m
m
m
B
m
m
m r m
m m
m
ft
haar gezicht, hoorde ik, dat hel meis
je Anna heette. Anna klonk mij liefe
lijk in dc oorendat is een idee,
nietwaar? en die naam leek mij een
heelen tijd de mooiste, die er be
stond. Het meisje werd langzamer
hand vertrouwelijker, en na een paar
dagen vertelde zij mij, dat ze verloofd
was en nog diezelfde week trouwen
zou. Op mijn vraag naar haar brui
degom. antwoordde ze een heelen tijd
niet. Eindelijk zeide ze: „Het is een
oude man, heel geleerd. Hij doet niets
dan lezen in boeken. Mijn ouders
hebben mij voor hem bestemd." Ik
zag dat ze slechts met moeite haar
tranen terug dringen kon en dua
praatte ik gauw over iets anders.
Laat in den avond zat ik met An
na's moeder in de gelagkamer, nie
mand was daar behalve wij, en de
oude vrouw vertelde rnij van het ge
luk, dat haar dochter to beurt viel.
„Maar," zei ik, „zal Anna gelukkig
worden met een zooveel ouderen man,
dien zij niet eens kent?" De moe
der keek mij aan, of ik gek was, toen
zei ze: „Mijn dochter wordt een rijke
vrouw en ze krijgt 'een geleerden
man, waarom zou ze dan niet geluk
kig zijn? Maar" nu fluisterde ze
haast „wij moeten Anna bewa
ken, dag en nacht." „Waarom?"
zei ik verschrikt en de oude heks sis
te: „Als een bruid in de laatste week
voor den trouwdag niet goed bewaakt
wordt, dan haalt 'n kwade geest haar
Ij ij zich. omdat hij jaloersch is op den
bruidegom. Ik had willen lachen om
dat dwaze bijgeloof, maar de lach
bleef in mijn keel steken, ik zei niets
meer, doch ging gauw naar mijn ka
mer.
Eindelijk brak de trouwdag van
Anna aan. Ik besloot, dien dag niet
voor zaken uit te gaan, want ik wou
zoo'n bruiloft heel graag eens van
nabij zien. Ik had er al zooveel van
geboord, en gelezen; er moesten heel
eigenaardige gebruiken bij te pas ko
men. Tegen 10 uur 's morgens kwam
de bruidegom, dien ik bij die gelegen
heid voor den eersten keer zag.'n waar
dig uitziende oude man van omstreeks
70 jaar met langen witten baard, Hij
was gekleed i 1 een zwarte jas, die
minstens zoo lang was, als de voet-
vrije rokken var. onze dames; bet
hoofddeksel was een zwart fluweeleu
kapje, waaruit langs do ooren aan
lederen kant eer. lange witte haarlok
le voorschijn kwam. De bruidegom
bracht een heelen troep jongere en
oudere manner, mee, allen op dezelf
de manier gekleed, alleen met dat
verschil, dat bij den een de jas wat
langer was dan bij den ander. Het
heele gezelschap ging in de gelagka
mer zitten, die voor deze gelegenheid
netjes schoongemaakt en met bloe
men versierd was. De aanstaande
schoonvader schonk zoeten brande
wijn en do mannen begonnen vroohjk
te worden. Een viel niij bijzonder cp.
Het was een lang opgeschoten jonk
man van ongeveer 26 jaar, nogal ta
melijk dik met eeblozend rond vroo-
lijk gezicht, guitige bruine oogjes en
een kuiltje in de uitbundige, lichtzin
nigheid verradende, kin. Het duurde
niet lang of allen zalen om hem heen,
en luisterden naar de verbalen, die
hij bun in hun eigeraardige taal, die
ik jammer genoeg niet goed verstaan
kon, opdischte Zelfs de zuurste ge
zichten klaarder op en de jonge man,
Iwan noemden ze hem, werd vaak
door luid gelach onderbroken, waar
bij vroolijk mee instemde.
On der tusschen was een troepje jon
ge meisjes, in helle kleuren gekleed,
het huis binnen gekomen. Ze gingen
echter niet bij de mannen in de ge
lagkamer, maar belden dadelijk naar
boven, naar het kamertje van de
bruid. Na eenige minuten hoorde ik
verwarde uitroepen, welker beleeke-
ik niet begreep. Des te beter schenen
de bruidegom en zijn gasten die te be
grijpen. Zo liepen haastig de trappen
op, ik liep achter ze aan, om te zien,
wat er aan do haucl was. De kamer
van de bruid stond open, ze was leeg.
