Ui
fS
c
JÉ
fp
1
f
1 if!
ifi
s
mi
5
tr
a
15
i
25
«31
n
88
35
81
11
45
g
B
Cf
ft
ft
men hom in gips gelegd had, \v
nooit zonder bezoekers geweest, zijn
vazen waren nooit vrij van meer of
minder ömaakvol gearrangeerde
bloemruikers. en zijn vrienden waren
niet in gebreke gebleven, door een
spelletje kaart hem den tijd te kor
ten.
-Maar nu was bij weder gezond, aan
lichaam en geest en de wijze, waarop
hij de begroetingen beantwoordde, be
wees genoegzaam hoe wel te uioede
hij zich gevoelde, weder in Albstadt
te zijn.
De koets hield, voor het „Kurhaus"
stil. De directeur Rossmann, wiens
wel aangelegd buikje huast den in
gang versperde, stond gereed om nem
te ontvangen eon levende reclame
voor de Kurhauskeuken.
Bonjour, llerr direktor, comment
vous portovico?
Een krachtige handslag klonk en
beiden' verdwenen in de deur, die
naar de eetzaal voerde.
Don volgenden dag wist een ieder,
dat Hans zijn intocht gehouden had.
Eerst werd het verschuldigd bezoek
aan de notabelen gebracht; bij oen
opperhoutvester, den dominc, den
dokter overal hartelijk welkom
Ook bij den politiedienaar, met wien
li ij op een goeden voet verkeerde;
men moet bij politie en justitie in 't
gevlei zien te komen. De opperhout
vester was nog altijd niet gehuwd
integendoel, als jonggezel gevoelde
hij zich heel gelukkig en tevreden.
Als menigeen in Albstadt was hij be
slist weer jonger geworden hoe
oud hij in werkelijkheid was, worde
niet verraden. Zijn collectie van aller
lei fraaie rariteiten en reminiscen
tie» was wederom vermeerderdop
nieuw mocht de reusachtige herlekop
mei het prachtig gewei zich in de be
langstelling van den schilder ver
heugen. Uit de vensters van de hout
vesterswoning, over den tuin heen,
had men het heerlijkste uitzicht.
Groene velden» waardoor zilvei'hel-
der water zich kronkelde; een molen
in het dal, verderop schoon aange
legde villa's niet hemelkooge torens
en tinnen, eu daarachter bosch, don
ker bosch zonder einde.
Wel drukte de jager, bij hun gezel
lige uitstapjes in het woud, zijn
vriend nu en dan een geweer in de
hand, maar zelden had deze iets noe
menswaard geschoten. Hij had den
houtvester er wel eens van verdacht
dat de buks met los kruit geladen
was. omdat hij de schilder dank
zTi den vurigen landwïjn. wel eens wat
„zwaar geladen" was; vandaar net
gering resultaat. Maar dit deed min
der ter zakede hoofdzaak toch was
liet gezelig onderhoud. Een verhef
fend gevoel, in het bewustzijn van vol
komen vrijheid door veld eu bosch te
dwalen, eens uit te rusten van den
inspannenden.arbeid in de groote stad
en krachten te verzamelen om dien te
hervatten— het deed hem zoo goed
En vergenoegd lachte de politiedie
naar, toen zijn boezemvriend en beta
ler van zoo menige „schoppe" opeens
voor hein stond. Hans kwam juist bij
tijds; want or stonden onderscheide
ne bruiloften boven in het gebergte
op 't progruinma, en dan was er geen
betere raadsman en vriend dan „liet
oog der wet", in wiens gezelschap men
veilig was voor een pak slaag. Slecht
waren de boeren niet; rnaar de goede
wijn er. de verliefdheid waren oor
zaak dat men alsdan oo zijn tellen
moest passen en hij behoefde slechts
aan Burbelc een paar jaar geleden te
denken, die hij zoo onvoorzichtig v as
geweest, het hof te maken. Barbete
was ongelukkig al verloofd geweest,
hetgeen hij over "t hoofd gezien had;
den volgenden dag waren een blauw
oog en een krachtig opgezwollen
wang een souvenir aan die liefdes
historie geweest, doch dit had' hem
niet met wrok vervuld, want 't was
