2 m zien? vroeg dc detective snel, terwijl hij op Mr. Wakeham wees. De jonge man keek en in zijin 6uffe oogen werd een blik van herkennen zichtbaar. 0 ja! antwoordde 'hij. Hij (bocht hier op een avond een ring. Laat eens zien ja, het was op denzelfden dag waarop En hij aarzelde. Wat drommell voegde hij er bij terwijl er werkelijk ie:s meer leven in zijn blik kwam. L wil toch niet zeggen, dat ik mij ver- Het is genoeg, Mr. Barker, merk te Mr. Schmidt op. U kan nu gaan. En de bediende met het houten gezicht verdween. Ik denk, dat ik het begrijp, ging Mr. Schmidt voort. De twee pakjes za ger er precies gelijk uit en i'k heb op eenigszins zorgelooze wijze vergeten het kostbare pakje een merk te geven. Mij dunkt, dat is uw geluk ge weest, mijnheer, glimlachte de detec tive. Het schijnt mij achter af lang niet kwaad dat u vergeten hoeft liet te merken Precies! grinnikte Mr. Schmidt, Wij mogen dezen mijnheer wel dank baar zijn, dat hij ons op het spoor van de vergissing heeft gebracht, en nu meen ik hem eenige verklaring Schuldig te zijn. Nu bleek dat do beide heeren, die de jaloersche aandacht van Mr. Wa- keliam getrokken kudden een ring hadden uitgekozen als cadeau voor een dame ter waarde van zi zend gulden. Een vun de twee de den ander bij den naam van een heel populair aviateur, op kiens ge publiceerde portret bij bijzonder veel leek. Toen het op betalen haalde de zoogenaamde aviateur een oningevulde cheque te voorschijn, die hij beweerde met het benoodigde be drag ie zullen invullen. Hij zei dat hij den ring en de cheque beide zou ach terlaten; dan zou dien morgen de cheque aan de bank gepresenteerd künnen worden en de ring "s middags afgehaald. Dit scheen meer dan voldoende, en zoo werd dus afgesproken. De cheque werd behoorlijk gepre senteerd en correct bevonden. De avi ateur kwam zijn ring halen die hem werd overhandigd. Toen plotseling twee dagen later kregen de zenuwen van Mr. Schmidt een hevige schok in den vorm van een mededeeling van den beroemden avia-teur. De bewuste cheque was hom toegezonden en hij noemde nu de boele zaak niets dan een vervalschen van zijn handteekening. Ook was hij nooit m zijn leven het magazijn van de heeren Goldiberg en Schmidt geweest. De zaak werd dadelijk in handen der politie gesteld, en een gedetail leerde beschrijving van de zoogenaam de heeren en van den ring zelf circu leerde onder aile bekende winkeliers. JCoiidoende had Mrs. Wa'keham onbe wust den sleutel tot dit gc— im g/- geven. En nu, waarde heer, besloot Mr. Schmidt, moet u mij veroorloven u een belooning te geven voor de moeite die wij u gegeven hebben. Uw ring ia weg, dat is waar, maar door uw toe doen heb ik een veel kostbaarder ring teruggekregen. Hier is er nu ik hoop dat u zal willen mil van den ring die u bij mij kocht. Hij is meer dan vijf maal zooveel waard, en ik zou graag willen, dat u hem aan uw vrouw gaf. Ook haar is veel moeite bezorgd. Mr. Wakeham keek stralend naar hot hem aangebo den artikel. Dat is. zeker heel vriendelijk van u, zei hij. Ik ben u zeer verplicht. Toen glimlachte hij. Ik zou de ge zichten van die schurken wel eens willen zien. als zij hun pakje open inaken, zei hij. Als ik ooit hum gelaat weer zie, merkte Mr. Schmidt met vuur op, zal ik ze weer kennen. Goeden avond, mijnheer! En een prettige Kerstmis voor u en uw vrouw. De beroemde man. (Klein