At SÉ j jü Pgj |p J8 4. I "SS iH st ilt n jj 8 i M a H a a a id a fj a f ii li - s m m 9, m u m m m u m 46 universeels erfgenaam benoemd was. Een afschrift van liet testament was er bij gevoegd en luidde ,,Tot universeelen erfgenaam van het landgoed Zomerlust, zoo mede van mijn vermogen, ten bedrage van negentig duizend gulden, benoem ik den majoor Frans van Storm, naardewijl hij de eenige van mijne bloedverwan ten is, die zijn rijken neef naar de maan loopen liet, hoogstens een maal in het jaar iels van zich liet hoeren en hem nooit met eigen- baatzuchtige attenties en lieftal ligheden heeft lastig gevallen." Hoerahriep de oude Petrus, zoodat de glasruiten rinkeldon, ik feliciteer je wel, majoor l Dank je, ouwe jongen zei de majoor. Tien jaren waren sedert dien ge- luksdug verstrekende rnujoor la>- vvoguuo zijn iancigoed Zomerlust, dat hij met behulp vau ©en flüiken admi nistrateur goed liestuuvde. Peter Kan- nemans was nu moer dan ooit zijn factotum en Barbara heerschte onbe perkt in het keuken-departement. Maurits was in de stad gebleven, want het spreekt van zelf, dat hij thans zijn lievelingssveiisch vervuld zag en zich tot schilder vormen mocht. Op de teoken-academie maakte hij opmerkelijke vorderingen en hij was de trots der professoren. Met vreugdevolle verbazing bekeek de majoor de kleine schetsen in olie verf, die de discipel van tijd tot tijd naar huis zond of in de vacantie meè- brncht, en nog veel meer genoegen zouden die hem bereid hebben, als ze maar niet zoo vroeselijk duur waren geweestMaar ook in geldzaken had neof Maurits een echten kunstenaars- aard, in zooverre dat contanten voor .hem niet de minste waarde hadden. Nu was de majoor alles behalve gie rig, maar zijn leven lang aan een streng geregeld, eenvoudig loven go- woon geweest, zoodat hij een vor- klaarde vijand van alle dwaze verspil ling was. Hoe neef dus zooveel geld stuk sloeg, dat ging zijn verstand to boven I Hij leefde toch ook naar bohoorcn, rookte den geheelen dag, dronk bij voorkeur een glas wijn en nootiigile nu en dan vrienden en bekendeu maar alles en alles sarneugeriomon, had hij voor zijn persoon minder noo- dig dan de een-eu-twintigjarige kun stenaar. Waai* laat hij hot, de bengel? Zeg, Peter, waar laat hij liet had de majoor zijn factotum gevraagd. Petrus haalde de schouders op en antwoordde De verf, majoor, on het lin nen Onzin, barstte deze u't. Verf, Juinen Met het geld, dat de jongen in de laatste twee iaar ge bruikt heeft, kan uien een zak om de gansche aarde maken en in alle zeven kleuren van den regenboog bescnilde- ren Maar ik weet liet beter! Dat gaat uit niet de vriendjes en de oude oom kan 'r voor opdraaien. Majoor, de jonkheid Loop heen met je jonkheid riep de majoor en blies Petrus ©cn rookwolk in het gezicht, zoodat. deze drie pas achteruit vloog. Ik betaal dezen keer niet en daarmee basta Nu, de majoor had al zoo dikwijls „basta" gezegd en bij slot van reke ning toch betaald. Zoo ook ditmaal, Dat was zes weken geleien. Maar ho© het thans gaan zou, nu do bengel vveër een aanval op de beurs van den oude beproefd had, waagde Petrus niet te voorspellen I Niet alleen dal zijn lieve neef al we der 250 gulden noodig had, maar met dezelfde post was er een epistel van zekeren heer Goudsteen gearri veerd, die den veel bel oven den schil der 500 gulden geleend had, waarvan niet veel terecht komen zou, als de majoor niet in de bres sprong. Do majoor wierp den brief in een fiock van zijn schrijftafel en liep in derdaad woedend de kamer op neer. De jongen