B U B L A D VAN HAARLE M'S DAO B L A D
SSSffiS GROOTE HOUTSTRAAT SS. rnrnrnrnjmmmm
EF 10 CEMT FM WEEK- DRUKKERIJ ZÖIBER BUfTH^SPAARNB 6womeN opgemersit-
uiiCt Kijke Natuurleven
30. I«»gug. ZATERDAG 17 MEI 1913 N0 9172
IN HAARLEM'S DAGBLAD i
<3M!ZE ANP&ONOES
ME1WEELDE EN HOMMEL-
GEWOONTEN.
Noem hem Weigelia of Diervillia,
noem het zoo ge will, maar als go in
<lc gelegenheid zijl, verdient de plant
ook, dat go een oogenhlik toekijkt, als
7.0 haar weeldelakken ver uitspreidt,
als ze een rose-bloemensluier ver
toont le midden van het frissche len
tegroen.
Oat is een sierheester, dien ieder
een van aanzien kent, want slechts in
weinig tuinen ontbreekt hij.
Half Mei. liet bloe'menfeest buiten
is in vollen, gang. De Meidoorn waag
de het, tegen Pinksteren de kleine
roosjes te openen. Gouden en Blauwe
regen laten hun sierlijke trossen wie
gelen, de appelboomen pronken nog
met de zachtgekleurde bloemen. Nu
doet ook de Weigelia mee cn dag aan
dag worden de half gebogen takken
zwaarder door de frisch geopende
bloemen. Zij beginnen te lijken op
groote slruisveeren, aJ is de kleur
geheel afwijkend. Iedere bloem is een
klein vijfslippig klokje, waarmee de
witte meeldraden gedeeltelijk zijn
vergroeid. Boven dit vijflal steekt dan
de wille, knopvormigo stempel uit en
kroonslippen, meeldraden en stem
pel, zo werken niet het gele honing
merk op een der slippon samen, om
de bestuivende insecten te lokken.
Als we dezen heester onoordeelkun
dig hebben gesnoeid voor den bloei,
dan kan het gebeuren, dat hij u in
den zomer reheel in den steek laat.
Dan vormt hij blad op blad, werpt
lange takken uit en vormt knoppen
voor het volgend jaar, maar geen
bloem verschijnt, waar er duizenden
konden schitteren, Dan laten ook de
insecten onzen Weigelia links liggen
en terwijl zo niet tientallen op de wit
te of roode bloemen der Tartaarsche
kamperfoelie afkomen, verwaardigen
ze zich zelfs niet, even op de Weige
lia uit to rusten.
Bij rijken bloei is dat geiheel anders.
Dan staat de zweefvlieg een paar mi
nuten achtereen op één punt, soms
een d.M. van de struiken verwijderd.
Bijna onzichtbaar bewegen zich de
kleine vleugeltjes, terwijl het lichaam
op dezelfde plaats blijft, als stond het
dier in stille bewondering van zooveel
pracht. Dat dit niet zoo is, wordt on
middellijk merkbaar, als hel dezelfde
manoeuvre herhaalt hij de onaanzien
lijke bloemen der frambozen, die zoo
veel aandacht niet verdienen. Ook is
de stille bewondering niet geheel be
langeloos, want plotseling gaat het
dier zich te goed doen aan den honing
en het rijkelijk afgescheiden stuif
meel.
Tech blijft het zweef vlieg je een en
al gratie, en vaker laat het zich be
wonderen als vliegvirtuoos dan als
honing- en stuifmeelsnoeper.
Minder bekwaam in de luchtsport,
maar ijveriger en meer bezadigd is
de hommelfamilie, die onzen Weigelia
trouw blijft, zoolang zo bloemtrom-
pcijcc op"pt. Dat zijn de goedige brom
specialiteiten, die geen minuut van
hun leven ongebruikt laten voorbij-
gaar, ten minste de vrouwelijke af-
deeling. Met Bataventalent, we ken
nen dit nog uit onze schoolboekjes,
laten de hommelmannen hun vrou
wen werken, terwijl ze zelf in den na
zomer graag een dutje doen op zon
nebloemen en Dahlia's.
