BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
admmktS.to OROOTE HOUTSTRAAT 55.
SOs Juigsag.
ZATERDAG 7 DECEMBER 1912
No 9010
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEMS DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 8 HAANDEN
BF 10 CENT PIR WIEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BUÏTENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'3 DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTltN DOELTREFFEND.
ONZE AflNONOES
WORDEN OPGEMERKT
Het Rijke Natuurleven
AAN HET STRAND.
„Herinnering aan beter dagen,
scherpt den angc-l van 't verdriet".
'Deze spreuk mug veel waars bevatten,
waar het natuurgenot betreft, gaat
ze niet op, want geen heerlijker ver-
poozing dan 's winters, als de natuur
rust na zwanen, arbeid, zich de heer
lijke wandelingen en onderzoekings
tochtjes voor den gee st te roepen, die
we tijdens den korten zomer van 1912
maakten.
Stel u even voor, een van die fris-
sohe wandelingen langs het Zand-
vooirtsche strand en liefst een, d e u
voerde ver van de badstoeldrukte,
ver van het gebied, waar zij zich con-
centreeren, voor wie het mooie strand
en de zee met haar eeuwig wisselen
de golven, slechts bijzaak is.
Daar, ver van hei. gevyoel, leert ge
de zee waardeeren, -daar leert ge
haar schatten bewonderen.
Het kind, dat een nietig schelpje
meebrengt naar huis en zich bij het
zien daarvan de stoeipartijtjes op het
strand herinnert, smaakt, hoewel in
anderen vorm, het genot, dal de na
tuurvriend heeft, als hij aan zijn
strand wandel i ngc-n den kt.
Die schuimende zandstrook, op de
grens van strand >an zee, waarin de
voet niet wegzinkt, waar 's avonds
het lichten bij iederen stap nog kan
worden bewonderd, die rand is de
staalkaart, van wat er op den bodem
of aan de oppervlakte van de zee
leeft.
Daar ligt een wulken schelp. Het
ding is leeg en wordt door de kinde
ren slechts gebruikt, om de zee te
liooren bruisen, maar het was eer
tijds de woning van een merkwaar
dig weekdier dat, met slakkenflegrna
zijn dogen sleet en zich alleen ver
roerde, als er buit was tc behalen.
Wulken leven in ondiep water.
Wanneer ze een reisje willen maken,
brengen ze het aan alle zijden afge
ronde lichaam naar buiten en, lang
zaam glijdend, zoeken zo hun buit.
Vinden ze een prooi, die ze gemak
kelijk uit do schelp kunnen zuigen,
dan heeft de met stekels gewapende
tong licht wenk, maar zijn zo minder
gelukkig op hun rooftochten, dan ne
men ze het middeltje der te pol horens,
die ook bij ons voorkomen, ie baat.
Door oen scherpe, zure stof lossen
ze een gedeelte van de woning va.11
het aangevallen dier op. Daardoor
ontstaat een kleine opening en de
weg naar het smakelijke hapje is
gebaand.
De boorslurf wordt verder in het
werk gesteld en de toaakiong kan nu
het moordenaarswerk voltooien.
Vaak zien we op het strand schelp
jes liggen met nijoie ronde openin
gen. Het zijn de lepelhorens en de
wulken, die deze cirkeltjes trokken
om buit te bemachtigen.
Meer nog dan het dier zelf zijn de
eieren bekend.
Di den zomer vinden we tusschen
de aangespeelde voorweipen vaak
Eponsvonnige lichamen liggen, die in
de wandeling dan ook onder den
naam van spons" bekend zijn.
Dat zijn de wulkeieren. Ieder per-
ikaanentenixlaastje bevat rvaak een
jong slakje en, als we wat meer voor
werpen onderzoeken, treffen we dik
wijls gevulde eitjes aan.
