BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SO» IUTg«&g. ZATERDAG 4 JANUARI 1913 No 9061 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S BA@8LAD KOST f 1.20 PEIS 8 BAANDEN ©F I® CENT PES! WIES. AraWKTRATTB GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERU ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD KM ADVERTENTIEM DOELTREFFEND. ONZE ANMONOES WORDEN OPGEMEftKW tiet kijke Natuurleven WINTERKNOPPEN. Rustig ligt de hagedis in zijn. schuil hoek, wachtend op de wanne zonne stralen, dio hem nieuwe levensener gie zullen leveren; als een levenloos verschrompeld lichaam hangen de vleermuizen aan hun scherpe nagel tjes, zij, en veel dieren met hen, le ven nu niet meer dan de metende planten onzer serres, zij zijn zuinig op het weina gje verzamelde levens kracht en, nadat het teveel is opge bruikt, teren zij in, Zoo rust de dierenweld in het don kere jaargetijde, maar ook de plan ten hébben zich mo..ah' wapenen of, bij gebrek aan dat vermogenandere wegen moeten inslaan. Daar ligt op den akker, te midden van de veelbezöngen, maar steeds troosteiooze stoppelvelden, de dikke korrel van het moederkoren. Toen de graaukoi reis rijpten, kon de zwam, <ke Woekerde op het koren, geen voedsel meer vinden, tiaar dra- uon vereeoigden zmh'tot een paar ren bundel, die den \orrn kreeg van een rousae.iugen graankorrel, en tegen den nerfst viel dit vreemde lichaam naar den bodem, om* daar te rusten en in liet voorjaar miniatuur-padden stoelen voort te brengen, die met hun sporen weer beeie graanakkers kun nen besmetten. Ook de waterplanten hebben 'heel wat middelen, om den winter dooi- te komen. Geheel den zomer slingeren de groe ne guirlandes van het hoornblad door onze slooteu. Het zijn -- veêltaielige, kleine araucaria's die in de sloot een miniatuurboseh vormen. Tegen alles schijnen zij bestand te zijn met 'hun <Li.lt kp hoonitjesbhuteren, en regelma tig verlengen zich de. groene'sten gels. De winter zou hum echter te mach tig worden, en daarom vormen zij dan aan 'uun top groene bolletjes, die, als het overige deel van de plant af sterft, naar den bodem zakken, om in het volgend voorjaar nieuwe, fris- sciie guirlandes te vormen. Ook de wereld van hei kleine, zoo rijk vertegenwoordigd in het sloot water, neemt maatregelen tegen de vernietigende winterkoude. Maal laat ik u een paar van die kleine we ientjes voorstellen. Denk even aan zoo'n echt zomersöb water, vol dooreen gestrengelde plan ten en wotnelend van vredig rond zwemmende of vechtlustige dieren. Dat is dc woonplaats van de sprcok- Jesdieren, die wij uit onze jeugd ken nen. Daar leren in allerlei vormen, de zonderlingste wezentjes, die al leen minder verschrikkelijk zijn, dan de zevenkoppige draken uit onze ver beelding, omdat hun afmetingen-voor ons zoo gering zijn. Over die wereld in het klein zien we in den warmen .zomertijd dan vaak een groen dak, dat als een le- vend vlot op het water drijft en 'het drukke loven aan ons oog onttrekt. „Flap'' nonnen de jongens dit groene gewelf, een naam, die ondanks al zijn kortheid, toch veelzeggend is en Dns bekend maakt met een der in 't jog loopendo eigenschapen van dit wondernet van draden en cellen, dat, rit het water gehaald, geen stevig- aéid bczil. Het is samengesteld uit kleine plantjes, die geen vezels of vaten vor men en slechts uit enkelvoudige of tegen elkaar gelegde cellen zijn opge bouwd. Een heel klein stukje onder hel microscoop bekeken, bewijst ons, dat er verschillende wieren samenwer ken, om dit groene net te vormen, Een er va.n bestaat uit een langen draad van op elkaar gestapelde ka mertjes. Ze zijn geheel doorzichtig, maar aan deu binnenwand zien we een geleiachtige bekleeding, die de glazen kanten wat steviger maakt. Door alle cellen 'gezamenlijk loopt een spiraaldraad, terwijl liet geheele kamertje meteen doorschijnend vocht is gevuld. Die spiraaldraad is mooi groen ge kleurd, en, daar hij vrij breed is, krijgt de geheide wier een groen