mag zich in acht ne men PffPffhet loopt de spuigaten uit Pff Pff I Niet ge noeg dat hij me ieder oogenblik ader laat pff I pffneen, hij laat zich ook nog met woekeraars in. Pff Pff Pff I die Goudsteen een mooie firma 'k ken don schavuit pff hij neemt maar honderd percent. Pff Pff Maar wacht Peter de zaak moet in orde komen Peter do jon gen moet naar huis 't is gedaan met dat geschilder PffPffWat drommel waar zit die kerel nu? Present majoor klonk het, en Petrus trachtte door den tabaks wal-in heen het gezicht van zijn heer waar te nemen. Pak mijn koffer; we gaan mor gen naar mijn neef toe. Wat zegt u is hij niet we,l? De majoor mompelde iets, blies een formeel© wolk uit en verdween in zijn slaapkamer. Petrus begon 't. ergste te duchten. II. Maurits Bos. die van het on weder, lat zich boven zijn hoofd samenpak te. geen flauw begrip had, was juist 'bezig zich te kleeden voor een uit stapje en hij pakte zïj.n schetsboek in, toen zware voetstappen op de trap klonken, de deur van zijne kamer. ihaastig opengeworpen werd en tot zijn groote verbazing Kunnemans ton zijnent verscheen. Wel Peter, ouwe jongen! riep do verwonderde schilder; wat kom jij hier doen? Daarbij drukto hij liet trouwe fac totum van ziju oom iie hand. waarna Je man in een stoel viel en uitriep: Niet veel goeds, meneer Mau rits, maar ik moet 'res even uitbla- een; "k heb geloopcn als een vigilanlepaaid de oude moet zoo dadelijk hier zijn. Wat! Oom? riep de schilder. .Jawel, de majoor, "t is noodweer, jongeheer! Zeker.. Goudsteen hoeft den oude 'k wil zeggen den majoor ge schreven! Goudsteen de deugniet! Vijfhonderd gulden interest do majoor heeft me onderweg alles verteld; hij is woedend wit u mee naar huis nemer. u moet heeron- boer worden weet. ik het! Nou die is mooi! zei Maurits, die na deze onthullingen uit de wolken ge vallen was dus oom is hier? Ja hij zal wel zoo dadelijk voor den dag komen' Hij vond bij het loge ment kolonel Zeeman, een oud kame raad van hom, die hem wat nan de praat hield, en van die gelegenheid heb ik maar gebruik gemankt om de sokken er in te zetten en u te komen waarschuwen. Ik dank je maar wat te doen? Kom voor alles: tijd gewonnen. Hij mag me hier niet vinden. Mooi zoo, zei Peter beslist; maar wat dan? Hassan! I-Iassan! riep de schil der, die de dour vau het atelier daar naast openrukte, gauw er uitl De aldus geroemde verscheen da delijk op den drempel, ofschoon niet zooals de eenigszins ongewone naam zou doen vermoeden, een Oosterling, w as 't toch een zeer origineel© figuur. Een kleine ineengedrongen gestalte met een buitengemeen slim gezicht en een ondeugende» trek om den wat broeden mond, het vvcP'ge haar be dekt met een ouden sn. rigen fez en gehuld in een eertijds witte blouse zoo presenteerde 7,icli de heer Leen dert Stopman, bijgenaamd Hassan, sedert vele jaren aan de toeken-acade mie nauw verbonden, daar liij reeds als knaap de aankomende Rafaels en Titianen tot model gediend had, en zich langzamerhand tot academie knecht had opgewerkt dit was zijn officieele titel; maar hij was de intie me dienstbars geest van da jongelui, gewijd in hun kleine en groote myste riën -- kortom een gansch onontbeer lijk meubelstuk, sedert onheugelijke tijden door de discipelen der academie met den cereraam „Muley Hassan" gedoopt wegens zijn eigenaardig heden. die de man met. den scliurk- achtigen moor van Fiesco gemeen had. Mijn oom is liier, Ilnssan, begon de schilder. Weet alles, antwoordde Hassan die Goudsteen gemeen© schoft majoor wil ons eens de ooren was- sciien