Alles schreeuwde door elkaar, man
nen en vrouwen, bovenal hoorde ik de
krijschende stem der oude heks. Haar
verhaal van eenige dagen geleden viel
mij in; ik ging bij haar staan en vroeg
wat dat bëteekenen moest en zij huil
de wild: „De kwade geest heeft haar
gehaald! mijn dochter is gehaald!"
Ze wierp zich met een smak languit
op den grond, verscheurde haar klee-
ren en trok zich verwoed de korte
haren uit, nadat ze haar pruik van
haar hoofd gerukt had. Ik zag wel,
dat tegenover deze smart geen troost
haten zou en ging langzaam weer in
to gelagkamer terug.
Do bruidegom en gasten verwijder
den zich nu ook gauw, daar de brui
loft niet kon doorgaan. Ik wist niet,
wat ik van deze historie denken
moest. De meening. dat Anna door
een kwade geest gehaald was, was
natuurlijk niets als dwaas bijgeloof,
maar raadselachtig bleef het verdwij
nen niettemin.
Eerst eenige jaren later loste zich
het raadsel voor mij op. Ik bereisde
toen Kazan en omstreken, ook weer
voor landbouwmachines. Toen ik
door de straten van een dorpje dicht
bij Kazan slenterde, zag ik voor de
'deur van een boerenhuis een vrouw
staan, die mij bekend voorkwam. Ik
trachtte mij te herinneren, waar ik
dat gezicht al eens gezien had. Toen
dacht ik eensklaps ..Anna", Ja, zij
piocst het zijn alleen de boerenklee-
cling was er schuld aan, dat ik haar
niet dadelijk herkend had. Zo was
nog even mooi, alleen was ze wat ge
zetter geworden en haar blik vriende
lijk en open. De schuwe uitdrukking
was heelernaal uit haar mooie oogen
verdwenen. Aan haar voeten speelden
twee stevige kleine kinderen met blon-
'de krullen en blanke gezichtjes; ze
keek naar hun met een lieve moeder
lijke uitdrukking. Ik weifelde, of ik
wel naar haar toe zou gaan. Maar
tenslotte overwon mijn nieuwsgierig
heid. Ik brandde er naar de geschie
denis van deze vrouw te vernemen. Ik
stapte dus vastberaden op haar toe,
grootte en vroeg haar, ditmaal in ge
broken Russisch, of zo zich niet meer
herinnerde, wie ik was. Ze stapte ver
schrikt terug en werd wasbleek. Maar
gauw was ze weer op streek, ze nam
de twee kindertjes aan de hand en
v. -j: mij me', haar mee te gaan. Ik
vui-.de haar door den gang naar een
soort keuken, een groot vertrek, dat
gemeubileerd was met een lange wit
houten tafel en een aantal houten
stoelen;, op den grond lag een zooge
naamde Siberische mat van riet ge
vlochten. Ik nam plaats op een der
sneeuw wit-geboende stoelen, mijn
gastvrouw schonk mij een glas geiten
melk in en nadat -zo de kinderen in
een hoekje gezet had met wat houten
blokjes om daarmede te spelen, kwam
ze tegenover mij zitten en vroeg met
een blos over haar lief gelaat, dat ik
zekc-r wel graag wilde weten, hoe het
kwam,.- dat zij toen bij de bruiloft
verdwenen was. Maar eerst moest ik
haar heioven dat ik aan niemand
vertellen zou, dat en waar ik haar ge
vonden had, want als haar ouders
wisten, waar ze was, zou ze niet ze
ker van haar leven zijn. Gaarne be
loofde ik haar dit. Toen vertelde ze
mij, dat ze achter den rug van haar
ouders om betrekkingen aangeknoopt
had met een jongen knappen kozak,
die vaak in de hei berg kwam. Zij be
minde hem e'. hij beminde haar, zoo
als dat nog wel meer bij jonge men-
schen gebeurt Daarom leek haar het.
voorgenomen huwelijk met den ouden
man, dien haar ouders voor haar uit
gezocht hadden, zoo vreeselijk toe. Zij
en haar vrije: luidden vele plannen
gesmeed, hoe dn, huwelijk te ontwij
ken. Eens vertelde zij hem van het
eigenaardige bijgeloof barer ouders,
dat een bruid in de laatste week voor
haar trouwdag goed bewaakt moest
worden, daar de kwade geest haar
anders haalt
Weet je wat, zei de kozak, dc
geest zal ie werkelijk halen in den
nacht voor de bruiloft, en weet je, wie
het zal zijn? Dat ben ik in eigen per
soon.
