1AARLEM S DAGBLAD
DERDE BLAD. Dinsdeg 13 Mei 1913.
:e van B. en W. heeft, de
Wffelijkheid gehad de ver tegen woor-
[digers der pers uit te noodigen let een
'bezoek aan het nieuwe Frans Hals
museum aan het Groot-Heiligland,
met de bedoeling den journalisten,
teekenaars en fotograen in de gele
genheid te stellen, u-eeds vóótr de ope-
'ndrukken op te doen, schetsen
te maken en toto's te nemen.
De genoodigden kwamen Zaterdag
morgen om tien uur Ou'joon in de oude
eetzaal van liet voormalig Geretor-
me&rd Weeshuis.
Hier kon de bezoeker zich al dade
lijk inleven in de atmosfeer, die aan
dit gebouw stemming geeft, Hot groo-
te 17de eeuwsdhe vertre/k met, den
sleenen vloer, waarin een ovale lijn
<le rechte klinkend jen verbreekt, met
de interieur-aankleeding van oude
eiken tafels en kasten, en ramen met
ingeloode ruitjes, waardoor hét licht
van de binnenplaats wat schemerig
invalt, geven aan de zaal het cachet.
De ontvangst.
Ilier verscheen het college van 13.
en W., vergezeld van den Gemeente
secretaris om den genoodigden wel
kom te heeten.
De loco-Burgemeester, Dr. H. D.
Kruscman, deed dit op vriendelijke
wijze.
De waarnemend-Burgemeester sprak
met blijdschap over het in-vervulling-
eaan van den langgekoesterden
wensch, om een museum te bezitten,
waarin alle goede eigenschappen van
de meesterwerken van Frans Hals tot
haar recht komen, en zei de zeer waar-
deerende woorden aan het adres van
de journalisten.
De iheer J. C. Peereboom, voorzitter
der Haarlemsche Pers, dankte den
waarnemend-Burgemeester voor zijn
welwilende woorden en voor de uit-
nemende en practische wijze, waarop
de pers gelegenheid werd gegeven het
museum te bezichtigen.
De 'heer L C. Dumont, Directeur
van Openbare Werken, gaf hierop
een historische 'uiteenzetting van
de wording van liet gebouw. Daar
deze in feiten overeenkomt met de
voordracht, die de heer Dumont de
zer dagen voor de vereoniging „Ilaer-
lenr' hield en wij toen de redevoering
in extenso opnamen, volstaan we
thans met. de vermelding.
Do lieer Gratama, Directeur van het
Frans-Halsmuseum, besprak daarna
de schilderijen en de inrichting van
het gebouw.
De heer Gratama sprak eerst over
de Halsen. Hij zeide daarover het
volgende:
De vijf sch'Ulifcevstukkon van Hals
hebben vroeger op den Doelen ge
hangen, zooals nog te zien is op een
prent van „Pro Aris et Focis Sept.
17S7". Zij zijn daar gebleven tot, om
streeks 1828, en zijn nooit opgerold
geworden als zeildoek op deu
zolder, gelijk beweerd wordt.
Ook is er geen, waar een kachelpijp
dooi'hcen is gegaan. Dit zijn alle
sprookjes. Door de bemoeiingen van
Jlir. Louis Quarles van lifford wer
den ze in 1828 naar het Stadhuis ge
bracht. De drie maaltijden werden op
gehangen in de Raadzaal, de twee
anderen in de Burgemeesterskamer.
In 1860 werd besloten een gedeelte
van liet klooster, dat bij bet Stadhuis
was getrokken, tol Museum te ver
houwen, alwaar in 1862 de vijf Hal
sen, hierboven genoemd, twee Regen
tenstukken van 't Oude-Mannenhuisen
een Regentenstuk van het St. EJisa:
bcth's Gasthuis ecu plaats vonden.
Hierbij werden nog een kleine veertig
andere doeken, o a. van De Bray en
De Grebber gevoegd, die nu de kern
van de tegenwoordige verzameling
uitmaken.
Behalve de schilderijen- waren er
ook een oudheidkamer en een martel
kamer.
