BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PIR 8 HAANDEN ®P H5 CEMT PER WEEK. ÖROOTE HOUTSTRAAT SS. DRUKKERIJ ZU2DBR BUITENSPAARNE 6. Met Rijke Natuurleven Rubriek voor Vrouwen 31e Jssrgsug ZATERDAG 31 JANUARI 1914. So 9391 DE ZATERDAGAVOND frl&ARLEiVra DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN AOVERÏENTIëN DOELTREFFEMD. ONZE ANN0N0E3 WCf®SN OPGEMERKT" TOEN DE DOOI WAS INGE- VALLEN. Wat reageerde de mwuur snel op de zoo plotseling ingevallen dooi in het begin dezer week. Zondag nog, terwijl de ijskegels aun de dakgoot hingen en de folie westenwind aan een noard-ooster deed denken, huppel- den de weinige vogels, die zidh. op den grond waagden, als dikke il onsbolle tjes door mijn tuin. Onder een fna.ni- bozeufa-egj© zat de merel dichit ineenge doken. ilij scihecn maar niet te kun nen begrijpen, dat hij uit zoo'n steen- liarden grond oodt wurmpjes had op gediept en nog grooter raadsel leek) liet hem een paai* dagen 1e voren, waaraan bij zoo plotseling den groe ten voorraad zojuiepitten bad te dam- ken, dieu ik voor den guren tijd voor hem had bewaard. Hij durfde er eerst niet aan» te be ginnen en bijna hadden de mnsschen hem een handje geholpen, toen hij besloot, do vruchtjes in te rekenen. Met de kruimkens. die ook Lij rond strooide, vermaakten de musschen zich. Maar Maandag, nadat liet een paar uur had gemotregend, verkondigde de vogelwereld luid, dat de wintervorst met zijn verkil lend en adem was heen gegaan. Heel in do vroegte, toon de menschen nog alleen aan den toren haan meukten, dat de dooi waar schijnlijk zou invallen, hadden de vogels al volkomen zekerlhoid. Het eerst zond de commemdaivt van het kippenhok zijn berichten in het rond. Zijn golraaj klonk vroolijker d n ooit en als go daarop eenmaal hebt gelet, kunt go in het vervolg ook met dtlelute gordijn)en wel uitmaken of de dooi in aantocht is. Daarin overtreffen de dieren den nieneeh 'lieel vaak. Hun meteorologisch in „i.ict werkt nauwkeuriger dan cms fijnste instru ment en dc vogelwereld heeft het ver gebraclit in de weerkundige waarne mingen. Toen de grond legen den middag goed was doorweek', veranderden ook •ic planten. Het meest verwonder ik mo altijd over de muurbloemen. Die si-jan maar oiwler alle weersge steldheden zonder eenigo bedekking buiten. Ze mogen er al dankbaar voor zijn, als we voor een winierpakje zorgen, noodzakelijk is dit ufat» 401 zelden leggen ze het tegen den felsten winter af. De jonge takjes, in hun kruintje ul golooid met do kleine knopjes, die zich over eenige maanden tot fluweel zachte, zoet geurende blo nuen zullen ontwikkelen, behouden 'hun groene blaadjes geheel den wintertijd. Friscih en kerngezond wacht do plant het voorjaar af, ver uit staau do groene blaadjes, maar nauwelijks heeft do Oostenwind een paar maal geblazen met volle kracht, of de muirrboem ziet cr uc'L als oen bedelkind in den regen. Alles hangt triest neer en geen enkel blaadje wijst op jongo levens- knul t. Zoo slop en donkergroen worden de bladeren, dat we aan geen opleven meer durven denken, maar zoodra de dooi voorgoed met haai' wenk bezig is, herneemt do muurbloem haar fiere ivouding, cok al is ze in ontwikkeling wat achter gekomen. Waar Zaterdag de sdiitterende ster retjes van de rijp de loorntakken tooi den, hingen Dinsdag de naargeestig Stemmende regendruppels. De sombe re grijze lucht werkte mee om