BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
sua JaragRCg.
zatekdag 2 NOVEMBER 1912
«8 901c
DE ZATERDAGAVOND
haarlem's basslad kc3t
f 1.20 PER 3 1AANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE OROOTE HOUTSTRAAT SS.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
in haarlem's dagblad zun
advertentl£n doeltreffend,
onze annonces
worden opgemerkt
Het Rijke Natuurleven
MISKENDE VRIENDEN.
Dat zijn van die stille weldoeners,
die, onbegrepen als ze zijn, nog ver
acht worden bovendien.
De oorzaak van die verachting is
niet ver te zoeken. De meeste soor
ten jagen in de duisternis van den-
nacht. Hun jachtgebied is uitge
breid, maar bun jachttijd valt juist
dan, als de meeste andere vogels
gaan rusten. Dat maakt de uilen ge
heimzinnig. Dat is de oorzaak, dat
zij op één lijn worden gesteld met de,
in het donkere woud opgroeiende
paddenstoelen, met vleermuizen en
andere vijanden van het zonnelicht.
En toch zijn de uilen interessant,
al behoort vriendelijkheid niet tot
hun karaktertrekken.
Z'.e ze daar zitten in de toch ruime
kooien van Artis, tegen elkaar ge
drukt of, in een filosophische houding
op een bomnknoest gezeten, door de
afsluiting starend.
Geen enkele gemoedsbeweging wordt
door geluid of houding verraden of
het moest angst zijn, die vooral bij de
kleine steenuiltjes vaak merkbaar is.
Overigens verdragen ze in stille ge
latenheid hun lot en alleen *s nachts,
als de oude herinneringen boven ko
men en de vrijheid hen roept, wor
den ze onrustig, en schijnen ze de ge
vangenschap te halen.
In de vrije natuur moet men vaak
buiten zweiven, om de eentonige
roep der uilen te leeren onderschei
den.
Met eenige oefening is die gauw na
te bootsen en zoo kan men, door tel
kens dit geluid te doen weerkl nkeo,
vaak uit verschillende hoornen ant
woord krijgen.
Minder prettig is de kennismaking
's avonds. Dan glijdt soms plotseling
een donkere schaduw langs het ge
zicht, een zucht, een onhoorbare
Vleugelslag en niet, voor ge u goed
rekenschap hebt gegeven van de ver
moedelijke oorzaak, verdwijnt uw
angst.
Dat was een uil, die daar voorbij
wiekte. De zaohte vceren, in d'-chte
lagen op lichaam en vleugels gezeten,
werden wel bewogen, maar geen kra
kende schachten veroorzaakten het
bekende geluid, zoo eigen aan ver
schillende andere vogels, zoo ken
merkend voor fazanten en andere
hoenderachtigen. Dan moet de uil
geheel vertrouwen op zijn gezdchls-
en gehoororgaan, dan moet bij spie
den, solierp en met alle aandacht.
Ver zijn dan do pupillen geopend em
het minste lichtstraaltje wordt nog
opgevangen.
Een zacht gepiep, een onmeikbaar
geritsel is voor dezen scherp luiste
renden jager nog doordringend ge
noeg, om hoin plotseling van koers
te doen veranderen.
De mooie sluier, die vooral bij de
kerkuilen prachtig is ontwikkeld en
aan een 17de eeuwsche plooikraag
doet denken, doet dienst als tweede
oorschelp. Het eigenlijke oor kan
worden gesloten, als het dier uitrust
van zijn nachtelijke tochten.
Muzen behooren iii de uilenwereld
tot de meest gezochte lekkernij.
De hongerige jongen verslinden er
lederen nacht heel wat, hetgeen dik
wijls mef. proeven is bewezen. Als de
oude vogels van hun jongen zijn be
roofd, trachten ze te weten te komen,
waar deze govangen woerden gehou
den, en als hun dit is gelukt, brengen
ze per nacht vaak een dozijn muizen,
die ze, wanneer het hun onmogelijk
is, de jongen te voeren, voor de kooi
neerlegden. Weinig storen ze er zich
aan. dat het. gebrachte voedsel niet
wordt genuttigd. Hun hinderen roe
pen om eten, cn d"S zullen zij moeite
doen. dit te bemachtigen. Of zij daar
bij zelf gevaar loopen, schijnt nooit
een punt van overweging te zijn.