voor komen. De voedingsstoffen, die de plant noodiig heeft, dringen door de wan den naar binnen en, daar er ook. vocht in overvloed is, zijn wortels overbodig. In die groene draden wordt die zuurstof gevormd, die het water zui vert. cu dierlijk leven mogelijk maakt. Zonder groene planten in het water w" geen steJteltje vroolïjk kunnen rondzwemmen er. geen waterspin of kever zou daar zijn roofgebied kun nen hebben. De plant groeit flink, zoolang er maar licht in het water valt en om daarvan een groote 'hoeveelheid te bemachtigen, drijft het wiercomplex aan het golvend oppervlak'. Telkens splitst zich een kamertje in twee afdeelingen, die weldra den zelfden bouw en denzelfden vorm hebben als de moedercel. Zoo verdub belt zich de groene draad heel snel in de lengte en, gedragen door het water, vormen zij weldra een dicht net. Tegen het najaar leggen twee lan ge draden zich tegen elkaar aan en van afstand tot afstand stulpen de wanden uit. de verbindingen worden ten.slotte volkomen en eindelijk zijn er kleine laddertjes gevormd, ieder met een afzonderlijken spiraaldraad, maar toch innig met elkaar in ge meenschap staande. Komen we wat later in den tijd, dan vloeit de celkern uit hei eene kamertje samen met die uit het daar naast gelegen vakje en zoo ontstaat er een dichte kern, opgebouwd uit twee individu's. Dit is de aanvang van het winter- sladium. Langzamerhand gaat de celinhoud tot ontbinding over en ook die wan den d.er kamertjes behoeven nu haar beschermende diensten met meer te verichten. Alleen de saamgevloedde kernen blijven bestaan. Zij worden dcor het streoinende water, door verscllillen de dieren, door vaartuigen, kortom op allerlei wijzen verspreid en, op den bodem of in beschutte hoekjes, brengen zij dien winter door als spore. Als ibe't voorjaar komt en de brocd- k nop pen van liet hoornblad weer uitgroeien, als de waterpest zijn don kergroene stengeltjes gaat vormen en de stekels -nöstiriateria.al noodig heb ben, ontwikkelen de overwinterde wiiersporen zich tot nieuwe draden, die, naarmate de zomer nadert, een grooter gebied noodig hebben, om hun wonderweefsel uit te spreiden. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Huwelijkscadeaux. Bij geen enkele andere gelegenheid speelt de conventie zoon groote rol, als bij het schenken van huwelijks cadeaux. Toch voelt men zich tegen woordig al vrijer in dit opzicht, even als het jonge paar zich ook niet meer persé verplicht voelt een huwelijks reis te ondernemen, als de financiën het eigenlijk niet toelaten. De uitzet der bruid is ook lang niet zoo kost baar meer als vroeger, teen 't jonge meisje, dat van school thuiskwam niets meer te doen 'had, dan maar rustig af te wachten, tot zij trouwde, Meer en meer is de aanstaande huis vrouw er van doordrongen, dat d.ie bergen linnengoed en servetten toch eigenlijk maar .dood kapitaal zijn. Daarbij komt- nog, dat men tegen woordig veel te veel rekening heeft te houden met een enge woning daar de huurhuizen toch al zoo duur zijn in de groote steden en dat zij er daarom dus op bedacht moet zijn, dat het daar aan de noodige ruimte zou ontbreken, om dit alles behoor lijk te bergen. Hfeel begrijpelijk is het, dat al dergelijke omstandighe den van invloed zijn geweest op de huwelijkscadeaux! Een eerste ver- eischle is eigenlijk, dat men, om doelmatige geschenken te geven, fei telijk moet breken met, de gewoonte, om verrassender wijs te werk te gaan Wie niet de verloofde zelve naa,r haar verlangens wil vragen, moet een bemiddelaarster of tussoh-emper- soon weten te kiezen. Bijv. een vrien din of familielid der aanstaande bruid, die geheel op de hoogte is van de wensohen en verlangens van bet jeugdige paar. Daardoor kunnen .meer praotisohe cadeaux worden ge schonken en vallen al doeondoehnaT tigc: kleedjes en snuisterijtjes weg, die toch weer uit huis gaan of maar in den weg liggen! Zelfs konden ver scheidene familieleden, oif vrienden cn kennissen samen doeij, om iels te