BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Natuurleven ZA.TEKDAG 28 JUNI191» Ho 9208 HAARLEMS GAGBLAD K08T fl.20 PES 8 SAAfiDEM OF 10 GFÜ? Plfi WIEK. administoaiib OROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BIJITENSPAARNB 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUK ADVERTEMTIÊW DOELTREFFEND. OHZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT KAMPERFOELIE. Dat zij» planten, waarvan bijna ie der houdt. Ilun bloeinen sierend do meest dorre takken, of schitterend tusschen 'liet glimmende eikenloof, zijn met liaar zoeten geur een onderdeel van het genot, dat een zomeravond- wandeling ons verschaft, hun groen vértfevendlgt het landschap in het na jaar. Vrienden van. den boschbouwer zijn ze juist niet. Voor het groote genot-, dat zij ons geven, nemen zij iets te rug-, door het belemmeren van den vrijen groei der stcunplanten, maar overigens omzweeft hen poëzie van het jonge, zoekende twijgje af, tot aan den als met vlas belegden dikken stengel. Als jong opgroeiend plantje zijn ze al merkwaardig, door hun eigenaar dig klimvermögen. De jonge stengel zoekit dan steun en, als ze die niet gauw vindt begint het topje een draaiende beweging te ma ken. Als een slang, zoekend naar prooi, zoo draait de teere stengel rond en, 'heeft ze een steunpunt gevonden, dan begint de spiraalsgewijze klim partij. Heel merkwaardig is het nu, dat geen enkele kamperfoelie anders klimt, dan de planten, waarvan je afstamt. Steeds gaat ze in een rich ting, die wo met de zon mee zouden kunnen noemen en nu is het opmer kelijk, dat ze zich nooit vergist. Be grijpelijk zou het zijn, als alle plan ten, deze zelfde richting kozen. ,.De zon trekt ze aan" zouden we dan zeg gen, maar dat de groote levenwekker in dit opzicht geen magnetische eigen- Schappen heeft, bewijzen ons do boo- nen, die juist in 'tegengestelde rich ting draaien. Diat zijn overgeërfde oergewoorden, waarvoor we slechts anatomische' verklaringen trachten te geven. Maar steun moeten deze wilde kam perfoelies hebben. Luctor et emergo, zon met eenige variatie hun devies kunnen zijn, want- als we de planten op den grond leggen, richten de top pen zich weer op, en beginnen hun spiraalvvendiingen opnieuw. Maar niet om die bijzondere klim methode zijn ze de Z90 gezochte plan ten geworden. Dat hebben ze alleen aan hun mooie bloemen to danken. Als deze nog als knoppen, den kortstondigeu weeldetijd afwachten, staan ze fier omhoog. De neervallende regen deert hen niet en de zon kan ze goed bereiken. Zoodia echter de kortstondige bloei tijd nadert, buigen de knoppen zich omlaag en blijven in een horizontale richting slaan. Zijn we er op het juis te oogenblik bij, dan zien we.tiet in teressante opengaan der bloemen, dat slechts een paar minuten duurt. De onderlip buigt omlaag, de boven lip met de vier slipjes maakt een wen- lingndar boven en als de vingers van onze hand, zoo gaan de meeldraden uiteen staan. Gewoonlijk heeft dit openen tegen ec-s uur 's avonds plaats. Wie dan kamperfoelies in zijn omgeving heeft, doet goed. even te kijken. Nooit ziet hij deze planten meer als levende, bewegende wezens als juist bij deze spontane opening. En dan, als de lange trompetjes naar buiten wijzen, beproeven ze haar sterke lok middelen op de insectenwereld. Dan verspreiden ze haar bijna be dwelmende geuren, ver doordringend tusschen het dichte loof der steun- planlen. Wie dan wat gelukkig is, kan de womlet werking dier geuren nagaan. Onmiddellijk komen al kleine vlieg jes op de bloemen af, begeerig naar den zoeten nectar, maar voor hen zijn de bloennrompetjes veel te diep. Als echter de schemering invalt en de bloemen met hun lichte