do her innering aan do versterkende, opwek kende winterkoude te doen vergeten, maar- dc plantenwereld volgde that voorbeeld der muurbloemen en zelfs de dorste stammen on takken schenen op le kwikken. De rhododendrons, due het ook vaak zonder winterbedekking moeten dosn, Lieten gauw de bladeren, die een week lang mistroostig neer hingen, een hoek van zestig graden omhoog maken, de lvozckui rkutjos le ken plotseling grooter en de ribes kreeg een heel ander aanzien. Dat is een heester, dien w e niet genoeg hun nen waardeeren. Al in dezen tijd, nu er voor de gewone bloemplanten nog geen sprake is van bloemcntooi, nu de toekomstige seringenwealdc en weel derige -k-ast&njeludhiers nog vervat zijn in kïeine knoppen, nu l>ckent dc ribes al kleur. We! weet ook hij nog van geen ontplooiing, wel wordt het Maart., eer de veelbloomige trosjes door de eerste bijen worden bevlo gen, maar de knoppen zwellen al en zijn reeds kleuriger dan in het begin van den winter. Do perziken langs den muur, die ieder warmiiegolfje uit. het Zuiden kunnen opvangen, bogJm .nou ook al te werken en gauw zullen de rose bloemblaadjes uit de knop- schubben dringen. Dat alles merken we op, als de vorst wat laat in Januari zijn scepter lieeft gezwaaid en een gejfl; neersijpe lend regentje hem heeft verjaagd. Maar het zijn niet alleen de muur bloemen en de grgotere planten, die ol een lenteglimpje vertoonon, ook enkele Ikfleinio plantjes driijkan. gre tig ihet warme regentje en herlcveai in enkele uren. Het long onkruid, het sterke pJa.nlje, dat alles verdraagt en alles lijdt, dat we kunnen afsteken en verplaatsen, zooveel we willen, het kwigenkruid heeft heel gauw de gevlekte blaadjes, die den winter overbleven, omhoog gestoken. Ze kondigen al weer de komst aan van de tientallen grooïere blaadjes, die over oenig© weken de plant zul len tooien, ze geven al weer eon rijk dom van ldoemtrompetjes in uitzicht, die de plant niet tot onze mooiste feuin- juweefen kunnen veriiefflen, maar die dan ook niet de minste zorg v ragen en ieder jaar met haar eigenaardig blauw eu rood cu paars toch een ze- iere bekoring geven door Ihaar groo- ten eenvoud naast haar fijnen bouw. Zoo zouden w ij nog even ki nnen wandelen langs het mooie rotsplajit- jc draba iassocarpa, langs het eeuwig jonge hu telookrozetje en langs de crocustopjes, dio wat te veel van den winter hebben gehad, maar toch wel weer zullen opkwikken. Genoeg ech ter, om na liet zoo plotsfefltf-ng eindigen van den v rooi ij ken winter, vol tlx op de lente, tegemoet te zien. II. PEUSENS.- HET SEIZOEN VAN VERKOUD HEDEN. Hoe menigeeen doet in dit jaargo tijde niet een verkoudheid op; en oei), zoo'n ongesteldheid kan zoo on schuldig zijn: Het slijmvlies van een of ander lichaamsdeel is ontstoken cu men bestempelt dia met den naam van v.atarrh. Zoo heeft men katarrh van neus, keel, luchtpijp -otleu hoofd maag, darmen enz. Onder een gewo ne „vtrkou I xid" verslaat men in den regel een neuska;urrh, die heel lastrig is, maar binnen oen dag of vier weer uitslijt. Is de keel gelijk wat aange daan, dan verdient het aanbeveling, om af en toe een stukje ijs in den mond te nemen, of 's avonds een koudwatercompre3 op de keel te leg gen. Katarrh van het strottenhoofd maakt den patiënt heescii, het beste is hierbij om 's avonds, als men niet meer uitgaat, wat te atoomen niet een inhaitatietoest el le t