BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 30e Jasïgaag* ZATERDAG 7 JUNI 1913 DE ZATERDAGAVOND HAARLEIWS DAUSLAD KOST fl.I0 PÊfê ËJAANDÊM w io sot ra wiek. ABMMETR^TIB GROOTE HOUTSTRAAT SS. DRUKKERIJ EUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUK; ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND. Oi'JZS ANNONOEB WORDEN OPGEMERKT liet Rijke Natuurleven EENZAME JAGERS. Geen wandeliuig kunnen we nu ma ken, vooral niet op de hoogere gron den, of de gorzen laten 'hun karakte ristieken zang weerklinken. Dat zijn vogels, die we overal kun nen eau treffen, evenals merels en vinken. In hel Oosten van liet land en ook in de duinstreek, in het zandwegje naar Westerveld bv. zag ik ze gere geld ieder jaar, komt nog eên ander merkwaardig dier voor, de grauwe klauwier. Dat is een vogel, die op het eerste gezicht al als groot-moordenaar wordt gebrandmerkt. Vooral 't mannetje is een roofridder in optima forma. Zijn aschgrauwe kop en zwarte oogstrepen geven hem al iets krijgshaftigs, zijn mooie bruine ridderrnantel en zwar te vleugels steken daarbij prachtig af, terwijl de rose borst en de keel hem lot een onzer mooist gekleurde vo gels ma'ken. Nu heb ik zelf nooit veel nesten van hem gevonden. Slechts tweemaal is me dat gelukt, terwijl één van die keeren de vogels lvun mooie woning nog na veel tegenstribbelen moesten overgeven aan een eierverzamelenden jongen. Maar dien eenen keer, dat ik de klauwierenfamilie zag groot wor den, kon ik 1iet ouderpaar bijna da gelijks nagaan. Al in April waren ze aangekomen, zooals dat rechtgeaarden klauwieren betaamt en heel gauw hadden ze hun nestplaats gevonden. lfet liefst kiezen ze daarvoor doorn struiken uit, maar, hoewel die ook wel in de buurt stonden, prefereerden ze dezen keer toch den mooien ligus- ster, die, ontkomen aan de heggc- schaar; zijn takken, vol glanzend groene blaadjes, naar alle zijden uit spreidde. Toen begon do grootc inzameling van strootjes, sprietjes en veertjes en in weimig uren was een gedeelte van bet nest klaar. Merkwaardiger nog, dan die vlugge nestbouw, was de ijver, waarmede 't klauwierenpaar andere vogels op eem afstand wist te bonden. Eens kwam een ekster met breed; uitgespreidecn staart aangevlogen. Dicht bij den liguster meende hij zijn overpeinzin gen te kunnen beginnen, maar daar kwam de klauwieren man wat dich- ierbij. Blijven of weggaan? Dut was liet gewichtig vraagstuk foor den anders even dopperen in dringer. De klauwier sprong een takje ver der, maar maakte toch den indruk, de zaak niet te vertrouwen. De eksler verkeerde schijnbaar in dezelfde ge moedsstemming, vond zijn verblijf daar intu6schen niet belangrijk ge noeg, om er zijn metaalgroen pakje aan 10. wagen, en trok met een vaar tje ,if. \'a cenige dagen zat mania-'klau- wr.1151 op de eieren, die mooi versierd .varen met een krans van bruine vlekjes. De broedtijd werd door het manner tje veraangenaamd, zooveel dit in zijn vermogen was. H;j deed nu niets an ders dan jagen en het grootste ge deelte van de gevangen insecten bracht hij naar het wijfje, dat, zacht rustend in het met mos gevoerde nap je, geduldig de geboorte van het roof- ridderlijk gebroed afwachtte. Toen het eerste snavelpuntje de eischaal had' verbroken, had er een gewichtige verandering plaats in bet leven van het klauwierenpaar, maar nog sterker was dit, tóen alle dons- jongen 0111 voedsel schreeuwden. Tijdens het broeden zat het manne tje nog wel eens in de nabijheid van het nest zijn,, van onderen afgeluis terd liedje te zingen, maar nu was [laar geen tijd meer voor. Geen vlieg was meer veilig, geen kever 'kon rustig om dc planten gon zen. De oude vogels waren bij na over al tegelijkertijd en niets ontsnapte aan hun aandacht. Waar ik dagelijks op