BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Natuurleven
ZA.TEKDAG 28 JUNI191»
Ho 9208
HAARLEMS GAGBLAD K08T
fl.20 PES 8 SAAfiDEM
OF 10 GFÜ? Plfi WIEK.
administoaiib OROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BIJITENSPAARNB 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUK
ADVERTEMTIÊW DOELTREFFEND.
OHZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT
KAMPERFOELIE.
Dat zij» planten, waarvan bijna ie
der houdt. Ilun bloeinen sierend do
meest dorre takken, of schitterend
tusschen 'liet glimmende eikenloof, zijn
met liaar zoeten geur een onderdeel
van het genot, dat een zomeravond-
wandeling ons verschaft, hun groen
vértfevendlgt het landschap in het na
jaar.
Vrienden van. den boschbouwer zijn
ze juist niet. Voor het groote genot-,
dat zij ons geven, nemen zij iets te
rug-, door het belemmeren van den
vrijen groei der stcunplanten, maar
overigens omzweeft hen poëzie van
het jonge, zoekende twijgje af, tot aan
den als met vlas belegden dikken
stengel.
Als jong opgroeiend plantje zijn ze
al merkwaardig, door hun eigenaar
dig klimvermögen.
De jonge stengel zoekit dan steun en,
als ze die niet gauw vindt begint het
topje een draaiende beweging te ma
ken. Als een slang, zoekend naar
prooi, zoo draait de teere stengel rond
en, 'heeft ze een steunpunt gevonden,
dan begint de spiraalsgewijze klim
partij.
Heel merkwaardig is het nu, dat
geen enkele kamperfoelie anders
klimt, dan de planten, waarvan je
afstamt. Steeds gaat ze in een rich
ting, die wo met de zon mee zouden
kunnen noemen en nu is het opmer
kelijk, dat ze zich nooit vergist. Be
grijpelijk zou het zijn, als alle plan
ten, deze zelfde richting kozen. ,.De
zon trekt ze aan" zouden we dan zeg
gen, maar dat de groote levenwekker
in dit opzicht geen magnetische eigen-
Schappen heeft, bewijzen ons do boo-
nen, die juist in 'tegengestelde rich
ting draaien. Diat zijn overgeërfde
oergewoorden, waarvoor we slechts
anatomische' verklaringen trachten te
geven.
Maar steun moeten deze wilde kam
perfoelies hebben. Luctor et emergo,
zon met eenige variatie hun devies
kunnen zijn, want- als we de planten
op den grond leggen, richten de top
pen zich weer op, en beginnen hun
spiraalvvendiingen opnieuw.
Maar niet om die bijzondere klim
methode zijn ze de Z90 gezochte plan
ten geworden. Dat hebben ze alleen
aan hun mooie bloemen to danken.
Als deze nog als knoppen, den
kortstondigeu weeldetijd afwachten,
staan ze fier omhoog.
De neervallende regen deert hen
niet en de zon kan ze goed bereiken.
Zoodia echter de kortstondige bloei
tijd nadert, buigen de knoppen zich
omlaag en blijven in een horizontale
richting slaan. Zijn we er op het juis
te oogenblik bij, dan zien we.tiet in
teressante opengaan der bloemen, dat
slechts een paar minuten duurt.
De onderlip buigt omlaag, de boven
lip met de vier slipjes maakt een wen-
lingndar boven en als de vingers van
onze hand, zoo gaan de meeldraden
uiteen staan.
Gewoonlijk heeft dit openen tegen
ec-s uur 's avonds plaats. Wie dan
kamperfoelies in zijn omgeving heeft,
doet goed. even te kijken.
Nooit ziet hij deze planten meer als
levende, bewegende wezens als juist
bij deze spontane opening. En dan,
als de lange trompetjes naar buiten
wijzen, beproeven ze haar sterke lok
middelen op de insectenwereld.