verhaal uit de kunstwereld. De portretschilder Koenraad Wald- .nann was een ijverig man en zijne inkomsten waren beduidend. Dat er kenden zoowel zijne vrienden als zij ne vijanden. Hij was de schilder dei- geld aristocratie. Zij, the heui hun portret lieten maken, verlangden in de eerste plaats., dat zoon portret en voornaam uitzag, bij de dames moes ten de tOiletteu kostbaar blijken te zijn de sieraden en de diamanten moest men kunnen bewonderen en hel ge laat wanneer het knap was goed gelijken, maar was het een ordinair gezicht, dan kwam de gelijkenis er be trekkelijk minder op aan, rnits het in teressant was; dit wat de dames be- treft. Do heeren daarentegen, die zich lie ten vereeuwigen, wilden iets in 't ge laat hebben, dat sprak van meer dan gewonen geest en vooral moesten hunne ridderorden goed en duide'tjk geschilderd zijn; hoe grooter hoe be ter. De heer Koenraad Waldmann had de zeldzame begaafdheid, het al zijn voornamen begunstigers recht naar den zin te kunnen maken; niet zooals hij wenschte, maar zooals besteller het begeerde, zoo schilderde hij het portret- Dp deze wijze wr i hij, die jaren lang voordat hij bekend, beroemd geworden was honger ge leden had. op eens een bekmde per soonlijkheid ra in zijn n'el" - vereo- ni.g le zich dra he'. te gezelschap van Berlijn. Men woot het, dat eene stad als Berlijn rijk is aan protzen van aller lei aard. De groot.- kunst-expositie was juist ceooend. De hc?r Koenraad W ald mann schreed met zijn vrouwtje door de groote zalen en zocht naar de door hem tentoongestelde portretten. Na tuurlijk waren hot weer dames in kostbare toiletten en heeren, dc borst met ridderorden bezaaid. Voor enkele die portretten vond hij ook het origin!eel, dat van geluk stralend het kunstwerk beschouwde. De man kreeg heel wat vleiende woordjes te hooren; men sprak hem aan met „waarde meestermen overlaadde hem met eer en roem, en had het in die zalen al lerwegen druk over hem; van het vrouwtje werd ternauwernood notitie genomen. Maar de goede vrouw trok zich dit niet aan. Terwijl haar man door zijn rumoerig bewonderaars omgeven wan sloop zij heimelijk voort en beschouw de liet werk van haar man op e?nigen afstand. Lang stond zij daar en be schouwde zij dal „maakwerk". Verschrikkelijk! mompelde zij en een vluchtige blos kleurde haar ge laat: toen hoorde ze op-eens haar naam noemen. Zij zag om. Twee heeren stonden niet ver van daar; maar men lette niet op haar en kende blijkbaar haar niet. Met ingehouden adem bleef ze staan en luisterde naar he.t gesprek van die twee onbekenden. Het is erbarmelijk, dat de missie zulke, lorren er door laat, zei de een en hij wees op het portret, dat Koenraad Waldmann geëxposeerd had. Wat zal ik je zoggen de kerel is bekend geworden en heeft den hee- len geldrommel achter zich! lachte de ander. Afschuwelijke toestanden! begon de eerste weder. En wat is er zijne vrouw geworden? Nu, zij is nog altijd zijne vrouw, de moeder van zijn kind' Zij schildert niet meer? Ben ie niet wijs? Dat heeft haar heer gemaal niet kunnen uitstaan; hij was bang, dat zij hem concurrentie zou hebben aangedaan. En terecht. Zij was eene kunste nares van haar ware iets van be- teekeniS geworden! Ja, als zij zich vrij had kunnen ontwikkelen en scheppen, don wis en zeker; maar nu wel jammer! En ze gingen verder. En Dom Waldmann was op een