At
SÉ
j
jü
Pgj |p
J8
4.
I "SS
iH
st
ilt
n
jj
8
i
M
a
H
a
a
a
id
a
fj
a
f
ii
li
-
s m m
9,
m
u
m
m
m
u
m
46
universeels erfgenaam benoemd was.
Een afschrift van liet testament was
er bij gevoegd en luidde
,,Tot universeelen erfgenaam
van het landgoed Zomerlust, zoo
mede van mijn vermogen, ten
bedrage van negentig duizend
gulden, benoem ik den majoor
Frans van Storm, naardewijl hij
de eenige van mijne bloedverwan
ten is, die zijn rijken neef naar de
maan loopen liet, hoogstens een
maal in het jaar iels van zich liet
hoeren en hem nooit met eigen-
baatzuchtige attenties en lieftal
ligheden heeft lastig gevallen."
Hoerahriep de oude Petrus,
zoodat de glasruiten rinkeldon, ik
feliciteer je wel, majoor l
Dank je, ouwe jongen zei de
majoor.
Tien jaren waren sedert dien ge-
luksdug verstrekende rnujoor la>-
vvoguuo zijn iancigoed Zomerlust, dat
hij met behulp vau ©en flüiken admi
nistrateur goed liestuuvde. Peter Kan-
nemans was nu moer dan ooit zijn
factotum en Barbara heerschte onbe
perkt in het keuken-departement.
Maurits was in de stad gebleven,
want het spreekt van zelf, dat hij
thans zijn lievelingssveiisch vervuld
zag en zich tot schilder vormen mocht.
Op de teoken-academie maakte hij
opmerkelijke vorderingen en hij was
de trots der professoren.
Met vreugdevolle verbazing bekeek
de majoor de kleine schetsen in olie
verf, die de discipel van tijd tot tijd
naar huis zond of in de vacantie meè-
brncht, en nog veel meer genoegen
zouden die hem bereid hebben, als ze
maar niet zoo vroeselijk duur waren
geweestMaar ook in geldzaken had
neof Maurits een echten kunstenaars-
aard, in zooverre dat contanten voor
.hem niet de minste waarde hadden.
Nu was de majoor alles behalve gie
rig, maar zijn leven lang aan een
streng geregeld, eenvoudig loven go-
woon geweest, zoodat hij een vor-
klaarde vijand van alle dwaze verspil
ling was. Hoe neef dus zooveel geld
stuk sloeg, dat ging zijn verstand to
boven I
Hij leefde toch ook naar bohoorcn,
rookte den geheelen dag, dronk bij
voorkeur een glas wijn en nootiigile
nu en dan vrienden en bekendeu
maar alles en alles sarneugeriomon,
had hij voor zijn persoon minder noo-
dig dan de een-eu-twintigjarige kun
stenaar.
Waai* laat hij hot, de bengel?
Zeg, Peter, waar laat hij liet had
de majoor zijn factotum gevraagd.
Petrus haalde de schouders op en
antwoordde
De verf, majoor, on het lin
nen
Onzin, barstte deze u't.
Verf, Juinen Met het geld, dat de
jongen in de laatste twee iaar ge
bruikt heeft, kan uien een zak om de
gansche aarde maken en in alle zeven
kleuren van den regenboog bescnilde-
ren Maar ik weet liet beter! Dat gaat
uit niet de vriendjes en de oude
oom kan 'r voor opdraaien.
Majoor, de jonkheid
Loop heen met je jonkheid
riep de majoor en blies Petrus ©cn
rookwolk in het gezicht, zoodat. deze
drie pas achteruit vloog. Ik betaal
dezen keer niet en daarmee basta
Nu, de majoor had al zoo dikwijls
„basta" gezegd en bij slot van reke
ning toch betaald. Zoo ook ditmaal,
Dat was zes weken geleien. Maar
ho© het thans gaan zou, nu do bengel
vveër een aanval op de beurs van den
oude beproefd had, waagde Petrus
niet te voorspellen I
Niet alleen dal zijn lieve neef al we
der 250 gulden noodig had, maar met
dezelfde post was er een epistel van
zekeren heer Goudsteen gearri
veerd, die den veel bel oven den schil
der 500 gulden geleend had, waarvan
niet veel terecht komen zou, als de
majoor niet in de bres sprong.
Do majoor wierp den brief in een
fiock van zijn schrijftafel en liep in
derdaad woedend de kamer op
neer.
