2
m
zien? vroeg dc detective snel, terwijl
hij op Mr. Wakeham wees.
De jonge man keek en in zijin 6uffe
oogen werd een blik van herkennen
zichtbaar.
0 ja! antwoordde 'hij. Hij (bocht
hier op een avond een ring. Laat
eens zien ja, het was op denzelfden
dag waarop
En hij aarzelde. Wat drommell
voegde hij er bij terwijl er werkelijk
ie:s meer leven in zijn blik kwam. L
wil toch niet zeggen, dat ik mij ver-
Het is genoeg, Mr. Barker, merk
te Mr. Schmidt op. U kan nu gaan. En
de bediende met het houten gezicht
verdween.
Ik denk, dat ik het begrijp, ging
Mr. Schmidt voort. De twee pakjes za
ger er precies gelijk uit en i'k heb op
eenigszins zorgelooze wijze vergeten
het kostbare pakje een merk te geven.
Mij dunkt, dat is uw geluk ge
weest, mijnheer, glimlachte de detec
tive. Het schijnt mij achter af lang
niet kwaad dat u vergeten hoeft liet
te merken
Precies! grinnikte Mr. Schmidt,
Wij mogen dezen mijnheer wel dank
baar zijn, dat hij ons op het spoor
van de vergissing heeft gebracht, en
nu meen ik hem eenige verklaring
Schuldig te zijn.
Nu bleek dat do beide heeren, die
de jaloersche aandacht van Mr. Wa-
keliam getrokken kudden een ring
hadden uitgekozen als cadeau voor
een dame ter waarde van zi
zend gulden. Een vun de twee
de den ander bij den naam van een
heel populair aviateur, op kiens ge
publiceerde portret bij bijzonder veel
leek. Toen het op betalen
haalde de zoogenaamde aviateur een
oningevulde cheque te voorschijn, die
hij beweerde met het benoodigde be
drag ie zullen invullen. Hij zei dat hij
den ring en de cheque beide zou ach
terlaten; dan zou dien morgen de
cheque aan de bank gepresenteerd
künnen worden en de ring "s middags
afgehaald.
Dit scheen meer dan voldoende, en
zoo werd dus afgesproken.
De cheque werd behoorlijk gepre
senteerd en correct bevonden. De avi
ateur kwam zijn ring halen die hem
werd overhandigd.
Toen plotseling twee dagen later
kregen de zenuwen van Mr. Schmidt
een hevige schok in den vorm van
een mededeeling van den beroemden
avia-teur. De bewuste cheque was hom
toegezonden en hij noemde nu de
boele zaak niets dan een vervalschen
van zijn handteekening.
Ook was hij nooit m zijn leven
het magazijn van de heeren Goldiberg
en Schmidt geweest.
De zaak werd dadelijk in handen
der politie gesteld, en een gedetail
leerde beschrijving van de zoogenaam
de heeren en van den ring zelf circu
leerde onder aile bekende winkeliers.
JCoiidoende had Mrs. Wa'keham onbe
wust den sleutel tot dit gc— im g/-
geven.
En nu, waarde heer, besloot Mr.
Schmidt, moet u mij veroorloven u
een belooning te geven voor de moeite
die wij u gegeven hebben. Uw ring ia
weg, dat is waar, maar door uw toe
doen heb ik een veel kostbaarder ring
teruggekregen. Hier is er nu
ik hoop dat u zal willen
mil van den ring die u bij mij kocht.
Hij is meer dan vijf maal zooveel
waard, en ik zou graag willen, dat u
hem aan uw vrouw gaf. Ook haar is
veel moeite bezorgd. Mr. Wakeham
keek stralend naar hot hem aangebo
den artikel.
Dat is. zeker heel vriendelijk van
u, zei hij. Ik ben u zeer verplicht.
Toen glimlachte hij. Ik zou de ge
zichten van die schurken wel eens
willen zien. als zij hun pakje open
inaken, zei hij.
Als ik ooit hum gelaat weer zie,
merkte Mr. Schmidt met vuur op, zal
ik ze weer kennen. Goeden avond,
mijnheer! En een prettige Kerstmis
voor u en uw vrouw.
De beroemde man.