zijn eigeti schuld geweest. Bij nader
inzien was het. nog goed afgeloopen
in Frankrijk had men hem, netjes in
de vormen, uitgedaagd; in Italië,
minder in de vormen, een dolk tus-
schen de ribben gestoken. Een vuist
slag is minder gevaarlijk iets loopt
men er in den regel bij op
De schitterendste ontvangst vond
libij ziin oude vriendin Kubelhij
moest plan is nemen op den houten
stoel niet hoogen rug, en dan begon
zij ie vertellen, wat ze gedurende zijn
afwezigheid al zoo beleefd had I De
oude vrouw wist, als weleer, echte
Scliwarzv.aid-vertellingen, die iemand
over de verdorvenheid der wereld de
haren te berge deden rijzen. En dan
de goede oude wijn, die de trouwe ziel
hein voorzette, de 'Zwitsersche kaas
en liet lekkere ool'l alles moest hij
proeven, hoewel 't niet te best bij me
kaar kwam. Hans bezocht zijn
vriendin met het zilvergrijze haar
tolken jarj!het was nog ai geen ver
fijnde boosheid, waarvan zij hoofd
schuddend verhaalde en, zoo dacht hij
dan, er zijn nóg slechter menschen in
de wereld
Den avond bracht men meestal
door in den „Waldhoorn", bi gemoe
delijk lokaal met goede bediening en
aiïet minder goed Pilsener. Marie, het
dochtertje van den herbergier, be
diende; blauwuogig en blondiokkïg,
een aardige deern. Alleen niet de cou
ranten verkeerde zij op gespannen
voet. want die kon zij maar niet uit
elkaar houden.
Op een moolen morgen dwaalde
flans plan- en doelloos door Albstadls
straten. De nog al niet dure artikelen
in de kleine winkels waren spoedig
gemonsterd het plakkaat aan den ou
den lindeboom behelzende „gevonden
voorwerpen en de komst van een de
clamator uit Gera, was gauw gelezen
en een op de markt verrezen caruus-
te! kon niet Jung hem boeien. Atzoo
naar liet Kurhaus om de courant ie
Huns zii en leest; niets stoort hom
in zijn rust. In de zaal daarnaast
hoort luj c<!ij klavier en ecu lieve vrou
wenstem begint te zingen „Das Ifaidc-
grab", zijn lievelingslied. Hoe ejgo i-
aardig doet het hem aan. Hij moet
toch eens zien. wat voor "11 nienscheii-
kind daar zoo allerliefst zingt Snel
nog een sigarette aangestoken c-n
naar de andere zaal.
Boven op het podium zit een jong
meisje in wil zomerkleed; welige
zwarte lokken vallen langs haar
schouder? neer. De zon, die haar s'ra-
len door het venster werpt, belicht
een fijnbesneden gezichtje»; nu wel
niet schoon, maar zeer interessant.
De oogen kan hij niet zien dio zijn
op het muziekblad gevestigd.
Het lied is ten einde Hans kon niet
nalaten, te applaudissecrcn. Een
paar groote, vragende oogen oo
gen, zooals hij nog nooit aanschouw
de, zien hern aanwerpen tevens een
blik op zijn sigarette en den opdwar-
relenden rook. Even hoest zij. Hans
verstaat dien wenk; ontstemd werpt
hij de sigarette weg. Zij dankt hem,
met een nauw merkbaar hoofdknikje
of verbeeldt hij zich dat maar; De
hoofdzaak is: zij zingt voort en wel:
„Kommt ein schlanker Bursch gegan-
gen".
Zou dat soms gemunt zijn op hènr?
Hij is toch ook slank en voorwaar zoo
leelijk niet. Zijn ijdelheicl ontwaakt
ditmaal klapt hij niet in de han
den. Stilte wederom in cle zaaldan
wordt aangeheven het „Zauberlied".
Waar lieeft hij dat refrein meer ge
hoord Het is inmiddels voller in de
zaal gewordenhij merkt niets meer
op ziet zijn goede kennissen zelfs over
't hoofd; het is hem, als droomt hij.
Des avonds vcreenigt men zich bui
ten. in het groenHans is met den
houtvester aan een tafeltje gezeten,
llij verhaalt hem juist zijne ontmoe
ting dien morgen en beiden neuriën
de melodie, die hen bijgebleven is...
