m m m B m m m r m m m m ft haar gezicht, hoorde ik, dat hel meis je Anna heette. Anna klonk mij liefe lijk in dc oorendat is een idee, nietwaar? en die naam leek mij een heelen tijd de mooiste, die er be stond. Het meisje werd langzamer hand vertrouwelijker, en na een paar dagen vertelde zij mij, dat ze verloofd was en nog diezelfde week trouwen zou. Op mijn vraag naar haar brui degom. antwoordde ze een heelen tijd niet. Eindelijk zeide ze: „Het is een oude man, heel geleerd. Hij doet niets dan lezen in boeken. Mijn ouders hebben mij voor hem bestemd." Ik zag dat ze slechts met moeite haar tranen terug dringen kon en dua praatte ik gauw over iets anders. Laat in den avond zat ik met An na's moeder in de gelagkamer, nie mand was daar behalve wij, en de oude vrouw vertelde rnij van het ge luk, dat haar dochter to beurt viel. „Maar," zei ik, „zal Anna gelukkig worden met een zooveel ouderen man, dien zij niet eens kent?" De moe der keek mij aan, of ik gek was, toen zei ze: „Mijn dochter wordt een rijke vrouw en ze krijgt 'een geleerden man, waarom zou ze dan niet geluk kig zijn? Maar" nu fluisterde ze haast „wij moeten Anna bewa ken, dag en nacht." „Waarom?" zei ik verschrikt en de oude heks sis te: „Als een bruid in de laatste week voor den trouwdag niet goed bewaakt wordt, dan haalt 'n kwade geest haar Ij ij zich. omdat hij jaloersch is op den bruidegom. Ik had willen lachen om dat dwaze bijgeloof, maar de lach bleef in mijn keel steken, ik zei niets meer, doch ging gauw naar mijn ka mer. Eindelijk brak de trouwdag van Anna aan. Ik besloot, dien dag niet voor zaken uit te gaan, want ik wou zoo'n bruiloft heel graag eens van nabij zien. Ik had er al zooveel van geboord, en gelezen; er moesten heel eigenaardige gebruiken bij te pas ko men. Tegen 10 uur 's morgens kwam de bruidegom, dien ik bij die gelegen heid voor den eersten keer zag.'n waar dig uitziende oude man van omstreeks 70 jaar met langen witten baard, Hij was gekleed i 1 een zwarte jas, die minstens zoo lang was, als de voet- vrije rokken var. onze dames; bet hoofddeksel was een zwart fluweeleu kapje, waaruit langs do ooren aan lederen kant eer. lange witte haarlok le voorschijn kwam. De bruidegom bracht een heelen troep jongere en oudere manner, mee, allen op dezelf de manier gekleed, alleen met dat verschil, dat bij den een de jas wat langer was dan bij den ander. Het heele gezelschap ging in de gelagka mer zitten, die voor deze gelegenheid netjes schoongemaakt en met bloe men versierd was. De aanstaande schoonvader schonk zoeten brande wijn en do mannen begonnen vroohjk te worden. Een viel niij bijzonder cp. Het was een lang opgeschoten jonk man van ongeveer 26 jaar, nogal ta melijk dik met eeblozend rond vroo- lijk gezicht, guitige bruine oogjes en een kuiltje in de uitbundige, lichtzin nigheid verradende, kin. Het duurde niet lang of allen zalen om hem heen, en luisterden naar de verbalen, die hij bun in hun eigeraardige taal, die ik jammer genoeg niet goed verstaan kon, opdischte Zelfs de zuurste ge zichten klaarder op en de jonge man, Iwan noemden ze hem, werd vaak door luid gelach onderbroken, waar bij vroolijk mee instemde. On der tusschen was een troepje jon ge meisjes, in helle kleuren gekleed, het huis binnen gekomen. Ze gingen echter niet bij de mannen in de ge lagkamer, maar belden dadelijk naar boven, naar het kamertje van de bruid. Na eenige minuten hoorde ik verwarde uitroepen, welker beleeke- ik niet begreep. Des te beter schenen de bruidegom en zijn gasten die te be grijpen. Zo liepen haastig de trappen op, ik liep achter ze aan, om te zien, wat er aan do haucl