jjj
is
fo
meer bemiddelde klasse der poëten.
Hij had eigenlijk niet noodig, verzen
te maken, maar dichtte voor zijn
genoegen in geenen deole voor hot
mijne.
Ging dat dichten dan ook al ru
moerig toe? vroeg ik verbaasd.
Hij bad geen verzensmederij cn
een Pegasus bereed hij ook niet; ten-
minste ik heb niets daarvan in huis
kunnen ontdekken. Hij dichtte, naar
liet scheen, zonder eenig applaraat,
zooals er goochelaars zijn, die op der
gelijke wijze hun kunststukken doon
en het publiek in verbazing brengen.
Deze man nu dicblte zonder merk
bare inspanning; maar als het klaar
was, begon hij te declameeren wat
hij gedicht had. Dit nu was in hooge
mate bedenkelijk; want hij maakte
bij voorkeur 'n treurspel, waarin het
gruwzaam toeging en een moord of
doodslag geen dubbeltje waard was,
'en nog dreunen mij die verzen in de
ooren.
Het stuk heette „De moord uit
ijverzucht", zoo iets van Othello cn
zoo eindigde de historie ook. Natuur
lijk was Veronica onschuldig; jam
mer, dat haar geiiefde eerst tot die
conclusie kwam, toen ze dood was.
Wat bleef hem toen verder over dan
vrijwillig ook zich den dood te geven;
meer modern, onder 'n spoortrein of
tram.
Hot monster naakt. Vóór het voor
bij suist,
Wil ik mtj werpen op de ijz'ren sporen
Jin bloedend rolt mijn schuldig
hoofd daar heen
Mensch, 't was om er 's nachts
van ie droomenl En als de dichter
met dreunende stem d'ie verschrik
kelijke versregels gedeclameerd had,
liet 'hij er leuk op volgen: „Mooi zoo".
Ik besluit hieruit, dat die zelfmoord
van Francesco door den toeschouwer
zou worden genoten.
In een ander stuk, waarvan de
naam mij is ontschoten, speelde een
afschuwelijke tiran de hoofdrol. Hij
valt onder den dolk der eedgenoot-en.
Nog .altijd zijn de verzen mij bijge
bleven, waarin de samenzweerder, ge
naamd Camille al de stukken van
dezen dichter spelen in Italië den
tiran zijn naderenden dood aankon
digt:
Niet langer, o bloeddorstige tiran,
Niet langer willen wij uw juk
nog dragen.
De Nemesis, wraakgierig, komt
daar 'an
Bereid u voor uw uurtje heeft
geslagen.
Ziet ge in n!ijn rechterhand den
ponjaard blinken?
Ia 't naaste oogenblik zult gij
van uwen troon
•D:ep in den afgrond van den
O reus zinken.
Herkent ge mij? 'k Ben Antonio's
zoon.
En dan volgde geregeld de nadere
toelichting:
(Hij stoot toe. Grimaldo valt
én wentelt stuiptrekkend zich op
den grond.)
Ook beneden was men 't er spoedig
over eens, dat de dichter er uit moest
Wijl hij overigens een ordentelijk
mensch was. kon dat niet zoo par
does hem worden gezegd, en dus be-
(Proeide ik 't eerst nog met een zacht
middel, ging naar hem toe en stoorde
hem midden in het declameeren. Ui
geloof, dat hij vlak voor den spiegel
gestaan had, om houding cn gebaren-
spel te kunnen waarnemen. Met don
derende slem riep hij „binnen!" cn
toen ik de kamer intrad, rolden zijne
oogen nog zoo ijselijk, dat ik angstig
et' van werd. Je weet nooit waar zoo'n
opgewonden mensch toe komen kan!
Maar ik vatte moed en sprak hem
vriendelijk aan en verzocht hem,
met dat reciteeren en declameeren op
te houden. Even kalm gaf hij me ten
antwoord: „Dat gaat niet".
Dan gaat u maar! zei ik, en het
bleef er bij.
U heeft een serie van onaange
name ervaringen bij het verhuren
van uw kamers gehad! getuigde ik.
Gelukkig was 't met die drama
tische dichter de laatste.