Die hommelwerksters nu zijn ver
eersters van de Weigeliabloemen.
Mei kracht komen zo op de slippen
neer, dringen de meeldraden op zij
en steken hun lange tong zoover voor
uit, tot ze dan honing kunnen oplik
ken. Aan honingmerken of andere oi-
ologisoke blocmgeheiinen plegen ze
zich niet te storen. Ze hebben zich
zelf een vrij biljet gegeven voor ge
heel de bloem en woelen zoolang met
hel dikke lichaam tusschen meeldra
den en stempel tot het lichaam is dc-
pocdcrd en de honing naar binnen
gewerkt. Al een week lang let lik op
het honingmerk der Rhododendrons
cn op dal den Weigelia's, maar noch
bijen noch hommels schijnen er op te
letten. De geur, veel meer dan de
kleur, schijnt voor deze dieren de on
stoffelijke gids, Dat er oordeel bij te
pas komt, lijkt zoo goed als zeiker.
Kijk zoon witgetopt en geelgeban-
den tuin- of aardhommel eens even
na. Om honderd bloemen vliegt hij
heen, honderd bekijkt hij er niet,
maar juist die half geopende schijnt
van zijn gading te zijn en in een wip
heeft hel dier de kroonslippen op zij
gedrongen, om der bloem haar gehei
men te ontstelen.
Rijk heiaden keert hel dan naar het
nest terug. Waar dat is gebouwd?
Och, een hommel heeft in dat op-
zicht niet veel pretenties. Even goed
moedig als de werksters in den zomer
om de bloemen heen gonzen, even
goedmoedig zoekt het overwinterde
wijfje in het voorjaar een holte In den
grond, een gat in een boom, een ope-
ning in het dak van een bijeenkast
zelfs, zooals verleden jaar door mij
werd waargenomen, om het nest te
beginnen. Dan moet ge ze zien wer
ken, als ze het stuifmeel op de bloe
men verzamelen aan de dikke mei een
krans van haartjes versierde schonen
der krachtig gebouwde achterpi ten.
De bloemen hebben haar geheimen,
maar de hommels hébben ook 't hun
ne. Het droogste stuifmeel welen
ze, waarschijnlijk door een door hen
afgescheiden stof, tot een kneedbaar
deeg te vervormen en dikke klompjes
worden daarvan tusschen de haar-
ringetjes der overigens gladde sche
nen geplakt.
Daarmee vliegen de dieren dan
naar het nest. In het deegklompje,
dat van alle verzamelde stukjes wordt
gekneed, wordt een opening gemaakt
en 'hierin worden enkele eieren ge
legd. Hoe de verdere ontwikkeling
is, behoeft hier niet nader te worden
beschreven. Ieder dierkundeboek ver
telt dit met de meest mogelijke nauw
keurigheid.
Wel eigenaardig is de kwestie der
luchtpleisterplaatsen, die door ver
schillende entomologen wordt aange
nomen. Er is opgemerkt, dat de hom
mels soms een oogenhlik in de lucht
stilstaan op de wijze der zweefvlie
gen en dan plotseling weer verder
gaan. Dat is niet merkwaardig, maar
nu heeft men waargenomen, dat
juist op datzelfde plekje in de luoht
een hommel uit hetzelfde nest bleef
vertoeven. Men vermoedt nu, dat op
deze manier aan de jonge dieren do
weg wordt gewezen of dat de oudere
dieren daardoor hun herkenningszin
wat opfrisschcn op den vaak langen
weg iuss'Chen bloemen en nest.