je. Van ernstiger aard is do katarrh van de luchtpijp, méér bekend ouder den naam van bron oh ilis. Deze geeft behalve koortsigheid en een algemeen gevoel van onwel zijn aanleiding tot hoest, die soms zeer hardnekkig kan zijn. Lijders aan bronchitis 'bondelen voorzichtig, wanneer zij in een zoo veel mogelijk gelijkmatige en ecnigs- zins vochtige atmosfeer verblijven; terwijl in de eerste dagen hek bed dient gehouden te worden. Andefra ontaardt de bronchitis zoo gauw in een chronisch geval En o, dat s zoo'n vermoeiende, hinderlijke kwaall Do aanvallen van hoest, die soms eerder ontspanning geven dan iets an ders zijn niet het moeilijkst te dragen; maar wèl de benauwdheid die men dikwijls op do borst voelt; de onmo gelijkheid, om zoo vrij en diep adem te halen als in normalen toestand; zoodra de lijder zich ook maar ee- nig&zina haast of een trap oploopt. Daarbij komt dan nog gebrek aan eetlust, gemis aan veerkracht in ie der lichaamsdeel in eiken spier, want er is ook een te kort aan noch trost vanwege dien lastige» kuch! Niot zel den toch, krijgt, riten juidt op het punt, dat men in slaap zou valLjn, zoo'n aanval van krampachtiger hoest, waardoor men w eer heolcmaal uit zijn sluimering te gewekt. Voorkomen is dus weer beier dan genezen1 Maar erst willen wc eens evhn wat nader onder de oogen zien, hoe zoo'n chronische bronchia» ontstaat. Voor eerst is de een er veel vatbaarder voor dan de ander, en is die vatbaarheid in groote mate erfelijk. Flink voeden, het vermijden van damp en vocht is hoofdzaak! Maar zij, die zich sterk on gezond voelen zijn altijd geneigd een ver koudheid te vmvaarioozen. „Die gaat van ze'.f wel weer over!klinkt het nontchalajit; en inderdaad is dit veelal het gevat, maar vaak komt zo dan mof. korte tusschonpoozen terug e»i de overmoedige heef; een chroni sche bronchitis! Doordat herhaaldelijk kou vatten, •rdlkt de slijmhuid, en heeft die verdikking eenmaal plaats gehad, dan de patient veel vatbaarder voor kou. Gedurende een paar zomermaan denals het weer warm en de damp kring zuiver is, moge hij al van zijn vijandin bevrijd zijn, nauwelijks dool do herfst met vocht en kou zijn intrede of de verkoudheid keert te rug, en duurt den geheelen, langen winter! De vevsohijinsetten van een langduri ge vorkoudIteid, zijn te goed bekend, dan dat we er verder bij bdhoeven stil te staan. Maar dit is een droevig langzamerhand ondermijnt ze het lieele gestel, verstoort de spijs vertering, doodt de energie, verslapt de zenuwen en werkt de geregelde functies van liet Ümrt legen. Om van zoo'n hardnekkige verkoud heid af te komen, zou men altijd het beste doen, om gedurende het koude seizoen een zachter klimaat op te zoeken. Maar slechts weinigen kun nen zich de weelde van een langdu rig verblijf buitenslands veroorloven en buitendien: velen bestrijden lie ver den vijand thuis, dan dat ze luern ontvluchten. Voor vertroetelen is ook niels te zeggen, want blijft ge voort durend in de kamer, dan kunt ge u wél warmte genoeg verschaffen maar go ademt geen Irussdie lucht in en zuivere lucht toch is voor de genezing volstrekt noodig. Haat, zenuwen en longen moeten juist versterkt wor den en dilt geschiedt niet, als ge on beweeglijk in hot 'boekje van den haard blijft. Wèl is warmte noodig, omdat iemand, die aan een zware verkoudheid lijdt, gewoonlijk ook oen ■iechto spijeverterMv-' heeft en daar