Dus heeft u na hem werkelijk
een rustigen huurder gevonden?
Zeker. Ik had tot dusverre te
scherp toegezien, te angstvallig in
lichtingen ingewonnen en was toch
het offer van betreurenswaardige
teleurstellingen geworden; dat moet
men niet doen, als men kamers ver
huurt! 't Helpt toch niets, en daarom
narii ik den eersten den besten, die
zich aanmeldde en dit was nu de
lung gezochte.
En welk metier heeft die hian?
Ilij is musicus.
Wat zegt u? Wat voor instru
ment bespeelt hij dan?
Hij blaast den hoorn, ook wel
de trompet, zooals hij zegt.
En met zoo'n lawaaiheer kunt
ge hier in huis 't uithouden?
Ik zeg u, hij is oen man, om
met *n lantaarntje te zooken. Waar
ihij op den hoorn blaast, weet ik niet;
misschien in het dichte woud of op
den eenzamen "heuveltop maar niet
iu huis. Hij is zoo stil, dat men nooit
weet, of hij er is. Zoo was het in den
beginne en zoo is hel gebleven. Mot
Kerstmis wordt het twee jaar, dat
hij bij mij is.
Merkwaardig. Dus de eerste rus
tige commensaal
Is muzikantl
De Pruik.
(Do volgende vertelling vond iemand
als manuscript onder de papieren van
wijlen zijn grootvader.
Dus je bemint Ernestine? sprak
de opgewekte Volkert tot den meer
bedachtzame» Smits, den secretaris
der kleine stad, en zij namen plaats
op de bank onder den zwanen boom.
Nu dan, als ik jou was, zou ik
mijn leven niet langer folteren in on
zekerheid. Aan een hoofdvoorwaarde
is voldaan: je hebt je dagelijksch
brood en kunt vrouw en kind onder
houden, alzoo vooruit met de schuit.
Stort je hart uit en presenteer hol op
de gebruikelijke wijze daarmee
punctum!
Zit niet langer te zeuren en te over
wegen wanneer je niet doortast,
komt er geen eind aan 't lied!
Ja, maar vriend, het betreft hier
den gewïchtigsten stap, dien een
mensch doen kan! sprak de secretaris
en hij steunde den elleboog op de knie
en het hoofd in de hand.
.Tuist daarom... Ik wed, anders
overleg je nog veertig of vijftig jaren.
En zoo wordt je ten slotte een oude
kerel, alleen beweend door lachende
ergenamcu vreugdetranen omdat
de oude oom zoo wijs gehandeld heeft,
door een weduwe don rouw en zijn
neefjes nijpend geldgebrek te bespa
ren.
Als ik maar durfde!... mompelde
de secretaris en hij stond op om zich
weder bij liet vroolijk gezelschap te
voegen op het gazon onder de linde.
Volkert volgde hoofdschuddend zijn
vriend.
Men vermaakte zich, in den geest
van dien tijd, met allerlei spelen: ein
delijk ook met „blindemannetje". De
secretaris zorgde nu, dat hij niet in t
gedrang kwam; Volkert had in stilte
pleizier. Maar toch werd hij gevangen
en nu was het zijne beurt, den blind
doek aan te leggen hij gedoogde
niet, dat een ander dit deed en bond
zichzelf den zakdoek voor de oogen.
Toen hij er mede gereed was, trok
Volkert hem den doek nog verder over
de oogen, terwijl hij hem daarbij de
hand op hel hoofd legde.
Laat toch, 't is immers goed! zei
de roodgloeiende secretaris en het
was hem blijkbaar onaangenaam, dat
die hand op zijn hoofd rustte.
Men had van diit spelletje al spoedig
genoeg, ging zitten onder 't groen en
vertelde elkaar allerlei kleine histo
ries. Dra kwam.de beurt aan Volkert,
die den voorslag had gedaan, hiertoe
over te gaan, en voorbedaohtelijk was
gaan zitten tusschen Ernestine en den
secretaris.
Ach, ik kan niet anders ten beste
geven dan een kleine scherts, die mijn
oom eens moet hebben beleefd.
Er woonde in een kleine stad een
rechtsgeleerde, die doodelijk verliefd
was op een mooi, rijk en goed meisje.