Zeker is het een eigenaard igiheid,
die niet steeds wordt vertoond, maar
waarop ik tot slot toch even de aan
dacht wilde vestigen.
tl. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Weg met de symetrie. Tail-
leu L-oostuums. Gekleede
toiletten. Moderne cein-
- tuna's én"hare toepassing.
We naderen in de mode het tijdstip,
waarop vrijwel is vastgesteld, wat er
dezen zomer gedragen zal worden,
want de meeste nouveauté's zijn ver
schenen en de meeste groote modehui
zen hebben hunne modellen „au
grand complet.'
De tailleur-costumcs, die ten opzich
te van de rokken weinig verandering
ondergingen, omdat die schijnbaar
nauw bleven, hebben het voordcel.
dat ze inderdaad niet zóó nauw zijn,
als ze schijnen, en den gang geens
zins belemmeren. De oorzaak hier
van is gelegen in de geplooide banen,
die men in de rokken aanbrengt,
doch waarvan men niet <de juiste
plaats kan bepalen; daar hel geheel
van den persoonlijLen smaak af
hangt, zulk een plooien groep, vóór,
achter, links of reolils aan te bren
gen, Alleen mnet ik er mijne geachte
lezeressen op wijzen, dat er slechts
sprake kan zijn van één geploorde
baan zocdat daarmede een einde is
geikomen aan die symctrische herha
lingen, die onze winterrokken ken
merkten, doordat men óf voor en aal»
ter of op de heupen geplooide banen
invoegde.
Ook in de tailles van onze gekleede
japonnen is het met symetrisohe gar
neeringen gedaan. Hetzij de rug
recht geplooid, gekruist of gedra
peerd is, altijd moet do garneering
van die der voorpanden verschillen.
Men brengt weer veel kimono-tail
les, waarvan de mouwen 'halverwege
den arm worden ingezet en d,ie uit
sluitend voor slanke figuren geschikt
zijn.
Onder de verschillende halsafwer
kingen, is het afllernieuwsle: een tule
plooisel, dat van achteren tegen den
hals op staat bij wijze van een Mèdi-
cis-kraag en van voren en coeuv ein
digt; of wèl in een rechte lijn in oe
ceintuur uitloopt en dan als hel ware
de omlijsting vonmt van een fijn batis
ten of geborduurd satijnen vestje.
De rokken der gekleede toiletten
blijven zéér nauw en zijn bijna allen
met puntslecp ingericht. Een goed
verzorgde coupe is noodig om deze
nauwe slceprokken good to laten val
len, want, bij mislukking 'kan men er
inderdaad bespottelijk mee uitzien.
Dit werd ik nog dézer dagen gewaar,
toen de draagster van een <hoogmo-
dern toilet de concertzaal binnentrad
en niet haar slecht vallende punlsièep
den lachlust niet weinig opwekte!
Ik kan me niet voorstellen, hoe een
vrouw het waagt ziek' met een nieuw
toilet in hel publiek te vertoohen, al
vorens zichzelf met critischcn blik in
haar kleedkamer bekeken té hebben,
vooral wanneer het een toilet geld',
dal óf door bijzonder kostbaar mate
riaal, óf dooi' kleur, of apart model
on willekeurjg de aandacht trekt.
Er zijn nu eenmaal naaisters die
hare fouten niet zien, of niet willen
zien. Men moet daar rekening mee
houden,.doch... „revcnolis a nos mou-
tons. Ik moet u nog van de ceintuurs
verbalen! V» ant zij is er weer, die
lijn, die ons silhouet zoo ineedoogen-
loos in twee helften verdeelt en toch
aan menig toilet zoo'n eigenaardig
cuci.cl verleent.
Ilcel schoorvoetend deel ze haar
intrede, beginnende met een smal le
deren riem op sommige inanlëiniodel-
len, daarna op blouse en rok, waar
door de praetische opgeknipte rak-
modellen verdwenen; vervolgens op
do sohootblouses die nu zoo „en vo-
que" zijn; en eindelijk in bijna over
dreven breedte op de gekleede toilet
ten.
