BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fiio PER 8 ESAANDEN GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSRAARNE 6. 80o JaragMlg. ZA.T0BDAQ 9 NOVEMBER 1911 N0 9016 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S BAQBLAD KOST 9F IS OFNT PER WIER. IN HAARLEIW'3 DAGBLAD BM ADVERTENTIËM DOELTREFFEND. ONZE ANNONOE8 WOUDEN OPGEMERKT «iet Rijke Natuurleven PLANT ENK1EKJ ES. Nu komt het pas uit, wat onze ge- trouwste tuinplanten zijn. Niet de groote Spiraea's, die zoo spontaan opschieten, als de lentezon alles gaat verkwikken, niet de vlierstruiken, die le hard. van stapel liepen en zich bijna schamen moeten orn lli-un lan kruchtelooze, naakte taklken. Enkelen weten hun figuur Ihaast niet te redden. Ze buigen de sp'chiige armen ourloog of moeten dulden, dat de wind 'hen afknapt, waar veel dun ner takjes van andere heesters en boomen hem het hoofd bieden. De vlier, in het voorjaar een pracht- vulling voor den tuin, in den zomer een bloemruiker uit Jiet reuzenrijk en in het najaar een lu cull us tafel voor „vogels van diverse pluimage'", de vlier lijkt nu een opgeschoten lum mel, die geen raad weet met zichzelf. Hij iaat ons in den steek, juist als we toom nöodig hebben. Do rozen zijn voornaam als altijd. Kalm ondergaan ze hun let. Geheel den zomer wierpen ze frisscihe taklken uit. Mooie, gave bladeren vormden een gevulden achtergrond voor de fraai gevormde bloemen en weken, maan den achtereen, vergastten ons de meeste soorten op telkens wisselend geuot. Aan de uitbundige bloemen- sciiittering deden ze iu Mei en Juni mee, maar niet zooals de vlier, die al zijn pijlen in eens verschoot. Kleine reserveknoppen werden geopend, na dat het eerste weeldekleed was ver welkt en de rozen bleven den tuin sieren tot den killen, vuohtigen herfst tijd en hun bloemen, zoowel als hun bladeren, werden door de geheimzin nige herfstdraden aaneen geweven. Ook in dit opzicht, zooals in vele andere worden de rozen bijna niet geëvenaard en hun bladeren hebben nog do frissche groene kleur behou den, als de wintel-bedekking wortesls o:i stam reeds beschermt. Na de rozen zijn het vooral de rho dodendrons, die hun plaatsje in den tuin waard zijn. Ze groeien langzaam, het is waar, en niet overal brengen ze het tot mooie, gevulde heesters, maar waar de grond naar wensch en de verzor ging naar behooren is, zijn deze groo- to familieleden van de nietige hei- plantjes getrouw tot in den barren wintertijd. Zij eoinbineeren den spontane» vlierI>1 oei met de kalme deftigheid der rozen en iLebten dit voor, dat ze haar prachtige bloemruikers openen in een lijd, als we weer zooveel behoefte aan kleur en gloed hebben. De rhododen drons zijn een beeld van den degelij ke» Hollander. Hij mag een oogenblik zijn kalme nist verliezen, onm'dde-1- lijk keert de ernst terug en zorgt hij voor den dag van morgen. Zoo gauw de planten hebben mee gedaan aan het rijke kleurenspel der lente, zoodra de verslapte bloemkel ken bij honderdtallen omlaag zijn ge dwarreld, zien wij de iknoppen voor liet volgend jaar reeds weer naast de god rongen bloemstelen staan. Dan komt de zomerzon de bladeren koesteren en in enkele weken prij ken de stengels aan hun top met mooie frissche blad rozetten, die met hun lichtere tinten mooi afsteken te- een hel. donker der oudere bladerem. Het trrootste voordeel, dat wij van do rhododendrons krijgen, is niet gelegen in de bloemen, hoe mooi die ook zijn, maar in de eenvoudige, leeiachl ge bladeren. Deze heiben ook hun frissche glorielijdperk. inaar eelfs als zij oud worden 011 huin ran den omkrullen, blijft het groen nog lang benouden. Nu prijken de mooie planten met ien dicht, groen bladerkleed