De jongen mag zich in acht ne
men PffPffhet loopt de
spuigaten uit Pff Pff I Niet ge
noeg dat hij me ieder oogenblik ader
laat pff I pffneen, hij laat zich
ook nog met woekeraars in. Pff Pff
Pff I die Goudsteen een mooie
firma 'k ken don schavuit pff
hij neemt maar honderd percent. Pff
Pff Maar wacht Peter de zaak
moet in orde komen Peter do jon
gen moet naar huis 't is gedaan met
dat geschilder PffPffWat
drommel waar zit die kerel nu?
Present majoor klonk het,
en Petrus trachtte door den tabaks
wal-in heen het gezicht van zijn heer
waar te nemen.
Pak mijn koffer; we gaan mor
gen naar mijn neef toe.
Wat zegt u is hij niet we,l?
De majoor mompelde iets, blies een
formeel© wolk uit en verdween in
zijn slaapkamer.
Petrus begon 't. ergste te duchten.
II.
Maurits Bos. die van het on weder,
lat zich boven zijn hoofd samenpak
te. geen flauw begrip had, was juist
'bezig zich te kleeden voor een uit
stapje en hij pakte zïj.n schetsboek in,
toen zware voetstappen op de trap
klonken, de deur van zijne kamer.
ihaastig opengeworpen werd en tot
zijn groote verbazing Kunnemans ton
zijnent verscheen.
Wel Peter, ouwe jongen! riep do
verwonderde schilder; wat kom jij
hier doen?
Daarbij drukto hij liet trouwe fac
totum van ziju oom iie hand. waarna
Je man in een stoel viel en uitriep:
Niet veel goeds, meneer Mau
rits, maar ik moet 'res even uitbla-
een; "k heb geloopcn als een
vigilanlepaaid de oude moet zoo
dadelijk hier zijn.
Wat! Oom? riep de schilder.
.Jawel, de majoor, "t is noodweer,
jongeheer! Zeker.. Goudsteen hoeft den
oude 'k wil zeggen den majoor ge
schreven!
Goudsteen de deugniet!
Vijfhonderd gulden interest
do majoor heeft me onderweg alles
verteld; hij is woedend wit u mee
naar huis nemer. u moet heeron-
boer worden weet. ik het!
Nou die is mooi! zei Maurits, die
na deze onthullingen uit de wolken ge
vallen was dus oom is hier?
Ja hij zal wel zoo dadelijk voor
den dag komen' Hij vond bij het loge
ment kolonel Zeeman, een oud kame
raad van hom, die hem wat nan de
praat hield, en van die gelegenheid
heb ik maar gebruik gemankt om de
sokken er in te zetten en u te komen
waarschuwen.
Ik dank je maar wat te doen?
Kom voor alles: tijd gewonnen. Hij
mag me hier niet vinden.
Mooi zoo, zei Peter beslist;
maar wat dan?
Hassan! I-Iassan! riep de schil
der, die de dour vau het atelier daar
naast openrukte, gauw er uitl
De aldus geroemde verscheen da
delijk op den drempel, ofschoon niet
zooals de eenigszins ongewone naam
zou doen vermoeden, een Oosterling,
w as 't toch een zeer origineel© figuur.
Een kleine ineengedrongen gestalte
met een buitengemeen slim gezicht en
een ondeugende» trek om den wat
broeden mond, het vvcP'ge haar be
dekt met een ouden sn. rigen fez en
gehuld in een eertijds witte blouse
zoo presenteerde 7,icli de heer Leen
dert Stopman, bijgenaamd Hassan,
sedert vele jaren aan de toeken-acade
mie nauw verbonden, daar liij reeds
als knaap de aankomende Rafaels en
Titianen tot model gediend had, en
zich langzamerhand tot academie
knecht had opgewerkt dit was zijn
officieele titel; maar hij was de intie
me dienstbars geest van da jongelui,
gewijd in hun kleine en groote myste
riën -- kortom een gansch onontbeer
lijk meubelstuk, sedert onheugelijke
tijden door de discipelen der academie
met den cereraam „Muley Hassan"
gedoopt wegens zijn eigenaardig
heden. die de man met. den scliurk-
achtigen moor van Fiesco gemeen
had.
Mijn oom is liier, Ilnssan, begon
de schilder.
