BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
SO» IUTg«&g.
ZATERDAG 4 JANUARI 1913
No 9061
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S BA@8LAD KOST
f 1.20 PEIS 8 BAANDEN
©F I® CENT PES! WIES.
AraWKTRATTB GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD KM
ADVERTENTIEM DOELTREFFEND.
ONZE ANMONOES
WORDEN OPGEMEftKW
tiet kijke Natuurleven
WINTERKNOPPEN.
Rustig ligt de hagedis in zijn. schuil
hoek, wachtend op de wanne zonne
stralen, dio hem nieuwe levensener
gie zullen leveren; als een levenloos
verschrompeld lichaam hangen de
vleermuizen aan hun scherpe nagel
tjes, zij, en veel dieren met hen, le
ven nu niet meer dan de metende
planten onzer serres, zij zijn zuinig
op het weina gje verzamelde levens
kracht en, nadat het teveel is opge
bruikt, teren zij in,
Zoo rust de dierenweld in het don
kere jaargetijde, maar ook de plan
ten hébben zich mo..ah' wapenen of,
bij gebrek aan dat vermogenandere
wegen moeten inslaan.
Daar ligt op den akker, te midden
van de veelbezöngen, maar steeds
troosteiooze stoppelvelden, de dikke
korrel van het moederkoren.
Toen de graaukoi reis rijpten, kon
de zwam, <ke Woekerde op het koren,
geen voedsel meer vinden, tiaar dra-
uon vereeoigden zmh'tot een paar ren
bundel, die den \orrn kreeg van een
rousae.iugen graankorrel, en tegen
den nerfst viel dit vreemde lichaam
naar den bodem, om* daar te rusten
en in liet voorjaar miniatuur-padden
stoelen voort te brengen, die met hun
sporen weer beeie graanakkers kun
nen besmetten.
Ook de waterplanten hebben 'heel
wat middelen, om den winter dooi- te
komen.
Geheel den zomer slingeren de groe
ne guirlandes van het hoornblad door
onze slooteu. Het zijn -- veêltaielige,
kleine araucaria's die in de sloot een
miniatuurboseh vormen. Tegen alles
schijnen zij bestand te zijn met 'hun
<Li.lt kp hoonitjesbhuteren, en regelma
tig verlengen zich de. groene'sten
gels.
De winter zou hum echter te mach
tig worden, en daarom vormen zij
dan aan 'uun top groene bolletjes, die,
als het overige deel van de plant af
sterft, naar den bodem zakken, om
in het volgend voorjaar nieuwe, fris-
sciie guirlandes te vormen.
Ook de wereld van hei kleine, zoo
rijk vertegenwoordigd in het sloot
water, neemt maatregelen tegen de
vernietigende winterkoude. Maal
laat ik u een paar van die kleine we
ientjes voorstellen.
Denk even aan zoo'n echt zomersöb
water, vol dooreen gestrengelde plan
ten en wotnelend van vredig rond
zwemmende of vechtlustige dieren.
Dat is dc woonplaats van de sprcok-
Jesdieren, die wij uit onze jeugd ken
nen. Daar leren in allerlei vormen,
de zonderlingste wezentjes, die al
leen minder verschrikkelijk zijn, dan
de zevenkoppige draken uit onze ver
beelding, omdat hun afmetingen-voor
ons zoo gering zijn.
Over die wereld in het klein zien
we in den warmen .zomertijd dan
vaak een groen dak, dat als een le-
vend vlot op het water drijft en 'het
drukke loven aan ons oog onttrekt.
„Flap'' nonnen de jongens dit groene
gewelf, een naam, die ondanks al
zijn kortheid, toch veelzeggend is en
Dns bekend maakt met een der in 't
jog loopendo eigenschapen van dit
wondernet van draden en cellen, dat,
rit het water gehaald, geen stevig-
aéid bczil.
Het is samengesteld uit kleine
plantjes, die geen vezels of vaten vor
men en slechts uit enkelvoudige of
tegen elkaar gelegde cellen zijn opge
bouwd.