Nieuwe gasten komen en onder hen,
o zaligheid, zijné onbekende zange
res. Alles voegt zich bijeen er komt
dra plaats telt or t. Een oud, respecta
bel heer stelt voor. Wat heeft hij ge
zegd „Mevrouw en juffrouw Alsen
uit Karlsruhe". Het gesprek was dra
algemeen, llans begon over het ge
zang van dien morgen en dankte voor
het genot. Moeder en opperhoutvester
hadden het over wildbraad en giftige
paddenstoelen. Roosje Alsen klaagde
over verveling en sloeg een kleine
réunie voor. Ja. dansen, dat was je
ware Dat vond bijval.
Den volgenden morgen prijkte aan
den lindeboom het plakkaat „Bal met
cotillon en allerei komische inter
mezzo's; 's avonds 81/2 uur in het
Kurhaus". Nu was het haast-je rep-
je Eerst muziek telegrapheeren
dan de surprises voor den cotillon in-
koopen.
Gotillon-verrassingen 1 Jawel, waar
die in het kleine Schwarzwaidnest
te krijgen Zulke luxe was hier on
bekend. Dan 't maar zelf vervaardigd 1
En dien avond slaagde alles boven
verwachting. De zaal was overvol met
een dankbaar publiek; de „kapel",
uit één onvervaard pianist bestaan
de, deed haar best.
Het meest dansten natuurlijk Hans
en Roosje onophoudelijk vlogen ze
door de zaaJ. Zij was ook zoo licht
als een veder zoo heelemaal niels
had men aan den arm. De cotillon
met zijn aardige surprises was zelfs
schitterendin Albstadt „nooit ver
toond". Eerst laat in den nacht
scheidde men met het bewustzijn, dat
men zich kostelijk geamuseerd had.
Den volgenden dag regende net;
verfrisschend, maar overdadig. Van
buitenpartijen dus geen sprake; ge
lukkig had dominé een wcldadig-
heidsvoorstelling voor de armen op 't
getouw gezet. Het programma was
snel ineengezet; vari alle? en nog wat.
Angst voor het „voetlicht" was ge
noegzaam aanwezig; langzamerhand
werd het beter. Een „Frau Direktor"
uit Mairiz zong, een „Frau Doktor"
speelde de onvermijdelijke Ballade
van Chopineen humoristische voor
dracht van Hans Lants ontbrak niet
en Roosje zong wonderschoon von
den de heeren de damc-s waren meer
critisch aangelegd. Hot leest slaagde
hoven verwachting, ook financieel,
en allen, die iets hadden ten beste
gegeven, waren don dag daarna door
den predikant in de pastorie genoo-
digd. Zoo'n pastorie in liet Schwarz-
wald is altijd bijzonder aantrekke
lijk voor grootsteedsehe menschen.
Eerst was het begroeting in den
tuinbewondering van groenten-
teelt, zonnebloemen', rabarberplant en
kleine spelende katjes; eerst daarpa
werden de genoodigden toegelaten in
de veranda en men ledigde den „wel-
dadigheidsliowl" in de aangenaamste
stemming. Die drank was niet kwaad;
Hans vond hem wat zoet anders
was er nog suiker voorhanden. De
lieve dochter des huizes, met een wit
boezelaar voor, schonk inhare
vriendin -bood de chocoladekoe);jes
aan. liet was alles lief, maar mier
zoet Hans rookte liever de liem aan
geboden sigaarslechts ééne.
Na een kleine wandeling bij zons
ondergang scheidde hel gezelschap,
ofn zich bij een bende koorddansers
en hun koene producties te hereeni-
gen.
De markt was door walmende fak
kels .verlichteen kring is gevormd
door een gapende menschenmenigte
met meer of minder intelligente ge-
laats-uitdrukklng. inderdaad, het ge
heel loonde de moeite van een vluch
tige schets, om later het tooneeltje
op doek te vereeuwigen.
Sinds bal eu concert, waren lïnns
en Roosje steeds samen gezien en ver
trouwelijker geworden. En Hans be
gon zich een ander mensch te gevoe
len en haalde zich illusiên in 't hoofd
e» werd steeds voorkomender, vriend-
schappelijkcrverliefder.