Anna sparlelds nog wel tegen, ze
was bang haar familie te verlaten,
om een bekende toekomst tegemoet
te gaan, maar aan den anderen kant
grijnsde haar het huwelijk met den
ouden man tegen en ze besloot den
geliefde te volgen. Z9 spraken dus af,
dat hij haar in den nacht voor de
bruiloft door middel van een touw
ladder naar heneden zou halen
door de deur kon zij niet, kant haar
kamer was van buiten afgesloten, om
den geest niet binnen te laten. Samen
zouden ze naar zijn geboorteplaats
gaan, waar hij een kleine boeren
hoeve bezat.
En zoo ben ik hier gekomen, ein
digde ze haar verhaal, ik heb geen
berouw van mijn ontvluchting, want
mijn leven is kaïn- en gelukkig, al zijn
mijn man en ik arm. Wij hebben alles
wat wij noodig hebben en wij houden
van elkaar.
Ik drukte haar ontroerd de hand,
dankte haar voor haar vertrouwen en
verliet daarop mijn vriendelijke gast
vrouw, die mij tot aan de deur uitge
leide deed. Dit is het verhaal van
Anna, het schcone meisje, dat door
den kwaden geest gehaald werd.
Een korte stilte volgde, allen wa
ren onder den indruk van het roerend
verhaal. Ze dar.kten den spreker voor
de historie en de dikke reiziger in pa-
tenfolie zei: Zoo doe ik het u niet
na. Ik zou niet durven beginnen, want
niemand zou luisteren, na eerst zoo
iets interessants gehoord te hebben.
Ik ook niet. ik ook niet, riepen de
twee anderen.
Maar waarmee zullen wij dan on
zen tijd korten? zei de reiziger met de
jichtige beenen.
Nu.-, zei do reiziger in tapijten, die
tot nu toe weinig gezegd had, ik
weet wat. Zijn wo niet met ons vie
ren. Hebben jullie al eens gehoord
van het edele sUal&pel? Natuurlijk! Ik
stel voor een partij of wat skat te spe
len, als niemand iets beters weet.
Neen, niemand wist iets. beters, de
reiziger in tapijten haalde een spel
kaarten te voorschijn en het edele
spel begon.
Ds geschonken haan.
Het hofje was geheel stil. Zelfs de
pomp, waar gewoonlijk zich de oude
vrouwtjes verzamelden, om er een
morgenpraatje, oen middagp raatje of
een avondpraatje te houden, stond
verlaten van menschen, de zwengel
druilerig neer, en zonder geritsel van
vallende droppelen; hier en daar pik
te een nijvere musch tusschen de met
gras beproeide steenen naar een
graantje of een korreltje of een on-
zienbaar iets, waarmee hij wegvloog
naar 't muurtje, van 't muurtje naar
den appelboom van den heer Greevers
van Hellingen (regent van het hofje)
en van den appelenboom in de wijde
ruimte.
Het hofje sliep. De coquette, groene
deurtjes waren gesloten, en de hor
retjes waren voor de glazen. De gera
niums in de potten wachtten op wa
ter, het gewone rantsoen van den
dag; zij stonden doodsch en zonder
eenige fleurigheid.
Alle oude vrouwtjes deden haar
middagdutje, en sliepen den slaap
der waarlijk-rechtvaardigen; doch 't
rustigst sliep juffrouw Sanne, die al
vijftien jaar geleden in het hoije was
ingekocht, nadat ze de familie Gree-
vers van Hellingen (familie van 's
■hofjes regent), wel te verstaan de fa-
mil e Greevers van Hellingen in de
Gabriel van Campenlaan vijf en der
tig jaar als dienstbode had versierd.
Rustig kon juffrouw Sanne dus sla
pen. Ze lag achterover in den stoel,
nog gekregen van de oude mevrouw
Greevers van Hellingen en even vre
dig rustte ze als de oude mevrouw,
die nu zestien en een half jaar gele
den gestorven was. Toen... eensklaps
te midden van al de stilte... luid
als een kanonschot... klonken er
mannen-vceistappen langs de pomp...
xecht-aan toe op de deur van juffrouw
Sanne, die rustig doorsliep.