Merkwaardig is het ook, dal het
instinctieve verdriet telkens weer
schijnt (e verdwijnen, als ret oude
dier weer wegvliegt om nieuwen voor
raad te halen. Dan, en ook als hij
terugkeert, vliegt de vogel even op
gewekt, rond, maar zoodra de gevan
genschap der kie nen weer tot hem
doordringt, verandert hij plotseling
van houding, zit, treurig te staren
naar die onoverkomelijke hindernis
sen en tracht de jongen mee te lok
ken naar de vrije ruimte, naar het
groote jachtgebied, waai- zij konden
heerschen, zonder eenige beperking.
Mooi is de beschuttende kleur, die
Vooral bij de kerk-, maar ook bij de
steenuilen zoo'n merkbare overcen-
/komst vertoont met "de ©mgev'ng.
Vooral de laatste, de kleinste on
der onze uilen, heeft zoo'n mooi spik
kelpakje, dat hij te midden van oude
kalkmuren, en zelfs op oude boom
stammen, bijna niet wordit opge
merkt.
Deze kleine roover is een vijand
van de zangvogeltjes, zooals algemeen
bekend is, maar ook een muizenbout
je, versmaadt hij niet en zelfs hage
dissen en kikkers worden met zijn
tiooge gunst vereerd. Met zekerheid
weet ik, dat iemand een stecmr ltje
een paar maanden achtereen slechts
voedde met levende kikkers en het
diertje scheen er wel bij te varen.
Van him nest maken de uilen, even
als de meeste 'holbewoners, weinig
werk en ook de steenuil vertoont geen
arohitectonisch talent.
Kunsteloos is het bed, dat hij
spreidt voor zijn toekomstig kroost,
eenvoudig is de woning, die toch een
paar maanden 'het geheele doen en
laten der vogels in beslag neemt,
waarop al hun energie, hun liefde en
toewijding wordt geconcentreerd.
Vier a vijf eitjes worden op wat
sprietjes en veertjes gelegd en het
spreekt bijna van zelf, dat deze wit
zijn. Diep weggeborgen in holle hoo
rnen of oude muurgaten, worden ze
toch niet opgemerkt door een kraai,
die een e11je voor zijn ontbijt noodig
'heeft, of een eekhoorn, die zco tus-
sohen de dennenzaden in, wel eens
een kleine afwisseling wil hebben.
De witte, bijna bolvormige eieren,
worden eindelijk open gewrongen en
dan verschijnen de kleine hongerige
jongen, die weken lang alle zorgen
vragen. Ze sperren den kleinen,
reeds gekromd-en snavel wijd open
en van dat ooigenbli'k af kennen de
ouden geen rust meer, van dat oogen-
bl k af moeten zij al hun krachten
inspannen om buit te bemachtigen
en hun leven wordt pas weer wat
kalmer, als de jongen voorgoed zijn
weggetrokken, oim in den verdelgings-
krijg mee te strijden.
II. PELSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Het niet inslaan van de pa-
nïers. Ceintuurs. Nor
male taillelijn. Stoffen.
T oileto nde r de ele n
Reeds sedert het begin van dit jaar
kon men duidelijk opmerken, dat er
in de heersdhende modes een groote
verscheidenheid was, hetgeen niet
naliet het vermoeden te wekken, dat
men naai- een zekere mode-uiting
zocht, die dan als zijnde: De Mode,
aanvaard zou moeten worden! Men
denk© slechts aan het onophoudelijk
lancceren der paniers, die reeds op
verschillende rofchoogten werden aan
gebracht, zonder dat men kan zeggen,
dat ze eigenlijk zijn ingéslagen.
De moderne vrouw wil van de pa
niers niets weten en ze hebban voor
alsnog geen kans op succès. Toch
hc-eft dat probeeren zijn invloed op
de mode doen gelden, want daardoor
is de fourreau geheel en al van het
het töoneel verdwenen. De fourreau,
die een onberispelijk figuur volkomen
recht deed wedervaren, doch die in
het tegenovergestelde geval, alle fou
ten ineeduogenlocs in liet Jicht stelde!