Door verschillende legaten, als van
den heer Enschedé en Mej. F. A. C. v.
der Burgh in 1888 en den heer J. Th.
Gerlings in 1889 aanmerkelijk ver
groot, eenige jaren daarvoor reeds
zeer uitgebreid door de schenking
van de colleclie-Fabricius van
Leyenburgh in 1883, moest een
nieuwe zaal worden bijgebouwd, wel
ke in 1885 gereedkwam. Het Museum
was door vorstelijk geschenk van Fa-
brieius twee Halsen rijker geworden,
Burgemeester van der Meer en echt-
genoote voorstellende, en een groole
verzameling familieportretten.
De zalen waren en bleven echter,
wat er ook aan verbeterd werd, on
geschikt. Voortdurend werd er over
vocht door inwatering geklaagd,
daar de verlichting uil een enkele
bekapping kwam. Ook werd door uit
breiding der bureelen van het stad
huis, het brandgevaar steeds grooter.
Geen centrale verwarming en uiterst
moeilijke redding in geval van brand,
een steeds zieh vergroolende col
lectie, waartoe de Vereeniging tol
uitbreiding der Kunstverzameling
bijdroeg, maakten het wen-
schelijk dat er een ander Museum
zou worden gebouwd. Daartoe werd
besloten in 1U06, toen de stad na veel
strijd van voor-en tegenstanders over
een geheel vrijstaand Museum het
Weeshuis op het Groot Heiligland
aankocht, dat vroeger liet Oude-Man-
n en huis was geweest en waarvoor
Hals zijn laatste regentenstukken
schilderde.
Thans over de indeeling.
Alle zalen liggen om een binnen
plaats, ontvangen licht van ter zijde
op twee na, die bovenlicht hebben.
Aan de zuidzijde liggen de kabinetten
die noorderlicht bezitten en waar de
werken van Frans Hals een onder
dak vonden.
Zooveel mogelijk is gestreefd naar
een chronologische volgorde, bij het
plaatsen der kunstwerken.
Eerst de zalen der Primitieven:
van Scorel en Maerten van 1-Ieems-
kerek, dan Cornell's Cornelisz. van
Haarlem, vérder de zalen met De
Bray en Verspronck en de an
dere tijdgenccten van Hals, als
Berckheijde en Saenredam. Dan vol
gen de oude Regentenzalen, na
dat we in een boekzaal de collectie
Krol aantroffen, die pas kort geleden
aan het Museum werd vermaakt en
uit moderne aquarellen bestaat, die
door de Ilollandsche schilders bij
eengebracht werden om liet stand
beeld voor Frans Hals te kunnen
stichten. Deze zaal is tevens bestemd
voor tijdelijke exposities.
In do Regentenkamers hangen de
gepoederde, de gepruikte dames en
hoeren van den gemanieroerden en
uiterst verfijnden Rokokko tijd.
Dan volgt de groote monumentale
hal, de. eetzaal, waar we ons nu in
bevinden, met haar prachtig, oud
plafond, de eiken balken, en de
fraaie sleutelstukken.
Een weinig hooger dan de hal. ligt
de kapel, waar vroeger voor de'oude
mannen gepreekt werd. Git de eet
zaal komen we in een saLonaehlig
vertrek, met goudleer uit eenigszins
lateren tijd en van daar in een rui
men gang, waar de Ilalsen-kabinet-
ten op uitkomen.
Door andere boekzaal gaande,
betreden we het vertrek, waar de
bekende schilderij Kenau Simons
Hasselacr is neergezet, een doek met
veel reputatie, waar de verschillende
tropheën de vaandels en wapens een
martiaal aspect opleveren. Nog is er
een martelkamer, in den gang, waar
we op uitkomen.
Overal zijn de wand-en, als proef,
grijsbruin gelaten. Na langdurig on
derzoek kunnen de muren bekleed wor
den, zoo dit noodig blijkt. De tijd was
Ie kort voor de commissie van toe
zicht en mij om daar een voldoende
studie van te maken, daar het oude
Museum slechts twee weken gesloten
werd, met het oog op de vreemdelin
gen, die, bij lar-ger sluiting, in- groo-
ten getale afgewezen zouden moeten
worden.