(Klein verhaal uit de
kunstwereld.
De portretschilder Koenraad Wald-
.nann was een ijverig man en zijne
inkomsten waren beduidend. Dat er
kenden zoowel zijne vrienden als zij
ne vijanden. Hij was de schilder dei-
geld aristocratie. Zij, the heui hun
portret lieten maken, verlangden in de
eerste plaats., dat zoon portret en
voornaam uitzag, bij de dames moes
ten de tOiletteu kostbaar blijken te zijn
de sieraden en de diamanten moest
men kunnen bewonderen en hel ge
laat wanneer het knap was goed
gelijken, maar was het een ordinair
gezicht, dan kwam de gelijkenis er be
trekkelijk minder op aan, rnits het in
teressant was; dit wat de dames be-
treft.
Do heeren daarentegen, die zich lie
ten vereeuwigen, wilden iets in 't ge
laat hebben, dat sprak van meer dan
gewonen geest en vooral moesten
hunne ridderorden goed en duide'tjk
geschilderd zijn; hoe grooter hoe be
ter.
De heer Koenraad Waldmann
had de zeldzame begaafdheid, het al
zijn voornamen begunstigers recht
naar den zin te kunnen maken; niet
zooals hij wenschte, maar zooals
besteller het begeerde, zoo schilderde
hij het portret- Dp deze wijze wr i hij,
die jaren lang voordat hij bekend,
beroemd geworden was honger ge
leden had. op eens een bekmde per
soonlijkheid ra in zijn n'el" - vereo-
ni.g le zich dra he'. te gezelschap
van Berlijn.
Men woot het, dat eene stad als
Berlijn rijk is aan protzen van aller
lei aard.
De groot.- kunst-expositie was juist
ceooend. De hc?r Koenraad W ald
mann schreed met zijn vrouwtje door
de groote zalen en zocht naar de door
hem tentoongestelde portretten. Na
tuurlijk waren hot weer dames in
kostbare toiletten en heeren, dc borst
met ridderorden bezaaid. Voor enkele
die portretten vond hij ook het
origin!eel, dat van geluk stralend het
kunstwerk beschouwde. De man kreeg
heel wat vleiende woordjes te hooren;
men sprak hem aan met „waarde
meestermen overlaadde hem met eer
en roem, en had het in die zalen al
lerwegen druk over hem; van het
vrouwtje werd ternauwernood notitie
genomen.
Maar de goede vrouw trok zich dit
niet aan. Terwijl haar man door zijn
rumoerig bewonderaars omgeven wan
sloop zij heimelijk voort en beschouw
de liet werk van haar man op e?nigen
afstand. Lang stond zij daar en be
schouwde zij dal „maakwerk".
Verschrikkelijk! mompelde zij en
een vluchtige blos kleurde haar ge
laat: toen hoorde ze op-eens haar
naam noemen.
Zij zag om. Twee heeren stonden
niet ver van daar; maar men lette niet
op haar en kende blijkbaar haar niet.
Met ingehouden adem bleef ze staan
en luisterde naar he.t gesprek van die
twee onbekenden.
Het is erbarmelijk, dat de
missie zulke, lorren er door laat, zei
de een en hij wees op het portret, dat
Koenraad Waldmann geëxposeerd
had.
Wat zal ik je zoggen de kerel
is bekend geworden en heeft den hee-
len geldrommel achter zich! lachte de
ander.
Afschuwelijke toestanden! begon
de eerste weder. En wat is er
zijne vrouw geworden?
Nu, zij is nog altijd zijne vrouw,
de moeder van zijn kind'
Zij schildert niet meer?
Ben ie niet wijs? Dat heeft haar
heer gemaal niet kunnen uitstaan; hij
was bang, dat zij hem concurrentie
zou hebben aangedaan.
En terecht. Zij was eene kunste
nares van haar ware iets van be-
teekeniS geworden!
Ja, als zij zich vrij had kunnen
ontwikkelen en scheppen, don wis en
zeker; maar nu wel jammer!
En ze gingen verder.
En Dom Waldmann was op een
bank gezonken en staarde naar ean
der doeken, tegenover haar, doch
niets zag zij; want in hare oogen
ren tranen en door bate aderen kook
te het bloed.
