BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fiio PER 8 ESAANDEN
GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSRAARNE 6.
80o JaragMlg.
ZA.T0BDAQ 9 NOVEMBER 1911
N0 9016
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S BAQBLAD KOST
9F IS OFNT PER WIER.
IN HAARLEIW'3 DAGBLAD BM
ADVERTENTIËM DOELTREFFEND.
ONZE ANNONOE8
WOUDEN OPGEMERKT
«iet Rijke Natuurleven
PLANT ENK1EKJ ES.
Nu komt het pas uit, wat onze ge-
trouwste tuinplanten zijn. Niet de
groote Spiraea's, die zoo spontaan
opschieten, als de lentezon alles gaat
verkwikken, niet de vlierstruiken, die
le hard. van stapel liepen en zich
bijna schamen moeten orn lli-un lan
kruchtelooze, naakte taklken.
Enkelen weten hun figuur Ihaast
niet te redden. Ze buigen de sp'chiige
armen ourloog of moeten dulden, dat
de wind 'hen afknapt, waar veel dun
ner takjes van andere heesters en
boomen hem het hoofd bieden.
De vlier, in het voorjaar een pracht-
vulling voor den tuin, in den zomer
een bloemruiker uit Jiet reuzenrijk en
in het najaar een lu cull us tafel voor
„vogels van diverse pluimage'", de
vlier lijkt nu een opgeschoten lum
mel, die geen raad weet met zichzelf.
Hij iaat ons in den steek, juist als we
toom nöodig hebben.
Do rozen zijn voornaam als altijd.
Kalm ondergaan ze hun let. Geheel
den zomer wierpen ze frisscihe taklken
uit.
Mooie, gave bladeren vormden een
gevulden achtergrond voor de fraai
gevormde bloemen en weken, maan
den achtereen, vergastten ons de
meeste soorten op telkens wisselend
geuot. Aan de uitbundige bloemen-
sciiittering deden ze iu Mei en Juni
mee, maar niet zooals de vlier, die al
zijn pijlen in eens verschoot. Kleine
reserveknoppen werden geopend, na
dat het eerste weeldekleed was ver
welkt en de rozen bleven den tuin
sieren tot den killen, vuohtigen herfst
tijd en hun bloemen, zoowel als hun
bladeren, werden door de geheimzin
nige herfstdraden aaneen geweven.
Ook in dit opzicht, zooals in vele
andere worden de rozen bijna niet
geëvenaard en hun bladeren hebben
nog do frissche groene kleur behou
den, als de wintel-bedekking wortesls
o:i stam reeds beschermt.
Na de rozen zijn het vooral de rho
dodendrons, die hun plaatsje in den
tuin waard zijn.
Ze groeien langzaam, het is waar,
en niet overal brengen ze het tot
mooie, gevulde heesters, maar waar
de grond naar wensch en de verzor
ging naar behooren is, zijn deze groo-
to familieleden van de nietige hei-
plantjes getrouw tot in den barren
wintertijd.
Zij eoinbineeren den spontane»
vlierI>1 oei met de kalme deftigheid der
rozen en iLebten dit voor, dat ze haar
prachtige bloemruikers openen in een
lijd, als we weer zooveel behoefte aan
kleur en gloed hebben. De rhododen
drons zijn een beeld van den degelij
ke» Hollander. Hij mag een oogenblik
zijn kalme nist verliezen, onm'dde-1-
lijk keert de ernst terug en zorgt hij
voor den dag van morgen.
Zoo gauw de planten hebben mee
gedaan aan het rijke kleurenspel der
lente, zoodra de verslapte bloemkel
ken bij honderdtallen omlaag zijn ge
dwarreld, zien wij de iknoppen voor
liet volgend jaar reeds weer naast de
god rongen bloemstelen staan.
Dan komt de zomerzon de bladeren
koesteren en in enkele weken prij
ken de stengels aan hun top met
mooie frissche blad rozetten, die met
hun lichtere tinten mooi afsteken te-
een hel. donker der oudere bladerem.
Het trrootste voordeel, dat wij van
do rhododendrons krijgen, is niet
gelegen in de bloemen, hoe mooi die
ook zijn, maar in de eenvoudige,
leeiachl ge bladeren. Deze heiben ook
hun frissche glorielijdperk. inaar
eelfs als zij oud worden 011 huin ran
den omkrullen, blijft het groen nog
lang benouden.
