SQC
V
V
-
naar het huis van den dokier zou te-
rugkoeren. er was zooveel tijd verloo-
pen. En hij- had nu nog niet eens
medicijnen voor haar.
Vlak voor hern was juist een pu
bliek telefoonstation en hij vroeg op
zenuwachligen toon naar het num
mer van den dokter. Maar de dokter
was uit, zei men, en zou niet v
laat in den avond terugkomen.
Eindelijk thuisgekomen, maakte hij
met bevende vingers de deur open.
Is u dat, Mr. Petersham De
buurvrouw riep dat van liet boven-
portaal. Ilij gaf een onduidelijk ant
woord.
Wij begrepen niet, waar u bleef.
Heeft u een ongeluk gehad'? Och,
wal een schrik, üe dokter is hier ge
weest, en uw zuster
Ja, ja
Zij ligt in bed, is bijna weer ge
bed beter en vraagt naar u.
Met een zucht vol dankbaarheid,
snelde hij toe. Gladys kwam overeind
toen zij hem zag.
O, ik ben zoo ongerust geweest,
ik was zoo angstig, omdat je zoo lang
wegbleef. Dr. Quex is zelf hier ge
weest met mijn medicijnen, George.
Het fleschje dat jij vondt
I-I ij' stamelde een verhaal van zijn
avontuur.
Maar het was het verkeerde
fleschje, dat jij nam. Dat was voor
een andere patiënt, George. Het was
nieis anders dan een zenuwstillend
middel voor iemand heel onbe
langrijk Dr. Quex maakte zelf dat
voor inij klaar.
Ilij bleef haar nog altijd niet vol
komen begrijpend, met groote oogen
aanstaren.
En, George, de dokter zegt dat
er niets is waarom ik mij ernstig on
gerust behoef te make.n, hij' heeft mij
nu beloofd dat hij mij in enkele we
ken genezen zal, als ik tenminste
voorzichtig ben. Vindt je ook niet
dat hij dat wel wat eerder had kun
nen zeggen Ik bedoel, ik ik be
greep hem verkeerd. Ik voelde mij
heel ziek, moet je weten, en dat is de
reden, waarom ik Walter het ant
woord niet kon geven, dat hij van
mij wenschte, ofschoon ik er voort
durend naar verlangd heb „ja" te
gen hem te kunnen zeggen.
Dan zul je dus gaarne beter wor
den en met hem trouwen
Als hij dat nog altijd wenscht
misschien zou je hem daarover kun
nen polsen
O, daar zal ik wel voor zorgen,
Gladys Ik zal spoedig alles uitleg
gen.
Neen je mag er geen woord
van zeggen tot ik het toesta. Beloof
dat
Hij aarzelde, vol spijt.
Begrijp je dan niet, dat als hij
nu weer terugkomt, nadat ik hem
tweemaal heb afgewezen, dat daar
mee bewezen zal worden
Ik vind, dat hij het al lang be
wezen heeft, viel haar broeder haar
iu de rede, plotseling glimlachend,
terwijl hij zich over haar heenboog.
Maar maak je niet ongerust. Alles zal
nu terecht komen.
Dat dat hoop ik.
Ilij ging naar het venster en keek
peinzend naar buiten. Er kwam een
denkbeeld bij hem op.
Hoor eens, morgenavond spreek
ik Lily. Zou je het niet aardig vinden
als ik haar eens bij je bracht?
Wacht liever tot ik weer op
ben. antwoordde zij, na even geaar
zeld te hebben. Op 't oogenblik is er
niet veel aardigs aan.
Den volgenden avond sprak hij met
Lily Compton over de slechte gezond
heid van zijn zuster. In zijn her
nieuwde hartelijkheid voor Gladys,
sprak hij met veel nadruk over haar
energie en vriendelijkheid. Het trof
hem een beeije onaangenaam, dat
Lily daan oor zoo weinig belangstel
ling toonde.
Natuurlijk zie je niets dan goeds
In liaar, maar ik mag haar nu een-
- maal niet graag lijden. Het is jam
mer, George, en ik vraag excuus
voor mijn slechten smaak, maar er
is niets aan te doen.