Haar gansche lijdensgeschiedenis:
dat. wat jarenlang met centen aarslast
haar gedrukt had, daar juist had zij
het door die beide vreemde mannen
met weinig woorden hooren zeggen.
Ja, het was waar. Zij had niet meer
mogen schilderen, hij, haar man, had
het haar verboden 't haalde toch
niets uit! en zoo liet zij het pen
seel verder rusten en gaf al haar lief
de aan het knaapje, de vrouw, de
moeder m haar was sterker geweest
ds.n de kunstenaresse, en zoo was het
gebleven. Jaren lang had zij dien toe
stand verdragen, heimelijk het weder
onderdrukt., wanneer het zich opnicu-.v
wilde openbaren; jaren lang had zij
dien last met zich rondgedragen on
nu, nu was daar zoo gansc-h onver
wacht de oude wonde weer openge
scheurd liaar eergierigheid was op
gewekt en nu vlamde de oude gloed
weer op, nu kwam die te voorschijn
met elementaire kracht.
Toen haar man weder tot haar
kwam, merkte hij de verandering in
haar niet eens op; kalm ging zij ver
der en geduldig hoorde zij van voren
af aan den overdreven lofzang, die
haar man werd toegezwaa.d. Ma ir
plotseling, toen zij hem trotseh en
zelfbewust zag glimlachen, rees er
een nieuw gevoel in haar op. Zij kreeg
medelijden met haar inan; zij gevoelde
op&ins, dat zij innerlijk hooger slond
dan luj; zij gevoelde, hoe hare liefde,
de hoogachting voor hem verdwenen;
reeiud was zij hem geleiden, vreemd
n dit oogenblik.
Een paar weken later verraste haar
man haar. Zij was toch weer lvgon-
nen te schilderen, trots zijn verbod.
Hij was meer verbaasd dan er-
toornd in 't eerst althans met gloei
end gelaat, mot bliksemende oogen
stond hij nu voor haar werk. Het was
een studiekop, met een paar penseel
streken neergeworpen, kloek maar
geniaal ware, hooq© kunst
Hij kon er den blik niet afwenden.
Er lag iets wondei baars in. Het was
de groote, ware kunst, waarnaar hij
steedis te vergeefs gestreefd had; dat
was het wonderbare, dat men bevit
ten, maar niet verwerven kan; het was
dat. wat hém ontbrak: het geniale
als een vuur brandde het in hem. Hij
was een stumper, een charlatan, en
dat daar, het was de echte, groote
kunst Met starren blik zag hij on
het beeldop eens ontwaakte hij
uit zijn zwijmel. Maar dan was liet
ook gedaan rnet zijn roem; wot dan
oer en naam en positie dan ware
hij de man zijner vrouw voorhij. al
le- voorbij dan! Een koortsachtige
rilling deed hem trillen; toch wist hij
zich te beheerschen. Hij glimlachte
spotachtig en toen begon hij:
Je vraagt mijn oordeel? Nu, 't is
h°"l aardig geschilderd verder ook
niets.
Ademloos stond zij daar en elk zij
ner bewag.ngen en gedachten had
zij gevolgd. o, zij doorzag hein ge
heel en van dit oogenblik af haatte zij
hem; neen, zij verachtte hem, want
hij was laf.
Ik zal dat tentoonstellen, was al,
wat ze zei.
Als een bliksemschicht trof hem dat
woord. Hij wendde zich om, zag inet
somberen blik haar aan en dreigend
klonk liet:
Dat zult ge niet doen, zeg ik jel
En waarom niet?
Omdat ik niet wil, dat jij jezelve
en mij blameeren zult.
Dreigend stonden zij tegenovt
kander. Nu begon de worstelstrijd;
elk van hen gevoelde het
Koenraad, je bent niet eerlijk!
riep zij uit.
Wees toch zoo ijdel niet. sprak
hij boosaardig. alle dilettanten zijn
ijdel.
Dat is geen dilettantenwerk, ant
woordde zij, met hoogrood gein et op
het doek wijzend, dat is een kunst
werk. Ja ik weet het T-acb maar!
Ik ge'.oof ie niet meer. Je vreest mijn
talent en wilt het onderdrukken.