tinten nog vaag, maar scherp genoeg, afsteken tegen het reeds wazige groen, dan ko men de groot© nachtvlinders op be zoek. Zij zijn kinderen van de sche: mering en laten zich meer leiden door hun sprieten, waarin de reukzenuwen eindigen, dan door de groote veel- viakkige oogen, die slechts zoeken naar de lichtende bloemen, als de Hinders dicht in de omgeving daar van zijn. Dan zweven de dieren een oogen blik voor de bloemen, de lange rol- tong puurt diep tot bij den nectar- voorraad en zuigt deze op. Heeft de vlinder stuifmeel op den stempel ge bracht. dan heeft do bloem haar geur en haar zachte kleuren niet meer noodig Dan is het weelde- stadium voorbij en stuurt de bloem het alleen op-de vruciitvorming aan Mooie roode bessen nemen dan de plaats der bloemen in, maar hoewel ze door hun kleur nog meer opvallen, hebbeD zo voor ons niets aantrekke lijks meer. Dan volgt weldra weer de winter, waarin we in de kamperfoelieplanten niets anders zien, dan zwakkelingen, die niet op eigen beenen kunnen staan, dan is alle poëzie verdwenen dan zijn onze heerlijk geurende zo- merplanten slechts egoïsten, die an dere planten wurgen tot eigen voor deel. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Mej. O. H. te Haarlem. Kalkbe- mesting voor rozen is zeer aan le ra den. U krijgt daardoor vaak mooie sterk groeiende planten. In het najaar kunt u kalk geven, maar gebluscht. Ongcbluscht gebruikt men ze alleen op heel zure gronden. Nu is bemesting met ongebluschte kalk niet goed, met het oog op schei kundige processen in den bodem. Men geeft dan wel kalkmcrgel. Beendermeel, waarvan u spreekt, ia heel iets anders. Kalkmergel is een grondsoort, met een hoog gehalte aan koolzure kolk van 50—95 Ze wordt in ons land o.-a. veel in Limburg gevonden, waar groote mer gelgroeven zijn. De koolzure kalk is alleen oplos baar in koolzuurhoudend bodemwa ter. Daarom moet de mergel goed met den grond worden vermengd. In Haarlem is ze stellig wel te krij gen bij handelaars in kunstmeststof fen. Op gronden, die arm zijn aan blad- grond, dus lichte zandgronden bv. gebuikt men liever mergel dan kluit- kalk, daar de mergel den humus niet zoo spoedig doet verteren. Het gieren van uw rozen is een uitstekend werk. Ga daar op geregel de tijden nice d-oor. Uw Crimsons zullen prachtig bloei en, als ze op de volgende wijze wor den behandeld. Zet ze vrij, dus niet tegen een muur. Snoei bijna niet, dan alleen wat uit gebloeide takken. Gier goed en laat de planten maar flink uitgroeien. Ze bloeien dan heel gemakkelijk. Het wit in de rozen wordt bestreden met een bestuiving van zwavelpoeder, 's morgens na het opdrogen der dauw droppels. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen „La Saison morte". Een, en ander over kiuderklee- ding. Mijn wekelijksch mode-artikel kan vooreerst niet meer aan nouveait- tê's gewijd zijn, want in de mode is alles „au grand complet", en beleven wij wederom „la saison morte", den tijd, waarin de modemakers te Parijs hun nieuwe scheppingen bedenken voor een volgend seizoen. Ons rest dus te bespreken wat is en wat het meest aanbevelenswaardig is om te dragen. In elk seizoen is dc tailleur als 't ware een onmisbaar toilet en het meest belangrijke in onze garde-robe! Des winters van fluweel of laken en in den zomer van zijde, serge, tussor, maar vooral van linnen! Wit linnen aan het strand en in het casino, gekleurd linnen in de bos- schen, zwart linnen voor vrouwen op leeftijd, cover-coat linnen voor de reis kortom voor alle doeleinden, vindt men in dit genre iets moois en zéér practisch. Als men op reis is heeft men aan twee linnen tailleurs en een serie blouses voldoende, om voor alle