Met stevigen vuist klopte de man
tegen bet hout. Juffrouw Sanne
Bprong op, keek strak voor zich uilt,
in sprakeloozen schrik, en zag op het-
zelfde oog en bi: k een kerel als een
hoorn, die in zijn hand een kakelend
beest, een haan, geschroefd hield.
Hier ben ik, zei de man, als gold
het de natuurlijkste zaak van de we
reld.
Wablie? vroeg juffrouw Sanne.
Hier ben ik, herhaalde de man,
met den haan.
Dan moe' je bij mij niet we
zen,
Jawel H is een geschenk van
de femielje-
Wablie?
Een ke-do van de fe-miel-je,
schreeuwde de kerel, om op te eten.
Wablie?
Om op te e-ten.
O zool zei juffrouw Sanne, anaar
lik heb geen hok, om 'm dn te zetten,
weet u?
Zenuwachtig was ze opgestaan, en
inet bevende handen tastte ze naar
den haan. Op dat oogenblik begon hij
te kraaien, en ze sprong terug, wel
meer dan een Meter.
Hoe kom ik an 'n bok? jammer
de ze.
Nou dat weet ik niet. Als u
geen hok heb, zet ik 'm maar op den
vloer.
Op den vloer?
Voor haar oogen zag ze alle moge
lijke hanelijke ongerechtigheden op
de zanddoorschuJerde, liefder ijk-ver
pleegde steenen, met 't matje, en 't
zeiltje voor de badstede, met 't buf-
fetje en het tafeltje, en de keurige no
tenhouten meubeltjes, van haar
spaarduitje gekocht.
Zoolang ik leef en haar stem
trilde van verontwaardiging, komt
er bij mijn géén haan o\er mijn
vloer.
Hulpeloos zonk ze op haar stoel te
rug, waar ze zooeven nog zonder
Chanleclairige zorgen zoo heerlijk als
een engel van vrede had gerustl
De geheele wereld was voor haar
veranderd... door den haan. Ze ge
voelde, dat ze den aanblik van den
heftig zich v-erwerenden, vurig-ge-
kamden en geveerden vogel niet lan
ger meer zou kunneu verdragen, en
toen ze, trippeltjes, trippeltjes, trip-
peltjes, een van de anderen haar
deur hoorde naderen, strekte ze de
armen uit.
Binnen kwam juffrouw Riek; ze
werd gevolgd door mejuffrouw Marie,
en deze weer door juffrouw Clazien,
en eindelijk gluurde de moeder van 't
hofje om den hoek.
Wat is er, juffrouw Sanne?
Een haan zeide ze, zonder meer
te verklaren.
Om op te eten, voegde de man er
aan toe. Van de fe-mielje. En nou
heeft juffrouw Sanne geen hok.
Dat heb ik wel, riep de moeder
energiek. Weet je, wat je doet? Ga
jij nou even met mij mee, dan zullen
wij met ons beiden dat zaakje wel op
knappen, want juffrouw Sanne is op
't oogenblik te veraltereerd van die
heele beweging.
De bestjes schaarden zich om juf
frouw Sanne. Een had haastig een
puntje van een zakdoek in het water
der kom gedoopt, en bette nu haar
voorhoofd. Juffrouw Marie, die bij een
dokter had gediend, hield onderwijl
haar pols.
Gevaar is er niet, besliste ze.
En toen de mar. en de moeder terug
kwamen niet den haan in een hols, en
het ènge beest niets meer ïïad in te
brengen, wü3 ook bij juffrouw Sanne
alle mogelijkheid, dat er nog een cri
sis zou ontslaan buitengesloten, en
bevend van vroolijke opwinding,
schonk ze koffie op, en allemaal, de
man en de moeder incluis, dronken
bij haar een leutig bakje troost. En
ze spraken over den haan.
Weet je, piepte juifruuw Sanne,
dan zullen we allemaal den haan
opeten en op de gezondheid van de
femielje gebruiken.
En ik een poot, riep eensklaps
juffrouw Marie.
Ze gingen voor 't hok staan, en
sneden den haan in stukken.
En ik deo hals met wat daaron
der zit, smeekte juffrouw Clazien.
En ik ook een poot, zeide juf
frouw Riek.
Maar ik wil ook een poot, beefde
juffrouw Sanne. Een haan heeft
toch geen drie poolen mensch. En 't
is mijn haan, en ik wil een poot.
Je krijgt 'm niet en ik zal een
poot, zei juffrouw Marie.