Ook de empice-rokkén zijn langza
merhand verdwenen en do taille-lijn
heeft haai' normale plaats weer in
genomen.
Het spreekt van zelf, dat daarmede
de ceintuur weer is ingevoerd; en
men kan zich dan ook geen modern
toilet denken, zonder ceintuur. Het
zij basquekleedcng, tuiuque, of korte
sohoot-tailie, aan geen van alle man
keert de ceintuur!
Voor moderne wi r,terjaponnen
wordt veel met tweeërlei kleur en met
tweeërlei stof gewerkt.
Zoo ziet men vaak geruite en effen
stof. De rok is dan glad of geplis-
seord van effen stof cn de lange
scboot-taill© van Sehotsch in dezelf
de nuance. Deze japonnen die voor
gekleede visite-japonnen gelden, wor
den onder de groote mantels gedra
gen, die iii d't jaargetijde zoo onmis
baar zijn.
Ook met gestreepte stoffen kunnen
velerlei combinaties tot stand ge
bracht worden. De rokken worden
clan veelal geplisseerd en met effen
biais gegarneerd van laken in een
afstekende kleur.
Alhoewel de tailleur zich nog steeds
in de gunst der modedame verheugt,
worden er toch geregeld aparte man
tels en jacquetten gebracht in: la
ken. fluweel, astrakan, pluche enz..
om van de bontmantels niet te spre
ken.
Het fijne laken is op het oogenblik
de: „dernier cri", hetgeen evenwel
niet wegneemt dat voor avondjapon
nen nog veel fluweel gedragen wordt.
Dames, die veel uitgaan en toch
met een bescheiden kleedgeld moeten
rondkomen, hebben veelal een zwart
fluweelen tailleur-costuum met een
aparten sleeprok, hetgeen tegenwoor
dig de gelegenheid biedt om zeer mo
dern te zijn; want de fluweelen avond
japonnen worden maar zelden meer
met een fluweelen taille gedragen,
doch met tailles van wit satijn die
met zwarte mousseline de soie of
zwarte chantilly-karit overtrokken
zijn
Voor de gekleede tailles,, blijven de
staande halsboorden-nog steecis tot
de hooge uitzonderingen behooren.
Of men heeft een.ronde hals met net
passend kraagje, of men is min ol
meer gedécolleteerd.
Do mode van hei décolleté neemt
jaar voor jaar toe en daarmede de
behoefte aan tal van shawl's, échar-
pen, boa's, bontcolliers enz., die zoo
wel voor de chic, als tot beschutting
dienen. Behalve het 'kostbare herme
lijn en de dito struisveeren boa's,
worden tal van bontsoorten als zoo
danig benut.
Bijzonder voor dit deel geschikt,
zijn de marabout boa's, die men in
zwart, naturel en genuanceerd grijs
brengt. Dit artikel is lioht, warm,
flatteus en weinig kostbaar.
Mousselinen écharpen en kanten
shawl's worden nog veel gebruikt.
Nieuw op dut gebied is: eeii zwart
kanten chantiJly shawl, die gevoerd
is met ivoorkleurig sain 'duohess© en
met bonten, veeren of maxabout-
randen omzoomd!
Voor theater en concertzaal zijn
handschoenen geen bepaalde ver-
e'scbte een modegril, die mooi ge
vormde, blanke handjes in de gele
genheid stelt te kokc-tteeren "met kost
bare ringen, armbanden en wat dies
meer zij; want alhoewel de nieuwe
mode avondjaponnen brengt waar
van de n a uwshii tende-rn ouwen tot op
de hand vallen, de armbanden zijn
daarmede niet verbannen maar wor
den nu over de mouw gedragen,
waardoor de schitterende diamanten
nog meer uitkomen!
De kapsels worden nog altijd laag
in den hals gedragen en zijn lang zoo
omvangrijk niet meer als voorbeen.
