1AARLEM S DAGBLAD DERDE BLAD. Dinsdeg 13 Mei 1913. :e van B. en W. heeft, de Wffelijkheid gehad de ver tegen woor- [digers der pers uit te noodigen let een 'bezoek aan het nieuwe Frans Hals museum aan het Groot-Heiligland, met de bedoeling den journalisten, teekenaars en fotograen in de gele genheid te stellen, u-eeds vóótr de ope- 'ndrukken op te doen, schetsen te maken en toto's te nemen. De genoodigden kwamen Zaterdag morgen om tien uur Ou'joon in de oude eetzaal van liet voormalig Geretor- me&rd Weeshuis. Hier kon de bezoeker zich al dade lijk inleven in de atmosfeer, die aan dit gebouw stemming geeft, Hot groo- te 17de eeuwsdhe vertre/k met, den sleenen vloer, waarin een ovale lijn <le rechte klinkend jen verbreekt, met de interieur-aankleeding van oude eiken tafels en kasten, en ramen met ingeloode ruitjes, waardoor hét licht van de binnenplaats wat schemerig invalt, geven aan de zaal het cachet. De ontvangst. Ilier verscheen het college van 13. en W., vergezeld van den Gemeente secretaris om den genoodigden wel kom te heeten. De loco-Burgemeester, Dr. H. D. Kruscman, deed dit op vriendelijke wijze. De waarnemend-Burgemeester sprak met blijdschap over het in-vervulling- eaan van den langgekoesterden wensch, om een museum te bezitten, waarin alle goede eigenschappen van de meesterwerken van Frans Hals tot haar recht komen, en zei de zeer waar- deerende woorden aan het adres van de journalisten. De iheer J. C. Peereboom, voorzitter der Haarlemsche Pers, dankte den waarnemend-Burgemeester voor zijn welwilende woorden en voor de uit- nemende en practische wijze, waarop de pers gelegenheid werd gegeven het museum te bezichtigen. De 'heer L C. Dumont, Directeur van Openbare Werken, gaf hierop een historische 'uiteenzetting van de wording van liet gebouw. Daar deze in feiten overeenkomt met de voordracht, die de heer Dumont de zer dagen voor de vereoniging „Ilaer- lenr' hield en wij toen de redevoering in extenso opnamen, volstaan we thans met. de vermelding. Do lieer Gratama, Directeur van het Frans-Halsmuseum, besprak daarna de schilderijen en de inrichting van het gebouw. De heer Gratama sprak eerst over de Halsen. Hij zeide daarover het volgende: De vijf sch'Ulifcevstukkon van Hals hebben vroeger op den Doelen ge hangen, zooals nog te zien is op een prent van „Pro Aris et Focis Sept. 17S7". Zij zijn daar gebleven tot, om streeks 1828, en zijn nooit opgerold geworden als zeildoek op deu zolder, gelijk beweerd wordt. Ook is er geen, waar een kachelpijp dooi'hcen is gegaan. Dit zijn alle sprookjes. Door de bemoeiingen van Jlir. Louis Quarles van lifford wer den ze in 1828 naar het Stadhuis ge bracht. De drie maaltijden werden op gehangen in de Raadzaal, de twee anderen in de Burgemeesterskamer. In 1860 werd besloten een gedeelte van liet klooster, dat bij bet Stadhuis was getrokken, tol Museum te ver houwen, alwaar in 1862 de vijf Hal sen, hierboven genoemd, twee Regen tenstukken van 't Oude-Mannenhuisen een Regentenstuk van het St. EJisa: bcth's Gasthuis ecu plaats vonden. Hierbij werden nog een kleine veertig andere doeken, o a. van De Bray en De Grebber gevoegd, die nu de kern van de tegenwoordige verzameling uitmaken. Behalve de schilderijen- waren er ook een oudheidkamer en een martel kamer. Door verschillende legaten, als van den heer Enschedé en Mej. F. A. C. v. der Burgh in 1888 en den heer J. Th. Gerlings in 1889 aanmerkelijk ver groot, eenige jaren daarvoor reeds zeer uitgebreid door de schenking van de colleclie-Fabricius van Leyenburgh in 1883, moest een nieuwe zaal worden bijgebouwd, wel ke in 1885 gereedkwam. Het Museum was door vorstelijk geschenk van Fa- brieius twee Halsen rijker geworden, Burgemeester van der Meer en echt- genoote voorstellende, en een groole verzameling familieportretten. De zalen waren en bleven echter, wat er ook aan verbeterd werd, on geschikt. Voortdurend