Overtuigd dat critiek heilzaam, is,
dat ze wordt gegeven uit liefde voor
een goede zaak, om de nagedachtenis
van "een onzer grootste schilders fe
eeren, bewust dat er nog veel hapert,
hopen we van u mijne heeren, dut-
g.xne te mogen vernemen, waarin
onze krachten te kort schoten, aldus
ran u leerende wat ons ontbrak, om
door samenwerking een geheel
stand te brengen. Frans llals waar
dig.
De genoodigden maakten daarna
een rondgang door het gebouw onder
leiding van de heeren Dumont en Gra-
tema.
De inrichting.
Mosenmgerel aan list Groot Heiligland.
De voorgevel van liet gebouw, met
de oude poort in *t midden, geflan
keerd door de in den 17den eeuwsclien
trant opgetrokken huisjes-gevels,
maate*. een zeer aangenamen indruk.
In stijl vormt het gebouw een har
monieus geheel met de aardige ge
veltjes van de oude huisjes aan den
overkant.
Met oude-mannenbeeldje op den
poorttop 'herinnert aan de voormalige
bestemming van het gebouw.-'I Beeld
staat op z'n oorspronkelijke plaats,
waar het afgenomen werd, toen het
voetstuk bouwvallig werd en men
hel op veiliger plek je, in de mannen-
ostzaal, plaatste.
Nu staat het weer op zijn oude
plaats, boven den nieuwen gevel
steen, die a. h. w. bewaakt wordt door
twee fraaie, door Louis Vreugde ge
houwen beelden, symboliseerend de
schilderkunst en beeldhouwkunst.
Op den steu-nie onder het op-zijn-
stok-leunend manneke vermelden twee
blazoenen dè voormalige en nieuwe
bestemming van het gebouw, name
lijk de attributen van het oude-man-
nenlhuis en van de schilderkunst.
Daaronder staat het jaartal 1912.
Door het winket, dat geopend wordt
als imen den klopper laat vallen,
treedt men binnen,
Rechts en links in den muur be
merkt men twee gedachtenissteenen.
De eerste i3 van ouden datum en
houdt de herinnering levendig aan
Jhr. Franciscus A, van Bekestein, die
den grond afstond, waarop 't Oude-
Mannenbuis werd gebouwd en boven
dien een som golds, waaruit jaarlijks
een extra maal voor de verpleegden
bekostigd werd.
Op den gedenksteen aan de oostzijde
heeft de heer Dumont in woorden
doen uitdrukken, dat dit museumge
bouw gedeeltelijk in oorspronkelijten
staat verkeert, gedeeltelijk herbouwd
is in den ouden stijl. Op den steen
leest men:
S. P. Q. H.
1910-1912
Aan wat de lijd
ons liet getrouw
Herstichten wij
dit oud gebouw.
Op&ngesteld 14 Mei 1913.
(De leters S. P. Q. H. beteék'enen:
Senatus Populusque Harlemensas, d.
i.: de overheid en de bevolking van
Haarlem).
Vóórdat men aan deze gedenk-
steenen is gekomen, vindt noen aan
zijn rechterhand een vertrekje, dat
het verblijf is van den bureaulist-
opzichter, wiens kamer grenst aan
een neven zaaltje, waar het liv-re d'or
ter tee-kening ligt.
Een der verlrsKjes aan bst
Groot Heiligland.
Aan den wand hangt de fraaie in
gelijste oorkonde van de onthulling
van het Frans-Hals-monument, dat
de hand teekenigen draagt van Konin
gin Wilhelmina, de Koningin-Moeder
en de groote kunstschilders, die in
het comité voor de stichting van het
standbeeld hebben zitting gehad; een
gedenkstuk, dat zeker in het Frans-
Hals-museuru op zijn plaats is.
Dit kamertje heeft een deur in de
gang, die dit vertrék scheidt van de
Directeurskamer. Hier is niet bijzon
der veel dat de aandacht vraagL
De schilderijenzalen.