Oolc zij mocht hem gaarne en wachtte
verlangend naar het oogenblik, dat de
zwijgende aanbidder haar te voet val
len en om wederliefde smeeken zou.
Doch zij wachtte maanden lang en
wachtte vruchteloos, llaar aanbidder
bleef stom en naar het zich liet aan
zien, kon dit nog erbarmelijk lang zoo
duren. Toen kwa'rn ze op het schran
dere denkbeeld, een jovïaTen neef in
den arm te nemen, die een oud acade
mievriend van den jurist was, met
verzoek om een handje te helpen. Te
vergeefs trachtte neef er achter te ko
men, wat zijn vriend, maar steeds
deed aarzelen, tot hij eindelijk ter ge
legenheid van een buitenpartij,
waaraan ook het meisje en vele goe
de bekenden deelnamen, hem mee
troonde in een stil boekje en hem het
geheim zijner liefde afdwong. Toch
mocht hij er niet in slagen, den man
1e bepraten of ook maar een aanneme
lijke reden voor dat eindeloos dralen
uit te vorschen.
De secretaris zat op lieete kolen. Er
nestine stiet Vc-lkert onmerkbaar even
aan en fluisterde dreigend: Wil je
wel eens uitscheiden! Maar zonder
hierop acht ie slaan, ging hij met zijn
vertelling voort: Haast had ik ver
geten te zeggen, dat de jurist zeer be
dachtzaam was. zijn vriend echter nog
al oog op de menschen had! En hoe
bedachtzaam de rechtsgeleerde ook
mocht zijn, toch was de vriend er ach
ter gekomen, wat er van de zaak was
de goede man namelijk kan er niet
toe overgaan, aan het geliefde meisje
te bekennen, dat hij niet zijn eigen
liaar droeg, maar een pruik! Dit wist
de hoele stad nu wel, want hij had
nooit langere of kortere haren een
bewijs, dat ze bij hem niet groeiden-
eens waren ze lichtbruin geweest en
na een afwezigheid van 'n paar dagen
waren ze eensklaps donkerbruin ge
worden. Nu wisten de menschen wel,
dat iemand van schrik in een naulu.
de haren grijs kunnen worden; van
een donkerder haarkleur was hun
geen voorbeeld bekend. Uit dit alles
en zijn zorgvuldig vermijden dat een
sterveling zijn hoofd aanraakte-, wa
ren zijne medeburgers tot de conclu
sie gekomen, dat een feit was, wat hij
zoo angstvallig geheim trachtte te
houden; zij waren nochtans zoo groot
moedig, te doen alsof zij niets ver
moedden. I-Iij liet zich hierdoor in
slaap wiegen en bewaarde zijn geheim
nog dieper!
De secretaris begon het warm te
krijgen; toch vreesde hij, zijn onrust
te verraden. Volkert ging verder, als
ging dit hem in 't minst niet aan.
„De blijmoedige neef, hoe uitgela
ten hij ook soms kon zijn, had een
goed hart en had soms innig met
iemand te doen. Den dag van die bui-
lenpai lij was dat ook zoo. Het speet
hem, dal zijn vriend, met zooveel goe
de eigenschappen bedeeld, tengevolge
van een dwaze zwakheid zijn waar
levensgeluk, hot bezit van het innig
geliefde ancisje, zoude ontgaan. Hij
proponeerde dus, kleine anecdoten
ten beste te geven, nain plaats tus
schen zijn vriend en zijn nichtje even
als ik hier, en toen de beurt om te
vertellen aan hem kwam, verhaalde
hij, slechts de namen der beide per
sonen veranderend, precies deze ge
schiedcius, en tot besluit nam hij een
hoed (hij had met voordacht reeds
dien van den jurist vlak bij zich ge
legd)" meteen greep Volkert des
secretaris hoofddeksel „verbeeldt u
nu, dat i k de vroolijke neef ben. Hij
wendde zich tot den rechtsgeleerde,
hield hem den hoed zóó voor het hoofd
en rukte met de linkcriiand hem de
pruik at, terwijl hij bliksemsnel hem
den hoed op den kalen knikker zette,
het meisje van den overigens knappen
jongen de pruik gaf en haar aan
raadde 't was acht dagen vóór zijn
jaardag zich de langste haren of te
snijden en daarvan, ten bewijze dat
zij wel degelijk van hem hield, een droomerijen ophouden. De zaak is af-
prulk voor hem te laten maken. In- geloopen, ik zal altijd van haar hou-
van me welen, omdat zij niets hoert
en ik nietsde optelling is al heel
gauw gemaakt. Dat spreekt vanzelf.