Nu prijken de mooie planten met
ien dicht, groen bladerkleed en als
kanrsstompies in uitgewerkte blakers,
staan de dikke bloem knoppen voor
het volgend jaar tusschen de blad ro
zetten. De winterkoude zullen zij moe
ten doorstaan, zij, die zomerhitte en
najaarsregens verdroegen en, on
danks al die aanvallen der natuur
krachten zullen ze een zachtlkleurig
vveeldekleed over de planten uitsprei
den. zoo gauw de zon maur genoeg
kracht heeft, om hen bij Jiet ontplooi
en der bloemen te helpen.
De frambozen scharen zich op een
lijn met de vlierstruiken. Meters
hoog zijn de jong© scheuten en in
hun jonge kracht verSieffen ze zich
e©Us boven de oude stokken, die nu
als nutteloos moeten verdwijnen,
maar mooi zijn ze niet. Do bladeren,
eerst vergelend, liggen nu hier en
,danr verspreid en over enkele dagen
zien we slechts kale, houtig gewor
den loten, die alleen door de dikke,
veelbelovende knoppen ontkomen aan
de scherpe schaar van don tuinman.
Zo zijn niet waard in een winterar-
t.keMje te worden behandeld. Daar
op hebben de aardbeien meer recht.
Als ik zo niet in mijn tuin had om de
vruchten, zou ik ze nog om de mooie
frissche najaarsbladeren aanplanten.
Enkele weken geleden 'begonnen ze
het mooio verkleurimgsproces. Hoog
boven ;hen kwamen de eschdoom-
vruchten tot volle rijpheid, de beu
kenhaag naast hen kreeg zijn gele
win'terpakje weer aan en de linden
vertoonden meer vruchten dan bla
deren.
Toen besloten ze ook het hunne bij
te dragen, en iederen dag werden een
paar blaadjes mooi rood gëkleurd. Nu
zijn de aard hebbedden weer even
prachtig als in den vollen zomer.
Het grootste deel der bladeren is
groen gebleven, maar juist die einkele
gekleurde schijfjes aan iedere plant,
rood als de sappige vruchten van
voorheen, roepen ons de heerlijke
Junidagen weer voor den geest.
Sterk, ondanks hun geringe groot-
te, en dus onbeschut, zullen zij den
winter moeten verdragen. De sneeuw
zal zich opstapelen over hunne hoof
den, of de vorst zal de teer© deelen
grijpen met zijn ijzige handen, hij
zal ze verstijven en trachten te ver
nielen, niaa rals het sneeuwwater in
den bodem is verdwenen en de vogels
terugkeeren, zullen we aan de aard-
be planten niet zien, hoe zij hadden
te kampen tegen sterke aanvallers.
Weldra zullen de blad pakjes weer
uit het plantenhart omboog worden
gezonden, jonge uillloopers zullen ge
tuigen van innerlijke kracht en teer
witte bloempjes zullen een belofte zijn
voor de komende zomermaand.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Tracht uw gezondheid te be
waren.
Gezondheid is noodig, is eeu eerste
vereischt© voor de vrouw, die wat
prestoeren wil, op welk gebied dan
ookl
De tijd is voorbij, dat de vrouw het
interessant v.ndt, te kwijnen aan on
bekend© ziekten. Gezond zijn is noo
dig, niet alleen om zioli behaaglijk
te gevoelen, wat het lichaam betreft,
maar ook wat den geest aangaat.
Berst dan, als ons lichaam werkt
als een machine, hebben we den noo-
digen werklust, en het is daarom,
dat we ons de grootste moeite moeten
getroosten, om het behoud van onze
gezondheid te bc-vorderen. Voedsel is
brandstof voor onze menschelïjke ma
chine, evenals kolen dit zijn voor de
stoommachine. Ook het voedsel wordt
verbrand, deels om de dierlijke warm
te te behouden, deels om de slijtage
te repareer©n, die voortdurend plaats
heeft. Anders zou de menscih immers
aan gowioht toenemen en dat lioeft
tooh niet; is zelfs niet wemsflhelij'k!