Bevend van verontwaardiging stond
zij voor hem.
Maar hoonlachend zag hij haar aan,
gering-chattend haalde hii de schou
ders op en zoide: Je bent 'n gans.
Koenraad!
Toe, geen scène alsjeblieft. Met
een sarrend lachje zag hij liaar aan.
Ik hob van jo gehouden, ging zij
nu voort, niet alleen ter wille van
je zelf
Brutaal viel hij haar in de rede:
Wat moet dat worden, zeg? Ver
ijlen soms? Dan mank ik, dat 'k weg
kom.
Maar dat doek gaat toch naar de
expositiel
Toen trad hij d.cht naar haar toe en
met een zachte trilling in zijn stem
voegde hij haar toe:
Je blijft, wat je zoo lang waart,
mijne vrouw - of je mag voor mijn
port een verfkladster worden maar
dan zijn wij gescheiden, voor imn
verstaan?
Goed. Maar dan neem ik den klei
ne met mij.
Niets daarvan; de jongen komt
mij toe, volgens de wet.
Koenraad, ik bid je, ik beweer
je bij onze vroegere liefde, laat mij het
kind.
Zij weende en tastte naar zijne han
den.
Hij weerde haar af cn toen toen
gaf hij een trap togen den schilders
ezel en hot geniale werk zijner vrouw
lag in het stof en hij ging heen en
sloeg de deur achter zich dicht. -
De kleine was nooit sterk geweest.
Hij zou niet oud worden. Die overwe
ging troostte den vader, toen deze 't
kind verliezen moest.
De moeder schreide bitter aan het
ziekbed van den kleinen man, dien zij
zoo innig had lief gehad en die steeds
de band geweest was, die zoo lang
haar verhonden had aan Koenraad,
dol-ijverzuchtig en oneerlijk als hij
was.
Nu was ook die band verbroken
nu was ze vrij zij herademde; want
door bet donker floers heen 1 zij de
zonnige hoop der toekomst schijnen.
7:> vertrok naar de stad waar hare
moeder woonde; in de won mg van
ha er man keerde zij niet weder en d=
scheiding werd uitgesproken Dc
knnrt bód die twee niet verhonden,
doch verwijderd voor immer.
Heden is Dora eene der beroemdste
en gevierds te portretschilderessen;
maar zij is niet weder in 't huwelijk
getreden.
En de heer Koenraad Waldmann
schildert als te wren zijne optro mok
te portretten en in zeker opzicht gelij
ken ze allemaal op mekaar. Hij is pro-
fesror geworden en heeft natuurlijk de
onvermijdelijke groote gouden medail
le weten te bemachtigen.
Terwille van een vrouw,
Het was onder de palmen van Niz-
za. dat ik die twee menschen zag.
De een lag ziek en krachteloos in
een rolstoel, en liet zijn vagen blik
over de schoone omgeving dwalen.
Hoe oud zou hij zijn Wie zijn witte
horen zag, zijn onzekere handbewe
gingen waarnam en zijrt bloedeloozo
lippen aanschouwde, hij zou hem
welhaast voor een grijsaard houden
Maar hiervoor was zijn huid te fijn
glad, waren de tanden te wit en
gezond. Hij kon nog zoo oud niet zijn
en iets onverhoeds moest hem in dien
treurigen toestand hebben gebracht.
De ander duwde den ziekenwagen
>or zich uit, met langzame, rhyth-
miseh, elastische krocht. Zijn gelaat
trok mijn aandachtik meende die
trekken al eens meer in mijn leven
te hebben gezien, doch waar?
Dit had ik voor het oogenblik niet
kunnen zeggen. Zelfs had ik dien
man al eens vroeger gesproken, dit
meende ik nu zeker te weten. Maar
wanneer? Bij welke gelegenheid?
Langzamerhand werden mijn her
inneringen meer duidelijk en bepaald
en toen, opeens, kon ik ook dit gelaat
terugbrengen in de omgeving, waarin
het mij indertijd verschenen was.
Juist. Dat was Lecco, de clown uit
den circus Renz.
Ook hij had in 't voorbijgaan mij
scherp aangezien. Hij hield plotseling
stil, wendde den wagen om en gaf mij
dc hand.