voor komende gelegenheden behoorlijk ge kleed te zijn. Men zij er evenwel op bedacht de linnen costuums zoo eemoudig mo gelijk te laten vervaardigen en de gar neering uitsluitend van wit of wasch- eeiiie kleuren te nemen; want het spreekt van zelf, dat men zoo n cos- tuum meermalen laat wasschen of stoomen. De mantels worden bij voorkeur met aangezette schootdeelen vervaardigd; eerstens, omdat ze zeer modern zijn en allerliefst kleeden, maar vooral, omdat men meer kans heeft bij het wasschen en strijken het goede mo del te behouden dan bij modellen uit één stuk. De witte linnen costuums worden veelal met handborduurwerk ver sierd:, ook ziet men soutache-versie rt im en machinaal borduursel. Zeer modern is het lavendel-blauw, dat zoowel voor heele toiletten, als voor versiering van witte oostuums wordt toegepast en onze jonge meis jes allerliefst kleedt. Een aardige variatie in het toilet geven de Russische blouses, die steeds koket en jong kleeden. Ze zijn even wel niet aan te bevelen voor zware figuren; omdat de taille te veel ge markeerd wordt door de ceintuur. De rokken zijn trots alle voorspel lingen zéér nauw gebleven, ja, schij nen zelfs naar onder nog nauwer ge worden te zijn. Daar de meeste rok ken evénwel gedrapeerd zijn en een tamelijk hoog split hebben, die ten deele door een gedrapeerde voorbaan aan het oog onttrokken wordt, belem meren deze moderne modellen geens zins den gang. Zéér chic en gekleed zijn de gedra peerde rokken, die met twee of vier punten op de taille bevestigd zijn en mèt of zónder ceintuur gedragen wor den. Schelle kleuren zijn aan de orde van den dag! Alweer een bewijs hoe de mode steeds van 't ecne uiterste in het andere vervalt; want nauwelijks zijn onze oogen aan dc vage pastel kleuren gewend, die de zwart en wil mode kwam vervangen, of men krijgt de meest disharmonische combine lies van grijs met hard paars, met ceris of empiie-groen. Daarmede zijn ook de fragile voilages verdwenen, die zulke mooie schakeeringen in het loven rie pen. Dat we in de eeoivv van het kind leven, kunnen we ook in de mode zéér goed waarnemen. De ki.nderkleedi,ng is er op gebaseerd den kleintjes zooveel mogelijk vrijheid van bewegen te laten, reden waarom de hangjurkjea maar altijd door ge bracht wonden. Voor de grootere meisjes zijn de jurken wol min of meer door de mode beïnvloed, want men ziet de blouses en lijfjes in kimo no-snit en de rokjes schijnbaar nauw, doch Inderdaad, hebben zij van ach teren of aan de rijbanen plooiengroe- pen die zoodanig zijn Ingeslikt,, dat zo het meisje volkomen vrijheid van bewegen laten. Op de gekleed© Jur ken, is de ceintuur, die al naar ge lang van de plaats waar ze wordt aangebracht aan het kleedje zijn ei- ra kier geeft. In de kinderman leis is weinig ver andering. Ze worden met rechte rug en voorpanden ingericht en zijn met kragen en revers van afstekende kleur versierd, terwijl een ceintuur in den rug steeds een eigenaardig cachet geeft. Slappe crêpe-stoffen worden voor gekleed© jurken gebracht, maar in hoofdzaak dragen de jonge meisjes linnen waschjurken; waarmede ze er dan ook altijd frisch en netjes uit zien. Het kind weel, dat wanneer het uit is, "net zich niet behoeft t© ontzien uit vrees van de jurk te bederven en dus geen kindergenot aan nuffigheid of overdreven nettigheid hoeft op te offeren, want de jurk kan gewassc'hen worden en is daarna weer als nieuw! MARIE VAN AMSTEL. Parijsche Brieven CC CLXXVI. Hebt gij wel eens op een slechte plaats in een theater gezeten, een plaats waarop gij u in allerlei boch ten moest wringen om iets van de ver- tooning op het tconeel te kunnen zien? Jo, zeker dat zal u wel eens overko men