Dan verspreiden ze haar bijna be
dwelmende geuren, ver doordringend
tusschen het dichte loof der steun-
planlen. Wie dan wat gelukkig is,
kan de womlet werking dier geuren
nagaan.
Onmiddellijk komen al kleine vlieg
jes op de bloemen af, begeerig naar
den zoeten nectar, maar voor hen zijn
de bloennrompetjes veel te diep. Als
echter de schemering invalt en de
bloemen met hun lichte tinten nog
vaag, maar scherp genoeg, afsteken
tegen het reeds wazige groen, dan ko
men de groot© nachtvlinders op be
zoek. Zij zijn kinderen van de sche:
mering en laten zich meer leiden door
hun sprieten, waarin de reukzenuwen
eindigen, dan door de groote veel-
viakkige oogen, die slechts zoeken
naar de lichtende bloemen, als de
Hinders dicht in de omgeving daar
van zijn.
Dan zweven de dieren een oogen
blik voor de bloemen, de lange rol-
tong puurt diep tot bij den nectar-
voorraad en zuigt deze op. Heeft de
vlinder stuifmeel op den stempel ge
bracht. dan heeft do bloem haar
geur en haar zachte kleuren niet
meer noodig Dan is het weelde-
stadium voorbij en stuurt de bloem
het alleen op-de vruciitvorming aan
Mooie roode bessen nemen dan de
plaats der bloemen in, maar hoewel
ze door hun kleur nog meer opvallen,
hebbeD zo voor ons niets aantrekke
lijks meer.
Dan volgt weldra weer de winter,
waarin we in de kamperfoelieplanten
niets anders zien, dan zwakkelingen,
die niet op eigen beenen kunnen
staan, dan is alle poëzie verdwenen
dan zijn onze heerlijk geurende zo-
merplanten slechts egoïsten, die an
dere planten wurgen tot eigen voor
deel.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Mej. O. H. te Haarlem. Kalkbe-
mesting voor rozen is zeer aan le ra
den. U krijgt daardoor vaak mooie
sterk groeiende planten.
In het najaar kunt u kalk geven,
maar gebluscht. Ongcbluscht gebruikt
men ze alleen op heel zure gronden.
Nu is bemesting met ongebluschte
kalk niet goed, met het oog op schei
kundige processen in den bodem.
Men geeft dan wel kalkmcrgel.
Beendermeel, waarvan u spreekt, ia
heel iets anders. Kalkmergel is een
grondsoort, met een hoog gehalte aan
koolzure kolk van 50—95
Ze wordt in ons land o.-a. veel in
Limburg gevonden, waar groote mer
gelgroeven zijn.
De koolzure kalk is alleen oplos
baar in koolzuurhoudend bodemwa
ter. Daarom moet de mergel goed met
den grond worden vermengd.
In Haarlem is ze stellig wel te krij
gen bij handelaars in kunstmeststof
fen.
Op gronden, die arm zijn aan blad-
grond, dus lichte zandgronden bv.
gebuikt men liever mergel dan kluit-
kalk, daar de mergel den humus niet
zoo spoedig doet verteren.
Het gieren van uw rozen is een
uitstekend werk. Ga daar op geregel
de tijden nice d-oor.
Uw Crimsons zullen prachtig bloei
en, als ze op de volgende wijze wor
den behandeld.
Zet ze vrij, dus niet tegen een muur.
Snoei bijna niet, dan alleen wat uit
gebloeide takken. Gier goed en laat
de planten maar flink uitgroeien. Ze
bloeien dan heel gemakkelijk.
Het wit in de rozen wordt bestreden
met een bestuiving van zwavelpoeder,
's morgens na het opdrogen der dauw
droppels.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
„La Saison morte". Een,
en ander over kiuderklee-
ding.
