlijk ridi cuul gevonden. Ik heb geen lust, in de oogen mijner moeder belachelijk' te lijken. Maar waar 't Mona Lindsay betreft, ben ik volmaakt gerust._ Maar al vereenigt dat meisje al le voortreffelijkheden van haar sekse, daxx is ze nog een onmogelijke partij. Zij denkt natuurlijk, dat ze een goed huwelijk doet ,zij verwacht meesteres te worden op Baxdale Hall waar wij misschien nooit meer komen. Als die client van Beront en Mallow ons verdringt, ziin wij doodarm. Als je vriendin dat ontdekt, zal zo waar schijnlijk zeggon, dat je haar hebt misleid, en daarvoor zal zij je duur laten betalen. Maak u daarover niet ongerust. Wetend, hoe onzeker 't is, dat wij Baxdale zullen behouden, heb ik dat nooit zenoemd. 't Zou trouwens niets aan de zaak veranderd hebben. De liefde van Mona Lindsay is niet te koon ;armoe<ie zou haar niet beletten lief te hebhen. Ik bood haar niets an ders aan dan mijn kapiteinsrang en traktement Zij wees mij af. Waarom, ik kan het niet gissen. Ik wilde, dat u het srin? onderzoeken. Wilt u met Mona snreken? Zeker. Denk er don aan. dat ik het ge luk van miin leven zet op dezen worp U heeft lans uitsezien naar een vrouw, die ik kon liefhebben met ge heel miin hart. Tj zult die zien, als u voor Mona staat Op Cleburn Cliff, bij de duinhel ling. waren Fred en Mora gewoon, elkaar te ontmoeten. Dit gebeurde nu niet meer. Mona had geweigerd het spel van vriendschap voort te zetten, toen zij wist. dat het liefde beteekende. Toch bleef Clebourn Cliff 'n magneet voor baar al3 een nlek van blijde en droe ve herinnering. Op een avond wandelde zij uit de drukte naar dat stille oord. Verdiept in haar gedachte merkte Mona nau- weliiks, dat een vrouw het pad volg de naar de plaats waar zij zat. Met een beleefden groet ging de vreemde linge naast haar op de bank zitten en begon een praatje. Mona antwoordde ongedwongen, en spoedig voelde zij groote svmnnthïo voor die grijze, voorname dame. Plotseling nam het gesprek een dra matische wending. Noem mii niet kwalijk, maar is u juffrouw Mona Lindsay? Ja. Heeft u hoop, dat Fred Pelson hier vanavond weer komt? In "t- halfdonker zag mevrouw Pel son het tengere figuurtje zich trots oprichten. O, maak u niet boos, kindlief. Ik heb een andere, zoo niet diepere, be langstelling voor Fred Pelson dan u. Ik ben zijn moeder. Waarom wil u niet. de vrouw van mijn zoon wor den? Dat is een moeilijk onderwerp voor mij om over te spreken. Natuurlijk. Maar u begrijpt: ik ben oud en ik zooi Fred graag ge trouwd zien. Verscheidene vrouwen hebben getracht, hem te behagen. Soms hoopte ik, soms vreesde ik, dat er eene zou slagen. Maar hoop en vrees bleken ijdel. De liefde trof hem nooit, eer hij ie Brighton kwam. Hier beweert hii zijn ideaal te hebben ge vonden. U begrijpt, dat u nu voor mij de belangrijkste vrouw van de gehee- le wereld bent creworden. ik mankte mij een voorstelling van u en naar mii blijkt, een geheel verkeerde voor stelling. De eene vrouw leest gemak kelijk wat er omgaat in de andere. Ik heb in uw ziel gelezen. Een moeder staat niet graag haar zoon af aan een andere vrouw ik ben bereid. Fred laan u toe te vertrouwen; ik weet ze ker, dat u hem gelukkig zult maken. Wilt u? Ik dacht eerst "k durf 't nu wed bekennen: een bediende kon on mogelijk een geschikte vrouw zijn voor mijn zoon. Ik neern dat terug. Ik verlang even sterk u als dochter te hebben als Fred u begeert tot vrouw. Niets zal mij liever zijn dan u te ver welkomen als schoondochter. De vriendelijke toespraak maakte het meisje week. Tranen blonken in hare oogen. 