Een heel klein stukje onder hel
microscoop bekeken, bewijst ons, dat
er verschillende wieren samenwer
ken, om dit groene net te vormen,
Een er va.n bestaat uit een langen
draad van op elkaar gestapelde ka
mertjes. Ze zijn geheel doorzichtig,
maar aan deu binnenwand zien we
een geleiachtige bekleeding, die de
glazen kanten wat steviger maakt.
Door alle cellen 'gezamenlijk loopt
een spiraaldraad, terwijl liet geheele
kamertje meteen doorschijnend vocht
is gevuld.
Die spiraaldraad is mooi groen ge
kleurd, en, daar hij vrij breed is,
krijgt de geheide wier een groen voor
komen.
De voedingsstoffen, die de plant
noodiig heeft, dringen door de wan
den naar binnen en, daar er ook.
vocht in overvloed is, zijn wortels
overbodig.
In die groene draden wordt die
zuurstof gevormd, die het water zui
vert. cu dierlijk leven mogelijk
maakt.
Zonder groene planten in het water
w" geen steJteltje vroolïjk kunnen
rondzwemmen er. geen waterspin of
kever zou daar zijn roofgebied kun
nen hebben.
De plant groeit flink, zoolang er
maar licht in het water valt en om
daarvan een groote 'hoeveelheid te
bemachtigen, drijft het wiercomplex
aan het golvend oppervlak'.
Telkens splitst zich een kamertje in
twee afdeelingen, die weldra den
zelfden bouw en denzelfden vorm
hebben als de moedercel. Zoo verdub
belt zich de groene draad heel snel
in de lengte en, gedragen door het
water, vormen zij weldra een dicht
net.
Tegen het najaar leggen twee lan
ge draden zich tegen elkaar aan en
van afstand tot afstand stulpen de
wanden uit. de verbindingen worden
ten.slotte volkomen en eindelijk zijn
er kleine laddertjes gevormd, ieder
met een afzonderlijken spiraaldraad,
maar toch innig met elkaar in ge
meenschap staande.
Komen we wat later in den tijd,
dan vloeit de celkern uit hei eene
kamertje samen met die uit het daar
naast gelegen vakje en zoo ontstaat
er een dichte kern, opgebouwd uit
twee individu's.
Dit is de aanvang van het winter-
sladium.
Langzamerhand gaat de celinhoud
tot ontbinding over en ook die wan
den d.er kamertjes behoeven nu haar
beschermende diensten met meer te
verichten.
Alleen de saamgevloedde kernen
blijven bestaan. Zij worden dcor het
streoinende water, door verscllillen
de dieren, door vaartuigen, kortom
op allerlei wijzen verspreid en, op
den bodem of in beschutte hoekjes,
brengen zij dien winter door als spore.
Als ibe't voorjaar komt en de brocd-
k nop pen van liet hoornblad weer
uitgroeien, als de waterpest zijn don
kergroene stengeltjes gaat vormen en
de stekels -nöstiriateria.al noodig heb
ben, ontwikkelen de overwinterde
wiiersporen zich tot nieuwe draden,
die, naarmate de zomer nadert, een
grooter gebied noodig hebben, om
hun wonderweefsel uit te spreiden.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Huwelijkscadeaux.
Bij geen enkele andere gelegenheid
speelt de conventie zoon groote rol,
als bij het schenken van huwelijks
cadeaux. Toch voelt men zich tegen
woordig al vrijer in dit opzicht, even
als het jonge paar zich ook niet meer
persé verplicht voelt een huwelijks
reis te ondernemen, als de financiën
het eigenlijk niet toelaten. De uitzet
der bruid is ook lang niet zoo kost
baar meer als vroeger, teen 't jonge
meisje, dat van school thuiskwam
niets meer te doen 'had, dan maar
rustig af te wachten, tot zij trouwde,
Meer en meer is de aanstaande huis
vrouw er van doordrongen, dat d.ie
bergen linnengoed en servetten toch
eigenlijk maar .dood kapitaal zijn.