wc zij-i vooreerst niet te spre ken weet alles lieb 'n beetje aan d© deur geluisterd. Dat is to sterk! barstte Petor Kannemans uit Daar heb jij zoo geen verstand van, vriendje, zei met, een licht schou derophalen en op beschermenden toon Hassan en. tot Maurits zich wenden de, ging hij voort: Moeten subiet verdwijnen zal de', ouden heer ont vangen en neerzetten morgen vroeg is alles in orde vreugde van 't we derzien omarming schuldbeken tenis groot slot-tableau adieu, meneer Bos. Met groote oogeu beschouwde Pe trus Kannemans zijn collega, die zco zonder fonnaiïtoiten met zijn jeugdi gen gebieder omsprong: deze laatste echter wist, genoegzaam dat. zijne 7,aak in goode handen was. Ik verlaat mij geheel op je sluw heid, Hassan, sprak hij, den corridor ingaand©, vanwaar hij eensklaps te rugkeerde met de ontzettende woor den: Oom is al in huis hij heeft reeds naar mij gevraagd! Dan vlugriep Hassan uit gauw achtc de groote kast, in den gang, cn komt hij de deur in, dan jij als do wind de trappen af. Laat verder mij maar zorgen. Ik poets hein ook, als u 't 1 er- gunt! sprak Petrus Kannemans, on nauw waren beiden achter hot be schermend meubel verdwenen, toen de oude heer in ds kamer van zijn neef verdween, alwaar Leendert Stopman, bijgenaamd Hassan, met penseel en palet gewapend en voor een ezel ge zeten, in allo kalmte hem ontving. Een uur later verliet d© majoor de woning weder, van Hassan, die net waardigheid hem uitgeleide deed, a>et de volgende woerden afscheid .temen de: Zeer aangenaam geweest, ken nis te maken, professor, zeer aange- nuam! -- Wat? Professor?! zal men denke lijk uitroepen. Ja, zeer zeker; professor. Jn geen minder quahteit had de brutale lias san zich aan oom voorgesteld. Wer kelijk had deze aai v ank el ijk de won derlijke gestalte van den artist met verdachten blik gemonsterd; maar kunstenaars hebben, wat liet. uiterlijk betreft, soms een wonderlijk voorko men en de „professor" had niettegen staande zijn vrij ongunstig, maar eigenaardig uïteriijk, den ouden l eer niet zoon artistiek, zekerheid ontvan gen, dat allo kwaad vermoeden spoe dig geweken was. Naar Maurits ge vraagd. bad hij medegedeeld dat het jonge mensch buiter. naar de natuur toekende en eerst laat in den avond terugkeer©» zou er dat. hij, professor Stopman, dienj „vaderlijken vriend" en wegbereider op het doornig pad der Kunst, intusschen hier zijn jong ste gewrocht aan een nauwlettend© critiek en correctie onderwierp, boe- wel dit laatste schier overbodig was. daar de zeer begaafde, ongemeen vlij tige en solide jeugdige kunstenaar reeds up den directe» weg der on sterfelijkheid was. Ja. oude heer, dus had liij pathetisch zijne aanspraak besloten. i i dien jongen man zit een groot genie! De oude inajeor hield veel van den beugel, al mocht die 't wel eens te bont maken, e.i de onverdeelde lof vit den mond des professors deed hem op recht goed. Maar al mocht hij op dit punt het eens zijn met den .vaderlij ken vriend" een leeraar van zijn pu pil. hij moest toch een beslissend pro test tegen het wooru „solide" aantee- kenen, en hij vermeende alle tegen spraak van den professor te wederleg gen, door zien bekend te maken als ue uoiii van den jeugdigen verkwister. Hassan zijnerzijds toonde zich even verrast als verheugd, dat hij met den waardige» oom vau ziju lievelingsdi- cipel mocht kennis maken, en wilde dan nu ook wel gulweg bekennen, dat deze veel geld, zeer veel geld noodig had. Maar waarvoor hij dut gebruik te moest dit nog gevraagd worden, waar het een zoo edel