BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD sua JaragRCg. zatekdag 2 NOVEMBER 1912 «8 901c DE ZATERDAGAVOND haarlem's basslad kc3t f 1.20 PER 3 1AANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE OROOTE HOUTSTRAAT SS. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. in haarlem's dagblad zun advertentl£n doeltreffend, onze annonces worden opgemerkt Het Rijke Natuurleven MISKENDE VRIENDEN. Dat zijn van die stille weldoeners, die, onbegrepen als ze zijn, nog ver acht worden bovendien. De oorzaak van die verachting is niet ver te zoeken. De meeste soor ten jagen in de duisternis van den- nacht. Hun jachtgebied is uitge breid, maar bun jachttijd valt juist dan, als de meeste andere vogels gaan rusten. Dat maakt de uilen ge heimzinnig. Dat is de oorzaak, dat zij op één lijn worden gesteld met de, in het donkere woud opgroeiende paddenstoelen, met vleermuizen en andere vijanden van het zonnelicht. En toch zijn de uilen interessant, al behoort vriendelijkheid niet tot hun karaktertrekken. Z'.e ze daar zitten in de toch ruime kooien van Artis, tegen elkaar ge drukt of, in een filosophische houding op een bomnknoest gezeten, door de afsluiting starend. Geen enkele gemoedsbeweging wordt door geluid of houding verraden of het moest angst zijn, die vooral bij de kleine steenuiltjes vaak merkbaar is. Overigens verdragen ze in stille ge latenheid hun lot en alleen *s nachts, als de oude herinneringen boven ko men en de vrijheid hen roept, wor den ze onrustig, en schijnen ze de ge vangenschap te halen. In de vrije natuur moet men vaak buiten zweiven, om de eentonige roep der uilen te leeren onderschei den. Met eenige oefening is die gauw na te bootsen en zoo kan men, door tel kens dit geluid te doen weerkl nkeo, vaak uit verschillende hoornen ant woord krijgen. Minder prettig is de kennismaking 's avonds. Dan glijdt soms plotseling een donkere schaduw langs het ge zicht, een zucht, een onhoorbare Vleugelslag en niet, voor ge u goed rekenschap hebt gegeven van de ver moedelijke oorzaak, verdwijnt uw angst. Dat was een uil, die daar voorbij wiekte. De zaohte vceren, in d'-chte lagen op lichaam en vleugels gezeten, werden wel bewogen, maar geen kra kende schachten veroorzaakten het bekende geluid, zoo eigen aan ver schillende andere vogels, zoo ken merkend voor fazanten en andere hoenderachtigen. Dan moet de uil geheel vertrouwen op zijn gezdchls- en gehoororgaan, dan moet bij spie den, solierp en met alle aandacht. Ver zijn dan do pupillen geopend em het minste lichtstraaltje wordt nog opgevangen. Een zacht gepiep, een onmeikbaar geritsel is voor dezen scherp luiste renden jager nog doordringend ge noeg, om hoin plotseling van koers te doen veranderen. De mooie sluier, die vooral bij de kerkuilen prachtig is ontwikkeld en aan een 17de eeuwsche plooikraag doet denken, doet dienst als tweede oorschelp. Het eigenlijke oor kan worden gesloten, als het dier uitrust van zijn nachtelijke tochten. Muzen behooren iii de uilenwereld tot de meest gezochte lekkernij. De hongerige jongen verslinden er lederen nacht heel wat, hetgeen dik wijls mef. proeven is bewezen. Als de oude vogels van hun jongen zijn be roofd, trachten ze te weten te komen, waar deze govangen woerden gehou den, en als hun dit is gelukt, brengen ze per nacht vaak een dozijn muizen, die ze, wanneer het hun onmogelijk is, de jongen te voeren, voor de kooi neerlegden. Weinig storen ze er zich aan. dat het. gebrachte voedsel niet wordt genuttigd. Hun hinderen roe pen om eten, cn d"S zullen zij moeite doen. dit te bemachtigen. Of zij daar bij zelf gevaar loopen, schijnt nooit een punt van overweging te zijn. Merkwaardig is het ook, dal het instinctieve verdriet telkens weer schijnt (e verdwijnen, als ret oude dier weer wegvliegt om nieuwen voor raad te halen. Dan, en ook als hij terugkeert, vliegt de vogel even op gewekt, rond, maar zoodra de gevan genschap der kie nen weer