Het haar dat in het midden of op zij
gescheiden moet zijn, wondt zooveel
mogelijk over de ooren gedragen;
doch glad haar is niet meer van on
zen tijd. Groote breeds golven (on-
dulation Marcel) is de mode van den
dag! De krullen chignons worden
weer eens vervangen door kleine
kapjes gevlochten haar. Het voor-
haar wordt in penny geknipt en smal
le metalen spangen of schildpadden
bandjes, voltooien de moderne coif
fure.
MARIE VAN AMSTEL.
De Kampioen.
door Hermine Benoit.
Op den muur der tent stond mét
groote letters: Will Slander, en daar
onder nog met scherpere, wijdere
woorden: „Kampioen van Australië.
Zeshonderd francs .voor hein, die den
Kamp oen overwint".
Jan Govers liep voor de tent heen
en weer, en wachtte op zijn vrien
den. Hij had inet hen afgesproken,
dat hij heden zou trachten Will
Slander te verslaan. Hij zou de zes
honderd francs best kunnen ge
bruiken! En borendiien wat zou hij
kunnen verliezen?! Gesteld eens, dat
hij zou worden verslagen niemand
voorzeker zou het Iham euvel duiden.
Men zou zeggen dat hij ongeoefend
was en het zeker nog niet tegen den
vermaarden worstelaar zou kunnen
opnemen. Doch ieder zou zien, dat
hij kracht genoeg had, en zijn kame
raden zouden toch bemerken, dat hij
heel wat mans was.
In Antwerpen hadden de wedstrij
den met Will Slander reeds een groo
te vermaardheid verkregen: iedereen
sprak erover, en geen jonge man uit
het volk, die zij® biceps al eens had
laten weiken, of hij tintelde van lust
het óók eens te beproeven. Toch bleef
Will Slander onverslagen. Sommi
gen fluisterden, dat hij wel eens ge
heime trucs gebruikte, hoewel dit
door kenners vrijwel algemeen werd
tezenzesDroken.
Nu wilde het Jan Govers probee
ren. Hij had zich reeds op de lijst
laten inschrijven, en hij had de vol
doening, dat hedenavond zijn haam
bovenaan stond, dus, dat ij over eeni
ge uren. den strijd had ie aanvaar
den. Hij wachtte nog op zijn vrien
den, Marten de Nooy en Piet, den
rooien Hollander, zooals ze dezen
noemden. Tezamen traden ze de
tent binnen.
Hij voelde zijn hart kloppen, toen
de zaal zich langzamerhand met pu
bliek vulde. Wanneer hij overwon,
zou hij niet slechts de zeshonderd
fres. krijgen, maar ook den roem der
menigte. Hij zag zijn portret al in de
courant.
Jan Govers overwint Will Slander.
En waarom niet? over nel iu-de hij.
Will Slander begon ol oud te wor
den, hij was niet meer de krachtige
man, zooals hij jarenlang triumfen
had gevierd. In vroegere!i tijd, ja,
wde had er in v------"-en tijd aan
duiven denken over Will Slander te
zegevieren? Niemand immers
De leeuw begon af te lakkeien,
dacht. .Tan Gover« Meit vroolii'ken
moed betrad hij het cirkelvormig
strijdperk. Hij hoorde vandaar ver
warde uitroepen, 't leu.tige Vlaamsch
pittig en vol humor, schuimde naar
hem toe, hij lachte, Jan Govers!
Will Slander zeg hem aan. hij Will
Slander. Hij had jas ui'getrok
ken, stond nu in athloien-costuum
tegenover den vermaarden vechter.
En eenskla/os gebeurde er iets
vreemds.
De kampoen kwam naar hem toe,
en legde hem de baud vertrouwelijk
op den schouder. Voor 't eerst hoor
de Jan Govers den athleet spreken en
een rilling van eerbéd voer hem
door zijn bloed. Maar droevig was de
stern van z:jn tegenstander, die in
gebroken - Vlaamsch, tot hem het
woord richtte.
Ik zal u zeshonderd francs ge
ven, als u vanavond niet met me
vecht!
Waarom niet? stamelde hij ver
wonderd.