en als kanrsstompies in uitgewerkte blakers, staan de dikke bloem knoppen voor het volgend jaar tusschen de blad ro zetten. De winterkoude zullen zij moe ten doorstaan, zij, die zomerhitte en najaarsregens verdroegen en, on danks al die aanvallen der natuur krachten zullen ze een zachtlkleurig vveeldekleed over de planten uitsprei den. zoo gauw de zon maur genoeg kracht heeft, om hen bij Jiet ontplooi en der bloemen te helpen. De frambozen scharen zich op een lijn met de vlierstruiken. Meters hoog zijn de jong© scheuten en in hun jonge kracht verSieffen ze zich e©Us boven de oude stokken, die nu als nutteloos moeten verdwijnen, maar mooi zijn ze niet. Do bladeren, eerst vergelend, liggen nu hier en ,danr verspreid en over enkele dagen zien we slechts kale, houtig gewor den loten, die alleen door de dikke, veelbelovende knoppen ontkomen aan de scherpe schaar van don tuinman. Zo zijn niet waard in een winterar- t.keMje te worden behandeld. Daar op hebben de aardbeien meer recht. Als ik zo niet in mijn tuin had om de vruchten, zou ik ze nog om de mooie frissche najaarsbladeren aanplanten. Enkele weken geleden 'begonnen ze het mooio verkleurimgsproces. Hoog boven ;hen kwamen de eschdoom- vruchten tot volle rijpheid, de beu kenhaag naast hen kreeg zijn gele win'terpakje weer aan en de linden vertoonden meer vruchten dan bla deren. Toen besloten ze ook het hunne bij te dragen, en iederen dag werden een paar blaadjes mooi rood gëkleurd. Nu zijn de aard hebbedden weer even prachtig als in den vollen zomer. Het grootste deel der bladeren is groen gebleven, maar juist die einkele gekleurde schijfjes aan iedere plant, rood als de sappige vruchten van voorheen, roepen ons de heerlijke Junidagen weer voor den geest. Sterk, ondanks hun geringe groot- te, en dus onbeschut, zullen zij den winter moeten verdragen. De sneeuw zal zich opstapelen over hunne hoof den, of de vorst zal de teer© deelen grijpen met zijn ijzige handen, hij zal ze verstijven en trachten te ver nielen, niaa rals het sneeuwwater in den bodem is verdwenen en de vogels terugkeeren, zullen we aan de aard- be planten niet zien, hoe zij hadden te kampen tegen sterke aanvallers. Weldra zullen de blad pakjes weer uit het plantenhart omboog worden gezonden, jonge uillloopers zullen ge tuigen van innerlijke kracht en teer witte bloempjes zullen een belofte zijn voor de komende zomermaand. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Tracht uw gezondheid te be waren. Gezondheid is noodig, is eeu eerste vereischt© voor de vrouw, die wat prestoeren wil, op welk gebied dan ookl De tijd is voorbij, dat de vrouw het interessant v.ndt, te kwijnen aan on bekend© ziekten. Gezond zijn is noo dig, niet alleen om zioli behaaglijk te gevoelen, wat het lichaam betreft, maar ook wat den geest aangaat. Berst dan, als ons lichaam werkt als een machine, hebben we den noo- digen werklust, en het is daarom, dat we ons de grootste moeite moeten getroosten, om het behoud van onze gezondheid te bc-vorderen. Voedsel is brandstof voor onze menschelïjke ma chine, evenals kolen dit zijn voor de stoommachine. Ook het voedsel wordt verbrand, deels om de dierlijke warm te te behouden, deels om de slijtage te repareer©n, die voortdurend plaats heeft. Anders zou de menscih immers aan gowioht toenemen en dat lioeft tooh niet; is zelfs niet wemsflhelij'k! Een gezond wenkend mer.soh ver bruikt per jaar 550 KG. aan eten en drinken, dat is ongeveer acht, maai zijn eigen gewicht en toch blijkt dirt, op het einde van het jaor ongeveer hetzelfde te zijin gebleven. Naar ver houding hebben kinderen meer voed sel nood'g dan volwassenen, omdat zii nog moeten groeien