Als kleine kinderen twistten ze. en
ineens wilden ze allemaal een poot,
Maar de moeder met zachte stem be
loofde, dat zij zou deelen, en nadat
ze nog met sirakkenden tong het
beest hadden aangestaard de haan
bekeek haar met vijandelijke belang
stelling terug besloten zij af te
wachten, hoe de moeder verdoelen
zou, en oogenschijnlijk werd de vrede
geteekend.
Ze hieven tot den avond te zamen,
al maar pratend over 't heerlijk maal,
dat haar den volgenden dag zou
wachten, en in 't geheim denkend
over den poot waarvan zij zich met
geweid of met list meester wilde ma
ken. Ze drongen met mimtieuse, vleie
rige gebaartjes tegen de moeder aan,
ze gaven haar kleine vleierij!jes, com
plimentjes, prezen "t neefje, dat haar
's Zondags bezocht (de akelige jongen
smeet altijd kleine steentjes tegen de
ruiten der bestjesj, ze streelden haar
handen, knikten haar toe, vroegen
haar allemaal op de koffie met koek
jes... en op 't oogenblik, dat ze op
stonden, om juffrouw Sanne te ver
laten, omdrongen ze haar, en een
ieder wilde haar bij den arm vatten.
Juffrouw Sanne zeiden ze ternauwer
nood goeder-nacht: juffrouw Sanne
had niet meer de vrije beschikking
over den haan, het was de moeder,
die had te deelen!
Juffrouw Sanne hoorde nog een
oogenblik, hoe z:, als kippen kake
lend, over 't hofje gingen... vervolgens
blies ze de kaars uit, en zij bleef al
leen met den nacht.
Geen bestje in 't hofje kon den slaap
vatten: doch de gedachten van juf
frouw Sanne bleven in den felst-wa-
kenden toestand. Zij immers zat vlak
voor den haan. Zij hoorde in 't begin
alle geluiden, 't zachte tikken van zijn
snavel tegen de latten, en 't krabben
van de pooten over den bodem van 't
hok.... En eindelijk sliep hij in, de
haan, de eenige, die rustte in het door
ontroering bevangen duister. De dom
mel sloop in zijn vurig hanebloed, en
hij wist niets van de gevaren, die hem
bedreigden, en zijn al verdeelde poo
ten waren rustig, en zijn begeerde
vleugelen hield hij roerloos tegen zijn
weldoorvoed lichaam. Telkens waa
neer juffrouw Sann. dc kaars opstak",
om hem te bekijken, bewoog hij zich
even, doch hij liet zich niet storen in
zijn droomen.
Ten leste... even... balanceerde de
geest van Juffrouw Sanne tusschen
slaap en waken; zo soesde, 't Geheele
hofje soesde. De weldoende slaap voer
de wel niet liet brein in de vage we
reld der onbewustheid: daarvoor was
liet beeld van den liaan te scherp in
den geest geteekend. Ze rustten
echter allen....
Em op 't oogenblik, dat alles stil was
en donker, speurde plotseling het
slapend gevoel van den vogel, dat de
morgen aarzelde aan den horizon cn
dat in het Oosten het eerste licht van
den dag drong in de ^rnalle bressen
van den nacht.
Kukeleku! riep hij doordringend.
En nog eens: kukelekul
Ineens spronge-i alle bestjes in de
hoogte. Ze schoten een japon over
haar nachtjakken en op haar bloote
oeten trippelden ze naar 't kamertje
an juffrouw Sanne, die, haar blik
vol verrukking, den haan in 't hok zat
te kijken.
Is-ie al wakker? vroeg juffrouw
Maria.
We hebben niet geslapen, zei juf
frouw Clazien. Geen van allen heb
ben we geslapen.
Zullen we hem naar buiten bren
gen? Dan kunnen we hem hooren ku
kelen.
Buiten kwam bij haar allen de lust
op, om 't dier te bevoelen en te wegen.
Het was juffrouw Clazien, die 't hok
opende, en 't beest, dat in een hoek
was weggedoken, in haar handen
greep, en het technisch bij de vleugels
hield. Hevig weerde zich de vogel. Ze
streken hem allen met trillende han
den over zijn veeren....
't Is wel een haan van zes pond,
riep Juffrouw Riek in verrukking.