Weet alles, antwoordde Hassan
die Goudsteen gemeen© schoft
majoor wil ons eens de ooren was-
sciien wc zij-i vooreerst niet te spre
ken weet alles lieb 'n beetje aan
d© deur geluisterd.
Dat is to sterk! barstte Petor
Kannemans uit
Daar heb jij zoo geen verstand
van, vriendje, zei met, een licht schou
derophalen en op beschermenden toon
Hassan en. tot Maurits zich wenden
de, ging hij voort: Moeten subiet
verdwijnen zal de', ouden heer ont
vangen en neerzetten morgen vroeg
is alles in orde vreugde van 't we
derzien omarming schuldbeken
tenis groot slot-tableau adieu,
meneer Bos.
Met groote oogeu beschouwde Pe
trus Kannemans zijn collega, die zco
zonder fonnaiïtoiten met zijn jeugdi
gen gebieder omsprong: deze laatste
echter wist, genoegzaam dat. zijne 7,aak
in goode handen was.
Ik verlaat mij geheel op je sluw
heid, Hassan, sprak hij, den corridor
ingaand©, vanwaar hij eensklaps te
rugkeerde met de ontzettende woor
den: Oom is al in huis hij heeft
reeds naar mij gevraagd!
Dan vlugriep Hassan uit
gauw achtc de groote kast, in den
gang, cn komt hij de deur in, dan jij
als do wind de trappen af. Laat
verder mij maar zorgen.
Ik poets hein ook, als u 't 1 er-
gunt! sprak Petrus Kannemans, on
nauw waren beiden achter hot be
schermend meubel verdwenen, toen de
oude heer in ds kamer van zijn neef
verdween, alwaar Leendert Stopman,
bijgenaamd Hassan, met penseel en
palet gewapend en voor een ezel ge
zeten, in allo kalmte hem ontving.
Een uur later verliet d© majoor de
woning weder, van Hassan, die net
waardigheid hem uitgeleide deed, a>et
de volgende woerden afscheid .temen
de: Zeer aangenaam geweest, ken
nis te maken, professor, zeer aange-
nuam!
-- Wat? Professor?! zal men denke
lijk uitroepen.
Ja, zeer zeker; professor. Jn geen
minder quahteit had de brutale lias
san zich aan oom voorgesteld. Wer
kelijk had deze aai v ank el ijk de won
derlijke gestalte van den artist met
verdachten blik gemonsterd; maar
kunstenaars hebben, wat liet. uiterlijk
betreft, soms een wonderlijk voorko
men en de „professor" had niettegen
staande zijn vrij ongunstig, maar
eigenaardig uïteriijk, den ouden l eer
niet zoon artistiek, zekerheid ontvan
gen, dat allo kwaad vermoeden spoe
dig geweken was. Naar Maurits ge
vraagd. bad hij medegedeeld dat het
jonge mensch buiter. naar de natuur
toekende en eerst laat in den avond
terugkeer©» zou er dat. hij, professor
Stopman, dienj „vaderlijken vriend"
en wegbereider op het doornig pad
der Kunst, intusschen hier zijn jong
ste gewrocht aan een nauwlettend©
critiek en correctie onderwierp, boe-
wel dit laatste schier overbodig was.
daar de zeer begaafde, ongemeen vlij
tige en solide jeugdige kunstenaar
reeds up den directe» weg der on
sterfelijkheid was. Ja. oude heer,
dus had liij pathetisch zijne aanspraak
besloten. i i dien jongen man zit
een groot genie!
De oude inajeor hield veel van den
beugel, al mocht die 't wel eens te
bont maken, e.i de onverdeelde lof vit
den mond des professors deed hem op
recht goed. Maar al mocht hij op dit
punt het eens zijn met den .vaderlij
ken vriend" een leeraar van zijn pu
pil. hij moest toch een beslissend pro
test tegen het wooru „solide" aantee-
kenen, en hij vermeende alle tegen
spraak van den professor te wederleg
gen, door zien bekend te maken als ue
uoiii van den jeugdigen verkwister.
Hassan zijnerzijds toonde zich even
verrast als verheugd, dat hij met den
waardige» oom vau ziju lievelingsdi-
cipel mocht kennis maken, en wilde
dan nu ook wel gulweg bekennen, dat
deze veel geld, zeer veel geld noodig
had. Maar waarvoor hij dut gebruik
te moest dit nog gevraagd worden,
waar het een zoo edel en kunstzinnig
hart als het zijne betrof? Arme kunsl-
genooten, weduwen en weezen van
schilders enz. wisten daarv an te ver
halen, waar het geld van Maurits Bos
of liever va>- den majoor bleef, en
vruchteloos had de professor zijn jon-
geu vriend aangemaand om toch meer
aan zichzelver. te denken.