't is moeilijker u te antwoorden dan 't was Fred le antwoorden, maar uw vriendelijkheid verleidt mij, u mijn vertrouwen te schenken. Ik wees Fred af zonder hom te vertellen waar om! ik zal dat aan u zeggen, 't Ttete-e- kont, do onthulling van een geheim dat ik diep heb begraven ;een geschie denis die ik het liefst zou vergeten, aJs ik kon... Maar 't zal u eon antwoord geven on tevens mijn antwoord, aan Fred verklaren. Hoewel ik nog jong ben, heb ik de bitterheden van het loven geproefd. Ik ben nl eclitgenoote ge weest on nu weduwe. Mona Lindsay is mijn eigen naam, mijn aangetrouw- dou naam heb ik voor aifjjd uiige- wischt. Ik was nog maar een kind, toen ik de wereld ingestuurd werd, arm en eenzaam. Terwijl ik werkzaam was als gouvernante, kwam er in mijn le ven een man, mijn meerdere in jaren en in maatschappelijke positie. Ik be viel hem; hij liet mij den mooien kant van zijn karakter zien, en ik was le jong om argwaan te hebben. Blij. eon eigen tehuis te krijgen, meonende be mind te worden, trouwde ik.... Maar biina terstond berouwde 't mij. Mijn echtgenoot bleek een man van het slechtste type. Hij was van goede af komst. maar reods lang verloochend door ziin familie. Hij zocht lage ge noegens. Binnen enkeie weken had hij mij reden gegeven van hem te walgen. De herinnering aan die dagen is afschu welijk. Gelukkig duurde het niet lang. Na twos jaar stierf hij ten ge volge van zijn bandeloos leven. Dade lijk maakte ik mij los van de minder waardige omgeving, waarin hij mij had gebracht. Jk zocht een betrekking elders en ik deed mïjzelve de gelofte, dat ik nooit weer de vreeselijko mar teling. die mijn huwelijk was geweest zou riskeeren. Arm kind! zei mevrouw Pelson zacht. Ik begrijp wat ge voelt, en ik zou je niet graag roepen tot een tweede martelaarschap.... Maar ge loof je, dat een huwelijk met Fred een herhaling van die dingen zou kunnen zijn? De hemel beware mij voor zulke gedachten! Maar F rad weet van dat alles niets af... Als hij 't vernam... Zou dat aan zijn gevoelens niets veranderen. Waarom ook? Je bent slechts te beklagen. Je hebt groot ver driet gehad, maar dat behoeft je ge- heele ventere leven niet te bederven. Je trouden tijd ligt nog voor je, niet achter je. Vergeet die gelofte, gedaan onder den indruk van 't oogenblik... Heb 't je heusch nooit berouwd, die gelofte te hebben gedaan? Ja eenmaal: in het uur, toen Fred mij vroeg, zijn vrouw te wor den. Laat ik je dan verzekeren, lieve, dat Fred je voor den tweeden keer zal vragen. Maar een ding moet ik je nog duidelijk zeggen. Hij vroeg je eenvoudig als kapitein Pelson. Hij vertelde ]e niet. dat hij de bezitter van Baxdale was. Dat was verstandig van hem; want zijn aanspraken op Baxdale ziin zwak en worden op dit oogenblik betwist. Dat zal geen teleurstelling voor mii ziin. antwoordde Mona glimla- chend. De vrouw van Fred Pelson be hoeft do meesters van Baxdale niet te benijden. Dit nam de laatste moeilijkheid e.a de twee vrouwen, die hem liefhad den, regelden de bijzonderheden van kapitein Pelson'? huwelijk buiten zijn medeweten of goedvinden. 't Bruiloftsdiner werd gegeven in 't restaurant Vaston, en de jonge me vrouw Pelson gaf er de voorkeur aan. j gee.n huwelijksreis te doen, maar de j wittebroodsweken door te brengen te Brighton, waar 't seizoen nu op zijn hoogst was. 2e vonden gelegenheid genoeg, zich te amuseeren. I Veertien dogen pas waren ze ge- trouwd, teen een zeer officieel uit ziende enveloppe werd overhandigd aan Fred. Haastig las hii den inhoud on zag toen zijn vrouw aan. De slag is gevallen. De cliënt van I Beront en Mallow is gearriveerd. Ze zouden graag een onderhoud met mij hebben en stellen voor: morgenmid dag op Baxdale Hall. Mag ik met je mee? Misschien is het met