zijn. Want het wemelt in Hol la id van schouwburgen, die slecht inge richt zijn. Neem bijvoorbeeld maar den Stadsschouwburg te Amsterdam en zit daar voor de grap eens onder de huilebalken welnu, wanneer gij na de voorstelling geen hewigen last hebt van nekkrampen, lendenpijn, sla pende voeten en zeere oogen, ben ik een boom Welnu, overkomt u in den vervolge iets dergelijks, vraag dan aan de betrokken schouwburgdirectie de betaalde ent ré© terug, benevens sclia- devergoeding. De her Wagniart alhier vroeg on langs twee francs terug, betaald voor twee „onbenutbare" plaatsen in het Theatre Monter,artre. En de rechter stelde den reclamant in het gelijk, naar de volgende motieven: ..Cherwegende, dat blijkt zoo uit d© uitleggingen der partijen als uit het bezoek ter plaatse en do gehouden en quête dat, indien de twee bij de con trol© gegeven plaatsen niet onbenut- baar waren, het zeker is, dat de zdt- tendeu genoodzaakt waren lichtelijk over te hellen teneinde de voorstelling te volgen. „Overwegende, dat liet do plicht is eens schouwburgdirecteurs om, wan neer de zaal vol is en er niets anders beschikbaar is dan slecht geplaatst© .strapontins" (opslaande zitbankjes), de personen te waarschuwen, die zich aan de loketten presenteeren, hun de faculteit latend om ze te weigeren, on der terugbetaling; „Dat de overeenkomst, die zich op dat oogenblik vormt, ontegenzeggelijk onder die voorwaarde beslissend is; „Overwegende, dat de directeur zich recteur zelfs niet de betwistbare ver ontschuldiging van een volle zaal had: „Dat inderdaad, de suppoost, die getuigenis beeft afgelegd, bevestigd heeft, dat er tallooze leege plaatsen waren, vooral onder de fauteuils; „Overwegende, dat de directeur zcih evenmin kan verschuilen achter deze- zijne verklaring, dat de reclamatie van den cisclier eerst gedaan is nadat deze eon gedeelte van een bedrijf had bijgewoond en hij bijgevolg de plaat sen had aangenomen, welke men hem had gegeven, zijnde deze bewering for meel onwaar; „Wijst, dat, onder die omstandig heden. de eiscb van Wagniart in alle opzichten absoluut gegrond is". De gedupeerde toeschouwer vroeg echter ook schadevergoeding, waarop de rechter besliste: „Overwegende, dat, indien, in begin sel, het een recht voor de partijen is om aan de rechtbanken het oordeel over de gerezen geschillen te onder werpen, de uitoefening van dat recht niet mag ontaarden in misbruik: „Dat, ter zake, de Weerspannigheid van den verdediger het karakter van ongerechtigd en tergend misbruik draagt, hebbende den klager genood zaakt tot groote uitgaven in verhou ding tot de geringheid van den eisch; ,;,Ènz." En den heer Wagniart werd 15 francs schadevergoeding toegekend. Onhoudt dit geval, lezers. Gij ziet het: de tijd breekt aan, dat de beta lende toeschouwers óók rechten be ginnen te krijgen. Als ik naga, dat-, toen ik nog muziekrecensent te Am sterdam was, de directie van een ge bouw mij eens te Amsterdam den toe gang ontzegde op een zeer duur! betaald plaatsbiljet....! Wel, ik ging toien niet naar den rechter (allemaal tijdverlies in Holland en elders), doch naar don tooneelkapper, liet me her scheppen in een eerbiedwaard igen grijsaard en kwam zóó ongehinderd den sdlioonen tempel der hooge kunst binnen... Deze aangenaiu© herinne ring „ik hab es getragen sieben Jahr Bij de vertooning in het Theatre „du CMtelct, onlangs, van „La Pisanel- la", het laatste tooneelstuk van signer Gabri.ele d'Annunzio, heb ik een prach tig© plaats gehad, van waaruit ik al les uitstekend kon zien. Ik kon zelfs zien, hoe een groot gedeelte van het gedistingeerde publiek, ditmaal op rechter dan gewoonlijk, geeuwde en gaapte. Zelfs de „gens du