Al maken we onze strandwande
ling ook alleen, zonder gezelschap
zijn we toch niet. Een tieirleger van
kleino diertjes vergezelt ons, springt
met ons mee en tracht tegelijkertijd
voor onze reuzenveeten te vluchten.
Sti and vlooien hééft men zo ge
noemd, al hebben zo met de lastige
zomer kwel le re sleccts "het springver-
mogen en een gedeelte van den naam
gemeen.
Deze vrcolijke strondhuppelnars be-
ihooreu tot de schaaldieren en zijn
dus eerder familieleden van kelder
motten en vlookreeften, dun van bo
vengenoemde las'.Lgo insecten.
Ze leven in ku.ltjes, die ze in het
zand graven. Iedere vloed brengt
versch water voor hen aan en daar
mee heel wat m.niatuurplanljes,
waaronder veel wieren, die het voed
sel dezer blinkende schaaldiertjes uit
maken. Ook zij dragen, evenals de
garnalen, langen tijd de eieren met
zich rond, totdat de uitkomende jon
gen een eigen bestaan gaan zoeken.
Het rijk der strandvlooien wordt
voor een groot gedeelte bedekt door
ledige of govulde huisjes van koker-
wormen.
Deze dieren scheiden een kleverige
vloeistof af en vormen daarvan met
zandkorrels en sohelpdeeltje3 de cy-
liiidervormige kokertjes, die bij eb
soms bij millioenen liggen opgesta--
peld.
Een van ben, liet goudk'ammetje,
heeft al eeuwen achtereen de bewon
dering der Slrandwandelaars opge
wekt.
Behalve verschillende haartjes, die
ais gouden naaldjes hier en daar
glinsteren, hebben de goudikammeljes
aan het kopgedeelte van dien rug nog
mooie goudkleurige kieuwen, die te
zamen een kwastje vorcnen, ongeveer
een 'halven c.M. lang en een paar
jilM. hoog.
Hun huisjes zijn breeder en groo-
ter dan die der gewone kokerwormen,
maar de bouwstof is dezelfde. Niét
vaak gelukt het u, goudkannmeijes te
bemachtigen, maar er komen jaren
ivoor, dat ze bij menigte langs ons
strand zijn te vinden. Op formaline
gezet, blijven ze jaren goed en met
denaetfdeii mooien zonneglans blij
ven de kammetjes getooid.
Even noemde ik de garnalen bij
de beschrijving der strandspringors.
Dat zijn al enen merkwaardige die
ren, als de hiervoor behandelde.
Mot een kleine variatie op het be
kende gezpgde, zou boven hun signa
lement kunnen staan: ze zijn bijna
geheel poet, want alles wat tot de on
derzijde van het dier kan worden ge
rekend, bestaat uit bewogin.gswerk
tuigen.
Radde roeiers zijn 'het dan ook, de
kléine garnalen en, alp zo daartoe
maar liun toevlucht namen, zouden
ze niet zoo bij mill oenen worden ge
vangen.-
Maar wat doen ze? Zoodra ze ge
vaar bemerken, dringen ze zich een
eindje in den zandbodem en denken
zoo aan de vervolgers te kunnen ont
snappen.
Wanneer zo nu cVor een gulzige
visch worden belaagd, komt hun dit
kunstje goed te pas. Hun lichtgrijze
kleur en 'liet gevormdo zan'dvvolkje
maakt ze een tijdje onzichtbaar, maar
ikicwnit de mensch met zijn schuifnet,
dan verdwijnen de diertjes bij me
nigte in.d'it, voor garnalen zoo uiterst
gevaarlijke werktuig.
Kwam dan ook niet dé groote
vruchtbaarheid en dus de onbegrijpe
lijk sterke verniénigvuklLgiing l.e hulp,
dan zou de garnalen familie met den
ondergang worden bedreigd.
II. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Wat voor den opbouw van
■het klnderlichaam noodiig is.