Een gezond wenkend mer.soh ver
bruikt per jaar 550 KG. aan eten en
drinken, dat is ongeveer acht, maai
zijn eigen gewicht en toch blijkt dirt,
op het einde van het jaor ongeveer
hetzelfde te zijin gebleven. Naar ver
houding hebben kinderen meer voed
sel nood'g dan volwassenen, omdat
zii nog moeten groeien en stoffen be
hoeven. om heit lichaam op te bou
wen. Komt de oude dag, duu zal ons
lichaam in gewicct verminderen en
ons lichaam zal meer ëtoffen afschei
den, daii opnemen.
ledereen moet slechts eten en
drinken, wat de ondervinding hem
geleerd heeft, dat hem hel best be-
kornlt en voor bat aantal uren slaap
en rust is ook geen algemeen geldend
voorschrift te geven. Dank zij de; ge
zondheidsleer, .die al hoe langer hoe
meer ingang vindt, zorgt de jeugd
wel, dat ze vrij -hygiënisch leeft. Die
zich schromelijk verwaarloost; dat is
niet zelden de huismoeder. Die slooft
en zwoegt en sjouwt maar voor de
haren, totaal niet aohtend op eigen
genot of gemak. Toch handelt ze
hierin hoogst onverstandig en het
goed onder de oogen zien van een
dergel ij keu afmattenden arbeid, is
misschien het beste middel om zelve
niet in die „zond©" te vervallen.
Want, waarlijk, zóó mogen we het
gerust noemen: „zonde" is helt tegen
over zich zei ven en ook juist tegenover
degenen, voor wie we ons zoo opof
feren!
Laten we nu maar eens bel voor
beeld «tellen, dat de vrouw totaal al
leen vcor het huisnouden staat, des
noods met behulp van een werkster
een paar maal 's weeks, zooals dit
toch zoo vaak plaats heeft en de wat
meer ouderwetscke huishoudens.
's Morgens na negenen is eindelijk
iedereen weg! De man naar zijn kan
toor de kinderen naar school! En nu
vangt het lieve leven voor de huis
vrouw eerst aan: De ontbijttafel op
ruimen en al wat er op kasten, stoe
len, tafels, is blijven slingeren; voor
al als er jongens in huis zijnl Na'
tot een uur of half elf zoowa't bezig
tc zijn geweest, om wat orde in den
chaos te brengen moet ze nu alweer
voor Ikoffio zorgen. Iniusschen halen
hei gebel van slager, hakker en
groenteboer haar voortdurend uit
haar werk en kan zij soms twee hoog
dalen, om haar huislijke inkoopen
te doen. Om twaalf uur- moet de kof
fietafel kant en klaar staan; en
diè heeft graag eeu zuchtegekooklt
eitje; die prefereert liet hard enz. De
jongste moet wanne mellk hebben; de
oudste is dol op een warm kliekje,
enz.
Na koffiedrinken; enfin...
We weten hot allen: steeds dribbelt
de huisvrouw bedrijvig rond en ver
richt het vermoeiendste werk: schudt
de bedden, vult de kannen, maakt de
groenten schoon, liefst Staande
en moet dan na tafel nog de vaten
wasschenl
Geen wonder dus als ze eindelijk
doóp-op aan de theetafel zSi, en... ten
laatste prikkelbaar en korzelig van
humeur wondt, Denlk echter niet, dak
zij zich nu nog den tijd gunt, om rus-
®ig een krantje te lezen en een kopje
thee te drinken. Neen: maar weer aan
den arbeid; het goed wordt versteld,
de kousen gestopt euz. En zoo gaat
de rustelooze, zorgende huismoeder
steeds voort met haar zelfvemieiti-
iging, m plaats van haai- gezondheid
te bewaren, als het kostbaarste klei
nood! Waarlijk zij is er mee achter
op, als zo zich op deze wijze uitput!
Laat dan liever het huishouden wat
meer kosten; neem behoorlijk rust en
beweging in de frissche lucht; een te
der beeft toch recht op een g levens
genot!
Door geregeld eiken dag een uur te
wandelen, zal men niet alleen zijn ge
zondheid bevorderen, maar het komt
ook het hu-meur ten goede, want niets
geeft zooveel afleiding als de natuur.
Bovendien zal iedereen ondervinden
dat na een loopje van ongeveer een
uur, h©t werk weer veel beter vlot,
zoodat men er eigenlijk maar weinig
tijd mede verliest. Alleen komt bet
aan op practische gemakkelijke klee
ding ©n daarover willen wij het een
•olgendo maal hébben.
MARIE VAN AMSTEL.