Zekeren middag ontmoetten ze el
kaar „toevallig" ni het bosch. Wal
scheelde haar toch; in de laatste da
gen was zij zoo verstrooid, zoo wei
nig spraakzaam, in gepeins verzon
ken, en droomverloren blikten de lie-
oogen in het verschiet. Zou zij
ook hém mogen lijden wellicht...
Ja. inderdaad beminde Roosje, met
al het heilig vuur van een maagdelijk
gemoedmaar ongelukkig niet hém.
Wel een ander, die verre va» haar
was en dien zij liever nog bij zich
hailde gehad. Armé flans
Titans, nu zij eenmaal hekend had,
dat zij „beminde", wilde zij hem ook
alles zeggen en om raad vragen want
zij stelde .vertrouwen in hem, cu
daarom zocht ze zijn gezelschap.
Een bitterzoet glimlachje drukte
zijn erkentelijkheid voor deze be
voorrechting uit.
En nu biechtte zij hem al de verbor
genheden van haar kleinen liefdes
roman op. Met hart en ziel was zij
kunsten a ressc en haar innigste
wensch was, zich aan de kunst te wij
den ten anderen had zij haren „Iimi-
le" veel te lief, en kon niet zonder
hem leven. Nu wist zij niet meer, wat
te doen, want de tiran verlangde, dat
zij, eenmaal met hern gehuwd, voor
goed „die dwaasheden" zich uit 't
hoofd stellen zou.
Hans kon zijne ooren niet geloovcn.
Zijne bezinning was hij kwijt. De
boschbeziénstruik, waarvan zij bei
den rijp en onrijp dooreen gesnoept
hadden; het geheels woud. veld, beek
en weide, alles begon om hem heen
te draaien. x\ls wezenloos had hij
Roósje's relaas aangehoord. Ilij sta
melde iels van de plichten der vrouw
als eclitgenoote. slotterdemog wat van
liefhebbend echtgenoot en blijde kin
derschaar, en raadde haar aan. stel
lig „haren Emlle" te huwen en geluk
kig te maken.
Ze waren zoo ongemerkt bij het
Kurhaus gekomen; een reden voor
hem, om afscheid te nemen. En Roos
je reikte, liem weder de kleine blanke
hand, alsof er niets gebeurd was.
Twee dagen later reisde Roosje mot
haar moeder plotseling af; men had
de verandering, die met Hans had
plaats gehad, wel opgemerktallee»
de moeder had haar aan de juiste
oorzaak toegeschreven.
Toen hij het rijtuig uit het
gezicht verloren had, stond Hans daar
alleen, met tranen in de oogenmet
den zakdoek in de hand en met hel
voor Roosje bestemde bouquet, dat
hij in de verstrooidheid en ontroering
van het oogenblik verzuimd had, haar
te overhandigen. Het was of hij in de
aarde zou verzinken.
Meer vreemdelingen reisden lang
zamerhand af; het weder werd slech
ter ook het eten de „Waldhoorn"
was gaandeweg minder druk bezocht
en dan miste hij Roosje hier en daar
en overal. Iedere boom en struik, ie
dere bank waarop zij samen gezeten
en gezellig gekeuveld hadden, het r.u
door niemand bespeelde klavier al
les herinnerde Item aan Roosje.
Ook liij besloot tol de afreis. Ja,
als dat kofferbakken er maar niet
was; dat gaat steeds gepaard met
weemoedige herinneringen 1
De betrekkelijk hooge rekening
wordt betaaldmot fooic-n is hij -liet
karig die onderhouden de vriend
schap. Nog eens naar den „Wald
hoorn" voor een laatsten dronk.
Het rijtuig met de schimmels staat
weder gereed; men moet nu eenmaal
scheiden. Marie heeft geweend; alle
goede vrienden zijn aanwezig; harte
lijke woorden, handdrukken, en dan
weêr weg I
Boven op den berg een laatston blik
geworpen in het dal.
Vaarwel danbij leven en wel
zijn kom ik '1 volgend jaar terug I
Lief en leed, weemoedige lieriu ne
ringen ook in 't gebergte, ook onder
het donkergroen bladerendak
De Landlooper.
Wij bevinden ons in de rechtzaal
te Vülefranchc, een kleine Fransclie
stad. In de verslikkende hitte, die in
deze zaal heersclite,. verliepen de ver
handelingen langzaam en drukkend.