Daarbij komt- nog, dat men tegen
woordig veel te veel rekening heeft te
houden met een enge woning daar
de huurhuizen toch al zoo duur zijn
in de groote steden en dat zij er
daarom dus op bedacht moet zijn,
dat het daar aan de noodige ruimte
zou ontbreken, om dit alles behoor
lijk te bergen. Hfeel begrijpelijk is
het, dat al dergelijke omstandighe
den van invloed zijn geweest op de
huwelijkscadeaux! Een eerste ver-
eischle is eigenlijk, dat men, om
doelmatige geschenken te geven, fei
telijk moet breken met, de gewoonte,
om verrassender wijs te werk te gaan
Wie niet de verloofde zelve naa,r
haar verlangens wil vragen, moet
een bemiddelaarster of tussoh-emper-
soon weten te kiezen. Bijv. een vrien
din of familielid der aanstaande
bruid, die geheel op de hoogte is van
de wensohen en verlangens van bet
jeugdige paar. Daardoor kunnen
.meer praotisohe cadeaux worden ge
schonken en vallen al doeondoehnaT
tigc: kleedjes en snuisterijtjes weg,
die toch weer uit huis gaan of maar
in den weg liggen! Zelfs konden ver
scheidene familieleden, oif vrienden
cn kennissen samen doeij, om iels te
schenken van-meer practisdh nut;
bijv. een looper, een mooi tapijt, ee.n
vuurscherm of kamerschut, of iets
wat voor een, persoon alleen, te kost
baar zou zijn. Waarschijnlijk was
-het cadeaux geven vrceger gemakke
lijker. De ontvangster- was minder
veeleisoliend: tal van soms leelijke
dingen vonden een plaatsje in 'het
jonge huishoudentje, al was het
slechts uit piëteit! Een oude leun
stoel van grootvader, een kastje van
Moeder. Vaders secretaire, dit alles
werd mét voorliefde in de huiskamer
geplaatst.
Maar tegenwoordig is het indivi-
dualiteits-bewustzijn veel grooter ge
worden. We beschouwen ouzo wo
ning niet meer als een. bevallig nest
je uit allerlei bouwstoffen bij elkaar
gebracht, waar we ons langzamer
hand wel in thuis zullen gaan ge-
voélen, maar we zien er de uitdruk
king van onzë eigen persoonlijkheid
in; verlangen stijl in de inrichting
onzer kamers; en hce drukker het le
ven buitenshuis wordt, des te meer
zullen wij trachten ons in harmonie
te brengen met onze naaste omge
ving. Stijl gaat er he&rsclien in de in
richting onzer woningen en in onze
kleeding; een bewusvhandelende huis
vrouw zal overeenstemming trachten
te brengen in alle voorwerpen van
dagelijksch gebruis; en als zij een
feestje geeft, zal dit passend zijn bij
de omgeving, waarin het plaats
vindit.
Het alledaagsche jonge meisje heeft
nu nog niet zooveel verstand van
stijl en zal het in het eerst heel aar
dig vinden als ze veel verscheiden
heid van geschenken krijgt. Maar
wordit haar blik als vrouw nu wat
gerijpt en is zij misschien toevallig
in de gelegenheid veel goede kunst
te zien. dan gaat zij zich een paar
jaar later ergeren over heel die bon
te verzameling. Wat een prulJe-kus-
sens en courantenhangers en kleed
jes en al dergelijke garnituren han
gen er niet bij haar door elkaar! Met
haar meer aesthetisch gevormden
blik moet ze dan die monsters wel
verbannen! De vriendinnen, moesten
ook wat meer met elkander in over
leg treden, als ze zich zoo uitsloof
den op allerlei hand wei-ken I
Wie heelemaal niet weet, wat bij
geven zal juist .door een soort ,.ein-
bar-ras de cho-ix" besluitniet zelden
bot een cadeau in bloemen. Niet als
een zuinigheidsmaatregel, want voor
een bloemstukgeeft men op zijn
minst zooveel uit, als voor een bon
bonschaaltje, een taartschep, een
zilveren vorkje, of een der andere
gangbare 'huwelijkscadeaux. Vooral
alleenstaande heeren geven nog al
eens gauw bloemen; want dit is al
tijd een élégant geschenk of het daar
om practised mag heet en, dat is een
aiidere vraag, want een zeer vergan
kelijke pracht vormen al die bloem
stukken! Bovendien geniet 't bruids
paar zelf dat da tooh in den re
gel op een huwelijksreis gaat er al
het minst van.