Stel eens dat zij niet met Walter
Strode trouwt. Zou je er dan iets te
gen hebben, dat zij bij ons komt in
wonen, Lily vroeg bij bijna smee-
kend.
Bij ons komen inwonen? Ik ver
zeker je dat ik er niet over zou den
ken 1
George Petersham trok haar arm
uit den zijne en wendde zich. van
haar af.
Zelfs al was zij nog niet gezond,
zonder een ander onderkomen dan bij
ons.
Dus daar heb je het hart op ge
zet? Ik vermoedde het wel. Heel
goed, danMiss Compton wendde
zich ongeduldig tot hem dan moet
je maar tusschen ons beiden kiezen
Zij wilde niet meer naar hem luis-
teren en toonde zich zeer gekwetst.
Ja. ik ben boos en daar heb ik
geen berouw van Giadys is meer
voor jou dan ik, dat is duidelijk Je
hadt mij nooit moeten vragen je
vrouw te worden Die vergissing is
echter gemakkelijk te herstellen
Zoo Ben je nu volkomen tevreden
Nu kun je naar huis gaan, naar je
kostbare zuster I
Dat ben ik van plan antwoord
de George Petersham op zachten
toon, terwijl hij haar den ring aan
zijn vinger keek.
Te moeten bekennen dat hij een
fout begaan had dat hij onverstan
dig had gekozen was hardmaar
heel spoedig moest hij zichzelf be
kennen, dat de bekoorlijkheid van
Lily Compton hem blind had ge
maakt voor haar waren aard.
Toen zij heel spoedig daarop ver
loofd was met een ander, hoorde hij
hei nieuws zonder leed aan.
Het huwelijk van zijn zuster is te
gen de volgende maand vastgesteld
en hij heeft beloofd om gebruik te
maken van hun hartelijke invitatie
om iedereti avond, waarop hij vrij is,
bij hen te komen.
Tante.
Mijn tante heette Lotje.
Zij had geld. Geërfd heb ik niet
van haar, maar toch haar beweend.
Hoe oud tante Lotje geworden is,
weet ik niet: daarover sprak zij
nooit en jaren lang heeft ze er zóóveel
gesmokkeld, dat zij 't zelve niet meer
wistze was den tel kwijt geraakt.
Nemen we aan, dat zij naar schat
ting zeventig jaar oud geworden is.
Met de kippen ging zc naar bed, en
met het eerste hanengekraai stond zij
op. Nadat zij haar eerste kopje koffie
genoten had, werd de courant van
den vorigen dag van A tot Z aandach
tig gelezen.
Met niets had tante zooveel op. als
met het koffie-uurtje. Zeven vriendin
nen had zijbeurt om beurt ging men
bij elkaar koffiedrinken, 't Was een
soort dameskrans; breed opgevat.
Tante haatte spoorwagen en stoom
boot. Waarom Omdat zij het reizen
haatte. Hoe menigmaal zeide zo Le
gen mijn vrouw:
Mien, zei ze, als je op reis gaat,
loopt je huishouden in de warje
kinderen hebben geen moeder meer.
Ik ben nooit op reis gegaan en een
rechtgeaarde huisvrouw heeft wat be
ters te doen dan te reizen en te trek
ken.
Men ziet, dat tante iemand van den
ouden stempel was: geheel niet meer
passende in deze bij uitnemendheid
mobiele samenleving. En nu gebeur
de het, dat tante, die nooit de grens
der gemeente overschreden had, in
het rijtuig stapte en de stad verliet;
tot verbazing van maagschap en 7
vriendinnen.
Hoe dat kwam, en wat er vóór, tij
dens en na de reis heeft plaats ge
had. dit wil ik u verhalen.
Het geschiedde dan, dat tante be
gon te sukkelenhaar opgewektheid
verminderde en het kostte haar in
spanning, zich naar de lcoffiekrans te
begeven. Ik noopte haar, den dokter
eens te laten komen,
llaar lijfarts verscheen en sprak:
Laat mij uw pols eens voelen 1
Zedig bood zij hem haar pols aan.
