ft ft ft m ft ft ft de ]ii,iAnna, naarstig© vrouw, breng mij het opperkleed hier Anna Senior had ïcèds in het huis van de weduwe Fanger, zijne mots- der, als huishoudster en „vortrouvv- du" energiek „den schepler ge zwaaid". Zij had te zorgen voor een aangenomen dochtertje, eene wees van goede afkomst, door een samen loop van omstandigheden aan haar toevertrouwd, met de noodïge midde len om het meisje een goede opvoe ding te geven, en Anna Senior had Anna Junior opgevoed. I-Iet meisje was op een uitstekende kostschool gedaan en toen ze, alvo rens hare bestemming te volgen, zes ■weken ten huize van Dr. Fanger hij haar pleegmoeder mocht doorbren gen, had hij, practisch als altijd, de beide Anna's onderscheiden als voren vermeld. !>nar men in onzen somberen tijd maar niet al te vast moet rekenen op ecu schitterend huwelijk, werd de kleine Anna niet voor huisvrouw, maar voor gouvernuate opgeleid. F.n 7.0© studeerae zij naarstig, lerwijl An na Si-Jiior na het overlijden van de oud© mevrouw Fanger de huishou ding van den zoon bleef besturen. Thans had het kind den respectabelen leeftijd van negentien jaar bereikt en was opgegroeid lot een verstundig en. wat niet minder benijdenswaar dig is, mooi meisje; prachtige blauwe oogen en opvallend mooie haardos, zeldzaam lang en zwaar. Zij zou dan eerlang naar Den Haag gaan, om een jeugdige freule de her senen met elementaire kennis vol te proppen na op eene advertentie te hebban geschreven, was zij hiervoor uitverkoren. Voor haar vertrek, ten huizo var. haar pleegmoeder vertoe vende, had Fanger, urn alle vergissing to voorkomen, beiden op de aange duide wijze gecatalogiseerd. Was hij niet onverschillig voor ha re uiterlijke bekoorlijkheden?... Gaar ne maakte hij thans een praatje, bleef wat langer dan gewoonlijk in de huiskamer, keuvelde met het jonge ding en verpraatte zijn tijd; dan trad 3iïj bedachtzaam zijn studeerkamer binnen en sprak als verontschuldi gend Ze reist gelukkig weldra af Maar de bustes van vermaarde ge leerden, die zijn studeervertrek ver sierden, namen geen genoegen inet die geruststelling, naar het scheen soms kwam hel neut voor, dat, zij liet dciikersnoolu schudden.... En hier was reuen voor. Want ze- lieren morgen hau Dr. Fanger tus- sehen twee afleveringen van ecu hooggeleerd wei1* een phenoiuenaal lang en zwaar naai gevonden en uit goudblond corpus delicti maakte eensklaps hem duidelijk, welke hand hot was, die eiken morgen zijne schrijftafel veizuig^-e en uen vroege re n chaos wist te voorkomen. Onderzoekend besohuuwue hij het „gouddraau en consiateerue de leng te er van zorgvuldig gemeten 50 c.M. 51/2 ra.M., en heel voorzichtig wikkelde hij nel om uen wijsvinger, hield door middel van een zijden kourcije t m ue,, up„cj.uiuen vorm en legde het ais ecu, nu zeer goeu waar neembaren, leeswijzer tnj nel begm .van een leerrijK. nooiustua „Over ue vrouwen". En toen vroeg inj m klassieke vers maat om zijn bontjas. De neur ging opeu. Eindelijk i ,.cp hij, wel wat noiscn, en bij sucate den arm uit, om zich te laten heipen. Mooi zoo I Doch wie bescnrijft zijne vemazing, toen hij met e.