en stoffen be hoeven. om heit lichaam op te bou wen. Komt de oude dag, duu zal ons lichaam in gewicct verminderen en ons lichaam zal meer ëtoffen afschei den, daii opnemen. ledereen moet slechts eten en drinken, wat de ondervinding hem geleerd heeft, dat hem hel best be- kornlt en voor bat aantal uren slaap en rust is ook geen algemeen geldend voorschrift te geven. Dank zij de; ge zondheidsleer, .die al hoe langer hoe meer ingang vindt, zorgt de jeugd wel, dat ze vrij -hygiënisch leeft. Die zich schromelijk verwaarloost; dat is niet zelden de huismoeder. Die slooft en zwoegt en sjouwt maar voor de haren, totaal niet aohtend op eigen genot of gemak. Toch handelt ze hierin hoogst onverstandig en het goed onder de oogen zien van een dergel ij keu afmattenden arbeid, is misschien het beste middel om zelve niet in die „zond©" te vervallen. Want, waarlijk, zóó mogen we het gerust noemen: „zonde" is helt tegen over zich zei ven en ook juist tegenover degenen, voor wie we ons zoo opof feren! Laten we nu maar eens bel voor beeld «tellen, dat de vrouw totaal al leen vcor het huisnouden staat, des noods met behulp van een werkster een paar maal 's weeks, zooals dit toch zoo vaak plaats heeft en de wat meer ouderwetscke huishoudens. 's Morgens na negenen is eindelijk iedereen weg! De man naar zijn kan toor de kinderen naar school! En nu vangt het lieve leven voor de huis vrouw eerst aan: De ontbijttafel op ruimen en al wat er op kasten, stoe len, tafels, is blijven slingeren; voor al als er jongens in huis zijnl Na' tot een uur of half elf zoowa't bezig tc zijn geweest, om wat orde in den chaos te brengen moet ze nu alweer voor Ikoffio zorgen. Iniusschen halen hei gebel van slager, hakker en groenteboer haar voortdurend uit haar werk en kan zij soms twee hoog dalen, om haar huislijke inkoopen te doen. Om twaalf uur- moet de kof fietafel kant en klaar staan; en diè heeft graag eeu zuchtegekooklt eitje; die prefereert liet hard enz. De jongste moet wanne mellk hebben; de oudste is dol op een warm kliekje, enz. Na koffiedrinken; enfin... We weten hot allen: steeds dribbelt de huisvrouw bedrijvig rond en ver richt het vermoeiendste werk: schudt de bedden, vult de kannen, maakt de groenten schoon, liefst Staande en moet dan na tafel nog de vaten wasschenl Geen wonder dus als ze eindelijk doóp-op aan de theetafel zSi, en... ten laatste prikkelbaar en korzelig van humeur wondt, Denlk echter niet, dak zij zich nu nog den tijd gunt, om rus- ®ig een krantje te lezen en een kopje thee te drinken. Neen: maar weer aan den arbeid; het goed wordt versteld, de kousen gestopt euz. En zoo gaat de rustelooze, zorgende huismoeder steeds voort met haar zelfvemieiti- iging, m plaats van haai- gezondheid te bewaren, als het kostbaarste klei nood! Waarlijk zij is er mee achter op, als zo zich op deze wijze uitput! Laat dan liever het huishouden wat meer kosten; neem behoorlijk rust en beweging in de frissche lucht; een te der beeft toch recht op een g levens genot! Door geregeld eiken dag een uur te wandelen, zal men niet alleen zijn ge zondheid bevorderen, maar het komt ook het hu-meur ten goede, want niets geeft zooveel afleiding als de natuur. Bovendien zal iedereen ondervinden dat na een loopje van ongeveer een uur, h©t werk weer veel beter vlot, zoodat men er eigenlijk maar weinig tijd mede verliest. Alleen komt bet aan op practische gemakkelijke klee ding ©n daarover willen wij het een •olgendo maal hébben. MARIE VAN AMSTEL. Parijsche Brieven CCCLIII. liet oogenblik nadert, waarop de president der Republiek „lc bonhorn- Fallières, zijn septennaat zal hebben vervuld en zijn mandaat zal moeten neerleggen. In verband