werd er over vocht door inwatering geklaagd, daar de verlichting uil een enkele bekapping kwam. Ook werd door uit breiding der bureelen van het stad huis, het brandgevaar steeds grooter. Geen centrale verwarming en uiterst moeilijke redding in geval van brand, een steeds zieh vergroolende col lectie, waartoe de Vereeniging tol uitbreiding der Kunstverzameling bijdroeg, maakten het wen- schelijk dat er een ander Museum zou worden gebouwd. Daartoe werd besloten in 1U06, toen de stad na veel strijd van voor-en tegenstanders over een geheel vrijstaand Museum het Weeshuis op het Groot Heiligland aankocht, dat vroeger liet Oude-Man- n en huis was geweest en waarvoor Hals zijn laatste regentenstukken schilderde. Thans over de indeeling. Alle zalen liggen om een binnen plaats, ontvangen licht van ter zijde op twee na, die bovenlicht hebben. Aan de zuidzijde liggen de kabinetten die noorderlicht bezitten en waar de werken van Frans Hals een onder dak vonden. Zooveel mogelijk is gestreefd naar een chronologische volgorde, bij het plaatsen der kunstwerken. Eerst de zalen der Primitieven: van Scorel en Maerten van 1-Ieems- kerek, dan Cornell's Cornelisz. van Haarlem, vérder de zalen met De Bray en Verspronck en de an dere tijdgenccten van Hals, als Berckheijde en Saenredam. Dan vol gen de oude Regentenzalen, na dat we in een boekzaal de collectie Krol aantroffen, die pas kort geleden aan het Museum werd vermaakt en uit moderne aquarellen bestaat, die door de Ilollandsche schilders bij eengebracht werden om liet stand beeld voor Frans Hals te kunnen stichten. Deze zaal is tevens bestemd voor tijdelijke exposities. In do Regentenkamers hangen de gepoederde, de gepruikte dames en hoeren van den gemanieroerden en uiterst verfijnden Rokokko tijd. Dan volgt de groote monumentale hal, de. eetzaal, waar we ons nu in bevinden, met haar prachtig, oud plafond, de eiken balken, en de fraaie sleutelstukken. Een weinig hooger dan de hal. ligt de kapel, waar vroeger voor de'oude mannen gepreekt werd. Git de eet zaal komen we in een saLonaehlig vertrek, met goudleer uit eenigszins lateren tijd en van daar in een rui men gang, waar de Ilalsen-kabinet- ten op uitkomen. Door andere boekzaal gaande, betreden we het vertrek, waar de bekende schilderij Kenau Simons Hasselacr is neergezet, een doek met veel reputatie, waar de verschillende tropheën de vaandels en wapens een martiaal aspect opleveren. Nog is er een martelkamer, in den gang, waar we op uitkomen. Overal zijn de wand-en, als proef, grijsbruin gelaten. Na langdurig on derzoek kunnen de muren bekleed wor den, zoo dit noodig blijkt. De tijd was Ie kort voor de commissie van toe zicht en mij om daar een voldoende studie van te maken, daar het oude Museum slechts twee weken gesloten werd, met het oog op de vreemdelin gen, die, bij lar-ger sluiting, in- groo- ten getale afgewezen zouden moeten worden. Overtuigd dat critiek heilzaam, is, dat ze wordt gegeven uit liefde voor een goede zaak, om de nagedachtenis van "een onzer grootste schilders fe eeren, bewust dat er nog veel hapert, hopen we van u mijne heeren, dut- g.xne te mogen vernemen, waarin onze krachten te kort schoten, aldus ran u leerende wat ons ontbrak, om door samenwerking een geheel stand te brengen. Frans llals waar dig. De genoodigden maakten daarna een rondgang door het gebouw onder leiding van de heeren Dumont en Gra- tema. De inrichting. Mosenmgerel aan list Groot Heiligland. De voorgevel van liet gebouw, met de oude poort in *t midden, geflan keerd door de in den 17den eeuwsclien trant opgetrokken huisjes-gevels, maate*. een zeer aangenamen indruk. In stijl vormt het gebouw een har monieus geheel met de aardige ge veltjes van de oude huisjes aan den overkant. Met oude-mannenbeeldje op den poorttop 'herinnert aan de voormalige bestemming van het gebouw.