Omdat ik 't niet tegen u volhou
den kan, hernam de ander laconiek.
Moede sleepte zijn stem. Ik ben
oud u heeft alle kwaliteiten
van een goed worstelaar, zooals ik
ook in mijn jeugd geweest ben. U
zult 't van me "winnen.
Maar hoe zult n t verantwoor
den, wanneer er vanavond rietmand
uitkomt,?
De ander lachte.
A.ls u van den Fi'riVl afziet, vind
Ik wel een strootman. D'ie verliest het
natuurlijk.
Jan Govers overlegde hét bij zich
zelf. Wanneer hij niet vocht zou hij
dus de zekerheid hebben de zeshon
derd francs te verdienen. Doch dan
wist hij beslist, dait zijn vr.enden
hem zouden uitlachen, cn een scheld
naam voor hem zouden bedenken.
Awel! voor zeshonderd francs! Je
deed er wat voor.
Hij stond geheel besluiteloos voor
den kampioen, die hem glimlachend,
vriendelijk lokkend bijna aanzag,
en Jan Govers voelde zijns ondanks
medelijden.
Zou dat ook zijn voorland zijn?
Hoe kort duurden roem en triomf!
Hij was van plan „ja." Ie knikken,
heen te gaan. Toen, ineens, bedacht
hij zich weer.
Wat ging hem die oude kerel aan.
Ba, was 't dan zoo'n moeite voor de
Antwerpse be jongens dien man op
beide schouders te drukken? Jan Go
vers begreep al, walt bet was. Men
vreesde uit oude overlevering den
kampioen. Men ging met niet genoeg
zelfvertrouwen het strijdperk :n. Met
een kennersblik bezag hij de gestal
te van den reus vóór hem. Het was
wel zeker, dat zijn kracht was ge
sloopt. Het zou hem misschien zelfs
gemakkelijk vallen als overwinnaar
uit te komen.
Doe je 't? vroeg Will mei matte
stem.
Neon, riep Jan uit, en hij schud
de den broeden kop. Lk doe 't niet.
De ander zuchtte even onmerkbaar.
Toen beslist sprak hij weer.
En als ik nou zevenhonderd
franken geef?! zevenhonderd fran
ken!
Ik do© 't niet-, zeide Jon vastbe
raden,
Met een ruk richtte zich de oude
kampioen overeind. Dan zou hij dien
jongen Vlaming eens laten zien, wat
energie en oefening itegen kracht
vermochten. Bylo! het jonge bloed
scheen hem weer door de aderen te
stroomen.
De muziek speelde een schetteren
de melodie. Dat bracht tinteling en
vroolijkheid in de rijen. De mannen
op de goedkoope rangen zongen mee,
en Jan thad lust ook mee te jubelen,
te laten hooren, dat 't hem niet sche
len kon, den strijd, dien hij zou on
dernemen.
De muriek zweeg. De worsteling
zou beginnen.
De herdut stak de trompet.
Attentie! Attentie! De worstel
wedstrijd tusschen Jan Govers van
Antwerpen en Will Slander, den
kampioen van Australian. Attentie!
Attentie!
De jury vormde een kring om de
beide vechters, die elkander de hand
gaven, langs elkaar heenliepen, me
kaar vastgrepen, en eren, de boven
lijven gebogen, bijna een soort we-
derzijdsche krachtmeting aanvingen,
die, terwijl ze zachtjes heen en weer
wiieaelden, voor den toeschouwer bij
na niét van belang geleek, maar die
den twee mededingers het bewust
zijn gaf. dat de strijd vinnig zou wor
den.
Jan Govers kwam tot de ontdek
king, dat hij Slanders' m~<-' t onder
schat had, en ook, dat Will meer
waarde had in den worstelwedstrijd
dan hijzelf had toezezeven. Had hij
de zevenhonderd franken maar aan
genomen, peinsde hij. Dan was hij
daar tenminste zeker van geweest.