Do goede man vergoot bijkans tra
nen over de milddadigheid van zijn
neef, hij deed in gedachten amende
honorable en keerde naai' zijn loge
ment terug, waai' hij den angst wach
tenden Petnis mededeelde, dat de zaak
bij nader inzien niet zoo heel erg was
en dat hij misschien betalen zou.
Hij vergat in zijne vreugd© te
gen, waarom zijn factotum toch eig
lijk op weg naar zijn neef spoorloos
verdwenen was?
Petrus echter schudde verwonderd
het hoofd.
Het was ruim twaalf uur des nachts,
toen de majoor <1© sociëteit verliet,
waar hij met eenig© voormalige ka
meraden eeu alleraangenaamste»
avond liad doorgebracht.
Een duistere, zwoele zomernacht
hing stil en vreedzaam over de stra
ten der stad; maar inwendig bij den
majoor was het minder vreedzaam
gesteld, want twee machtige geesten
hadden hem onder hun invloed: die
van den Wij.i en van den Tooru.
Dit was aldus ontstaan: de oud-mi
litairen, hadden in de vreugde des
i vvederziens meer dnn één vvijnflesch
geknapt, en toen den majoor de eerste
glazen van dei vurigen wijn naar 't
hoofd gestege i waren, had hij het doel
van zijne komst opgebiecht en '1 een
en ander verhaald van zijn onderhoud
met den charmante» professor Stop
man.
Nu echter was „Stopman" voor de
meeste der aanwezigen geen onbeken
de grootheid, even als haast iedereen
in de stad dien w onderlij keu man
kende, en een schaterend lachen be
groette zijn werkwaardige kennis
making met hei ex-model der teeken-
acadcmïe, zoo eensklaps gepromo
veerd tot professor in de edel© schil
derkunst.
Den majoor die over de algemeen©
hilariteit natuurlijk een weinig ver
wonderd was. werd de zaak wel i ra
opgehelderd en het werd hem duide
lijk, hoe men hem bij den neus geno
men had; dat de ontdekking hem ru
juist niet verheugde, spreekt van zelf.
Wol is waar lachte hij zelf mee;
maar lat lacher- was van verdacht
allooi en wanneer Petrus Kannemans
tegenwoordig geweest was, zoo hadue
hij uit de kolossale rookwolken, die
de oud© heer aan zijr sigaar wist te
ontlokken, met zekerheid iels durven
afleiden.
En daar hij in die gramstorige stem
ming meer gedronken had dan anders
wellicht 't geval ware geweest, was
hot d rui venna1 hem meer en meer de
baas geworden; hij was in overspan
nen toestand geraakt, terwijl hij ener
giek er voor* bedankt had om thuis ge
bracht te worden.
Wat wilde hec noodlot nu? Den hoek
van een straat omslaande, komt hij
den heer Stopmaii-Hassan tegen, cn
voor dat deze nog mei zich zeiven eens
was. of hij den ouden heer maar be
ver uit den weg zou gaan vomiavvm
de majoor hem, tikte hem op den
schouder en vroeg met eenigszins
dubbelslaand© tong: Zeg, kan jij me
ook even den naasten weg naar „de
Zon" wijzen?
III.
Hassan, zesge Leendert Stopman,
had dus luet"orverwacht genoegen,
den majoor vlak tegenover zich te
zién.
Die heeftgraantje gepikt, dacht
hij, en luid veegde hij er bij. dat mj
meneer gaarne dei. weg wijzen zou.
Een ©ogenblik sidderde btopwan;
maar hij droeg geen fez en had zich
gewasscnen, welke laatste operatie
steeds een ingrijpend© verandering
bij item teweegbracht.
In het hoofd van den majoor voer
den de gebeurtenissen van dien dag,
de wijn en een loodzware slaapzucht
een geduchte» kampstrijd; een oogen-
hlik was het hem als zag hij een hein
bekend, van harte verwenscht, gelaat
eu luide steunde-hij:
Nare kerel u roet mijn
heer, maar die andere. Professor
Stopman Stopman wou 'k zeggen
huisknecht verfknoeier
Ach! lachte Ilnssan, die dadelijk
begreep dat hij niet herkend werd,
doch dat zijn wandaad verraden was.