tot hem doordringt, verandert hij plotseling van houding, zit, treurig te staren naar die onoverkomelijke hindernis sen en tracht de jongen mee te lok ken naar de vrije ruimte, naar het groote jachtgebied, waai- zij konden heerschen, zonder eenige beperking. Mooi is de beschuttende kleur, die Vooral bij de kerk-, maar ook bij de steenuilen zoo'n merkbare overcen- /komst vertoont met "de ©mgev'ng. Vooral de laatste, de kleinste on der onze uilen, heeft zoo'n mooi spik kelpakje, dat hij te midden van oude kalkmuren, en zelfs op oude boom stammen, bijna niet wordit opge merkt. Deze kleine roover is een vijand van de zangvogeltjes, zooals algemeen bekend is, maar ook een muizenbout je, versmaadt hij niet en zelfs hage dissen en kikkers worden met zijn tiooge gunst vereerd. Met zekerheid weet ik, dat iemand een stecmr ltje een paar maanden achtereen slechts voedde met levende kikkers en het diertje scheen er wel bij te varen. Van him nest maken de uilen, even als de meeste 'holbewoners, weinig werk en ook de steenuil vertoont geen arohitectonisch talent. Kunsteloos is het bed, dat hij spreidt voor zijn toekomstig kroost, eenvoudig is de woning, die toch een paar maanden 'het geheele doen en laten der vogels in beslag neemt, waarop al hun energie, hun liefde en toewijding wordt geconcentreerd. Vier a vijf eitjes worden op wat sprietjes en veertjes gelegd en het spreekt bijna van zelf, dat deze wit zijn. Diep weggeborgen in holle hoo rnen of oude muurgaten, worden ze toch niet opgemerkt door een kraai, die een e11je voor zijn ontbijt noodig 'heeft, of een eekhoorn, die zco tus- sohen de dennenzaden in, wel eens een kleine afwisseling wil hebben. De witte, bijna bolvormige eieren, worden eindelijk open gewrongen en dan verschijnen de kleine hongerige jongen, die weken lang alle zorgen vragen. Ze sperren den kleinen, reeds gekromd-en snavel wijd open en van dat ooigenbli'k af kennen de ouden geen rust meer, van dat oogen- bl k af moeten zij al hun krachten inspannen om buit te bemachtigen en hun leven wordt pas weer wat kalmer, als de jongen voorgoed zijn weggetrokken, oim in den verdelgings- krijg mee te strijden. II. PELSENS. Rubriek voor Vrouwen Het niet inslaan van de pa- nïers. Ceintuurs. Nor male taillelijn. Stoffen. T oileto nde r de ele n Reeds sedert het begin van dit jaar kon men duidelijk opmerken, dat er in de heersdhende modes een groote verscheidenheid was, hetgeen niet naliet het vermoeden te wekken, dat men naai- een zekere mode-uiting zocht, die dan als zijnde: De Mode, aanvaard zou moeten worden! Men denk© slechts aan het onophoudelijk lancceren der paniers, die reeds op verschillende rofchoogten werden aan gebracht, zonder dat men kan zeggen, dat ze eigenlijk zijn ingéslagen. De moderne vrouw wil van de pa niers niets weten en ze hebban voor alsnog geen kans op succès. Toch hc-eft dat probeeren zijn invloed op de mode doen gelden, want daardoor is de fourreau geheel en al van het het töoneel verdwenen. De fourreau, die een onberispelijk figuur volkomen recht deed wedervaren, doch die in het tegenovergestelde geval, alle fou ten ineeduogenlocs in liet Jicht stelde! Ook de empice-rokkén zijn langza merhand verdwenen en do taille-lijn heeft haai' normale plaats weer in genomen. Het spreekt van zelf, dat daarmede de ceintuur weer is ingevoerd; en men kan zich dan ook geen modern toilet denken, zonder ceintuur. Het zij basquekleedcng, tuiuque, of korte sohoot-tailie, aan geen van alle man keert de ceintuur! Voor moderne wi r,terjaponnen wordt veel met tweeërlei kleur en met tweeërlei stof gewerkt. Zoo ziet men vaak geruite en effen stof. De rok is dan glad of geplis- seord van effen stof cn de lange scboot-taill© van Sehotsch in dezelf de nuance. Deze japonnen die voor gekleede visite-japonnen gelden, wor den onder de groote mantels gedra gen, die iii d't jaargetijde zoo onmis baar zijn. Ook met gestreepte stoffen kunnen velerlei