Mijn wekelijksch mode-artikel kan
vooreerst niet meer aan nouveait-
tê's gewijd zijn, want in de mode is
alles „au grand complet", en beleven
wij wederom „la saison morte", den
tijd, waarin de modemakers te Parijs
hun nieuwe scheppingen bedenken
voor een volgend seizoen. Ons rest
dus te bespreken wat is en wat het
meest aanbevelenswaardig is om te
dragen.
In elk seizoen is dc tailleur als 't
ware een onmisbaar toilet en het
meest belangrijke in onze garde-robe!
Des winters van fluweel of laken en
in den zomer van zijde, serge, tussor,
maar vooral van linnen!
Wit linnen aan het strand en in het
casino, gekleurd linnen in de bos-
schen, zwart linnen voor vrouwen op
leeftijd, cover-coat linnen voor de
reis kortom voor alle doeleinden, vindt
men in dit genre iets moois en zéér
practisch.
Als men op reis is heeft men aan
twee linnen tailleurs en een serie
blouses voldoende, om voor alle voor
komende gelegenheden behoorlijk ge
kleed te zijn.
Men zij er evenwel op bedacht de
linnen costuums zoo eemoudig mo
gelijk te laten vervaardigen en de gar
neering uitsluitend van wit of wasch-
eeiiie kleuren te nemen; want het
spreekt van zelf, dat men zoo n cos-
tuum meermalen laat wasschen of
stoomen.
De mantels worden bij voorkeur met
aangezette schootdeelen vervaardigd;
eerstens, omdat ze zeer modern zijn
en allerliefst kleeden, maar vooral,
omdat men meer kans heeft bij het
wasschen en strijken het goede mo
del te behouden dan bij modellen uit
één stuk.
De witte linnen costuums worden
veelal met handborduurwerk ver
sierd:, ook ziet men soutache-versie
rt im en machinaal borduursel.
Zeer modern is het lavendel-blauw,
dat zoowel voor heele toiletten, als
voor versiering van witte oostuums
wordt toegepast en onze jonge meis
jes allerliefst kleedt.
Een aardige variatie in het toilet
geven de Russische blouses, die steeds
koket en jong kleeden. Ze zijn even
wel niet aan te bevelen voor zware
figuren; omdat de taille te veel ge
markeerd wordt door de ceintuur.
De rokken zijn trots alle voorspel
lingen zéér nauw gebleven, ja, schij
nen zelfs naar onder nog nauwer ge
worden te zijn. Daar de meeste rok
ken evénwel gedrapeerd zijn en een
tamelijk hoog split hebben, die ten
deele door een gedrapeerde voorbaan
aan het oog onttrokken wordt, belem
meren deze moderne modellen geens
zins den gang.
Zéér chic en gekleed zijn de gedra
peerde rokken, die met twee of vier
punten op de taille bevestigd zijn en
mèt of zónder ceintuur gedragen wor
den.
Schelle kleuren zijn aan de orde
van den dag! Alweer een bewijs hoe
de mode steeds van 't ecne uiterste in
het andere vervalt; want nauwelijks
zijn onze oogen aan dc vage pastel
kleuren gewend, die de zwart en wil
mode kwam vervangen, of men krijgt
de meest disharmonische combine lies
van grijs met hard paars, met ceris of
empiie-groen. Daarmede zijn ook de
fragile voilages verdwenen, die zulke
mooie schakeeringen in het loven rie
pen.
Dat we in de eeoivv van het kind
leven, kunnen we ook in de mode zéér
goed waarnemen.
De ki.nderkleedi,ng is er op gebaseerd
den kleintjes zooveel mogelijk vrijheid
van bewegen te laten, reden waarom
de hangjurkjea maar altijd door ge
bracht wonden. Voor de grootere
meisjes zijn de jurken wol min of
meer door de mode beïnvloed, want
men ziet de blouses en lijfjes in kimo
no-snit en de rokjes schijnbaar nauw,
doch Inderdaad, hebben zij van ach
teren of aan de rijbanen plooiengroe-
pen die zoodanig zijn Ingeslikt,, dat
zo het meisje volkomen vrijheid van
bewegen laten. Op de gekleed© Jur
ken, is de ceintuur, die al naar ge
lang van de plaats waar ze wordt
aangebracht aan het kleedje zijn ei-
ra kier geeft.