Mij telde de polsslagen, met het
horloge'in de hand, stak het uurwerk
weer in zijn zak en zeide toen
niels.
Voor een zoo welbespraakte oude
juffrouw was dit in hooge mate on
rustbarend.
Lotje werd zoo wit ais een doek en
stotterend vroeg ze:
Dok—teris 't —ge—vaar—lijk?
Neen, sprak hij na eenig aarze
len, en u zal spoedig weer beter wor
den. als u mijn raad gelieft op te vol
gen.
Zeker, ik doe alles wat u zegt!
En zij zag al een likkepot en 'n liter-
flesch met 'n afschuwelijken drank;
innemen deed zij gaarne.
Goed, pak dan uw koffer. Lucht-
verandering is dringend noodig.
Relreizen? Dat nooit!
Hij haalde de schouders op. Als u
niet doet, wat ik zeg, dan sta ik voor
de gevolgen niet in.
En waarheen dan?
Hij noemde een kleine badplaats
aan zee, en zij sloeg de handen
een.
Dat is vreeselijk ver.
Met rijtuig gemakkelijk te berei
ken, tante, dus troostte ik haar; be
kend 'met haar afschuw voor bliksem-
trein en mailboot. En de arts nam we
der het woord:
Ik houd luchtverandering voor
do 1 voste medicijn; de plaats is gemak
kelijk per as te bereiken.
Zij wierp een dieptreurigen blik op
Minetbe en Jolli klemtoon op jóI
de steenoude katten, die in den
hoek van de sofa lagen en de wereld
verachtten. En daarop wierp zij
een niet minder aandoenlijken blik
op de bloemen aan het venster.
Het hoofd schuddend prevelde zij:
Van Minette en Jolli en de bloe
men scheiden ik kan het niet!
Juffrouw, sprak de arts, die hoed
en stok opnam, morgen kom ik nog
eens terug en uw besluit vernemen;
zooals gezegd, als u niet doet wat ik
u heb voorgeschreven, dan kan ik
voor de gevolgen niet inslaan!
Dat gaf een slapeloozen nacht.
Maar toen de dokter den volgenden
morgen verscheen, bleek zij te berus
ten in het onvermijdelijke. Doch hoe
melancholisch klonk haar ja! Geen
wonder, want dit besluit wierp 'haar
hecie levensphilosophie overhoop.
Zij, die het reizen haatte als oen
erfzonde, zij zou zich nu toch op reis
begeven. Minette en Jolli zouden in
haar reusachtige kalebas gestoken
worden; de bloemen zouden aan de
noede van mijn vrouw worden toever
trouwd, ofschoon tante een oogenblik
gedacht had aan een bloemen gaard
op de imperiaal van de vigelant.
Tienmaal in één uur werden die ar
me bloemen mijn vrouw op '1 hart ge
drukt. En telkens verzekerde tante
daarbij, dat zij nimmer lot zoo iets
ware ov ergegaan als haar leven ei'
niet ine© gemoeid was. Maar zoo
gauw ging het niet.
Dienzelfden avond klopte ik op tan
te Lotje's kamerdeur. Geen antwoord
een geheimzinnig fluisteren in het
vertrek. En wat ik aanschouwde, toen
ik binnentrad, was iels uit 'n ouden
roman.
Op de tafel een schemerachtig licht
en wat vuile kaarten; achter de ta
fel een oud wij.f, nog- smeriger dan de
kaarten. En daarbij was tante geze
ten, in geloovige afwachting. De
kaartlegster begon:
Wat wou uwes v 'en?
Ik wou drie vrag :i doen.
En dat benne?
Is het voor Minette en Jollitje be
ter dat ze 'bóer blijven?
Het orakel verkondde: Hier blij-
Iloe zal ik dat dragen! kreet tan
te Lotje. En waarom?
Het orakel haalde de schouders op.
Dat is ontzettend. Dan moeten ze
maar naar neef toe.