Men leeft niet van liefde en lucht al
leen dit is al moer gezegd. Het zou
al heel onbescheiden van me zijn, als
ik een armzalig bestaan bood aan de
'rouw, die ik liefheb. Laat ik met die
tusschen zat dc jurist daar met den
hoed op het hoofd en alles lachte oir,
den zotten inval van den vrool ijken
neef."
Zoo was hel ook. Wat Volkert den
vroolijken neef liet verhalen, deed hij
zelf. Hij had den secretaris don hoed
geloopen, ik zal altijd
den, maar 't niet zeggen.
Het word winter, zomer, winter, en
alles bleef bij het oude.
Eens kwam Daniël bij Martha een
weinig vroeger dan gewoonlijk, en hij
had te wachten voor zij kwam. Hij
haalde oen krant te voorschijn, zag er
voorgehouden, de pruik afgerukt, het in.... bladerde in de koerslijst, om te
hoofddeksel opgezet en het corpuszien, waarin hij zijn kapitaal moest,
delicti Ernestine in handen gespeeld i beleggen.... als hij het had I Thans
'trok een groot nummer op de derde
bladzijde zijn aandacht. Hij wreef zich
de oogen uit, haalde zijn portefeuille
voor den dag, opende ze koortsig,
trok er een papier uit, keck, verge
leek en..., sprong togen de deur op,
als een waanzinnige krijschend.
Bij dit geluid kwam mevrouw Del-
val te voorschijn, het kind hing aan
haar rokken. Zonder Martha den tijd
te laten hem te herkennen, nam hij
allen hadden hem begrepen on lach
ten alleen de secretaris zat daar en
wist niet, of hij boos op den hoogst on-
gepasten vriend zijn of mee lachen
zou.
geschiedenis is nog niet uit,
wel vroeg Ernestine. Hoe ging
het verder
Nu, het meisje beminde hem, Zij
verliet, den volgenden dag de stad, liet
zich «enige lokken afsnijden
den vroolijken neef. Maar het is al
avond geworden good is 't dat de
maan schijnt. Laat ons opstappen.
Pratend en lachend keerden ze naar
huis terug.
Acht dagen later vierde de secreta
ris zijn jaardaghet geheele gezel
schap was weder onder de linde bij
een.
Ernestine had nog een mooi hoofd
met haar en de secretaris had een
pruikje van haar lokken op het
hoofd en kwam er nu gul voor uiL
Een buitenkansje.
Door C. Bruno.
keerde Ie rug met een elegant pruikjehaar bij de handen, voerde haar naar
in een doos. Dit laatste vond zijn weg canapé, ging naast haar zitten, en
en de jurist was niet meer boos op bleef zoo eenigen lijd zonder to spre-
n vrooliiken neef. Maar het is al ken. Doch eindelijk herstelde hij zicli.
Neem u me niet kwalijk er is
mij zooeven iets gebeurd, dat mij
misschien heel gelukkig zal maken,
heel gelukkig.... Het lot heeft alles
voor mij gedaannu.... hangt het
overige alleen maar van u af.
Zij zag hem aan, nieuwsgierig, met
groote onschuldige oogen, oogen, die
hij zoo liefhad.
Nu ben ik rijk het is ongoloofe-
lijk, maar 't is waar. U herinnert u
wel dat 'jen van mijn leerlingen me
met loterijbriefjes heeft betaald ?ik
was een ondankbare kerel, dat ik me
er over beklaagde.... op óén van de
loten is een hoofdprijs gevallen. Vijf
tigduizend gulden Nu is er geen
hinderpaal meer, ik kan u vragen....