In de kinderman leis is weinig ver
andering. Ze worden met rechte rug
en voorpanden ingericht en zijn met
kragen en revers van afstekende
kleur versierd, terwijl een ceintuur in
den rug steeds een eigenaardig cachet
geeft.
Slappe crêpe-stoffen worden voor
gekleed© jurken gebracht, maar in
hoofdzaak dragen de jonge meisjes
linnen waschjurken; waarmede ze er
dan ook altijd frisch en netjes uit
zien.
Het kind weel, dat wanneer het uit
is, "net zich niet behoeft t© ontzien uit
vrees van de jurk te bederven en
dus geen kindergenot aan nuffigheid
of overdreven nettigheid hoeft op te
offeren, want de jurk kan gewassc'hen
worden en is daarna weer als nieuw!
MARIE VAN AMSTEL.
Parijsche Brieven
CC CLXXVI.
Hebt gij wel eens op een slechte
plaats in een theater gezeten, een
plaats waarop gij u in allerlei boch
ten moest wringen om iets van de ver-
tooning op het tconeel te kunnen zien?
Jo, zeker dat zal u wel eens overko
men zijn. Want het wemelt in Hol la id
van schouwburgen, die slecht inge
richt zijn. Neem bijvoorbeeld maar
den Stadsschouwburg te Amsterdam
en zit daar voor de grap eens onder
de huilebalken welnu, wanneer gij
na de voorstelling geen hewigen last
hebt van nekkrampen, lendenpijn, sla
pende voeten en zeere oogen, ben ik
een boom Welnu, overkomt u in den
vervolge iets dergelijks, vraag dan aan
de betrokken schouwburgdirectie de
betaalde ent ré© terug, benevens sclia-
devergoeding.
De her Wagniart alhier vroeg on
langs twee francs terug, betaald voor
twee „onbenutbare" plaatsen in het
Theatre Monter,artre. En de rechter
stelde den reclamant in het gelijk,
naar de volgende motieven:
..Cherwegende, dat blijkt zoo uit d©
uitleggingen der partijen als uit het
bezoek ter plaatse en do gehouden en
quête dat, indien de twee bij de con
trol© gegeven plaatsen niet onbenut-
baar waren, het zeker is, dat de zdt-
tendeu genoodzaakt waren lichtelijk
over te hellen teneinde de voorstelling
te volgen.
„Overwegende, dat liet do plicht is
eens schouwburgdirecteurs om, wan
neer de zaal vol is en er niets anders
beschikbaar is dan slecht geplaatst©
.strapontins" (opslaande zitbankjes),
de personen te waarschuwen, die zich
aan de loketten presenteeren, hun de
faculteit latend om ze te weigeren, on
der terugbetaling;
„Dat de overeenkomst, die zich op
dat oogenblik vormt, ontegenzeggelijk
onder die voorwaarde beslissend is;
„Overwegende, dat de directeur zich
recteur zelfs niet de betwistbare ver
ontschuldiging van een volle zaal had:
„Dat inderdaad, de suppoost, die
getuigenis beeft afgelegd, bevestigd
heeft, dat er tallooze leege plaatsen
waren, vooral onder de fauteuils;
„Overwegende, dat de directeur zcih
evenmin kan verschuilen achter deze-
zijne verklaring, dat de reclamatie
van den cisclier eerst gedaan is nadat
deze eon gedeelte van een bedrijf had
bijgewoond en hij bijgevolg de plaat
sen had aangenomen, welke men hem
had gegeven, zijnde deze bewering for
meel onwaar;
„Wijst, dat, onder die omstandig
heden. de eiscb van Wagniart in alle
opzichten absoluut gegrond is".