wachtte, de grootg wandaden, die men van de klauwieren vertelde, die kon ik maar niet te zien 'krijgen.. Plotseling bij eon insecteninval, zooals we die bij a&ninig, warm weer soms kunnen mee maken, scheen de lust hij de vogels op te komen, voorraad op te doen voor schrale tijden. In een wip waren een tiental zaoht- schildkcvers, vlFegen en ander klein gedoe maar den iu de nabijheid groei- encLen meidoorn gebracht en een voor een werden ze, levend nog, aan de fijne punten gespietst om. en dit vond ik de grootste euveldaad, voor min stens de helft te worden vergeten. De jachttijd was veel te voordeelig, om zich met die futiliteiten te be moeien en al heel gauw vielc-n andere slachtoffers in den strijd tegen de niets ontziende overmacht. En toch," hoe de klauwieren ook moordden, te midden van het gonzen de insect en werk, de ware rooversna- tuu'r bleek daar niet uit. Mijn paartje heeft zich, zoolang ik het heb kunnen nagaan, nooit be zondigd aan een jong vogeltje. Wel verdwenen enkele kleine kikkertjes in de nooit verzadigde maagjes, wel werden nog enkele insecten opge prikt, maar uit eigen ervaring weet ik niet, dat klauwieren, zooals wordt be weerd, soms een heel broedsel levend en wel aan de stekels hangen, ondanks het gekrijsch der angstige ouders. Tegenspreken doe ik het intusschen allerminst., daarvoor kon ik te weinig klauwieren lang genoeg nagaan. Een feest was het, toen de jongen op den kant van het nest gingen zit ten, een goriemoment, toen ze zich op de takjes waagden. Maar lang duurde dit niet. De eerste voorbijgan ger verstoorde alle rust in een oog wenk en de oude vogels vlogen angstig om de kleinen heen. De geluiden, die ze dan makt 1, getuigen duidelijk van groote vrees en bezorgdheid. Ieder: die een paar maal naar vo gels heeft geluisterd, kan dezen klau- wderenroep onmiddellijk uit andere vogelstemmen onderscheiden. Het was inmiddels het begin van het einde. Nog enkele dagen zag ik de jongen in de buurt, steeds nog trouw bewaakt en verzorgd door dc ouders, maar einde-lijk verdwenen ze voorgoed- Als voorzichtige klauwieren zullen ze wel in 'het najaar, zoo tegen Sep tember, zijn vertrokken, den geboor tegrond schuwend, d,ie toch geen in secten meer opleverde. II. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Hygiënische wenken voor het Zomerseizoen. Al doet zich ook in Juni nog dik wijls een zeer koude wind gevoelen, toch zai men verstandig doen, als men zich in die maand op den komen den zomer gaat voorbereiden. Voor zeer vatbare en zwakke gestellen is de overgang van jaargetijde dikwijls verbc-nden met onwel zijn, oin niet te zeggen: ongesteldheid of ziekte! Daarom moet men zijn maatregelen daartegen zooveel mogelijk treffen, in verband met voeding en kle&ding. Reeds in de voedingswijze moot een klein onderscheid gemaakt worden. Zoo vermijde men bv. overmatig vet te spijzen, daar vet de lichaamswarm te verhoogt, wat in den zomer dus op z'n minst een verkwisting is, is, zóó al niet een hoogst schadelijk iets voor de gezondheid. Om dezelfde reden moet men met het gebruiken van voedsel zéér voorzichtig zijn, daar de spijzen toch óók al weer vermeerde ring van lichaamswarmte beduiden! In ieder geval moeten er in den zomer veel meer groenten en vr.uchton ge geten worden en het vleeschgebruik op een mini-mum gebracht. Met de kleeddng moet men ooik be dacht zijn op de eischen van het sei zoen. Over het algemeen heeft het na tuurlijk instinct den menschen ook weer den rechten weg gewezen en de wetenschap is met theoretische be wijzen achterna gekomen. Zoo kleedt men zich in den zomer met lichte stof fen, om dat helle keuren de zonne stralen. beter afkaatsen; bij nauwkeu rig onderzoek is bv. gebleken, dat eên zwarte stof dubbel zooveel warmte be