die aanspraken niet zoo erg als je denkt. Hij schudde het hoofd. Beront en Mallow zouden mij niet noodeloos hebben verontrust. Een maand geleden, zou ik Baxdale, on gaarne hebben opgegeven, maai zon der vex-zet; nu zou ik, om jou, er gaar ne voor vechten. En mij berooven van de gelegen heid je te bewijzen, dut ik je liefheb om je zei ven? Neen, Fred; het v ex-lies van Baxdale zul ons geluk niet ver minderen. Den volgenden nxorgen verlieten de heer en mevrouw Pelson Brighton. Mona trachtte opgewekt te zijn; de poging van haar echtgenoot om dat voorbeeld te volgen, had weinig suc ces. Baxdale was prachtig en waard een gebiedster te hebben als hij ex- kon brengen .Nu ontglipte het hem op 't oogenblik dat hij er 't meest naar verlangde. Zijn spijt werd sterker, toen Mona, voor het eorst het buiten ziende, haar bewondering voor het mooie huis, ge nesteld in groen, niet kon verbergen. Een aardsch paradijs! x-iep zij uit. Ja... waaruit wij worden verdre ven, niet eens door een vlammend zwaard, maar door een stuk gezegeld papier, 't Was een bitter woord voor een bruidegom, een vreemde thuiskomst voor een bruid. Mona betrad haar huis om het von nis le hooren uitspreken, dat zij geen recht had, daar te wonen. De advokaten waren er nog niet, evenmin als hun cliënt. In de biblio theek wachtten de jonggehuwden hen. Fred had geen rast. Telkens ging hij naar 't venster om naar den weg te kijken, of er iemand kwam. Geen spoor. De klok sloeg langzaam de twaalf slagen van het middaguur. Nog niemand. Man en vrouw stonden ijgend zij aan zij. Fred drukte vas ter haar aan zijn hart. De twaalfde slag trilde weg. Eindelijk is het afgesproken uur gekomen, fluisterde de kapitein. Ja, lieveling, 't uu.r is inderdaad gekomen en ook de eischer! Mona sloeg de armen om zijn hals en verborg haar gezicht aan zijn borst... Langzaam begon Fred Pelson de waarheid to vermoeden, Lieve hemel. Mona, bon jij?... Ja, Frad, ik ben de gevreesde rechthebbende. Als de weduwe van Ralph Smith bon ik zijn wettige erf gename en die van Baxdale Ilall. Ralpli Smith heeft mij veel verdriet aangedaan, maar onbewust was hij ook oorzaak van eon der gelukkigste gebeurtenissen in mijn leven: hot voorrecht van dit uur, waarnaar ik zoo heb verlangd. Toen ik niet. hem eet rouw d was, gingen wij naar het buitenland; hij meende, dat hij niets meer hod te hopen van z'n vader. Hü werd 'n valsche snelor op badplaatsen 't vasteland. Op zekeren nacht 1 hij 't minder handig dan ge woonlijk; er ontstond twist en met het mes was hij niet zoo geoefend als met de kaarten. Hij werd doodelijk gewond en werd begraven op het kerkhof in Italië. Ik was weduwe en had. met het ge trouwde leven afgedaan naar ik dacht, voor altijd. Drie jaar bleef ik in 't buitenland betrekking; maar ik verlangde naar Engeland, "t Lukte mij niot, weer een betrekking als gouvernante te krijgen; daarom was ik eindelijk ■i. die bij Vaston te vinden. Miin man had mij volkomen onwe tend gelaten, omtrent zijn familieza ken, en ie begrijpt, dat ik er niet nieuwsgierig naar was. Maar eens ving ik in 't café een gesprek o.p over James Smith en Baxdale. Enkele din- en wekten mijn belangstelling. Zon der de gedachte, iets te zullen winnen ■en ander te verdringen, schreef ik aa-i Beront en Mallow. Ze kwaï dodelijk om met mij te sproken. Ik gaf hun mijn documenten en alle ee- wenschip inlichtingen. Een en ander scheen hen ere te interesseoren, zü beloofden, hun best, voor mij te zul len te doen... Kort daarna leerde ik jou kennen, masr ik had geen flauw verm-ocden. dat jij iets maken had met Baxdale Hall. Eerst toon ik je moeder sornk. logon ik den zonder en toestand