bank gezonken en staarde naar ean der doeken, tegenover haar, doch niets zag zij; want in hare oogen ren tranen en door bate aderen kook te het bloed. Haar gansche lijdensgeschiedenis: dat. wat jarenlang met centen aarslast haar gedrukt had, daar juist had zij het door die beide vreemde mannen met weinig woorden hooren zeggen. Ja, het was waar. Zij had niet meer mogen schilderen, hij, haar man, had het haar verboden 't haalde toch niets uit! en zoo liet zij het pen seel verder rusten en gaf al haar lief de aan het knaapje, de vrouw, de moeder m haar was sterker geweest ds.n de kunstenaresse, en zoo was het gebleven. Jaren lang had zij dien toe stand verdragen, heimelijk het weder onderdrukt., wanneer het zich opnicu-.v wilde openbaren; jaren lang had zij dien last met zich rondgedragen on nu, nu was daar zoo gansc-h onver wacht de oude wonde weer openge scheurd liaar eergierigheid was op gewekt en nu vlamde de oude gloed weer op, nu kwam die te voorschijn met elementaire kracht. Toen haar man weder tot haar kwam, merkte hij de verandering in haar niet eens op; kalm ging zij ver der en geduldig hoorde zij van voren af aan den overdreven lofzang, die haar man werd toegezwaa.d. Ma ir plotseling, toen zij hem trotseh en zelfbewust zag glimlachen, rees er een nieuw gevoel in haar op. Zij kreeg medelijden met haar inan; zij gevoelde op&ins, dat zij innerlijk hooger slond dan luj; zij gevoelde, hoe hare liefde, de hoogachting voor hem verdwenen; reeiud was zij hem geleiden, vreemd n dit oogenblik. Een paar weken later verraste haar man haar. Zij was toch weer lvgon- nen te schilderen, trots zijn verbod. Hij was meer verbaasd dan er- toornd in 't eerst althans met gloei end gelaat, mot bliksemende oogen stond hij nu voor haar werk. Het was een studiekop, met een paar penseel streken neergeworpen, kloek maar geniaal ware, hooq© kunst Hij kon er den blik niet afwenden. Er lag iets wondei baars in. Het was de groote, ware kunst, waarnaar hij steedis te vergeefs gestreefd had; dat was het wonderbare, dat men bevit ten, maar niet verwerven kan; het was dat. wat hém ontbrak: het geniale als een vuur brandde het in hem. Hij was een stumper, een charlatan, en dat daar, het was de echte, groote kunst Met starren blik zag hij on het beeldop eens ontwaakte hij uit zijn zwijmel. Maar dan was liet ook gedaan rnet zijn roem; wot dan oer en naam en positie dan ware hij de man zijner vrouw voorhij. al le- voorbij dan! Een koortsachtige rilling deed hem trillen; toch wist hij zich te beheerschen. Hij glimlachte spotachtig en toen begon hij: Je vraagt mijn oordeel? Nu, 't is h°"l aardig geschilderd verder ook niets. Ademloos stond zij daar en elk zij ner bewag.ngen en gedachten had zij gevolgd. o, zij doorzag hein ge heel en van dit oogenblik af haatte zij hem; neen, zij verachtte hem, want hij was laf. Ik zal dat tentoonstellen, was al, wat ze zei. Als een bliksemschicht trof hem dat woord. Hij wendde zich om, zag inet somberen blik haar aan en dreigend klonk liet: Dat zult ge niet doen, zeg ik jel En waarom niet? Omdat ik niet wil, dat jij jezelve en mij blameeren zult. Dreigend stonden zij tegenovt kander. Nu begon de worstelstrijd; elk van hen gevoelde het Koenraad, je bent niet eerlijk! riep zij uit. Wees toch zoo ijdel niet. sprak hij boosaardig. alle dilettanten zijn ijdel. Dat is geen