De opbouw van het lichaam der
huisgen.veten o\er het geheel \erdieot
altijd de grootste aandacht der huis
vrouw, daar zij de zoig heeft over de
kwaliteit en de kwant. It van het
voedsel, d e haar keuken'oplevert,
maar bijzondere aandacht dient zij
nóg aan het voedingsvraagstuk te
schenken, daar waar zij kinderen of
aankomende jonge'ui onder baar hoe
de lie eft, want in de ontwikkelingsja
ren vooral, hebben die degelijk op
bouwende stoffen 1100,dig.
Gemengd voedsel is mij>ns inziens
•het best ik ben niet voor de uitslui
tend vegetarische keuken, maar ga
toch zeer matig om, niet kinderen
vleesch te geven.
Havermout houd ik voor een uit
stekend voedingsmiddel. De Schotten,
immers die dit zooieol gebruiken, zijn
bekend om hun lichamelijke en m-
tellectueele kracht: de beste denkers
heeft liei Schotsche volk ook opgele
verd; wel een bewijs dus, dat deze
voed ngsmethode goed is. Havermout
bevat dan ook meer dan 12 eiwit
stof en is daarbij zeer licht verteer
baar, ook wil ik neg even opmerk
zaam maken op de havercacao die
de zwakste magen zelfs kon verdra
gen.
Gébruiken de kinderen \eel vleesch,
dan prikkelt dit te veel het zenuwge
stel, daarom moeten zij dit eigenlijk
niet meer dan drie maal per week
hebben en dan nog zacht gekcokb,
maar geen half rauw gelalen, rood
rundvleesch.
Gevogelte en wild is ook zeer goed,
maar voor een gewoon, HoUandsch
huishouden, behoort dit witte vleesch
tot de bijzonderheden, die heusch
niet zoo dagelijks op tafel verschij
nen. Worst en ham is ock niet aan
bevelenswaardig, dit prikkelt beide
ook veel te zeer. Voorts moet er de
middagen, dat de kinderen vleesoh
krijgen, ruim groenten of compote
zijn, ook heb ik menigmaal opge
merkt-, dat wanneer de kinderen soep
vooraf kregen er altijd veel minder
van de hoofdschotel gegeten wordt
en ze daardoor niet genoeg vulling
krijgen, omdat de soep dan te gauw
verzadigt.
Een pudding toe blijft altijd aanbe
velenswaardig. vooral van licht ver
teerbaar griesmeól of een schotel rijs
tebrij, dit laatste wordt ook gewoon
lijk graag door de kinderen gegeten,
smakelijk met suiker en kaneel be
strooid.
Het is eigenaardig, hoe weinig moe
ders nog dloordrongen zijn Van de
waarheid, dat het voedsel, dat de
maag het allereerste krijgt, ook altijd
het allermeest zijn werking doet ge
voelen. Daarom moest vooruit een
bord pap gegeven worden: havermeel.,
of havermout rijkelijk met boter en
suiker bestrooid. De maag toch heeft
dan tien k twaalf uur gevast en Ihet
wórdt dus tijd, dat zij weer eens wat
le deen krijgt. Toch moet- altijd nog
een stukje vastigheid gebruikt wor
den, in den vorm van een enkele bo
terham bijvoorbeeld of misschien Lie
ver een gekookt eitje, als er meer
naar een Jiartig hapje verlangd wondt
Hard gekookte eieren edbter zijn niet
licht verteerbaar, wat bijvoorbeeld al
opgemaakt kan wordén uit dén gei'ui-
mein tijd, dat zij in de maag verblij
ven: drie en een half uur, terwijl ge
klutste eieren maar anderhalf uur
werk hebben.
's Avonds kort voor het naar bed
gaan, moeten de kinderen absoluut
geen vleesoh eten'.