-n kort „dank-je" zich omkeerde. Anna Junior! mompelde hij. Neem me niet kwalijk, dat ik u zoo lang heb laten wachten zei Anna verlegen en aarzelend. Ik weet in uw kleerenkasl nog niet zoo goed den weg. Pardon, juffrouw, aan mij is het, u verschooning te vragen, het aan reiken van die bontjas scheen op eens hem een Herculeswerk toe. En nu moet ik u groeten, juf frouw Anna I Hij spoedde zich voort, overhaast de trap af, caramboleerde beneden mot Anna Senior en sloeg de huis deur achter zich dicht. Boven stond liet meisje in de stu deerkamer, schoof den bureaustoel op zijn plaats, legde volmaakt noode- loos liet vouwbeen rechts en toen drukte ze beide handen op die plek van het witte voorschoot, waarachter haar negentienjarig hart klopte; lang zaam zag zij rond m het heiligdom en mompelde als een verontschuldiging legm de heeren langs den wand Ik reis gelukkig weldra af 1 Wat merkwaardige overeenstem ming met de zienswijze van den heer des huizes! Minder opgewekt dan an ders verliet zij het vertrek. Dr. Fanger had iniusschen zijne on bevangenheid wut terug bekomen; al gevoelde hij behoefte, met zijne ge dachten allee© te zijn en wat frissche lucht te happen. Hij kwam weer in zijn humeur en als zocnofier slak hij den brand in een vredes-bavana. ilet was ouiten stil cn wemig menschen kwam hij te gen; u agent van politie, en een paar sueeuwopruimers, wier bezems van verre o pde geliefde Makartbouquelten gelekc-n, en een paar kraaien die be- daclilzaam over den, met sneeuw be dekten, grond streken. Toch scheen hot winterlandschap hem te bevallen, liet eenvormige wit vloeide in de ver te harmonisch samen met het grijs achtig blauw des hemels; rondom nog de vlekkelonze reinheid der sneeuw. Waarlijk, dacht de tamelijk een zame wandelaar, wanneer gij. Dag vorstin, in uw bijzondere appartemen ten o terugtrekt, dan is de sneeuw de poëzie, de regen voorwaar de proza van het weder. Aschgrauw en droevig als liet alledaugsche vallen de regen droppels met. eentonig geluid uit de donkere wolken neder, maar in fan tastische dactylen, jamben en trochee ën dwarlen de sneeuwvlokken neer, blijven als stille lyriek hangen aan boom en heester, of spreiden majes tueus-verheven als een Epos zich over liet aardrijk uit. Maar alsjeblieft, geen dooiweder!. Poëzie en proza verdra gen zich slecht, maar de proza over wint steeds en weet de poëzie ann zich te onderwerpen zooals Anna senior met nasaal geluid dan pleegt te zoggen: L'we overschoenen denk om uw ffomelasfieken overschoenen' Zoo ver was hij met zijne psycholo gie van het weder gekomen, toen eon kleine gestalte hem tegemoet kwam. Hij wilde haar ontwijken, toen het potsierlijke ventje voor hem halt maakte en beleefd om vuur vroeg. Na dat het de sigaar had aangestoken, putte het manneke zicti in uankbetui- giugen uit cn kwam naast dr. Fanger loopen. Ja, ja, klonk het met overtuiging, zoo wordt men oud! Hm! hm! was al wat Fanger ant woordde, waardoor hij zich tot niets verbond. Ja, ja, zoo wordt men oud! her haalde de ander. Fanger haalde de schouder op. Uit dezen bescheiden aanvang ont wikkelde zich een langdurigor gesprek Het wonderlijk heerschap bedeelde den weerloozen geleerde met eene autobiographie. Als oud celibatair, was hij gewoon, iederen dag om streeks dezen tijd te gaan wandelen. En hij vertelde, dat hij vijfmaal op 't punt geweest was om in het limveiijk te treden en telkeus was het mis ge weest, en Ue gemoedelijae Fanger zag deerniswaardig op hem neer en gal ontwijkende antwoorden. U lacht in stille mij uit dat u getrouwd is, ziet men met den eersten oogopslag. De hoed aigeborsteld, de bontjas met alle knoopen er aan u kan dus niet weten, hoe een arm jong gezel te moede is! Ge vergist u, ik ben niet getrouwd <gat hij nu met meer beslistheid ten antwoord. Wel, wel dan zijt ge ©ven diep te beklagen als ik! Geen rampzaligen leven dan het celibatair. En dan te bedenken, dat ik met Sophie, oi met Julie of met A mal ia of Augusta of Anna! prevelde