daar mede 'zullen spoedig de Kamer van Afgevaardigden en de Senaat wor den bijeengeroepen cm een keuze te doen onder de aanstaande canclida- ten voor liet presidentschap. Met het oog op die belangrijke ge beurtenis in de naaste toekomst heeft de heer Henriquez-Phillipe aan som mige afgevaardigden uit alle par tijen. de volgende vraag gesteld: „Indien gij elke persoonlijke waar- deering buiten beschouwing laat, van welke eigenschappen moet dan. naar uw oordeel, de toekomstige president der Republiek blijk geven, in verband met den huidigen toestand van Frankrijk? Met andere woorden: hoe stelt gij u den idealen president der Franscln Republiek voor, in verband met den toestand van het land? Do afgevaardigden hadden geen na men te noemen, niet elk zijn eaiidi- daat aan te wijzen, dan wel aan te geven welke can-dldaat de meeste kans zou hebben r neen, zij hadden, elk naar zijn eigen opvatting, te kennen te geven, aan welke eisohen de eer ste burger van Franrkijk in dezen tijd heeft te voldoen. De heer Henriquez-Phillipe heeft bereids eenige antwoorden ontvan gen. Joseph Reinach antwoordde als volgt: „De Constitutie, zoo naar den geest s naar de letter, toepassen; gesta dige aandacht wijden aan de vraag stukken, die de nationale verdedi ging betreffen; onze verbonden en overeenkomsten cultiveeren; zich ver heffen tot de hoogte, waarop de Re publiek en Frankrijk samenvloeien." Kort envaag. Overigens moet het een heksentoer zijn, een consti tutie, zelfs de best gestelde, èn naar den geest èn naar de letter too te passen. Dal zal niet gaan, dat zal niet gaan. Charles Dumas, afgevaardigde van 1'AIlier, gaf ten bescheid: „Gegeven eenerzijds de toestand van Frankrijk en die der wereld, an- derz,:ds de aard der functies van pre sident der Republiek, denk ik, dat de hoogste eigenschap, weike men de zen laatste kan toéwénsche.n, zuu zijn: een wijsgeer in het Boeddhis tisch genre te wezen. „Hij zou, gedurende zeven jaar zor.der er zicli in te mengen en zon der er iets aan te kunnen doen de onverwinbare evolutie moeleu aan schouwen, die overal, met dezelfde kracht op vreedzame dan wel op heftige wijze, naar de keus der bur gerij de nienschheid voert naar beur aanstaande heslemming: de zege van den vierden Staal en de maatschappelijke Revolutie." Daar kan de toekomstige president het meê stellen! Hij kijke dus maar toe. Blijkbaar is Charles Dumas de meening der niet weinigen toegedaan, dat het baantje van president der Fransche Republiek „simplement lio- norifique" is. De heer de Dion, afgevaardigde van de Loire-Inférieure, lapt uit een gansch ander vaatje. Hij moet blijk baar niets van ledepoppen hebben en betoont zich meteen een voorstander van het onmiddellijk werkend alge meen kiesrecht. „Gegeveu de huidige toestand van Frankrijk, is het noodzakelijk, dat het hoofd van den Staat liet gezag en de verantwoordelijkheid hebbe. die den president der Republiek, gekozen naar de Constitutie \an 1875, ontbre ken. „De nieuwe president zal dit gezag, hetwelk hem in staat stelt alle ver- ar. twoorüelijklieid op zich te nemen, niet verkrijgen dan wanneer hij ge kozen wordt door de natie en niet noor negenhonderd senatoren en af gevaardigden, die voor het meeren- deel slechts met hu.i persoonlijk be lang te rade gaan, en hun slem slechts geven aan den man, die de minste.geestkracht, de minste wils kracht, "het minste karakter heeft. „Aangezien het „Tout-le-Monde" i niet dezelfde beweegredenen als de individualiteit heeft, is het, teneinde den man te vinden, die de hoedanig heden van een waar hoofd van Staal in zichvereenigt, noodzakelijk, dat hij benoemd wordt door het algemeen kiesrecht, onmiddellijk