-'I Beeld staat op z'n oorspronkelijke plaats, waar het afgenomen werd, toen het voetstuk bouwvallig werd en men hel op veiliger plek je, in de mannen- ostzaal, plaatste. Nu staat het weer op zijn oude plaats, boven den nieuwen gevel steen, die a. h. w. bewaakt wordt door twee fraaie, door Louis Vreugde ge houwen beelden, symboliseerend de schilderkunst en beeldhouwkunst. Op den steu-nie onder het op-zijn- stok-leunend manneke vermelden twee blazoenen dè voormalige en nieuwe bestemming van het gebouw, name lijk de attributen van het oude-man- nenlhuis en van de schilderkunst. Daaronder staat het jaartal 1912. Door het winket, dat geopend wordt als imen den klopper laat vallen, treedt men binnen, Rechts en links in den muur be merkt men twee gedachtenissteenen. De eerste i3 van ouden datum en houdt de herinnering levendig aan Jhr. Franciscus A, van Bekestein, die den grond afstond, waarop 't Oude- Mannenbuis werd gebouwd en boven dien een som golds, waaruit jaarlijks een extra maal voor de verpleegden bekostigd werd. Op den gedenksteen aan de oostzijde heeft de heer Dumont in woorden doen uitdrukken, dat dit museumge bouw gedeeltelijk in oorspronkelijten staat verkeert, gedeeltelijk herbouwd is in den ouden stijl. Op den steen leest men: S. P. Q. H. 1910-1912 Aan wat de lijd ons liet getrouw Herstichten wij dit oud gebouw. Op&ngesteld 14 Mei 1913. (De leters S. P. Q. H. beteék'enen: Senatus Populusque Harlemensas, d. i.: de overheid en de bevolking van Haarlem). Vóórdat men aan deze gedenk- steenen is gekomen, vindt noen aan zijn rechterhand een vertrekje, dat het verblijf is van den bureaulist- opzichter, wiens kamer grenst aan een neven zaaltje, waar het liv-re d'or ter tee-kening ligt. Een der verlrsKjes aan bst Groot Heiligland. Aan den wand hangt de fraaie in gelijste oorkonde van de onthulling van het Frans-Hals-monument, dat de hand teekenigen draagt van Konin gin Wilhelmina, de Koningin-Moeder en de groote kunstschilders, die in het comité voor de stichting van het standbeeld hebben zitting gehad; een gedenkstuk, dat zeker in het Frans- Hals-museuru op zijn plaats is. Dit kamertje heeft een deur in de gang, die dit vertrék scheidt van de Directeurskamer. Hier is niet bijzon der veel dat de aandacht vraagL De schilderijenzalen. Aan liet web- vertrek van den Direc teur grenst bot éérste schildjerij'en- zaaltje, waar de primitieven zijn on dergebracht. Hier hangen doeken van Scorel, die uit fliet 'begin van de 16de eeuw dateeren. 1-Iet zijn de oudste schilder ijon uit ons museum. Joan van Scorel (hij was te Schöorï geboren) leefde van 1495 1562. ..Adarn en Eva", De doop van Christus in de Jordaan" en een afbeel ding van ..De Ridderlijke Broeder schap van den Heiligen Lande" te Haarlem, voorstellende de Jeruzalem- vaardors, die een bedevaart hebben gedaan naar het Heilige Land, han gen er o.a. Do heer Gratama vestigde hij deze sétnlderij de aandacht op de relief- looslucid, die de primitieven ken- meitk-l, en wees het zelfportret van den schilder aan op de groep, van de Broederschap van den Heilige Lande. Een Patenier. de eenige, die in ons land is, siert mee deze zaal. Joachim Patenier (1430---1524) be hoort ook tot de oudste schilders, vo.n wie hier kunstwerken zijn. „De ge schiedenis van Tobias" van dezen Vlaamscheu schilder is nog het eigendom van het St. Elisabeths Gast huis. Tegenover <ïe zaal dc-r primitieven zijn twee aardige vertrekjes inge richt. Hét eene bevat de' inventaris «ener oude apotheek, bestaand uit óud-Dclftsche potten, destilleerkol- ven, enz. Deze verzameling is een ge schenk van dr. I-L D. Krussmon, 'on zen waarnemend burgemeester,, die, naar men weet, vroeger apotheker is geweest. liet belendende vertrekje wordt in gericht als zeventiende-eeuwsche ka mer. met schouw, bedstede, enz. Men zie'. hieruit, dat liet de bedoe ling is geweest bij de inrichting van dit museum, niet te mai'sen een ver zameling van schilderijen alleen, die uiteraard door haar veelheid het oog vermoeien. Daarom zijn deze cn an dere dingen in dit gebouw bijeenge bracht, om liet gezichtsorgaan van den bezoeker wat te ontspannen. Git de zaal, waar de Scorel'3 han gen, ziet men in een gang, waarvan do wanden met antieke tegeltjes be legd zijn. Van deze t .