dr. Fanger, ge heel onwillekeurig, en hij ontroerde; want hij had hierbij een lief me**jes- hoofd voor oogen Hij wilde met zijne gedachten alleen zijn. U gaat zeker rechtuit? Ja, ik ga Dan scheiden zich hier onze we gen. Hij nam den hoed af en verdween. Was het nu toeval, die oalle ont moeting? Nooit ha'd hij zoo nagedacht over de bezwaren van het jonggcze'l'mleven als nu verder op de wande'ing. Zijp tehuis boeken en Anna senior, anders niet Nu lichtte tegen dien achter grond een stukje hemel, uit tweQ blau we» nrvupn. en een zonnescbiin uit blonde vlechten bestaande; doch hoe lang nog? En dit alles was bestemd voor anderen, die zulke schatten on mogelijk konden waardeeren. Maar hoe lang nog? Enkele weken. Ik arme! Met deze melodieus© ver zuchting sloeg hij de straat in, waar zijpe woning zich bevond. Toen hij den sleutel uit het slot van de voordeur nam, heef hij aarzelend staan. Duidelijk hoorde bij in de huis kamer een gedachtenwisseling tus- schen een buigzame mezzo-sopraan in een harde alt. Foeil dacht hij, luisteren is een rnan onwaardigi en hij bleef staan. Luistert Met welluidende mezzo-sopraan- stern klonk zijn naam. Nu was het toch hoog tijd, te vluchten!... Hij be dacht, dat luistervink spelen het top punt van onvoegzaamheid is en spitste de ooren, opdat geen woord hem ontgaan zou. Ach Annie' dus vprnam hii den neusklank van de oude juffrouw, ik moet er niet aan denken, dat je over veertien dagen al verre van hier zijt! Moet well was al wat het meisje zei. En moet ik dan weer alleen blij ven met dat boekenmensch. Maar moedertje! lachte de oner varen Anna junior, zoo erg is het (zij wilde eerst hij zeggenj toch niet! Kind wat weet jij daarvan? Ik zeg je, hij kan geen gebraden kip van j 'n eend onderscheiden; nooit gaat hij zitten in den luierstoel, al heb ik 'n dozijn uitlokkende sluimerrollen voor hem genaakt of geboiduurd alleen voor zijn boeken ieeit uie man. Nu maakte Anna junior zien op tot ©en krachtige verdediging. Ge vergist u. Dr, Fanger is een goed mensen. Hij is alleen apatisch, omdat nog niemand hem uit zijne on verschilligheid opgewekt heeft. Slechts een kleinigheid zou voldoende kunnen wezen om hem ook met levende we zens zich te doen bezighouden en ik geloof, dat zijn cmgang recht harte lijk zou zijn met iemand, die zich eens met hem wilde ©ccupeeren. Maar hij. die door niemand wordt aangespro ken met den waren toon toegespro ken hij kan ook niemand antwoord geven. Men ziet, Anna junior was paedago- gisch aangelegd. Ik spreek toch dikwijls genoeg met hem antwoordde de zeer ervaren Anna senior. Maar niet over dingen, die hem interesseeren, moedertje, bracht de nog onervaren Anna junior in het midden. Daar heeft ze gelijk in! dacht daarbuiten dr. Fanger, want binnen was eene pauze ingetreden. Hoe goed kent dat meisj emij beter dan ik mijzelven ken. Toen ging er iets m hem om. Hij opende de deur en keek door den kier. Jufrouw Anna, mag ik u verzoe ken, evpn bij mij te komen? I Werkelijk verschrikt zagen de beide Anna's op. .Was hij thuis gekomen had hij soms gehoord, wat zij gezegd hadden? Dr. Fanger stond voor zijne schrijf tafel als het ontwerp voor een monu ment; de eene hand steunende op een zwaren foliant, in zooveel mogelijk ongedwongen, dal is zéér gedwongen, houding. Wat hem opeens bezielde? Hij. de boekenwurm, de droge ka mergeleerde was hij dan toch ontvan kelijk voor een sprankje humor?... Hier vond ik onder mijne papie ren iels, dat, als ik me niet vergis, aan u behooil, juffrouw Anna. Vergun mij dat ik het u teruggeef. Ziellier! Hij