Voorts verdient Ihet aanbeveling,
waarneer de kleinen boven de twee
jaar zijn, de maaltijden reeds om de
vier uur te doen zijn. En voor school
gaande kinderen voldoen dan ook de
in den huiseiijkeai kring aangeno
men uren gewoonlijkaan de ei-
sdlién. Langzaam eten en ihet behoor
lijk kauwen der spijaen zijn ook za
ken, waarop de moeders niet genoeg
kun nou, achten. Ook moet er gezorgd
worden dat de kinderen niet zoo vaak
ear niet zoo van allerlei eten: Ihet
maal van het kind moet eenvoudig,
maar goed bereid zijn en. niet gulzig
■worden genuttigd. Let de moeder op
al déze genoemde voorwaarden, dan
zal ze waarnemen, niet hoe betrekke
lijk weinig voedsel, baar lievelingen
flink opgroeien, terwijl verwende
kinderen," die gulzig slokken voortdu
rend door kleine ongesteldheden in
hun groei belemmerd worden.
Soms 'hebben kinderen wel eens
buien, dat ze niet willen eten. Men.
moet clan niet onmiddellijk geneigd
zijn, dit voor kuurtjes ©n grillen te
Ihouden, maar laat ze lever gerust
eens vasten: heeft de maag' voedsel
noodi'g, dan zal ze er vanzelf wel
weer om vragen. Zoo goed toch als
de kinderen der armen dikwijls le
weinig doorvoed zijn., zoo goed zijn
de kinderen der betere standen dik
wijls overvoed.
Bij zeer jonge kinderen is de keuze
van voedsel ook van het allerhoog
ste belang, daar bij die maag en in
gewanden neg totaal moeten wennen
aan het verteringsproces. De groot
ste sterfte heeft dan ook plaats bij
kinderen onder den leeftijd van eon
jaar; ook de sterfte van kinderen op
den leeftijd van één tot vijf jaar :s
nog vrij belangrijn; ze daalt vrij
sterk op den leeftijd van vijf tol veer
tien jaar en is voorts-zeer gering op
de nleeftijd van veertien tot twintig.
Daze ontwikkel ingsja en bepalen
echter de kracht voor het volgend le
ven, en dus moeders: lot op uw bak-
vischjes en uw jongens in. den ben
gelleeftijd, dat de noocLige grondstof
fen worden aangevoerd, noodig vooi
het voortdurend wissellngs- en slij-
iingsproces en tot den opbouw van "t
steeds groeiende lichaam.
MARIE VAN AMSTEL.
M". Vaa Slargelen's
gedenkschriften.
(Naar het Engelsch vrij bewerkt
door R. P.).
HL
M'N VACANTIE-IN-VRIJHEID.
Van vacanties gesproken, vrouw
tje t— zei ik lot m'n eega. Ik zie hier in
de Snurkenburger Avondpost weel
een artikel over de beruchte kwestie
van de scheiding van echtparen in
den vacanlielïjtL. Man en vrouw zou
den elkaar moeten verlaten, en ieder
op eigen gelegenheid gaan reizen.
Ik hoop dat zoo'n betoog eens krach-
lig weerlegd zal worden!
Nu weet ik bij ervaring, dat de
eenige manier om mevrouw Van
Slungelen tot de opinie over te ha
len, is, om de tegenovergestelde mee-
nihir met kracht ie gaan verdedigen.
Mijn vrouw vatte ook ditmaal dade
lijk vuur, en verdedigde enthousiast
de ideeën van het Snurkenburgsche
orgaan.
Hel is een schitterend denkbeeld!
zei ze vol overtuiging. Een ge
trouwde vrouw heeft recht op een
korte periode van vrede en rust ieder
jaar. Ik heb al beslist dat we dit jaar
elk apart ons vacantic-reisje zullen
maken. En hoe eerder je dus je plan
nen maakt Van Slungelen, hoe he
ter. Ik ga alleen uit!