was. De kamer van de bruid stond open, ze was leeg. Alles schreeuwde door elkaar, man nen en vrouwen, bovenal hoorde ik de krijschende stem der oude heks. Haar verhaal van eenige dagen geleden viel mij in; ik ging bij haar staan en vroeg wat dat bëteekenen moest en zij huil de wild: „De kwade geest heeft haar gehaald! mijn dochter is gehaald!" Ze wierp zich met een smak languit op den grond, verscheurde haar klee- ren en trok zich verwoed de korte haren uit, nadat ze haar pruik van haar hoofd gerukt had. Ik zag wel, dat tegenover deze smart geen troost haten zou en ging langzaam weer in to gelagkamer terug. Do bruidegom en gasten verwijder den zich nu ook gauw, daar de brui loft niet kon doorgaan. Ik wist niet, wat ik van deze historie denken moest. De meening. dat Anna door een kwade geest gehaald was, was natuurlijk niets als dwaas bijgeloof, maar raadselachtig bleef het verdwij nen niettemin. Eerst eenige jaren later loste zich het raadsel voor mij op. Ik bereisde toen Kazan en omstreken, ook weer voor landbouwmachines. Toen ik door de straten van een dorpje dicht bij Kazan slenterde, zag ik voor de 'deur van een boerenhuis een vrouw staan, die mij bekend voorkwam. Ik trachtte mij te herinneren, waar ik dat gezicht al eens gezien had. Toen dacht ik eensklaps ..Anna", Ja, zij piocst het zijn alleen de boerenklee- cling was er schuld aan, dat ik haar niet dadelijk herkend had. Zo was nog even mooi, alleen was ze wat ge zetter geworden en haar blik vriende lijk en open. De schuwe uitdrukking was heelernaal uit haar mooie oogen verdwenen. Aan haar voeten speelden twee stevige kleine kinderen met blon- 'de krullen en blanke gezichtjes; ze keek naar hun met een lieve moeder lijke uitdrukking. Ik weifelde, of ik wel naar haar toe zou gaan. Maar tenslotte overwon mijn nieuwsgierig heid. Ik brandde er naar de geschie denis van deze vrouw te vernemen. Ik stapte dus vastberaden op haar toe, grootte en vroeg haar, ditmaal in ge broken Russisch, of zo zich niet meer herinnerde, wie ik was. Ze stapte ver schrikt terug en werd wasbleek. Maar gauw was ze weer op streek, ze nam de twee kindertjes aan de hand en v. -j: mij me', haar mee te gaan. Ik vui-.de haar door den gang naar een soort keuken, een groot vertrek, dat gemeubileerd was met een lange wit houten tafel en een aantal houten stoelen;, op den grond lag een zooge naamde Siberische mat van riet ge vlochten. Ik nam plaats op een der sneeuw wit-geboende stoelen, mijn gastvrouw schonk mij een glas geiten melk in en nadat -zo de kinderen in een hoekje gezet had met wat houten blokjes om daarmede te spelen, kwam ze tegenover mij zitten en vroeg met een blos over haar lief gelaat, dat ik zekc-r wel graag wilde weten, hoe het kwam,.- dat zij toen bij de bruiloft verdwenen was. Maar eerst moest ik haar heioven dat ik aan niemand vertellen zou, dat en waar ik haar ge vonden had, want als haar ouders wisten, waar ze was, zou ze niet ze ker van haar leven zijn. Gaarne be loofde ik haar dit. Toen vertelde ze mij, dat ze achter den rug van haar ouders om betrekkingen aangeknoopt had met een jongen knappen kozak, die vaak in de hei berg kwam. Zij be minde hem e'. hij beminde haar, zoo als dat nog wel meer bij jonge men- schen gebeurt Daarom leek haar het. voorgenomen huwelijk met den ouden man, dien haar ouders voor haar uit gezocht hadden, zoo vreeselijk toe. Zij en haar vrije: luidden vele plannen gesmeed, hoe dn, huwelijk te ontwij ken. Eens vertelde zij hem van het eigenaardige bijgeloof barer ouders, dat een bruid in de laatste week voor haar trouwdag goed bewaakt moest worden, daar de kwade geest