-gels had de heer Dumont wel een honderd soorten ver zameld. Men ziet die nu hier en. el ders in het museum zooveel mogelijk bijeengebracht. In deze gang is ook een trap, die gedeelte ijk oud, gedeeltelijk nieuw is. Als overal in bot gebouw, draagt (het nieuwe den stijl van het oorspronke lijke, waarvan het een deel uitmaakt. Een gedeelte van dert gangwand wordt ingenomen door een ©luk van De Grebber. In deze gang heeft men vijf kabi netten. Het eerste vertrekje geeft triptie ken van Heemskerdk. Deze loefde van 1498 lot 1574. Do schilderij ,,St. Lucas schilderende de Heilig& Maagd en het kind Jezus" heeft als aliaarstuk in de Groote Kerk gehangen. De triptieken en an dere werken van dezen Haarlemschcn schilder bevatten alle Bijbeïsche on derwerpen. De „Josus rnet doornon gekroond" is afkomstig uit een Delft- sche kerk. Maar het stadsbestuur hc-eft liet in 1360 laten verkoopen. 't Tweede kabinet bevat o. a. doe ken van Corn. Cornelisz a an Haar lem. Deze hooft in 1583 eon „Schutters maaltijd" gekonterfeit. Maar welk een verschil'ziét men hier, als men de be lichting en groepeering vergelijkt met Hals' regentenstukken. Do personen, die zich aan zoo n schuttersmaal ver eenigen lieten, wilden er allen zoo duidelijk mogelijk op komen, 't Gevolg was, dat de figuren van het tweede plan even sterk belicht moesten wor den, als die van den voorgrond, waar door het doeik alle diepte mist. Daarop volgt een zaaltje, waarin Jan de Bray's en Versproncken te zien zijn. Jan Verspronck's talent wordt door deskundigen beneden dat van Frans Hals gesteld, maar toch roemt men zijn zuiverheid van schilderen en eer lijkheid van voorstelling. Van hem zijn portretten en regentenstukken aanwezig, geschilderd tusschen 1G37 en 1655. In de aangrenzende kamer zijn werken van Berclcheyde opgehangen. Ook van Ilolsteyn, een anderen 17e-eeuwer, hangen hier werken. Eigenaardig is een prent van Hen- .drick Pot: „Flora's Mallewagen", een spotteekening op den windhandel in de tulpen, omstreeks 1637. Het laatste kabinet van dezen noor delijken vleugel bevat een o.aw1al van de mooiste doéken, aqua rellen en teek en in gen uit de collectie- Krol, waarvan het museum onlangs eigenares is geworden. 'Men ziet er o.a. een fraaie Israels: een oude man tastend 'loopend. Ver der werken van De Bock, Mesdag, a. - Een gobelin aan den wand is een geschenfc van den lieer A. H. Broos, alhier. Tien jaren heeft dit waande- volte kunstwerk gediendtot af dekking van broeikassen. Git liet ver trek, waarin we straks de dodsen van Corn. Cornelisz van Haarlem op merkten, komt men in een zaal met fraai bovenlicht. De heer Dumont leg de uit, dat in de meeste musea dit bo venlicht hinderlijk is doordat het niet hoofdzakelijk valt op de schilderijen. Hij heeft nu het licht alleen laten invallen door de hellende ttapven- sters. De nok. van den kap vangt in het midden het licht op. Hel gevolg is, dat de sehuin-invallendelichtstralen door de horizontale glasbedekking voornamelijk de schilderijen bestrij ken en overmaat van licht weggeno men. wordt. Een tweede voordeel de zer constructie is, dat hel glimmen der doeken wordt ermeden. In deze groote zaal zijn o. a. doeken vau Pieter de Grebber (omstreeks 1600). „De gastvrijheid van Abra ham" is eenige jaren geleden door Mr. P. Tjeenk Willink in bruikleen afgestaan. Merkwaardig voor een cri- tische vergelijking is Pot s so.ilderij „Officieren van de Schutterij der Clu- vemers, deu Doelen verlatende waarop dezelfde personen voorkomen als op Frans Hals" „Vergadering van officieren van den