Parijsche Brieven
CCCLIII.
liet oogenblik nadert, waarop de
president der Republiek „lc bonhorn-
Fallières, zijn septennaat zal
hebben vervuld en zijn mandaat zal
moeten neerleggen. In verband daar
mede 'zullen spoedig de Kamer van
Afgevaardigden en de Senaat wor
den bijeengeroepen cm een keuze te
doen onder de aanstaande canclida-
ten voor liet presidentschap.
Met het oog op die belangrijke ge
beurtenis in de naaste toekomst heeft
de heer Henriquez-Phillipe aan som
mige afgevaardigden uit alle par
tijen. de volgende vraag gesteld:
„Indien gij elke persoonlijke waar-
deering buiten beschouwing laat, van
welke eigenschappen moet dan. naar
uw oordeel, de toekomstige president
der Republiek blijk geven, in verband
met den huidigen toestand van
Frankrijk?
Met andere woorden: hoe stelt gij
u den idealen president der Franscln
Republiek voor, in verband met den
toestand van het land?
Do afgevaardigden hadden geen na
men te noemen, niet elk zijn eaiidi-
daat aan te wijzen, dan wel aan te
geven welke can-dldaat de meeste kans
zou hebben r neen, zij hadden, elk
naar zijn eigen opvatting, te kennen
te geven, aan welke eisohen de eer
ste burger van Franrkijk in dezen
tijd heeft te voldoen.
De heer Henriquez-Phillipe heeft
bereids eenige antwoorden ontvan
gen.
Joseph Reinach antwoordde als
volgt:
„De Constitutie, zoo naar den geest
s naar de letter, toepassen; gesta
dige aandacht wijden aan de vraag
stukken, die de nationale verdedi
ging betreffen; onze verbonden en
overeenkomsten cultiveeren; zich ver
heffen tot de hoogte, waarop de Re
publiek en Frankrijk samenvloeien."
Kort envaag. Overigens moet
het een heksentoer zijn, een consti
tutie, zelfs de best gestelde, èn naar
den geest èn naar de letter too te
passen. Dal zal niet gaan, dat zal
niet gaan.
Charles Dumas, afgevaardigde van
1'AIlier, gaf ten bescheid:
„Gegeven eenerzijds de toestand
van Frankrijk en die der wereld, an-
derz,:ds de aard der functies van pre
sident der Republiek, denk ik, dat de
hoogste eigenschap, weike men de
zen laatste kan toéwénsche.n, zuu
zijn: een wijsgeer in het Boeddhis
tisch genre te wezen.
„Hij zou, gedurende zeven jaar
zor.der er zicli in te mengen en zon
der er iets aan te kunnen doen de
onverwinbare evolutie moeleu aan
schouwen, die overal, met dezelfde
kracht op vreedzame dan wel op
heftige wijze, naar de keus der bur
gerij de nienschheid voert naar
beur aanstaande heslemming: de
zege van den vierden Staal en de
maatschappelijke Revolutie."
Daar kan de toekomstige president
het meê stellen! Hij kijke dus maar
toe. Blijkbaar is Charles Dumas de
meening der niet weinigen toegedaan,
dat het baantje van president der
Fransche Republiek „simplement lio-
norifique" is.
De heer de Dion, afgevaardigde
van de Loire-Inférieure, lapt uit een
gansch ander vaatje. Hij moet blijk
baar niets van ledepoppen hebben en
betoont zich meteen een voorstander
van het onmiddellijk werkend alge
meen kiesrecht.
„Gegeveu de huidige toestand van
Frankrijk, is het noodzakelijk, dat
het hoofd van den Staat liet gezag en
de verantwoordelijkheid hebbe. die
den president der Republiek, gekozen
naar de Constitutie \an 1875, ontbre
ken.
„De nieuwe president zal dit gezag,
hetwelk hem in staat stelt alle ver-
ar. twoorüelijklieid op zich te nemen,
niet verkrijgen dan wanneer hij ge
kozen wordt door de natie en niet
noor negenhonderd senatoren en af
gevaardigden, die voor het meeren-
deel slechts met hu.i persoonlijk be
lang te rade gaan, en hun slem
slechts geven aan den man, die de
minste.geestkracht, de minste wils
kracht, "het minste karakter heeft.
„Aangezien het „Tout-le-Monde" i
niet dezelfde beweegredenen als de
individualiteit heeft, is het, teneinde
den man te vinden, die de hoedanig
heden van een waar hoofd van Staal
in zichvereenigt, noodzakelijk, dat
hij benoemd wordt door het algemeen
kiesrecht, onmiddellijk geraadpleegd.