houdt, als een witte van gelijke dikte en van gelijk weefsel. Ook kleeden we ons in den zomer met lichte stoffen, omdat die veel beter de lucht doorla ten, waardoor de verdamping dor huid dus sneller kan plaats hebben. Om dezelfde reden beperken wij ons to* het geringst aantal kleedingslulk- ken en laten Alle warmtegeleiders zooveel mogelijk achterwege. Een zeer gewichtige vraag is langen tijd geweest: wélke stof wel het meest ge schikt is voor de onderkleed'ing. En eerste vereischte was daarbij, dat de gebruikte stof de lucht makke lijk en snel doorliet. Linnen nu, neemt heel gauw het zweet op, maar wordt alsdan ondoordringbaar voor de lucht en geeft den. drager een on aangenaam koud' en nattig gevoel, waardoor aveer menige verkoudheid geriskeerd werd. Het eenige voordeel van linnen is, dat het gauw weer droogt. Net eender gaat 't met de rij de. Wol daarentegen neemt het water veel minder gauw op, en is ook in vochtigen toc-stand nog gc-schikt om de lucht door te laten. Daarom is het zéér aanbevelenswaardig, zelfs met de grootste hitte, toch vooral het flan nel niet uit te laten. Velen beweren echter, dat ze dit niet goed hebben 'kunnen en daarom werd al lang ge zocht naar een soort onderkleed!ng, die alle partijen zou voldoen en zóó kwam het ..nethemd" Ln de. ptcde, waarover dan weer het gewone ka toenen hemd wordt getrokken. In- ieder geval, zijn de geleerden het er nog altijd niet over eens en blijven enkele doctoren altijd volhouden, dat wol, als onderklceding, ongezond is. Van meer belang is de verzorging van de huid in den zomer. Juni is de meest geschikte maand om met kou- do afwasschingen te beginnen, die ie der, om dezen tijd, altijd aangenaam aan zullen doen. En om het volhou den is niets meer, dan een beetje energie noodig, want moeite en tijd komt niet eens in aanmerking. Ie mand ,d:e zich geregeld houdt, aan de goede gewoonte, om met een kou de afspoeling te beginnen, zal daar weldra de gunstige gevolgen van on dervinden. Juist de zwakste, zenuw achtigste patient wordt gesterkt en gehard door een dergelijk» 'koud wa terkuur; zijn Veerstands vermogen te gen ziekte in het algemeen, wordt grooter en hij voelt zicli. elastischer. Het beste oogenblik van den dag voor die koude afwasschirg is 's mor gens, zoodra men opstaat Ea wie er den tijd voor heeft, gunne zidhi nog een paar minuten, om na de koud- waler afspoeling onder da dekens ta gaan. Vóóral echter goed afdrogen! Van niet minder belang is de ven tilatie dar woonkamer, waar vooral in het hartje van den zomer zoo goed voor gezorgd moet worden. Men kan ndet genoeg deuren en vensters open zetten juist omdat het binnentreden ,der versche lucht zoo, langzaam ge schiedt vanwege t' gering onderscheid In l.emi>eratuur der binnen- en bui tenlucht! Over het slapen met open ramen hebben wij het vroeger al eens gehad. MARIE VAN AMSTEL. Een weloverlegd plaa. (Naar het Engelsch). Het verschil van gevoelen waardoor de bemanning van de Vivid" in twee vijandige kampen was verdeeld, had al plaats gehad, voordat het schip de haven van Folkestone had verla ten. Aan de ééne zijde stonden Ben jamin Fyson en Joseph Patter; aan de andere zijde hun tegenstander Sa muel Deneh. De oorspronkelijke oorzaak van de twist liep over een shilling of een mes, ofschoon geen der betrokkenen in de ze zaak daar heelemaal zeker van was. Wat ook het begin er van ge- w.eest moert zijn, een feit was het. dat het op een openüjl.e breuk uitliep. En nu na twee dagen van beleëdi- gingen en hatelijke opmerkingen, liep de Vivid de haven van Shorehaven binnen, terwijl niets op tcekenen van verzoening wees. Tot nu toe was het gewoonte ge weest dat het drietal zijn eenvoudige genoegens deelde, maar ditmaal ver deelden zij zich in tweeën. Fyson