Ik bedwong met moeite een uitroep
van vreugde, en wist een treffende
uitdrukking van peinzende melancho
lie in. mijn gelaatstrekken te toove-
ren. Daarna verzekerde ik dat haar
besluit mij bedroefde, dat ik niet
dacht dat een pleizierreis in-m'n-een-
tje voor mij een genoegen zou kun
nen zijii; maar dat ik haar mijn ge
zelschap niet wilde opdringen en me
dus bij het onvermijdelijke zou neer
leggen.
Mijn vrouw antwoordde dat het
heel goed voor mij zou zijn. Ik zou er
door leeren. haar tenslotte nog op
prijs te stellen. En zij waarschuwde
mij, niet te probeeren verandering in
liaar plannen te verkrijgen, want dat
zou toch nutteloos zijn. Een maand
Jang moest ik trachten zonder haar
te leven.
Ik zuchtte en begaf mij in de een
zaamheid van den tuin, waar ik een
naai-mijn-nieening-veilig hoekje op
zocht en er een wilde vreugdedans
uitvoerde.
Ongelukkiglijk verscheen mevrouw
Van Slungelen juist tijdens dit be
drijf, en er was iels sarcastisch dn
haar gelaat, toen ze zei: Zou je
mé de oorzaak van deze onwelvoege-
lijke' vertooning van vreugde willen
vertellen, Van Slungelen? Ben je mis
schien zoo blij omdat ik wegga?
Ik verzekerde haar dat deze ge
dachte ten eenenmale onjuist was, en
dat ik leed aan een soort toeval ten
gevolge van een plotselinge smart
iets dat in de familie Van Slungelen
vroeger meer was voorgekomen en
waarmee ik hereditair belust moest
zijn.
Mijn vrouw liet het erbij, en tot den
dag waarop ze vertrok nam ik nu de
rneest mogelijke voorzichtigheid in
acht. Ik liet mijn gevoelens niet tot
uiting komen eer liet oogenblik daar
was waarop de trein, die mevrouw
Van Slungelen wegvoerde, het station
Snurkenburg verliet. Op dat moment
ging ik in den salon van ons villa-
tje zitten, ontkurkte een flescli wijn,
schonk mezelf een glas in, legde m'n
beenen op tafel en overdacht ernstig
waarheen ik zou gaan. 't Moest naar
een badplaats wezenen tenslotte
koos ik er een, die in opkomst was
en waarvan ik den naam hier achter
wege laat om niet de z'isico te loo-
pen, het bedoelde zeeplaatsje op eeni
ge wijze onaangenaam le zijn.
M'n tocht naar het station was een
succes. Groot was de verbazing on
der rn'n kennissen over het feit, dat
ik alleen op reis ging. Eerst dacht
men, dat ik op een erfenis uit moest,
en daarna dat ik hij den laatsten
lintjesregen gedecoreerd was. Maar
deze veronderstellingen werden on
beduidend toen ik de waarheid ver
telde.
Kerel! zei Slobber afgunstig,
een heele maand alléén uit? 'I Is
te mooi om waar te zijn! Ik heb ge
hoord van menschen die boften, en
die de honderdduizend in de loterij
trokken. Maar dit is meer dan bof
dit is ongeloof el ijk! Gaat jouw vrouw
ooit alleen op reis, Janussen?
Janussen schudde droevig 't hoofd.
Neen, ik beu niet zoo n geluks
kind als Van Slungelen! ik had hem
juist voor z'ji verjaardag dat boekje
van Milton „Het betooverd paradijs"
willen geven maar bij zal het nu
niet noodig hebben. Vertel ons, ouwe
jongen, hoe je 't 'm geleverd hebt?
Toen ik het uitgelegd had, was er
niemand meer om me aan het sta
tion uitgeleide te doen al mijn
amices waren weggerend om de
Snurkenburger Avondpost met het
bewuste artikel te gaan koopen.