Zijn rede werd onderbroken door
een der triomfkreten, welke kinderen
uitstooten als ze een dwaasheid heb
ben begaan. Het kleine meisje, dat
wat heen en weer had gedraaid, had
een stuk papier in den vorm van een
lucifer gewrongen, en nu. terwijl ze
voor den schoorsteen was ncderge-
hunkt, stak ze 't langzaam aan. Da
niël schreeuwde liet ook uitMet één
sprong was hij'bij de tafel het lot
was er niet; meer, en in de verschroei
de resten, die het kind had losgelaten,
las men nog altijd het cijfer, het ver
loren geluk
Een groote traan, groot als de tra
nen van sterke menschen zijn, rolde
over de wang van Daniël. Hij keerde
zich naar Martha, en, zijn gezicht
nog verlegen van zijn stoutmoedig
heid, zooeven betoond, zeide hij
Neem me niet kwalijk, mevrouw,
ik heb me vergist, ik heb u niets te
vragen. Vaarwel 1
Hij nam het hpofd van het kind in
zijn beide handen.... ze lccek beurte
lings hem en haar moeder onschuldig-
verbaasd aan.... hij omhelsde haar
twee keer.... De traan rolde van zijn
wang of, op heur haar.
Hij wilde naar de deur gaan, maar
hij vond niet den tijd, ze te openen.
Martha stond er, ze legde haar hand
op de zijne.
Zeg eens.... Daniël, zeide ze,
omhels mij ook eens een beetje, en kus
mij op de heide wangen, zooals een
jongen voor 't eerst zijn verloofde
doet. Geloof u, dat ik niet graag uw
vrouw wil worden
Maar.... maar... ik weet niet, hoe
ik het u zeggen moet ik ben niet
meer rijk ik moet weggaan. Mijn
lot is in hei vuur gevallen.
Ja, vanzelf, nietwaar Die ver-
gevingskus voor mijn dochter dat
heft al mijn gemoedsbezwaren op. Ik
kan het u toevertrouwen na zulk
een noblesse ben ik niet bang meer.
t! zult mij niet slecht behandelen.
Blijf daar niet slaan, zoo bleek, of u
zult sterven. Ik wil, dat je van me
houdt. Houd van me, Daniël.
Dit is twintig jaar geleden.
Nooit heeft Daniël berouw van zijn
buitenkansje gehad.
Gedurende verscheidene maanden
was Daniël niet dezelfde meer, lang
niet dezelfde 1 Hij, die vroeger een
vroolijke Frans was geweest, las nu
uitsluitend zwaarmoedige boeken, en
droeg zwaarmoedige verzen voor. Ter
zelfder tijd had een gloeiende eer
zucht hem bevangen, gaarne sprak
hij van geldzaken en van aflosbare
kapitalen. Laat ons er dadelijl? bij
voegen, dat bij een opgestreken
jacquet droeg en verlakte schoenen
en dat hij voor iederen mode-winkel
stil hield.
Dit laatste gaf aan, dat er wat bij
zonders aan het handje was, maar.
omdat zich niemand voor Daniël inte
resseerde, lette ook niemand op henr
Hij had geen familie en geen vrien
den, dc liefde voor de aardige weduwe
Delval was zijn hart binnengestormd,
zonder dat iemand er benul van had.
Daniël gaf pianolessen.
Niet m deftige villa's en paleizen,
waar do voeten weg-zakken in het
tapijt, neen 1 in kleinere, schamele
huizen
Twee jaren achter elkander was hij
de weduwe tegengekomen, zonder
iets anders te wagen dan een beschei
den groet. Altijd ontmoette hij haar
op dezelfde plaats, op hetzelfde uur,
als ze met haar dochtertje giug wan
delen. Maar eens had hij liaar niet
gezien. Wel zag hij, dat voor kaar
woning liet koetsje van een dokter
stilhield, en waar hij den moed van
daan haalde, wist hij niet hij ging
bij haar iuformeeren, wie er ziek
as.
Het kleine dochtertje had een beetje
bronchitis.
Eiken morgen ging Daniël vragen,
hoe het met 't meisje was.