en Patter gingen samen arm in arm naar een stadskwartier. Deneh ging juist den tegenovergestelden kant uit. Hij keerde dien avor.d het eerst naar het schip terug, en toen zijn kamera den eindelijk terugkwamen, zat hij hen op te wachten. Hallo, schavuit! luidde de knor rige begroeiing van Patter. Je bant vroeg terug. Gelukkig dat ik mijn lessenaar op slot heb gelaten. Zeker mol veel goeds uitgevoerd? vroeg Fyson ui even onvriendelijk. Tot hun verbazing, gaf Deneh geen antwoord op deze insinuaties, maar zat hen onderzoekend aan te staren. Toen zei hij plotseling op familiaren toon. Hoor eens jongens, ik heb een groot plan in mijn hoofd. YVuarom breng je net dan niet ten uitvoer? vroeg Fyson nieuwsgie rig. Ik kan het niet alleen doen, ant woordde hij. Daar zijn minstens twee of drie man voor noodig.. Anders zou ik nu al een sigaar zitten te rooken. Vertel ons je plan, verzocht Put-! ter, die heel politiek een meer toe schietelijke houding had aangeno men. Laten wij het verleden vergeten. Vergeven en vergeten. Vrienden moe ten geen geheimen voor elkaar heb ben, voegde hij er vee: be teekend aan toe. Nu, luister dan, zei Deneh be reidwillig. Ik wist wel dat jelui naar de „Lustige Zeelieden" zouden gaan daarom zocht ik de „Vrijheidsvlag" op. Ik was er nooit meer geweest, en vond het er heel aardig met cemge ge schikte halfbekwamo menschen. Tot zoover gaat het goed, merkte Patter op. Nu, ik gerankte in gesprek met een ouden kerel, die beweerde dat hij financier was. hetgeen ik beschoir als een mooie naam voor een woe keraar. Ik geloof niet dat hij woe keraar van beroep is, maar een dier 'menschen die geld klaar hebben lig gen om de gelegenheid aan te grij pen ,waar zij zich voordoet. Ja juist, dat begrijp ik zei Fyson. vol belangstelling voorover leunend. De oude kerel was vervuld van iets wat hij in de courant gelezen had omtrent het vennissen van een erfge naam, ging Deneh voori. Het schijnt dat deze vermiste erfgenaam jaren achtereen geen cent in de wereld be zat, terwijl niemand wist wie hij was en niemand hem geld wilde leenen. Daardoor was de oude booswicht nu heelemaal van zijn stuk gebracht het idee dut iemand zoo n gelegenheid om een goeden sln,g te slaan zou heb ben laten voorbijgaan! Hij zei dat Lij ook wel eens zoo n erfgenaam zou wil len ontmoeten hij zou hem alles lee nen wat hij wilde en nog veel meer. En wat is nu je plan? vroeg Fy- con. Wel, ik heb ever dat alles nage dacht, toen ik weer op het schip terug was. Slel je eens voor, dat ik tegen dien ouden kerel mijn naam noemde. Stel je voor dat er een advocaat uit Londen in de Vrijheidsvlag kwam en naar mij vroeg, omdat ik een verniste erfgenaam was? Slel je voor dat ik niet den advocaat, maar den ouden kerel ontinoel? Hij heeft gehoord dat ik een vermiste erfgenaam ben, hij zal mij al het geld leenen, dat ik noodig heb en klaar zijn wij. Na dit plan uitgelegd te hebben, zat Deneh achterover in zijn stoel en keek zijn kameraden aan met het uitda gend gezicht van iemand die alle crl- tiek aandurft. Alles gaat goed en wel, stemde Fyson brommend toe, maar waar moet die advocaat vandaan komen? Daar heb ik nu juist hulp voor noodig, zei Deneh. Een van jelui bei den in zijn Zoudagsche pak gesto ken eij met den hoogen hoed op, zou gemakkelijk voor advocaat door kun nen gaan. Misschien wel, en misschien ook niet. antwoordde Fyson op raaclsel- achtigen toon. I11 do Vrijheidsvlag zei je, niet? merkte hij onverschillig op. En hoe heet die oud© kerel ook weer? Horace Martin, luidde het ant woord. Nu, hebben jelui er zin in? Neen, zei Fyson beslist. Patter keek Fyson in de grootsie verbazing aan, welke blik met een veell)é teekenend wenkbrauwronsen beantwoord werd. Ja, je hebt gelijk. Ben! stemde hij toe, dadelijk