schenken van-meer practisdh nut; bijv. een looper, een mooi tapijt, ee.n vuurscherm of kamerschut, of iets wat voor een, persoon alleen, te kost baar zou zijn. Waarschijnlijk was -het cadeaux geven vrceger gemakke lijker. De ontvangster- was minder veeleisoliend: tal van soms leelijke dingen vonden een plaatsje in 'het jonge huishoudentje, al was het slechts uit piëteit! Een oude leun stoel van grootvader, een kastje van Moeder. Vaders secretaire, dit alles werd mét voorliefde in de huiskamer geplaatst. Maar tegenwoordig is het indivi- dualiteits-bewustzijn veel grooter ge worden. We beschouwen ouzo wo ning niet meer als een. bevallig nest je uit allerlei bouwstoffen bij elkaar gebracht, waar we ons langzamer hand wel in thuis zullen gaan ge- voélen, maar we zien er de uitdruk king van onzë eigen persoonlijkheid in; verlangen stijl in de inrichting onzer kamers; en hce drukker het le ven buitenshuis wordt, des te meer zullen wij trachten ons in harmonie te brengen met onze naaste omge ving. Stijl gaat er he&rsclien in de in richting onzer woningen en in onze kleeding; een bewusvhandelende huis vrouw zal overeenstemming trachten te brengen in alle voorwerpen van dagelijksch gebruis; en als zij een feestje geeft, zal dit passend zijn bij de omgeving, waarin het plaats vindit. Het alledaagsche jonge meisje heeft nu nog niet zooveel verstand van stijl en zal het in het eerst heel aar dig vinden als ze veel verscheiden heid van geschenken krijgt. Maar wordit haar blik als vrouw nu wat gerijpt en is zij misschien toevallig in de gelegenheid veel goede kunst te zien. dan gaat zij zich een paar jaar later ergeren over heel die bon te verzameling. Wat een prulJe-kus- sens en courantenhangers en kleed jes en al dergelijke garnituren han gen er niet bij haar door elkaar! Met haar meer aesthetisch gevormden blik moet ze dan die monsters wel verbannen! De vriendinnen, moesten ook wat meer met elkander in over leg treden, als ze zich zoo uitsloof den op allerlei hand wei-ken I Wie heelemaal niet weet, wat bij geven zal juist .door een soort ,.ein- bar-ras de cho-ix" besluitniet zelden bot een cadeau in bloemen. Niet als een zuinigheidsmaatregel, want voor een bloemstukgeeft men op zijn minst zooveel uit, als voor een bon bonschaaltje, een taartschep, een zilveren vorkje, of een der andere gangbare 'huwelijkscadeaux. Vooral alleenstaande heeren geven nog al eens gauw bloemen; want dit is al tijd een élégant geschenk of het daar om practised mag heet en, dat is een aiidere vraag, want een zeer vergan kelijke pracht vormen al die bloem stukken! Bovendien geniet 't bruids paar zelf dat da tooh in den re gel op een huwelijksreis gaat er al het minst van. Een zeer welkom cadeau kan ook een reproductie 'zijn van het werk van een schilder van naam. Tegen woordig zijn die heel billijk te krij gen en vrij wat mooier, dan de leelij ke'water- of olieverfprullen, die we vaak aan den wand zien prijken. Als men zich maar waarlijk eeiii- ge moeite geeft zich ie verplaatsen in de omstandigheden van het echt paar, dan kan men altijd wel een ge schikt cadeau geven. MARIE VAN AMSTEL. Oe gefopte commissaris I. Ik moet rapporteeren, dat heden nacht wederom twee spoorstaven vau het plein zijn ontvreemd, maai de dieven miet ontdekt zijn. Met dit rapport trad de inspecteur vau politie Jan Sakman het bureau van zijn chef, den commissaris van politie Clemens binnen, welke laatste juist 'liet signalement van een beruch- ben oplichter nauwgezet bestudeerde. 't Is om dol te worden! riep de commissaris woedend uit. Dat is nu al acht dagen'lang, dat daar rails worden weggenomen, en nog iheb jullie liet gespuis niet! 1-Let is ware hekserij! zuchtte Jan Salon an. Ooli kom, hekserij! brulde de commissaris. Ezelachtigheid ig het van jullie anders niet! Gebrek aan activiteit. Je houdt je agenten niet ge noeg ónder den duim, Salman! Meneer de commissaris, 'k ben een oud-soldaat en Jawel, veldtochten meegemaakt, medailles dat heb 'k allemaal hon derdmaal al gehoord. Groote woor den, andere niet. Maar daden móeten we zien! Breng me de schavuiten hier op 't bureau, en dan zal 'k respect voor de soldaterij hebben. 