U bedoelt die academieknecht Stop
man een zeer solide persoon 'k
ken hem
Vervloekte kerel! schreeuwde de
majoor woedend ik ken hem óók!
Schavuit, geeft zich voor profes
sor uit, jawel 'k sla hem morgen
vroeg eeni^e armen en beenen stuk
't zal hem niet meevallen, dien pro
fessor Stopman! En mijn neef su
biet naar huis kent u mijn neef? 'n
Mooie schilder hé?
lieb niet de eer, méneer.
Mooie eer neem me niet kwa
lijk en breng me liever naar 't loge
ment; 'k heb veel lust om onder de
wol te gaan maar morgen pro
fessor Stopman zullen wij je mg
eens smeren.
Het was onzen Stopman niet wel t©
moede ouder die vertrouwelijke me-
dedeelingon. Hij dacht aan den jon
gen schilder, dien hij beioofd had, de
zaak tot een goed eiud te zullen bren
gen. En in plaats daarvan had liij ze
iiu in den warei zin van het woord
hopeloos gemaakt!
Allerlei plannen doorkruisten zijn
brein, ten einde zij i rug eu zijn leer
beide te redden toen zijn blik eens
klaps viel op het groote monument.,
dat midden op het plein zich verhief
en zich tegen de niet zeer donk-ére
lucht afteekende. Een© herinn n-ing
uit zijn jon gei sjaren doemde in hem
op en een vroolijk denkbeeld rees
als een vuurpijl iu zijn ondeugend
brein op.
Hij geleidde dei- majoor, wiens
hoofd steeds dieper op de borst zonk
en wiens oogen half gesloten waren,
naar den achterkant van het monu
ment, green met kundige hand ergens
tusschén de hoog© traliën ©en druk,
en bijkans onhoorbaar opende zich
een g6declte van liet hekwerk, dat
hoog en niet te beklimmen was; reden
waarom die inrichting, met het oog-
op onderhoud enz,, aldus gemaakt en
indertijd doo Stopman, toen deze
nog het benijdenswaardig emplooi
van straatjongen vervulde, eens ont
dekt was.
Een oogenblik later stond de oude
heer aan gene zijd© van het hek, dit
sloot zich door de bekwame hand van
Hassan onverwijld weder, en deze
laatste kuierd'. doodbedaard naar
huis.
De majoc-r keek een ©ogenblik ver
baasd het reusachtige gevaarte aan,
schudde bederkelijk ziju waardig
hoofd en nam eindelijk gelaten op de
hardsteen©» socle plaats, waar hii
weldra den slaap der rechtvaardigen
sliep.
Het was een duur logies!
Toen de dag aanbrak en er een flin
ke wind opstak, opende de majoor de
oogen en hij waande nog te droomen.
toen hij met een zwaar hoofd om zich
heen zag en zijne naaste omgeving be
schouwd©
De kilneid van den steen het ijze
ren hekwerk, het majestueus op hem
neerziende beeld ja, wat was dat?
Met krampachtige energie wreef 1 ij
zich de oogen uit, kneep zich in de ar
men en overtuigde zich eindelijk, dat
hij wel degelijk wakker was en dat hij
majoor van Storm, heer van Zomer
lust enz., dei* nacht achter het lek
van het monument op liet plein had
doorgebracht, en niet in zijn moilig
bed in het logemem „de Zon".
De schrik verdreef de laatste dam
pen uit zijn hoofd en zijn denkvermo
gen keerde met verschrikkelijke snel
heid thans terug, zender dat hij 't
zich verklaren kon, hoe liij in dien
miserabelen toestand gekomen was,
evenmin als hij een middel zag, om
uit de zonderbars gevangenschap ont
slagen te worden
Hij was voor immer in opspraak,
geschandvlekt, als men hem daar
vond. Nog was alles in 't rond stil en
vreedzaam; maar kon niet ieder cogen-
biik iemand het plein o\er komen eu
hem ontdekken?