De gedupeerde toeschouwer vroeg
echter ook schadevergoeding, waarop
de rechter besliste:
„Overwegende, dat, indien, in begin
sel, het een recht voor de partijen is
om aan de rechtbanken het oordeel
over de gerezen geschillen te onder
werpen, de uitoefening van dat recht
niet mag ontaarden in misbruik:
„Dat, ter zake, de Weerspannigheid
van den verdediger het karakter van
ongerechtigd en tergend misbruik
draagt, hebbende den klager genood
zaakt tot groote uitgaven in verhou
ding tot de geringheid van den eisch;
,;,Ènz."
En den heer Wagniart werd 15
francs schadevergoeding toegekend.
Onhoudt dit geval, lezers. Gij ziet
het: de tijd breekt aan, dat de beta
lende toeschouwers óók rechten be
ginnen te krijgen. Als ik naga, dat-,
toen ik nog muziekrecensent te Am
sterdam was, de directie van een ge
bouw mij eens te Amsterdam den toe
gang ontzegde op een zeer duur!
betaald plaatsbiljet....! Wel, ik ging
toien niet naar den rechter (allemaal
tijdverlies in Holland en elders), doch
naar don tooneelkapper, liet me her
scheppen in een eerbiedwaard igen
grijsaard en kwam zóó ongehinderd
den sdlioonen tempel der hooge kunst
binnen... Deze aangenaiu© herinne
ring „ik hab es getragen sieben
Jahr
Bij de vertooning in het Theatre „du
CMtelct, onlangs, van „La Pisanel-
la", het laatste tooneelstuk van signer
Gabri.ele d'Annunzio, heb ik een prach
tig© plaats gehad, van waaruit ik al
les uitstekend kon zien. Ik kon zelfs
zien, hoe een groot gedeelte van het
gedistingeerde publiek, ditmaal op
rechter dan gewoonlijk, geeuwde en
gaapte. Zelfs de „gens du monde"
de stukken van den Italiaanschen
Rostand worden voornamelijk door de
élite van het Parijsche publiek bijge
woond kunnen niet alles slikken.
Niet een persoon in de zaal heeft het
stuk in zijn geheel begrepen. En ver
makelijk was het, hoe, in sommige
dagbladen, complaisante tooneelrecen-
senten, die iedereen te vrind wenschen
te houden, vergeefsche pogingen deden
om den inhoud van het stuk voor de
lezers te verklaren. Noch aan het too
neelstuk zelf, noch aan de uitleggingen
door bedoelde recensenten, kon men
een touw vastkroopen.
Het spreekt schier vanzelf, dat een
groot auteur als Gahriele d'Annunzio
ook in „La Pisanella" fragmentarisch
goed werk heeft geleverd, doch van
samenhang er. logica is hier niet de
minste sprake.
Hoe is da», te verklaren?
Heeft il signer GabrkiUe wellicht
een druk in zijn dichterlijk brein ge
kregen?
Niets daarvan, lezer. Hef is hier een
voudig een geldkwestie. Een mercan
tiele kwestie.
Ongeveer 5 jaar geleden zag ik 'n too
neel speelster, die thans de titelrol in
d'Annunzio's stuk heeft vervuld, voor
het eerst te Parijs spelen. Heel toeval
lig, want het was in een schouwburgje
in een der buitenwijken van Parijs.Ik
was dien avond in de buurt en trad,
half uit nieuwsgierigheid, half uit ver
veling, bedoeld theater binnen. Daar
zag cu hoorde ik een actrice, die lang,
mager en spichtig was, min of meer
een mannelijk voorkomen had, aller-
aboniinabelst Fransch sprak en wier
stem leelijk en rauw klonk. Er was
niets goeds in haar spel, zoodat het
mij ten sterkste verwonderde, dat de
keuze voor de vertolking van de
overigens onbeduidende rol op deze
actrice, een vreemdelinge nog wei en
met een erbarmelijk „accent" geval
len was
Die tooncelspcclster was volgens
ingewonnen inlichtingen een Russi
sche, die liefde had voor het too-
neelspel, naam wilde inaken en in
het bezit was van eenige millioenen
roebels. Dies vond zij gauw genoeg
een theaterdirecteur, die een rol
ter liarer beschikking stelde. Thea
terdirecteuren kunnen best slechte
krachten gebruiken, mits zij veel be
talen.