en kunstzinnig hart als het zijne betrof? Arme kunsl- genooten, weduwen en weezen van schilders enz. wisten daarv an te ver halen, waar het geld van Maurits Bos of liever va>- den majoor bleef, en vruchteloos had de professor zijn jon- geu vriend aangemaand om toch meer aan zichzelver. te denken. Do goede man vergoot bijkans tra nen over de milddadigheid van zijn neef, hij deed in gedachten amende honorable en keerde naai' zijn loge ment terug, waai' hij den angst wach tenden Petnis mededeelde, dat de zaak bij nader inzien niet zoo heel erg was en dat hij misschien betalen zou. Hij vergat in zijne vreugd© te gen, waarom zijn factotum toch eig lijk op weg naar zijn neef spoorloos verdwenen was? Petrus echter schudde verwonderd het hoofd. Het was ruim twaalf uur des nachts, toen de majoor <1© sociëteit verliet, waar hij met eenig© voormalige ka meraden eeu alleraangenaamste» avond liad doorgebracht. Een duistere, zwoele zomernacht hing stil en vreedzaam over de stra ten der stad; maar inwendig bij den majoor was het minder vreedzaam gesteld, want twee machtige geesten hadden hem onder hun invloed: die van den Wij.i en van den Tooru. Dit was aldus ontstaan: de oud-mi litairen, hadden in de vreugde des i vvederziens meer dnn één vvijnflesch geknapt, en toen den majoor de eerste glazen van dei vurigen wijn naar 't hoofd gestege i waren, had hij het doel van zijne komst opgebiecht en '1 een en ander verhaald van zijn onderhoud met den charmante» professor Stop man. Nu echter was „Stopman" voor de meeste der aanwezigen geen onbeken de grootheid, even als haast iedereen in de stad dien w onderlij keu man kende, en een schaterend lachen be groette zijn werkwaardige kennis making met hei ex-model der teeken- acadcmïe, zoo eensklaps gepromo veerd tot professor in de edel© schil derkunst. Den majoor die over de algemeen© hilariteit natuurlijk een weinig ver wonderd was. werd de zaak wel i ra opgehelderd en het werd hem duide lijk, hoe men hem bij den neus geno men had; dat de ontdekking hem ru juist niet verheugde, spreekt van zelf. Wol is waar lachte hij zelf mee; maar lat lacher- was van verdacht allooi en wanneer Petrus Kannemans tegenwoordig geweest was, zoo hadue hij uit de kolossale rookwolken, die de oud© heer aan zijr sigaar wist te ontlokken, met zekerheid iels durven afleiden. En daar hij in die gramstorige stem ming meer gedronken had dan anders wellicht 't geval ware geweest, was hot d rui venna1 hem meer en meer de baas geworden; hij was in overspan nen toestand geraakt, terwijl hij ener giek er voor* bedankt had om thuis ge bracht te worden. Wat wilde hec noodlot nu? Den hoek van een straat omslaande, komt hij den heer Stopmaii-Hassan tegen, cn voor dat deze nog mei zich zeiven eens was. of hij den ouden heer maar be ver uit den weg zou gaan vomiavvm de majoor hem, tikte hem op den schouder en vroeg met eenigszins dubbelslaand© tong: Zeg, kan jij me ook even den naasten weg naar „de Zon" wijzen? III. Hassan, zesge Leendert Stopman, had dus luet"orverwacht genoegen, den majoor vlak tegenover zich te zién. Die heeftgraantje gepikt, dacht hij, en luid veegde hij er bij. dat mj meneer gaarne dei. weg wijzen zou. Een ©ogenblik sidderde btopwan; maar hij droeg geen fez en had zich gewasscnen, welke laatste operatie steeds een ingrijpend© verandering bij item teweegbracht. In het hoofd van den majoor voer den de gebeurtenissen van dien dag, de wijn en een loodzware slaapzucht een geduchte» kampstrijd; een oogen- hlik was het hem als zag hij een hein