combinaties tot stand ge bracht worden. De rokken worden clan veelal geplisseerd en met effen biais gegarneerd van laken in een afstekende kleur. Alhoewel de tailleur zich nog steeds in de gunst der modedame verheugt, worden er toch geregeld aparte man tels en jacquetten gebracht in: la ken. fluweel, astrakan, pluche enz.. om van de bontmantels niet te spre ken. Het fijne laken is op het oogenblik de: „dernier cri", hetgeen evenwel niet wegneemt dat voor avondjapon nen nog veel fluweel gedragen wordt. Dames, die veel uitgaan en toch met een bescheiden kleedgeld moeten rondkomen, hebben veelal een zwart fluweelen tailleur-costuum met een aparten sleeprok, hetgeen tegenwoor dig de gelegenheid biedt om zeer mo dern te zijn; want de fluweelen avond japonnen worden maar zelden meer met een fluweelen taille gedragen, doch met tailles van wit satijn die met zwarte mousseline de soie of zwarte chantilly-karit overtrokken zijn Voor de gekleede tailles,, blijven de staande halsboorden-nog steecis tot de hooge uitzonderingen behooren. Of men heeft een.ronde hals met net passend kraagje, of men is min ol meer gedécolleteerd. Do mode van hei décolleté neemt jaar voor jaar toe en daarmede de behoefte aan tal van shawl's, échar- pen, boa's, bontcolliers enz., die zoo wel voor de chic, als tot beschutting dienen. Behalve het 'kostbare herme lijn en de dito struisveeren boa's, worden tal van bontsoorten als zoo danig benut. Bijzonder voor dit deel geschikt, zijn de marabout boa's, die men in zwart, naturel en genuanceerd grijs brengt. Dit artikel is lioht, warm, flatteus en weinig kostbaar. Mousselinen écharpen en kanten shawl's worden nog veel gebruikt. Nieuw op dut gebied is: eeii zwart kanten chantiJly shawl, die gevoerd is met ivoorkleurig sain 'duohess© en met bonten, veeren of maxabout- randen omzoomd! Voor theater en concertzaal zijn handschoenen geen bepaalde ver- e'scbte een modegril, die mooi ge vormde, blanke handjes in de gele genheid stelt te kokc-tteeren "met kost bare ringen, armbanden en wat dies meer zij; want alhoewel de nieuwe mode avondjaponnen brengt waar van de n a uwshii tende-rn ouwen tot op de hand vallen, de armbanden zijn daarmede niet verbannen maar wor den nu over de mouw gedragen, waardoor de schitterende diamanten nog meer uitkomen! De kapsels worden nog altijd laag in den hals gedragen en zijn lang zoo omvangrijk niet meer als voorbeen. Het haar dat in het midden of op zij gescheiden moet zijn, wondt zooveel mogelijk over de ooren gedragen; doch glad haar is niet meer van on zen tijd. Groote breeds golven (on- dulation Marcel) is de mode van den dag! De krullen chignons worden weer eens vervangen door kleine kapjes gevlochten haar. Het voor- haar wordt in penny geknipt en smal le metalen spangen of schildpadden bandjes, voltooien de moderne coif fure. MARIE VAN AMSTEL. De Kampioen. door Hermine Benoit. Op den muur der tent stond mét groote letters: Will Slander, en daar onder nog met scherpere, wijdere woorden: „Kampioen van Australië. Zeshonderd francs .voor hein, die den Kamp oen overwint". Jan Govers liep voor de tent heen en weer, en wachtte op zijn vrien den. Hij had inet hen afgesproken, dat hij heden zou trachten Will Slander te verslaan. Hij zou de zes honderd francs best kunnen ge bruiken! En borendiien wat zou hij kunnen verliezen?! Gesteld eens, dat hij zou worden verslagen niemand voorzeker zou het Iham euvel duiden. Men zou zeggen dat hij ongeoefend was en het zeker nog niet tegen den vermaarden worstelaar zou kunnen opnemen. Doch ieder zou zien, dat hij kracht genoeg had, en zijn kame raden zouden toch bemerken, dat hij heel wat mans was. In Antwerpen hadden de wedstrij den met Will Slander reeds een groo te vermaardheid verkregen: iedereen sprak erover, en geen jonge man uit het volk, die zij® biceps al eens had laten weiken, of hij tintelde van lust het óók eens te beproeven. Toch bleef Will Slander