sloeg met onvaste hand het boek op en bood haar den goudglanzenden, zorgzaam bewaarden leeswijzer aan. Anna kreeg een kleur; hij ook Kant, Hegel en de anderen hadden nog nooit zoo iets bijgewoond. Merkwaardig! Nauw had Anna het gouden hoofdhaar aangeraakt, dat zij zeer goed herkende, toen hij haar ten gere leest omvatte. Anna, lief mooi. meisje. Laat hel mij of schenk anders mij het loon, dat toekomt aan den eerlijken vinder! Nog aarzelde hij even Anna bleef doodstil, hoezeer liet ook inwendig klopte; doch zij sloeg dc blauwe oogen op naar het boekenmensch, en hij, die luüroglyphen cn Sanskrit gemakkelijk ontcijferde-, hij las in die oogen het scfinft, ouder dan dat van Egyptena- ren en iDdiërs. Annie! sprak hij innig, blijf hij me. Ga niet van hier. De groote jongen hier heeft je opvoeding veel meer van noode dan bet kleine meisje in Den Haag. Straks luisterde ik even lieve woorden ving ik op; die drongen door tot mijn hart. Ge hebt waarheid ge sproken, meisje; maar nu moet gij ook de gevolgen van uwe ondoordach te woorden dragen. Zeg, Annie, wilt gij het zijn, die zich eens met mij wilt occupeeren en mij toespreken met den waren toon.... Wat Anna antwoordde ort die on stuimig gedane vraag, zou niet «en onopgelost raadsel blijven; want dc mouwen van de pelsjas, dié zij een paar uren te voren zelve gehaald had werden om haar heengeslagen en zij verzonk reddeloos in dr. Fanger's ar men. En terwijl zij het hoofd teven hem aanlegde, nam hij het loon van den eerlijker, v inder, nu van het blanke voorhoofd, de blauwe oogen en den lachenden mond- Voor zoo'n boekenmensch ging dit hem nog al goed af. Zie, Annie ik ging wandelen zon der doel maar in werkelijkheid ge schiedt niets zonder doe!- -—nt langs dien weg werd ik gevoerd tot u. Zoo kwam het dat Anna junior van hare conditie nlVnc en in het huis van den boekenman bleef. Onhandig. Dus dit zal dan het einde zijn! Frits loosde een diepen zucht en keek somber voor zich uit. Hélène keek een weinig spot achtig aan en vroeg: Tiet einde, waarvan? Je weet evengoed als ik, wat door mii bedoeld wordt Om dan maar dui delijk te spreken: ilc weet van volko men betrouwbare zode. dat je zult huwen een Monte Christo. En dat 's het, wat ik bedoelde, toen ik straks zei. dat wïi wel riet dikwijls meer samen kunnen wandelen. En hii keek haar toen in de oogen. Wie heeft je dien onzin verteld? Ontkennen baat niet: de be- Jppfdhedon van dat heerschnn z"n je welgevallig en door je houding giste ren heb je 't zelve immers bevestigd. „Wat hart is voor geen goud te koop?'' sprak reeds de menschkundi- ge dichter en in zooverre begrijp ik het maar al te goed, dat de arme vriend" der jeugd moet wijken voor den onverwacht ten tooneele verschij nenden rijkaard. Maar, Frits Zeker, pronkgewaden en bril- lant.cn, equipage of auto, welke ijdelluit haakt niet daarnaar? Er icdgde nu een oogeublik van stil te na die krasse boutade. Hélène wendde zich af en plukte een bloem pje Zij zag niet naar hem. Een poosje daarna sprak ze op zachten toon Je bent bitter, Frits. Je moet niet zoo spreken. Denk je dan, dat ilc geen reden heb, om bitter gestemd te zijn? Een mar. kan glimlachen en schijnbaar opgewc-kt zijn, zonder te laten ver moeden, dat grievend leed hem kwelt; maar er is zoo diepgaand leed. dat de ga' soms overloopt DAt heb ik ge leden Ik vind je vreeseliik ondankbaarI gaf het meisje luchthartig ten ant woord. Wat hebt gij te klagen, zeg? Jc bezit jeugd, gezondheid, een goed verstand, de beste vooruitzichten toch allemaal groote zegeningen De menschen