to beSTiipen; Tk had 'ïgonliik niet ;n spanning mogen houden; maar. Fred, de verzoeking om mün blii geheim te bewaren tot dit oogenblik. was zoo groot! Beken nu, dat do verre»»ing je sc.hodeloos stelt voor dien angst. Natuurtiik doet ze dof. Mleen lülcf 't of ik. in plants van ie te bren gen in mijn huis, door jou ben ge bracht. in hef, jouwe. Ja, zoo lijkt 't. Maar kunnen wij 't niot regelen op deze manier? Ik geef jou de eerste plaats in mijn huis, als je mii do opperste plaats in je hart geeft. Die plaats lieh je al. Dat weet ik maar zeg het ruog eens; ik hoor 't zoo graag. En hii zei hot haar nogmaals met de hartstochtelijkheid van een min naar. En nu, besloot zij glimlachend, zullen wij ieder laten zien, dat liefde machtiger is dan de wet. (P. Gr. Ct.) De trots vao het musenm Wij waren op kostschool en zouden op een Donderdagmiddag, in plaats van de gewone wandeling te maken, met zijn twintigen ongeveer een mu seum van oudheden gaan bezoeken. Met weiixig eerbiedige nieuwsgie righeid dwaalden we rond door de groote zalen, gingen vrij onverschil lig voorbij al die overblijfselen uit het grijs verleden en luisterden nóg orverschïlliger naar de verklarin gen, die onze geleider zich van tijd tot tijd verwaardigde te geven. Opeens deed hij ons stilstaan voor een inderdaad prachtig gebeeldhouwd kistje, en als om ons een hoog denk beeld te geven van zijn artistieke ontwikkeling, begon hij over de schoonheid van dit eerbiedwaardige voorwerp uit te pakken. Nu, dat er heel wat werk aan gesveest was, kon den we zelf ook wel zien, en gereede- lijk aanvaardden we zijn verzeke ring, dat meer dan één kunstenaar zijn heele leven er aan besteed had, om het beeldhouwwerk zoo volmaakt mogelijk te krijgen. Een verzamelaar zou inderdaad zijn halve vermogen gegeven hebben om het kostbare kist je in zijn bezit te krijgen. Om deze zeldzame antiquiteit tegen de aanraking van schennende handen te beveiligen, hing er een bordje bo ven met de strenge waarschuwing: ..Het is volstrekt .verboden dit kistje aan te raken; uiterst breekbaar, voor werp van onschatbare waarde." E11 dat men niet ongestraft dit ver bod zou overtreden, bleek ons al spoe dig. Want zoodra wij in jeugdige dar telheid een beetje al te dicht bij het .voorwerp van onschatbare waarde" kwamen, schoot er een bewaker op ons toe, die er uitzag, alsof hij des noods met levensgevaar het kistje zou verdedigen. „Pas op," riep hij uit, „niet te dicht bij hoorl Ge ziet hier het zeldzaam ste kleinood uit geheel het museum. Eigenlijk moest het geheel in de wat ten liggen, en van binnen is het nog veel fraaier dan van buiten. Maar de minste aanraking is in staat het on herstelbaar te beschadigen. En toch zijn er bezoekers, lichtzinnig wat zeg ik xnisdadig genoeg om het on geschonden voortbestaan van dit voorwerp, de trots van het museum, in de waagschaal te stellen. O, als ik er niet was, het kistje zou al lang ver dwenen of vernield zijn. Maar niet dan over mijn lijk zullen ze het be reiken 1" En bij deze oorlogszuchtige tirade brac te de oudgediende zijn hand op de plaats, waar vroeger zijn sabel had gehangen en wij weken verschrikt achteruit, van verre nog nieuwsgieri ge blikken werpend op het voorwerp, dav zich in zoo aanhoudende zorgen an den ouden soldaat mocht verheu gen. „Weest u maar niet bevreesd," sprak onze onderwijzer op zalvenden toon alleen om die manier van pra ten hadden we al een hekel aan den man tot den bewaarder. „Deze jon- ceheeren weten de kunst en hare pro ducten te waardeeren en te eerbiedi gen. Overigens prijs ik uwe bezorgd heid, want dit kistje is inderdaad een allerzeldzaamst kunstvoorwerp uit het