Daar ginds aan de overzij liep een
schildwacht op en neer; wanneer die
soldaat hem eens in 't oog kreeg
ontzettende gedachte I
Reeds tintte het morgenrood de
lucht en begon hoornen en huizen te
vergulden en nog altijd had hij
geen uitweg gevonden. Over het boo-
ge hek, met punten als die ©ener lans,
heen te klauteren, was geheel ondoen
lijk; hij beproefde dit niet eens. Daar
kwamen ïu de verte twee gestalten
aan o lammer, zij staken liet plein
over en kwamen regelrecht naar het
monument toe
Thans was hij verloren! Of zij moes
ten hem zien, óf de soldaat wanneer
hij den hoek omgïns wat had hij
in dat oogenblik voor de tegenwoor
digheid van zijn neef gegeven! Zelfs
de nietswaardige Stopman ware hem
welkom geweest, wanneer hij slechts
door dezen uit zijn ben "'-den toestand
had kunnen gered worden.
En zie, alsof zijr ine smeeken
verhoord werd, zond het Noodlot juist
die twee. zoo smachtend door hem ver
beide, personen tot zijne redding
daarheen. Zonder natuurlijk in 't
minst eenig vermoeden te hebben van
de onmóeting die hen wachten zou,
slenterden zij voorbij, om een mor-
jenstudie te maken, naar het scheen;
want de schilder droeg zijn aquarel-
kast en Stopman sleepte hem ©ene
groot© portefeuille achterna.
Juist wilden zij langs hei hek voor
bijgaan, toen van daar een angstig
geroep weerklonk:
Maurits, Maurits!
Oom, lieve oom! riep met goed
rehuichelde verbazir- s-'-Udor uit:
wat is dat! Wat doet u daar achter
dat hek?!
Maak maar dat ik er uit kom;
later zal ik je alles wel ophelderen!
Ja, hoe moet dat? antwoordde
Maurits dat weet ik niet.
Er moet tcch ergens een ingang -
wezen! steunde de oude heer; ik lien I
er toch in gekomen!
Ik zie niets! Maurits haalde de
schouders op en zag vragend Hassan
Ik zou wet een uitgang weten,
sprak deze. mjsterieus glimlachende,
maar nis ik den majoor er uit laat
ik weet niet mijn. rug zijn dik
ke bamboesrotting!
Help me er uit, rekel! riep de
majoor, die metontstoltenis in de ver
te menschen zag aankomen, en alles
zal verzeven en vergeten zijn. Nog
eens voor de laatste maal betaal ik
jou schulden, Maurits, en den „pro
fessor" wordt zijn welverdiend pak
slaag geschonken!
Op uw woord?
Op miin woord! sprak de majoor
en in 't zelfde oogenblik bevond hij
zich buiten liet hek en weldra in de
woning van zijn neef, waar Stopman,
die zich. trots het gegeven woord,
voorzichtig buiten bereik van den
bamboesrotting held, in de voorka
mer een krachtig kop koffie zette, ter
wijl oom en nee? vvederzijdsch eenige
verklaringen aflegden.
Dit gesprek had aanvankelijk
een ©enigszins stormachtig karakter,
maar het duurde niet. long, of de pe
riode was aangebroken, waarvan Has
san den vormen dp,r met beslistheid
gewaagd had: vreugde van T weder
zien omarmine schuldbekentenis
groot slot.-tableau!
Petrus Kar r emans ccliter I rak
dien dag ove- twee zaken zich het
hoofd. Eerstens, waar de majoor toch
wel den nacht had doorgebracht en
!en tweede, hoe die smerige kerel met
zijn galgentronie 't had aangelegd,
om den meioor zon in d--" -**'■ doen
tasten en den o"de al l*ei rreld of te.
GEHEIMZINNIGE GIFT-
MOORDEN.
De openbare verklaringen van ver
schillend© in hoog aanzien staande
geneesheeren en criminalisten te Chi
cago, dat het aantal onopgehelderde
giftmoorden in Amerika hand over
hand toeneemt, wekken in de geheel©
Unie enorm opzien. Deze hoeren, bij
na zonder uitzondering deskundigon
op cviminalistisch gebied, en tot wie
o. a. professor dr. Haines, dr. Lud-
wig Hektoen, rechter Olsen en coro
ner Hoffmann behooren, constateeren
op grond van langjarige ervaringen,
dat politie en medici tegenover de
moderne giftmoordenaars machteloos
staan, daar de door hen begane moor
den geen enkel spoor nalaten. Hel
criminalistisclie probleem is thans
ririet meer de moordenaars aan te wij
zen, maar de begane moorden op te
sporen.