bekend, van harte verwenscht, gelaat eu luide steunde-hij: Nare kerel u roet mijn heer, maar die andere. Professor Stopman Stopman wou 'k zeggen huisknecht verfknoeier Ach! lachte Ilnssan, die dadelijk begreep dat hij niet herkend werd, doch dat zijn wandaad verraden was. U bedoelt die academieknecht Stop man een zeer solide persoon 'k ken hem Vervloekte kerel! schreeuwde de majoor woedend ik ken hem óók! Schavuit, geeft zich voor profes sor uit, jawel 'k sla hem morgen vroeg eeni^e armen en beenen stuk 't zal hem niet meevallen, dien pro fessor Stopman! En mijn neef su biet naar huis kent u mijn neef? 'n Mooie schilder hé? lieb niet de eer, méneer. Mooie eer neem me niet kwa lijk en breng me liever naar 't loge ment; 'k heb veel lust om onder de wol te gaan maar morgen pro fessor Stopman zullen wij je mg eens smeren. Het was onzen Stopman niet wel t© moede ouder die vertrouwelijke me- dedeelingon. Hij dacht aan den jon gen schilder, dien hij beioofd had, de zaak tot een goed eiud te zullen bren gen. En in plaats daarvan had liij ze iiu in den warei zin van het woord hopeloos gemaakt! Allerlei plannen doorkruisten zijn brein, ten einde zij i rug eu zijn leer beide te redden toen zijn blik eens klaps viel op het groote monument., dat midden op het plein zich verhief en zich tegen de niet zeer donk-ére lucht afteekende. Een© herinn n-ing uit zijn jon gei sjaren doemde in hem op en een vroolijk denkbeeld rees als een vuurpijl iu zijn ondeugend brein op. Hij geleidde dei- majoor, wiens hoofd steeds dieper op de borst zonk en wiens oogen half gesloten waren, naar den achterkant van het monu ment, green met kundige hand ergens tusschén de hoog© traliën ©en druk, en bijkans onhoorbaar opende zich een g6declte van liet hekwerk, dat hoog en niet te beklimmen was; reden waarom die inrichting, met het oog- op onderhoud enz,, aldus gemaakt en indertijd doo Stopman, toen deze nog het benijdenswaardig emplooi van straatjongen vervulde, eens ont dekt was. Een oogenblik later stond de oude heer aan gene zijd© van het hek, dit sloot zich door de bekwame hand van Hassan onverwijld weder, en deze laatste kuierd'. doodbedaard naar huis. De majoc-r keek een ©ogenblik ver baasd het reusachtige gevaarte aan, schudde bederkelijk ziju waardig hoofd en nam eindelijk gelaten op de hardsteen©» socle plaats, waar hii weldra den slaap der rechtvaardigen sliep. Het was een duur logies! Toen de dag aanbrak en er een flin ke wind opstak, opende de majoor de oogen en hij waande nog te droomen. toen hij met een zwaar hoofd om zich heen zag en zijne naaste omgeving be schouwd© De kilneid van den steen het ijze ren hekwerk, het majestueus op hem neerziende beeld ja, wat was dat? Met krampachtige energie wreef 1 ij zich de oogen uit, kneep zich in de ar men en overtuigde zich eindelijk, dat hij wel degelijk wakker was en dat hij majoor van Storm, heer van Zomer lust enz., dei* nacht achter het lek van het monument op liet plein had doorgebracht, en niet in zijn moilig bed in het logemem „de Zon". De schrik verdreef de laatste dam pen uit zijn hoofd en zijn denkvermo gen keerde met verschrikkelijke snel heid thans terug, zender dat hij 't zich verklaren kon, hoe liij in dien miserabelen toestand gekomen was, evenmin als hij een middel zag, om uit de zonderbars gevangenschap ont slagen te worden Hij was voor immer in opspraak, geschandvlekt, als men hem daar vond. Nog was alles in 't rond stil en vreedzaam; maar kon niet ieder cogen- biik iemand het plein o\er komen eu hem ontdekken? Daar