Een zéér bijzondere ceintuur toon
de men mij zoo even. Ze was vervaar
digd van Japuusche zijde, die op een
hazeinoot'deurig toilet van crêpe de
chine, gedrapeerd was, de heupen,
zoowel u's de taille nauw omsloot,
aan de linker voorzijde geknoopt was
en met twee lange einden op den rok
afhing.
Die aflhangende ceintuureinden
worden vaak met franje afgewerkt.
Over het algemeen wordt er voor de
ceintuurs „velours panne" verwerkt
en liefst in afstekende kleuren. Het
cerise-rood, soharlaken eri violet zijn
nieuwe kleuren, die het "meest wor
den toegepast, Somm'ige ceintuurs
zijn zoodanig met druksluiting geslo
ten, dat men niet ziet waar ze dicht
gaan; andere eindigen in het vooir
midden onder '11 eenvoudige®, platten
strik en weer anderen zijn in den. rug
gesloten onder een reusachtig groe
ien'strik zooals de Japansche vrouw
op haar kimono draagt.
MARIE VAN AMSTEL.
Zaad van Vijandschap
(Naar het Engelsch).
Ofschoon zij al meer dan zes maan
den achtereen vlak naast elkaar woon
den op Arcadia Terrace, waren Mr.
William Napper en Mr. Henry Bril!
alleen buren in den strikten zin van
hot, woord.
Mr. Napper voelde zich een heer, en
gedroeg zich daarnaar in stem, klee
ding en manieren, Mr. Bril] daarente
gen was een kleinburgerlijk man, met
een uiterlijk, dat deed denken, dat hij
zich altijd over iets wilde verontschul
digen.
Mr. Napper loonde openlijk zijn
minachting voor Mr. Brill. Mr. Brill
voelde heimelijk haat voor Mr. Nap-
per. en in hun smaak en liefhebbe
rijen waren de beide hoeren bijna al
tijd van tegenovergestelde opinie. Eén
dingrechter hadden zij gemeen zij
waren allebei bijzonder op tuinieren
gesteld.
Zou gebeurde het op een Zaterdag
middag in de vroege lente, dat Mr.
Napper zijn achtertuin inslenterde en
op onverschillige manier met een
hark begon te manoeuvreeren. In den
tuin daarnaast, door een lichte houten
schutting van vijf voet hoog van den
zijnon gesclieiden, bewerkte Mr. Brill
met energie en een spade den grond.
De middag was warm, en Mr. Nap-
per was er de man niet naar, om zich
au® groote lïchaams-inspanning te
wagen. Eenige malen hield hij even
op om te rusten en, geheel ormocdïg,
zijii voorhoofd af te vegen, en het feit
dat Brill flink doorwerkte, scheen tel
kens zijn groote verontwaardiging op
te wekken.
Eindelijk wierp Mr. Napper, door
het werk cn onredelijke verontwaar
diging verhit, zijn hark neer en' liep
naar het scliéidirigsmuurtje, om naar
het work van zijn buurman te kijken.
Ben je bezig, naar gebroken bak-
stoenen te grave® vroeg hij op be
leed! genden toon, hiermee zinspelende
op de steenen, waarmee een groot deel
van het tuint je van Mr. Brill belegd
was.
Mr. Brill nam daarvan geen notitie
en ging verder graven; bukte zich toen
om oen heen op te rapen, dat een hond
van slechte manieren daar waar
schijnlijk had neergelegd.
Ben je van plan, daar voor mor
genmiddag soep van te koken?
vroeg Napper. Het zwijgen van zijn
tegenstander scheen hem nog meer te
prikkelen. Ga zoo maar voort!
ried hij aan. Neem mijn raad aan,
en zet alle idéé van je af, om hier
bloemen te deen groeien. Laat distels
groeien dat .gaat gemakkelijker,
Distels groeien!