Jn werkelijkheid komen op eiken
bekenden gïftmoord in Amerika min
stens 10 voor, waarvan men nooit iets
verneemt. De genoemd© heeren bewe
ren nu. en laten hun beweringen van
allerlei bewijzen vergezeld gaan, dat
sinds eenige jaren liet eif der cobra-
slang een direct handelsartikel ge
worden is, dat ieder misdadiger zich
op een gemakkelijke manier verschaf
fen kan. Wanneer men het een of
andere voorwerp, Hetzij met ©en
naald, of met een schrijfpen of met
een glassplinter, die in cobra-gif ge
drenkt is, iemand oen kleinen, nau
welijks waarneembaren prik op de
huid toebrengt, dan sterft de getroffe
ne weinige minuten later onder be
roerte-verschijnselen, en er bestaat
bijna geen mogelijkheid, het gif in
het lichaam aan te toon©». Nog ver
schrikkelijker is echter het feit,dat te
New-York, Chicago, London en in
Parijs plaatsen zijn, waar men de
kiemen van doodelijke ziekten in bus
jes koopen kan. Rechter Olsen en
professor Haines hebben bewijzen in
handen, dat werkelijk in dergelijke
bacteriën en microben handel gedre
ven wordt. Op die-manier kunnen eer-
zuchtigen, erfgenamen, ontrouwe
eclilgenooteu enz. op de minst opval
lende wijze iemand uit den weg rui
men, door hem bijv. typhus- oi diph-
theritis-bacillen in to geven.
De genoemd© geleerden verlangen
nu, dat zoo spoedig mogelijk door de
regeering der Vereenigde Staten to
Washington ©en bureau gevestigd
wordt, welks speciale taak moet zijn,
den handel in cobra-gif en bacillen (e
verhinderen.
(„Tel.").
PARIJZEF? BEDELAARS.
Men zag eenigcn tijd geleden te Pa
rijs dikwerf een kleii- meisje, dat goed
gekleede menschen naliep cn aan
sprak met de woerden:
Meneer of mevrouw, hebt u
geld verloren? Waarbij het cene oude
portemonnaie placht te openen, waar-
vijf Louis <l'or schitterden.
Als de aangesprokene, zooals door
gaans het geval was, verklaarde dat
de portemonnaie hem niet toebehoor
de, dan placht het meisje te zeggen:
Dat spijt me erg, want als 't geld
van u geweest was, zoudt u me wel
een kleinisrbeid gegeven hebben: maar
nu moet ik het naar 't politiebureau
brengen en dan krijg ik nietsl
Gewoonlijk gaf men dan, geroerd
door de eerlijkheid vau het kind, haar
de verlangde aalmoes.
Op zekeren dag echter komt zij bij
den verkeerden terecht, die hij 't zien
van de glinsterende goudstukken ver
heugd uitroept:
Ja, die portemonnaie is van mij!
Hoe gelukkig ben ik, dat je haar ge
vonden hebt, het meisje 2 Irans in do
'veV'i
>«>1M
aan verscheidene creldschieters, hij wie
Maurits in 't krijt stond, moest gaan
afdragen, waarvoor.hij een paar wei
nig appeti lelijke (niitaoties en goede
fooien in ontvangst nam.
Nu, Stopman, die zijn bijnaam
„Muiey Hassan" ditortaui veer allo
eer aangedaan had, ging ook niet niet
leeg© handen naa- huis; hij werd ge
honoreerd door Maurits Bos na
tuurlijk van de zilverlingen van oom.
De majoor is thans een grijsaard,
maar altijd nog frisch en kloek; liij
mag zich verheugen in den roem van
zijn neef, die een degelijk kunstenaar
geworden is en hem alle ©er aandoet.
Hoe hij toenmaals achter het hek van
het mommie»- gekomen is, heeft 1-ij
later vernomen, en dikwerf nog lacht
hij met Petrus Kannemans om „Pro
fessor Stopman" ei. zijn nachtelijk
„bezoek aan het monument".
hand drukt en zich snel verwijdert.
Docli degeen, die beet, genomen werd
was niet het kind, maar de bedrieger,
want hij ontwaarde al zeer spoedig,
dat de schitterende goudstukken ge-
prepareerd koper waren.
UIT DE GERECHTSZAAL.