'k .Zal doen wat ik kan, stamel de de gekrenkte Sakman en hij wilde den terugtocht aanvaarden, toen zijn weinig genaakbare chef hem weer hield. Do inspecteur stelde zic.h wederom in postuur en keek den commissaris vragend aan. Deze echter zat een oo- genblik peinzend in zijn stoel; daar na stond hij op en zeide: Ik zal van nacht zelf daar wezen. Neem de noodige maatregelen en stel je manschap zóó op, dat we er niet alweer met een langen neus afkomen. Tot 9 uur ben ik i.n de sociëteit te vin den, als mijne tegenwoordigheid soms vroeger noodig is; na negenen kunt ge mij op het plem verwachten. En nu nog één ding. goed nuchter, Sakman, als ik je verzoeken mag; want anders Hoe komt u op dat idee! brom de Salem an met iets over zich van „verdrukte onschuld." Nu, houd je maar niet van den domme; ik ken je! Zelfs op 't oogen- blik htlb je weer 't noodige quantum in je body mij.n .heele bureau riekt er naar. ,Een enkel glaasje kan toch geen kwaad, zou 'k ineenen! waagde de in specteur vergoelijkend aan te mer ken. Sakman, maak me niet dol! beet de commissaris hem toe. I-Ioé dikwijls heb tk je zulke ongepaste uitdrukkin gen verboden! De commissaris kon den man vei lig berispen; want hij dronk gec-n Schiedammer, maar wijn, en dat nog, wannéér zijn ondergeschikte er niet bij was. Dit gesprek had plaats op het po litiebureau van een onzer studenten steden, waar men ju.i3t bezig was, tramwegen aan te leggen. Dientenge volge waren een groot aantal rails op hot plein opgestapeld en aldaar \vas 'liet nu dat sedert aoht dagen zulke spoorstaven en wel de zwaarste gestolen werdén met een list éb brutaliteit, welke alle waak zaamheid van de dienders en hun in specteur Jan Sakman, diie in deze sectie dieinst deden, bespotten. Dagelijks kwamen er klachten, en alle dagen kréég Sakman een uit brander, om dan den volgenden dag met het stereotype bericht te ver schijnen: dat de dieven met ontdekt waren. Nu, wat het artikel ..uitbranders" betrof, zoo was Jan Sakman ook in dit opzicht een oud-gediende. Als hij weer builen kwam, schudde hij het af, nam in de eerste kroeg de ibeste "n afzakkertje en daarmee was de zaak in 't reine. Maar heden was het toch wat erg geweest 1 In zulk een slecht 'humeur had de commissaris hem nog nooit ontvangen; zelfs dat beetje Schie dammer was hem voor de voeten ge worpen. Als hij hem nu eens diens roo- den wijn of gealcoholiseerd bessennat verweten liad, zou hij dan minder in z ijii recht geweest zijn'? Melancholisch sloeg, hij een. zijstraatje in en trad een onaanzienlijke kroeg binnen. De waard kende zijn man. Zwij gend bood deze hem de lafenis aan, welker geur als Lethe op het door zorgen vervuld gemoed van Sak- man scheen te werken. Wolbeliagelijk streek hij met de vlakke, hand over zijn borsteligen baard en mompelde onder liet heen gaan: ,,'n enkel glaasje kan toch geen kwaad zou 'k me enen. De commissaris van politie Cle mens was niet zoo spoedig weer in zijn humeur als zijn onderhoorige Jan Sakman; hem was de historie in de hoogste mate onaangenaam. Want niet alleen dat hij er onaange naamheden* in dienst door 'had, nmar iederen avond moest hij zddh spotter nijen, laten welgevallen, als hij in 't koffiehuis zijn partijtje maakte. Er- moest met energie een eind aan de zaak worden gemaakt. De brutale dieven moesten betrapt worden, en hedenavond zon hij in persoon, in cognito en door niemand gezien, de wacht houden. Liever deed hij dit niet; want zijn robbertje whist ver zuimde hij .hoogst ongaarne. Terwijl hij over de netelige zaak nog nadacht en misschien wel voor de zeventiende maal -het bovenbedoel de signalement' overgelezen had. klonk er een krachtig kloppen op de deur cn op dc udtaoodiging: „Bin nen!" verscheen er een eigenaardige gedaante, waarmede wij den lezer