Aan liet web- vertrek van den Direc
teur grenst bot éérste schildjerij'en-
zaaltje, waar de primitieven zijn on
dergebracht. Hier hangen doeken van
Scorel, die uit fliet 'begin van de 16de
eeuw dateeren.
1-Iet zijn de oudste schilder ijon uit
ons museum. Joan van Scorel (hij was
te Schöorï geboren) leefde van 1495
1562. ..Adarn en Eva", De doop van
Christus in de Jordaan" en een afbeel
ding van ..De Ridderlijke Broeder
schap van den Heiligen Lande" te
Haarlem, voorstellende de Jeruzalem-
vaardors, die een bedevaart hebben
gedaan naar het Heilige Land, han
gen er o.a.
Do heer Gratama vestigde hij deze
sétnlderij de aandacht op de relief-
looslucid, die de primitieven ken-
meitk-l, en wees het zelfportret van
den schilder aan op de groep, van de
Broederschap van den Heilige Lande.
Een Patenier. de eenige, die in ons
land is, siert mee deze zaal.
Joachim Patenier (1430---1524) be
hoort ook tot de oudste schilders, vo.n
wie hier kunstwerken zijn. „De ge
schiedenis van Tobias" van dezen
Vlaamscheu schilder is nog het
eigendom van het St. Elisabeths Gast
huis.
Tegenover <ïe zaal dc-r primitieven
zijn twee aardige vertrekjes inge
richt. Hét eene bevat de' inventaris
«ener oude apotheek, bestaand uit
óud-Dclftsche potten, destilleerkol-
ven, enz. Deze verzameling is een ge
schenk van dr. I-L D. Krussmon, 'on
zen waarnemend burgemeester,, die,
naar men weet, vroeger apotheker is
geweest.
liet belendende vertrekje wordt in
gericht als zeventiende-eeuwsche ka
mer. met schouw, bedstede, enz.
Men zie'. hieruit, dat liet de bedoe
ling is geweest bij de inrichting van
dit museum, niet te mai'sen een ver
zameling van schilderijen alleen, die
uiteraard door haar veelheid het oog
vermoeien. Daarom zijn deze cn an
dere dingen in dit gebouw bijeenge
bracht, om liet gezichtsorgaan van
den bezoeker wat te ontspannen.
Git de zaal, waar de Scorel'3 han
gen, ziet men in een gang, waarvan
do wanden met antieke tegeltjes be
legd zijn. Van deze t .-gels had de heer
Dumont wel een honderd soorten ver
zameld. Men ziet die nu hier en. el
ders in het museum zooveel mogelijk
bijeengebracht.
In deze gang is ook een trap, die
gedeelte ijk oud, gedeeltelijk nieuw is.
Als overal in bot gebouw, draagt (het
nieuwe den stijl van het oorspronke
lijke, waarvan het een deel uitmaakt.
Een gedeelte van dert gangwand
wordt ingenomen door een ©luk van
De Grebber.
In deze gang heeft men vijf kabi
netten.
Het eerste vertrekje geeft triptie
ken van Heemskerdk.
Deze loefde van 1498 lot 1574. Do
schilderij ,,St. Lucas schilderende de
Heilig& Maagd en het kind Jezus"
heeft als aliaarstuk in de Groote
Kerk gehangen. De triptieken en an
dere werken van dezen Haarlemschcn
schilder bevatten alle Bijbeïsche on
derwerpen. De „Josus rnet doornon
gekroond" is afkomstig uit een Delft-
sche kerk. Maar het stadsbestuur
hc-eft liet in 1360 laten verkoopen.
't Tweede kabinet bevat o. a. doe
ken van Corn. Cornelisz a an Haar
lem.
Deze hooft in 1583 eon „Schutters
maaltijd" gekonterfeit. Maar welk een
verschil'ziét men hier, als men de be
lichting en groepeering vergelijkt met
Hals' regentenstukken. Do personen,
die zich aan zoo n schuttersmaal ver
eenigen lieten, wilden er allen zoo
duidelijk mogelijk op komen, 't Gevolg
was, dat de figuren van het tweede
plan even sterk belicht moesten wor
den, als die van den voorgrond, waar
door het doeik alle diepte mist.