monde" de stukken van den Italiaanschen Rostand worden voornamelijk door de élite van het Parijsche publiek bijge woond kunnen niet alles slikken. Niet een persoon in de zaal heeft het stuk in zijn geheel begrepen. En ver makelijk was het, hoe, in sommige dagbladen, complaisante tooneelrecen- senten, die iedereen te vrind wenschen te houden, vergeefsche pogingen deden om den inhoud van het stuk voor de lezers te verklaren. Noch aan het too neelstuk zelf, noch aan de uitleggingen door bedoelde recensenten, kon men een touw vastkroopen. Het spreekt schier vanzelf, dat een groot auteur als Gahriele d'Annunzio ook in „La Pisanella" fragmentarisch goed werk heeft geleverd, doch van samenhang er. logica is hier niet de minste sprake. Hoe is da», te verklaren? Heeft il signer GabrkiUe wellicht een druk in zijn dichterlijk brein ge kregen? Niets daarvan, lezer. Hef is hier een voudig een geldkwestie. Een mercan tiele kwestie. Ongeveer 5 jaar geleden zag ik 'n too neel speelster, die thans de titelrol in d'Annunzio's stuk heeft vervuld, voor het eerst te Parijs spelen. Heel toeval lig, want het was in een schouwburgje in een der buitenwijken van Parijs.Ik was dien avond in de buurt en trad, half uit nieuwsgierigheid, half uit ver veling, bedoeld theater binnen. Daar zag cu hoorde ik een actrice, die lang, mager en spichtig was, min of meer een mannelijk voorkomen had, aller- aboniinabelst Fransch sprak en wier stem leelijk en rauw klonk. Er was niets goeds in haar spel, zoodat het mij ten sterkste verwonderde, dat de keuze voor de vertolking van de overigens onbeduidende rol op deze actrice, een vreemdelinge nog wei en met een erbarmelijk „accent" geval len was Die tooncelspcclster was volgens ingewonnen inlichtingen een Russi sche, die liefde had voor het too- neelspel, naam wilde inaken en in het bezit was van eenige millioenen roebels. Dies vond zij gauw genoeg een theaterdirecteur, die een rol ter liarer beschikking stelde. Thea terdirecteuren kunnen best slechte krachten gebruiken, mits zij veel be talen. Dank zij haar millioenen wist zij zich langzamerhand meer en meer een weg te banen naar het centrum van Parijs, en toen zij a! diverse col lega's, directeuren en recensenten oor zich gewcrcen had, begonnen haar adspiraties hooger te reiken. En zij zag om naar een tooneelschrijver. die genegen was om een stuk speciaal voor haar te schrijven, een stuk, dat haar „talent" vermocht te doen uitko men. En zij vend dien in Gabriele d'Annunzio. die een groot auteur is, maar die veal van schittering houdt schitterende décors, costuums, enz. en tot over de ooren in de schuldei; zit. En il signor Gabriele schiep verle den jaar „Le Martvre de Saint-Sébas- tian", waarin de Russische heur ge stolt© kan uitstallen. En hij schreef dit jaar ..La Pisn nella", waarin zij die tusschen- tijds zich duchtig had geoefend ir plastische aesthetiek, allerlei schoon-1 standen kon aannemen en fraaie be wegingen kon maken; waarin zij -- gelukkig! want heur stem is nog altijd onwelluidend weinig had te spre ken. Wees nu billijk lezer Eon il signor Gabritle d'Annunzio onder die om standigheden een litterair meester stuk maken? Neen, wel? Maar de „Ausstattung" was onvergelijkelijk rijk en schitterend. En het publiek be stond hoofdzakelijk uit geïnviteerde „gens du monde" En er was een hoogst fatsoenlijke claque, die op haar „qui vive" was. En er wns moo ie schijn van enthousiasme hier en daar. En dan... en dan... de schulden van Gabriele zijn geheel of grooten- dee.ls betaald kunnen worden. In trouwe, wat heeft het betalend publiek daartegen in te brengen? Het weet toch zeer goed, dat sinds eenige decennia de kunst