Een zeer welkom cadeau kan ook
een reproductie 'zijn van het werk
van een schilder van naam. Tegen
woordig zijn die heel billijk te krij
gen en vrij wat mooier, dan de leelij
ke'water- of olieverfprullen, die we
vaak aan den wand zien prijken.
Als men zich maar waarlijk eeiii-
ge moeite geeft zich ie verplaatsen in
de omstandigheden van het echt
paar, dan kan men altijd wel een ge
schikt cadeau geven.
MARIE VAN AMSTEL.
Oe gefopte commissaris
I.
Ik moet rapporteeren, dat heden
nacht wederom twee spoorstaven vau
het plein zijn ontvreemd, maai
de dieven miet ontdekt zijn.
Met dit rapport trad de inspecteur
vau politie Jan Sakman het bureau
van zijn chef, den commissaris van
politie Clemens binnen, welke laatste
juist 'liet signalement van een beruch-
ben oplichter nauwgezet bestudeerde.
't Is om dol te worden! riep
de commissaris woedend uit. Dat is
nu al acht dagen'lang, dat daar rails
worden weggenomen, en nog iheb
jullie liet gespuis niet!
1-Let is ware hekserij! zuchtte Jan
Salon an.
Ooli kom, hekserij! brulde de
commissaris. Ezelachtigheid ig het
van jullie anders niet! Gebrek aan
activiteit. Je houdt je agenten niet ge
noeg ónder den duim, Salman!
Meneer de commissaris, 'k ben
een oud-soldaat en
Jawel, veldtochten meegemaakt,
medailles dat heb 'k allemaal hon
derdmaal al gehoord. Groote woor
den, andere niet. Maar daden móeten
we zien! Breng me de schavuiten hier
op 't bureau, en dan zal 'k respect
voor de soldaterij hebben.
'k .Zal doen wat ik kan, stamel
de de gekrenkte Sakman en hij wilde
den terugtocht aanvaarden, toen zijn
weinig genaakbare chef hem weer
hield.
Do inspecteur stelde zic.h wederom
in postuur en keek den commissaris
vragend aan. Deze echter zat een oo-
genblik peinzend in zijn stoel; daar
na stond hij op en zeide:
Ik zal van nacht zelf daar wezen.
Neem de noodige maatregelen en stel
je manschap zóó op, dat we er niet
alweer met een langen neus afkomen.
Tot 9 uur ben ik i.n de sociëteit te vin
den, als mijne tegenwoordigheid
soms vroeger noodig is; na negenen
kunt ge mij op het plem verwachten.
En nu nog één ding. goed nuchter,
Sakman, als ik je verzoeken mag;
want anders
Hoe komt u op dat idee! brom
de Salem an met iets over zich van
„verdrukte onschuld."
Nu, houd je maar niet van den
domme; ik ken je! Zelfs op 't oogen-
blik htlb je weer 't noodige quantum
in je body mij.n .heele bureau riekt
er naar.
,Een enkel glaasje kan toch geen
kwaad, zou 'k ineenen! waagde de in
specteur vergoelijkend aan te mer
ken.
Sakman, maak me niet dol! beet
de commissaris hem toe. I-Ioé dikwijls
heb tk je zulke ongepaste uitdrukkin
gen verboden!
De commissaris kon den man vei
lig berispen; want hij dronk gec-n
Schiedammer, maar wijn, en dat nog,
wannéér zijn ondergeschikte er niet
bij was.
Dit gesprek had plaats op het po
litiebureau van een onzer studenten
steden, waar men ju.i3t bezig was,
tramwegen aan te leggen. Dientenge
volge waren een groot aantal rails
op hot plein opgestapeld en aldaar
\vas 'liet nu dat sedert aoht dagen
zulke spoorstaven en wel de
zwaarste gestolen werdén met een
list éb brutaliteit, welke alle waak
zaamheid van de dienders en hun in
specteur Jan Sakman, diie in deze
sectie dieinst deden, bespotten.