Een loodzware afmatting had de
rechters bevangen, die zich het zweet
van het voorhoofd wischten; zoome
de den griffier, die werktuigelijk in
zijn papieren bladerde. In de zaal be-
ouden zich ternauwernood een do
zijn toehoorders; meerendeels lui, die
niets anders te doen hadden.
De president Bouchard liad vier of
vijf zaken afgedaan. Langzaam liet
•hij den blik over de bank der beschul
digden gaan, toen de ambtenaar van
het Openhaar Ministerie langzaam
oprees en met slaperige stem iriep:
Antoine Jean.
Een rijzige, magere gestalie, niet
tegenstaande de hitte gehuld in een
soort boernoe van 'n verdacht geel
achtige kleur, stond op en plaatste
kalm zioh tegenover den president dei-
Rechtbank.
Van den bijkans haarloozen schedel
van dien man hing eenig lang grijs
haar af en een verwarde grijze baard
bedekte de kin. De ingevallen trekken
getuigden van nood, van gebrek en
honger; de neus was lang, breed en
beweeglijk; de oogen, die blauw wa
ren en een onverklaarbaar onschuldi
ge uitdrukking hadden, deden onwil
lekeurig denken aan sterren, die in
een zee van tranen zwommen en wek
ten de gedachten op aan de oogen van
een kind of hier van een waan
zinnige.
- Uw naam? vroeg de president op
slaperigen toon.
Antoine Jean.
Beroep?
Rentenier.
Hoewel de president er aan gewoon
was, dat de beschuldigden soms zeel-
zonderlinge antwoorden gaven, wierp
hij toch een verwonderden Mik op
den vagabond en op bedaarden toon
sprak hij:
Verlies niet de achting uit het
oog, die gij aan de Rechtbank ver
schuldigd zijt.
De man glimlachte en antwoordde
niet., doch met zijn blauwe oogen
staarde hij den president aan, als
vond 'uij er welbehagen in, de rollen
oiu ie wisselen.
Gij zijt al meermalen gestraft ge
worden, Antoine Jean, vervolgde Bou
chard, terwijl hij de processtukken in
zag. Ik zie hier, dat gij
Dat behoeft u «lij niet te vertel
len, mijnheer de president: ik weet
het even goed als u.
Gij zijt, ging de president voort,
thans hier als landlooper aangehou
den. Hebt ge iets tot uw verdediging
an te voeren, Antoine Jean?
Niels voor u, meneer de presi
dent, antwoordde de vagebond op kal-
men toon; maar u, mijn ouden vriend
Bouchard, wil ik alles zeggen.
oor welk wonder konden zoo een-
vot:>ii"i- woorden, op bijna fluisteren
den to o ii uitgesproken, menschen op
wekken, wier slaperigheid nauw door
een geweersalvo zou zijn geweken?
Dat is' moeilijk te zeggen. Maar ze
ker is het, dat deze weinige woorden
van den vagebond plotseling leven en
beweging in de zaal deden ontstaan.
De beide rechters hadden zich opge
richt met eene uitdrukking van ont-
1 stollenis in hunne oogen, dié nog
loom van den slaap waren; de open
bare aanklager bewoog zich ongedu
rig op zijn zetel, gereed om de blik
semschichten van zijn toorn naar
den beschuldigde te slingeren. De
gerechtsdienaren riepen met luide
stem: Stilte! hoewel niemand luid
spraik, en do gendarmes maakten
werktuigelijk zich gereed om den ge
vangene de handboeien aan te leggen;
er ontstond een levendige beweging
onder de toehoorders, wier aantal
door een merkwaardig wonder eens
klaps verdubbeld scheen,.
Do president, die spoedig van zijn
eerste verrassing bekomen was,
wendde zich reeds tot don ambtenaar
van het Openbaar Ministerie, toen de
vagebond opnieuw met luide, een
weinig ironische, maar toch wel
haast smartelijke stem uitriep:
Bouchard, Bouchard, "denk aan
Rabelais!