mogen je gaarnetot dus verre gaat alles je voor den wind, en ik zie niet in, dat jij het recht hebt, je over het lot te beklagen en te mor ren. Jawel, wat je daar zegt, is de waarheid; maar het voornaamste, 't eenige ware, ontbreekt mij geld. Mei „vooruitzichten" kan men nie mendal contant betalen of concurree- reit niet een schatrijken idioot. Al was ik lam of kreupel, al had ik juist, verstand genoeg om buiten 't gekken huis te blijven en genoeg eerlijkheid en goede trouw om niet te worden op gesloten als gevaarlijk voor de maat schappij, als ilc maar geld, veel geld had zou dat alles over 'l hoofd ge zien worden en ik zou er beter aan toe zijn dan nu. Want zooals het thans is, tel ilc voor niets. Bij wie tel je voor niets? En ze moest toch even lachen Bij geen sterveling, bij nie mand! En allerminst bij die ééne, van wie ik het inzonderheid had ver wacht en die veeleer bewijzen geeft van he: tegendeel. Zii had een hoogroode. kleur. Haar j blik waarde ver over de onafzienba re velden, en eindelijk sprak ze: Maar wat heb ik mét dat alles te i maken dit begrijp ik niet best. Wat jij er mee te maken hebt? barstte hij uit. Ilc bedoel, welke gevolgtrekkin- j gen moet ik maken uit je boutade? Je behoeft er in 't minst geen ge- volglrekkingen uit te maken ik verklaar alleen als mijn stellige con victie dat, gegeven eenerzijds een man. bedeeld met al wat hem in de oogen eener vrouw begeerlijk maken kan. maar zonder geld, en ten ande- ren een man, met mets in zijn voor- i deei dan geld, de vrouw, de heden- daagsche vrouw in negen-en-negentig gevallen van de honderd zal kiezen der: nieteling met geld. Ziedaar, wat I ik wilde betoogen. Maar Frits, maar Frits! Er was een wereld van verwijt ia die paar woorden. Ja, dat meen ik, voegde hij er aan toe. Ik meen dat, woord voor woord Vrouwen zijn in hooge mate zelfzuchtig en zij zijn verzot op weel- do. op de aantrekkelijkheden van een goed leventje. Zij weten heel goed, dat geld het leven veraangenaamt, en daarom Is hare keus nooit twijfel achtig. Dc-nk je? Ze kiezen het geld. Die woorden klonken apodictisch een philosoof der oudheid had niet met meer beslistheid zijn vonnis kun nen uitspreken. Het 6pijt me voor je, zeide zc eenvoudig. Ik dacht dat je een hoo- ger denkbeeld hadt van de vrouw. Heb ik het recht niet, om bitter gestemd te zijn? ging hij voort. Heb ik hei recht niet, om zulke denkbeel den te koesteren? Ais dit uuj met zon neklaar gebleken is, wat dan? Er is niets zoo overtuigend als persoonlijke ondervinding, en die is het, welke mij zoo doet spreken. Ik leen je al geruimen t-ijd, Frits, aar geen enkele omstandigheid in je leven is mij bekend, die je liet recht geeft om zóó te spreken. Wanneer is zoo dieptrcurigc ervaring je deel ge weest. Je weet heel goed, wat ik bedoel. Je weet dat ik altijd veel van je gehou den heb, sinds we meer dan kinderen waren. Je weet dat 't mijn schoonste droom was on ju eene woning te berei den,waar ilc jo a'lijdbij mij kon hebben Er is geen ambitie in mij geweest, die niet ten do'el had, om vooruit te ko men en jou trotsch op mij te maken! De rest van de were'd mag voor mijn part naar de rman loonen; i; bent mijn wereld, alles voor mii. En nu, na al die jaren, verdwijnen ol mij ne illusiën als rook in de lucht. Daar doemt ergens op een groote, plompe nietsbeduidende man je weet haas-I niets van hem, als dat hij heel rijk is, cn binnen twee maanden maakt hij ongedaan al wat ik gedaan heb en vol voert, wat ik in zesmaal dien tijd nie! had kunnen volvoeren. Is dat soms niet genoeg? ïk