Assyrische tijdperk. mijnheer," ging de bewaker ge vleid voort, „als ik het u van binnen mocht laten zien. Maar, helaas, de reglementen zijn zoo streng op dit punt. Ik begrijp intusschen dat ik van deze nette jongeheerexi niets te vree- zen heb." Nu was het onze beurt om gevleid te zijn, en met gezamenlijke krachten slaagden we er in een bedrag van achttien stuivers bij oen te brengen, dat onze onderwijzer zonder er zelf ook maar iets bij te voegen met majestueus gebaar den bewaker in de hand liet glijden De wakkere verdediger der kost baarheden van het museum werd hierdoor de welwillendheid en gedien stigheid zelf, en bood genadig aan ons verder rond te geleiden, wat hij met het oog op het kostbare kistje veilig doen kon, want wij waren de eenige bezoekers van het museum. En zoo, in gezelschap van dezen auto riteit, zetten wij onzen tocht te mid den van al die eerbiedwaardige oud heden voort Mij intusschen kon het wel haast anders had een onweerstaanbaar verlangen aangegrepen het prachtige kistje aan te raken en het ook van binnen eens te zien. Wat een held zou ik zijn in de oogen van mijn makkers, als ik vermetel en stout moedig mijn slag sloeg en hun later in het diepst geheim kon meedeelen wat het kostbare kistje bevatte. Zonder tijd te nemen, om er nog eens over na te denken, deelde ik mijn plan mee aan een van de ande ren, die mij moest helpen om de aan dacht van onzen onderwijzer en van aen gestrengen heer bewaker af te leiden. Mijn vriend trachtte mij van mijn gevaarlijk voornemen af te houden en vroeg wat ik beginnen zou, als het breekbare voorwerp misschien bij mijn onvoorzichtige aanraking in duizend stukken uiteenviel. Maar hij pleitte tevergeefs en moest toen wel besluiten mij te helpen. Het gewichtig oogenblik was geko men. Toen begreep ik eensklaps de krankzinnige dwaasheid die ik stond te begaan, het vreeselijk gevaar waaraan ik mij ging blootstellen. Maar ik kon niet meer terug zonder mij onsterfelijk belachelijk le ma ken, en terwijl het koude zweet op mijn voorhoofd parelde, lichtte ik met bevende hand het deksel op. Een oogenblik stond ik als ver stomd. Mijn geest weigerde op te nemen wat mijn oogen zagen en in die seconde kreeg mijn vertrouwen in de menschen een schok zóó vree selijk als nooit te voren of daarna. Reeds wenkten mijn makkers mij, dat er gevaar dreigde. Haastig sloot ik het kistje weer en voegde mij bij het gezelschap. De anderen ontvingen mij ongeveer zooals men een veldheer begroet, die een grooten slag gewon nen heeft, en fluisterend klonken er tien, twintig vragen tegelijk: „Wel, wat heb je gezien? Hoe ziet het er van binnen uil? Heb je niets gebro ken, zeg? Was het prachtig?" Aanvankelijk sprak ik geen woord. Ik liet de nieuwsgierigheid en de al- gemeene opgewondenheid tot het hoogste punt stijgen, en eerst toen we het museum verlaten hadden, sprak ik: „Vrienden, het is eer voudig onbeschrijfelijk. Je moet het gezien hebben om het te kunnen gelooven en begrijpen. Heusch, het is te verba- zii gwekkendIlc kan je er werke lijk niets van zeggen, niets 1" Meer was er niet uit mij te krij gen, en die geheimzinnigheid verhoog de in de oogen mijner makkeis nog den glans van deu heldenmoed, dien ze in mij bewonderden. Nooit heb ik het hun gezegd wat ik daar binnen in gezien had. En dat heeft zijn goede reden. Want xu het diepste vertrouwen deel ik u mede, dat binnen in dat zeldzame kistje, dat „van binnen nog zooveel prachti ger was dan van buiten", niets anders lag dande netjes opgevouwen das van den slimmen bewaker, zijn bril, zijn doorgerookt pijpje, zijn krant en een paar stevige boterham men, die hem straks waarschijnlijk