even bekend moeten maken, ofschoon de vereerende taak niet tot de ge makkelijkste behoort, als we ten min ste een juist beeld van den binnen tredende willen geven. Den totalen indruk, dien hij maak te, kan men niet beter weergeven dan door de woorden: Aan "t geheele mensch paste niets bijeen! "t Was als of hij de verschillenden ledematen, tot gebruik gebruik van onderscheïde ne kennissen geleend had. De beenen waren wel niet krom, maar konden op het praedïcaat „vlekkeloos" juist geen aanspraak maken; daarvoor waren zij te kort. De armen daaren tegen verheugden zach in eene leng te, die zeer zeker abnormaal kon ge noemd worden, en op eene wespen taille bewoog zich een kolossaal bo venlichaam en een eigenaardig ge-| vormd, bijkans kogelrond hoofd. Uit het gelaat blikten twee kleine, maar levendige en uiterst ondeugen de oogen, en toch weer lag er iets gemoedelijks en een frisscke humor over de geheele physïonomie, die daarbij iets onmiskenbaar aristocra tisch had. Voeg dao.bij een vlekke- looze garderobe en 'houding, zoo moest men, al mocht de verschijning een zeker notenkrakerig voorkomen hébben, toch toegeven dat het een zeer fijne notenkraker was, die den commissaris zijne opwachting maak te. Ik heb de eer, den commissaris van politie Clemens te spreken? vroeg de bezoeker. Om u te dienen, mijnheer ant woordde deze. Mijn naam is Pilsen, Adolar, jonkheer van Pilsen, gi.ng de ander voort; student aan de academie alhier. Meneer de commissaris' kent me misschien wel? Heb niet de eer. Niet? 'k Dacht 't maar zoo. Ik ben hu al 6 jaar aan de alma mater, zonder nog mijn dorst naar weten schap gestild te zien. Ja, sprak de commissaris met een sarcastisch lachje, de d-oret naar weienschap is soms even moei lijk ie lessehen als de meer ordinai re dorst! Volkomen mijne meening, stem de Adolar van Pitsen levendig toe, natuurlijk de laatstgenoemde. Nu en dan waag ik wel eens een zwakke po ging om dien laatsten meester te ■worden. De commissaris achtte hel ge- wensckt, het gesprek een andere wending te geven, door te vragen wat er eigenlijk van mijn-heers ver langen was. De heer Adolar van Pilsen zette thans den beambte in een zeer door wrochte rede uiteen, hoe zijn hart voor eene dame Ln deze stad ont vlamd was en tiet hem had mogen gelukken, het jawoord te bekomen, zoodat hij tot de conclusie gekomen was, om het studenlenpak aan den kapstok te hai.gen en in het huwe lijk te treden. Morgen echter was het de verjaardag van zijne aanstaande en daarom had hij het voornemen opgevat, hedenavond haar een sere nade te brengen waarmee hij den commissaris kwam in kennis stel len, zoo noodig daarvoor vergun ning verziekende. Wanneer de orde likt verstoord wordt, is daar niets togen, am woord- de de commissaris, welke verzeke ring de heer Van Pilsen tamelijk dankbaar opnam en bij wilde "heen gaan, toen de beambte hem verzocht, nog een oogenblik te vertoeven. Zoudt u de goedheid willen -heb ben, mijn naam en woonplaats van uw aanstaande op te geven, zeide -hij; dan kan ik mijne dienaren- waar schuwen. Zeer gaarne, antwoordde Va.n Pilsen: Mejuffrouw EmLlie van Dam, ....plein 5. plein! riep de commissaris levendig uit, 't spijt me zeer, me neer, dait ik de gegeven vergunning weer mo-et intrekken. Hoe! Wat zegt. u? Dat loopt de spuitgaten uil! Mijnlheer! Ik noem u den naam van mijne aanstaande gade, en op grond daar van trekt gij de reeds gegeven gunning weer Ln? Weet gij, wat dat is, mijnheer? Gij beleedigt eene res pectabele dame en die dame is mijn bruid! In welk vedband brengt gij haar met uw eigenaardig gedrag? Mijnheer, ik verlang voldoening! De commissaris was van nature al geen erg beminnelijk man en lieden in 't bijzonder niet. Hij gaf den stu dent daarom tamelijk grof ten ant woord: Och, laat mij met rust met die hooge woorden; daar zult gij de po litie niét mee bang maken, die voor alles haai redenen heeft. En zoudt u mij die redenen, waarvan ik mij in de verste verte geen begrip vormen kan, eens wil len uiteenzetten? antwoordde Van Pilsen, die met moeite rijn gram schap wist te bedwingen. Neen, dat wil ik niet, gaf da commissaris ten antwoord, omdat het niet in mijn kraam te pas komt; stel uwe serenade tot overmorgen uit, dan heb ik er niets op tegen; maar heden en morgen blijft het ver> bod onherroepelijk gehandhaafd. 