Dagelijks kwamen er klachten, en
alle dagen kréég Sakman een uit
brander, om dan den volgenden dag
met het stereotype bericht te ver
schijnen: dat de dieven met ontdekt
waren.
Nu, wat het artikel ..uitbranders"
betrof, zoo was Jan Sakman ook in
dit opzicht een oud-gediende. Als hij
weer builen kwam, schudde hij het
af, nam in de eerste kroeg de ibeste
"n afzakkertje en daarmee was de
zaak in 't reine.
Maar heden was het toch wat erg
geweest 1 In zulk een slecht 'humeur
had de commissaris hem nog nooit
ontvangen; zelfs dat beetje Schie
dammer was hem voor de voeten ge
worpen.
Als hij hem nu eens diens roo-
den wijn of gealcoholiseerd bessennat
verweten liad, zou hij dan minder in
z ijii recht geweest zijn'? Melancholisch
sloeg, hij een. zijstraatje in en trad
een onaanzienlijke kroeg binnen.
De waard kende zijn man. Zwij
gend bood deze hem de lafenis aan,
welker geur als Lethe op het door
zorgen vervuld gemoed van Sak-
man scheen te werken.
Wolbeliagelijk streek hij met de
vlakke, hand over zijn borsteligen
baard en mompelde onder liet heen
gaan: ,,'n enkel glaasje kan toch
geen kwaad zou 'k me enen.
De commissaris van politie Cle
mens was niet zoo spoedig weer in
zijn humeur als zijn onderhoorige
Jan Sakman; hem was de historie in
de hoogste mate onaangenaam.
Want niet alleen dat hij er onaange
naamheden* in dienst door 'had, nmar
iederen avond moest hij zddh spotter
nijen, laten welgevallen, als hij in 't
koffiehuis zijn partijtje maakte.
Er- moest met energie een eind aan
de zaak worden gemaakt. De brutale
dieven moesten betrapt worden, en
hedenavond zon hij in persoon, in
cognito en door niemand gezien, de
wacht houden. Liever deed hij dit
niet; want zijn robbertje whist ver
zuimde hij .hoogst ongaarne.
Terwijl hij over de netelige zaak
nog nadacht en misschien wel voor
de zeventiende maal -het bovenbedoel
de signalement' overgelezen had.
klonk er een krachtig kloppen op de
deur cn op dc udtaoodiging: „Bin
nen!" verscheen er een eigenaardige
gedaante, waarmede wij den lezer
even bekend moeten maken, ofschoon
de vereerende taak niet tot de ge
makkelijkste behoort, als we ten min
ste een juist beeld van den binnen
tredende willen geven.
Den totalen indruk, dien hij maak
te, kan men niet beter weergeven dan
door de woorden: Aan "t geheele
mensch paste niets bijeen! "t Was als
of hij de verschillenden ledematen,
tot gebruik gebruik van onderscheïde
ne kennissen geleend had. De beenen
waren wel niet krom, maar konden
op het praedïcaat „vlekkeloos" juist
geen aanspraak maken; daarvoor
waren zij te kort. De armen daaren
tegen verheugden zach in eene leng
te, die zeer zeker abnormaal kon ge
noemd worden, en op eene wespen
taille bewoog zich een kolossaal bo
venlichaam en een eigenaardig ge-|
vormd, bijkans kogelrond hoofd.
Uit het gelaat blikten twee kleine,
maar levendige en uiterst ondeugen
de oogen, en toch weer lag er iets
gemoedelijks en een frisscke humor
over de geheele physïonomie, die
daarbij iets onmiskenbaar aristocra
tisch had. Voeg dao.bij een vlekke-
looze garderobe en 'houding, zoo
moest men, al mocht de verschijning
een zeker notenkrakerig voorkomen
hébben, toch toegeven dat het een
zeer fijne notenkraker was, die den
commissaris zijne opwachting maak
te.