Zeker, mijnheer, ik ben het. Hoe
gaat het u, sinds wij elkaar het laatst
hebben gezien In twee jaar heb ik u
niet meer in den circus gezienzeker
op reis geweest
Jaik ben nog niet lang weer
terug. Ik zou u niet zoo dadelijk heb
ben herkend.
Hii glimlachte.
O. dat is heel natuurlijk. U heeft
mij altijd met mijn masque gezien,
voor of onder den arbeid. Dat veran
dort een mensch. En dan, twee ja
ren
Nu. en hoe maakt het uw broeder
Colly
Hij zag mij met groote oogen vol
verbazing en kommer aan.
Colly
Nu ja waar is hij dan
Zijn hand wees naar den zieke en
op fluisterenden toon, zoodat ik hem
ternauwernood verstond, zeide hij
Dat is hij.
Ik was stom van verbazing.
Wat 1 Dat machtelooze schepsel,
dat armzalig overschot van een men
schel ijk wezen, dit was de vermaarde
acrobaat met zijn prachtigen li
chaamsbouw, met zijn stalen spieren,
dat wonder van kracht en onver
saagdheid 1 Dèt was Colly, de be
roemde Colly, die door niemand was
geëvenaard
Met een nauw merkbaar hoofdknik
je ging de ander voort
Ach, wist u er niets van? Ja, het
is Colly en dat ik zoo klaar ge
speeld. Wacht, ik zal zijn wagen in
de schaduw rijden en u, wanneer u
het vergunt, mijn geschiedenis ver
halen.
Hij legde de kussens van den zieke
goed en bracht hem met de meeste
•oorzichtigheid naar een plek, waar
hij geen last had van wind of zon.
Toen ging Lecco naast me op een
bank zitten.
U weet toch, dat Colly cn ik al
tijd samen werkten. Hij deed de ge-
uarlijke toeren aan het vliegende
rek. Ik onderzocht de apparaten heel
nauwlettend, terwijl ik mijn caprio
len maakte naar het scheen. Als hij
dan boven was bewaakte ik hem, gaf
hein het toeken om los te laten, mar
keerde de tempo's met pijnlijke zeker
heid want in ons beroep is een deel
vun 'n seconde te laat voldoende, om
een ongeluk te krijgen. Wanneer hij
dan na afloop langs het touw afgleed
weerklonk altijd een donderend ap
plaus. Om mij bekommerde zich nie
mand. Hij had dan ook schitterende
werkzaamheden te verrichten en in
zijn met goud geborduurde tricot zag
hij er benijdenswaardig genoeg uit,
terwijl ik met mijn gepoederden kop,
met den tot aan de ooren verlengden
mond en met het kleine hoedje op het
domme hoofd allesbehalve verleidelijk
was 1
Menigmaal, wanneer ik aan dit al
les dacht, werd ik door een onwille
keurige ijverzucht bevangen. Maar
dut ging weer snel voorbijvijf minu
ten later dacht ik er niet meer aan.
Zoo leefden wij jaren samen en dit
zou zoo gebleven zijn, wanneer niet
een vrouw onzen weg gekruist had.
Het noodlot wilde, dat wij beiden
verliefd op haar werden. Toen zij dit
bemerkte, vermaakte het haar. Zon
der den een boven den ander voor te
trekken, wist zij daarbij geen van ons
te ontmoedigen. lederen avond kwam
zij in den circus, nam steeds plaats in
dezelfde loge en zoodra wij optraden
zag ze ons belangstellend, vriendelijk
aan. Maar aan wien gaf zij de voor
keur
Tot dusverre had ik het natuurlijk
en als vanzelf sprekend gevonden, dat
Colly al den bijval verwierf. Maar nu
was dit anders geworden het was
niet meer mijn ijdelheid die leed,
maar mijn hart. Ik was waanzinnig
verliefd en kon het denkbeeld niet
verdragen, voor een medeminnaar te
moeten terugtreden wat meer zegt
belachelijk te zijn daar, waar hij
"zegevierend zich verhief. Want ik
voelde, dat die vrouw toch ten slotte
aan hem de voorkeur moest geven,
om wiens hoofd het succes den krans
vlocht.