geraadpleegd. Het gezond verstand der massa vult den somtijds schitterenden, doch bij kans altijd nuttcloozcn geest der par lementairen aan." Ziedaar het bescheid van iemand, die weet wat hij wil. Theodore Reinach, afgevaardigde van Savoye, stelt niet alleen aan den president der Republiek, doch ook aan... diens echtgenoole de hoogste eischen. „De toekomstige president moet de Republiek voor het Land en Frank rijk voor do wereld vertegenwoordi gen. Uit deze dubbele rol vloeien de eigenschappen voort, <lic men ge rechtigd is van hem tc eischen. „Aan een ernstig© kennis van de internationale kwesties mc^t hij een diep gevoel van Fr ankrijks w aardig- fceid paren. „Het spreekt vanzelf, dat de eerlijk heid en de ouberispeiijkl.ejd van le venswandel boven alle verdenking moeten verheven zijn; doch buitend en moet zijn pereoonlijkheid aanzienlijk genoeg zijn om eerb-eil in den vreem de in. te boezemen, beminnelijk genoeg om sympathieën te verwekken, ont wikkeld genoeg om aan zijn gesprek ken. zijn redieivoeringen en zijn ge schriften een parfum van sobere ele gantie te geven. „Gefamiliariseerd met het parle mentair personeel, zal hij den noodi- gen tact hebben om, bij elk© crisis, den man te kiezen, die het best in staat is om dio te ontknoopen, en om dezen nuttig bij te staan in de keuze van zijn medewerkers. „Als overtuigd republikein zal de burgermoed zijn. eerste deugd ziju. Ilij zal, met betrekking tot particulie re kwesties, niet trachten ziju mea ning op te dringen; doch in de ta melijk zeldzame gevallen, dat 't lot ■van "t vaderland op 't spel staat, zal hij „neen" weten te zeggen, een be roep doen op liet land en, zoo noodig, zijn populariteit aan zijn plicht op offeren. „Indien 'hij een vrouw heeft, dient zij .te kunnen weldoen, behagen en zwijgen." Maar waar ter wereld vindt Théo- óore Reinach zoc'a superben man? Zelfs wijlen Diogenes was minder kieskeurig. En gesteld, dat men zoo'n wereldwonder wél kon -vinden, doch diens gem a Dime een onaangename kwebbel aarster was...? Zou de zeldza me man dan om zijn gade voor het mandaat moeten bedanken? Gelulktei'g weet Théodore Reinach zelf heel goed, dait zijn „president idéal" anroe Fallières! zoo geen onbestaanbaar wezen, dan toch op het oogenblik in onze oude maat schappij een niet bestaand schepsel is hetgeen hem dan ook ziju ant woord doet besluiten mei deze scepti sche tirade: „lk zal mijn stem geveïi aan den candidaat, die niij zal toeschijnen, de helft van die eigenschappen in zich te vereenigen." Dan nóg, 'Fliéodore Reinach, dan nóg zult ge héél lang moeten zoeken. Paul Esondier, afgevaardigde van de Seine en oud-president van den gemeenteraad, antwoordde in een lang epistel, aan het slot waarvan hij de schimmen van groote mannen op riep: „Noch het veroveraarsgenie van Napoléon, noch de krijgshaftige wel sprekendheid van Demosthenes zijn noodig voor den president der Repu bliek; doch de liefde voor zijn land, de moed, de overtuiging, de energie en het gezond verstand: heigeen de faam begroet in George Washington en wat zijn grootheid beeft uitge maakt." Ach, ik vrees, dat de huidige we reld zich al heel bijzonder zou moe ten inspannen om weder een Was hington te produceeren... Het is ocltegenzeggelij'k waofc- en het zal, dunkt mij, nog langen tijd waai' b; ij ven, dat naar de opvatting der meeste mensehen de taak van den president der Fransche Republiek zich bepaalt tot het teeker.en van gra tieverleningen, het ontvangen van vorsten en het kiezen, bij elke crisis, van een eersten minister. Een twintigtal jaren gc-leden be proefde de vicomte de Vogue vast te stellen, dat de president der Repu bliek over meer dan genoeg macht