Dank zij haar millioenen wist zij
zich langzamerhand meer en meer
een weg te banen naar het centrum
van Parijs, en toen zij a! diverse col
lega's, directeuren en recensenten
oor zich gewcrcen had, begonnen
haar adspiraties hooger te reiken. En
zij zag om naar een tooneelschrijver.
die genegen was om een stuk speciaal
voor haar te schrijven, een stuk, dat
haar „talent" vermocht te doen uitko
men. En zij vend dien in Gabriele
d'Annunzio. die een groot auteur is,
maar die veal van schittering houdt
schitterende décors, costuums, enz.
en tot over de ooren in de schuldei;
zit. En il signor Gabriele schiep verle
den jaar „Le Martvre de Saint-Sébas-
tian", waarin de Russische heur ge
stolt© kan uitstallen.
En hij schreef dit jaar ..La Pisn
nella", waarin zij die tusschen-
tijds zich duchtig had geoefend ir
plastische aesthetiek, allerlei schoon-1
standen kon aannemen en fraaie be
wegingen kon maken; waarin zij --
gelukkig! want heur stem is nog altijd
onwelluidend weinig had te spre
ken.
Wees nu billijk lezer Eon il signor
Gabritle d'Annunzio onder die om
standigheden een litterair meester
stuk maken? Neen, wel? Maar de
„Ausstattung" was onvergelijkelijk
rijk en schitterend. En het publiek be
stond hoofdzakelijk uit geïnviteerde
„gens du monde" En er was een
hoogst fatsoenlijke claque, die op
haar „qui vive" was. En er wns moo
ie schijn van enthousiasme hier en
daar. En dan... en dan... de schulden
van Gabriele zijn geheel of grooten-
dee.ls betaald kunnen worden.
In trouwe, wat heeft het betalend
publiek daartegen in te brengen? Het
weet toch zeer goed, dat sinds eenige
decennia de kunst en het geld dikwerf
in een hoekje vrijen?
OTTO KNAAP.
(Nadruk verboden.)
Verhalen van een
Handelsreiziger.
MERKWAARDIGE ONTMOETING.
Het is nu drie jaar gelc-den, dat ik
hem het eerst ontmoette, maar ik
weet nog precies hoe het ging. Ik was
van een zakenreisje in Duitschland
teruggekomen en als gewoonlijk had
den we de vervelende douane-forma
liteiten in Zevenaar doorgemaakt.
Niet dat de tolbeambten in Neder
land lastiger zijn dan elders, Dat
wordt wel beweerd, maar alleen door
mopperende Nederlanders, die alles
in 't buitenland beter vinden dan bij
zich thuis. Chicaneurs heb ik overal
in de wereld gevonden, maar de
grensbeambte bij ons is niet onbe
leefder of onaangenamer, dan die in
den vreemde. Alleen de knoeiers, de
kinderachtige smokkelaars, die op
een reis die misschien duizend gul
den gekost heeft, een tientje willen
uitsparen, komen in last, verstandige
menschen hebben geen moeilijkhe
den, wanneer zij maar behoorlijk be
talen wat ze den Staat schuldig zijn.