geheel in den geest van zijn kameraad sprekend Het zou niet eerlijk zijn. Ja; en wij verzoeken je ons niet meer met zulke denkbeelden lastig to vallen, Sam Deneh, ging Fyson stijf jes voort. Arm mogen wij zijn maar eerlijk zijn wij ook! Onder zulke omstandigheden bleef er voor Deneh niets anders over dan zijn schouders op le h3len en zich weer in de vroegere vijandelijke hou ding le schikken. Maar den volgenden morgen begon Patter met Fyson alleen over het on derwerp van den vorigen avond. Waarom wou je niet op dat plan van Sam ingaan. Ren? vroeg hij. Het was nog zoo kwaad zou ik zeggen. Zeker niet, stemde Fyson toe. Maar wij behoeven hem er niet in te halen. Wij kunnen het samen wel af. Juist, dat heeft hij verdiend! zei Paiter. Wij zuilen hem wel loeren rnet ons twist te zoeken! Zonder verder een woord te verlie zen, begonnen zij hun nelten uit te zetten om daari' het geld van ror. l-Io- rage Martin te .vangen. Fyson, die c pzich nam om de rol van den advo caat te spelen, ging naar de stad en kocht daar een hoogen hoed, die, den prijs in aanmerking genomen, nog in uitstekende conditie was. Intusschen had Patter een gesprek met Deneh gevoerd met do bedoeling om hem ie persuadeeren dat hij zich niet in de Vrijheidsvlag moest vertoo- nen. Een ongewone belangstelling voor den goeden naam van de Vivid aan den uag leggend, had hij Deneh bedreigd met ui les aan Martin te zul len bekend maken van 't snoode plan dat tegen hem op touw werd gezet. Hij zou hém daar in de grootste, moeilijk heid brengen, verzekerde Patter, en eindelijk verklaarde Deneh met tegen zin dat hij zich niet meer in de Vrij heidsvlag zou vertooncn, Vroeg oi) den middag slenterde Patter de bewuste herberg binnen, en na onderzocht te hebben wie Martin was, ging hij dicht bij hem zitten om met dat heer kennis te maken. Mijn naan. is Joe Patter, zei hij met grooten nadruk. Zoo! zei Martin zonder eenige be langstelling. Heelemaal niet ontmoedigd ging Patter voort met allerlei détails om trent zijn eigen persoon te vertellen, met het doel dat mr. Martin zich zij ner goed zou herinneren. Geboren in Australië, zoo vertelde hij, had hij zijn ouders nooit gekend, ofschoon hij meende een oom in Liverpool te heb ben, Richard Patter genaamd. Pattor beweerde dat hij zelf altijd in Green wich had gewoond en op zijn zestien de jaar al op zee was gaan varen. Ein delijk liet hij air. Martin een getalou- eerde cirkel om zijn pols zien en toen overtuigd dat hij voldoende zaad voor Fyson had uitgestrooid, verliet hij de herberg. Precies een half uur :ater kwam Fyson, die er meer uitzag als een rus tend bottellen, de Vrijheidsvlag bin nen en ging naast mr. Mart,in zitten. —Pardon mijnheer, begon hij, maar zou u mij ook ecu beetje va.11 dienst kunnen zijn? Ik heb geen schoenveters en ook geen lucifers ncodfg! antwoordde mr. Martin geërgerd. Schoenveters lucifers? herhaal de Fyson op beleedigden loon en voeg de er met groote waardigheid aan toe. U vergist zich, mijnheer. Nu boordenknoopjês heb ik ook niet noodig! zei mr. Martin op een toon, alsof bij vond, dat er nu een eind aan moest komen. Pardon, luidde op waardigen toon het antwoord van Fyson, maar ik ben advocaat! Advocaat? vroeg mr. Martin op ongeloovigen toon. Ja, advocaat' En ik kijk overal rond naar een vermisten erfge zei hij op verirou wel ijken toon. Bij de uitdrukking vermiste erfge naam", ging mr. Martin plotseling ■recht op zijn stoel zitten. Een vermiste erfgenaam ge naamd Jee Patter, ging Fyson voort. Hij moet ergens hier in de start zijn, denk ik, maar ik lean hem niet vinden. Misschien heeft u hem ontmoet? Hij is klein, donker en heeft een gc-tatou- eerde cirkel om zijn pols. Ga voort, vroeg mr. Martin be- geerig. Hij werd in Australië geboren, maar