En dra kwam ik er toe, te tornen
aan de bekwaamheden van mijn broe
der; eerst in gedachten, daarna in
het openbaar. Zekeren avond ont
stemde het, in een restaurant, in
hooge mate mij, dat ik do bewonde
renswaardige zekeilieid en koenheid
van mijn broeder hoorde roemen.
Het vliegende rak Een kleinig
heid 1 Na een maand oefening kan
iedereen dat doen Het is maar
schijn en overbluft het publiek
Van dat oogenblik af bhef ik niet
roeor, zooals mijn plicht was, op den
achtergrond, maar ik zocht de blik
ken der menigte tot mij te trekken.
Dat zou een verschrikkelijke ontknoo-
ping hebben.... Zekeren avond traden
wij weder op; die vrouw was in haar
loge. Ik had den gauschcu dag aan
naar gedacht. Zij vervolgde mij als
een spookbeeld. De gedacht© aan haar
Er suisde iets door de ruimte ik
hief het hoofd op en zag de ledig»
rakken, die als na 'n schipbreuk heen
en weer slingerden Kreten van schrik
weerklonken en ik voelde den luclit-
Uoom. Colly lag roerloos voor mij...
Hij bracht er liet leven af. Maar is
dat leven? Duizendmaal beter ware
het geweest, wanneer hij bezweken
.•as.
Lecco hield een oogenblik stil; toen
ging hij voort: Misschien moest dit
zoo zijn, opdat mijn broeder voor im
mer mij mijn misdadig verzuim zou
voor oogen houden, of opdat ik het
ten deele weer zou kunnen goedma
ken.
Uw misdadig verzuim? vroeg ik.
met eenigen twijfel.
0 ja, antwoordde hij; warneer
men het bestaan van liet wezen, dat
men lief heeft, ln zijn honden heeft,
dan mag men dit ter wiile van eone
vrouw niminor vergeten, al ware het
ook maar eon oogenblik niet langer
dan eon bliksemschicht...
Een vlieg had zich op de lippen van
den lijder gezet. Mei een handbewe
ging verjoeg Lecco haar een traan
viel uit zijn oog op de wang van zijn
offer, en niet eene stem, die onwille
keurig deed denken aan die, waarmee
de moeder da tranen van haar kind
droogt, sprak hij Mijn arme kleine!
Ik nam afscheid van den clown.
UAMRUBK1EK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 3» l'elenhnnu 1543.
PROBLEEM No. 528,
van
den Jongenheer a, a. J a cob sou.
Zwart
m
er
i'-
|P|
tl
9
m
iS
m
Q'
2
m
m
m
ni
m
ÉS
m
m
i
a
S
fc-
ij
-
Wit
Zwart. 10 Schijven op 5, 6, 7, 8, 9, 14, 16, 19, 23 cn 26.
Wit. 10 Schijven op17, 25, 27, 34, 35, 37. 41. 46, 48 en 50.
EINDSPEL No. 529,
uit de partij door den lieer
J. Rosclaar.
Zwart
Wit
Zwart. 1 Schijf op 6 en 1 dam op 18.
Wit. 5 Schijven op 11, 16, 17, 38 en
Wit (de heer J. i j!uur) speelt en
wint de partij in drie zetten.
Oplossingen van 'dezo problemen
worden gouine ingewacht aan boven
genoemd adios, uiterlijk Dinsdag 13
Oplossing van pivbleein No. 524,
\au den auteur: Wit 29—23, 24 33,
41- 36. 21 ril, 25 -14, 51-27, 37 :6!
De stand was
Zwart. 11 Scli ij ven op2, 3, 4, 5, 8,
9, 11, 13, 16, 18, 21 en dam op 17.
Wit. 15 Schijven op 14, 15, 19, 20,
24, 25, 29, 30, 31, 32, 35, 37. 41, 42, 43.
liet mij niet los en slechts één wonsch I Oplossing van probleem Nó. 525,
'van den auteur: il 3b31,28—22,
41
had ik haar verbazing, bewondering
af te dwingen haar oog op mij te
estigen door eon buitengewoon koe
ien truc haar te dwingen, niet naar
boven, doch naar beneden te zien.