onverslagen. Sommi gen fluisterden, dat hij wel eens ge heime trucs gebruikte, hoewel dit door kenners vrijwel algemeen werd tezenzesDroken. Nu wilde het Jan Govers probee ren. Hij had zich reeds op de lijst laten inschrijven, en hij had de vol doening, dat hedenavond zijn haam bovenaan stond, dus, dat ij over eeni ge uren. den strijd had ie aanvaar den. Hij wachtte nog op zijn vrien den, Marten de Nooy en Piet, den rooien Hollander, zooals ze dezen noemden. Tezamen traden ze de tent binnen. Hij voelde zijn hart kloppen, toen de zaal zich langzamerhand met pu bliek vulde. Wanneer hij overwon, zou hij niet slechts de zeshonderd fres. krijgen, maar ook den roem der menigte. Hij zag zijn portret al in de courant. Jan Govers overwint Will Slander. En waarom niet? over nel iu-de hij. Will Slander begon ol oud te wor den, hij was niet meer de krachtige man, zooals hij jarenlang triumfen had gevierd. In vroegere!i tijd, ja, wde had er in v------"-en tijd aan duiven denken over Will Slander te zegevieren? Niemand immers De leeuw begon af te lakkeien, dacht. .Tan Gover« Meit vroolii'ken moed betrad hij het cirkelvormig strijdperk. Hij hoorde vandaar ver warde uitroepen, 't leu.tige Vlaamsch pittig en vol humor, schuimde naar hem toe, hij lachte, Jan Govers! Will Slander zeg hem aan. hij Will Slander. Hij had jas ui'getrok ken, stond nu in athloien-costuum tegenover den vermaarden vechter. En eenskla/os gebeurde er iets vreemds. De kampoen kwam naar hem toe, en legde hem de baud vertrouwelijk op den schouder. Voor 't eerst hoor de Jan Govers den athleet spreken en een rilling van eerbéd voer hem door zijn bloed. Maar droevig was de stern van z:jn tegenstander, die in gebroken - Vlaamsch, tot hem het woord richtte. Ik zal u zeshonderd francs ge ven, als u vanavond niet met me vecht! Waarom niet? stamelde hij ver wonderd. Omdat ik 't niet tegen u volhou den kan, hernam de ander laconiek. Moede sleepte zijn stem. Ik ben oud u heeft alle kwaliteiten van een goed worstelaar, zooals ik ook in mijn jeugd geweest ben. U zult 't van me "winnen. Maar hoe zult n t verantwoor den, wanneer er vanavond rietmand uitkomt,? De ander lachte. A.ls u van den Fi'riVl afziet, vind Ik wel een strootman. D'ie verliest het natuurlijk. Jan Govers overlegde hét bij zich zelf. Wanneer hij niet vocht zou hij dus de zekerheid hebben de zeshon derd francs te verdienen. Doch dan wist hij beslist, dait zijn vr.enden hem zouden uitlachen, cn een scheld naam voor hem zouden bedenken. Awel! voor zeshonderd francs! Je deed er wat voor. Hij stond geheel besluiteloos voor den kampioen, die hem glimlachend, vriendelijk lokkend bijna aanzag, en Jan Govers voelde zijns ondanks medelijden. Zou dat ook zijn voorland zijn? Hoe kort duurden roem en triomf! Hij was van plan „ja." Ie knikken, heen te gaan. Toen, ineens, bedacht hij zich weer. Wat ging hem die oude kerel aan. Ba, was 't dan zoo'n moeite voor de Antwerpse be jongens dien man op beide schouders te drukken? Jan Go vers begreep al, walt bet was. Men vreesde uit oude overlevering den kampioen. Men ging met niet genoeg zelfvertrouwen het strijdperk :n. Met een kennersblik bezag hij de gestal te van den reus vóór hem. Het was wel zeker, dat zijn kracht was ge sloopt. Het zou hem misschien zelfs gemakkelijk vallen als overwinnaar uit te komen. Doe je 't? vroeg Will mei matte stem. Neon, riep Jan uit, en hij schud de den broeden kop. Lk doe 't niet. De ander zuchtte even onmerkbaar. Toen beslist sprak hij weer. En als ik nou zevenhonderd franken geef?! zevenhonderd fran ken! Ik do© 't niet-, zeide Jon vastbe raden, Met een ruk richtte zich de oude kampioen overeind. Dan zou hij dien jongen Vlaming eens laten zien, wat energie en oefening itegen kracht vermochten. Bylo! het jonge bloed scheen hem weer door de aderen te stroomen. De muziek speelde een schetteren de melodie. Dat bracht tinteling en vroolijkheid in de rijen. De mannen op de