Gelukkig... of ongelukkig.... was de
genezing oen zeer spoedige en Daniël
moest zichzelf al gauw bekennen, dat
hij geen voorwendsel meer had, om
iederen morgen de weduwe ie bezoe
ken. Toen kreeg hij een prachtig
idee
Als hij eens voorstelde, om 't meisje
piaonolessen te geven.
Hij dacht het hij doc-d het
Als 't u belieft, mijnheer, zeide
Martha, door zijn belangeloosheid ge
troffen, Ik rioem 't heel graag aan.
Ik bon u dankbaar, dat u het
aanneemt, zeide de jonge man,
stralend van vreugde.
Sinds dien kwam hij eiken dag het
kind pianoles,sen geven, dat er wel
pleizier in had, op mijn woord Mees
ier en leerlinge werden de besle vrien
den van de wereld, maar afgezien
daarvan won Daniël niets hij deze
nieuwe methode, behalve, dat hij een
half uur bij de schoone weduwe
mocht doorbrengen. Ze ging naast de
piano zitten, haar borduurwerk bij
zich. Soms gaf ze een woord van aan
moediging aan de leerlinge, een
vriendelijken bidt aan den leermees
ter. Dal was alles.
Alleen 's Zondags at men samen.
Men besprak de kleine dingen, die er
waren geschied, Daniël vertelde van
zijn leven, Martha deed een weinig
van het hare raden, en, tegen negen
ging liet kind slapen, niet zonder
haar vriend te omhelzen, die haar de
omhelzingen met woeker teruggaf.
Aan de moeder gaf hij een stevige
hand, veroorloofde zich langen tijd te
zuchten, en ging heen, droomende
van den volgenden Zondag.
Nooit, al den tijd dat dit voortduur
de, had Daniël van zijn liefde durven
spreken, hoewel zij al zijn gedachten
innam. De weduwe hield hem op een
afstand. Niet dat ze geen behagen
schiep in de genegenheid van den
jongen man.... het leven had haar niet
zóó verwend, dat ze afkeerig van een
waarlijk© liefde kon zijn. I-Iaar man
had haar geslagen, haar, die zoo fijn
en zoo tenger was....; en, waarlijk,
het was heerlijk om na bemind té
worden door dien kolos van een man
met zijn fluweelen oogen, die haar
kleine dochtertje zoo verwende. Het
meisje.... zonder haar.... had'ze zeker
niet geaarzeldMaar liet er op te
wagen, dat zij haar leventje moest
veranderen, dat nooitOm in het
huis een heer en meester te brengen,
die te bevelen had, want dat komt er
altijd van, zij verwennen het kind, om
de vrouw te krijgen, dan, als ze ge-
trouwd zijn, krak de dochter is niets
meer waard. Neen I moeders moeten
moeders blijven, dat is haar plicht
Terwijl Martha dit tot zichzelf zei
de, dacht DaniëlZU wil niets meer
IIET- HOOGSTE HUIS.
Te New-York bouwt mem altijd weer
hoogere huizen, nu nog „wolkenkrab
bers" genoemd, maar die wol-dra den
naam van „Maankrabbers' zullen
verdienen. Het Woolworth-gebouw,
dat thans het grootste huis ter we
reld is om natuurlijk over enkele
jaren door een nog grooter overtrof
fen te worden heeft 55 verdiepin
gen en bovendien daarboven nog
twee uitgestrekte terrassen. Van den
beganen grond tot aan de nok van het
dak is de afstand 240 meter, d.w.z. 80
meter hooger dan do Keulsche dom
en 60 nieter hooger dan de Öheops-
pyramide. De ruimte in het gebouw
bedraagt 400.000 kubieke meier en het
gewicht 163.440.000 KG. Het is dus
te hopen dat het niet, bij een of
dere aardbeving, ombuitelt. De geza
menlijke oppervlakte van de vlooren
in hel huis omvat meer dan 16 Hecta
ren. Hot 'huis heeft 3000 vensters én
28 groote liften zorgen voor liet ge
regelde verkeer in deze bovengrond-
sclie stad. Het gebouw wordt door
80.000 elect-rische lampen verliöht. De
bouwkosten bedragen omstreeks 13 1/2
millioen dollar, zoo meldt het N. v. d.