door huiverig is. Die ontbreken de warmte moe; dan aangevuld worden door ltet dragen van zachte, wollen kleeren en door maitigo inspanning. In de eerste plaats moeten borst, ha is en voeten behoorlijk verwarmd worden en liet verdient volstrek geen afkeuring om 's naclrts onder een donzen dekbed te slapen, omdat dit licht is. Zijn uw kleercn na ©en wan deling ook maar eenigszins vod)tig, trek dan andoren aan en damp voor al uw ondergoed uit, eer ge het ge bruikt. Van de frissche lucht kunt go nooit genoeg profiteeren: kcai iederen bronchitïslijder maar voortdurend zuivere lucht inademen van een be paalden temperatuur, dan zou hij biuiien eenigo weken genezen zijn. Medicijnen neme men alleen op dok ters voorschrift. MARIE VAN AMSTEL. Naar Nizza. (Vrij naar GIJP). In een oud hotel van den Faubourg St. Honoré te Parijs. Een elegant ge meubeld jon geHieeren vertrek. Andró Labouilie, 28 jaai', kloek, aangenaam van voorkomen. Nu juist niet gedistingeerd, maar comma li fau'; goed gets leed. (Hij schelt). Con stant, zijn kamerdienaar verschijnt. Pak mijn koffer; morgenochtend vertrekken wij. Constant (blijkbaar maar inajig hiermee ingenomen). Goed, me neer. André. Waarom zeg je dat op zoo'n wonderlijken toom? Constant. Omdat ik denk, dat monsieur Audré weer dwaasheden zal uithalen te Monte-Carlo, André. Volstrekt niet... Ik ga raai" Nizza. Constant. Dat komt \Yij wel op hetzelfde neer. André. ln niets. Ik ga naar heel ernstige menschen, de Dupoindbets en als je het weten wilt, het is papa, die mij op reis zendt. Hij heeft me onbe paald crediet geopend. Constant. Hij is veel te goed. Ah, als" monsieur André mijn zoon was. André. Daar weet ik alles van- Onder voorwendsel, dat je mij altijd gekend hebt, laat je nooit een gelegenheid voorbijgaan om me iets onaangenaams te zeggen. Constant. Het is de waartaeïd. U doet allerlei dwaasheden, verkwist uw geld. En dat in plaats van netjes in 'het huwelijk se treden, zeoals ieder een doet. André (opvliegend). Ah, alles wat je wilt, maar dat niet. Ik verbied je, verstaan, ik verbied je, ooit weer over trouwen te spreken, en anders is het uil met ons. Ik hel/'n afschuw van het huwelijk, begrepen? Constant. Maar waarom dan toch? André. Omdat, hoe mooi, hoe lief ze ook moge zijn, eene vrouw altijd een lastpost voor 'n type zooals ik. En ook omdat de bedendaagsche meisjes mij mishagen. Ze zijn verve lend, onbeschaamd, spilziek en wat nog 't ergste is geleerd, veel geleer- T don ik, wat trouwens niet moeiijk Je behoeft niet zoo te zuchten. Constant. Ik h.eb niet gezucht. André. Zooveel te betel'. Ik weet heel goed, dat papa me er in zal laten loopen je denkt zeker, dat iik niet snap, wat die reis naar Nizza moet beduiden... Constant. Maar André. Zwijg. Ik moet chic doen op de Promenade des Anglais. Waar om? Omdat daar een schep meisjes die willen 'huwen en evenveol moeders die je belagen. Nu ja, ik ben niet overweldigend en LabouiMe, dat b» geen naam om voor te knielen; maar papa en mama hebben zóó overal uitgetrompet, dat ik twee mil- Hoon meekrijg, dat er wel eentje zal zijn, die me aan den haak slaat. Constant (kalm), Wanneer ver trekken wij? André. Jij, vanavond met don trein; ik kom morgeruiainiddag mei de auto begrepen? Constant. Ja, monsieur André. André. Dan, rechtsomkeert on ooedo i-cis, Constant! Constant. Dank u, monsieur An di i. Op weg. De auto van André Lx- boullle gaat er goed van door, noch tans zonder overdreven snelheid Tien graden vorst. André chauffeert zelf. De chauffeur laat hem begaan. André. 