beschikt om te regeeren. De presi dent heeft het initiatief der wetten; hij beschikt over de gewapende macht; 'hij kan, door middel van een gemoU veerden zendbrief, aan de bei de Kamers een nieuwe .beraadslaging vragen, die hem n et geweigerd kan worden; hij kan de zittingen schorsen en de Kamer der Afgevaardigden ont binden. De president" zou niet, zooals menigeen meent, de gevangene in de Constitutie zijn, doch slechts de ge vangene „eener vervalschte tradi tie." Dat de vicomte de Vogue te dien opzichte optimistisch oordeelde, kan onder meer blijken uit 'het feit. dat. twee jaar na de verkondiging van die zijn meening, genoemde toekijkende edelman het onslag, na een regcering van slechts een ice maanden, bf leef de van den goedwillend en Casim'r- Périer als president dei' Republiek. In het schrijven aan senatoren en afgevaardigden, waarbij deze naz at van een groot muil zijn mandaat neer legde, kwam o.a. de volgende zin voor: „Ik berust er niet in, bet gewicht der zedelijke verantwoordelijkheden, die op mij zijn geladen, ie vergelijken niet de machteloosheid, waartoe ik gedoemd ben." That speaks volumes! Om te eindigen met het noemen van een naam met bel rekking tot het. aan staande presidentschap: men fluistert dat de kansen zeer goed staan voor Paul Des oh.a nol, zooweel-maal presi dent van de Kamer der AfgevaaiVliz- den en tevens lid van de Académie Francaise. Of hij er inderdaad ko men zal? On ne snit jamais! de po litiek en hot parlementarisme zijn hazardspelen. Komt hij als de eeko- zene uit den strijd, liie heet belooft te worden, te voorschijn, dan komt in zóóverre de superieurste man aan de spits van Fran.krij.ks burgerij te staan, dat Paul Deschanel z ch beier weet te kleedcn dan welke zijner landgenoot©» ook, de tooneelspeler Le Bargy niet uitgezonderd. OTTO KNAAP. Amsterdam— St. Petersburg. Een ware geschiedenis door HANNA v. d. BEUK. Vier Ilollandsche handelsreizigers zaten in den D-trein van Amsterdam naar Berlijn, en ze hadden dezelfde bestemming: St. Petersburg. Ze ver veelden zich vreeselijk en dus keken zo elkander bij tusschenpoozen onder zoekend aan. Ieder wachtte, dat de ander het stilzwijgen verbreken en een gesprek beginnen zou en waar schijnlijk zouden allen in slaap ge vallen zijn, indien niet plotseling een hunner de inderdaad geestige opmer king gemaakt had, dat het weer wat druilerig was. Hiermede was het ijs gebroken; van het weer kwamen z« op het klimaat; van het klimaat op de reis, van de reis op de ziekten, die ze zich door het ongeregelde leven op den hals, liever gezegd op de maag haalden. Maar aan alle gesprekken komt een eind, hoewel dit reizigers niet zoo gauw overkomt als gewone stervelingen, maar het komt, onver mijdelijk als het noodlot. En eindelijk zalen de heeren weel een beetje te soezen, net als het weer daarbuiten en bliezen dikke rookwol ken uit dikke import-sigaren. Toen deed een der heeren het volgende voorstel: „Mijne heeren 1 zooals ik vernomen heb, hebben wij allen eenzelfde doel. Het zal nog vele uren duren, voordat wij op de plaats onzer bestemming zijn en de tijd zal ons lang vallen, dat verzeker ik u, indien wij er niets op weten te vinden. Nu heb ik gedacht, lui als wij, die zoowat overal zijn, vandaag hier, inorgen daar, over morgen weer ergens anders, die de verschillendsto menschen en toestan den leeren kennen, hebben zeker ie der voor ons dingen of zelf beleefd ol van nabij gezien, die de moeite van bet vertellen waard zijn. Denkt goed na en zegt me, wat u ervan denkt." Een luid hoera, hoezee en bravo beloonde den dapperen spreker, die moe van het staan zijn jichtige bee- nen weer tot zitten kromde. „En wie zal nu met vertellen