Rechter Ik zal je voorbeeldig
straffen. Het is nu al de zevende maal,
dat je hout hebt gestolen, en wat het
ergste is: ie hebt geld genoeg, om het
zelf te koopen.
Boer. Jawel betalen kan ik 't
even goed als een ander.
Rechter. Waarom steel je dan?
Boer. Nou. die is ooi ijk! Begrijp je
dan niet, dat gestolen hout me drie
maal verwarmt, en 't hout, dat ik
koop maar ééns.
Rechter. IIo-c zoo?
Boer. Wel als Iemand wat
steelt, heeft hij 't warm genoeg! Dan
loop ik zoo gauw mogelijk naar huis,
vooral als ze niij nazitten zoodat 't
zweet me over 't aangezicht loopt. En
ten laatste heb ik er de gewone ka-
chelwarmte var».
NOODELOOZE VERWOEDHEID.
Hij had goed gegeten in eene restau
ratie en daarbij een stevig glas wijn
gedronken.
Toen hij gedaan had, stond hij op
en zei,de tot den eigenaar die hem
volstrekt niet leende, want hij was uit
-en andere stad nfk-omstig:
't Spijt mij vreeselijk, dat 'k mijn
portemonnaie vergeten heb
De ander werd eensklaps zoo rood
als een biet. e-i wist in keur van woor
den zijn gramschap lucht te geven.
En toen hij eindelijk wat tot adem
gekomen was, na don vreemdeling
voor al wat loc-lijk. is uitgemaakt te
hebben, beet hij hem toe: Dat gaat
lüer zoo niet, moinetje; begrepen?
Maar gelukkig had ik gisteren
avond oen paar tientjes in inij,n vest
zak gestoken, vervolgde de vreemde
ling met onverstoorbare klamte, toen
de ander had uitgesproken.
En toen betaald© hij, en de restau
rateur wist niet, hoe gauw hij zijn
vuurrood gezicht tot een glimlach zou
vertrekken!
EEN NEUZEN-DISCOURS.
Mevr. A. Dus u kent ook dien
neuswijzen candidaat-notaris, me
vrouw?
Mevr. B. Of ik hem ken! Maar al
t© goed. Maar mij zal liij ten minst©
niet bij den neus heblicn!
Mevr, A. Het is iemand, die den
neus wat al te hoog draagt.
Mevr. 13. Er daarbij steekt liij
overal den n©u« in.
Mevr. A. Hij denkt alle meisjes
bij den neus te kunnen leiden; maat
met mijne dochter is het niet gelukt.
Deze heeft een al te fijnen neus.
Mevr. B. Dus hij heeft met een
langen neus mreten aftrekken?
Mevr. A. Ja, en mijn man heeft
het hein eens goed onder den neus ge-
vreven.
Mevr. 13. Wel, wel, wat zal hij
■reeind op zij neus gekeken hebben!
Mevr. A. Dat kan u begrijpen. Ilij
lacht ons zoo ongemerkt het lieve
kind voor den neus weg te nemen.
Mevr. B. Nu, het verheugt mij,
dat nu ook eens iets zijn neus voorhij
is gegaan.
Mevr. A. Mijn man, die gewoon
verder te denken dan zijn neus lang
is, begreep <lat. hjj voor onze dochter
geen partij was.
Mevr. B. (nadat mevrouw A. ver
trokken is). Geen partij? Waar dat
mensch toch wel pretensie op maakt
■oor hare dochter'? Het zal hier ook
jaan: wie het onderste uit de kan wil
hebbc-n, krijgt liet lid op den neus.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCriE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoón 1543.
Probleem no. 426.
Van Yves le Goff.
(Le Darnier Universe!.)
Zwart
JU jgjj
#r
w mm
lÉtf W/A
m
i 11
-
Zwart schijven op: 4, 7, 8, 9, 11, 13.14, 16. 19, 20, 27, 38 cn 45.
Wit schijven op 21, 25, 26, 28, 32, 34, 37, 39, 43, 44, 48 en 49.
Probleem no. 427.
Vau A. Planchat,
(Le Da mier Universe!)
i
1
gj
8
5
m
--".y
Ml
16
16
3
•S
IJ
iü
W/
25
26
'a
4,J
85
36
-
45
47 ia as ou
Zwart schijven op: S, 7, 8, 9, 10. 12,15, 17, 18 en 22.
Wit schijven op: 19. 23. 24, 28, 29,31, 32, 33, 36 en S