Nu was het met de spanning ge
daan. Men had blijkbaar te doen met
eon ongelukkigen krankzinnige, dien
do gestrengheid der wet niet kon
treffen; dit was zonder twijfel de
meening van den president, want de
uitdrukking van toorn op zijn gelaal
weak geheel. Opnieuw -wierp hij
vluchtig een Mik op den man, die
voortdurend hem bleef aanzien en hij
sprak nu op vriendeüjken toon:
Ga zitten.
Na een korle beraadslaging met de
beide andere rechters sprak hij tot
algemeene verwondering:
Twee maanden gevangenisstraf.
Laat den volgende voor komen.
Na afloop van de gerechtszitting
echter begaf de president Bouchard
zich naar de gevangenis, die aan de
binnenplaats der gendarmerie-kazer
ne gelegen was.
De bewaarder, die met een pijp in
don mond voor de deur sLónd en wat
frissche lucht schepte, was niet wei
nig verwonderd, toen hij deh rechter
lijken ambtenaar naaa- zich toe zag
komen. ITij nam eei-biedig de pijp
uit den mond, daarna het oude flu-
weelen kalotje van het hoofd en
waohtte nu in militaire houding, tot
de president hem zon aanspreken.
Perrin, zei Bouchard, je hebt
onder je gevangenen een persoon,
Antoine Jean genaamd.
Ja, mijnheer de president.
Ik wenschte liem te spreken.
Dat is gauw gedaan, als mijnheer
de president de goedheid wil hebben,
mij te volgen.
Neen, ik wensch, dat deze man
bij mij tehuis gebracht wordt. Wees
zoo goed en breng hem om vijf uur
bij mij.
Perrin boog; tamelijk verrast, over
deze afwijking van gewoonten, die
tot dusverre regel waren.
Om vijf uur liep de heer Bouchard
in zenuwachtig onrustige - stemming
zijne kamer o\p en neer. Men hoorde
een verward gedruisch in de voorka
mer, een fluisteren van stemmen:
daarna trad de bewaarde# met den
gevangene binnen.
Nadat de beambte op een wenk
van den president zioh weder verwij
derd had, sloot deze de deur en trok
er een zware portière voor. Daarop
wendde hij zich snel om, trad op don
vagebond toe, reikte hem beide han
den en zei met tranen in de oogen:
Ben jij het werkelijk, mijn oude
Chabert, mijn arme Rabelais?
Je kent mij dus eindelijk weer,
antwoordde de gevangene bedaard,
zonder de oogen voor den kommervol
len blik van den president neer te
slaan. Ja, ik iben het; ik Chabert, je
oudé schoolkameraad, die maar even
zijn grooten klassieken neus op te
trekken had, om de geheele klasse
aan hot lachen te maken.
Maar mijn arme vriend, hoe is 't
gekomen, dat jij
Hot is al even zoo natuurlijk- in
zijn werk gegaan, dat ik vagebond
geworden ben als gij president van
de Rechtbank.
De heer des huizes stond plotseling
op, sloeg zich voor het hoofd en riep
uit:
Maar ik vergeet heelemaal je
hebt misschien honger en
Dank jel zei Chabert, ik word in
do gevangenis voldoende verpleegd en
heb geen behoefte.
En te bedenken, dat ik genood
zaakt was, jou te vevoordeden! ging
Bouchard voort, terwijl hij weder
plaats nam. Nu herken ik je weder
jou. dien je eigen vader bezwaarlijk
zóó herkennen zou, als hij nog leefde.
Niet waar, je hebt hem verloren, en
je moeder ook? Anders zou het niet
zoo ver met je zijn gekomen.
Ja, mijn vriend, klonk het nu
ernstig, ik heb ze verloren en er ho
staal niemand, die over mij behoeft
te blozen; niet eens mijn. vrouw, die
nimmer zal vernemen wat er van mij
geworden is.
Je vrouw? .Ta, 't is waar; het was
de laatste vriendschapsgroet, dien ik
van je ontving, toen je mij in een
brief ik herinner me nog, in welke
geestdriftige bewoordingen je hu
welijk met mademoiselle Lucie me
dedeelde, die toen een der sterren
van het tooneel wast
De president zag Chabert goed in
de oogen en fluisterde op droevigen
toon:
Cherchez la femme, niet waar?