Cluvemersdoelen". (Op 't laatste stuk koint ook de schil der van het eerstgenoemde stuk voor). De trap, waarop Pot zijn Gluveniers liet poseeren, treft men nog op de binnenplaats van den Doelen aan. Van Souiman ziet men hier een „Vergadering van officieren van deu Cluveiiiersdoelen" hangen. Dit dook is negen jaar later geschilderd dan Hals' werk en wordt voor een navolging daarvan gehouden.. „De aankomst van Leycester te Vlissiiïjren in 1586" van Hendrik Cor- neliszen Vroom uit 1623 is, mee om de scbeepstypen, een stuk van historische waarde. Van Jan de Bray zijn in deze zaal ook schilderijen aanwezig. Uit het laatste van de reeks dei- straks genoemde vijf kabinetten leidt een gang langs twee vertrekken, die vroeger met de gang een geheel vormden. Het zijn de vertrekken van de Regenten en Regentessen, van het Weeshuis. Hier hebben vroeger waar schijnlijk de schilderijen van Frans Hals gehangen. De architectuur van de betimme ring van de kamer loont aan, dat er in de eerste helft van de 18e eeuw wij zigingen hebben plaats gehad. Dat de regenten- en regen',esse nka- mers met de daarachter gelegen gang t te zameu een groote zaal vormden, "t-u dus dezelfde diepte had als de groote eetzaal, doch in lengte daar mede een tra vei verschilde, grondt zich hierop, dat bij de herstelling van d.c-ze kamers gebleken is. dat onder de tegenwoordige plafonds de e:kenhou- teii kinderbalkjes nog aanwezig zijn en de ravelingen van de oorspronke lijke schoorsteenen niet in het mid den van de tegenwoordige kamer- breedte gelegen zijn, doch wel in die van de breedte van deze verminderd met de gangbreedte. Aan het eind van de gang, komt men In een zaaltje, dat met een poort op do binnenplaats uitkomt. Deze poort ligt juist tegenover den hoofd ingang. Rijkje van bst hoofdgebouw Dit op do binnenplaats. De Gemeente. Haarlem is thans weer in bet bezit gekomen van een schilderij „De Bruilof tvan Peleus en Thetis" voorstellende dat in 1803 met andere schilderijen aan het Rijk is afgestaan, toen de Regeering 't Stad- huis dat Staatseigendom wa3 gewor den, aan de Gemeente terug gaf. Er bestaat hóóp, dat ook de andere schil derijen weer zullen teruggegeven wor den. Een gobelin, dat met de verhui zing uit een der wethouderskamer van 't Stadhuis is raeeegkomen, en hier een plaatsje heeft gekregen, lag jaren lang op zolder, waar' de schoor steenvegers het gebruikten, om bij liet schoonmaken der schoorsteenen. liet roet pp te vangen. Het is nu weer geheel gereinigd en een fraaie aan winst voor het Museum. Een kerkvenster uit de kerk te Gou da, een scheepje en een mooie antieke kast, uit het voormalig Tuchthuis af komstig, zijn bezienswaardig. Men kan dut ook dezer. zuidelijken vleugel van het gebouw, die geheel nieuw is ëfjgetrokken, roe', den naam van brandvrije kluis betitelen. Van veel belang is de belichting in de Halsenkabineilen. Men zal hier over een beschrijving vir.den in bet technisch verslagje, dat onze mede werker voor beeldende kunsten daar over morgen in ons blad geeft. Een üer Hah-kabinotten. De Halsen zijn in deze volgorde op gehangen: 1ste kabinet: „Maaltijd van officieren, van den St. Jorisctoelen" uit 1616 en „Maaltijd van officieren Van den Cl u ven iersdoelen," bij gelegen heid van den uittocht der Hanrtem- sche Burgerij naar Bergen en Hasselt den 13en October 1022, onder den ko lonel, Burgemeester Willem Voogt, uit 1621; 2de kabinet: „Maaltijd van officieren van den St. Jorisdoelen" uit 1633 31e kabinet: „Officieren en On derofficieren van den St Jorisdoe- len" - uil 1639 en „Regenten van het St- Elisabeth's Gasthuis" uit 1641; 4de kabinet; „Regenten van het Oude Mannenhuis" uit 160-1 en „Regentes sen van het Oude Mannenhuis" uit 1664; 5de kabinet „Portret van den N'icolaes van der Meer, Burgemeester van Haarlem" en „Portret van Cor nelia Vooglit'Claésdochter, vrouw van N'icolaes van der Meer", beiden ge