Dien morgen duurde het lang, er
waren blijkbaar weer een paar, die
het Koninkrijk der -Nederlanden voor
een paar rijksdaalder© bestelen wil
den en er ingeloopen waren. Einde
lijk vertrok de trein. Hij was al in
vrij enellen gang, toen een man op
't perron kwam aanloopen en op 't
plankier sprong, vlak vóór de coupé
waar ik in het hoekje zat. Onwille
keurig stond ik op toen ik hem den
sprong zag wagen en dat was maar
gelukkig, want hij gleed op de tree
plank uit en zou zeker gevallen zijn,
als ik hem niet juist nog bij de kraag
had kunnen grijpen. Daardoor vond
hij zijn evenwicht weer terug, maak
te handig het portier open en kwam
binnen, mij met weinig woorden,
maar bijzonder vriendelijk, bedanken
de voor de tijdig geboden hulp. Daar
op ging hij naast mij op de eenige
vrije plaats in de coupé zitten en keek
onverschillig even rond.
Van terzijde nam ik hem even op,
maar zonder iets buitengewoons aan
hem te vinden. Zjjn gezicht was als
duizend andere gezichteneen rech
te neus, een mond van normale
grootte, een voorhoofd, dat laag
noch hoog was, blond haai van de
kleur, die de helft der Nederlanders
bezitten, kortom heel gewoon, alleen
was er iets ongemeens in zijn oogen.
De kleur was grijs, maar de manier
waarop ze keken had iets tngenaar-
digs, iets dat ik niet beter aandui
den kan dan hiermee, dat ze iemand
door en door zagen. Hij keek om
te zeggen met nadruk, toch zag hij
niemand lang aan. Dit was het eenig
merkwaardige in zijn persoon, want
ook dc kleeding was alledaagsch
een donkerblauw colbertpak, een
zelfstrikker van dezelfde kleur en een
staan boord van gemiddelde hoogte.
Arnhem waren wij voorbij. Ik was
stijf geworden van het zitten en ging
even in de zijgang staanhet duur
de niet lang of hij kwam daar ook,
presenteerde mij een sigaar en her
haalde zijn dankbetuiging voor den
dienst, dien ik hem bewezen had-
Toen ik noodig vond, vriendelijk te
zeggen dat hij wel wat onvoorzichtig
was geweest, keek hij mij even op
die eigenaardige manier aan en glim-
i lachte.
„Dat komt van 't vele reizen, daar
wordt iemand roekeloos van. IJ. die
ook veel reist, weet dat toch wel."
„Hoe weet u, dat ik vee! reis?"
„Aan uw kalmte in den trein, ver
der hieraan dat u niet naar builen
kijkt omdat u de omgeving kent, aan
het kilometerboekje voor duizend ki
lomeier, dat u zooeven aan den con
ducteur heeft laten zien."
,Dat komt alles uit." zei ik la
chend. „U neemt vlug alles op."
„Dat Ls mijn gewoonte. U reist na
tuurlijk voor zaken
„Waarom?"
„Menschen, die veel voor hun ge
noegen reizen, zitten in de eerste
klasse."
„Heel juist. Weet u misschien ook.
in welk artikel ik reis?"
.,Dat is niet moeilijk te raden. In
boekdrukkerij-artikelen, voor eec
groote firma, waarschijnlijk te Am
sterdam."
„Mijn waarde heer," zei ik lachend,
-,u kent mij, zooals ik bespeur. Het
is zeker niet noodig, dat ik u mijn
naam noem."
,U vergist u, ik heb u nooit meer
gezien."
„Och kom. Hoe weet u dan al die
bïjzoi derheden
„Uit redeneering. In den zak van
w demi-saison, die aan 't raam
hangt, steekt een aflevering van de
Duitsche Buch- und Stcindruckcr, u
reist tweede klasse, dus voor een goe
de firrna en in uw vak zijn Cf buiten
Amsterdam weinig of geen huizen. U
ziet, dat dit alles dood eenvoudig is."