woonde het grootste deel van zijn leven in Greenwich. Hij ging naar zee, toen hij. nog maar een jongen van zestien jaar was. Maar een oom van hem Richard Palter genaamd, die pas is overleden liet Joe een ver mogen na. Daarom doe ik mijn best hem le vinden, maar hij schijnt hier niet te zijn, daarom zal ik maar lie ver ergens anders gaan zoeken. En Fyson verliet niet weinig vel licht het huis, terwijl mr. Martin ham bleef nastaren. Er ging een half uur voorbij, toen verscheen Joseph Palter .veer Ik hoop dat u mij wel wil excu se© ren, mijnheer, 'merkte hij op, ter wijl hij weer naast mr. Martin ging zitten. Maar u ziet er zoo vriendelijk uit en daarom ben ik teruggekomen om uw raad in te winnen. Ik zou wel eens willen weien waar ik wat gei l zou kunen leenen? Mr. Martin keerde zich om een be keek -het gelaat van Patter an nabij. Wil u wat geld leenen? zei hij. Wel, hoeveel heeft u noo iig? Twintig of dertig gulden, ant woordde Patter gretig. U kunt het krijgen, beloofde Martin. Ut zal-het u zelf leenen. Sinds u het laatst hier was, is er een vreemde samenloop van omstandig heden geweest. Er kwam hier ui. een advocaat, die navraag naar u deed. Naar mij'? riep Patter zooge-i naarud in de grootste verbazing uit. J3. U schijnt een fortuin geërfd te hebben. Uw oom is overleden en liet u zijn geld na. Eenige oogeubiikken lang bleef Pat ter met gebogen hoofd zitten, zijn vin gers voor zijn oogen. Ik zou de som nu wel tot honderd gulden willen verhoogen, zei hij; na tuurlijk dacht ik, dat ik u zooveel geld nooit zou kunnen terugbetalen. Het is wel veel, stemde mr Mar tin toe. Maar, luister eens. ik zou er niets tegen hebben het u te leenen, als wij-dien advocaat konden vinden en hij verzekerde, dat alles in orde was. Ik weet we:, waar ik hem zou kunnen vinden! zei Patter begeerig. Ik bedoel, verbeterde bij zichzelf haas tig, ik weet wei een adres, waar hij misschien te vinden zou zijn. Nu, doe dan uw best hem hier ie brengen en u zal het geld hebben, be loofde mr. Martin. Hier is mijn adres. Ik ga nu dadelijk naar de bank en verwacht u over een uur ten mijnent. Precies op tijd meldden Fyson en Patter zich aan zijn woning aan en werden binnen gelaten. Welkom, heeren! zei mr. Martin vriendelijk. Ik heb het geld voor u klaargelegd. In goud ik dacht dat u wel het liefst goud zou hebben. Als u, mr. Patter, dus zoo goed wilt zijn dit bewijs van ontvangst te teekenen, en u mijnheer, uw naam als getuige wilt zetten Een minuut later was het document klaar. En nu, zei mr. Martin, op geheel veranderden toon, nu gaan wij naar de politie! Do politie! zeiden Fyson en Pat ter vol schrik. Zeker! Bedriegerij 1 Fyson en Patter begonnen op hefti ge wijze hun onschuld te betuigen. Nonsens! antwoordde mr. Martin flink. Ge zult mij niet ten tweeden male bedriegen! Pas verleden week ben ik op dezelfde wijze bij den neus genomen. Zestig gulden is mij ontfut seld door de mannen van de Jane Gladys, maar zij deden het zoo voor zichtig, dat ik ze niets heb kunnen maken. Vermiste erfgenaam, ja ze- ger! Gisteravond vertelde ik nog in de Vrijheidsvlag aan een zeeman, hoe ik door do mannen van de Jane Gladys was bedrogen, en hij ver baasde zich er over. hoe ik zoo groen had kunnen zijn. Sam Deneh! riepen Fyson en Pat ter tegelijk uit. Ja, zoo heette hij! zei mr. Martin. Ik herinner het mij nu. Maar hij heeft niets met onze zaak te maken gehad. U behoeft niet te probeeren hier van daan te komen, voegde hij er bij, om dat alle deuren gesloten zijn. En laten wij nu onze zaken verder afdoen? Wat zou 11 er van zeggen als u mij laten wij maar zeggen wat leen de. als ik u met laat vervolgen? De bondgenooten zalen in liet nauw, en mr. Martin was blijkbaar niet in een stemming om toegevend te zijn. Eindelijk werd de som van tien gul den en vijf en tachtig cent het ge boete bézit van Fyson en Patter verte genwoordigend op de tafel neerge legd, cn vertrokken zij haastig. Deneh glimlachte vriendelijk tegen het tweetal, toen zij aan boord van de Vivid terugkwamen. Hoe maakt mijn vriend Martin het? vroeg hij. Alles behalve vriendelijk klonk het bescheid, maar hun vreeselijke bedrei gingen van wraak lieten Deneh koud en doodbedaard. 