't Is gevoelig Koud! Chauffeur. 't Gaat nog al! André. Nu, neem dan mijn plaats eens in. En pas op 'bonden en kippen welke dieren dan ook; ik zie ze ïi-iet graag overrijden. Chauffeur (den langen, eenzamen weg afziende). 't Zou niet gemak - kelijk vallen, hier iets te overrijden. André. Ja, 't is hier een woeste nij. Nooit had ik gedacht, dat nubij Parijs het landschap zoo veria'en zou zijn. (Men hoon het geluid van een sirene.) A'-o, daar komt eindelijk een auto on^" achterop! Chauffeur. Zelfs twee. (Hij houdt rechts aan, om den weg vrij te laten Dio schijnen bij elkaar te behoorenl André. Ah, wat is dat'? (Do eerste auto houdt linksaan, do tweede tivclit tussclhen de beide anderen door te -sturen, komt in hevige bot sing met deai wagen links, werpt zich op dien rech'ts, en deze glijdt tong- zaai» en waardig in do droge sloot langs den weg. Kreten, verwenselrm- gen, onhesclirijfélijke verwarring.) André (die zich tracht op te hef fen). Ik Qieb mij niet bezeerd, maar zie niets en kan me niet opheffen. Waar ben ik toch aanbeland? 't Is zwaar, 't is zacht, H is warm! (Mon hoort verschrikkelijke angstkreten.) 't Beweegt ah! oefl (Ilij haalt adem keert zich om, gaat in het gras zitten en bevindt zien vlak tegenover ©en jong meisje, dat volmaakt in dezelfde positie verkeert als hij en hartelijk begint te lachen.) André (die denkt dat men hem uit lacht) Wat is ze béte, die kleine! Jongmeisje, zeventien cif achttien jaar, met een lief gezichtje»; de stalte onkenbaar, omdat zij ter dege is ingepeikt). Mijn-heer ik vraag u excuus, dat ik zoo ladlv. Ik begrijp heel goed, dat ik idioot ben, maar als u het eens gezien had, ho-o vreemd u kook! (Ze lacht) 't Was zoo kluchtig! André. U lacht zelf6 nu nog, juffrouw! Jongmeisje. Ik waag u ver- sohooning 'heel nederig excuus maar ik kan het niet helpen. Eene stem (uit een berg bout opdoe mende). Vava Va val Jongmeisje (opspringende, komt rank en fijn te voorschijn). Dat ben ik, Vava Maar ik heet. zoo nidt ik heet Geneviève. Audré (binnensmonds, de schou ders ophalende). Ik lieet Geneviève wat kan mij dat schelen! Of zo heet Geneviève of Josephine? (Hij ziet w- itri' do richting van Vava. die (Ten „berg bereik; heeft, waaromheen ges»;-- aard staan hoeren, zeer chic en dames, zeer elegant). Duiveüsl En kel mooie vrouwen. (Tot zijn chauf feur, dio in verwarring nadert). Nuy en de car? Chauffeur. Niels mee te begin ner! En do chauffeur van die malle oude, die ons in do sloot geduwd heeft, zegt dat we hi en- 5 kilometer ver van een bewoond oord zijnl André. Das mooi. (Hij beziet de andere auto's). Daar is er eon, dio er nog niet zoo slecht aan toe is. Chauffeur No. 3. Toch is er met aan te denken, vooreerst verder te gaan. Hoer. Hei best is, dat jo naar Me- lun gaat om (hulp. Chauffeur. Goed, meneer de mar kies. Markies. Giju of do chauffeur van madame de Iabramche; maakt dit nxaar samen uit. André (met een blik op do bont- massa). Da.t heet dus madam© de La branche hm! Eene stem ui tde bon-tmassa). Mon sieur de Mansarès! Twee jonge vrouwen komen hom tegemoet. Andié. Maar sapperloot, dio zijn mooi! De markies (terugkeerende, tot den chauffeur van dc auto, die niet de zijne is). Mademoiselle Elsa zegt dat ge dadelijk