Daarop volgt een zaaltje, waarin
Jan de Bray's en Versproncken te
zien zijn.
Jan Verspronck's talent wordt door
deskundigen beneden dat van Frans
Hals gesteld, maar toch roemt men
zijn zuiverheid van schilderen en eer
lijkheid van voorstelling. Van hem
zijn portretten en regentenstukken
aanwezig, geschilderd tusschen 1G37
en 1655.
In de aangrenzende kamer zijn
werken van Berclcheyde opgehangen.
Ook van Ilolsteyn, een anderen
17e-eeuwer, hangen hier werken.
Eigenaardig is een prent van Hen-
.drick Pot: „Flora's Mallewagen", een
spotteekening op den windhandel in
de tulpen, omstreeks 1637.
Het laatste kabinet van dezen noor
delijken vleugel bevat een o.aw1al
van de mooiste doéken, aqua
rellen en teek en in gen uit de collectie-
Krol, waarvan het museum onlangs
eigenares is geworden.
'Men ziet er o.a. een fraaie Israels:
een oude man tastend 'loopend. Ver
der werken van De Bock, Mesdag,
a.
- Een gobelin aan den wand is een
geschenfc van den lieer A. H. Broos,
alhier. Tien jaren heeft dit waande-
volte kunstwerk gediendtot af
dekking van broeikassen. Git liet ver
trek, waarin we straks de dodsen
van Corn. Cornelisz van Haarlem op
merkten, komt men in een zaal met
fraai bovenlicht. De heer Dumont leg
de uit, dat in de meeste musea dit bo
venlicht hinderlijk is doordat het niet
hoofdzakelijk valt op de schilderijen.
Hij heeft nu het licht alleen laten
invallen door de hellende ttapven-
sters. De nok. van den kap vangt in
het midden het licht op. Hel gevolg is,
dat de sehuin-invallendelichtstralen
door de horizontale glasbedekking
voornamelijk de schilderijen bestrij
ken en overmaat van licht weggeno
men. wordt. Een tweede voordeel de
zer constructie is, dat hel glimmen
der doeken wordt ermeden.
In deze groote zaal zijn o. a. doeken
vau Pieter de Grebber (omstreeks
1600). „De gastvrijheid van Abra
ham" is eenige jaren geleden door
Mr. P. Tjeenk Willink in bruikleen
afgestaan. Merkwaardig voor een cri-
tische vergelijking is Pot s so.ilderij
„Officieren van de Schutterij der Clu-
vemers, deu Doelen verlatende
waarop dezelfde personen voorkomen
als op Frans Hals" „Vergadering van
officieren van den Cluvemersdoelen".
(Op 't laatste stuk koint ook de schil
der van het eerstgenoemde stuk voor).
De trap, waarop Pot zijn Gluveniers
liet poseeren, treft men nog op de
binnenplaats van den Doelen aan.
Van Souiman ziet men hier een
„Vergadering van officieren van deu
Cluveiiiersdoelen" hangen. Dit dook is
negen jaar later geschilderd dan Hals'
werk en wordt voor een navolging
daarvan gehouden..
„De aankomst van Leycester te
Vlissiiïjren in 1586" van Hendrik Cor-
neliszen Vroom uit 1623 is, mee om de
scbeepstypen, een stuk van historische
waarde.
Van Jan de Bray zijn in deze zaal
ook schilderijen aanwezig.
Uit het laatste van de reeks dei-
straks genoemde vijf kabinetten
leidt een gang langs twee vertrekken,
die vroeger met de gang een geheel
vormden. Het zijn de vertrekken van
de Regenten en Regentessen, van het
Weeshuis. Hier hebben vroeger waar
schijnlijk de schilderijen van Frans
Hals gehangen.
De architectuur van de betimme
ring van de kamer loont aan, dat er in
de eerste helft van de 18e eeuw wij
zigingen hebben plaats gehad.