Brill ging rechtop staan, en keek
zijn kwelgeest aan.
-- Zoóilul jij ze voor je middagmaal
kunt gebruiken vroeg hij beleefd.
Mr. Napper bleef even over dit ant
woord staan nadenken. Bij gebrek aan
een snedig wederwoord nam liij een
ooigonblik later zijn hark op cn begon
met driftige bewegingen auu den ar
beid.
Twee minuten later begonnen de
daadwerkelijk©' vijandelijkheden met
oen oud blikje een blikje dut plotse
ling uit de wolken schéén te komen
vallen, en dat Brill achter in zijn hals
trof. terwijl hij stond te spitten.
N i was Brilt vóór alies een man
van den vrede maar er zijn enkele
belèedigingen, die den kalmsten
mei.ach tot woede vervoeren. Daarom
raapte Mr. Brill het blikje op en wierp
het over de schutting.
Aan den anderen kant volgde eeu
hartgrondige verwcnscbiug, die Mr.
Bull eeu glimlach van voldoening ont
lokte.
Een seconde later keek het purper
rood© gelaat van Mr. Napper over
den scheidingsmuur, ovenals een on
dergaande zon boven den bonzon uit
kijkt.
Hé daar riep hij op woeden
den toon. Heb jij zooevcn een blikje
in niijn tuin gegooid
Zooeven lag hier een oud blikje.
stemde Brill leukjes toe. Het
schijnt nu echter verdwenen te zijn.
Nu, dan moet je het nog eens
goed bekijken I zei Nappor, en gooi
de iieL blikjo weer in den tuin van
Brill.
Brill raapte het op cn wierp het
weer terug ;'eu zoo ging het eeuigen
tijd voort, de twee buren schenen wel
©<m primitief soort tennis te spelen
met Uit bliiije als bal.
Ik kan hei volhouu*,n dun
jij! blufte Napper, terwijl m.i nog eens
liet blikje over de schutting gooide.
Ik zuu liet den goh celen nacnt kun
nen volhouden 1
Ik ook, beweerde Brill, Boven
dien behoef ik niet uit te gaan om
te half liegen eeu glas bier te drin
ken!
Mij raapte het blikje op en gooide
het met een beleefde buiging nog
eens over de schutting.
En daarop schenen beide mannen
te denken, dat zij nu voor vandaag
genoeg vijandelijkheid hadden ge
toond, althans zij gingen naar binnen
om te rusten.
Maai' omdat zooals Mr. Napper zich
uitdrukte, de ander een uitdagende
houding bleef aannemen, was de geest
van dat lieer vervuld van nieuwe1
plannen tot belecdigiug.
Zoodat toen Mr. lint 's Zondags
morgeus in zijn tuintje kwam, zug nij
dat in den nacht een of ander onbe
kend persoon, maar hij kon gemakke
lijk raden, wie, een groote verzame
ling oude kruiken, Hersenen en bLk-
keu over de schutting had gegooid.
Brill keek met tegenzin naar
deze veelbeteekenende g.it. Toen 1 ij
zijn oogen ops.oeg naar de venst ?rs
van liet huis van zijn buurman, zag
hij, hoe Mr. Nopjier, zijn vrouw en
kroost hom vol leedvermaak gade
sloegen.
Eén oogenhlik dacht Mr. Drill er
over zijn jas uil te trekken en de ge-
lieele verzameling weer terug te
gooien over de schutting. Toen be
dacht hij dat "t Zondag was en zette
dat denkheeid van zien al. Hij stelde
zich nu tevreden niet zijn v mo
gend voor de familie Napper op te hef
fen, cn ging daarop naar de kerk.
Toen hij terugkwam, bemerkte hij,
dat Mr. Napper met zoo afkeerig was
van Zondagarbeid. want een bord.
dat nog glinsterde van de natte verf,
was boven de schutting sn den tuin
van zijn buurman opgericht blijk
baar met de bedoeling dai Mr. nul.
de woorden, die er op stonden: „Hier
mag geen vu.luis worden neergewor
pen", zou lezen.