Daarvoor moest ik van mijn spieren
bovennatuurlijke Inspanning ei-
schen. De geheelo zaal moest adem
loos den clown aanstaren en trots
mijn August-den-dommegrappen er
kennen, dat ik met minder stoutmoe
dig en bekwaam was.
Terwijl nu Colly hoog in de lucht,
zonder veil ghcidsnet twintig meter
boven het zand der arena, op zijn rek
balanceerde en zich langzaam op
richtte, deed ik de duizelingwekkend
ste sprongen! Ik verzon de dolste grap
pen, om de menschen tot lachen to
dwingen. De clown was zoo aardig...
Daar hoorde ik Colly zacht iets
tusschen de tanden sissen. Ik sloeg
de oogen op en zag hem in slingeren
de beweging tegenover hem !>ewoog
tweede rek zich in tegenoverge
stelde richting. Het publiek keek nu
ook naar boven. Ik voelde, dat weder
alle blikken, ook die welke mij waan
zinnig maakten, zich van mij af
wendden.
Plotseling was het, als begaven mij
de gedachten evenmin dacht ik meer
aan den ongelukkige, die daar hoog
boven de electrische lichtbundels met
gespannen spieren mijn signaal ver
wachtte. In mijn hersenpan was
slechts plaats voor dat ééne zij moest
zien naar ra ij.
En nu nam ik een aanloop, om met
een hoogstgevaarlijke salto mortalo
tot voor hare Joge te komen. Drie-,
viermaal wentelde ik door de lucht;
toen vle! ik neder. ik lag voor haar.
En na die onzinnige inspanning
kwam ik eensklaps weer tot bezin
ning; ik dacht aan Colly. die zijn be
wegingen moest richten naar mijn
aanwijzing en met gillende stem riep
ik Go!
De stand was:
Zwart. 9 Senuven op: 7, 8, 10, 12,
13, 14, 17 20 en 26.
Wit. 7 ujven op 19, 23, 28, 30,
32, 36 en 45.
Goede oplossingen zonden de heeren
R Bouw, M. ten Brink, F. Huijckraan,
J. Jacobson Azn., A. A, Jacobson, W.
J. A. Mat la, J. Siegerist.
DAMCURSUS.
(Vervolg).
3e Voortzetting.
Nu gaan wij do voortzetting behan
delen, met bijvoeging van den zet
5—10. Wij zetten daarvoor den stand
van diagram No. 1 weder on het bord,
en spelen hierna 40—34.
15-20
Wij spelen thans 15—20, inplaats
van 1420 (zio vroeger), om goed te
doen uitkomen, dat op Z. 1520 liet
beter is met 4440, inplaats van niet
4439 te vervolgen, ooals geschiedt
den zet Zw. i420.
44-40
50-44
10-15
410 de 1 veste.
In de 5e voortzetting toonen wij
aan, waarom de zet 410 beter is dan
de zet 510.
44—39
41- 37
10—14
5-10
het gaat thans in hoofdzaak om deze
aansluiting,
46-41
nog iets beter dan 49—44.
2-7
41—36
711
37-31
11-17
42-37
17—21
31—26
1-7
26: 17
12 21
36-31
21—26
47—41
7-12
41—36
DIAGRAM No. 9.
Stand na. 41 -36 van Wit.
m
6
V
iS
9
8»
9
0
16
26
S
m
l
as
9
j»
gl
m
a
36
m
m
m
m
M
a
46
85
8
1
49-44! (1)
27-22
31 .22!
12—17 A
17—21 B
18 27
(1) De afruiling met 27—21 enz. zou
thans ook kunnen geschieden, maar
brengt niet zooveel voordeel aan, zoo-
als aanstonds zal blijken.
Zie verder de varianten bij A in de
volgende rubriek.
De Haai lemsclie Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in de bo
venzaal van Café „do Korenbeurs",
Spuarno 36, alhier.
Liefhebbeis van iicl damspel zijp
daar steeds w elkom.
Voo liet lidmaatschap kan men
zich bij hei bestuur aanmelden.
Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun
non als nspirantledeu worden toege
laten.
Inlichtingen verstrekt gaarne d<
Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis
straat 34. Telephoon 1513.