moest eigenlijk zeer baos op je wezen Frits. Je hebt mij van iets zéér leelijks beschuldigd: dat ik miin leven, mijn liefde mijn ziel verkonpen zou al leen oni een goed leventje te hebben. Ilc moest ie verzoeken, mij te verlaten nimmer je vergunnen, meer een woord tot mi] te spreken. Ik zeg je dan. dat >e alle perken te Imiten ennt en mij beticht van dincen va-r mets van aen ic. Tk meen ik bednel Je b°doelt. dat je niet hem trou wen wilt? Er was licht en leven en hoop nu in zijne oogen. Ja, dat lm do el Ilc; en dm' ik er nooit 'n oosrenhlik ann e-pdaeht heb. En nu, oen kleine prnMc ten clotte je hebt maf»- nl'ec uit<reflont wat rre7omt /p» je n'et Pnd mrvreri zekeren TVln niet h.ld mr.n-f.Tl Tonir™" I prevelde hij. Het is een wanbegrip van den man, dat de vrouw alles eiseht voor zich en niets geeft. Ware liefde is zelfverloochening en den last mede te draaen van hem, dien ze lief heeft, en niets geeft -de vrouw zooveel vo'doe- ning als te lijden voor den man, dien zij oprecht bemint. Meen je dat waarlijk? Er was verbazing op het gelaat van hem, die dat vroeg. .Ta, En er zijn méér vrouwen, di° het weini<re voor iief zouden nemon wnnnfwu- bot hnnr per'ijlc en word lan'rehodpn. Tn nloot' van f,:nh naar hnnr toe to ra.en en te -zee—er.- Tk hezif n'et vhet, monr ik heh ie pef- iv -ml miin per-s deen. om nen ie zijde hard te werken en samen in de wereld vooruit te komen; wil je daar o-p ingaan? blijven de mannen schoorvoetend staan en beschuldigen of verdenken ons van lang egoïsme. Ik vind dit weerzinwekkend. Dat is kinderachtig en laf daar nu! Er ontstond een langdurige pauze. De zon daalde langzaam aan den horizon en de westerkim werd schitte rend gekleurd door den wegsterven den dag. Een wijle stonden ze samen te staren naar de zoo prachtig onder gaande zon. In hare oogen was een wonderbare glans; was het de reflectie van die kleurenpracht, of was het wat anders?.... Een oogenblik stond hij- nog beslui teloos. Toen groep bij bare band en zag liaar goed ann. Zij sloeg de oogen neer en haar liet gelaat werd met een blos overto-gen. Hélène. zei-de hij nu, heel be daard, alsof er geen woord crewisse'-d was, ik bezit weinig in de wereld, maar ik houd zielsveel van je. Wil je mij hebben? Zij zag op en glimlachte even. Waarom heb je dat niet een jaar of zoo geleden al gezegd? Ja, ik wiL DAMRUBRIEK. HAAEtLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te rfebten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem no. 516, van W. POLMAN Jr. Ie Publicatie. m Ü8 :V i 1 SI mi m 9 Jjp 9 m É8 i 9 m m P 1 Ét ai i - 5 A m Zwart 12 schijven, op: 3, 9, 12, 13,15, 18, 19, 21, 22, 23, 28 en 32. Wit 12 schijven, op: 20, 25, 29, 30,31, 34, 39, 43, 44, -48, 49 en 50. Probleem no. 517, van W. POLMAN" Jr. Ie Publicatie. m m ii 3# m 3 Ot m m 33 m a i Él m e m m fgj m m w m Zwart 10 schijven, op3, 8, 9, 10,14, 19, 20. 25. 26. 29 en dam op 34. Wit 10 schijven, op.- 18, 22, 23, 35, 36, 38, 45, 46, 47, 50 en dam op 27. Oplossingen van deze problemen worden gaarne ingewacht aan boven genoemd adres, uiterlijk Dinsdag 2 December a.s. Oplossing van probleem no. 512, vnnden auteur- Stand: Wit 11, 21, 24, 27, 31, 32, 35, 37, 38, 40, 43 en 44. Zwart 1, 2, 7, 9, 10, 12, 13, 16,18, 30 en 36. Opl.: wit 38-33,27—22, 37—32,35-30,40-34,34:3, 3:18! Oplossing van probleem no. 513, van den auteur t StandZwart 7, 8, 9, 10 ,12, 17, 20, 24, 29, 30 cn 36. Wit 27, 33, 35, 38, 40, 44, 45, 46, 49 en 50. Opl.-. 