Natuurlijk, gaf de landlooper
ton antwoord, wanneer een man zoo
diep valt als ik, zoo geschiedde het,
omdat hij steunde op den arm eener
vrouw en omdat die arm .plotseling
hem (begaf.
Bouohard dacht aanvankelijk er
niet aan, hem uit te fliooren, daar hij
vreesde zaken te zullen vernemen, die
hij liever maar niet weten wou. Doch
de ongelukkige bleek voornemens, zelf
alles te bekennen, eu als voormalig
vriend moest hij hem dus wel aan-
hooren.
Een huwelijk uit liefde en zonder
geld, daar komt men in den regel niet
ver jnee; de tijden van liefde in een
hutje zijn voorbij! ging Chabert voort.
Ik aanbad mijne vrouw, maar ik ver
mocht haar slechts een zeer weinig
schitterend bestaan aan te bieden,
toen zij afscheid genomen had van
liet tooneel. Dit had voor haar noch
tans geen reden mogen zijn om mij
te bedriegen. Er zijn menschen die
zich het leven benomen, wanneer zoo
iets geschiedt; anderen geven zioh
over aan dronkenschap; weer ande
ren zoeken vergetelheid in den ar
beid. Ik daarentegen leed minder,
want ik verloor het verstand.
Op zekeren dag verliet Ik de wo
ning, waar ik drie jaren Jang zoo
trctsch eu gelukkig geleefd had, en
zonder iets met mij te nemen, zonder
verder naar iets om te zien, ging ik
mijn weg. Den eersten den ^besten
landweg sloeg ik in; 'k volgde voetpa
den, in regen en zonneschijn, zonder
te zien, zonder 1e denken, en eerst laat
in den avond bleef ik slaan, toen de
doodmoede beenen mij niet verder
konden dra gen. Des morgens ontwaak
te ik in een herborg, waar Ik den vo
rige» avond aangeklopt had, zonder
een stuiver in mijn zak; de man gaf
mij 'n stuk brood en wenschte me een
goede reis.
Waar was ret? I kweet het niet meer
misschien heb ik 't nooit geweten.
Later heb ik velo mijlen afgelegd. Mijn
hoed was kaal en mijne afgesleten
kleeren wekten vermoedelijk verden
king op. daar twee gendarmes, die
voorbijkwamen en mij aan den rand
van een sloot zagen zitten, naar mij
toekwamen en mijn papieren verlang
den te zien. Mijn papieren? Dit verlan
gen kwam mij zoo comisch voor, dat
ik hen in 't aangezicht uitlachte.
Zij schenen behagen in mijn ge
zelschap te vinden.want zij namen mij
tusschen hun paarden in en escor
teerden op deze wijze mij naar cle na
burige stad. Den volgenden dag werd
Antoine .Tean in een helder oogen
blik was ik op het denkbeeld gekomen,
mijn waren naam te verzwijgen ver
oordeeld tot een maand gevangenis
straf
Wat zal ik je zeggen? Die maand
deed in mij een algeheele verandering
ontstaan. In de stille afzondering
keerde het verstand terug en ik begon
na te denken. En woel je, waaraan ik
dacht? Aan het verraad mijner vrouw?
Neen,aan het geluk dat eerst mijn deel
geweest was: de herinnering aan mijn
vertwijfeling was uitgewiecht dit
had ik te danken aan de weldadige
eenzaamheid van het gevangenïsle-
ven.
Toen die maand om was, nam ik
mijn stok en bedelzak wee rap;- want
ik liad nu een stok en een Bedelzak,
evenals iedere ordentelijke landlooper,
en ik vervolgde mijn zwerftochten
door het land. Zoodra ik onderweg
het klein bedrag verteerd had, dat ik
door mijn arbeid in de gevangenis had
verdiend, zette ik mij aan den grooten
weg neer op den eersten steen dien ik
aantref, en wachtte gemoedelijk tot
er weer een paar gendarmes voorbij
kwamen. Aan den weg zitten,wanneer
men niet in onberispelijk toilet dit
doet, is klaarblijkelijk eon misdaad; ik
werd dan ook naar de n a as tb ij ge! ego n
stad overgebracht en wederom veroor
deeld tot eenige maanden gevangenis.