Dit echter was slechts een oogc-nblik-
kelijke gedachte, die hij weder wist
te onderdrukken. Zijn alhletenbloed
kwam in gisting. Van 't publiek
hoorde hij uitroepen de stentor
stem van den rooien Hollander klonk
tot hem door. Ze gunden hem de
overwinning wél cn Antwerpen. Hij
twijfelde er nu zelf aan. Het was
geen sprookje. Will Slander's vacht.
Of was het de vertwijfeling, d:e hem
zoo vechten deed? Een ondeelbaar
deel van een seconde maar had Jan
Govers opgezien, en hij had bemerkt,
hoe de eigenaar der tent bij 1 gor
dijn stond, den blik vol wrok op den
worstelaar gericht. En hij begreep
alles. De eigenaar had hem ge
dreigd, dat, nu Will's krachten gin
gen tarnen, hij den kampioen bij
diens eerste nede-lang zou ontslaan.
Daarom vocM hii met alle macht,
Een gevoel van sterk metelijden
behcerscHe Jan Govers. Hij wist,
■dat hii zou kunnen ov*rw:"nen! Wat
zou hij daaraan
Wat, waren hii slot, van rekening
•zeshonderd franken?! Zou hij ze niet
met eeiT''k wenken kunnen verdoe
men? Wie op de ha.ven had meer
•krocht dan h-i? De bnzen wilden hem
•allen gaarne!
Dit waren alle slerh'ts gedachten,
die enkele nogc"blikk--m duurden.
•Ineens schudde hij die denkbeelden
van zich af. H;i greep zijn tegenstan
der vast, liet hem een oogenblik
draaien om zijn band als een spil, en
•legde hem neer. De zaal daverde van
•toejuichingen. Men sprong in de
•hoogte, om te zien, of Will op beide
schouders uit gestrekt lag. Dit was
geenszins thet ge\al. Leniger dan ooit
■was do vermaarde worstelaar den
stevigen greep ontglipt en hij lag nu
voorover, de handen op den grond,
de beenen vast gedrongen, in den
brugstand. Het was doodstil.
Ze stonden beiden op, vingen den
Strijd opnieuw aan, thans woester
en stelselloozer. Het publiek verhief
•zich van zijn zetels. Luide aanmoe
digingen klonken van alle kanten.
Jan Govers begreep, dat hij zou kun
nen zegevieren. Zelf was hij nog zoo
friseh en krachtig als bij den aan
vang, terwijl zijn tegenstander ge
heel vermoeid was, en nut in staat
zich veel langer te weren. Hij moest
de zeshonderd franken verdienen.
Toch gaf de Australiër den moed
niet op. Eervol wide hij verliezen.
Men zou nooit van hem kunnen zeg
gen, dal hij iemand gelegenheid had
gegeven gemakkelijk te zegevieren.
Het publiek applaudisseerde heftig.
De Belg zou overwinnen. Dat was nu
zeker. Een ongekende geestdrift
maakte zich van allen meester.
Jan hoorde de stem van Marien de
Nooy, ver boven alle andere gelui
den uit. Zijn aanstaande triomf elec-
triseerde zijn bloed.
Hij greep den ander vast. Het feit
zou worden besl'st. Hij had den Au
straliër op één schouder, hij kon
hem niet ontglippen, zoo hij den an
deren schouder tegen den grond
duwde.
Daar hoorde hij de stem van zijn
tegenstander, klagend smeekend..
Ik hob vrouw en kinderen thuis.
Ineens liet hij hem los. Zij dreun*
den in zijn ooren, de vreemde woor
den.
Ik heb vrouw en kinderen thuis.-
Het publiek, toornig en begeertg,
schreeuwde hem toe.
Druk hem op beide schouders.
Doe heit, vóór het te laat is.
Hij staat al weer op.
Inderdaad had Will zich weder op
geheven. Van alle kanten klonk ge
fluit, gejoel, gesis... Niemand ver
borg zijn drift, zijn teleurstelling.
Maar Jan Govers glimlachte, toen de
derde ronde aanving. Alles was weer
stil in s'trak-gespannen verwachting.
Jan Govers had besloten, zich te la
ten overwinnen, zonder het te mer
ken, dat J>.ij het opzettelijk had ge
daan. En vreemd, hij gevoelde zich
een held gelijk.