Brill keek van do waarschuwing
naar de onhebbelijke verzameling, die
zijn tuin zoo ontsierde, ou stond op
liet punt naar binnen ie gaan om c©
eten, toen liet hoofd van oir. N loper
over de schutting keek.
Zie je dai. bord? vroeg Napper
schaamteloos. Ik zal het bij de po
litie aangeven ais je van dien rommel,
over mijn schuring gooit. Er mag
hier geen vuilaks worden neergewor
pen, je weet toch zeker wat dat be-
toekent?
Ja, het beteekent dat jij veilig
bent, antwoordde Mr. Brill. Het be
teekent dat jij niet mag worden neer
geworpen]
I-lij ging naar binnen voor dat Nap
per tijd had een geschikt antwoord te
vinden, en hij kwaui niet. weer in zijn
tuin voor Maandag na de thee.
Do geheele familie Napper keek vol
v «afraak over tie se hunting, terwijl
Mr. Brill zorgvuldig alle rommel op
raapte waarmee Mr. Napper hem be
giftigd had.
De vuilnisman mag die dingen
niet wegnemen, plaagde Mr. Na pp jr.
Dat is zijn werk niet!
klaar oen half uur later verscheen
er iemand raet een kruiwagen aan de
zijpoort, die n i eenige onderhande
ling alles meenam.
Zoodra hij den volgenden avond
van zijn werk terugkeerde, plantte
Mr. Brill trotsch vier geraniums in
zijn iniddenperk.
Ilaüo! Wiens tuin heb je goplun-
derd? vroeg Napper. Waar haal je
ze vandaan?
Ik heb ze gekocht, zei Brilt. Ge
kocht voor zestig cents. Eigenlijk is
het mij wat duur om zulke bloemen
le koppen, maar ik verkocht eenige
dingen, die ik niet kon gebruiken.
Welke dingen? vroeg Napper.
O, wat rommel die hier over de
schutting was gegooid! antwoordde
Brill up luchtig..n toon. Ik ver
kocht het aan een voddenkoopman.
Laat eens zien, er waren zeven stee
nen jampotjes, vijf glazen, acht f-ies-
schen, en eenige stukken van een oude
kachel dat ging weg als oud roest.
En dan waren er hog eenige andere
dingen, "ik kreeg zestig cent voor alles
bij elkaar. Mooie planten voor hel
geld, vindt je ooi. niet?
Mr. Napper-gaf niet direct een opi
nie over de geraniums; maar den
volgenden morgen waren zij verdwe
nen cn er waren duide.ijic keniceke-
nen, da* er "s nachts iemand over Je
scnutting geklommen was. Beschul
digd meer van de zaak te weten, dan
hij wel wilde doen voorkomen, toon
de Mr. Napper zich zeer hoog en
sprak van smaad en laster.
Het is onmogelijk jou te belee
digen en belasteren, verklaarde de
ontroostbare Brill.
Maar Mr. Napper was nog niet te
vreden met deze eenvoudige weder
vergelding, waardoor vier geraniums
verdwenen.
Ten slotte gaf hij nog dertig cent
uit voor mosterd- en tuinkerszaad, en
voor dertig cent kan men een groote
hoeveelheid van dat goedje krijgen.
Heel stilletjes en midden in den
nacht klom hij over den scheïdings-
muuo', en strooide het zaad overal
rond zonder er op te letten of er al
vroeger zaad van sierlijke planten ge
zaaid was. Toen ging hij weer 'naar
zijn eigen huis terug en kroop in bed
niet het voldane gevoel van iemand,
die zijn nachtrust wel heeft vurdiend.