Ik heb de eer, den commissaris
van politie Clemens te spreken?
vroeg de bezoeker.
Om u te dienen, mijnheer ant
woordde deze.
Mijn naam is Pilsen, Adolar,
jonkheer van Pilsen, gi.ng de ander
voort; student aan de academie
alhier. Meneer de commissaris' kent
me misschien wel?
Heb niet de eer.
Niet? 'k Dacht 't maar zoo. Ik
ben hu al 6 jaar aan de alma mater,
zonder nog mijn dorst naar weten
schap gestild te zien.
Ja, sprak de commissaris met
een sarcastisch lachje, de d-oret
naar weienschap is soms even moei
lijk ie lessehen als de meer ordinai
re dorst!
Volkomen mijne meening, stem
de Adolar van Pitsen levendig toe,
natuurlijk de laatstgenoemde. Nu en
dan waag ik wel eens een zwakke po
ging om dien laatsten meester te
■worden.
De commissaris achtte hel ge-
wensckt, het gesprek een andere
wending te geven, door te vragen
wat er eigenlijk van mijn-heers ver
langen was.
De heer Adolar van Pilsen zette
thans den beambte in een zeer door
wrochte rede uiteen, hoe zijn hart
voor eene dame Ln deze stad ont
vlamd was en tiet hem had mogen
gelukken, het jawoord te bekomen,
zoodat hij tot de conclusie gekomen
was, om het studenlenpak aan den
kapstok te hai.gen en in het huwe
lijk te treden. Morgen echter was het
de verjaardag van zijne aanstaande
en daarom had hij het voornemen
opgevat, hedenavond haar een sere
nade te brengen waarmee hij den
commissaris kwam in kennis stel
len, zoo noodig daarvoor vergun
ning verziekende.
Wanneer de orde likt verstoord
wordt, is daar niets togen, am woord-
de de commissaris, welke verzeke
ring de heer Van Pilsen tamelijk
dankbaar opnam en bij wilde "heen
gaan, toen de beambte hem verzocht,
nog een oogenblik te vertoeven.
Zoudt u de goedheid willen -heb
ben, mijn naam en woonplaats van
uw aanstaande op te geven, zeide -hij;
dan kan ik mijne dienaren- waar
schuwen.
Zeer gaarne, antwoordde Va.n
Pilsen: Mejuffrouw EmLlie van
Dam, ....plein 5.
plein! riep de commissaris
levendig uit, 't spijt me zeer, me
neer, dait ik de gegeven vergunning
weer mo-et intrekken.
Hoe! Wat zegt. u? Dat loopt de
spuitgaten uil!
Mijnlheer!
Ik noem u den naam van mijne
aanstaande gade, en op grond daar
van trekt gij de reeds gegeven
gunning weer Ln? Weet gij, wat dat
is, mijnheer? Gij beleedigt eene res
pectabele dame en die dame is
mijn bruid! In welk vedband brengt
gij haar met uw eigenaardig gedrag?
Mijnheer, ik verlang voldoening!
De commissaris was van nature al
geen erg beminnelijk man en lieden
in 't bijzonder niet. Hij gaf den stu
dent daarom tamelijk grof ten ant
woord:
Och, laat mij met rust met die
hooge woorden; daar zult gij de po
litie niét mee bang maken, die voor
alles haai redenen heeft.
En zoudt u mij die redenen,
waarvan ik mij in de verste verte
geen begrip vormen kan, eens wil
len uiteenzetten? antwoordde Van
Pilsen, die met moeite rijn gram
schap wist te bedwingen.
Neen, dat wil ik niet, gaf da
commissaris ten antwoord, omdat
het niet in mijn kraam te pas komt;
stel uwe serenade tot overmorgen
uit, dan heb ik er niets op tegen;
maar heden en morgen blijft het ver>
bod onherroepelijk gehandhaafd.