haar anders haalt Weet je wat, zei de kozak, dc geest zal ie werkelijk halen in den nacht voor de bruiloft, en weet je, wie het zal zijn? Dat ben ik in eigen per soon. Anna sparlelds nog wel tegen, ze was bang haar familie te verlaten, om een bekende toekomst tegemoet te gaan, maar aan den anderen kant grijnsde haar het huwelijk met den ouden man tegen en ze besloot den geliefde te volgen. Z9 spraken dus af, dat hij haar in den nacht voor de bruiloft door middel van een touw ladder naar heneden zou halen door de deur kon zij niet, kant haar kamer was van buiten afgesloten, om den geest niet binnen te laten. Samen zouden ze naar zijn geboorteplaats gaan, waar hij een kleine boeren hoeve bezat. En zoo ben ik hier gekomen, ein digde ze haar verhaal, ik heb geen berouw van mijn ontvluchting, want mijn leven is kaïn- en gelukkig, al zijn mijn man en ik arm. Wij hebben alles wat wij noodig hebben en wij houden van elkaar. Ik drukte haar ontroerd de hand, dankte haar voor haar vertrouwen en verliet daarop mijn vriendelijke gast vrouw, die mij tot aan de deur uitge leide deed. Dit is het verhaal van Anna, het schcone meisje, dat door den kwaden geest gehaald werd. Een korte stilte volgde, allen wa ren onder den indruk van het roerend verhaal. Ze dar.kten den spreker voor de historie en de dikke reiziger in pa- tenfolie zei: Zoo doe ik het u niet na. Ik zou niet durven beginnen, want niemand zou luisteren, na eerst zoo iets interessants gehoord te hebben. Ik ook niet. ik ook niet, riepen de twee anderen. Maar waarmee zullen wij dan on zen tijd korten? zei de reiziger met de jichtige beenen. Nu.-, zei do reiziger in tapijten, die tot nu toe weinig gezegd had, ik weet wat. Zijn wo niet met ons vie ren. Hebben jullie al eens gehoord van het edele sUal&pel? Natuurlijk! Ik stel voor een partij of wat skat te spe len, als niemand iets beters weet. Neen, niemand wist iets. beters, de reiziger in tapijten haalde een spel kaarten te voorschijn en het edele spel begon. Ds geschonken haan. Het hofje was geheel stil. Zelfs de pomp, waar gewoonlijk zich de oude vrouwtjes verzamelden, om er een morgenpraatje, oen middagp raatje of een avondpraatje te houden, stond verlaten van menschen, de zwengel druilerig neer, en zonder geritsel van vallende droppelen; hier en daar pik te een nijvere musch tusschen de met gras beproeide steenen naar een graantje of een korreltje of een on- zienbaar iets, waarmee hij wegvloog naar 't muurtje, van 't muurtje naar den appelboom van den heer Greevers van Hellingen (regent van het hofje) en van den appelenboom in de wijde ruimte. Het hofje sliep. De coquette, groene deurtjes waren gesloten, en de hor retjes waren voor de glazen. De gera niums in de potten wachtten op wa ter, het gewone rantsoen van den dag; zij stonden doodsch en zonder eenige fleurigheid. Alle oude vrouwtjes deden haar middagdutje, en sliepen den slaap der waarlijk-rechtvaardigen; doch 't rustigst sliep juffrouw Sanne, die al vijftien jaar geleden in het hoije was ingekocht, nadat ze de familie Gree- vers van Hellingen (familie van 's ■hofjes regent), wel te verstaan de fa- mil e Greevers van Hellingen in de Gabriel van Campenlaan vijf en der tig jaar als dienstbode had versierd. Rustig kon juffrouw Sanne dus sla pen. Ze lag achterover in den stoel, nog gekregen van de oude mevrouw Greevers van Hellingen en even vre dig rustte ze als de oude mevrouw, die nu zestien en een half jaar gele den gestorven was. Toen... eensklaps te midden van al de stilte... luid als een kanonschot... klonken er mannen-vceistappen langs de pomp... xecht-aan toe op de deur van juffrouw