't Spijt me wel, dat mijne aan staande niet wat gelukkiger Ln de keuze van haar jaardag was, ant woordde Van Pilsen sarcastisch; hadden men toenmaals maar de die pe wijsheid der politie kunnen ver moeden Mijnheer, dus stoof nu de com missaris óp, gij wordt ongepast en dringend waarschuw ik u, zulk* taal 't Is al wel ik begrijp u, vie) de student in. Ik heb de eer. u te groeten, meneer de commissaris. Het heeft me bijzonder veel genoegen ge daan, uw beminnenswaardigen per soon. te mogen leeren kennen. En de heef Van Pilsen boog bij kans tot den grond, wierp den com missaris nóg een onbeschrijfelijkeD blik toe, en verdween. De heer Clemens was woedend. Wee den rampzalige, die hem lie den in handen viel! Een genadig verhoor had deze niet te wachten. II.: .Tbr. Adolar van Pilsen was, zoo- s van zelf spreekt, niet in een al te rozenkleurige stemming. Hij had zich nu eenmaal die serenade in 't hoofd gehaald, en dat aan dit plan gsvolg. rnoest gegeven, wonden, al dan niet met Vergunning van de politie, dit stond vast. Het hoofd kon het hem niet kosten en op geld kwam- bet er ibij hem niet aan, want jhr. Va.n Pilsen had geld veel geld, en wist dit met virtuo siteit onder de menschen te bren» gen. Maar toch hadde hij gaarne eens geweten, 'wat den commissaris zoo eensklaps van gedachten had doen veranderen; daar moest iets achter steken, en dat „iéts" te weten te ko men, zulks hield hem rusteloos bezig. Met pleizier had hij daarvoor 'n muntje van 10 gulden gegeven en toch zou hij er goedkooper achter komen. Toen hij namelijk den heek van de straai omsloeg, waar zijne woning gelegen was, glansde "hem het aan schijn van Jasper Mugge tegen. Wanneer - 'k mij van de uitdruk king „glansde bedien, zoo geschiedt dit met voorbedachten rade en niet als een gevolg van dichterlijke over drijving. Jasper Mugge, of zooals de studenten hem kortweg noemden: Mug, had zijn van nam re reeds don kere teint door het nuttigen van geest rijke dranken zoodanig verlevendigd, dat het in den loop der jaren in een glanzend koperbruin was overge- Vrceger een eerzaam schoenma ker, die "t tamelijk goed dcea kon, had hij gaandeweg in de kroeg a! zijne klanten verspeeld, had toen met „verstellen" van oude sloffen zich op de been gehouden, en was eindelijk studenten-schoenpoetser gewordeii. welk emplooi hij nu al 20 jaar lang békleedde, zoodat hij eeu dor aanhangsels van de universiteit geworden was. Hij was voor 't ove rige een slimme gast, tot alle moge lijke en onmogelijke baantjes te ge bruiken, en wanneer een geldleeneu- de student geen centime meer krij gen kon, als een billetidoux volstrekt niet meer in buis to mioffcle.il was. dan aanvaardde Mug in laatste in stantie de zaak, en alles was in or de. Illj verdiende daarbij veel geld, maar had nog meer noodig; want hij dronk miet alleen gaarne, maa» placht ook anderen te regaleeren. Een wenk bracht hem aan de zij de van Van Pilsen. dien hij met een vergenoegd: g'n morgen, meneer! begroette. De twee kenden elkander reeds lang en Mug wist heel goed, dat als Van Pilsen zoo wenkte, er wat te verdienen was. Deze greep dan ook in zijn vest zak en bracht tussohen duim en wijs vinger een rijksdaalder te voorschijn dien hij den academiscben schoen poetser onder den neus higld. Mug, zeide hij, ik weet dat je een doortrapte schobbejak bent. Mug knapte het linkeroog toe, keek niet het rechter naar bet kopstuk en antwoordde: Zeer vleiend, meneer! Jij scharrelt altijd met de poli tie. Als ik voor van middag weet, waarom de commissaris Clemens niïj de vergunning voor de serenade van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 15