40—31, 35-30, 46-41, 45- 40,50- 45, 27-22, 22 22! REDDING OP ZEE. Wederom is een merkwaardige toe passing van Marconi's groote uitvin ding te melden. Om de gevaren van de zee te ver minderen voor de koene visschers op de Noordzee, wordt door Engeland een schip gezonden naar de Doggers- bank om daar te kruisen. Het schip heeft een toestel voor draadiooze tele grafie, dat over een afstand van twee honderd mijlen berichten kan seinen. De zoogenaamde „admiraalsbooten", welke elke Briteche vissohersvloot vergezellen, hebben ook draadiooze toestellen gekregen, die hen in voort durende verbinding met het kruisende schip houden, dat naar het station op de kust dag aan dag meldt waar de schepen zijn en hoe de toestand is. Vaak zijn visschcrscbepen verongelukt omdat niet bijtijds hulp gezonden kon worden. Dit behoeft niet ineer te ge beuren. Beide problemen zijn bijzonder mooi, vooral no. 513 doet den auteur alie eer aan, wij mochten dan ook niets dan lof hooren. Goede oplossingen ontvingen wij van de hoerenR. Bouw, M. ten Brink, J. Jacobson Azn., A. A. Ja cobson, W. J. A. Matla, P. Mollema, J. Siegerist, C. Serodini. SIMULTAAN'-SéANCE op Dinsdag 25 November, des avonds te 61/2 uur. in de groote bovenzaal vai. het gebouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, alhier. Daartoe uitgenoodigd zijnde door de Haarlenische Damclub, zal de lieer J. Rooselaar een simultaan-séanc® geven op boveugenoeuiden datum. Litfliebbers van het damspel heb ber vrijen toegang. Zij dio willen medespelen worden verzocht hun bord en schijven mede te brengen. DAMCURSUS. (Vervolg.) Diagram no. 5. Stand na 39—33 van wit bij C. 12 3 4 5 ui 7 H v c JP f§§§ m (f IS ■7 m p 33 a a a m a a m 68 ,,S pp w m m f§ 46 47 48 49 33:24 37-31 32:41 34*14 48 3011 14-29 (1) 20:29 26-37 23:43 25:34 (1) Wil zwart dit verlies ontgaan, dan mag dus niet 1420 gespeeld wor den. „Maar," zoo hooren wij al vragen, „welken zet lean hij dan nog doen?" Zwart kan, om dien schadepost te ontwijken, thans een zeer gecompll ccerd spel ontwikkelen, en een va riant te voorschijn brengen, welke niet voor de hand ligt, en die in het practische spel aan menig bekwaam dammer nog zal ontgaan. Ook deze variant zullen wij aan geven, om het schoone, maar tevens moeiiijke van het juiste positie-spel nog beter te doen uitkomen. Om het hierboven genoemde verlies te outgaan, kan zwart op dit moment 11—17 spelen, in plaats van 14—20, en deze zet is een van de beste van van het bord, daar wit hiermede ge dwongen wordt eerst 22:11 te slaan, omdat anders volgt: zwart 21-27, 23 41, 8-28 enz.! Op 1117 vau zwart moet dus vol gent 22:11 33-24 16:7 21-27! 32:21 4839 39—33 enz. 2343 de beste 26:17 Ook nu is zwart wellicht ïn staat de remise af te dwingen, hoewel bij de minste afwijking weder nadeel ver kregen wordt. Echter, hoe diep moet men reed3 in de finesses van het spel zijn door gedrongen, om te kunnen berekenen, dat, als eerste antwoord op 39—33 vari wit, de zet 11—17 van zwart moet volgen, en hij hoevelen zou dezo schoone variant nog onopgemerkt blijven? A.s. week zullen wij de tweede voortzetting van diagram no. 2 in be handeling nemen. De Haarlenische Damclub houd', haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in hel gebouw „De Nijverheid", Jansstraut 85. alhier. Liefhebbers van het damspel zijn daar welkom. Voor het lidmaatschap kan men zieti bij het bestuur aanmelden. jongelieden van 16 lot 18 jaar kun nen als aspirant-leden worden toege laten. inlichtingen verstrekt gaarne de so cretaris de heer J. Meijer. Kruis straat 34, Telephoon no. 1543.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1913 | | pagina 16