Sanne, die rustig doorsliep. Met stevigen vuist klopte de man tegen bet hout. Juffrouw Sanne Bprong op, keek strak voor zich uilt, in sprakeloozen schrik, en zag op het- zelfde oog en bi: k een kerel als een hoorn, die in zijn hand een kakelend beest, een haan, geschroefd hield. Hier ben ik, zei de man, als gold het de natuurlijkste zaak van de we reld. Wablie? vroeg juffrouw Sanne. Hier ben ik, herhaalde de man, met den haan. Dan moe' je bij mij niet we zen, Jawel H is een geschenk van de femielje- Wablie? Een ke-do van de fe-miel-je, schreeuwde de kerel, om op te eten. Wablie? Om op te e-ten. O zool zei juffrouw Sanne, anaar lik heb geen hok, om 'm dn te zetten, weet u? Zenuwachtig was ze opgestaan, en inet bevende handen tastte ze naar den haan. Op dat oogenblik begon hij te kraaien, en ze sprong terug, wel meer dan een Meter. Hoe kom ik an 'n bok? jammer de ze. Nou dat weet ik niet. Als u geen hok heb, zet ik 'm maar op den vloer. Op den vloer? Voor haar oogen zag ze alle moge lijke hanelijke ongerechtigheden op de zanddoorschuJerde, liefder ijk-ver pleegde steenen, met 't matje, en 't zeiltje voor de badstede, met 't buf- fetje en het tafeltje, en de keurige no tenhouten meubeltjes, van haar spaarduitje gekocht. Zoolang ik leef en haar stem trilde van verontwaardiging, komt er bij mijn géén haan o\er mijn vloer. Hulpeloos zonk ze op haar stoel te rug, waar ze zooeven nog zonder Chanleclairige zorgen zoo heerlijk als een engel van vrede had gerustl De geheele wereld was voor haar veranderd... door den haan. Ze ge voelde, dat ze den aanblik van den heftig zich v-erwerenden, vurig-ge- kamden en geveerden vogel niet lan ger meer zou kunneu verdragen, en toen ze, trippeltjes, trippeltjes, trip- peltjes, een van de anderen haar deur hoorde naderen, strekte ze de armen uit. Binnen kwam juffrouw Riek; ze werd gevolgd door mejuffrouw Marie, en deze weer door juffrouw Clazien, en eindelijk gluurde de moeder van 't hofje om den hoek. Wat is er, juffrouw Sanne? Een haan zeide ze, zonder meer te verklaren. Om op te eten, voegde de man er aan toe. Van de fe-mielje. En nou heeft juffrouw Sanne geen hok. Dat heb ik wel, riep de moeder energiek. Weet je, wat je doet? Ga jij nou even met mij mee, dan zullen wij met ons beiden dat zaakje wel op knappen, want juffrouw Sanne is op 't oogenblik te veraltereerd van die heele beweging. De bestjes schaarden zich om juf frouw Sanne. Een had haastig een puntje van een zakdoek in het water der kom gedoopt, en bette nu haar voorhoofd. Juffrouw Marie, die bij een dokter had gediend, hield onderwijl haar pols. Gevaar is er niet, besliste ze. En toen de mar. en de moeder terug kwamen niet den haan in een hols, en het ènge beest niets meer ïïad in te brengen, wü3 ook bij juffrouw Sanne alle mogelijkheid, dat er nog een cri sis zou ontslaan buitengesloten, en bevend van vroolijke opwinding, schonk ze koffie op, en allemaal, de man en de moeder incluis, dronken bij haar een leutig bakje troost. En ze spraken over den haan. Weet je, piepte juifruuw Sanne, dan zullen we allemaal den haan opeten en op de gezondheid van de femielje gebruiken. En ik een poot, riep eensklaps juffrouw Marie. Ze gingen voor 't hok staan, en sneden den haan in stukken. En ik deo hals met wat daaron der zit, smeekte juffrouw Clazien. En ik ook een poot, zeide juf frouw Riek. Maar ik wil ook een poot, beefde juffrouw Sanne. Een haan heeft toch geen drie poolen mensch. En 't is mijn haan, en ik wil een poot. Je krijgt 'm niet en ik zal een poot, zei juffrouw Marie. Als kleine kinderen twistten ze. en ineens wilden ze allemaal een poot, Maar