Natuurlijk doen zich kleine moei
lijkheden \oor als men onbeschermd
in de wijde wereld wordt losgelaten,
na jarenlang de nauwlettende zorg
van een liefhebbende vrouw genoten
te hebben. Dit bleek mij dadelijk, toen
een paar vreemdelingen me inviteer
den om met hen kaart te spelen. Ze
zouden dat nooit gedaan hebben als
mijn vrouw er bij geweest was. Toen
zij uitstapten namen ze do helft van
m'n zakgeld mee. als winst.
In mijn hadplaats ontmoette ik
dadelijk een zeer voorkomende en
vriendelijke persoonlijkheid, die
rnij zei dat haar kamers de mooi
ste in 't heele dorp waren. Mijn
vrouw weet met dit soort van men
schen wel om te springen, maar ik1
betaalde een maand kamerhuur voor-
uit en ontdekte later dat dit niet de
usance was.
Het bleek mij dat dei reisgidsen zich
©enigszins overdréven Tiaddeu uitge-
lateu over de schoonheid van de bad-
plaats-in-opkonisl. Het was niet be
paald een Eden, en ongetwijfeld
moest sinds de verschijning van de
laatste uitgave der reisgidsen een
wolkbreuk zich boven het plaatsje
ontlast hebben, en het bezaaid met
brokken steen en afval en een uitge
breide collectie afgedankte voorwer
pen van huishoudelijken aard.
Het mooiste uitzicht dat ik ontdek
ken kon was. een elegante jonge
dame, die vóór me liep, en gelukkig-
lijk haar handschoenen liet vallen
zonder liet ie merken. Met de mij
eigene galanterie snelde ik toe om ze
haar terug te geven, en wandelde
daarna verder mede. aangezien ik de
dorpsbevolking niet den indruk wilde
geven, dat ik niet in staal zou zijn
beleefd te wezen. Zij bedankte me
allerliefst voor mijn beleefdheid,
maar liet nu te vertellen dat haar
man de leeuwentemmer was van 't
circus, dat juist ui m'n zeeplaatsje
verbleef. Binnen de minuut kwamen
we hem tegen, en aangezien hij het
blijkbaar onnoodig vond om tijd te
verspillen met lange uitweidingen
over het geval, greep hij me in m'n
kraag, tilde me op en liet mij van liet
duin naar beneden rollen.
Ik houd niet van dal soort van aar
digheden. Maar toch zou deze on
vriendelijkheid mij spoedig niet meer
geliinderd hebben, als niet de een of
andere laaghartige kerel zijn vuile
ouwe jas niet mijn keurige sport-col-
bert verwisseld had, toen ik aan 't
baden was. Dit bleek onaangenaam te
zijn, want m'n hospita herkende'nie
niet in het léelijlte kleedingstuk eii ik
had alle mogelijke moeite om 'r te
overtuigen dat ik haar vóoruitbeta-
lenden huurder was.
Dergelijke dingen gebeuren niet als
ik met mevrouw van Slungelen een
vacantiouitstapje maak. Dan is mijn
leven ais een geluksdrooin en nu?
De volgende zes dagen regende het,
en aangezien de bibliotheek van mijn
hospita zich bepaalde tot twee dic-
tionnaires en een leerboek over
Staathuishoudkunde, verveelde ik mij
een beetje. Tenslotte ging ik uit, be
taalde teveel huur voor een boot, ging
er mee voor het strand in zeö ligger:
en beproefde te visschen. De killige
wind was onaangenaam, en dat wa
ren de visschen ook, want ze beten
niet. Tenslotte begon ik liet vermoe
den te koesteren dat ik mij op deze
badplaats niet amuseerde. Aan vroo-
lijkheid had ik behoeftel Oh ik ver
laagde naar zoo n prettige, opwinden
de ruzie met m'n vrouw! De waarheid
moest erkend worden -- mijn eenzame
va can tie was geen succes. Ik smacht
te naar de tegenwoordigheid van
mijn wederhelft, en besloot tenslotte
haar een brief te zenden „van jo wan-
hopigeu van Slungelen
Mijn brief, die misschien een beetje
pathetisch gesteld was, kruiste een
dergelijk schrijven van mijn vrouw.