Dag.
BUREAUCRATIUS.
®en D uitschep in bet buitenland
wonende schreef aan het bevolkings
register «ener groote Duitsche stad
een (briefkaart met betaald antwoord,
waarin het adres van zekeren lieer
N.N., in die stad wonende, werd ge
vraagd. Op de antwoordkaart werd
door den ambtenaar van het register
geantwoord: „De gevraagde inlich
ting kan verstrekt worden tegen
voorafgaande inzending van 60 pfen-
nigen. Het bureau van den burgerlij
ken 6tond."
En dan volgde een onleesbare
handt eekening.
Do man die dit antwoord ontving
was daardoor allesbehalve gesticht,
cn liet in zijn woede die briefkaart
aan een vriend zien, in de vervvaoh.
üng dat beiden eens van harte zou
den schelden op de bureaucratische
ambtenarij, die met dezelfde moeite
oenvoudig het gevraagde adres op
de briefkaart had kunnen schrijven,
cn die nu den man tot eon onnoodig
geachte uitgave wilde noodzaken,
De vriend echter begon toon hij het
antwoord zag hartelijk te lachen.
Want hij zag er meer op dan de ont
vanger, die alleen in zijn woede naar
hel afwijzend bericht had gekeken.
Onder aan op do briefkaart toch had
een ambtenaar heel conscientious ge
schreven: „De aanvrage betreft N. N.
Stationsstraat 98III bier.'
Zoo had Bureaucratius zichzelf ge-
loochenstralt!
BALDADIGE STRAATJEUGD.
In „Het Nieuws van rio„ Dag" heeft
een lezer verteld, welke maatregelen
bij verordening m het kanton Genève
zijn genomen ter beteugeling van de
baldadigheid der straatjeugd.
liet reglement luidt aldus
Art. 1. Alle kinderen, en speciaal de
leerlingen van de inrichtingen var
openbaar en bijzonder onderwijs in
liet kanton Genóvo, zijn eerbied ver
schuldigd aan een ieder, vooral aan
grijsaards, vrouwen en gebrckkigen.
Zij mogen niet grof zijn in hun uit
latingen, noch ruw of laf optreden.
Zij zullen nauwgezet eens anders
eigendom eerbiedigen.
Voor zooveel hun krachten vermo
gen, zullen zij de zwakken steunen.
Art. 2. Het is aan kinderen ve rbo
den
n. op straat rond te zwerven ,.va-
gabonder")
lv 'onder wettig motief des
avonds alleen buitenshuls te bevinden
na 8 uur van October tot einde April,
na 9 uur van Mei tot einde Septem
ber
c. openbare inrichtingen te bezoe
ken, zooals koffiehuizen, bars, her
bergen. cïnematografen, en plaatsen
van ontspanning van welken aard
ook, tenzij ze vergezeld zijn van hun
ne ouders, van hun voogd en van hun
leermeester
d. te rooken
e. óp openbare plaatsen en in parti
culiere woningen te verknopen dag-
Maden, gedrukte stukken, blurmen of
elke andere koopwaar
f. deel te nemen aan vereenigingen,
welker werkzaamheid nadeelig zoude
kunnen worden voor hunne gezond
heid of voor hun schoolarbeid
g. hij zich dragen wapenen of ge
vaarlijke sloffen (ontploffingsmidde-
lcn, vergiften)
h. met steenon of andere voorwer
pen (..projectiles") tc gooien
i. op deuren, muren en schuttingen
te schrijven of te teckenen
k. dieren te mishandelen.
Art. 3. Dit reglement is van toepas
sing o,p kinderen van beiderlei kunne
tot. en met den leeftijd'van 16 jaar.
Art. 4. De toepassing van dit regle
ment. en hot toezicht op kinderen hui
len de school worden aanbevolen aan
de aandacht van vaders en moeders
van gezinnen en in '1 bijzonder aan de
gemeentelijke autoriteiten, aan het
onderwijzerskorps, aan de leden der
schoolcommissie, nan de ambtenaren
der politie ea aan de leden van de of-
flcieele commissie voor bescherming
van minderjarigen.