Dat de regenten- en regen',esse nka-
mers met de daarachter gelegen gang
t te zameu een groote zaal vormden,
"t-u dus dezelfde diepte had als de
groote eetzaal, doch in lengte daar
mede een tra vei verschilde, grondt
zich hierop, dat bij de herstelling van
d.c-ze kamers gebleken is. dat onder de
tegenwoordige plafonds de e:kenhou-
teii kinderbalkjes nog aanwezig zijn
en de ravelingen van de oorspronke
lijke schoorsteenen niet in het mid
den van de tegenwoordige kamer-
breedte gelegen zijn, doch wel in die
van de breedte van deze verminderd
met de gangbreedte.
Aan het eind van de gang, komt
men In een zaaltje, dat met een poort
op do binnenplaats uitkomt. Deze
poort ligt juist tegenover den hoofd
ingang.
Rijkje van bst hoofdgebouw Dit
op do binnenplaats.
De Gemeente. Haarlem is thans
weer in bet bezit gekomen van een
schilderij „De Bruilof tvan Peleus en
Thetis" voorstellende dat in 1803 met
andere schilderijen aan het Rijk is
afgestaan, toen de Regeering 't Stad-
huis dat Staatseigendom wa3 gewor
den, aan de Gemeente terug gaf. Er
bestaat hóóp, dat ook de andere schil
derijen weer zullen teruggegeven wor
den.
Een gobelin, dat met de verhui
zing uit een der wethouderskamer
van 't Stadhuis is raeeegkomen, en
hier een plaatsje heeft gekregen, lag
jaren lang op zolder, waar' de schoor
steenvegers het gebruikten, om bij
liet schoonmaken der schoorsteenen.
liet roet pp te vangen. Het is nu weer
geheel gereinigd en een fraaie aan
winst voor het Museum.
Een kerkvenster uit de kerk te Gou
da, een scheepje en een mooie antieke
kast, uit het voormalig Tuchthuis af
komstig, zijn bezienswaardig.
Men kan dut ook dezer. zuidelijken
vleugel van het gebouw, die geheel
nieuw is ëfjgetrokken, roe', den naam
van brandvrije kluis betitelen.
Van veel belang is de belichting in
de Halsenkabineilen. Men zal hier
over een beschrijving vir.den in bet
technisch verslagje, dat onze mede
werker voor beeldende kunsten daar
over morgen in ons blad geeft.
Een üer Hah-kabinotten.
De Halsen zijn in deze volgorde op
gehangen: 1ste kabinet: „Maaltijd van
officieren, van den St. Jorisctoelen" uit
1616 en „Maaltijd van officieren Van
den Cl u ven iersdoelen," bij gelegen
heid van den uittocht der Hanrtem-
sche Burgerij naar Bergen en Hasselt
den 13en October 1022, onder den ko
lonel, Burgemeester Willem Voogt,
uit 1621; 2de kabinet: „Maaltijd van
officieren van den St. Jorisdoelen" uit
1633 31e kabinet: „Officieren en On
derofficieren van den St Jorisdoe-
len" - uil 1639 en „Regenten van het
St- Elisabeth's Gasthuis" uit 1641;
4de kabinet; „Regenten van het Oude
Mannenhuis" uit 160-1 en „Regentes
sen van het Oude Mannenhuis" uit
1664; 5de kabinet „Portret van den
N'icolaes van der Meer, Burgemeester
van Haarlem" en „Portret van Cor
nelia Vooglit'Claésdochter, vrouw van
N'icolaes van der Meer", beiden ge
schonken door Jhr. Fabricïus van
Leyenburg.
Rond de groote stukken zijn k o ne-
re doeken van andere meesters opge
hangen. Voor een meeraop-den-voor-
grond-treden der Halsen zou het mis
schien beter zijn geweest, als deze ka
binetten alleen de werken van Frans
Hals bevatten.
Het laatste vertrek in deze reeks
beval o. m. I et beroemde doek: Re
genten van het Oude Mannenhuis,
dal door den heer De Wild op zoo
keurige wijze is gerestaureerd.