Zij schreef dat ze berouw had van
haar besluit om alleen vacantia to
houden, en snakte naar den da;,
waarop wij sikaar weer ontmoeten
zouden. Het teedere schrijven ont
roerde me tot in 't diepst van mijn
ziel en ik ronde naar 't telegraafkan
toor en verzond een dépêche vol lief
talligheden, waarna ik juist bijtijds
thuis kwam om een tweeden brief
van haar te zien arriveeren. De in
houd daarvan was niet te beschre
ven, zóó ontroerend lief. De brief was
gevlekt door Lanen en koffie
Tenslotte, nadat de post- en tele
graafdienst van 't zeeplaatsje een
paar drukke dagen had gedaan door
onze wisseling van lieftalligheden,
Kwam er een telegram van dezen in
houd: Ik kan je geen dag langer
missen. Kom, en ga nooit weer van
mii heen. Antwoord betaald. Je lief-
hehhendc vrouw".
Ik seinde onmiddellijk in grelig-
toc.semmenden zin terug, en om tijd
to winnen besloten we elkaar te ont
moeten in het kleine tusschenstation
dm halverwege onze beide Sommer-
frisciien Ine. Onze treinen kwamen uit
tegengestelde richtingen op hetzelfde
moment aan hetzelfde perron aan, ei
als niet eèn kruier, beladen met ba
gage, er net tusschengekomen was
zouden we elkaar twee seconden la
ter al omhelsd hebben.
Mijn vrouw wr.s boos. toen we ieder
aan een kant tegen den man opsio
ven. W aarom wachtte je niet?
j vroeg ze. Loop toch niet zoo mal
j hardl
't W'as heel en-al jouw schuld,
vrouwtje. Die domme haas' van je...
Mevrouw van Slungelen keek mij
verwoed aan, en vroeg waarom ik
met voor haar bagage zorgde instede
van mezelf belachelijk te maken.
Natuurlijk antwoordde ik op dezelf
de vriendelijke wijze, en we hadden
een twist van twintig minuten.
Als je mo niet gesmeekt had te ko
men, zou ik hier niet zijnl riep zij.
Trouwelcoze vrouw! Heb je mij
niet gebeden om....
Aangezie.- de stationschef ons bad
en smeekte om te vertrekken, beëin
digden we ons gesprek op het stations
plein. Mijn vrouw verklaarde dat zij
liet prettige gezelschap van nieuwe
kennissen verlaten had om naar mij
toe te komen, terwijl ik haar mede
deelde dat ik mijn heerlijk verblijf
aan zee en m'n vroolijke kameraads
voor haar in den steek gelaten had.
Tenslotte namen we ieder een rij
tuigje, en reden weg om naar onze
respectieve nieuwe vrienden terug te
keeren.
De ontknooping dezer geschiedenis
had ongeveer te middernacht in Snur
kenburg plaats. Juist toen mijn kof
fer-s door de achterdeur van onze villa
binnengebracht waren, hoorde ik de
voordeur opengaan en die van m'n
rouw erin brengen...
Dat was het slot van onze vacan»
Op haar feestdag.
Een schets, van E r w a y.
Buiten loeide de wind. Hij gierde
in wilde vlagen door 't steegje, deed
de deuren kraken in de verroeste
hengsels, joeg langs de daken en
zwierde pannen en stukken schoor
steen van de oude, vervallen huisjes
omlaag,waar 't kletterde en brak in de
nacht-donkere steeg. Een wilde storm
vlaag had de lantaarn voor oude
Maaik&'s huisje verbrijzeld. En do
scherven waren rinkelend tegen 't
raam gevlogen.