Ik had liefst het orakel bont en
blauw geslagen; men deed, alsof ik
er niet was. Als men thuis twee ben
gels van jongens heeft, zijn katten
overtollig.
Tante vatte weer moed en stelde de
tweede vraag:
Iloe moet ik de reis doen; met
de stoomtram of met 'n vigelant?
Antwoord,- 'n vies-jelanL
Goed. En wanneer moot Ik ver
trekken?
Ditmaal duurde het lang voordat
de vette kaarten bescheid gaven. Het
sluwe mensch, dat blijkbaar niet
voor de eerste maal geconsulteerd
word en de zwakke .zijde van ante
konde, wist daarvan gebruik fe ma
ken, door met harten lieer in de eene,
schoppen twee in de andere hand op
te springen en op plechligeu toon te
verkonden, dat over zeven dagen de
CocïM zou worden aanvaard.
Dit was tante Lot wonder naar don
zin; zeven dagen, zeven vriendinnen,
zeven koffiebachanalen. I-Jet orakel
kreeg een goede fooi, wierp een doek
am haar hoekige schouders en ver
dween.
Nu eerst wenj eenige notitie van
mij genomen; ik werd uitgenoodigd,
tegenover tante 'en de katten plaats
te nemen en wachtte op de dingen die
zouden komen. Eindelijk kwamen de
dingeu. Een verzegeld couvert werd
op tafel gelegd; tante wees driemaal
op 'liet couvert en begon op indruk-
wekkenden toon:
Beste Karei. Men weet nooit, wat
er gebeuren kan. Daar Ik voor gerui-
men tijd wegga, heb ik het wensebe-
lijk geacht, mijn laaisten wil aan je
toe te vertrouwen. Opdat je echter
geen illusies maakt, die op teleurstel
ling zouden uitloopen, beschouw ik
het als mijn plicht, je den inhoud van
mijn testament mee te doelen. Je zijl
een man, die voor zich en zijn gezin
'liet brood verdient. Je kinderen zijn
jongens, die eenmaal man zullen wor
den, voor zich en voor hun gezin, liet
brood zullen verdienen; ook zult ge
wel zorgen voor je vrouw, als die
eens alleen moest overblijven. Geld
hebt jelui dus niet noodig en daarom
bestem ik mijn klein vermogen liever
voor weldadige doeleinden; dit kan
iemand nooit anders dan ten goede
komen, liet zij er een weinig zalvend
op volgen.
Dat ik bij deze clausule 'n eigen
aardig gezicht trok, moge wij worden
vergeven.
De verdere dagen waren aan haar
zevengesternte gewijd: de Lieve vrien
dinnen.
Den avond vóór haar vertrek ver
scheen tante ten onzent en uit haar
hengselmand haalde zij Minette en
Jotllilje te voorschijn. Dat dit vadzig
tweetal ons werd toevertrouwd, werd
aangemerkt als een hooge onderschei
ding, en het meest afdoend bewijs van
'liare liefde voor mij. En nu kwamen
eenige wenken en levensrcgelenjwaar-
mede een vol uur gemoeid was. Noch
Minette; noch Jolli kon toch! verdra
gen; zij hadden behoefte aan zonne
warmte, de lieve dieren. Hum kussen
moest zacht zijn; vleesch was niet
goed voor hen, enz. enz. Ook voor de
'bloemen werden aanwijzingen ge
daan; het begieten moest na zonson
dergang gc-schieden. maar als men
aan kiespijn of rheumatiek lijdt, mag
men zich in geen geval met die taak
belasten; iets, wat wc nog niet wisten.
Nog meer van dien aard...
Dat ik de ons toevertrouwde pracht
exemplaren uit planten- eu dieren
rijk niet onmiddellijk door het ven
ster weer verwijderde, was alleen om
dat ik met den schijn op mij wilde
laden, als ware ik door 'het testament
danig bekoeld en alleen door snood
eigenbelang gedreven tot liefde en
eerbied voor tante Lotje die even
wel met haar naaste toekomst meer
bleek op te hebben dan met neef Ka
rei.