Telkens weder opnieuw zoo aan den
weg te zitten is blijkbaar een verzwa
rende omstandigheid. Op deze wijze
heb ik tien jaren noodig gehad om
hierheen 1e komen, waar ik je aantrof
en ever twee maanden reis ik weer
verder.
Chabert had dit alles verteld zonder
gramstorigheid of verbittering; op
rustige, baast eentonige wijze alsof
't vanzelf sprak.
Thans zweeg hij.
Dc president zag hem langdurig
aan, drukte hem de hand en sprak:
Mijn beste Chabert, ik wil je
redden.
De landlooper zag hem verbaasd
aan.
Mij redden, en waartoe?
Ter wille van je zelve en zoo noo
dig tegen je eigen wil, wanneer dit
noodig moest zijn, antwoordde de
rechter op weiwillenden,maar toch be
slisten toon.
Dus het levon weder van voren af
beginnen? Neen, dat nooit! riep de
vagebond uit, terwijl hij opstond.
Daarop greep hij de hand van den
president:
Mijn waarde Bouchard.ge zijt een
goed mensch en ge houdt van mij;
rnaar mijn ergsten vijand zou niet an
ders kunnen spreken, dan gij gedaan
hebt. Kijk me niet zoo aan en denk
niet dat ge met. een armen waanzin
nige te doen hebt, dien men verplegen,
maar niet straffen moet. Ik spreek
met u kalm en bedaard en zeg" u: de
gevangenis is mijn toevluchtsoord; al
leen daar kan ik onbezorgd leven en
aan het verleden denken zonder mij
om de toekomst te bekommeren. En
dezen droom wilt ge mij nu ontnemen;
voor altijd vernietigen voor mij! Maar
ziet ge dan niet.dat mijn lichaam niets
moer is dan een stoffelijk overschot,
waaruit de ziel gevloden is? Wat doet
het er toe, of dit lichaam voor het Ge
recht staat, of het veroordeeld, veracht
en gehoond wordt? Neen, mijn vriend,
roep den gevangenbewaarder, die mij
hierheen gebracht hoeft, en laat hem
mij weder in den kerker brengen.
Neen, riep de president bijkans
heftig uit; ik wil iets voor je doen.
Do vagebond stond weder op, trok
de wenkbrauwen samen en sprak op
n ad nikkel ijken toon:
Mijnheer de president, laat mij
weder naar de gevangenis brengen:
ik eisch dit.
Eu toen de ambtenaar met een
smartelijken blik hem aanzag, liet hij
er meer vriendelijk op volgen: Re
smeek het u!
- Zooais ge dan wilt, antwoordde
Bouchard smartelijk aangedaan,
maar laat ons tenminste als oude
vrienden afscheid van elkaar nemen.
De rechter en de gevangene gaven
elkander hartelijk de hand tren
trok Chabert de zijno terug en sprak:
En nu, heer president, doe uw
plicht.
Zijn gelaat was kalm, zijn houding
bescheiden.
De president zag langdurig hem aan
zonder een woord te spreken, alsof hij
in dien blik een laatst vaarwel wilde
leggen.
Toen hij nu voelde dat zijne oogen
niet meer vochtig waren, trad de
vriend voor den magistraat terug; hij
nam weder aan zijn schrijftafel plaats,
drukte op den schelknop en den ge
vangenbewaarder. die dadelijk bin
nentrad. gelastte hij op korten, beve
lenden toon:
Voer den gevangene weg!
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den lieer J. Meijer, Kruisstraat 34, alhier.
Probleem No. 402
van T. C. N.
(Ie publicatie).
m
m
m
m
m
m.
m
-
M
-
Wit
Zwart 8 schijven op: 2, 4, 6. 9, 10, 13, 29, 36 en 2 dammen op 8 en 30,-
Wit 12 schijven op: li, 22, 26, 28, 37, 39, 42, 43, 44, 47. 49 en 50.
Probleem No. 463
van T. C. N.
(Ie publicatie).
Zwart
U
m\
'I.,:.
1 1§
f
té
mC:
vj;
A
V/
-
éSi
Zwart 13 schijven op: 2, 4, 5. 7. 8, 9, 15, 16, 18, 19, 29, 35 en 36.
Wit 12 schijven op: 17, 20, 21, 27, 37, 38, 39, 46, 47, 48, 49 en 50.
Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan
genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 27 Mei as.