de moeder met zachte stem be loofde, dat zij zou deelen, en nadat ze nog met sirakkenden tong het beest hadden aangestaard de haan bekeek haar met vijandelijke belang stelling terug besloten zij af te wachten, hoe de moeder verdoelen zou, en oogenschijnlijk werd de vrede geteekend. Ze hieven tot den avond te zamen, al maar pratend over 't heerlijk maal, dat haar den volgenden dag zou wachten, en in 't geheim denkend over den poot waarvan zij zich met geweid of met list meester wilde ma ken. Ze drongen met mimtieuse, vleie rige gebaartjes tegen de moeder aan, ze gaven haar kleine vleierij!jes, com plimentjes, prezen "t neefje, dat haar 's Zondags bezocht (de akelige jongen smeet altijd kleine steentjes tegen de ruiten der bestjesj, ze streelden haar handen, knikten haar toe, vroegen haar allemaal op de koffie met koek jes... en op 't oogenblik, dat ze op stonden, om juffrouw Sanne te ver laten, omdrongen ze haar, en een ieder wilde haar bij den arm vatten. Juffrouw Sanne zeiden ze ternauwer nood goeder-nacht: juffrouw Sanne had niet meer de vrije beschikking over den haan, het was de moeder, die had te deelen! Juffrouw Sanne hoorde nog een oogenblik, hoe z:, als kippen kake lend, over 't hofje gingen... vervolgens blies ze de kaars uit, en zij bleef al leen met den nacht. Geen bestje in 't hofje kon den slaap vatten: doch de gedachten van juf frouw Sanne bleven in den felst-wa- kenden toestand. Zij immers zat vlak voor den haan. Zij hoorde in 't begin alle geluiden, 't zachte tikken van zijn snavel tegen de latten, en 't krabben van de pooten over den bodem van 't hok.... En eindelijk sliep hij in, de haan, de eenige, die rustte in het door ontroering bevangen duister. De dom mel sloop in zijn vurig hanebloed, en hij wist niets van de gevaren, die hem bedreigden, en zijn al verdeelde poo ten waren rustig, en zijn begeerde vleugelen hield hij roerloos tegen zijn weldoorvoed lichaam. Telkens waa neer juffrouw Sann. dc kaars opstak", om hem te bekijken, bewoog hij zich even, doch hij liet zich niet storen in zijn droomen. Ten leste... even... balanceerde de geest van Juffrouw Sanne tusschen slaap en waken; zo soesde, 't Geheele hofje soesde. De weldoende slaap voer de wel niet liet brein in de vage we reld der onbewustheid: daarvoor was liet beeld van den liaan te scherp in den geest geteekend. Ze rustten echter allen.... Em op 't oogenblik, dat alles stil was en donker, speurde plotseling het slapend gevoel van den vogel, dat de morgen aarzelde aan den horizon cn dat in het Oosten het eerste licht van den dag drong in de ^rnalle bressen van den nacht. Kukeleku! riep hij doordringend. En nog eens: kukelekul Ineens spronge-i alle bestjes in de hoogte. Ze schoten een japon over haar nachtjakken en op haar bloote oeten trippelden ze naar 't kamertje an juffrouw Sanne, die, haar blik vol verrukking, den haan in 't hok zat te kijken. Is-ie al wakker? vroeg juffrouw Maria. We hebben niet geslapen, zei juf frouw Clazien. Geen van allen heb ben we geslapen. Zullen we hem naar buiten bren gen? Dan kunnen we hem hooren ku kelen. Buiten kwam bij haar allen de lust op, om 't dier te bevoelen en te wegen. Het was juffrouw Clazien, die 't hok opende, en 't beest, dat in een hoek was weggedoken, in haar handen greep, en het technisch bij de vleugels hield. Hevig weerde zich de vogel. Ze streken hem allen met trillende han den over zijn veeren.... 