Het gezond verstand der massa vult
den somtijds schitterenden, doch bij
kans altijd nuttcloozcn geest der par
lementairen aan."
Ziedaar het bescheid van iemand,
die weet wat hij wil.
Theodore Reinach, afgevaardigde
van Savoye, stelt niet alleen aan den
president der Republiek, doch ook
aan... diens echtgenoole de hoogste
eischen.
„De toekomstige president moet de
Republiek voor het Land en Frank
rijk voor do wereld vertegenwoordi
gen. Uit deze dubbele rol vloeien de
eigenschappen voort, <lic men ge
rechtigd is van hem tc eischen.
„Aan een ernstig© kennis van de
internationale kwesties mc^t hij een
diep gevoel van Fr ankrijks w aardig-
fceid paren.
„Het spreekt vanzelf, dat de eerlijk
heid en de ouberispeiijkl.ejd van le
venswandel boven alle verdenking
moeten verheven zijn; doch buitend en
moet zijn pereoonlijkheid aanzienlijk
genoeg zijn om eerb-eil in den vreem
de in. te boezemen, beminnelijk genoeg
om sympathieën te verwekken, ont
wikkeld genoeg om aan zijn gesprek
ken. zijn redieivoeringen en zijn ge
schriften een parfum van sobere ele
gantie te geven.
„Gefamiliariseerd met het parle
mentair personeel, zal hij den noodi-
gen tact hebben om, bij elk© crisis,
den man te kiezen, die het best in
staat is om dio te ontknoopen, en om
dezen nuttig bij te staan in de keuze
van zijn medewerkers.
„Als overtuigd republikein zal de
burgermoed zijn. eerste deugd ziju.
Ilij zal, met betrekking tot particulie
re kwesties, niet trachten ziju mea
ning op te dringen; doch in de ta
melijk zeldzame gevallen, dat 't lot
■van "t vaderland op 't spel staat, zal
hij „neen" weten te zeggen, een be
roep doen op liet land en, zoo noodig,
zijn populariteit aan zijn plicht op
offeren.
„Indien 'hij een vrouw heeft, dient
zij .te kunnen weldoen, behagen en
zwijgen."
Maar waar ter wereld vindt Théo-
óore Reinach zoc'a superben man?
Zelfs wijlen Diogenes was minder
kieskeurig. En gesteld, dat men zoo'n
wereldwonder wél kon -vinden, doch
diens gem a Dime een onaangename
kwebbel aarster was...? Zou de zeldza
me man dan om zijn gade voor het
mandaat moeten bedanken?
Gelulktei'g weet Théodore Reinach
zelf heel goed, dait zijn „president
idéal" anroe Fallières! zoo geen
onbestaanbaar wezen, dan toch op
het oogenblik in onze oude maat
schappij een niet bestaand schepsel is
hetgeen hem dan ook ziju ant
woord doet besluiten mei deze scepti
sche tirade:
„lk zal mijn stem geveïi aan den
candidaat, die niij zal toeschijnen, de
helft van die eigenschappen in zich
te vereenigen."
Dan nóg, 'Fliéodore Reinach, dan
nóg zult ge héél lang moeten zoeken.
Paul Esondier, afgevaardigde van
de Seine en oud-president van den
gemeenteraad, antwoordde in een
lang epistel, aan het slot waarvan hij
de schimmen van groote mannen op
riep:
„Noch het veroveraarsgenie van
Napoléon, noch de krijgshaftige wel
sprekendheid van Demosthenes zijn
noodig voor den president der Repu
bliek; doch de liefde voor zijn land,
de moed, de overtuiging, de energie
en het gezond verstand: heigeen de
faam begroet in George Washington
en wat zijn grootheid beeft uitge
maakt."
Ach, ik vrees, dat de huidige we
reld zich al heel bijzonder zou moe
ten inspannen om weder een Was
hington te produceeren...
Het is ocltegenzeggelij'k waofc- en
het zal, dunkt mij, nog langen tijd
waai' b; ij ven, dat naar de opvatting
der meeste mensehen de taak van den
president der Fransche Republiek
zich bepaalt tot het teeker.en van gra
tieverleningen, het ontvangen van
vorsten en het kiezen, bij elke crisis,
van een eersten minister.