0, jelui behoeft niet te denken dat je het niii betaald kunt zetten! ant woordde hij kalm, omdat jo het niet kunt. De kapitein heeft mij mijn ont slag gegeven en ik vertrek vandaag. Vertrek je! vroegen Fyson en Pat ter. Waarheen? Naar Greenwich, zei Deneh. om te probeeren mij bij de Jane Gladys te la ten aanmonsteren. (Nadruk verboden.) Verhalen van een Handelsreiziger. Als de lezer in de tweede of in da derde klasse van een spoortrein een jongen man mocht onftneeten van nog geen dertig jaar, met een gezicht dat bijzonder is in niets, een donkergrijs pak aan, voor welke kleur hij nu een maal een niet veranderende voor keur heeft, en hot bezit van een kof fertje, dat le groot is om alleen toilet artikelen en te klein om iets anders dan boeken en papieren te bevat ten, dan heeft hij mij. Willem van der Geer gezien, reiziger iri boek- en steendrukkerij-artikelen en dan zal het mij aangenaam wezen, verder met hem kennis te maken. Want ik heb, nadat ik ongeveef een half dozijn jaar tusschen de wie len zat, ondervonden, dat er op reis overvloed van gelegenheid is om van de menschen allerlei vreemde en merkwaardig en aandoenlijke en ko mieke dingen te hooren, vooral in de- derde klasse. In de tweede klasse pra ten de menschen niet zoo gauw en in de eerste doen ze er heelemaal het zwijgen aan toe maar dat laatste heb ik alleen van hooren zeggen. Mijn patroon heeft me een abonne ment tweede klasse gegeven, zoowel voor de waardigheid van zijn firma als om de overweging dat 't zou kun nen gebeuren, dat een klant ook in denzelfden trein tweede reisde, zöodai er kans zou bestaan om ai sporende nog een mooie order te veroveren. Sinds de spoorwegen ea de handels reizigers ontstonden, is dit altijd bet argument geweest, dat bij de patroons ten berde gebracht werd om een abon nement tweede los te krijgen. Ais de balans werd opgemaakt, zou, denk ik, blijken, dat de zoogenaamde rollende orders in geen enkele verhouding staan tot het verschil in vrachtprijs tusschen tweede en derde klasse. De patroons weten dat ook- wel, maar zij hebben tegenover zich zelf een argu ment noodig en bij gebreke van eeD beter kan dit dienst doen. Het riekt in de derde klasse naaf groene zeep en naar niet al te beste tabak, in de tweede naar stof, dal zich tusschen de kussens heeft ingedron gen. Wat het minst prettige is weet ik niet. maar de drukke conversatie doet de schaal overslaan naar de derde. Dat is de klasse waarin men schen reizen die evenals ik van een praatje houdenjonge predikanten, die menschonkennis verzamelen, pro pagandisten van allerlei beginselen en de eigenaardige lieden, die er ge wetenszaak van maken om niet in zachte kussens te zitten, zoolang' zoo- velen nog met de harde banken ge noegen moeien nemen een opvat ting, in 't voorbijgaan gezegd, die hen er ook toe zou kunnen nopen om evenals de negers in Uganda barre voets te gaan. Ook zijn er in de derde klasse altijd menschen, voor wie het reizen een zeldzaamheid is en die daarom in een praatje steun zoeken voor hun ietwat geschokt evenwicht en in 't algemeen herbergt de derde de eenvoudigen van geest, die niet ge leerd hebben hun eenvoudige gedach ten te verbergen, alsof het kostbare effecten waren, maar juist daarom vaak aardige en treffende dingen zeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 15