nieuwe kracht moesten geven om „de trots van het museum" tegen mo gelijke oneerbiedige aanrakirg te verdedigen (Centr.) vertegenwoordigen eveneens een groote waarde. Verder bezit de Mika do nog de Yubari-kolenmijn. En ein delijk heeft hij nog liet inkomen uil beter zou ziju, do schillen uit le zeven en op die manier mosterd te maken, zooals thans nog geschiedt. De plant, die het meest voor da de staatskas, dat drie millioen yen mosterd-fabricage verbouwd wordt, bedraagt. MOSTERD. Toen George I koning van Enge land was, kwam er op zekeren dag een nieuwe soort mosterd op de ko ninklijke tafel, het was in 1720 welke Z. M. zóó goed beviel, dat hij ln,st gaf die soort steeds te gebruiken. Hij was niet langer gediend van den mosterd, zooals hij en ieder ander dien genoten hadden, sinds de Fa rao's op den Egyptischen troon za ten. Dit besluit van koning George moet een goede tijding geweest zijn voor zekere dame, die in de stad. Dur ham woonde en die den mosterd vol gens een methode, door liaar zelve uitgevonden, gemaakt had. Tot nu toe had men bij het malen de schillen te gelijk met de kleine zaadjes mee- gemalen, maar mevrouw Clements (zoo heette die dame) bedacht, dat het heet bruine mosterd. Het zaaien heeft plaats in April cn wanneer de schil bruin is, is liet zaad rijp. Na het xnaaien wordt liet voorzichtig op «ten grond te drogen gelogd cn de boer hoopt dan, dat er geen regen zal ko- men, want vochtige mosterd verliest de helft van zijn waarde. Wanneer de schillen broos zijn geworden en ge makkelijk breken, gaat liet naar de dorschmachine, maar dit transport moet met veel zorg geschieden, daar er anders zaden ontsnappen en zich zelf zaaien en dus dc plaats innemen voor boekweit of rogge, dio dan aan de beurt zijn, teneinde dit te voorko men, worden groote lappen doek ot zeildoek gebruikt, waarin het zaad wordt overgebracht. In den molen worden die zadon tot een fijn, goud achtig poeder gemalen. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, prt'-ra mi te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34 Telephoon 1543. Probleem No. 407 van W. POLMAN. Wit 46 4? Zwart schijven op: 3, 12, 14, 18, 19, 22, 24, 28. 30 en 3 Wit schijven op: 21, 27, 31, 35, 38, 42, 47, 48 en 50. Probleem No. 408 van een OUDJE. Zwart IIET PRIVé-VERMOGEN DER JA- PANSCHE KEIZERS. Het Japansche keizerhuis is in het bezit van een aanzienlijk vermogen, dat door de „Deutsche Jajxan-Post" op 500 a 700 inillioen yeu geschat wordt (yen is ongeveer 1.25 gulden). Het baarvermogen bedraagt 160 millioen yen. Het bestaat uit aandeelen in de vier volgende banken: de Japansche Rijksbank, waarin het keizerlijk huis Ü6G60 aandeelen heeft, de Specie-Bank (60400 aandeelen), de Industrie-Bank (10000 aandeelen) en de Bank van Formosa (2522 aandeelen). Verder is de Mikado bij de volgende ondernemingen geïnteresseerd; bij de Nippon Yoesen Kaisha (met 80550 aan deelen), de Electriciteits-maalschappij te Tokio (5829 aandeelen), do Gas-Mij. te Tokio (200 aandeelen), de Japan sche zeeproductenmaatschappij (500 aandeelen), de Fuji-Papiermaalscliap pij (10000 aandeelen), de Oostersche kolonisatie-maatschappij in Korea (5000 aandeelen), bij twee scheep vaart-ondernemingen en bij het Im perial hotel te Tokio. Deze aandeelen hebben te zamen waarde van 100 millioen yen. Daarbij komen nog 20 millioen yen in oorlogs obligaties, 27422 aand. van den ouden Japanschen staatsspoorweg en 27699 aandeelen van de Hokkaido-Tanko- Maatschappij. Vervolgens komt het onroerende goed van den keizer. Het bestaat uit 2053000 cho bosschen (1 cho is 99.17 Are) en 149000 cho landerijen, ver- der nog 549 cho parkgrond. De palei zen met hun kostbare inrichting Zwart schijven op: 2, 7, 10, 11, 12, 16, 17, 19, 20, 39 en 44. Wit schijven op 21, 26, 27, 28, 29, 30,31, 33, 36. 