Een twintigtal jaren gc-leden be
proefde de vicomte de Vogue vast te
stellen, dat de president der Repu
bliek over meer dan genoeg macht
beschikt om te regeeren. De presi
dent heeft het initiatief der wetten;
hij beschikt over de gewapende
macht; 'hij kan, door middel van een
gemoU veerden zendbrief, aan de bei
de Kamers een nieuwe .beraadslaging
vragen, die hem n et geweigerd kan
worden; hij kan de zittingen schorsen
en de Kamer der Afgevaardigden ont
binden. De president" zou niet, zooals
menigeen meent, de gevangene in de
Constitutie zijn, doch slechts de ge
vangene „eener vervalschte tradi
tie."
Dat de vicomte de Vogue te dien
opzichte optimistisch oordeelde, kan
onder meer blijken uit 'het feit. dat.
twee jaar na de verkondiging van die
zijn meening, genoemde toekijkende
edelman het onslag, na een regcering
van slechts een ice maanden, bf leef
de van den goedwillend en Casim'r-
Périer als president dei' Republiek.
In het schrijven aan senatoren en
afgevaardigden, waarbij deze naz at
van een groot muil zijn mandaat neer
legde, kwam o.a. de volgende zin
voor:
„Ik berust er niet in, bet gewicht
der zedelijke verantwoordelijkheden,
die op mij zijn geladen, ie vergelijken
niet de machteloosheid, waartoe ik
gedoemd ben."
That speaks volumes!
Om te eindigen met het noemen van
een naam met bel rekking tot het. aan
staande presidentschap: men fluistert
dat de kansen zeer goed staan voor
Paul Des oh.a nol, zooweel-maal presi
dent van de Kamer der AfgevaaiVliz-
den en tevens lid van de Académie
Francaise. Of hij er inderdaad ko
men zal? On ne snit jamais! de po
litiek en hot parlementarisme zijn
hazardspelen. Komt hij als de eeko-
zene uit den strijd, liie heet belooft
te worden, te voorschijn, dan komt in
zóóverre de superieurste man aan de
spits van Fran.krij.ks burgerij te
staan, dat Paul Deschanel z ch beier
weet te kleedcn dan welke zijner
landgenoot©» ook, de tooneelspeler
Le Bargy niet uitgezonderd.
OTTO KNAAP.
Amsterdam—
St. Petersburg.
Een ware geschiedenis door
HANNA v. d. BEUK.
Vier Ilollandsche handelsreizigers
zaten in den D-trein van Amsterdam
naar Berlijn, en ze hadden dezelfde
bestemming: St. Petersburg. Ze ver
veelden zich vreeselijk en dus keken
zo elkander bij tusschenpoozen onder
zoekend aan. Ieder wachtte, dat de
ander het stilzwijgen verbreken en
een gesprek beginnen zou en waar
schijnlijk zouden allen in slaap ge
vallen zijn, indien niet plotseling een
hunner de inderdaad geestige opmer
king gemaakt had, dat het weer wat
druilerig was. Hiermede was het ijs
gebroken; van het weer kwamen z«
op het klimaat; van het klimaat op
de reis, van de reis op de ziekten, die
ze zich door het ongeregelde leven op
den hals, liever gezegd op de maag
haalden. Maar aan alle gesprekken
komt een eind, hoewel dit reizigers
niet zoo gauw overkomt als gewone
stervelingen, maar het komt, onver
mijdelijk als het noodlot.
En eindelijk zalen de heeren weel
een beetje te soezen, net als het weer
daarbuiten en bliezen dikke rookwol
ken uit dikke import-sigaren. Toen
deed een der heeren het volgende
voorstel:
„Mijne heeren 1 zooals ik vernomen
heb, hebben wij allen eenzelfde doel.
Het zal nog vele uren duren, voordat
wij op de plaats onzer bestemming
zijn en de tijd zal ons lang vallen, dat
verzeker ik u, indien wij er niets op
weten te vinden. Nu heb ik gedacht,
lui als wij, die zoowat overal zijn,
vandaag hier, inorgen daar, over
morgen weer ergens anders, die de
verschillendsto menschen en toestan
den leeren kennen, hebben zeker ie
der voor ons dingen of zelf beleefd ol
van nabij gezien, die de moeite van
bet vertellen waard zijn. Denkt goed
na en zegt me, wat u ervan denkt."
Een luid hoera, hoezee en bravo
beloonde den dapperen spreker, die
moe van het staan zijn jichtige bee-
nen weer tot zitten kromde.