ginds aan de overzij liep een schildwacht op en neer; wanneer die soldaat hem eens in 't oog kreeg ontzettende gedachte I Reeds tintte het morgenrood de lucht en begon hoornen en huizen te vergulden en nog altijd had hij geen uitweg gevonden. Over het boo- ge hek, met punten als die ©ener lans, heen te klauteren, was geheel ondoen lijk; hij beproefde dit niet eens. Daar kwamen ïu de verte twee gestalten aan o lammer, zij staken liet plein over en kwamen regelrecht naar het monument toe Thans was hij verloren! Of zij moes ten hem zien, óf de soldaat wanneer hij den hoek omgïns wat had hij in dat oogenblik voor de tegenwoor digheid van zijn neef gegeven! Zelfs de nietswaardige Stopman ware hem welkom geweest, wanneer hij slechts door dezen uit zijn ben "'-den toestand had kunnen gered worden. En zie, alsof zijr ine smeeken verhoord werd, zond het Noodlot juist die twee. zoo smachtend door hem ver beide, personen tot zijne redding daarheen. Zonder natuurlijk in 't minst eenig vermoeden te hebben van de onmóeting die hen wachten zou, slenterden zij voorbij, om een mor- jenstudie te maken, naar het scheen; want de schilder droeg zijn aquarel- kast en Stopman sleepte hem ©ene groot© portefeuille achterna. Juist wilden zij langs hei hek voor bijgaan, toen van daar een angstig geroep weerklonk: Maurits, Maurits! Oom, lieve oom! riep met goed rehuichelde verbazir- s-'-Udor uit: wat is dat! Wat doet u daar achter dat hek?! Maak maar dat ik er uit kom; later zal ik je alles wel ophelderen! Ja, hoe moet dat? antwoordde Maurits dat weet ik niet. Er moet tcch ergens een ingang - wezen! steunde de oude heer; ik lien I er toch in gekomen! Ik zie niets! Maurits haalde de schouders op en zag vragend Hassan Ik zou wet een uitgang weten, sprak deze. mjsterieus glimlachende, maar nis ik den majoor er uit laat ik weet niet mijn. rug zijn dik ke bamboesrotting! Help me er uit, rekel! riep de majoor, die metontstoltenis in de ver te menschen zag aankomen, en alles zal verzeven en vergeten zijn. Nog eens voor de laatste maal betaal ik jou schulden, Maurits, en den „pro fessor" wordt zijn welverdiend pak slaag geschonken! Op uw woord? Op miin woord! sprak de majoor en in 't zelfde oogenblik bevond hij zich buiten liet hek en weldra in de woning van zijn neef, waar Stopman, die zich. trots het gegeven woord, voorzichtig buiten bereik van den bamboesrotting held, in de voorka mer een krachtig kop koffie zette, ter wijl oom en nee? vvederzijdsch eenige verklaringen aflegden. Dit gesprek had aanvankelijk een ©enigszins stormachtig karakter, maar het duurde niet. long, of de pe riode was aangebroken, waarvan Has san den vormen dp,r met beslistheid gewaagd had: vreugde van T weder zien omarmine schuldbekentenis groot slot.-tableau! Petrus Kar r emans ccliter I rak dien dag ove- twee zaken zich het hoofd. Eerstens, waar de majoor toch wel den nacht had doorgebracht en !en tweede, hoe die smerige kerel met zijn galgentronie 't had aangelegd, om den meioor zon in d--" -**'■ doen tasten en den o"de al l*ei rreld of te. GEHEIMZINNIGE GIFT- MOORDEN. De openbare verklaringen van ver schillend© in hoog aanzien staande geneesheeren en criminalisten te Chi cago, dat het aantal onopgehelderde giftmoorden in Amerika hand over hand toeneemt, wekken in de geheel© Unie enorm opzien. Deze hoeren, bij na zonder uitzondering deskundigon op cviminalistisch gebied, en tot wie o. a. professor dr. Haines, dr. Lud- wig Hektoen, rechter Olsen en coro ner Hoffmann behooren, constateeren op grond van