en het geld dikwerf in een hoekje vrijen? OTTO KNAAP. (Nadruk verboden.) Verhalen van een Handelsreiziger. MERKWAARDIGE ONTMOETING. Het is nu drie jaar gelc-den, dat ik hem het eerst ontmoette, maar ik weet nog precies hoe het ging. Ik was van een zakenreisje in Duitschland teruggekomen en als gewoonlijk had den we de vervelende douane-forma liteiten in Zevenaar doorgemaakt. Niet dat de tolbeambten in Neder land lastiger zijn dan elders, Dat wordt wel beweerd, maar alleen door mopperende Nederlanders, die alles in 't buitenland beter vinden dan bij zich thuis. Chicaneurs heb ik overal in de wereld gevonden, maar de grensbeambte bij ons is niet onbe leefder of onaangenamer, dan die in den vreemde. Alleen de knoeiers, de kinderachtige smokkelaars, die op een reis die misschien duizend gul den gekost heeft, een tientje willen uitsparen, komen in last, verstandige menschen hebben geen moeilijkhe den, wanneer zij maar behoorlijk be talen wat ze den Staat schuldig zijn. Dien morgen duurde het lang, er waren blijkbaar weer een paar, die het Koninkrijk der -Nederlanden voor een paar rijksdaalder© bestelen wil den en er ingeloopen waren. Einde lijk vertrok de trein. Hij was al in vrij enellen gang, toen een man op 't perron kwam aanloopen en op 't plankier sprong, vlak vóór de coupé waar ik in het hoekje zat. Onwille keurig stond ik op toen ik hem den sprong zag wagen en dat was maar gelukkig, want hij gleed op de tree plank uit en zou zeker gevallen zijn, als ik hem niet juist nog bij de kraag had kunnen grijpen. Daardoor vond hij zijn evenwicht weer terug, maak te handig het portier open en kwam binnen, mij met weinig woorden, maar bijzonder vriendelijk, bedanken de voor de tijdig geboden hulp. Daar op ging hij naast mij op de eenige vrije plaats in de coupé zitten en keek onverschillig even rond. Van terzijde nam ik hem even op, maar zonder iets buitengewoons aan hem te vinden. Zjjn gezicht was als duizend andere gezichteneen rech te neus, een mond van normale grootte, een voorhoofd, dat laag noch hoog was, blond haai van de kleur, die de helft der Nederlanders bezitten, kortom heel gewoon, alleen was er iets ongemeens in zijn oogen. De kleur was grijs, maar de manier waarop ze keken had iets tngenaar- digs, iets dat ik niet beter aandui den kan dan hiermee, dat ze iemand door en door zagen. Hij keek om te zeggen met nadruk, toch zag hij niemand lang aan. Dit was het eenig merkwaardige in zijn persoon, want ook dc kleeding was alledaagsch een donkerblauw colbertpak, een zelfstrikker van dezelfde kleur en een staan boord van gemiddelde hoogte. Arnhem waren wij voorbij. Ik was stijf geworden van het zitten en ging even in de zijgang staanhet duur de niet lang of hij kwam daar ook, presenteerde mij een sigaar en her haalde zijn dankbetuiging voor den dienst, dien ik hem bewezen had- Toen ik noodig vond, vriendelijk te zeggen dat hij wel wat onvoorzichtig was geweest, keek hij mij even op die eigenaardige manier aan en glim- i lachte. „Dat komt van 't vele reizen, daar wordt iemand roekeloos van. IJ. die ook veel reist, weet dat toch wel." „Hoe weet u, dat ik vee! reis?" „Aan uw kalmte in den trein, ver der hieraan dat u niet naar builen kijkt omdat u de omgeving kent, aan het kilometerboekje voor duizend ki lomeier, dat u zooeven aan den con ducteur heeft laten zien." ,Dat komt alles uit." zei ik la chend. „U neemt vlug alles op." „Dat Ls mijn gewoonte. U reist na tuurlijk voor zaken „Waarom?" „Menschen, die veel voor hun ge noegen reizen, zitten in de eerste klasse." „Heel juist. Weet u misschien ook. in welk artikel ik reis?" .,Dat is niet moeilijk te raden. In boekdrukkerij-artikelen, voor