Eensklaps, in haar haast, om er bij
te komen, gaf juffrouw Marie haar
een duw... ze tuimelde aan tegen juf
frouw Clazien... de haan, als had hij
dit oogenblik uitgekozen, beet haar
in den vinger... zi slaakte een giL..
liet het dier los... dat zich uit de voe
ten maakte, zwaar op 't muurtje
vloog, vandaar op den appelboom en
eindelijk in de wijde, wijde ruimte.—
waar niemand hen zou weervinden,
dan de een of ander, die hem nooit
zou teruggeven en....
De bestjes bleven staan en huilden.
Doch juffrouw Sanne stond roerloos
en ongetroffen van leed, als begreep
ze niets van de ramp.
Mij een poot, piepte ze den vluch
tenden haan achterna.
De sterke man.
Door HERMAN WESSELS.
Dezen winter zaten in een der groo-
te variététheater") in Amsterdam een
troep jonge menschen bij elkan
der, die allen op. één rij plaats had
den besproken. Maar door een toeval
had de administrateur zich in de aan-
teekening vergist, en een klein, don
ker manneke, vreemd van het gezel
schap, had midden tusschen hen een
stoel gekregen. Hij kwam wat vroe
ger dan de rest, en dus Geschiedde
het, dat hij, zonder er zich bewust
van te zijn, dat hij als het ware den
geordenden schakel verbrak, bleef
zitten, waar hij was, en geen andere
bezigheid had dan op 't programma
te tuien.
Langzamerhand vulde zich de rij,
en ook de heer. die dacht, dat hem de
plaats, door 't manneke ingenomen,
toebehoorde, wilde zich bij zijn vrien
den voegen. Hij liep glimlachend door
klopte hier iemand op den schouder,
zeide daar eer. woord tot een bekende,
tot hij plotseling stuitte op 't kleine
manneke, dat nog altijd aandachtig
op zijn programma tuurde.
Wat doe jij hier? vroeg hij barsch
Wat ik hier doe? herhaalde 't
manneke in gebroken Ilollandsch.
Dat is mijn plaats
Als eenig antwoord haalde het man
neke zijn biljet voor den dag, toonde
het den ruwen spreker. Deze bekeek
het even, en scheurde het aan stuk
ken.
Nou is 't mij- plaats, schreeuwde
hij. En als je er nu nietgauw af
gaat, dan smijt ik je er af.
De ander keek hem verwonderd
aan, zag om zich heen, als verwachtte
hü steun.
De hcere.- zijn mijn hij zocht
het woord, zijn mijn getuigen, dat
ik onschuldig ben en zijn mijn ge
tuigen dat de heer mijn biljet ver
scheurd heeft.
Wat doe ik met die flauwe praat
jes! riep de heer. Als je er niet goed
schiks af-gaat, zal ik je wel dwingen.
Ik laat me niet door jou Weet je
wel, wie ik ben? Hij zette een hooge
borst op. M-nheer! Ik ben een van
de sterkste mannen in Amsterdam.
Ik raad je an niet met mij te begin
nen, hoor! Hij greep 't kleine manne
ke in de kraag, schudde hem heen en
weer.
Nou zal je wel voelen, wat ik kan.
Als je 't niet goedschiks doet dan
maar kwaadschiks.
Wanneer u mo vriendelijk en be
leefd had verzocht, zei 't kleine man
neke, dat ik op zou staan van mijn
plaats ha.«. ik zulks gedaan. Maar
aangezien u mij niet vriendelijk en
beleefd heeft verzocht, blijf ik zitten.
Toen greep de ander hein aan, e
wilde hem van den stoel rukken. Doch
voor iemand er op verdacht was, had
't kleine max neke hem reeds om het
middel gevat, en in de hoogte gehe
ven hij draaide hem als een tol in
de rondte. Vervolgens hief hij den
zwaren kerel, die zich verzette, met
ecfn hand boven zijn macht en liet
hem op den grond neerkomen, waar
na hij hem weer ophief en al3 een
ram vooruit-stuwde. Daarna legde hij
hein netjes op den vloer en ging v -
op zijn plaats zitten, als was er niets
gebeurd. De overigen weken eerbiedig
voor hem opzij.
Wat is er met mij gebeurd? riep
de sterke Amsterdammer, terwijl hij
opkrabbelde.
Vreedzame menschen u met
rust moet laten, zeide 't manneke,
ik ben op vee! kampioen-worstelwed
strijden geweest en heb veel eerste
prijzen gewonnen overal. En nou
moet u u maar goed afborstelen.
Zonder een woord nog te spreken,
vluchtte de heer weg, gevolgd door "t
spottend hoongelach zijner vrienden.