dilettantenwerk, ant woordde zij, met hoogrood gein et op het doek wijzend, dat is een kunst werk. Ja ik weet het T-acb maar! Ik ge'.oof ie niet meer. Je vreest mijn talent en wilt het onderdrukken. Bevend van verontwaardiging stond zij voor hem. Maar hoonlachend zag hij haar aan, gering-chattend haalde hii de schou ders op en zoide: Je bent 'n gans. Koenraad! Toe, geen scène alsjeblieft. Met een sarrend lachje zag hij liaar aan. Ik hob van jo gehouden, ging zij nu voort, niet alleen ter wille van je zelf Brutaal viel hij haar in de rede: Wat moet dat worden, zeg? Ver ijlen soms? Dan mank ik, dat 'k weg kom. Maar dat doek gaat toch naar de expositiel Toen trad hij d.cht naar haar toe en met een zachte trilling in zijn stem voegde hij haar toe: Je blijft, wat je zoo lang waart, mijne vrouw - of je mag voor mijn port een verfkladster worden maar dan zijn wij gescheiden, voor imn verstaan? Goed. Maar dan neem ik den klei ne met mij. Niets daarvan; de jongen komt mij toe, volgens de wet. Koenraad, ik bid je, ik beweer je bij onze vroegere liefde, laat mij het kind. Zij weende en tastte naar zijne han den. Hij weerde haar af cn toen toen gaf hij een trap togen den schilders ezel en hot geniale werk zijner vrouw lag in het stof en hij ging heen en sloeg de deur achter zich dicht. - De kleine was nooit sterk geweest. Hij zou niet oud worden. Die overwe ging troostte den vader, toen deze 't kind verliezen moest. De moeder schreide bitter aan het ziekbed van den kleinen man, dien zij zoo innig had lief gehad en die steeds de band geweest was, die zoo lang haar verhonden had aan Koenraad, dol-ijverzuchtig en oneerlijk als hij was. Nu was ook die band verbroken nu was ze vrij zij herademde; want door bet donker floers heen 1 zij de zonnige hoop der toekomst schijnen. 7:> vertrok naar de stad waar hare moeder woonde; in de won mg van ha er man keerde zij niet weder en d= scheiding werd uitgesproken Dc knnrt bód die twee niet verhonden, doch verwijderd voor immer. Heden is Dora eene der beroemdste en gevierds te portretschilderessen; maar zij is niet weder in 't huwelijk getreden. En de heer Koenraad Waldmann schildert als te wren zijne optro mok te portretten en in zeker opzicht gelij ken ze allemaal op mekaar. Hij is pro- fesror geworden en heeft natuurlijk de onvermijdelijke groote gouden medail le weten te bemachtigen. Terwille van een vrouw, Het was onder de palmen van Niz- za. dat ik die twee menschen zag. De een lag ziek en krachteloos in een rolstoel, en liet zijn vagen blik over de schoone omgeving dwalen. Hoe oud zou hij zijn Wie zijn witte horen zag, zijn onzekere handbewe gingen waarnam en zijrt bloedeloozo lippen aanschouwde, hij zou hem welhaast voor een grijsaard houden Maar hiervoor was zijn huid te fijn glad, waren de tanden te wit en gezond. Hij kon nog zoo oud niet zijn en iets onverhoeds moest hem in dien treurigen toestand hebben gebracht. De ander duwde den ziekenwagen >or zich uit, met langzame, rhyth- miseh, elastische krocht. Zijn gelaat trok mijn aandachtik meende die trekken al eens meer in mijn leven te hebben gezien, doch waar? Dit had ik voor het oogenblik niet kunnen zeggen. Zelfs had ik dien man al eens vroeger gesproken, dit meende ik nu zeker te weten. Maar wanneer? Bij welke gelegenheid? Langzamerhand werden mijn her inneringen meer duidelijk en