Over tien dagen zal er genoeg
gewas zijn om zelfs Brill tevreden te
stellen, vertelde hij vol verrukking
aan zijn vrouw. Het zou mij niet /er-
bazen als hij den zaadkoopman een
getuigenis stuurde van zijn groote te
vredenheid over het snel opkomen
van het zaad. En dan te bedenken dat
hij zich zoo'n moeite gegeven heeft
om resida, lathyrus, goudsbloemen
en wie weet wat nog meer tc zaaien!
En dat al'.es zal bedekt worden met
mosterdzaad en tuinkers! En als hij
mosterdzaad en tuinkers opgraaft,
dan komt het andere zaad meteen
weer voor den dag. Dat heb ik hem
nu eens keuirig geleverd!
Als om de booze plannen van Mr.
Napper te steunen, regende het Je
volgende drie dagen voortdurend; en
daarna gingen Mr. Brill en zijn
vrouw de stad uit om een week te
gaan logecren bij een oom die buiten
woonde.
Ik heb nooit geweten, dat hij
een oom had, bromde Mr. Napper, als
of die omstandigheid een nieuwen
grief Brill vormde.
Ja, dien oom heeft hij altijd ge
had, zoo lichtte Mrs. Napper haar
echtgenoot in. Mrs. Brill heeft aan
Mrs. Jenkins alles over dien oom
verteld, en Mrs. Jenkins vei lelde het
aan Mrs. Kite, en Mrs. Kite weer aan
Mrs. Smith, die het mij vertelde. Die
oom schijnt in heel goeden doen te
zijn. Hij is vrijgezeL
Dan is hij zeker goed af, zei Mr.
Napper onga'.ant.
Maar wat wou je nog meer ver
tellen?
Wel, het is voor het eerst dat de
ze oom iets van zich hooren laat te
genover Brill. Je moet weten dat hij
altijd het idéé heeft gehad, dat Brill
verkwistend en te buitensporig was
en toen Brill trouwde, vond zijn oom
dut dit zeeir tegen hem pleitte.
En hij had gelijk, zei Nappér.
Ten minste in zooverre dat hij het hu
welijk als een buitensporigheid be
schouwde.
Intussoi-uen werd in de afwezigheid
van Mr. Brill-zijn tuintje bedekt met
een welig groen,, zoowel !ii dc bloem
perken als in de paden spreidde liet
mosterdzaad en de tuinkers zijn
blaadjes uit.
Dat ziet er wel aardig uit, grin
nikte iNapper. 't Zal mij verwonderen,
wat Brill er van zegt?
Een paar dagen later kwamen Mr.
en Mrs. Brill op Arcadia Terrace te
rug. Met hen verscheen hun oom die
oen paai- dagen zou blijven.
Altijd vol geestdrift over zijn tuin,
ging Mr. Brill al heel gauw na zijn
thuiskomst naar het plekje grond
achter zijn huis
Geen keurige, goed afgedoelde per
ken, met toere plantjes bezet, begroet
te het oog vol verwachting van Mr.
Brill. In plaats daarvan merkte .hij
met groote verbazing op, dat zijn tuin
als 't ware een wildernis was gewor
den, een dichte massa groen.
Sprakeloos van schrik wierp hij een
blik vol wantrouwen naar de achter
ramen van het huis van zijn buur
man.
Dc stem van den oom van Mr. Brill
was het eerste, wat de stilte verbrak.
Zoo, zoo, ik moet zeggen, dat ik
gedacht had, dat er een groote verza
meling bloemen in je tuin zou zijn,
merkte hij op. Sommige mensehen"
verspillen een hoop geld aan bloemen,-
Ja, ju, daar heb ik wel eens van
gehoord, stemde Mr. Brill toe.
Zij schijnen er niets beters mee
weten te doen, zei de praetische oom,
Ja, stemde Brilt langzaam toe.
Mosterdzaad en tuinkers is ook
een goed geneesmiddel, zeide oom
niet steeds grooter enthousiasme. Het
is goed voor het bloed en goed voor de
beurs.
Ja, stemde Brill weor toe.