goedkoope rangen zongen mee, en Jan thad lust ook mee te jubelen, te laten hooren, dat 't hem niet sche len kon, den strijd, dien hij zou on dernemen. De muriek zweeg. De worsteling zou beginnen. De herdut stak de trompet. Attentie! Attentie! De worstel wedstrijd tusschen Jan Govers van Antwerpen en Will Slander, den kampioen van Australian. Attentie! Attentie! De jury vormde een kring om de beide vechters, die elkander de hand gaven, langs elkaar heenliepen, me kaar vastgrepen, en eren, de boven lijven gebogen, bijna een soort we- derzijdsche krachtmeting aanvingen, die, terwijl ze zachtjes heen en weer wiieaelden, voor den toeschouwer bij na niét van belang geleek, maar die den twee mededingers het bewust zijn gaf. dat de strijd vinnig zou wor den. Jan Govers kwam tot de ontdek king, dat hij Slanders' m~<-' t onder schat had, en ook, dat Will meer waarde had in den worstelwedstrijd dan hijzelf had toezezeven. Had hij de zevenhonderd franken maar aan genomen, peinsde hij. Dan was hij daar tenminste zeker van geweest. Dit echter was slechts een oogc-nblik- kelijke gedachte, die hij weder wist te onderdrukken. Zijn alhletenbloed kwam in gisting. Van 't publiek hoorde hij uitroepen de stentor stem van den rooien Hollander klonk tot hem door. Ze gunden hem de overwinning wél cn Antwerpen. Hij twijfelde er nu zelf aan. Het was geen sprookje. Will Slander's vacht. Of was het de vertwijfeling, d:e hem zoo vechten deed? Een ondeelbaar deel van een seconde maar had Jan Govers opgezien, en hij had bemerkt, hoe de eigenaar der tent bij 1 gor dijn stond, den blik vol wrok op den worstelaar gericht. En hij begreep alles. De eigenaar had hem ge dreigd, dat, nu Will's krachten gin gen tarnen, hij den kampioen bij diens eerste nede-lang zou ontslaan. Daarom vocM hii met alle macht, Een gevoel van sterk metelijden behcerscHe Jan Govers. Hij wist, ■dat hii zou kunnen ov*rw:"nen! Wat zou hij daaraan Wat, waren hii slot, van rekening •zeshonderd franken?! Zou hij ze niet met eeiT''k wenken kunnen verdoe men? Wie op de ha.ven had meer •krocht dan h-i? De bnzen wilden hem •allen gaarne! Dit waren alle slerh'ts gedachten, die enkele nogc"blikk--m duurden. •Ineens schudde hij die denkbeelden van zich af. H;i greep zijn tegenstan der vast, liet hem een oogenblik draaien om zijn band als een spil, en •legde hem neer. De zaal daverde van •toejuichingen. Men sprong in de •hoogte, om te zien, of Will op beide schouders uit gestrekt lag. Dit was geenszins thet ge\al. Leniger dan ooit ■was do vermaarde worstelaar den stevigen greep ontglipt en hij lag nu voorover, de handen op den grond, de beenen vast gedrongen, in den brugstand. Het was doodstil. Ze stonden beiden op, vingen den Strijd opnieuw aan, thans woester en stelselloozer. Het publiek verhief •zich van zijn zetels. Luide aanmoe digingen klonken van alle kanten. Jan Govers begreep, dat hij zou kun nen zegevieren. Zelf was hij nog zoo friseh en krachtig als bij den aan vang, terwijl zijn tegenstander ge heel vermoeid was, en nut in staat zich veel langer te weren. Hij moest de zeshonderd franken verdienen. Toch gaf de Australiër den moed niet op. Eervol wide hij verliezen. Men zou nooit van hem kunnen zeg gen, dal hij iemand gelegenheid had gegeven gemakkelijk te zegevieren. Het publiek applaudisseerde heftig. De Belg zou overwinnen. Dat was nu zeker. Een ongekende geestdrift maakte zich van allen meester. Jan hoorde de stem van Marien de Nooy, ver boven alle andere gelui den uit. Zijn aanstaande triomf elec- triseerde zijn bloed. Hij greep den ander vast. Het feit zou worden besl'st. Hij had den Au straliër op één schouder, hij kon hem niet ontglippen, zoo hij den an deren schouder tegen den grond duwde. Daar hoorde hij de stem van zijn tegenstander, klagend smeekend.. Ik hob vrouw en kinderen thuis. Ineens liet hij hem los. Zij dreun* den in zijn ooren, de vreemde woor den. Ik heb vrouw en kinderen thuis.