't Spijt me wel, dat mijne aan
staande niet wat gelukkiger Ln de
keuze van haar jaardag was, ant
woordde Van Pilsen sarcastisch;
hadden men toenmaals maar de die
pe wijsheid der politie kunnen ver
moeden
Mijnheer, dus stoof nu de com
missaris óp, gij wordt ongepast
en dringend waarschuw ik u, zulk*
taal
't Is al wel ik begrijp u, vie)
de student in. Ik heb de eer. u te
groeten, meneer de commissaris. Het
heeft me bijzonder veel genoegen ge
daan, uw beminnenswaardigen per
soon. te mogen leeren kennen.
En de heef Van Pilsen boog bij
kans tot den grond, wierp den com
missaris nóg een onbeschrijfelijkeD
blik toe, en verdween.
De heer Clemens was woedend.
Wee den rampzalige, die hem lie
den in handen viel!
Een genadig verhoor had deze niet
te wachten.
II.:
.Tbr. Adolar van Pilsen was, zoo-
s van zelf spreekt, niet in een al te
rozenkleurige stemming. Hij had zich
nu eenmaal die serenade in 't hoofd
gehaald, en dat aan dit plan gsvolg.
rnoest gegeven, wonden, al dan niet
met Vergunning van de politie, dit
stond vast.
Het hoofd kon het hem niet kosten
en op geld kwam- bet er ibij hem niet
aan, want jhr. Va.n Pilsen had geld
veel geld, en wist dit met virtuo
siteit onder de menschen te bren»
gen.
Maar toch hadde hij gaarne eens
geweten, 'wat den commissaris zoo
eensklaps van gedachten had doen
veranderen; daar moest iets achter
steken, en dat „iéts" te weten te ko
men, zulks hield hem rusteloos bezig.
Met pleizier had hij daarvoor 'n
muntje van 10 gulden gegeven en
toch zou hij er goedkooper achter
komen.
Toen hij namelijk den heek van de
straai omsloeg, waar zijne woning
gelegen was, glansde "hem het aan
schijn van Jasper Mugge tegen.
Wanneer - 'k mij van de uitdruk
king „glansde bedien, zoo geschiedt
dit met voorbedachten rade en niet
als een gevolg van dichterlijke over
drijving. Jasper Mugge, of zooals de
studenten hem kortweg noemden:
Mug, had zijn van nam re reeds don
kere teint door het nuttigen van geest
rijke dranken zoodanig verlevendigd,
dat het in den loop der jaren in een
glanzend koperbruin was overge-
Vrceger een eerzaam schoenma
ker, die "t tamelijk goed dcea kon,
had hij gaandeweg in de kroeg a!
zijne klanten verspeeld, had toen
met „verstellen" van oude sloffen
zich op de been gehouden, en was
eindelijk studenten-schoenpoetser
gewordeii. welk emplooi hij nu al 20
jaar lang békleedde, zoodat hij eeu
dor aanhangsels van de universiteit
geworden was. Hij was voor 't ove
rige een slimme gast, tot alle moge
lijke en onmogelijke baantjes te ge
bruiken, en wanneer een geldleeneu-
de student geen centime meer krij
gen kon, als een billetidoux volstrekt
niet meer in buis to mioffcle.il was.
dan aanvaardde Mug in laatste in
stantie de zaak, en alles was in or
de. Illj verdiende daarbij veel geld,
maar had nog meer noodig; want hij
dronk miet alleen gaarne, maa»
placht ook anderen te regaleeren.
Een wenk bracht hem aan de zij
de van Van Pilsen. dien hij met een
vergenoegd: g'n morgen, meneer!
begroette. De twee kenden elkander
reeds lang en Mug wist heel goed,
dat als Van Pilsen zoo wenkte, er
wat te verdienen was.
Deze greep dan ook in zijn vest
zak en bracht tussohen duim en wijs
vinger een rijksdaalder te voorschijn
dien hij den academiscben schoen
poetser onder den neus higld.
Mug, zeide hij, ik weet dat je
een doortrapte schobbejak bent.
Mug knapte het linkeroog toe, keek
niet het rechter naar bet kopstuk en
antwoordde:
Zeer vleiend, meneer!
Jij scharrelt altijd met de poli
tie. Als ik voor van middag weet,
waarom de commissaris Clemens niïj
de vergunning voor de serenade van