bepaald en toen, opeens, kon ik ook dit gelaat terugbrengen in de omgeving, waarin het mij indertijd verschenen was. Juist. Dat was Lecco, de clown uit den circus Renz. Ook hij had in 't voorbijgaan mij scherp aangezien. Hij hield plotseling stil, wendde den wagen om en gaf mij dc hand. Zeker, mijnheer, ik ben het. Hoe gaat het u, sinds wij elkaar het laatst hebben gezien In twee jaar heb ik u niet meer in den circus gezienzeker op reis geweest Jaik ben nog niet lang weer terug. Ik zou u niet zoo dadelijk heb ben herkend. Hii glimlachte. O. dat is heel natuurlijk. U heeft mij altijd met mijn masque gezien, voor of onder den arbeid. Dat veran dort een mensch. En dan, twee ja ren Nu. en hoe maakt het uw broeder Colly Hij zag mij met groote oogen vol verbazing en kommer aan. Colly Nu ja waar is hij dan Zijn hand wees naar den zieke en op fluisterenden toon, zoodat ik hem ternauwernood verstond, zeide hij Dat is hij. Ik was stom van verbazing. Wat 1 Dat machtelooze schepsel, dat armzalig overschot van een men schel ijk wezen, dit was de vermaarde acrobaat met zijn prachtigen li chaamsbouw, met zijn stalen spieren, dat wonder van kracht en onver saagdheid 1 Dèt was Colly, de be roemde Colly, die door niemand was geëvenaard Met een nauw merkbaar hoofdknik je ging de ander voort Ach, wist u er niets van? Ja, het is Colly en dat ik zoo klaar ge speeld. Wacht, ik zal zijn wagen in de schaduw rijden en u, wanneer u het vergunt, mijn geschiedenis ver halen. Hij legde de kussens van den zieke goed en bracht hem met de meeste •oorzichtigheid naar een plek, waar hij geen last had van wind of zon. Toen ging Lecco naast me op een bank zitten. U weet toch, dat Colly cn ik al tijd samen werkten. Hij deed de ge- uarlijke toeren aan het vliegende rek. Ik onderzocht de apparaten heel nauwlettend, terwijl ik mijn caprio len maakte naar het scheen. Als hij dan boven was bewaakte ik hem, gaf hein het toeken om los te laten, mar keerde de tempo's met pijnlijke zeker heid want in ons beroep is een deel vun 'n seconde te laat voldoende, om een ongeluk te krijgen. Wanneer hij dan na afloop langs het touw afgleed weerklonk altijd een donderend ap plaus. Om mij bekommerde zich nie mand. Hij had dan ook schitterende werkzaamheden te verrichten en in zijn met goud geborduurde tricot zag hij er benijdenswaardig genoeg uit, terwijl ik met mijn gepoederden kop, met den tot aan de ooren verlengden mond en met het kleine hoedje op het domme hoofd allesbehalve verleidelijk was 1 Menigmaal, wanneer ik aan dit al les dacht, werd ik door een onwille keurige ijverzucht bevangen. Maar dut ging weer snel voorbijvijf minu ten later dacht ik er niet meer aan. Zoo leefden wij jaren samen en dit zou zoo gebleven zijn, wanneer niet een vrouw onzen weg gekruist had. Het noodlot wilde, dat wij beiden verliefd op haar werden. Toen zij dit bemerkte, vermaakte het haar. Zon der den een boven den ander voor te trekken, wist zij daarbij geen van ons te ontmoedigen. lederen avond kwam zij in den circus, nam steeds plaats in dezelfde loge en zoodra wij optraden zag ze ons belangstellend, vriendelijk aan. Maar aan wien gaf zij de voor keur Tot dusverre had ik het natuurlijk en als vanzelf sprekend gevonden, dat Colly al den bijval verwierf. Maar nu was dit anders geworden het was niet meer mijn ijdelheid die leed, maar mijn hart. Ik