Het uur van vertrek was daar; de
hemel blauw, de lucht warm en zon
nig, het paard mak.
.De zeven vriendinnen verhoogden
de plechtigheid van den uittocht, door
aan weerszijden van het portier zich
op te stellen. Nu hield tante 'n laatst©
sbe inspectie over al hare colli's en
hoodcudoozem en pakjes, die met haar
'het voertuig vulden; van consterna
tie en weemoed kon ze gelukkig niet
spreken. Met moeite bracht zij nog
fe voorschijn,
—Beste Karei, druk den koetsier
nog eens op 't 'hart, dat hij niet te
woest rijdt ach, als ik eens 'n arm
of 'n been brak!
Op_ haar nek werd bij deze even
tualiteit hare aandacht niet door mij
gevestigd Het was een geween en ge
jammer, om 'n steenen hart te breken
Instappen portier dicht voor
uit koetsier! En een zucht van ver
lichting steeg op uit mijn ziel naar
den azuurblauwen hemel
Ik laat het gordijn vallen, om dit
nog even op te halen voor het slot-ta
bleau.
,Den avond van den volgenden dag
was ik juist voornemens,, mijn oud
sten jongen een draai om zijn oor te
geven, toen er aan de voordeur ge
scheld werd.
Wacht je iemand? vroeg mijne
vrouw.
Neen, was mijn antwoord.
Wie zou dat kunnen zijn?
Er werd geklopt. Ik riep binnen!
De deur ging open man, vrouw en
kinderen tuimelden terug. Een spook?
Neen, duizendmaal neen; de gestalte
op den drempel had vleesch en been.
Ach hemel, daar stond zij tante!
Haar borst hijgde; zij gloeide als 'n
gekookte kreeft. Ademloos kwam ze
nader en viel op een stoel.
Tante Lotje, heeft u iets voor
ons meegebracht? riepen de jongens.
Ach lieve kinderen. Ach, mijn
beste Karei mijn lieve nicht!
Maar tante, waar komt u van
daan?
Van dat ellendige nest toe,
geef me een glas suikerwater; ik ver
smacht haast Kinderen, wat ik
dien eenen dag en nacht geleden heb,
is niet te beschrijven. Luistert. Wij
waren pas even buiten de stad, toen
we schapen ontmoetten links van den
weg. Je weet, dat schapen links be
duiden ontzettend ongeluk. Ik had
een heelen tijd noodig om weer wat
op mijn verhaal te komen. Nog 'n
glaasje suikerwater alsjeblieft. Wij
waren 't eerste dorp voorbij; toen mij
te binnen schooi., dat ik vergeten had
je nog wat 't hart te drukken. Jol
litje is toch wel, en mijn Alpen viooltje
laat de blaadjes niet hangen?O,
dan'k voor die goode tijding. Ik had
namelijk vergeten-, jelui te zeggen,
dat Jollitje half water en hall' melk
hebben moet en dat mijn Alpenviool
tje alleen om den anderen dag moét
worden begoten. Toen mij dat inviel,
dacht ik er eerst aan, weer om te kee-
ren; maar ik bedacht mij en nam me
voor, dadelijk na aankomst jelui te
schrijven. En eindelijk was de zooge
naamde badplaats bereikt. Wat moest
ik al dadelijk vernemen! Dóór 'n zui
vere gezonde lucht? De juffrouw, die
ik sprak, klaagde al jaren lang over
dikke beenen en rheumatiek! En ze
zei dat er meer zieken dan gezonden
waren in een adem noem
de ze mij er al zeven, acht van hare
kennissen op! O, mijn dokter heeft
me misleid, schandelijk bedot. Ja, nu
zie ik 't duidelijk in. Hij wou van me
af zijn; misschien denkt hij wel, dat
hij in mijn testament staat dat zal
'rn nieiglad zitten! Dóórom heeft hij
me naar dal verfoeilijk nest gestuurd.