naar Molun moet gaan, en een arts'halen. Mad. de La- branche vreest, dat ze liaar voet ver stuikt heeft. Mme. de Labranolxe (45 jaar. Nog pretenties. Is eenmaal tamelijk mooi geweest. Nu te corpulent. Prachtig geikleed. Zij roept.) Monsieur d'Ulster! André (steeds het blonde meisje in het oog houdende.) Zo is werkelijk, lief, die Elsa en de Wagmeriaan- sdbe naam past haar voortreffelijk. M. d'Ulster (tot d'-> olm r). Breng uit Molun een paar huur r ij- lol gen mee ear wat koekjes voor ma dame en 'n flacon vlugzout rna- demodsselle Ca-rrri"-" Andreé (in gedachten). Dc bru nette heet dus Gormen ze is om te stelen! Mme. de Labrtuneho (een derden heer roepende, die op en -neer loopt om een weinig warm te worden). Monsieur des Effuves! M. d Ulster (veertig jaar, zeer ge- disu iig-eerd). Mijnheer, daan' liet lot ons verplicht, een i - u' moeilijke uren Lier in eikaars go/.»-!.s^hap door te brengen, geloof ik dat liet goed is, kennis te maken. (Hij stelt zcli voor.) André (buigende'. And ié La bo uille. (Beweging van M. d Ulster.) M. d Ulster. m zal u even voor stellen aan uw oigenooten en weder- keerig. (Hij. wendt zich tot des Efflu- cïie naderbij gekomen is.) De vi- comfco d-cs Effluve.s. Monsieur André LabouMle. André (in gedachten). Wat "n succes voor Labouilie, te midden van die hooge luil d Ulster (hem aan de dames voor stellende). Monsieur André La- bowillel (Mad. de» Labranche spring't overeind; Mile Elsa en Carmen blij ven staan met open mond.) André (mompelt). Succès feu I Zoo gaat dat door. De kleine Vava verbijt zich van pleizior. André (met zijn houding verlegen) Maai- de 'kleine is onuitstaanbaar Mme de Labranche (tot André, ui torst beminnelijk). lk ben verrukt door 'hot incident, mijnheer, dat mij vergunt kennis nvet u te maken I (Zij biedt hem de hand; de jonge meisjes doen hetzelfde.) Aitelió tdip buigende). U is wel goed, mevrouw. (Ter zijde). Ze lijkt wel gek met haar incident, dat zij zei ve heeft veroorzaakt. (Het begint te sneeuwen). Mooi zoo, dat ontbrak er nog aan. Mad. de Labranche. lk golooi, kinderen, dat we in de rijtuigen moe ien gaan, in afwachUng dat er hulp komt opdagen. Etea. ln het rijtuig, wil u zeggen? Want alleen dat vain M. do Manyares staat nog overeind. Carmen. En omdat we er niet allemaal in kunnen Mad. do Labru'iidhe. Zullen we hier blijven. Elsa (bits). Charmant! Mad. do Labranche. Vava, de plaids, m^n kind! Vava spoedt zioh naar een auto en -komt beladen met plaids. Niemand steekt een hand uil Men maakt ft-H zich gemakkelijk, zonder zicöi- verder om haar to bekommeren). Elsa. 't Is om t© bevriezen. André. Damer?. ik heb dekkleeden ook in mijn rijtuig als u mij ver gunt Elsa (op eens grjeieue'. Maar monsieur, ik wild© er u niet van ont- rieven. Carmen (ook gracieus). Wel neen! Do markies. Ik verzoek u drin gend. mevrouw, met de dames in mijn rijtuig te gaan. Mme de Labranche. Elsa Car men wilt go van het aonlxxl vat! don hoer de Manyarès gebrv ma- kon? Elsa en Carmen (gelijktijdig). Neen, tante, we blijven liever hier. 