eec groote firma, waarschijnlijk te Am sterdam." „Mijn waarde heer," zei ik lachend, -,u kent mij, zooals ik bespeur. Het is zeker niet noodig, dat ik u mijn naam noem." ,U vergist u, ik heb u nooit meer gezien." „Och kom. Hoe weet u dan al die bïjzoi derheden „Uit redeneering. In den zak van w demi-saison, die aan 't raam hangt, steekt een aflevering van de Duitsche Buch- und Stcindruckcr, u reist tweede klasse, dus voor een goe de firrna en in uw vak zijn Cf buiten Amsterdam weinig of geen huizen. U ziet, dat dit alles dood eenvoudig is." Ik was wat overbluft. „Ja. zoo als u het uitlegt, is het eenvoudig genoeg. Maar ik zie zulke dingen niet, Aan u bijvoorbeeld zie ik niets bijzonders om daaruit af te leiden wat uw be- •oep^is," „Ook niet aan onze medereizi gers?" vroeg hij. We hadden voortdurend zocht ge sproken. Het trof me, dat zijn vraag er op berekend scheen te zijn, om mijn aandacht van hem zelf af te lei den, maar hij had zulk een besliste manier van spreken over zich, dat ik naar onze medereizigers in de coupé keek. „Daar in den hoek, dat jonge man netje met het geplakte haar en den groolen jiaardenkop op zijn dos, dat zal een paardenliefhebber zijn." „Natuurlijk, maar welke soort?" „Een eigenaar van een renstal, waarschijnlijk." „Neen, u vergist u. Dat is een eer ste luitenant bij de huzaren, met wei nig fortuin, anders verwaardigde hij zich niet om, zelfs in politiek, twee de klasse te reizen." ,Dat kunt u nu wel beweren ,Ik zal het u bewijzen. Natuurlijk is de man een ruiter, dat blijkt niet alleen uit zijn dasspeld, maar ook uit zijn kromme beenen. „Die kan een burger óók hebben." „Natuurlijk. Maar hij is er niet aan gewoon om politiek te dragen en zijn pakje is keurig, maar niet naar de nieuwste mode. Straks heeft hij op het station te Zevenaar een kop kof fie besteld." Dat herinnerde ik me. „Juist. Heeft u er toen niet op ge let, dat hij praatte met een comman dostem, hoog uit de keel, zooais iemand, die veel spreekt in de Open lucht?" Ik moest het toegeven. „Maar eer- ste luitenant, waarom geen tweede? „Om zijn leeftijd. Hij ziet er wel jong uit, omdat alles zoo precies en nauw om hem heen zit, maar hij heeft rimpeltjes onder zijn oogen en is minstens vijf en dertig. Op dien leeftijd is iemand lang eerste luite nant." Hij maakte mijn nieuwsgierigheid gaande. „Wat is u van uw vak, als ik vragen mag?" „Opmerker," weerde hij af. „Quaes- tie van gewoonte. De menschen letten veel te weinig op hun omgeving. Ik durf wedden, neem mij niet kwalijk dat ik het zeg, dat u niet weet, hoe veel knoopen er aan uw vest zitten?" Ik keek beschaamd op het kleeding- stuk neer. Hij had gelijk. Maanden lang had ik het dichtgeknoopt en nog wist ik niet, dat er zes knoopen aan zaten. „U woont waarschijnlijk op een bo venhuis. Heeft u wel eens geteld, hoe veel treden de trap heeft?" Ik moest mijn onwetendheid er kennen. „Hoeveel vierkante meters uw ka mer groot is „Evenmin," zei ik. „Ik hond op me: vragen, want het zou op schoolmeesteren gaan lijken en u heeft mij door uw tegenwoordig- heid van geest een grooten dienst ge daan. Vervelen wil ik u dus in geen geval. Als u getrouwd was, zou u mis schien de afmetingen van uw kamer kennen, omdat u dan allicht een tapijt er voor gekocht had." „Hoe weet u, dat ik ongetrouwd ben? Omdat ik geen ringen draag?" „Dat zou een onvoldoende bewijs zijn. Er zijn veel getrouwde mannen, die ringen aan hun vingers lastig vin den. Een scheur in de linkermouw van uw overhemd is met grof garen als ik het zeggen mag onhandig dicht- gehaald; dat is al minstens een paar weken geleden gebeurd. Als u

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 15