De voorstelling nam een aanvang.
ORIGINEEfLE KUNSTGREPEN VAN
WINKELDIEVEN.
„Wij doen eigenaardige ervaringen
op", vertelde de opzichter van een
groot Warenhui? in Londen.
Velen zijn ■er, <lie ineeneu, dat wij
maar rondloopen in de zalen, praten
met de winkeldames, ons uitputten in
beleefdheden tegen dc klanten en ons
verder niet drau maken.
Doch wanneer iets aan den geregel-
den gang van zaken hapert of wan
neer een handige dief zijn slag gesla
gen heeft, dan krijgt de opzichter er
de schuld van. Wij hebben natuurlijk
de bijzondere opdracht, winkeldieven
van beroejj gade te slaan en wij moe
ten drommels oppassen om achter hun
listige streken te komen. Onlangs
deed zich een haast niet te gelooven
geval voor.
Een nogal gezette dame kwam binnen
en kocht in verschillende afdeelingen
allerlei voorwerpen. Haar verschij
ning was heel gesvoon, zoodat men
haar geen bijzondere opmerkzaam
heid schonk, maar aan iedere tafel,
waar zij wat gekocht had, miste men
iets, nadat ze verder gegaan was. Ik
kreeg een wenk. dat het zaakje niet
in orde was ea volgde haar. Zij stond
aan een toonbank w-aar lint uitge
stald was eri terwijl ik haar op eeni-
gen afstand gade sloeg, zag ik, hoe
gedurende het inkoopen haar handen
steeds met haar portemounaie of haar
zakdoek bezig waren. Ik meende
reeds, dat onze verdenking ongegrond
was, toen ik plotseling een fijne draad
bemerkte, die van haar hand naar
haar japon liep en in de mouwen ver
dween. Na zag ik ook een metalen
haak uit haar japon to voorschijn ko
men, die een stuk lint greep, dat 't
volgend oogenblik weer in de japon
verdwenen was. Het ging zoo snel,
dat ik mijn eigen oogen haast niet ge
looven en meende te droomen, doch
ik was mij vai mijn plicht bewust en
vroeg haar beleefd een oogenblik in
de aparte kamer voor dames te ko
men. Zij zag mij onschuldig aan en
weigerde beslist, doch ik bleef op mijn
stuk staan en toen ik een politie
agent wilde laten halen, stemde zii
eindelijk toe. De dame, welke onze
diefachtige vrouwelijke klanten moest
onderzoeken, werd geroepen en de
dievegge werd de keus gegeven vrij
willig haar" buit te laten schieten en
zich uit de voeten te maken of zich
te laten oppakker. Zij besloot tot het
eerste en de met onderzoek belaste
damo stond verbaasd over de slimme
vinding, die zoo geraffineerd was uit
gedacht, dat ze met haast mensche-
lijk verstand lint kant, zakdoeken en
Als ware er niets geschied, volgde
de vreemdeling do vertoonieg met
aandacht.
Maar de „sterke" Amsterdamsche
heer heeft zich eenige weken lang aan
zijn vrienden niet durven te vertoo-
andere voorwerpen naar zich toetrok
en vasthield, zonder dat de dievegno
zich oogenschijnlijk daarmede zelf te
bemoeien had. Dc uitvinding bestond
uit een samenstel van metalen dra
den, welke door een haast onzicht
baar draadj'j in beweging gebracht
werden en een kleine haak uit <Io
plooien van het kleed deden te voor
schijn springen die iets van de toon
bank vastgreep en snel weer mei zijn
buit verdween. Zoodra de haak beet
gehad had, liep de dievegge verder,
stak haar hand door een split in haar
rok, haalde den zakdoek of wat liet
geweest was van den haak, liet de
buit vallen in een ruime binnenzak,
en was voor do volgende vangst ge
reed.
In dit geval gaven wij de zaak niet
aan.