- Het publiek, toornig en begeertg, schreeuwde hem toe. Druk hem op beide schouders. Doe heit, vóór het te laat is. Hij staat al weer op. Inderdaad had Will zich weder op geheven. Van alle kanten klonk ge fluit, gejoel, gesis... Niemand ver borg zijn drift, zijn teleurstelling. Maar Jan Govers glimlachte, toen de derde ronde aanving. Alles was weer stil in s'trak-gespannen verwachting. Jan Govers had besloten, zich te la ten overwinnen, zonder het te mer ken, dat J>.ij het opzettelijk had ge daan. En vreemd, hij gevoelde zich een held gelijk. De Australiër greep ihem vast, wrong •hem op den grond, draaide en wen telde hem. Ze rolden over de mat, voortdurend. Geen menseh kon ver moeden, wie de zege zou behalen. Doch, onvoorziens, wierp zich Will over den Vlaming. Vlug keerde hij •hem, drukte hem met beide schou ders op den grond. Het publiek schreeuwde van woede. Vlug sprong Jan op. Hij was ver slagen. De twee tegenstanders "reikten el kaar de hand. Dank! dank, zeide de worstelaar dank! dank! Als ware er niets geschied, zóó be gaf zich de Vlaming naar buiten. Bij den ingang ontmoette hij zijn vrienden, die hem den rug toewend den. Hij g'.ng alleen naar huis, iift hoofd fier opgeheven. Niemand wist 't vreemd geheim. Zijn vrienden mochten hem verlaten. Doch hij had 't zonderling gevoel, dat hij eigenlijk de overwinnaar was, de ware kampioen! En die trots kon hem niemand ontnemen. Een Ruarloosche legende door Josef Cohen. In het midden van de dertiende eeuw woonde er te Ruurloo een jonge ridder, wiens naam verloren is ge gaan met vele ramen, die eens mach tig hebben geklonken de ridder van Ruurloo zal hij in dit verhaal lieeten. Hij was verloofd met een Frarische gravin, Claire de Meronville, en op zijn kasteel zon luisterrijk de bruiloft worden gevierd. De gravin en haar ouders woonden tot den huwelijksdag bij den ridder van Bronckhorst, en als de Ruurloosche edelman zijn bruid wilde bezoeken, had hij vele uren te rijden over ongebaande vlakten, over heuvelen en diepe ravijnen, maar zóó verlangde hij naar zijn verloofde, dat hij niet gaf om zorg en moeite, wan neer hij mogelijkheid vond haar te be zoeken. Nog altijd wordt er in de streek om Ruurloo van het mooie meisje gespro ken, dat de jonge ridder had uitverko ren Haar wezen zonder dat ooit eenige beeltenis va nhaar werd ge schapen was van een eeuwige schoonheid, die als een legende blijii in de werkelijkheid der tijden. Het moge dan zijn, dal er in alle eeuwen wel velen zijn geweest, machtiger dan zij in liefelijkheid, en wonderlijker, ontroering-wekkender dan zij, om lo aanschouwen. Van haar echter is een vreemde herinnering gebleven, of ze een bloem is geweest van exotische geur en kleur, die nooit eerder heeft gebloeid in een ontropisch land, en nooit meer bloeien zal. Ja, men begreep maar al te goed, dat de ridder van Ruurloo bedwelmd was door haar schoonheid, en dat hij Esther, het jonge meisje, thans met onverschilligheid voorbijging. En ook zij, wanneer zij der. jonger, edelman zag, op het steigerend ros, wiens hoe ven wolken zand deden opstuiven over de vlakte, wei dde haar blik terzijde, en ze scheen niet meer op hem te let ten. Zij en haar vader woonden in een vervallen hut, anderhalf uur gaans van het dorp. Doch, daar men zeide, dat de bron, waaruit zij water schie pen, de beste was van geheel de streek, leefden zij niet zoo eenzaam en verin ten, als het wel scheen... Dikwerf hoorde zij, warneer zij aan den in gang stond der woning, het gelach en gepraat van de meisjes en de vrou wen, die kruiken en kannen, vulden, mot het kostelijk nat... Eens kwam een troep krijgslieden, mannen, die gestreden hadden tegen Saracenen en Turken, tegen Mooreu en Klein-Aziaten, en die bij zich de kiemen droegen van vreeselijke ziek ten, pest en melaatschheid, verkregen in de heete gewesten, voorbij het gril- Jig-uitgehold© voetpad, dat van het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 15