't Is wel een haan van zes pond, riep Juffrouw Riek in verrukking. Eensklaps, in haar haast, om er bij te komen, gaf juffrouw Marie haar een duw... ze tuimelde aan tegen juf frouw Clazien... de haan, als had hij dit oogenblik uitgekozen, beet haar in den vinger... zi slaakte een giL.. liet het dier los... dat zich uit de voe ten maakte, zwaar op 't muurtje vloog, vandaar op den appelboom en eindelijk in de wijde, wijde ruimte.— waar niemand hen zou weervinden, dan de een of ander, die hem nooit zou teruggeven en.... De bestjes bleven staan en huilden. Doch juffrouw Sanne stond roerloos en ongetroffen van leed, als begreep ze niets van de ramp. Mij een poot, piepte ze den vluch tenden haan achterna. De sterke man. Door HERMAN WESSELS. Dezen winter zaten in een der groo- te variététheater") in Amsterdam een troep jonge menschen bij elkan der, die allen op. één rij plaats had den besproken. Maar door een toeval had de administrateur zich in de aan- teekening vergist, en een klein, don ker manneke, vreemd van het gezel schap, had midden tusschen hen een stoel gekregen. Hij kwam wat vroe ger dan de rest, en dus Geschiedde het, dat hij, zonder er zich bewust van te zijn, dat hij als het ware den geordenden schakel verbrak, bleef zitten, waar hij was, en geen andere bezigheid had dan op 't programma te tuien. Langzamerhand vulde zich de rij, en ook de heer. die dacht, dat hem de plaats, door 't manneke ingenomen, toebehoorde, wilde zich bij zijn vrien den voegen. Hij liep glimlachend door klopte hier iemand op den schouder, zeide daar eer. woord tot een bekende, tot hij plotseling stuitte op 't kleine manneke, dat nog altijd aandachtig op zijn programma tuurde. Wat doe jij hier? vroeg hij barsch Wat ik hier doe? herhaalde 't manneke in gebroken Ilollandsch. Dat is mijn plaats Als eenig antwoord haalde het man neke zijn biljet voor den dag, toonde het den ruwen spreker. Deze bekeek het even, en scheurde het aan stuk ken. Nou is 't mij- plaats, schreeuwde hij. En als je er nu nietgauw af gaat, dan smijt ik je er af. De ander keek hem verwonderd aan, zag om zich heen, als verwachtte hü steun. De hcere.- zijn mijn hij zocht het woord, zijn mijn getuigen, dat ik onschuldig ben en zijn mijn ge tuigen dat de heer mijn biljet ver scheurd heeft. Wat doe ik met die flauwe praat jes! riep de heer. Als je er niet goed schiks af-gaat, zal ik je wel dwingen. Ik laat me niet door jou Weet je wel, wie ik ben? Hij zette een hooge borst op. M-nheer! Ik ben een van de sterkste mannen in Amsterdam. Ik raad je an niet met mij te begin nen, hoor! Hij greep 't kleine manne ke in de kraag, schudde hem heen en weer. Nou zal je wel voelen, wat ik kan. Als je 't niet goedschiks doet dan maar kwaadschiks. Wanneer u mo vriendelijk en be leefd had verzocht, zei 't kleine man neke, dat ik op zou staan van mijn plaats ha.«. ik zulks gedaan. Maar aangezien u mij niet vriendelijk en beleefd heeft verzocht, blijf ik zitten. Toen greep de ander hein aan, e wilde hem van den stoel rukken. Doch voor iemand er op verdacht was, had 't kleine max neke hem reeds om het middel gevat, en in de hoogte gehe ven hij draaide hem als een tol in de rondte. Vervolgens hief hij den zwaren kerel, die zich verzette, met ecfn hand boven zijn macht en liet hem op den grond neerkomen, waar na hij hem weer ophief en al3 een ram vooruit-stuwde. Daarna legde hij hein netjes op den vloer en ging v - op zijn plaats zitten, als was er niets gebeurd. De overigen weken eerbiedig voor hem opzij. Wat is er met mij gebeurd? riep de sterke Amsterdammer, terwijl hij opkrabbelde. Vreedzame menschen u met rust moet laten, zeide 't manneke, ik ben op vee! kampioen-worstelwed strijden geweest en heb veel eerste prijzen gewonnen overal. En nou moet u u maar goed afborstelen. Zonder een woord nog te spreken, vluchtte de heer