schonken door Jhr. Fabricïus van Leyenburg. Rond de groote stukken zijn k o ne- re doeken van andere meesters opge hangen. Voor een meeraop-den-voor- grond-treden der Halsen zou het mis schien beter zijn geweest, als deze ka binetten alleen de werken van Frans Hals bevatten. Het laatste vertrek in deze reeks beval o. m. I et beroemde doek: Re genten van het Oude Mannenhuis, dal door den heer De Wild op zoo keurige wijze is gerestaureerd. De heer Gratama vestigde er r.og eens de aandacht op, dat de on af ge- Da groole zaal. Maskers aau dl bolkdragers. Wo vervolgen den tocht door den westelijken vleugel van het gebouw en komen dun in de in het begin van dit artikel beschreven manneneet- z-aal, die weer toegang geeft tot de Schip: 'èevoog tk am er. Want ook dit vertrek zal men dezen naam geven, evenals 't vertrek ïn het Museum op het Stadhuis, waaruit de goudlceren wandbekleeding en de mooie antiéke meubelen naar hier zijn overgebracht. In dit fraaie ver trek komen de voorwerpen en het goudleer langs de muren nog beter uit, dan op het Stadhuis.- Do Schneevoogtkamer verlatende, komen we in een wonderlijk mooie gang, waar de zwarte en witte pla vuizen, het grijs der muren eu liet roodbruin van den baksteen der ge welven een bijzonderen indruk ma ken. Zeiler Portaaltoegsng lot kabinetten. De Halsenkabinetlen. Deze corridor leidt langs die rijf I-Ialsenkabïnetten, die den zuidelijken vleugel van liet gebouw vullen. Men 'heeft hier bijzondere voorzorgen te gen brandgevaar genomen. Is 'het brandgevaar -reeds tot een minimum beperkt, doordat het geheele gebouw vrij staat van zijn omgeving, hier in de gang langs de Halsenlkabinebten, beeft men tegenover elk der vijf deu ren, in den buitenmuur van do gang, een nooddeur gemaakt, zoodat in geval van brand de kostbaarste stuk ken der schilderijenverzameling langs den 'koristen weg in veiligheid kunnen gebracht worden. Trouwens, brandgevaar is wel tot een minimum beperkt, want ooik de afdekking van de zoldering der zalen is zoo, dat bij brand in de Ikap van het gebouw de vlammen zich niet tot de zalen zelf kunnen uitbreiden. erktheid der details in de figuren - men zie bijv. de banden der regen ten een opzettelijkheid is, door Hals in z'n impressionnistischen lateren lijd Frans llals is al een voorlooper dor impressionisten ge weest te weeg gebracht, om door onuitvoerigbeld der onderdeden het wezen der figuren nog meer op den voorgrond te brengen. Dit regenten stuk is hel kostbaarste der verzame ling, en vertegenwoordigt een fabel achtige waarde. Een boekzaal aan 'i:et eind van de gang voert ons naar den o.ostelijken vleugel terug. In die boekzaal, die ui teraard slecht belicht is, hangen wei nig waardevolle doeken. Een neven- vertrek herbergt groote stuk: Kenau Simons Hasselaar op de wallen van Haarlem," dal thans in een krijgshaf- liger omgeving is, dan in de wacht kamer op 't Prinsenhof, of de hal van het Stadhuis, waar 't voordien hing. Van de wanden hangen nl. de vaandels der Haarlemsche schutterij af. Eenige oude kanonnetjes, kogels en Spaansche i>>:-sikurassen voeren de gedachten terug naar de tijden, waar aan het doek van Kenau de herinne ring levendig houdt. Aan de overzijde van de gang heeft men twee vertrekken met dingen, dié nog minder met de schilderkunst te maken hebben, dan de Kenau-schü- derïj of de kanonnen en schutterij- vaandels. We bedoelen de martel werktuigen. Na 't bezien van de vijf- persoODSgalg, de pijnbank, ae rad- braakmachine en andere gruwelijk heden meer. stemmen we nog 1 art- grondiger dan vroeger in met den wensch, door jmr. mr. F. W. van Styrum in den Raad uitgesproken, dat. deze dingen spoedig uit hel mu seum zulien verwijderd worden. We hebben nu den rondgang door het gebouw voltooid en komen thans -door don ingang op 't binnenplein. Doorklik op kot fcoofdgefce-sw.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 9