't Is hier bwrt. Andr' (van ter zijde.) Ni», dio zijn nog alnaet. moeilijk to voldoen! (Hij beschouwt ze onderzoekend). Enfin, mooi zijn zo, en vriendelijk voor mij. En die dikke dame ook... Elsa Monsieur Labouilie, kom toch hier onder het kleed onder uw kleed. (Zij drukt tegen haar zuster zich aan.) Carmen' Neen, liever aan deze zijdehier is meer plaats, mdmsieur Labouilie 1 André (steeds in zich zelf spreken de) Zij hebben mijn naam wel goed verstaan geen vergissing mo gelijk! En toch bejegenen ze mij als een prins, die incognito reist. (Luid.) Werkelijk, dames, ik ben gevoelig voor uw beleefdheid. (Vavablijft met wijd geopende oogen toezien.) Mme do LabrancheMonsieur de Manyar.arAs, ik zal toch maar van uw aanbod gebruik maken. (Zij maakt een beweging om op te staan) Ah! Ah! 01 (Zij begint flauwe kreten uit te stooten). De markies: Wal scheelt u? Mme. de Labranche Ach, mijn oet! Ik kan hem niet op den grond zetten 1 (Op dood-eenvoudigen toon) Ik zal gedragen moeten worden. De markies (verschrikt)* U ge dragen? Mm. de Labranche: Wel zeker. Roep de chauffeurs. M. d'UlsterZc zijn naar Meluu alle drie. Mme. -do Labranche Maai' ik kan daar niet blijven 't is te koudl André (ter zijde) Ze is niet voor haar pieizier uit, die dikkerd. (Luid) Nu, mevrouw, als u 't verlangt, ik zal het beproeven. Vava (zacht tot André)Dat zal iet meevallen! (Zij lacht weer). Mme. do Labranche (de armen uit strekkende naar André)Ik ben ge reed, monsieur Labouilie. Andró nader zonder enthousiasme, laadt bet vrachtje op zijn rug en de poneert zijn lieven last in de auto van den markies) Mme. dc Labranche: Duizend maal dank. Komt u er niet in, mon sieur Labouilie? (André schudt het hoofd Zooals u wil. (Tot Vera) Breng meneer naar je zusters. -Vava Ja, tante. Andre Dus dte dames zijn uwe zusters? Vava Ja, meneer. André: Ik dacht dat ik een an deren naam Vava: Juist. Mijn zusters zijn dochters van den eersten echtgenoot van mama. André: O zool En is mevrouw uw moeder hier niet? VavaWel neen. AndréEn u ging naar Fontai» nebleau? VavaNeen, we gaan voor veer tien dagen naar Nizza. André: Wel, evenals ik (Op zijn beurt hoffelijk)Dan feliciteer ik mij te eer. dat mevrouw uwe tante de goedheid had. me in de sloot te rijden we kunnen nu elkaar in Nizza ont moeten en er aangename oogenblik- ken doorbrengen althans ik I Vava - —-Ja, maar wij gaan niet daarheen om ons te amuseeren... Het is voor een huwelijk. AndréU zegt? En met wien? VavaDat is juist de puzzle. Wo zullen hem, heel bij toeval, ontmoe ten, en hij hij weet niet. dat hij ons zal aantreffen. (Na een wijle.) Dat moet een uilskuiken zijnl AndréWaarom? (Hij lacht op zij-n beurt Vava: Nu, ten eerst© omdat hij huwen wil. Andreé (meer opgewekt)*- Dua u ie niet voor het huwelijk? Vava Voor een man is 't allicht een bêtise, vind ik. AndréEn hoe heet die gelukki ge? Vava Mij onbekend. Maar de anderen weten er meer van. Wat ik weet, is alleen dat hij twee millioeu mee ten huwelijk brengt. André (opziende)Twee mil- lioen? Vava - Nu 't zijn niet de zilver mijnen van Peru, maar-toch AndréU is zeker heel rijk, ma demoiselle Vava? Vava Ja, noem me maar bij mijn bijnaam. Ik? 'k Bezit geen sou (Zij lacht.) Maar mijn zustere hebben het fortuin van haar vader, 't Houdl op met zacht te sneeuwen. En 'k be gin honger te krijgen, zeg? AndréHebt ge een goeden eet lust? Vava Dat zou 'k meenen! AndreDus u eet, ate u hongef heeft? 1 Vava Natuurlijk 1 André: Dat is juist zeldzaam! een jonge dame, die eet als ze honger heeft! Vava Ja, jo, ik ben wat wonder lijkMaar mijn zusters roepen ons. Etea •- Dat is afschuwelijk, die sneeuw 1 Als mon de riituigen tonmin-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1914 | | pagina 13