Maar, kinderen, mijn goede engel
heeft over mij gewaakt. Hoe gelukkig
trof ik het, clat ik ai dadelijk in 'het
logement een heer ontmoette, die tot.
zij-n ongeluk daar was aanbeland en
het als zijn heilige plicht beschouwde,
mij klaren wijn le schenken. Denkt
eens dat ik dat allemaal hooren
moest even vóórdat ik naar bed ging.
Denkt eens, wat 'n vreeselijken nacht
ik heb doorgebracht de schapen,
mijn arme Jolli, het Alpenviooltje, die
ondeugende dokter en de ongezonde
lucht met haar moeraskoorts
koorts van allerlei aard, waarbij dè
Zeeuwsëfie koortsen nog niets zijn,
zei-ie. Dit alles stond in 't holst van
den nacht me zonneklaar voor oogen,
enik heb de uren en minuten geteld
en verheugd was ik, toen 't daglicht
eindelijk door de gordijnen drong. En
nadat ik een paar kopjes koffie had
gedronken, heb ik een vigelant be
steld en daar beu ik weer. Die dok
ter heeft mij bedrogen; als ik daar ge
bleven was, zou ik niet levend teirug-
gekovien zijn! Hier ben ik geboren en
opgegroeid hier zal ik stokoud wor
den. ben nooit op reis geweest, heb
-daar altijd een hekel aan gehad, -
en nooit ga ik de -lad uit zoo waar
ik Lotje La.mm.ers heet. Met dien
dokter wil ik niets meer te maken
hebben. Het zal 'hem niet meevallen,
(lat ik zijn plan doorzien heb en-, niet
ten doode opgeschreven, maar zonder
rheumatiek of jicht of andere borst-
kwalen terug ben! Ik hoop n-og lang
te leven. Maar nu Iron ik vermoeid,
afgemat toe, nog 'n glaasje suiker
water, nicht!
Dat mijn vrouw en ik met deE
mond vol tanden stonden, dat de jon
gens in hun vuistje lachten, dat de
arts juffrouw Lamiuers een oude mal
loot noemde dat allemaal laat zich
hooren.
Doch spoedig zou het oogenblik
aanbreken dat tante Lotje moest er
varen, hoe er van stokoud worden
i~feen sprake was. Die arglistige dok
ier 'had liet toch aan 't rechte eind ge
had. Van dag tot dag verminderde'
zij en eindelijk kon zij zich zelve niet
lneer naar hare vriendinnen sleepen;
eer dan zij zelve ged-acht had' was
ze cr geweest!
En voorzeker mag ik op uwe waar-
deertug aanspraak maken. U weet
dat ik van tante Lotje niets geërfd
heb alléén Minette, Jollitje, de
bloemenpracht en nog een paar Lieve
souvenirs van dien aard vielen ons
ten deel. Toch heb ik tante Lotje be
weend.
Niet waar, mijn hart is goed, en ge
woonte is 'n tweede natuur; van
kindsbeen af was mij ingeprent, haar
te beminnen en naar de oogen te zien
en geloovig haar te beschouwen als
erftante.
Haar leven lang liet zij die 'hulde
zich welgevallen, de goede vrouw
Word je goed behandeld?
Ja.
En is de voeding voldoende?
Ja.
Na nog eenige vragen te hebben ge
daan, ging de liefdadige dame ver
der. Maar een eigenaardige glimlach
op het gelaat var-, den beambte, die
haar rondleidde, ontging hare aan
dacht niet en toen zij de reden hier
van vroeg, moest zij vernemen dat
die oude hoer een der inwonende doc
toren van het gesticht was.
Zij keerde dadelijk om, ten einde
haar verontschuldiging aan le bie
den, en dat zij dit met veel succes
<lced. moge worden afgeleid uil have
woorden
Het spijt mij zeer, dokter. Ik zal
nooit weer afgaan op den schijnl
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den lieer J. Meyer, Kruisstraat34. Telephoon 1543.
Probleem no. 466,
van P. J. Eype.
le Publicatie.
jSI h 'z
m.
m
"'■-f' F' 9
1 I -
'li
S
m
Zwart 9 schijven, op: 1, 2, 9, 14. 15,18, 23, 25, 45 en dam op 3.