Ik was wat overbluft. „Ja. zoo als u
het uitlegt, is het eenvoudig genoeg.
Maar ik zie zulke dingen niet, Aan
u bijvoorbeeld zie ik niets bijzonders
om daaruit af te leiden wat uw be-
•oep^is,"
„Ook niet aan onze medereizi
gers?" vroeg hij.
We hadden voortdurend zocht ge
sproken. Het trof me, dat zijn vraag
er op berekend scheen te zijn, om
mijn aandacht van hem zelf af te lei
den, maar hij had zulk een besliste
manier van spreken over zich, dat ik
naar onze medereizigers in de coupé
keek.
„Daar in den hoek, dat jonge man
netje met het geplakte haar en den
groolen jiaardenkop op zijn dos, dat
zal een paardenliefhebber zijn."
„Natuurlijk, maar welke soort?"
„Een eigenaar van een renstal,
waarschijnlijk."
„Neen, u vergist u. Dat is een eer
ste luitenant bij de huzaren, met wei
nig fortuin, anders verwaardigde hij
zich niet om, zelfs in politiek, twee
de klasse te reizen."
,Dat kunt u nu wel beweren
,Ik zal het u bewijzen. Natuurlijk
is de man een ruiter, dat blijkt niet
alleen uit zijn dasspeld, maar ook
uit zijn kromme beenen.
„Die kan een burger óók hebben."
„Natuurlijk. Maar hij is er niet aan
gewoon om politiek te dragen en zijn
pakje is keurig, maar niet naar de
nieuwste mode. Straks heeft hij op
het station te Zevenaar een kop kof
fie besteld."
Dat herinnerde ik me.
„Juist. Heeft u er toen niet op ge
let, dat hij praatte met een comman
dostem, hoog uit de keel, zooais
iemand, die veel spreekt in de Open
lucht?"
Ik moest het toegeven. „Maar eer-
ste luitenant, waarom geen tweede?
„Om zijn leeftijd. Hij ziet er wel
jong uit, omdat alles zoo precies en
nauw om hem heen zit, maar hij
heeft rimpeltjes onder zijn oogen en
is minstens vijf en dertig. Op dien
leeftijd is iemand lang eerste luite
nant."
Hij maakte mijn nieuwsgierigheid
gaande. „Wat is u van uw vak, als ik
vragen mag?"
„Opmerker," weerde hij af. „Quaes-
tie van gewoonte. De menschen letten
veel te weinig op hun omgeving. Ik
durf wedden, neem mij niet kwalijk
dat ik het zeg, dat u niet weet, hoe
veel knoopen er aan uw vest zitten?"
Ik keek beschaamd op het kleeding-
stuk neer. Hij had gelijk. Maanden
lang had ik het dichtgeknoopt en nog
wist ik niet, dat er zes knoopen aan
zaten.
„U woont waarschijnlijk op een bo
venhuis. Heeft u wel eens geteld, hoe
veel treden de trap heeft?"
Ik moest mijn onwetendheid er
kennen.
„Hoeveel vierkante meters uw ka
mer groot is
„Evenmin," zei ik.
„Ik hond op me: vragen, want het
zou op schoolmeesteren gaan lijken
en u heeft mij door uw tegenwoordig-
heid van geest een grooten dienst ge
daan. Vervelen wil ik u dus in geen
geval. Als u getrouwd was, zou u mis
schien de afmetingen van uw kamer
kennen, omdat u dan allicht een tapijt
er voor gekocht had."
„Hoe weet u, dat ik ongetrouwd
ben? Omdat ik geen ringen draag?"
„Dat zou een onvoldoende bewijs
zijn. Er zijn veel getrouwde mannen,
die ringen aan hun vingers lastig vin
den. Een scheur in de linkermouw
van uw overhemd is met grof garen
als ik het zeggen mag onhandig dicht-
gehaald; dat is al minstens een paar
weken geleden gebeurd. Als u