Ik zeg je, dat ik werkelijk met je
ingenomen ben, neef. En je kan het
niet gezaaid hebben om het mij naar
den zin te maken ook. omdat je niet
wist, dat ik met je zou terugkomen.
Alle vormen ten spijt leunde Mr.
Napper inlussohen mei een gespannen
uitdrukking op het gelaat zoover mo
gelijk uit het venster om dit gesprek)
af te luisteren.
Luister eens, ik heb een plan!
riep de oom uit, terwijl hij zijn neef
vriendschappelijk op den rug klopte.
Hoe zou je er over denken om hier
vandaan te gaan.
Wat de buurt betreft zou het mij
niet kunnen schelen, zci Mr. Brill
met een blik op Napper. Maar ik zou
het graag willen met het oog op de
buren!
Dan zijn wij het eens, zei de oom.
Ik woon alken, zooals jo weet. Ik
kan op het dorp heel gemakkelijk een
goede betrekking voor je krijgen. Kl
is voor je belden genoeg ruimte in
mijn huisje. Ga met mij mee terug en
wij zullen het samen deelen. Er is
een mooie, groote tuin ook waarin
zooveel ruimte over is, dat het geen
zonde zijn kan daarin wat geld aan
bloenlzaad te verspillen, als men je
het zaad voor bloemen en groenten,
geeft. Wat zeg je daarvan?
Ik zeg, heel graag! zei Mr. Brill.
Goed! Laten Wij dat dan als af-
gesproken beschouwen. Ik heb lit
plan vroeger ook al eeus overwogen,
maar ik voelde mij niet zeker van
jou mijn jongen. Maar deze tuin
heeft ui ij nu getoond, dat jij van >'an
bent een nieuwe 'zijde in je le-
vensboek om ie slaan!
Dc familie Brill ging intusschen op
gewonden pratend weer in huis.
I-ang nadat zij verdwenen waren,
bleef Mr. Napper nog voor zijn ven
ster staan staren in de ruimte. Uit de
uitdrukking van zi'n gelaat zou men
kunnen opmaken, dat hij met den
loop der gebeurtenissen niet zoo nij'
zonder was ingenomen.
In het gebergte.
Vacantiekaarten, rondreisbiljeltert
verlokken tot reizen. De mensch
wordt habitué waar hij vroeger
nooit kwamzooals velen' in liet
Schwurzwald, die heerlijke, boschrij-
ke bergstreek, waarvan men nooit er-
zadigd is.
Daar boven in het woud werd een
rijtuig zichtbaar, dat naar het dal af
daalde. liet knarsend geluid van de
rem, liet vroolijk knallen van de
zweep waren reeds van verre ver
neembaar. Het met twee witte paar
den bespannen voertuig, met een
grootcn rieten koffer naast den Koet
sier, naderde het Schwarzwald-stadjc,
waar de aankomst vail een nieuwen
zomergast van ouds een evenement
was. Er waren niet. velen, die zich
daar in het gebergte verloren an
dere gasten daarentegen keerden ie
der jaar weder. Het voortdurend
zwecpknallen van den koetsier ver
ried zulk een gast, en inderdaad wer
den, zoodra do wagen de eerste hui
zen bereikt had, eenige vensters ge-
opend en er werd gegroet en met zak
doeken gewuifd, want hij, die zijn in
tocht hield, was werkelijk een goede
bekende.
liana Lants was schilder; met zijn
Schwarzwakler schetsen had hij op de
tentoonstellingen furore gemaakt. Hij
kwam nu al vijf jaren in Albstadt, en
steeds kwam hij gaarne weder, liet
vorige jaar echter was het hem slecht
bekomen; Hans was ruiter, was met
zijn paard gestort en had 't een en
ander gebroken. Dit was voor do
brave ingezetenen een mooie gelegen
heid geweest om hun aanhankelijk
heid tc toonende ziekenkamer, waur