Wit 12 schijven, op: 11, 17, 20, 21,27, 29, 31, 34, 35, -40, 43 en 50.
Probleem no. 407,
van Y. le Golf.
(Damier Univcrsel.)
4b 47 48 4'J 6U
Zwart 8 schijven, op: 7, 8, 9, 16, 19,23, 28 en 36.
Wit 8 schijven, op 21, 26, 34, 38, 44,47, 49 en 50.
DE HERKOMST.
Bij het aanschcuwings-onderwijs
had de onderwijzeres een kop met
schotel, waarop stond: ,,Uit liefde".
Zij vroeg, of de kinderen wel eens an
dere opschriften gelezen hadden en
zoo werden vermeld: „Aan onze lieve
moeder", „Ter belooning voor goed
gedrag" en meer van dien aard.
Toen dit onderwerp vrij wel was
uitgeput, stak er nog een zijn vinger
op en zei:
„Moeder bracht 'res 'n kopje mee,
waarop stond: Station Haarlem".
VAN KWAAD TOT ERGER.
Een pliilantrc-pïsche Engelsche da
me bezocht onlangs een krankzinni
gengesticht, met vergunning van de
regenten, nadat zij een aanzienlijk
bedrag aan liet gesticht ten geschen
ke gegeven had.
Zij stelde veel belang in de patiën
ten; een oud heer was inzonderheid
daar het voorwerp van.
En hoe lang ben je hier al, bes
te man? vroeg zij vriendelijk.
Twaalf jaar, was liet antwoord.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan bo
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag
10 Juni a.s.
Oplossing van probleem no. 462,
van den auteur: Wit: 39—34, 47—41,
50—45, 49—43, 45 5, 28—22, 5 46 1
Oplossing van probleem no, 463,
van den auteur: Wil.: 39—34, 38—33,
47-41, 50-45, 451
Beide problemen zijn goed opgelost
door de heeren J. H. Blom, R. Bouw,
J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, C.
Serodini, J. W. Ticskens, T. C. N.
Deze heeren losten ook den eind
stand G. Beets goed op.
De winst daarvan wordt a. v. ver
kregen
Wit 47—41, 41-37, 21—1G en wint.
Zwart 32—38, 38-43.
Op zwart 4349 speelt wit 31—27
en op 43—48 van zwart volgt 31—26 I
Hoewel door drie zetten do winslstei-
ling verkregen wordt zal menigeen
dit in het practische spel niet zoo
spoedig ontdekken, daarom achten
wij deze kleine eindstanden zoo nut
tig eu geven er opnieuw een van
den heer Blonde.
Zwart 1 schijf op 21.
Wit 3 schijven, op 44, 49 en 50.
Wit speelt en wint
2 3 4 5
46 47 48 49
DAMCURSUS.
Linkerhoek-opening.
Inleidingszet 31—27.
De „Linkerhoek-opening" is zeer
goed, doch niet zoo gecompliceerd
als de „Korte-vleugel-opening". Hier
bij komt nog, dat zij zich meestal op
lost in een van de twee openingen,
die wij reeds behandelden, tenzij wit
dit bepaald wil ontwijken. In dit ge
val eischt de voortzetting evenwel
een groote voorzichtigheid, omdat bet
spel min of meer wordt blootgesteld
aan het gevaar het centrum te moe
ten prijsgeven, of wel dat te veel
gelegenheid wordt gegeven tot het
ontwikkelen van combinaties, waar
toe deze opening zich bijzonder leent.
Acht de speler zich in staat, deze
gevaren te trotseeren, dan kan hl}
zich gerust op dit terrein begeven.
De ontwikkeling dezer opening
moet als volgt worden aangegeven
Wit
Zwart.
31-27
20-2-4
36-31
15—20
41—36
10—15
33-28
18-23
39-33
12—18
31—26
7—12
4-39
20-25
34-30
2534
4020
15:24
4540
17-21
2617
11:31
36:27
6-11