De oude vrouw had het gehoord, en
zij kromp even angstig ineen, in be
ving starend naar 't wild flikkeren
van haar olielampje, dat telkens
scheen uitgedoofd te worden als een
nieuwe windvlaag 't buiske deed
kreunen en ee>n kille tocht door de. re
ten naar binnen woei. Maar telkens
k lichtte f gele vlammetje weer op,
en een vreemde schaduw scheen dan
weg te glijden langs het vuilige, ge
scheurde behang. Liclitsprankjes
glommen even in u© blinkende loover-
tjes die een krans vormden rond do
spreuk die tegenover Maaike's bed-
.i de wand hing. Het was een
Duitsche spreuk, en de oude kende
de beteekeuis niet meer. Eéns had zij
het geweten, maar dat was lange ja
ren geleden. Toen was ze nog jong en
vroolijk, Jan-Dirk, 'r man, had de
spreuk-in-lijst meegenomen uit West-
falen. waar-ie ui de mijnen gewerkt
had. En hij had 'r verteld, wat 't be
duidde, dat daar stond in kleurige,
vreemd-gevormde letters middenin
die bonte loovertjes-ornlijsting, die zo
altijd zoo mooi gevonden had.
Altijd 'vis die spreuk bij 'r geble
ven. De letters waren vervaald en 't
jlas gebarsvui. En zooals 't daarmee
ging, zoo was het in Maaike's leven
gegaan. Ji.i-.-Dirk was, in de jonge
kracht van z'n leven, van 'r wegge
nomen, gegrepen door de machine die
hij jaren iai a in de fabriek bediend
had Verm'r.ki, bloedend, hadden ze
'ir. haar thuisgebracht. Toen werd 'i
duister in haar leven. Werken meest
ze, werken vcor zichzelf alléén, want
geen kind was er om 'naar moei te
?n ui 'raa- strijd. En 'r weinige
familieleden die ook arm waren, had-
Un niet kannen helpen.
Veertig jaar lang had ze gezwoegd
oor haar eigen triest bestaan. Er
kwam een tijd dat ze als werkvrouw
ruimschoots 'r brood had, en zelfs
wat kon oversparen, voor later. Vee!
vas het wel niet, maar veel behoefde
:ij ook niet in haar leven. De ver
diensten minderden evenwel jaarliiks,
toen ze 'n oude, gebogen vrouw werd
en 'i werk haar moeielijker
iel. Maar 't was ióch gegaan.
Tot 'n jaar geleden. Toen was zo
omdat 't moesi, in dit oude éenkamer-
huisie gaan wonen. 't Was groot
genees en "t tochtte er niet eens
zoo erg! had ze zich voorgepraat
in de levens-opgewektheid, die haar
steeds was bijgebleven, door allo
mceiien en zorgen.
Naar 'i armhuis wou ze niet
Nooit! Had Jan-Dirk 't niet zoo vaak
zegd? 'n Mensch mot werke,
daarvoor zijn we allemaal op de we
reld. en daar blijf-je ook 't best b:;!...
Maaike had in 'm geloofd. Haar le
venskracht had 'r staande gehouden,
zelfs in d;t laatste jaar. Want toen
as het heel moeilijk geworden. Ze
erd ziek. 'n Scherp©, pijnlijke hoest
schokte telkens 't magere oude li
chaam. En oude Maaike's magere fi
guur boog zich dieper voorover, d'r
ouë zwarte sjaal trok ze vaster om de
schouders als ze uitging, moeilijk
voortsjokkend naar 'r „huizen". Want
er waren nog een paar dames geweest
die 'r uit medelijden hadden gehou
den, en voor 't zelfde loon 'r een beet
je licht werk lieten doen.
Zelfs dat ging steeds moeilijker, en
't weid zoo arm, zoo héél arm... De
pijn werd ook erger, en de hoest kwel
de 'r zwakke lichaam. Tering was
't. Dat wist ze. Den armen dokter die
'r liad onderzocht, en vriendelijk-
bemcedigend toegesproken, had ze
met iets van haar oude flinkheid ge
zegd: Zeit u T maar gerust dokter,
wat "t is ik ben 'n oud mensch en