moe ten beginnen," vroeg de jonge, knap pe reiziger in zijden tricots. „Natuurlijk hij, die het voorstel ge daan heeft," zei de dikke reiziger in paientolie. „Dat vind ik nog zoo natuurlijk niet," antwoordde de eerste spreker met de jichtige beenen, „ik zou het natuurlijker vinden, als ik tot beloo ning voor mijn prachtig voorstel de eerste mocht zijn, die zou mogen luis teren. Maar ik weet iels heters. Laat het lot beslissen." Dit vond luiden bijval. De reiziger in patentolie haalde vier naalden voor den dag, deed in een van do naalden een draad, en hield vervol gens de vier naalden zoo in de hand, dat het gedeelte met de punten naar buiten stak; ieder moest nu een naald trekken. De reiziger met de jichtige beenen trok de naald met den draad; hij was dus de door het lot aangewe zen persoon en hij droeg hel met waardigheid, zooals het zijn jaren en zijn grijze haren betaamde. Hij riep den kcllner, bestelde voor ieder een whisky-soda en begon: In mijn jonge jaren, een kleine 30 jaren geleden, werd ik door mijn toenmaligen chef naar een klein stadje in Russisch Polen gezonden, m nauwkeurige informaties in te innen betreffende den landbouw in die streek, met het oog op den ex port van landbouwmachines. Hij hoopte daar een nieuw voordeeüg afzetgebied te vinden, wat hem helaas niet gelukte. Maar dit heeft met mijn verhaal niets te maken. Ik logeerde in het eenigste hotel daar ter plaatse, als ik het zoo noe men mag, want feitelijk was het niet meer dan een herberg. De her bergier was een bejaarde man, dio met zijn vrouw, '11 kreupelen zoon en een dochter voor de gasten zorgde. Er waren er nooit veel, behalve op Zondagen. Dan was de gelagkamer gevuld met dronken boeren, boerin nen en kozakken, die daar bij de to nen van een valsch draaiorgel vroo- lijk en lawaaierig rondzwierden. Den meesten beviel het zoo goed, dat ze niet meer weg wilden. Zoodra zo goed dronken waren, vielen ze languit iieer en dachten op den vloer huu roes uit te slapen. Dc herbergier was er natuurlijk niet mee gediend; zoodra er een lag te snurken, werd hij dade lijk door den waard en zijn kreupe len zoon naar buiten gebracht en net jes voor het huis neergelegd, om in de frissche buitenlucht verder te be komen. Het kwam er niet zoo pre cies op a;.:i. waar ze hem neerlegden, soms in een plas of op een mesthoop, die voor iedere huisdeur in die klei ne steden van Russisch Polen to vinden is. Sjonge, sjonge, wat was het daar smerig; nergens anders heb ik iets dergelijks gezien, het is haast niet te beschrijven. Zooals ik reeds gezegd had, had do herbergier een dochter; die is eigen lijk de hoofdpersoon van mijn ver haal. Toen ik 't meisje voor den eer sten keer in den gang ontmoette, was ik stom van verbazing; zoo iets had ik dan toch niet gedacht in dat krot te vinden. Ze had een hooge, slanke gestalte, een fijn, bleek kopje uict groote donkere melancholieke oogen. Het haar, dat haar in een zwareu wrong in den nek lag, was van dat eigenaardige zwart, dat met goud stof bestrooid lijkt. Het meisje leek een sprookje. Niet mécr verwonderd had ik bij haar aanblik kunnen zijn, wanneer ik in net bosc'h plotseling een fee had ontmoet. Ik ziede heeren lachen mij uit, omdat ik, oude man, nu nog m geestdrift geiaak,ais ik over haar spreek. Ik wenschie dat u haar daar gezien had, dan zou o mijn woorden begrijpen. Ik kan mij nu nog niets liefelijkers voorstellen dan dat meisje. Ze leek erg schuch ter en antwoordde niet veel op inijii aanmerkingen in gebroken Poolsch, die dan ook niet bepaald geestig ge weest zijn. Van de moeder, een lee- lijkc, oude vrouw, met iets hards in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 17