„En wie zal nu met vertellen moe
ten beginnen," vroeg de jonge, knap
pe reiziger in zijden tricots.
„Natuurlijk hij, die het voorstel ge
daan heeft," zei de dikke reiziger in
paientolie.
„Dat vind ik nog zoo natuurlijk
niet," antwoordde de eerste spreker
met de jichtige beenen, „ik zou het
natuurlijker vinden, als ik tot beloo
ning voor mijn prachtig voorstel de
eerste mocht zijn, die zou mogen luis
teren. Maar ik weet iels heters. Laat
het lot beslissen."
Dit vond luiden bijval. De reiziger
in patentolie haalde vier naalden
voor den dag, deed in een van do
naalden een draad, en hield vervol
gens de vier naalden zoo in de hand,
dat het gedeelte met de punten naar
buiten stak; ieder moest nu een naald
trekken. De reiziger met de jichtige
beenen trok de naald met den draad;
hij was dus de door het lot aangewe
zen persoon en hij droeg hel met
waardigheid, zooals het zijn jaren en
zijn grijze haren betaamde.
Hij riep den kcllner, bestelde voor
ieder een whisky-soda en begon:
In mijn jonge jaren, een kleine 30
jaren geleden, werd ik door mijn
toenmaligen chef naar een klein
stadje in Russisch Polen gezonden,
m nauwkeurige informaties in te
innen betreffende den landbouw in
die streek, met het oog op den ex
port van landbouwmachines. Hij
hoopte daar een nieuw voordeeüg
afzetgebied te vinden, wat hem helaas
niet gelukte. Maar dit heeft met mijn
verhaal niets te maken.
Ik logeerde in het eenigste hotel
daar ter plaatse, als ik het zoo noe
men mag, want feitelijk was het
niet meer dan een herberg. De her
bergier was een bejaarde man, dio
met zijn vrouw, '11 kreupelen zoon en
een dochter voor de gasten zorgde.
Er waren er nooit veel, behalve op
Zondagen. Dan was de gelagkamer
gevuld met dronken boeren, boerin
nen en kozakken, die daar bij de to
nen van een valsch draaiorgel vroo-
lijk en lawaaierig rondzwierden. Den
meesten beviel het zoo goed, dat ze
niet meer weg wilden. Zoodra zo
goed dronken waren, vielen ze languit
iieer en dachten op den vloer huu roes
uit te slapen. Dc herbergier was er
natuurlijk niet mee gediend; zoodra
er een lag te snurken, werd hij dade
lijk door den waard en zijn kreupe
len zoon naar buiten gebracht en net
jes voor het huis neergelegd, om in
de frissche buitenlucht verder te be
komen. Het kwam er niet zoo pre
cies op a;.:i. waar ze hem neerlegden,
soms in een plas of op een mesthoop,
die voor iedere huisdeur in die klei
ne steden van Russisch Polen to
vinden is. Sjonge, sjonge, wat was het
daar smerig; nergens anders heb ik
iets dergelijks gezien, het is haast
niet te beschrijven.
Zooals ik reeds gezegd had, had do
herbergier een dochter; die is eigen
lijk de hoofdpersoon van mijn ver
haal. Toen ik 't meisje voor den eer
sten keer in den gang ontmoette, was
ik stom van verbazing; zoo iets had
ik dan toch niet gedacht in dat krot
te vinden. Ze had een hooge, slanke
gestalte, een fijn, bleek kopje uict
groote donkere melancholieke oogen.
Het haar, dat haar in een zwareu
wrong in den nek lag, was van dat
eigenaardige zwart, dat met goud
stof bestrooid lijkt. Het meisje leek
een sprookje. Niet mécr verwonderd
had ik bij haar aanblik kunnen zijn,
wanneer ik in net bosc'h plotseling
een fee had ontmoet. Ik ziede
heeren lachen mij uit, omdat ik, oude
man, nu nog m geestdrift geiaak,ais
ik over haar spreek. Ik wenschie dat
u haar daar gezien had, dan zou o
mijn woorden begrijpen. Ik kan mij
nu nog niets liefelijkers voorstellen
dan dat meisje. Ze leek erg schuch
ter en antwoordde niet veel op inijii
aanmerkingen in gebroken Poolsch,
die dan ook niet bepaald geestig ge
weest zijn. Van de moeder, een lee-
lijkc, oude vrouw, met iets hards in