was waanzinnig verliefd en kon het denkbeeld niet verdragen, voor een medeminnaar te moeten terugtreden wat meer zegt belachelijk te zijn daar, waar hij "zegevierend zich verhief. Want ik voelde, dat die vrouw toch ten slotte aan hem de voorkeur moest geven, om wiens hoofd het succes den krans vlocht. En dra kwam ik er toe, te tornen aan de bekwaamheden van mijn broe der; eerst in gedachten, daarna in het openbaar. Zekeren avond ont stemde het, in een restaurant, in hooge mate mij, dat ik do bewonde renswaardige zekeilieid en koenheid van mijn broeder hoorde roemen. Het vliegende rak Een kleinig heid 1 Na een maand oefening kan iedereen dat doen Het is maar schijn en overbluft het publiek Van dat oogenblik af bhef ik niet roeor, zooals mijn plicht was, op den achtergrond, maar ik zocht de blik ken der menigte tot mij te trekken. Dat zou een verschrikkelijke ontknoo- ping hebben.... Zekeren avond traden wij weder op; die vrouw was in haar loge. Ik had den gauschcu dag aan naar gedacht. Zij vervolgde mij als een spookbeeld. De gedacht© aan haar Er suisde iets door de ruimte ik hief het hoofd op en zag de ledig» rakken, die als na 'n schipbreuk heen en weer slingerden Kreten van schrik weerklonken en ik voelde den luclit- Uoom. Colly lag roerloos voor mij... Hij bracht er liet leven af. Maar is dat leven? Duizendmaal beter ware het geweest, wanneer hij bezweken .•as. Lecco hield een oogenblik stil; toen ging hij voort: Misschien moest dit zoo zijn, opdat mijn broeder voor im mer mij mijn misdadig verzuim zou voor oogen houden, of opdat ik het ten deele weer zou kunnen goedma ken. Uw misdadig verzuim? vroeg ik. met eenigen twijfel. 0 ja, antwoordde hij; warneer men het bestaan van liet wezen, dat men lief heeft, ln zijn honden heeft, dan mag men dit ter wiile van eone vrouw niminor vergeten, al ware het ook maar eon oogenblik niet langer dan eon bliksemschicht... Een vlieg had zich op de lippen van den lijder gezet. Mei een handbewe ging verjoeg Lecco haar een traan viel uit zijn oog op de wang van zijn offer, en niet eene stem, die onwille keurig deed denken aan die, waarmee de moeder da tranen van haar kind droogt, sprak hij Mijn arme kleine! Ik nam afscheid van den clown. UAMRUBK1EK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 3» l'elenhnnu 1543. PROBLEEM No. 528, van den Jongenheer a, a. J a cob sou. Zwart m er i'- |P| tl 9 m iS m Q' 2 m m m ni m ÉS m m i a S fc- ij - Wit Zwart. 10 Schijven op 5, 6, 7, 8, 9, 14, 16, 19, 23 cn 26. Wit. 10 Schijven op17, 25, 27, 34, 35, 37. 41. 46, 48 en 50. EINDSPEL No. 529, uit de partij door den lieer J. Rosclaar. Zwart Wit Zwart. 1 Schijf op 6 en 1 dam op 18. Wit. 5 Schijven op 11, 16, 17, 38 en Wit (de heer J. i j!uur) speelt en wint de partij in drie zetten. Oplossingen van 'dezo problemen worden gouine ingewacht aan boven genoemd adios, uiterlijk Dinsdag 13 Oplossing van pivbleein No. 524, \au den auteur: Wit 29—23, 24 33, 41- 36. 21 ril, 25 -14, 51-27, 37 :6! De stand was Zwart. 11 Scli ij ven op2, 3, 4, 5, 8, 9, 11, 13, 16, 18, 21 en dam op 17. Wit. 15 Schijven op 14, 15, 19, 20, 24, 25, 29, 30, 31, 32, 35, 37. 