weg, gevolgd door "t spottend hoongelach zijner vrienden. De voorstelling nam een aanvang. ORIGINEEfLE KUNSTGREPEN VAN WINKELDIEVEN. „Wij doen eigenaardige ervaringen op", vertelde de opzichter van een groot Warenhui? in Londen. Velen zijn ■er, <lie ineeneu, dat wij maar rondloopen in de zalen, praten met de winkeldames, ons uitputten in beleefdheden tegen dc klanten en ons verder niet drau maken. Doch wanneer iets aan den geregel- den gang van zaken hapert of wan neer een handige dief zijn slag gesla gen heeft, dan krijgt de opzichter er de schuld van. Wij hebben natuurlijk de bijzondere opdracht, winkeldieven van beroejj gade te slaan en wij moe ten drommels oppassen om achter hun listige streken te komen. Onlangs deed zich een haast niet te gelooven geval voor. Een nogal gezette dame kwam binnen en kocht in verschillende afdeelingen allerlei voorwerpen. Haar verschij ning was heel gesvoon, zoodat men haar geen bijzondere opmerkzaam heid schonk, maar aan iedere tafel, waar zij wat gekocht had, miste men iets, nadat ze verder gegaan was. Ik kreeg een wenk. dat het zaakje niet in orde was ea volgde haar. Zij stond aan een toonbank w-aar lint uitge stald was eri terwijl ik haar op eeni- gen afstand gade sloeg, zag ik, hoe gedurende het inkoopen haar handen steeds met haar portemounaie of haar zakdoek bezig waren. Ik meende reeds, dat onze verdenking ongegrond was, toen ik plotseling een fijne draad bemerkte, die van haar hand naar haar japon liep en in de mouwen ver dween. Na zag ik ook een metalen haak uit haar japon to voorschijn ko men, die een stuk lint greep, dat 't volgend oogenblik weer in de japon verdwenen was. Het ging zoo snel, dat ik mijn eigen oogen haast niet ge looven en meende te droomen, doch ik was mij vai mijn plicht bewust en vroeg haar beleefd een oogenblik in de aparte kamer voor dames te ko men. Zij zag mij onschuldig aan en weigerde beslist, doch ik bleef op mijn stuk staan en toen ik een politie agent wilde laten halen, stemde zii eindelijk toe. De dame, welke onze diefachtige vrouwelijke klanten moest onderzoeken, werd geroepen en de dievegge werd de keus gegeven vrij willig haar" buit te laten schieten en zich uit de voeten te maken of zich te laten oppakker. Zij besloot tot het eerste en de met onderzoek belaste damo stond verbaasd over de slimme vinding, die zoo geraffineerd was uit gedacht, dat ze met haast mensche- lijk verstand lint kant, zakdoeken en Als ware er niets geschied, volgde de vreemdeling do vertoonieg met aandacht. Maar de „sterke" Amsterdamsche heer heeft zich eenige weken lang aan zijn vrienden niet durven te vertoo- andere voorwerpen naar zich toetrok en vasthield, zonder dat de dievegno zich oogenschijnlijk daarmede zelf te bemoeien had. Dc uitvinding bestond uit een samenstel van metalen dra den, welke door een haast onzicht baar draadj'j in beweging gebracht werden en een kleine haak uit <Io plooien van het kleed deden te voor schijn springen die iets van de toon bank vastgreep en snel weer mei zijn buit verdween. Zoodra de haak beet gehad had, liep de dievegge verder, stak haar hand door een split in haar rok, haalde den zakdoek of wat liet geweest was van den haak, liet de buit vallen in een ruime binnenzak, en was voor do volgende vangst ge reed. In dit geval gaven wij de zaak niet aan. Ook de opzichter kan zich vergissen en.weinige jaren geleden werd ik zelf door een „dame" leelijk hij den neus genomen. Ik stond in de afdeeling „musseline" toen een aardig jong meisje op mij afkwam, op een chic gekleede dame wees en zeide: „Ik houd het voor mijn plicht u er op merkzaam op te maken, dat