De heer Gratama vestigde er r.og
eens de aandacht op, dat de on af ge-
Da groole zaal. Maskers aau dl bolkdragers.
Wo vervolgen den tocht door den
westelijken vleugel van het gebouw
en komen dun in de in het begin van
dit artikel beschreven manneneet-
z-aal, die weer toegang geeft tot de
Schip: 'èevoog tk am er.
Want ook dit vertrek zal men dezen
naam geven, evenals 't vertrek ïn het
Museum op het Stadhuis, waaruit de
goudlceren wandbekleeding en de
mooie antiéke meubelen naar hier
zijn overgebracht. In dit fraaie ver
trek komen de voorwerpen en het
goudleer langs de muren nog beter
uit, dan op het Stadhuis.-
Do Schneevoogtkamer verlatende,
komen we in een wonderlijk mooie
gang, waar de zwarte en witte pla
vuizen, het grijs der muren eu liet
roodbruin van den baksteen der ge
welven een bijzonderen indruk ma
ken.
Zeiler
Portaaltoegsng lot
kabinetten.
De Halsenkabinetlen.
Deze corridor leidt langs die rijf
I-Ialsenkabïnetten, die den zuidelijken
vleugel van liet gebouw vullen. Men
'heeft hier bijzondere voorzorgen te
gen brandgevaar genomen. Is 'het
brandgevaar -reeds tot een minimum
beperkt, doordat het geheele gebouw
vrij staat van zijn omgeving, hier in
de gang langs de Halsenlkabinebten,
beeft men tegenover elk der vijf deu
ren, in den buitenmuur van do gang,
een nooddeur gemaakt, zoodat in
geval van brand de kostbaarste stuk
ken der schilderijenverzameling
langs den 'koristen weg in veiligheid
kunnen gebracht worden.
Trouwens, brandgevaar is wel tot
een minimum beperkt, want ooik de
afdekking van de zoldering der zalen
is zoo, dat bij brand in de Ikap van
het gebouw de vlammen zich niet tot
de zalen zelf kunnen uitbreiden.
erktheid der details in de figuren
- men zie bijv. de banden der regen
ten een opzettelijkheid is, door
Hals in z'n impressionnistischen
lateren lijd Frans llals is al een
voorlooper dor impressionisten ge
weest te weeg gebracht, om door
onuitvoerigbeld der onderdeden het
wezen der figuren nog meer op den
voorgrond te brengen. Dit regenten
stuk is hel kostbaarste der verzame
ling, en vertegenwoordigt een fabel
achtige waarde.
Een boekzaal aan 'i:et eind van de
gang voert ons naar den o.ostelijken
vleugel terug. In die boekzaal, die ui
teraard slecht belicht is, hangen wei
nig waardevolle doeken. Een neven-
vertrek herbergt groote stuk: Kenau
Simons Hasselaar op de wallen van
Haarlem," dal thans in een krijgshaf-
liger omgeving is, dan in de wacht
kamer op 't Prinsenhof, of de hal
van het Stadhuis, waar 't voordien
hing.
Van de wanden hangen nl. de
vaandels der Haarlemsche schutterij
af. Eenige oude kanonnetjes, kogels en
Spaansche i>>:-sikurassen voeren de
gedachten terug naar de tijden, waar
aan het doek van Kenau de herinne
ring levendig houdt.
Aan de overzijde van de gang heeft
men twee vertrekken met dingen, dié
nog minder met de schilderkunst te
maken hebben, dan de Kenau-schü-
derïj of de kanonnen en schutterij-
vaandels. We bedoelen de martel
werktuigen. Na 't bezien van de vijf-
persoODSgalg, de pijnbank, ae rad-
braakmachine en andere gruwelijk
heden meer. stemmen we nog 1 art-
grondiger dan vroeger in met den
wensch, door jmr. mr. F. W. van
Styrum in den Raad uitgesproken,
dat. deze dingen spoedig uit hel mu
seum zulien verwijderd worden.
We hebben nu den rondgang door
het gebouw voltooid en komen thans
-door don ingang op 't binnenplein.
Doorklik op kot fcoofdgefce-sw.