41, 42, 43. liet mij niet los en slechts één wonsch I Oplossing van probleem Nó. 525, 'van den auteur: il 3b31,28—22, 41 had ik haar verbazing, bewondering af te dwingen haar oog op mij te estigen door eon buitengewoon koe ien truc haar te dwingen, niet naar boven, doch naar beneden te zien. Daarvoor moest ik van mijn spieren bovennatuurlijke Inspanning ei- schen. De geheelo zaal moest adem loos den clown aanstaren en trots mijn August-den-dommegrappen er kennen, dat ik met minder stoutmoe dig en bekwaam was. Terwijl nu Colly hoog in de lucht, zonder veil ghcidsnet twintig meter boven het zand der arena, op zijn rek balanceerde en zich langzaam op richtte, deed ik de duizelingwekkend ste sprongen! Ik verzon de dolste grap pen, om de menschen tot lachen to dwingen. De clown was zoo aardig... Daar hoorde ik Colly zacht iets tusschen de tanden sissen. Ik sloeg de oogen op en zag hem in slingeren de beweging tegenover hem !>ewoog tweede rek zich in tegenoverge stelde richting. Het publiek keek nu ook naar boven. Ik voelde, dat weder alle blikken, ook die welke mij waan zinnig maakten, zich van mij af wendden. Plotseling was het, als begaven mij de gedachten evenmin dacht ik meer aan den ongelukkige, die daar hoog boven de electrische lichtbundels met gespannen spieren mijn signaal ver wachtte. In mijn hersenpan was slechts plaats voor dat ééne zij moest zien naar ra ij. En nu nam ik een aanloop, om met een hoogstgevaarlijke salto mortalo tot voor hare Joge te komen. Drie-, viermaal wentelde ik door de lucht; toen vle! ik neder. ik lag voor haar. En na die onzinnige inspanning kwam ik eensklaps weer tot bezin ning; ik dacht aan Colly. die zijn be wegingen moest richten naar mijn aanwijzing en met gillende stem riep ik Go! De stand was: Zwart. 9 Senuven op: 7, 8, 10, 12, 13, 14, 17 20 en 26. Wit. 7 ujven op 19, 23, 28, 30, 32, 36 en 45. Goede oplossingen zonden de heeren R Bouw, M. ten Brink, F. Huijckraan, J. Jacobson Azn., A. A, Jacobson, W. J. A. Mat la, J. Siegerist. DAMCURSUS. (Vervolg). 3e Voortzetting. Nu gaan wij do voortzetting behan delen, met bijvoeging van den zet 5—10. Wij zetten daarvoor den stand van diagram No. 1 weder on het bord, en spelen hierna 40—34. 15-20 Wij spelen thans 15—20, inplaats van 1420 (zio vroeger), om goed te doen uitkomen, dat op Z. 1520 liet beter is met 4440, inplaats van niet 4439 te vervolgen, ooals geschiedt den zet Zw. i420. 44-40 50-44 10-15 410 de 1 veste. In de 5e voortzetting toonen wij aan, waarom de zet 410 beter is dan de zet 510. 44—39 41- 37 10—14 5-10 het gaat thans in hoofdzaak om deze aansluiting, 46-41 nog iets beter dan 49—44. 2-7 41—36 711 37-31 11-17 42-37 17—21 31—26 1-7 26: 17 12 21 36-31 21—26 47—41 7-12 41—36 DIAGRAM No. 9. Stand na. 41 -36 van Wit. m 6 V iS 9 8» 9 0 16 26 S m l as 9 j» gl m a 36 m m m m M a 46 85 8 1 49-44! (1) 27-22 31 .22! 12—17 A 17—21 B 18 27 (1) De afruiling met 27—21 enz. zou thans ook kunnen geschieden, maar brengt niet zooveel voordeel aan, zoo- als aanstonds zal blijken. Zie verder de varianten bij A in de volgende rubriek. De Haai lemsclie Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in de bo venzaal van Café „do Korenbeurs", Spuarno 36, alhier. Liefhebbeis van iicl damspel zijp daar steeds w elkom. Voo liet lidmaatschap kan men zich bij hei bestuur aanmelden. Jongelieden van 16 tot 18 jaar kun non als nspirantledeu worden toege laten. Inlichtingen verstrekt gaarne d< Secretaris, de heer J. Meijer, Kruis straat 34. Telephoon 1513.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 14