Ook de opzichter kan zich vergissen
en.weinige jaren geleden werd ik zelf
door een „dame" leelijk hij den neus
genomen. Ik stond in de afdeeling
„musseline" toen een aardig jong
meisje op mij afkwam, op een chic
gekleede dame wees en zeide: „Ik
houd het voor mijn plicht u er op
merkzaam op te maken, dat gindsclie
dume zich zeer verdacht gedragen
heeft. Neem mij niet kwalijk, dat ik
er u op wijs, doe): ik heb haar gade
geslagen". Ik bedankte haar natuur
lijk, volgde de aangewezen persoon
oplettend en meende haar eindelijk te
hebben gesnapt. Ik vroeg haar be
leefd, mij in de aparte kamer te willen
volgen; de dame zag mij zoo ver
schrikt en hulpeloos aan, dat ik me
delijden met haar kreeg. Toch ging
zij mede zonde; een woord te spreken
werd door een dame onderzocht, doch
niets vverd gevonden. Wij boden na
tuurlijk herhaaldelijk onze veront
schuldigingen aan, de oudste chef
werd geroepen, en daar hjj een aan
klacht van haar vreesde, vroeg hij
haar als vergceding een chèque van
300 gulden aan te nemen. Na eenig
overleg verklaarde zij zich daartoe
bereid en zeid; dat zij het geld aan
een weeshuis, waarin zij belang stel
de, wilde afdragen. Dat maakte mij
wantrouwend eu ik besloot deze dame
in 't oog te houden Zes maanden later
kreeg ik een betrekking in een ander
„Warenhuis" e nauwelijks was ik
daar 14 dagen toen ik het jonge meis
je, dat mijn opmerkzaamheid op do
„dievegge" gevestigd had, zag binnen
komen. Zij sprak met een der bedien
den en waarschuwde, zooals ik reeds
vermoed had, dat zij doen zou, voor
dezelfde dame, die destijds de chèque
had aangenomen. Ik vertelde mijn
chef van het geval, dat zich vroeger
had voorgedaai e:> binnen 5 minuten
stonden beide vrcuvven tegenover el
kaar in een afzonderlijke kamer. Na
tuurlijk waren het medeplichtigen, die
elkaar in de hand werkten, terwijl de
waarschuwing een slimme en bijna
altijd doeltreffende streek v.as om de
aandacht van de werkelijke dievegge
af le leiden.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, grt'-^ye nu - tö
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.
Probleem No. 411 van M. Charly (Le Damier Universal.)
Zwart
1
m, I
5
Pt
15
1
m
i
IP
n
25
JU
m
Él
85
Hf
1 B
a m
il
45
te:
Wit
46
ii
Zwart schijven op 1, 3, 7, 8, 9, 12,13, 14, 15, 17, 18 en 22
Wit schijven op 20, 24, 27, 31, 32, 34, 36, 37, 39, 43, 44 en 49
Probleem No. 412
van J. Goddet (Le Damier Universel.)
Zwart
ig
g
KV
'•te
f§ü
1 p
Éjg
jjg
3 m
§n
m
nu
gg
a
a m
MM
n
ÜS
Hl
Zwart schijven op 12, 13, 19, 21, 22,
Wit schijven op 31, 32, 33, 34, 38,
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 19
November a. s
Oplossing van probleem No. 407, van
den auteur Wit 21 - 17, 50 - 44,
48 39, 31 - 27, 42 - 37, 47 9, 35 33.
Oplossing van probleem No. 408, van
don auteur Wit27 - 22, 30 - 24,
29 - 23, 26 - 21, 37 - 32, 32 5, 5 50
De twee zwarte schijven op 39 en 44
nemen een minder natuurlijken stand
in, overigens kan men dit probleem
als een meesterstukje beschouwen.
Zeldzaam ziet men een zoo diepe com
binatie saamgesteld. Immers, hoe fijn
i3 de inleiding geconstrueerd, vooral
omdat het doel van den auteur na den
slag-zet 16 18, nog evenzeer verbor-
geu ligt. Ook de vierde zet is nog even
geheimzinnig, terwijl daarna het be
oogde doef eerst te voorschijn komt.
23. 24 en 25
39, 42 en 47
Van beide problemen ontvingen wij
goede oplossingen van de heeren W. J.
Balkenende, R. Bouw, L. Brommct,
W. v. Daalen, A. v. d. Heide, J. Jacob-
son Azn., W. J. A. Matlaen J. W. Ties-
kens.
DAMCURSUS.
Door bijzondere omstandigheden
kan de cursus eerst a. s. week worden
voortgezet.
De I-laarlemscho Damclub houdt
hare bijeenkomsten iederen Maandag
avond van 8 toe 12 uur in het gebouw
„De Nijverheid", Jansstraat 85, alhier.
Liefhebbers van het damspel zijn
daar steeds welkom.
Voor het lidmaatschap kan men zicb
bij liet bestuur aanmelden.
Inlichtingen verstrekt gaarne de se
cretaris, de heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.