langjarige ervaringen, dat politie en medici tegenover de moderne giftmoordenaars machteloos staan, daar de door hen begane moor den geen enkel spoor nalaten. Hel criminalistisclie probleem is thans ririet meer de moordenaars aan te wij zen, maar de begane moorden op te sporen. Jn werkelijkheid komen op eiken bekenden gïftmoord in Amerika min stens 10 voor, waarvan men nooit iets verneemt. De genoemd© heeren bewe ren nu. en laten hun beweringen van allerlei bewijzen vergezeld gaan, dat sinds eenige jaren liet eif der cobra- slang een direct handelsartikel ge worden is, dat ieder misdadiger zich op een gemakkelijke manier verschaf fen kan. Wanneer men het een of andere voorwerp, Hetzij met ©en naald, of met een schrijfpen of met een glassplinter, die in cobra-gif ge drenkt is, iemand oen kleinen, nau welijks waarneembaren prik op de huid toebrengt, dan sterft de getroffe ne weinige minuten later onder be roerte-verschijnselen, en er bestaat bijna geen mogelijkheid, het gif in het lichaam aan te toon©». Nog ver schrikkelijker is echter het feit,dat te New-York, Chicago, London en in Parijs plaatsen zijn, waar men de kiemen van doodelijke ziekten in bus jes koopen kan. Rechter Olsen en professor Haines hebben bewijzen in handen, dat werkelijk in dergelijke bacteriën en microben handel gedre ven wordt. Op die-manier kunnen eer- zuchtigen, erfgenamen, ontrouwe eclilgenooteu enz. op de minst opval lende wijze iemand uit den weg rui men, door hem bijv. typhus- oi diph- theritis-bacillen in to geven. De genoemd© geleerden verlangen nu, dat zoo spoedig mogelijk door de regeering der Vereenigde Staten to Washington ©en bureau gevestigd wordt, welks speciale taak moet zijn, den handel in cobra-gif en bacillen (e verhinderen. („Tel."). PARIJZEF? BEDELAARS. Men zag eenigcn tijd geleden te Pa rijs dikwerf een kleii- meisje, dat goed gekleede menschen naliep cn aan sprak met de woerden: Meneer of mevrouw, hebt u geld verloren? Waarbij het cene oude portemonnaie placht te openen, waar- vijf Louis <l'or schitterden. Als de aangesprokene, zooals door gaans het geval was, verklaarde dat de portemonnaie hem niet toebehoor de, dan placht het meisje te zeggen: Dat spijt me erg, want als 't geld van u geweest was, zoudt u me wel een kleinisrbeid gegeven hebben: maar nu moet ik het naar 't politiebureau brengen en dan krijg ik nietsl Gewoonlijk gaf men dan, geroerd door de eerlijkheid vau het kind, haar de verlangde aalmoes. Op zekeren dag echter komt zij bij den verkeerden terecht, die hij 't zien van de glinsterende goudstukken ver heugd uitroept: Ja, die portemonnaie is van mij! Hoe gelukkig ben ik, dat je haar ge vonden hebt, het meisje 2 Irans in do 'veV'i >«>1M aan verscheidene creldschieters, hij wie Maurits in 't krijt stond, moest gaan afdragen, waarvoor.hij een paar wei nig appeti lelijke (niitaoties en goede fooien in ontvangst nam. Nu, Stopman, die zijn bijnaam „Muiey Hassan" ditortaui veer allo eer aangedaan had, ging ook niet niet leeg© handen naa- huis; hij werd ge honoreerd door Maurits Bos na tuurlijk van de zilverlingen van oom. De majoor is thans een grijsaard, maar altijd nog frisch en kloek; liij mag zich verheugen in den roem van zijn neef, die een degelijk kunstenaar geworden is en hem alle ©er aandoet. Hoe hij toenmaals achter het hek van het mommie»- gekomen is, heeft 1-ij later vernomen, en dikwerf nog lacht hij met Petrus Kannemans om „Pro fessor Stopman" ei. zijn nachtelijk „bezoek aan het monument". hand drukt en zich snel verwijdert. Docli