37 en 41. Oplossingen van deze problemen vorden gaarne ingewacht aan bo vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag November a.s. Oplossing van probleem No. 403, van don auteur: Wit 38—32, 30—24, 3-4—29, 37—32, 39—34, 29-24, 36-31, 41 1, 1:5 of 4! Een prachtstukje, ons compliment aan den auteur. i „Haarlemsche Damclub" brengt den auteur evenzeer hulde, en dankt hem zeer voor zijn opdracht. Oplossing van probleem No. 404, in den auteur: Wit 29—24, 39—34, 16—11, 28—23, 32:1! Beide probleems zijn goed opgelost door de hoeren: R. Bouw, L. Brom- met, W. v. Daalen, P. J. Eype, J. Ja- cobson Azn.. W. J. A. Matla. C. Se- rodini, J. Sicgerist, J. W. Tieskens, F. Th. Timmer en Mej. M. v. d. Boo- men. Probleem No. 404 werd goed opge lost door den heer M. Haveman Lzn. CORRESPONDENTIE. II. te D. Uwe beoordeeling is wat ondoordacht. De oplossing van no. 403 werd door u foutief gegeven. U zegt: 37—32, 33—28, 38- 33, maar dan vra gen wij, wat moet zwart na 38—33 slaan? Ooik no. 404 verdiende beter. Hoewel de stand niet bepaald mooi genoemd kan. worden, moet wit na den eind- slag nog zeer correct spelen om winst te verkrijgen. U bent bij uwe beoor- dceling er wel wat losjes overheen gel o o pen. „Getrouw lezer". Dank voor uwe belangstelling. Do behandeling der openingen en voortzettingen zal lan gen tijd in beslag nemen, doch wij willen gaarne alles doen om de ru- bi'iek aantrekkelijk te maken. Met uwe opmerking omtrent het bedoelde vraagstukje zijn wij het niet eens. Indien de gegeven voorbeelden goed bestudeerd waren, was het geenszins moeilijk om do opiossiug van hei vraagstukje te vinden; het is een om zetting van het laatst door ons uit gewerkte voorbeeld. VOOR DE JEUGD, Hierdoor wordt zwart vluchtveld te nemen op de lijn 26—3, 2 witte dammen, Wit 9—22 9-18 9-13 32-41 of op -42 of op 48 Wij laten hier thans de van het vraagstukje volgen, dat wij voor twee weken ter ontleding gaven. Stand: zwart een dam op 26. Wit drie dammen op 9, 10 en 14. Wit Zwart 14—32 door een offer bijv. Zwart 26-17 26—12 26-8 26-3 Zwart kan dus vluchten. 26—42 10—15 42—43 Op zwart 4247 volgt wit 9—36 en vart is opgesloten. 9-25 48-31 of 26 15—42 48 32—43 4839 25 481 Had zwart als eerste zet 26—48 ge speeld, dan volgt wit: 9—25 48-26 25-48 26 tot 8 van 26—3 is zwart dadelijk verloren door wit 10—14 enz. 32—21 26 10-37 26 42 48 37! Na 2648 van zwart en 925 van wit kan zwart ook spelen: 48-31 10-4 31-42 415 42-31 of 26 15—42 en>z., als boven. Een go-ede oplossing mochten wij ontvangen, doch die zoo in de punt jes was uitgewerkt, dat daarvoor den oplosser, den heer W. Polman te Be verwijk niets dan lof toekomt. Wij sluiten hiermede de rubriek „voor de jeugd", omdat de jongelui niet meer van 'hunne belangstelling blijk geven. Daar nochtans door oud-eren zeer veel belangstelling word't betoond, zullen wij ondier den titel van „Dani- cui'sus" a.s. week aan de behandeling der openingen enz. beginnen. Gaarne waren wij reeds nu aange vangen, hadde drukke dam-aangele- genheden onzen tijd niet zoozeer in beslag genomen daarom tot a.8, week geduld. De Haarlemsche Damclub houdl haar bijeenkomsten lederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het ge bouw „De Nijverheid", Jansstraat 8a, alhier. Liefhebbers vain het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zich bij -het bestuur aanmelden. Inlichtingen verstrekt gaarne de Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34, Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 18