Ze kunnen worden opgedragen aan
speciale ambtenaren, daartoe aan te
wijzen door het. departement van
openbaar onderwijs.
Art. 5. Overtredingen van dit regle
ment worden, ongeacht de toepassing
nn de politie verordeningen, aange
geven, hetzij aan de inspecteurs, het
zij aan de hoofden der scholen of wel
aan het departement van openbaar
onderwijs die de straffen opleggen,
welke in de reglementen van de ver
schillende inrichtingen van onder
wijs zijn voorgeschreven in het hij
zonder de inhouding van den (vrijen?)
Donderdag en van de straf kennis
geven aan de ouders van de schuldige
leerlingen.
Art. 6. Wanneer het gedrag van eer.
kind gevaar oplevert voor hemzelf of
voor zijno kameraden en de behoor
lijk gewaarschuwde ouders de noodi-
go maatregelen niet kunnen of niet
willen nomen, stelt het departement
van openbaar onderwijs het geval in
handen van den Voogdijraad of van
de bevoegde wettige macht, onafhan
kelijk van de ma atregelen, die de ad
ministratieve autoriteit kan nemen
tegen de verantwoordelijke ouders.
Art. 7. Dit reglement wordt geplaatst
in de gedragboekjes en aangeplakt in
alle schoollokalen.
Bij den aanvang van elk schooljaar
wordt het door den onderwijzer voor
gelezen en uitgelegd.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DSMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men t«
aan den heer J, Meyer, Kruisstra.at34. Telephoon 1543.
BLAD-PROBLEEM No. 480.
v&n
T. C. N.
1
li
iu
n
1
m
i j Bj-
l
m
A
B
m
3
9
3
ËS
m
Hü
46 4? - 4B 49 60
Wit
Zwirt. 5 Schijven op 11.13, 19, 22, 31 on dammen op 14, 18 en 41.
Wit. 7 Schijven op: 29, 30, 33, 38, 42, 43, 49 en dammen op 15 en 34.
PROBLEEM No. 481.
van
II. M. J a n s cn.
U
9
i
M
li
m
9
9
9
s
s
SÊ
3
M
3
p
0
lp
3
fv|
11
1,.
1 t Ï'V
a
rgp
Zwart. 13 Schijven op: 6, 8, 9, 10, 11. 13, 14, 19, 20, 23, 24, 25 en 26.
.Wit. 13 Schijven op 22, 28, 30, 31, 32, 34, 35, 38, 40, 43, 45, 4S cn 49.
Oplossingen van deze problemen
worden gaarne ingewacht aan boven
genoemd adies, uiterlijk Dinsdag 29
Juli a.s.
Oplossing van probleem No. 476,
van den auteur Wit 1914, 3430,
27-21, 47—41, 18—13, 48-34, 34 38!
2de oplossing van probleem No, 476:
Wit 18—12, 34-30, 33—29, 48 5!
Jammer voor den auteur, dat deze
tweede oplossuig, die betrekkelijk een
voudig is, in dit probleem zat. Het
was juist een mooi probleem met zeer
aardige en verrassende oplossing.
Oplossing van probleem No. 477,
van den auteur Wit 4034, 4741,
38—32, 34—29, 30 39, 25 5!
Wij ontvingen goede oplossingen
van de heeren R. Bouw. J. Jacobson
Azn., W. J. A. Matla, P. Mollema, M.
Rasen Sr., J. W. Tieskèns, T. C. N.
CORRESPONDENTIE.
M. R. Sr.. U gelieve liet eindspe'.
van den heer Eype, onder No. 47Ö
gepubliceerd, nog eens nauwkeuriger
na te gaan, zoo eenvoudig als u er
zich afmaakt, is het niet. Na den eer
sten zet door u gedaan is zwart in
staat om de remise te verkrijgen.
Zwart laat eenvoudig die schijf weg
slaan en kan rustig dam halen, waar
na de remise door wit niet meer te
keeren is. Bovendien geeft u slechts
één variant en er zijn cr heel wat
meer en met verschillende onder-
varianten..
II. H. AUTEURS VAN PROBLE
MEN. De redactie houdt zich aan
bevolen voor toezending van nog niet
gepubliceerde problemen.