degeen, die beet, genomen werd was niet het kind, maar de bedrieger, want hij ontwaarde al zeer spoedig, dat de schitterende goudstukken ge- prepareerd koper waren. UIT DE GERECHTSZAAL. Rechter Ik zal je voorbeeldig straffen. Het is nu al de zevende maal, dat je hout hebt gestolen, en wat het ergste is: ie hebt geld genoeg, om het zelf te koopen. Boer. Jawel betalen kan ik 't even goed als een ander. Rechter. Waarom steel je dan? Boer. Nou. die is ooi ijk! Begrijp je dan niet, dat gestolen hout me drie maal verwarmt, en 't hout, dat ik koop maar ééns. Rechter. IIo-c zoo? Boer. Wel als Iemand wat steelt, heeft hij 't warm genoeg! Dan loop ik zoo gauw mogelijk naar huis, vooral als ze niij nazitten zoodat 't zweet me over 't aangezicht loopt. En ten laatste heb ik er de gewone ka- chelwarmte var». NOODELOOZE VERWOEDHEID. Hij had goed gegeten in eene restau ratie en daarbij een stevig glas wijn gedronken. Toen hij gedaan had, stond hij op en zei,de tot den eigenaar die hem volstrekt niet leende, want hij was uit -en andere stad nfk-omstig: 't Spijt mij vreeselijk, dat 'k mijn portemonnaie vergeten heb De ander werd eensklaps zoo rood als een biet. e-i wist in keur van woor den zijn gramschap lucht te geven. En toen hij eindelijk wat tot adem gekomen was, na don vreemdeling voor al wat loc-lijk. is uitgemaakt te hebben, beet hij hem toe: Dat gaat lüer zoo niet, moinetje; begrepen? Maar gelukkig had ik gisteren avond oen paar tientjes in inij,n vest zak gestoken, vervolgde de vreemde ling met onverstoorbare klamte, toen de ander had uitgesproken. En toen betaald© hij, en de restau rateur wist niet, hoe gauw hij zijn vuurrood gezicht tot een glimlach zou vertrekken! EEN NEUZEN-DISCOURS. Mevr. A. Dus u kent ook dien neuswijzen candidaat-notaris, me vrouw? Mevr. B. Of ik hem ken! Maar al t© goed. Maar mij zal liij ten minst© niet bij den neus heblicn! Mevr, A. Het is iemand, die den neus wat al te hoog draagt. Mevr. 13. Er daarbij steekt liij overal den n©u« in. Mevr. A. Hij denkt alle meisjes bij den neus te kunnen leiden; maat met mijne dochter is het niet gelukt. Deze heeft een al te fijnen neus. Mevr. B. Dus hij heeft met een langen neus mreten aftrekken? Mevr. A. Ja, en mijn man heeft het hein eens goed onder den neus ge- vreven. Mevr. 13. Wel, wel, wat zal hij ■reeind op zij neus gekeken hebben! Mevr. A. Dat kan u begrijpen. Ilij lacht ons zoo ongemerkt het lieve kind voor den neus weg te nemen. Mevr. B. Nu, het verheugt mij, dat nu ook eens iets zijn neus voorhij is gegaan. Mevr. A. Mijn man, die gewoon verder te denken dan zijn neus lang is, begreep <lat. hjj voor onze dochter geen partij was. Mevr. B. (nadat mevrouw A. ver trokken is). Geen partij? Waar dat mensch toch wel pretensie op maakt ■oor hare dochter'? Het zal hier ook jaan: wie het onderste uit de kan wil hebbc-n, krijgt liet lid op den neus. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCriE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoón 1543. Probleem no. 426. Van Yves le Goff. (Le Darnier Universe!.) Zwart JU jgjj #r w mm lÉtf W/A m i 11 - Zwart schijven op: 4, 7, 8, 9, 11, 13.14, 16. 19, 20, 27, 38 cn 45. Wit schijven op 21, 25, 26, 28, 32, 34, 37, 39, 43, 44, 48 en 49. Probleem no. 427. Vau A. Planchat, (Le Da mier Universe!) i 1 gj 8 5 m --".y Ml 16 16 3 •S IJ iü W/ 25 26 'a 4,J 85 36 - 45 47 ia as ou Zwart schijven op: S, 7, 8, 9, 10. 12,15, 17, 18 en 22. Wit schijven op: 19. 23. 24, 28, 29,31, 32, 33, 36 en S

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 16