De Australiër greep ihem vast, wrong
•hem op den grond, draaide en wen
telde hem. Ze rolden over de mat,
voortdurend. Geen menseh kon ver
moeden, wie de zege zou behalen.
Doch, onvoorziens, wierp zich Will
over den Vlaming. Vlug keerde hij
•hem, drukte hem met beide schou
ders op den grond. Het publiek
schreeuwde van woede.
Vlug sprong Jan op. Hij was ver
slagen.
De twee tegenstanders "reikten el
kaar de hand.
Dank! dank, zeide de worstelaar
dank! dank!
Als ware er niets geschied, zóó be
gaf zich de Vlaming naar buiten.
Bij den ingang ontmoette hij zijn
vrienden, die hem den rug toewend
den.
Hij g'.ng alleen naar huis, iift
hoofd fier opgeheven. Niemand wist
't vreemd geheim. Zijn vrienden
mochten hem verlaten.
Doch hij had 't zonderling gevoel,
dat hij eigenlijk de overwinnaar was,
de ware kampioen! En die trots kon
hem niemand ontnemen.
Een Ruarloosche legende
door
Josef Cohen.
In het midden van de dertiende
eeuw woonde er te Ruurloo een jonge
ridder, wiens naam verloren is ge
gaan met vele ramen, die eens mach
tig hebben geklonken de ridder van
Ruurloo zal hij in dit verhaal lieeten.
Hij was verloofd met een Frarische
gravin, Claire de Meronville, en op
zijn kasteel zon luisterrijk de bruiloft
worden gevierd. De gravin en haar
ouders woonden tot den huwelijksdag
bij den ridder van Bronckhorst, en als
de Ruurloosche edelman zijn bruid
wilde bezoeken, had hij vele uren te
rijden over ongebaande vlakten, over
heuvelen en diepe ravijnen, maar zóó
verlangde hij naar zijn verloofde, dat
hij niet gaf om zorg en moeite, wan
neer hij mogelijkheid vond haar te be
zoeken.
Nog altijd wordt er in de streek om
Ruurloo van het mooie meisje gespro
ken, dat de jonge ridder had uitverko
ren Haar wezen zonder dat ooit
eenige beeltenis va nhaar werd ge
schapen was van een eeuwige
schoonheid, die als een legende blijii
in de werkelijkheid der tijden. Het
moge dan zijn, dal er in alle eeuwen
wel velen zijn geweest, machtiger dan
zij in liefelijkheid, en wonderlijker,
ontroering-wekkender dan zij, om lo
aanschouwen. Van haar echter is een
vreemde herinnering gebleven, of ze
een bloem is geweest van exotische
geur en kleur, die nooit eerder heeft
gebloeid in een ontropisch land, en
nooit meer bloeien zal.
Ja, men begreep maar al te goed,
dat de ridder van Ruurloo bedwelmd
was door haar schoonheid, en dat hij
Esther, het jonge meisje, thans met
onverschilligheid voorbijging. En ook
zij, wanneer zij der. jonger, edelman
zag, op het steigerend ros, wiens hoe
ven wolken zand deden opstuiven over
de vlakte, wei dde haar blik terzijde,
en ze scheen niet meer op hem te let
ten.
Zij en haar vader woonden in een
vervallen hut, anderhalf uur gaans
van het dorp. Doch, daar men zeide,
dat de bron, waaruit zij water schie
pen, de beste was van geheel de streek,
leefden zij niet zoo eenzaam en verin
ten, als het wel scheen... Dikwerf
hoorde zij, warneer zij aan den in
gang stond der woning, het gelach en
gepraat van de meisjes en de vrou
wen, die kruiken en kannen, vulden,
mot het kostelijk nat...
Eens kwam een troep krijgslieden,
mannen, die gestreden hadden tegen
Saracenen en Turken, tegen Mooreu
en Klein-Aziaten, en die bij zich de
kiemen droegen van vreeselijke ziek
ten, pest en melaatschheid, verkregen
in de heete gewesten, voorbij het gril-
Jig-uitgehold© voetpad, dat van het