gindsclie dume zich zeer verdacht gedragen heeft. Neem mij niet kwalijk, dat ik er u op wijs, doe): ik heb haar gade geslagen". Ik bedankte haar natuur lijk, volgde de aangewezen persoon oplettend en meende haar eindelijk te hebben gesnapt. Ik vroeg haar be leefd, mij in de aparte kamer te willen volgen; de dame zag mij zoo ver schrikt en hulpeloos aan, dat ik me delijden met haar kreeg. Toch ging zij mede zonde; een woord te spreken werd door een dame onderzocht, doch niets vverd gevonden. Wij boden na tuurlijk herhaaldelijk onze veront schuldigingen aan, de oudste chef werd geroepen, en daar hjj een aan klacht van haar vreesde, vroeg hij haar als vergceding een chèque van 300 gulden aan te nemen. Na eenig overleg verklaarde zij zich daartoe bereid en zeid; dat zij het geld aan een weeshuis, waarin zij belang stel de, wilde afdragen. Dat maakte mij wantrouwend eu ik besloot deze dame in 't oog te houden Zes maanden later kreeg ik een betrekking in een ander „Warenhuis" e nauwelijks was ik daar 14 dagen toen ik het jonge meis je, dat mijn opmerkzaamheid op do „dievegge" gevestigd had, zag binnen komen. Zij sprak met een der bedien den en waarschuwde, zooals ik reeds vermoed had, dat zij doen zou, voor dezelfde dame, die destijds de chèque had aangenomen. Ik vertelde mijn chef van het geval, dat zich vroeger had voorgedaai e:> binnen 5 minuten stonden beide vrcuvven tegenover el kaar in een afzonderlijke kamer. Na tuurlijk waren het medeplichtigen, die elkaar in de hand werkten, terwijl de waarschuwing een slimme en bijna altijd doeltreffende streek v.as om de aandacht van de werkelijke dievegge af le leiden. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek betreffende, grt'-^ye nu - tö aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 411 van M. Charly (Le Damier Universal.) Zwart 1 m, I 5 Pt 15 1 m i IP n 25 JU m Él 85 Hf 1 B a m il 45 te: Wit 46 ii Zwart schijven op 1, 3, 7, 8, 9, 12,13, 14, 15, 17, 18 en 22 Wit schijven op 20, 24, 27, 31, 32, 34, 36, 37, 39, 43, 44 en 49 Probleem No. 412 van J. Goddet (Le Damier Universel.) Zwart ig g KV '•te f§ü 1 p Éjg jjg 3 m §n m nu gg a a m MM n ÜS Hl Zwart schijven op 12, 13, 19, 21, 22, Wit schijven op 31, 32, 33, 34, 38, Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 19 November a. s Oplossing van probleem No. 407, van den auteur Wit 21 - 17, 50 - 44, 48 39, 31 - 27, 42 - 37, 47 9, 35 33. Oplossing van probleem No. 408, van don auteur Wit27 - 22, 30 - 24, 29 - 23, 26 - 21, 37 - 32, 32 5, 5 50 De twee zwarte schijven op 39 en 44 nemen een minder natuurlijken stand in, overigens kan men dit probleem als een meesterstukje beschouwen. Zeldzaam ziet men een zoo diepe com binatie saamgesteld. Immers, hoe fijn i3 de inleiding geconstrueerd, vooral omdat het doel van den auteur na den slag-zet 16 18, nog evenzeer verbor- geu ligt. Ook de vierde zet is nog even geheimzinnig, terwijl daarna het be oogde doef eerst te voorschijn komt. 23. 24 en 25 39, 42 en 47 Van beide problemen ontvingen wij goede oplossingen van de heeren W. J. Balkenende, R. Bouw, L. Brommct, W. v. Daalen, A. v. d. Heide, J. Jacob- son Azn., W. J. A. Matlaen J. W. Ties- kens. DAMCURSUS. Door bijzondere omstandigheden kan de cursus eerst a. s. week worden voortgezet. De I-laarlemscho Damclub houdt hare bijeenkomsten iederen Maandag avond van 8 toe 12 uur in het gebouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar steeds welkom. Voor het lidmaatschap kan men zicb bij liet bestuur aanmelden. Inlichtingen verstrekt gaarne de se cretaris, de heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1912 | | pagina 18